I demonstratieproject herindeling stedelijk gebied gemeenten Eindhoven en Rijswijk
I I
sociaal-economische aspekten
II I I I I
fasel
enquête bedrijven en instellingen 1978
I 1 I I I I
CIMK i
vorkoa 74734
volk snuit w i t i n g on ruimtelijk* I v. • > • msrtslasn 85 i haag: voorlichting 0 7 0 - 2 6 4 2 0 1 t»t. 2 9 8 2
stadhuisplein 1 voorlichting 040-44 83 8 5
^
rrijswijk Mrtaan 2 rijs wijk: voorlichting 070-04 9 3 31 tst. 254
im
Wwtd
sociaal-economische aspekten fasel
enquête bedrijven en instellingen 1978
BIBLIOTHEEK Hoofddirectie Waterstaat Koningskade 4
Postbus 20906 2500 EX 's-Gravenhage Tel. 0 7 0 - 7 4 5 745
d J03ó>
Adviseur.- dr R.G. Bout
augustus 1979
Adviesrapport afdeling Planologie van het Centraal Instituut M i d d e n - en Kleinbedrijf OSDORPPLEIN 4 A M S T E R D A M * TELEFOON: (020)100871
INHOUDSOPGAVE
Pagina
Voorwoord van de voorzitter van de Stuurgroep Verkeer en Vervoer Algemene inleiding onderzoek."demonstratieprós»;!?- ?;; jecten Samenvatting onderzoek:bedrijven en instellingen
I t/m XI
Inleiding onderzoek sociaal-economische aspecten
1
Opzet en. uitvoering enquête bij: bedrijven en instellingen (vooronderzoek) > • . Rapportage enquête bij bedrijven en:.instellingen (vooronderzoek) , .-•''•" 1. Typering van de in de herinrichtingsgebieden Eindhoven en Rijswijk aanwezige bedrijven en instellingen 1.1. Gekozen locatie-indeling in Eindhoven en Rijswijk 1.1.1. Locatie-indeling Eindhoven , 1.1.2. Locatie-indeling Rijswijk
7 v
11 12 13 15
-1.2. Globale beschrijving van de in de herinrichtingsgebieden voorkomende bedrijven en instellingen 1.2.1. Herinrichtingsgebied Eindhoven 1.2.2. Herinrichtingsgebied Rijswijk 1.2.3. Overeenkomsten en verschillen tussen de beide herinrichtingsgebieden
26
1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.3.3.
Niet-locatiegebonden kenmerken van de vestigingen Particuliere en overheidsbedrijven Juridische organisatievorm Filiaalvorming
31 31 31 32x
1.4. Locatiegebonden kenmerken van de vestigingen 1.4.1". Nevenbranche - nevenfunctie 1 „ 4 „ 2. Vestigingsperiode ' ' 1.4.3. Bedrijfsvloeroppervlak en de voor publiek toegankelijke ruimte ... 1.4.4. Verhouding v.v.o. - b.v.o. 1.4.5. Personeelsbestand 1.4.6. Eigendomsverhoudingen bedrij f spa'nd
32 33
2. Het functioneren van de bedrijven en instellingen in de herinrichtingsgebieden 2.1. Investeringen bij de bedrijven en instellingen in verleden en toekomst 2.1.1. De investeringen 1970 t/m 1977
16 17 21
34 34 38 38 40 4142 42
Pagina Investeringsplannen voor de toekomst , 43 Bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing 44 Oordeel van de respondenten over een aantal aspecten van hun bedrijf 44 Parkeergelegenheid 45 Bevoorradingssituatie 47 ; Grootte bedrijfsruimte en standing 48 Het bedrijfseconomisch functioneren van de vestigingen ,49 Omzetten en vloerproduktiviteiten 1977 49 Rentabiliteitsklassificatie 1977 59 Omzetverloop 1975-1976-1977 61 Bezoekersaantallen 1977 bij instellingen en kantoren 63 Oordeel van de respondenten over het bedrijfsresultaat 64 Oordeel van de respondent over het effect van de herinrichtingsmaatregelen op zijn onderneming 65
BIJLAGEN Bijlage I
Toelichting op de bij het onderzoek betrokken bedrijven en instellingen,
Bijlage II
Overzicht van de tot de onderscheiden sectoren van het bedrijfsleven behorende soorten vestigingen
Bijlage III
Lijst van in de rapportage gebruikte begrippen en afkortingen
Bijlage IV
Enquête bedrijven en instellingen
Bijlage V
Brief aan bedrijven en instellingen in de herinrichtingsgebieden Eindhoven en Rijswijk
Bijlage VI
Toelichting op statistische toetsing locatieverschillen
Bijlage VII
Voor de berekening van-normatieve omzetten 1977 gebruikte gegevens in de detailhandel
Bijlage VIII
Voor de berekening van normatieve omzetten 1977 gebruikte gegevens in de sectoren horeca en publiekverzorgend ambacht
Bijlage IX
Tabellen en kaarten. De bij dit rapport behorende basistabellen en kaarten zijn afzonderlijk gebundeld
VOORWOORD Zowel in de Verstedelijkingsnota (deel 2d van de derde nota Ruimtelijke Ordening, 1975) als in het Meerjarenplan Personenvervoer 1976-1980, alsmede in het Beleidsplan voor Verkeersveiligheid (1975) zijn, met het doel de verkeersleefbaarheid te verbeteren, twee experimenten.tot herindeling van stedelijke gebieden aangekondigd. De herindeling van het stedelijk gebied, vindt plaats in verkeersruimten en verblijfsgebieden, waarbij met behulp van pakketten van maatregelen van verschillende zwaarte zal worden getracht de herinrichting van die gebieden gestalte te geven. Voor het ontwikkelen en uitvoeren van deze experimenten is onder de Stuurgroep Verkeer en Vervoer een projectorganisatie tot stand gekomen, bemand door vertegenwoordigers van de Ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Economische Zaken en van Cultuur, Recreatie en Maatschappe-' lijk Werk.' De kosten van de herinrichtingen alsmede' van het begeleidende voor- en naonderzoek zullen ieder voor de helft door de twee eerstgenoemde departementen worden gedragen. Na een diepgaande beoordeling van de door 22 gemeenten ingezonden herinrichtingsgebieden werden de gemeenten Rijswijk en Eindhoven als experimenteergemeenten aangewezen. Getracht zal worden hier met behulp van voor- en naonderzoek de in het kader van de projecten getroffen maatregelen te evalueren. ' De belangrijkste doelstelling van het onderzoek is: 'het door middel van metingen en enquêtes vóór en na.de herinrichting vastleggen van de effecten van deze herinrichting en van de verschillen in effectiviteit tussen de pakketten van maatregelen van ongelijke•zwaarte.' Het hiertoe opgezette onderzoekprogramma bevat een zo groot aantal aspecten dat vijf onderzoekgroepen in het leven werden geroepen, te weten: -
verkeerscirculatie verkeersveiligheid milieuhygiëne sociaal-economische aspecten gebruik en beleving openbare ruimte
\
/
Het vooronderzoek vond plaats in het najaar van 197 7 en , gedurende verschillende perioden in de loop van 1978. Het voorliggende rapport bevat de rapportage van het vooronderzoek inzake de enquête bij bedrijven en instellingen van de onderzoekgroep sociaal-economische aspecten , (O.S.E.) De voorzitter van de Stuurgroep Verkeer en Vervoer
ir. G.H.A.Hoogenboom
Algemene inleiding onderzoek demonstratieprojecten De huidige verkeers- en vervoerproblemen worden voor een groot deel veroorzaakt door het toenemend autobezit en -gebruik. De kern van deze problemen is gelegen in het disproportioneel aandeel in het ruimtebeslag van het autoverkeer, de toenemende onveiligheid van het langzaam verkeer, zowel qua verkeersongevallen als qua beleving van de verkeersonveiligheid en de vergroting van de aantasting van het milieu.. Deze problematiek doet zich het sterkste voelen in de steden, vanwege de hoge concentratie van zowel rijdende als stilstaande voertuigen op de toch al schaarse beschikbare ruimte. De verkeersfunctie;gaat steeds sterker de andere stedelijke functies belemmeren. Het multifunctionele karakter dat vanouds de straat'ken- . merkte is verdwenen. De voetgangers zijn evenals de fietsers de meest kwetsbare groepen verkeersdeelnemers. In de demonstratieprojecten herindeling stedelijk gebied wordt het beleid, dat gericht is op de verbetering van de verkeersleefbaarheid, gestalte gegeven door een herindeling van het gebied in verkeersruimten en verblijfsgebieden. In de verblijfsgebieden hebben andere functies dan die van het verkeer voorrang. In mei 1976 werden alle gemeenten met meer dan 50.000 inwoners door de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening uitgenodigd, hun belangstelling voor het project ter. kennis van de Stuurgroep Verkeer en Vervoer te brengen. De belangrijkste voorwaarden waaraan de aangeboden gebieden in ieder geval moesten vol'doen waren: - het gebied diende een grootte te hebben van ca. 100 ha; - de verkeersintensiteiten van-het autoverkeer.ëri het sluipverkeèr'moesten zodanige', problemen gevend ;dat de Verkeersleef baarheid belangrijk verbeterd kan worden; • -' naast de woonfunctie moesten ook andere functies in het gebied voorkomen (scholen, buurtwinkels en andere vormen van bedrijvigheid);
i
In deze inleiding wordt een korte karakteristiekenbeschrijving gegeven van de uiteindelijk gekozen gebieden in Rijswijk en Eindhoven. Het Rijswijkse gebied (zie kaart R la) omvat de wijken OudRijswijk (de oude dorpskern), Cromvliet, Leeuwendaal, Bomenbuurt en Te Werve-Oost. Het aantal inwoners bedraagt ca. 14.000. Het gebied wordt aan twee zijden begrensd door water (Schièkanaal en Trekvliet) en doorsneden door enkele belangrijke verkeers aders. De wegen verwerken voor een groot deel doorgaand verkeer dat van en naar de gemeente Den Haag gaat. De verkeersdruk op het gebied moge blijken uit de spitsuurintensiteiten van ca. 5000 en 2000 mvt/uur op respektievelijk Haagweg en Geestbrugweg. Het spreekt haast vanzelf dat, daar deze stedelijke wegen niet op dergelijke intensiteiten berekend zijn, grote problemen ten aanzien van verkeersleefbaarheid ontstaan. In woonstraten komt veelal sluipverkeer voor en op de verkeerswegen ondervindt met name het openbaar vervoer veel hinder van de optredende congestie. Ook het parkeren vormt in vele woonstraten een probleem voor het gebruik van de ruimte ten behoeve van andere doelen. De woondichtheid in het gebied bedraagt ca. 130 inw./ha, waarbij de woonbebouwing voor het grootste gedeelte uit laagbouw bestaat (eengezinswoningen, vaak met voortuin). Scholen en groenvoorzieningen liggen enigszins verspreid, in tegenstelling tot de meeste winkels en kleine bedrijven, die gekoncentreerd in en om het oude centrum zijn te vinden. Het Eindhovense gebied "Stratum" (zie kaart E la) bestaat uit de wijken: Bloemenbuurt, De Roosten, Nieuwe Erven, Kortonjo, Edelweisstraat e.o. en Heistraat e.o. Dit gebied heeft ca. 13.000 inwoners. De begrenzing wordt gevormd door radiale en tangentiale verkeerswegen, terwijl het gebied enerzijds wordt doorsneden door de Rondweg (spitsuurintensiteit ca. 2200 motorvoertuigen per uur) en anderzijds door de radiale Leenderweg (verkeersintensiteit in de spits ca. 2200 mvt/uur). De binnen het gebied gelegen Kruidenbuurt en Kerstroosplein e.o. waren in het kader van renovatiewerkzaamheden reeds opnieuw ingericht. Deze buurten zijn om deze reden buiten het demonstratieproject gehouden. De woondichtheid in Stratum bedraagt ca. 145 inw./ha, het merendeel van het woningbestand is laagbouw (eengezinswoningen, meestal zonder voortuin). Door de schaarse beschikbare ruimte is de erffunktie van de straat op vele plaatsen, vooral door het parkeerprobleem, ernstig aangetast. Scholen, winkels en kleine bedrijven liggen verspreid over het gehele gebied met de kanttekening, dat enige koncentratie
van winkels optreedt langs de wijk- en hoofdwegen. Een van de belangrijkste werkdoelen die in het kader van het demonstratieproject zijn gesteld, is "het komen tot een herindeling en een herinrichting van de openbare ruimte met behulp van pakketten van maatregelen, variërend van eenvoudig tot meer ingrijpend." Deze verschillende pakketten van maatregelen hebben in het project vorm gekregen door binnen de gebieden 3 typen van herinrichting te onderscheiden. Deze typen van herinrichting worden opties genoemd. Teneinde voor het onderzoek duidelijke verschillen tussen deze typen van herinrichting te onderscheiden zijn de volgende hoofddoelen voor de opties 'onderscheiden: optie 1. het weren van het niet-bestemmingsverkeer; optie 2. het weren van het niet-bestemmingsverkeer, alsmede het beperken van de snelheid van het aanwezige verkeer; optie 3. het weren van het niet-bestemmingsverkeer, het beperken van de snelheid van het aanwezige verkeer, alsmede het herinrichten vari;het gebied tot woone r f . .:•'.
Als gedachtenbepaling kan voor de inrichting aan de volgende mogelijkheden worden gedacht. Optie 1 zal tot stand komen met eenvoudige maatregelen (lage kosten), zoals het plaatsen van borden (bijv. eenrichtingsverkeer) , het afsluiten van de straat met behulp van paaltjes, hekjes, bloembakken of het doortrekken van een trottoir. Voor het weren van het niet-bestemmingsverkeer in optie 2 staan in principe dezelfde mogelijkheden ten dienste. Het beperken van de snelheid kan geschieden door het aanbrengen van verkeersdrempels en/of kruispuntplatèaus of het onderbreken van rechtstanden door het laten verspringen van de rijbaan. Dit laatste kan geschieden door het plaatsen van bloembakken of het plaatselijk haaks op de rijrichting laten parkeren. Een kenmerk van optie 2 zal echter zijn dat het bestaande niveauverschil rijbaan - trottoir zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Teneinde de voor optie 3 genoemde doelen te bereiken kan een combinatie van de hiervoor genoemde mogelijkheden worden gebruikt. Deze zullen moeten jpassen in een vorm voor totale
herinrichting (relatief de hoogste kosten) waarbij het aanwezige hoogteverschil rijbaan - trottoir zoveel mogelijk, verdwijnt. In principe, zal deze vorm van inrichting voldoen aan de wettelijk voor het woonerf gestelde minimum eisen. Omdat de rijksoverheid lering wil trekken uit de experimenteerprojecten, is vanaf het begin veel aandacht aan de opzet en uitvoering van het onderzoek besteed. Door de met de begeleiding van de projecten belaste werkgroep is het belangrijkste doel van het aan de projecten verbonden onderzoek als volgt geformuleerd: "het door middel van vóór- en na-onderzoek vastleggen van de (neven)effecten .van de herindeling in en de herinrichting van verkeersruimten en verblijfsgebieden, alsmede de verschillen in effectiviteit tussen de diverse pakketten van maatregelen (opties)." Ten behoeve van het onderzoek is een organisatiestructuur met vijf verschillende onderzoekgroepen tot stand gekomen, te weten: verkeerscirculatie; verkeersveiligheid; milieuhygiëne; sociaal-economische aspecten; gebruik en beleving openbare ruimte. De vijf groepen kregen tot taak een onderzoekbureau/instituut te selecteren en een onderzoekprogramma uit te v/erken. Met de volgende bureaus werden in dit kader overeenkomsten tot het uitvoeren van een vooronderzoek gesloten: DHV, Raadgevend, Ingenieursbüro ' B.V., milieuhygiëne),
(verkeerscirculatie en
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, SWOV (verkeersveiligheid), Centraal Instituut Midden- en Kleinbedrijf, CIMK (sociaaleconomische aspecten), Instituut voor Toegepaste Sociologie, ITS (gebruik en beleving openbare ruimte). Teneinde het onderzoek zo efficiënt mogelijk uit te voeren werd gesteld dat waar mogelijk integraal en gezamenlijk door de verschillende onderzoekgroepen moest worden gewerkt.
De voorzitters van de vijf onderzoekgroepen werden hiertoe verenigd in een Plenaire Onderzoekgroep, onder voorzitterschap van een lid van de Coördinatie Commissie voor het projectGezamenlijke onderzoeken voor verschillende onderzoekgroepen zijn: de huis-enquête; verkeerstellingen; gedragsobservaties. De huis-enquête zou oorspronkelijk in het najaar van 1977 worden gehouden, maar moest om een aantal redenen worden uitgesteld tot het voorjaar van 1978. Voor het enquêtedeel van de groep "gebruik en beleving openbare ruimte" bestond de vrees dat, naarmate de bekendheid van de' bevolking met.de gemeentelijke herinrichtingsplannen groter werd, de "gekleurdheid" (beïnvloeding door anderen) van de antwoorden zou toenemen. Om deze reden werd besloten dit deel van de enquête door het ITS toch in het najaar van 1977 te laten uitvoeren. De enquête van de overige vier groepen werd integraal onder leiding van DHV in het voorjaar van 1978 door de Nederlandse Stichting voor Statistiek uitgevoerd. Overigens werd voor beide enquêtes uitgegaan van dezelfde steekproef, opdat in het na-onderzoek toch êén gezamenlijke enquête kan worden gehouden. De verkeerstellingen voor de groepen verkeerscirculatie, verkeersveiligheid en milieuhygiëne zijn uitgewerkt tot êén gezamenlijk pakket, dat onder verantwoordelijkheid van de groep verkeerscirculatie in het voorjaar van 1978 door DHV is uitgevoerd. Ten behoeve van de gedragsobservaties zijn tussen de groepen verkeersveiligheid, milieuhygiëne en gebruik en beleving openbare ruimte verschillende besprekingen gevoerd, waarin afspraken werden gemaakt, opdat geen "dubbel" werk gedaan zou worden. De doelgroepen en de wijze van uitvoering van de observaties waren echter te verschillend om tot een gezamenlijke aanpak te komen.
/
\
Het totale onderzoekprogramma van de verschillende groepen kan als volgt beknopt worden weergegeven: verkeerseirculatie
- huisenquête. verkeerstellingen, parkeertellingen, snelheidsmetingen, kentekenonderzoek
verkeersveiligheid
- huisenquête (verkeersbeleving) evaluatie-onderzoek black spot-onderzoek gedragsobservaties kosten-baten-onderzoek
milieu-hygiëne
-huisenquête geluids-, trillings- en luchtverontreiniging sonder zoek
sociaal-economische aspecten
- huisenquête enquête bij bedrijven en instellingen
gebruik en beleving openbare ruimte
- huisenquête gedragsobservaties volgen inspraakproces verhuisonderzoek
In de hierna volgende hoofdstukken zijn de resultaten weergegeven van de enquête bij bedrijven en instellingen van de onderzoekgroep sociaal-economische aspecten. De rapportering is opgesteld door dr. R.G. Boutyvan het Centraal Instituut Midden- en Kleinbedrijf. Ter ondersteuning van dit onderzoek is een begeleidingscommissie (onderzoekgroep.O.SiE.) gevormd bestaande uit: drs. P. Klooster ing. P.J. Knepper dhr. R.M.CA. van der Vaart drs. F. Damen drs. L.J. Werkhoven
Rijksplanologische Dienst, voorzitter; Rijksplanologische Dienst, secretaris tot november 197 8; Rijksplanologische Dienst, secretaris sedert november 1978; Ministerie van Economische Zaken; Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf;
drs. ing. G. de Wilde dhr. J. Niggebrugge dhr. W.J. Knopper drs. Th.W.L. van de Laar drs. Th.W.JL. van der Meer drs. A.K. Jonker
Gemeente Eindhoven; Gemeente Rijswijk, tot december 1977; Gemeente Rijswijk, sedert december 1977; Kamer van Koophandel te Eindhoven, waarnemer; Kamer van Koophandel te 's-Gravenhage, waarnemer tot juni 1978; Kamer van Koophandel te 's-Gravenhage, waarnemer sedert juni 1978.
Van de gemaakte opmerkingen en opbouwende kritische kanttekeningen heeft het CIMK een dankbaar en nuttig gebruik gemaakt. Dit laat overigens onverlet dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de volgende hoofdstukken volledig bij het CIMK berust.
I
Samenvatting van de belangrijkste resultaten van de enquête bij bedrijven en instellingen 1978 Algemeen Het onderzoek bij bedrijven en instellingen voorjaar 1978 is een onderdeel van het onderzoek naar de sociaal-economische aspecten in twee experimentele stedelijke gebieden in de gemeenten Eindhoven en Rijswijk. Deze gebieden zijn door de Ministeries van Verkeer en Waterstaat, alsmede van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, aangewezen als demonstratiegebieden, waarin het effect van herinrichtingsmaatregelen (verkeersingrepen) op de verkeerscirculatie, de verkeersveiligheid, de milieuhygiëne, de sociaal-economische aspecten en het gebruik en de beleving van de openbare ruimte zal worden nagegaan. Daartoe is het gebied ingedeeld in verblijfsgebieden en verkeersruimten, waarin verschillende pakketten van verkeersmaatregelen zullen worden uitgevoerd. Deze verschillende gebieden worden verder opties genoemd (optie 1, optie 2, optie 3, optie 4; zie kaarten E/R la) . •• . Het algemene onderzoekschema kan als volgt schematisch worden weergegeven:
uitvoeren van de herinrichtingsmaatregelen
t2 • na-onderzoek}
vaststellen verschillen
1 interpretatie in termen van herinrichtingsmaatregelen Voor de vijf verschillende aspecten, waarvoor men de effecten van de verkeersingrepen wil nagaan, zijn evenzovele onderzoekgroepen in het leven geroepen. De onderzoekgroep sociaal-economische aspecten treedt op als begeleidingscommissie van het C.I.M.K., dat per overeenkomst met het Ministerie
II
van Verkeer en Waterstaat in januari 1978 is belast met het vooronderzoek sociaal-economische aspecten. Uit het gepresenteerde onderzoekschema is te zien, dat de rapportage van het onderzoek op tl (vooronderzoek) noodwendig niet meer kan zijn dan een registratie van de situatie. Pas na uitvoering van het na-onderzoek kan worden ingegaan op de algemene vraagstelling van het onderzoek i.c. het vaststellen van effecten van herinrichting. Het vooronderzoek sociaal-economische aspecten bestaat uit twee componenten: 1. Inventarisatie en enquêtering van vestigingen (bedrijven en instellingen) in de herinrichtingsgebieden; 2. Enquêtering van de bewoners van de herinrichtingsgebieden. Dit rapport heeft alleen betrekking op de eerste component. Het verslag van de bewonersenquête zal in een afzonderlijk rapport worden gegeven. Een overzicht van de in het onderzoek betrokken bedrijven en instellingen is opgenomen in bijlage II. Een verantwoording hiervan geeft bijlage I. De bedrijven en instellingen zijn verdeeld in 10 sectoren: Sector 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
detailhandel v.g.m. detailhandel d.o.g. horeca balie ambacht publiekverzorgend (ambacht p.v.) ambacht niet-publiekverzorgend (ambacht n.p.v.) autogebonden bedrijven groothandel/industrie instellingen kantoren
In de begeleidingscommissie is vastgesteld, dat de analyse van de gegevens per sector afzonderlijk zal plaatsvinden en eveneens per herinrichtingsgebied. Dit uitgangspunt wordt teruggevonden in het aan de basis van de verslaglegging liggende tabellenboek. Op grond van de geografische ligging van de verschillende vestigingen is daarnaast een locatie-indeling gehanteerd naar optiegebied en naar het al of niet voorkomen in een (winkel)concentratie. Dit laat-
III
ste bleek slechts voor enkele sectoren zinvol mogelijk, (te klein aantal observaties). Voor een inzicht in deze zaken wordt verwezen naar het in bijlage IX opgenomen kaartmateriaal, respectievelijk kaarten E/R la (optiegebieden) , E/R lb (concentraties) en E/R 2 t/m 5 (ligging vestigingen in het herinrichtingsgebied). De rapportage van het vooronderzoek bedrijven en instellingen is in een tweetal hoofdstukken weergegeven. In het eerste hoofdstuk wordt een algemene typering gegeven van de in de beide herinrichtingsgebieden aanwezige vestigingen. In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op het bedrijfsmatige functioneren van de bedrijven en instellingen, zoals dit kan worden bepaald op grond van objectieve (bijvoorbeeld omzetten) en subjectieve (oordeel respondent) gegevens. In deze samenvatting zal eveneens deze volgorde worden aangehouden. De nummering verwijst naar de hoofdstukken en subparagrafen. Typering van de in de herinrichtingsgebieden aanwezige bedrijven en instellingen Gekozen locatie-indeling Sector 1. v.g.m. 2. d.o.g.
Eindhoven loc. A: vestigingen in concentraties ten noorden van de rondweg (optie 4) loc. B: vestigingen in concentraties ten zuiden van de rondweg (optie 4) loc. C: verspreide vestigingen in optiegebieden (optie 1+2+3) loc. D: verspreide vestigingen ten zuiden van de rondweg (optie 4)
horeca
loc. E: in concentraties voorkomende vestigingen loc. F: verspreide vestigingen
Rijswijk loc. KI: vestigingen in winkelcentrum Herenstraat, voetgangersgebied (optie 2) loc. KI: vestigingen in winkelcentrum Herenstraat verkeersgebied (optie 4) loc. L: verspreide vestigingen in optiegebieden (optie 1+2+3) loc. M: verspreide vestigingen in verkeersgebieden (optie 4) —
IV
Sector ambacht p . v .
Eindhoven zie horeca
Rijswijk l o c . N: in winkelcentrum Herenstraat voorkomende vestigingen l o c . 0: verspreide v e s t i gingen
ambacht n . p . v . l o c . G: verspreide v e s t i gingen in optiegebieden l o c . H: vestigingen in verkeersgebieden groothandel en i n d u s t r i e
overige sectoren
~
l o c . P: bedrijvenstrook Geestbrugkade l o c . L: verspreide v e s t i gingen in pptiegebieden l o c . M: verspreide v e s t i gingen in verkeersgebieden geen l o c a t i e - i n d e l i n g moge l i j k
In herinrichtingsgebieden aanwezige vestigingen naar situering Situering
Eindhoven
1. Concentratie met bovenwijkse functie + gedeeltelijke buurtverzorging
concentratie 01, 02, 03 - t o t a a l 139 vestigingen - ca. 50% detailhandel - ca. 25% andere p . v . - f u n c t i e s - ca. 65% qua oppervlak d e t a i l h a n d e l , winkels groter dan 200 m2 v . v . o . ( d . o . g . )
2. Concentratie: overwegend buurtverzorgend
concentraties 05, 07 - t o t a a l 55 vestigingen - ca. 70% detailhandel - ca. 20% andere p . v . - f u n c t i e s
Rijswijk concentratie 01 (klein s t a d s deelcentrum) - t o t a a l 126 vestigingen - ca. 70% detailhandel - ca. 20% andere p . v . - f u n c t i e s - aanwezigheid g r o t e r e winkels ( > 200 m2 v . v . o . ) -
V
Situering
Rijswijk
Eindhoven
3. Verspreide vestigingen in verkeersgebieden
concentratie 06, 08 (optie 4) - totaal 86 vestigingen - 40-50% n.p.v.-functies - ca. 40% van de kantorensector - ca. 40% van de autogebonden sector - ca. 85% van oppervlak in de sector groothandel/industrie (in 08)
concentratie 03 (optie 4) - totaal 70 vestigingen - ca. 30% detailhandel - ca. 55% n.p.v.-functies (m.n. kantoren, autogebonden sector, n.p.v.ambachten)
4. Verspreide vestigingen in optiegebieden
concentratie 08 (optie 1+2+3) - totaal 101 vestigingen - 'winkeltjes op de hoek' (50% d.o.g., 50% v.g.m.) - veel horeca in optie 2 (rond Gerardus Kerk)
concentratie 03 (optie 1+2+3 - totaal 141 vestigingen - qua typering identiek aan 03 (optie 4)
bedrijvenstrook Geestbrugkade (concentratie 02, optie 3) - totaal 16 n.p.v.-vestigingen - c a . 60% groothandel/industrie - grote bedrijven (gem. b.v.o. 690 m2)
5. Bedrijvenstrook
Voor een meer gedetailleerd overzicht van de in de herinrichtingsgebieden voorkomende bedrijven en instellingen naar sectgr, wordt verwezen naar de basistabellen (tabellenboek) E/R 1, 2, 3, 4 en tabel 1.6 (hoofdstuk 1 ) . Niet-locatiegebonden kenmerken van de vestigingen Het betreft hier meer algemene (nationale) kenmerken van bedrijven en instellingen, die te beschouwen zijn als irrelevant voor de probleemstelling: 1. particulier versus overheid 2. juridische organisatievorm (tabellenboek E/R 4) 3. fïliaalvorming
(tabellenboek E/R 5)
Locatiegebonden kenmerken van de vestigingen Deze kenmerken kunnen verschillen naar situering.
VI
1.4.1. Nevenbranche - nevenfunctie Nevenbranches en -functies komen in alle sectoren voor, waarbij activiteiten anders dan de hoofdbranche of -functie in hoofdzaak bij de detailhandelssectoren voorkomen. 1.4.2. Vestigingsperiode (tabellenboek E/R 6) In beide herinrichtingsgebieden is de vernieuwingsimpuls vrij groot, hetgeen blijkt uit het grote aantal vestigingen na 1970. 1.4.3. Bedrijfsvloeroppervlak en voor publiek toegankelijke ruimte (tabellenboek E/R 7, 10, 11, 12) l_._Detailhandel_v_1gim_i Er bestaan geen duidelijke verschillen tussen Eindhoven en Rijswijk. Het gemiddelde v.v.o. in beide herinrichtingsgebieden bedraagt ca. 50 m2. Ongeveer 80 procent van de winkels is kleiner dan 50 m2 v.v.o. Er blijken geen statistisch significante verschillen in gemiddeld v.v.o. te zijn tussen de onderscheiden locaties (Eindhoven: locaties A, B, C en D; Rijswijk: locaties KI, K2, L, M ) . 2_1_Detailhandel_d_1o_12^ Hetzelfde beeld als bij de v.g.m.-winkels: - geen duidelijke verschillen tussen Eindhoven en Rijswijk; - locatieverschillen statistisch niet significant. Het gemiddelde v.v.o. in beide herinrichtingsgebieden is 140 - 150 m2. 3i_Overi2e_gubliekverzor2§nde_sectoren (sectoren 3, 4, 5) Ook hier treden geen opvallende verschillen tussen Eindhoven en Rijswijk op en blijken verschillen in oppervlakten tussen de onderscheiden locaties bij toetsing niet significant. 4i_Niet-publiekverzorgende_sectoren Hierbij worden grote verschillen tussen Eindhoven en Rijswijk aangetroffen. In Eindhoven zijn er in het algemeen meer kleinere vestigingen (tot 100 m2 b.v.o.) in de sectoren ambachten (n.p.v.), groothandel/industrie en kantoren, terwijl in Rijswijk qua oppervlak grotere vestigingen aanwezig zijn. Voor zover een locatie-indeling is gehanteerd binnen de herinrichtingsgebieden blijken er geen statistisch significante verschillen te zijn. 1.4.4. V.v.o./b.v.o.-verhouding
(tabellenboek E/R 10, 11)
l_i_Detailhandel - geen duidelijke verschillen tussen Eindhoven en Rijswijk;
VII
- bij d.o.g. in het algemeen groter aandeel v.v.o. dan bij v.g.m.; - locatieverschil Eindhoven v.g.m. statistisch significant: verspreide winkels in optiegebieden hebben extreem lage v.v, o./b.v.o.-verhouding 2. Overige publiekverzorgende sectoren - duidelijke verschillen tussen Eindhoven en Rijswijk; - locatieverschillen statistisch niet significant. Personeelsbestand (tabellenboek E/R 8, 10, 11, 12) Geschat wordt dat medio 1978 in Eindhoven 1.685 en in Rijswijk 2.125 arbeidskrachten in de bij het onderzoek betrokken vestigingen werkzaam waren (part-timers voor 1/3 meegerekend) . Het functioneren van de bedrijven en instellingen in de herinrichtingsgebieden Behandeld (1) bedrijfseconomische gegevens (2) subjectieve oordelen van de respondent Investeringen in periode 1970 t/m 1977 (tabellenboek E/R 13, 14, 15a-b) - grote overeenkomsten tussen Eindhoven en Rijswijk - sectoren 1, 2, 3 en 4: in 50 a 60% van de vestigingen investeringen gedaan - sectoren 5 t/m 10 : in 30 a 40% van de vestigingen investeringen gedaan - belangrijkste reden van de investering: interne verbouwing en/of uitbreiding bedrijfsruimte, meestal te zamen met (gedeeltelijke) vernieuwing van inventaris of apparatuur - omvang van de investering: meestal kleine investeringen (minder dan ƒ 30.000) of aanzienlijke investeringen (meer dan ƒ 105.000) - in sector 2 (d.o.g.) heeft de grootste oppervlaktevermeerdering plaatsgevonden - locatieverschillen statistisch niet significant Investeringsplannen
in periode 19 78 t/m 1981 (tabellenboek E/R 16, 17)
- weinig verschillen tussen Eindhoven en Rijswijk - terughoudendheid in investeringsbeleid ten gevolge van onzekerheid over herinrichting blijkt niet
VIII
2.3. Bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing (tabellenboek E/R 18) - in het algemeen vrij geringe geneigdheid tot beide acties - in Eindhoven iets sterkere neiging 2.4. Oordeel respondenten over parkeergelegenheid
(tabellenboek E/R 19)
- publiekverzorgende sectoren hebben groter belang bij de parkeergelegenheid dan overige sectoren - publiekverzorgende sectoren: parkeersituatie in Rijswijk wordt aanzienlijk slechter beoordeeld dan in Eindhoven - locatieverschillen bij publiekverzorgende sectoren: Rijswijk Eindhoven 1. de parkeergelegenheid in locade parkeergelegenheid bij lotie A (de 3 noordelijke concencatie KI + K2 (centrum Herentraties) wordt in het algemeen straat) wordt relatief het het slechtste beoordeeld slechtste beoordeeld door ondernemers in de detailhandel (met name d.o.g.) en publiek2. de parkeergelegenheid in locaverzorgend ambacht; op een tie C (verspreide vestigingen gewone dag geldt dit met name in optiegebieden) wordt in het voor het met de auto bereikalgemeen het beste beoordeeld bare gedeelte (locatie K2) 2.5. Bevoorradingssituatie/oordeel laden-lossen (tabellenboek E/R 20) - Eindhoven lijkt iets gunstiger beoordeeld te worden dan Rijswijk (hoger percentage 'goed') - locatieverschil publiekverzorgende ambachten niet eenduidig te interpreteren 2.6. Grootte bedrijfsruimte en standing (tabellenboek E/R 20) - grootte bedrijfsruimte wordt in Eindhoven en Rijswijk variërend van 50-70% 'goed' beoordeeld (uitzondering Rijswijk: horeca en instellingen ca. 40%) - behoefte aan groter oppervlak: afhankelijk van sector, variërend van 0-30% - standing wordt in het algemeen als goed beoordeeld - in Eindhoven wordt locatie B (buurtverzorgende concentraties ten zuiden van de rondweg) door 3 sectoren relatief slecht beoordeeld
IX
O m z e t t e n en v l o e r p r o d u k t i v i t e i t e n 1.
Detai l h a n d e l :
d e t a i l h a n d e l 1977 ( t a b e l l e n b o e k E/R 2 7 , 2 7 a - b )
v e r g e l ]. j k i n g met a . N e d e r l a n d s e g e m i d d e l d e vloerproduktiviteit 1) b. normatieve v l o e r p r o duktiviteit 2)
loc. B loc. C Eindhoven loc. A a. gemiddeld a. 200% boven gem. a. gemiddeld v.g.m. b b . vestigingen t o t . vestigingen t o t b . vestigingen t o t 50 m2 50 m2 v . v . o . op 100 m2 v . v . o . v .v.o. normatief niveai ;>30% onder ;>30% onder normatief normatief d.o.g.
a. gemiddeld a. ca. 25% boven a. gemiddeld b . vestigingen t o t gem. b. ? 100 m2 v . v . o . b . vestigingen van p> 30% onder 50-100 m2 v.v.o >30% onder normatief normatief l o c . KI + K2
Rijswijk v.g.m.
d.o.g.
a. b. -
bijna 100% boven gem. vestigingen t o t 50 m2 v . v . o . 10-30% boven normatief vestigingen van 51-100 m2 10-30% onder normatief
loc. D a. gemiddeld b . vestigingen t o t 50 m2 v . v . o . ">30% onder normatief a. ca. 55% boven gem. b . vestigingen van 100-200 m2 v . v . o . 10-30% boven normatief
loc. L + M a. ruim 100% boven gem. b . vestigingen t o t 50 m2 v . v . o . 10-30% onder normatief
a. a. b . vestigingen t o t 50 m2 v . v . o . b . vestigingen t o t 50 m2 v . v . o . > 3 0 % onder normatief op normatief niveau - vestigingen van 51-100 m2 v.v.o. 10-30% boven normatief - vestigingen van 101-200 m2 v . v . o . J > 30% boven normatief
1) N e d e r l a n d s e g e m i d d e l d e v l o e r p r o d u k t i v i t e i t e n b e r e k e n d op b a s i s v a n E I M - c i j f e r s 1 9 7 7 : v.g.m. ca. ƒ 9.300 - d . o . g . ca. ƒ 3 . 5 0 0 2) N o r m a t i e v e v l o e r p r o d u k t i v i t e i t e n b e r e k e n d op b a s i s van h u i s v e s t i n g s - en l o o n k o s t e n d i e t e r p l a a t s e z i j n g e c o n s t a t e e r d ; c r i t e r i u m b e d r i j f s r e s u l t a a t i s 25% van b r u t o w i n s t ( z i e t e k s t p a r . 2 . 3 . 1 . 1 en b i j l a g e 7 ) . G e l d t a l l e e n v o o r v e s t i g i n g e n t o t 200 m2 v . v . o . Voor sommige g r o o t t e k l a s s e n v . v . o . g e e n u i t s p r a a k t e n g e v o l g e van gebrek aan g e g e v e n s .
X
2. De omzet 1977 van de winkels in wordt in Eindhoven geschat op ƒ ƒ 96,2 miljoen pure winkelomzet in Rijswijk op f 144,0 miljoen, winkelomzet.
de herinrichtingsgebieden 116,3 miljoen, waarvan (aan particulieren) en waarvan ƒ 116,2 miljoen
3. Horeca-vestigingen en vestigingen ambacht p.v.: vergelijking met normatieve omzetten 1 ) . Eindhoven v.v.o. tot 50 m2 v.v.o. 50-99 m2
Rijswijk
horeca
op normatief niveau
ambacht p.v.
10-30% onder normatief
10-30% onder normatief op normatief niveau
10-30% onder normatief 10-30% onder normatief
1) op analoge wijze bepaald als bij detailhandel 2.8. Rentabiliteitsclassificatie 1977 (sectoren 1, 2, 3, 5) Uit tabellenboek tabel E/R 30, waarin de individuele vestigingen in rentabiliteitsklassen zijn verdeeld, blijkt behalve de algemene uitspraken over omzetten (respectievelijk vloerproduktiviteiten), zoals hiervoor in 2.7 gegeven, dat er een grote variabiliteit in rentabiliteit van de vestigingen bestaat; b.v. bij d.o.g.-winkels in het centrum Herenstraat (Rijswijk), als groep genomen duidelijk boven normatief draaiend, bevinden zich wel degelijk vestigingen die op bedrijfseconomische criteria als slecht getypeerd moeten worden. 2.9. Qmzetverloop detailhandel 1975-1976-1977 (tabellenboek E/R 29) Via een vergelijking met het Nederlandse gemiddelde (v.g.m.: + 17%, d.o.g.: + 23%) blijkt het volgende: loc. D Eindhoven loc. A loc. B loc. C volgt gemiddelde boven gemiddelde boven gemiddelde boven gemiddelde v.g.m. trend trend trend trend d.o.g. volgt gemiddelde volgt gemiddelde sterke groei van teruggang in trend Rijswijk
trend
loc. K1+K2
de omzet
de omzet
loc. L + M
v.g.m.
iets boven gemiddelde trend
blijft achter bij gemiddelde trend
d.o.g.
iets boven gemiddelde trend
in locatie L sterke groei van de omzet
XI
2.10. Bezoekersaantallen 1977 bij instellingen en kantoren Gezien het heterogene karakter van deze sectoren krijgen de gegevens over de bezoekersaantallen pas betekenis in vergelijking met het na-onderzoek. Grote verschillen tussen Eindhoven en Rijswijk zijn te verklaren op grond van verschillen in samenstelling van de sectoren. 2.11. Oordeel respondenten over het bedrijfsresultaat (tabellenboek E/R 24) - in de publiekverzorgende sectoren wordt in Rijswijk in het algemeen een iets gunstiger oordeel gegeven - het subjectieve oordeel is in het algemeen positiever dan de objectieve beoordeling van de bedrijfsresultaten zou doen vermoeden 2.12. Oordeel respondenten over het effect van herinrichting op zijn bedrijf /instelling (tabellenboek E/R 21, 22, 23', 25) - een groot aantal respondenten is in het tijdvak waarin de enquête werd afgenomen nog niet bekend met de te nemen maatregelen (Eindhoven 30-70%; Rijswijk 20-50%) - het oordeel over verkeersaspecten (parkeren, bereikbaarheid, laden-lossen) is over de gehele lijn uiterst negatief - het oordeel over de omzetten (respectievelijk bezoekersaantallen) is sterk afhankelijk van de betrokken sector: verkeersafhankelijke sectoren verwachten meer negatieve effecten dan de minder verkeersafhankelijke
\
1
Inleiding onderzoek sociaal-economische aspecten De experimentele projecten Eindhoven en Rijswijk zijn vanaf het begin opgezet om via onderzoek op systematische wijze te kunnen vaststellen wat het effect is van zekere verkeersmaatregelen (herinrichting) op verschillende aspecten van het leefmilieu. Er werden 5 aspecten onderscheiden (verkeerscirculatie, verkeersveiligheid, milieuhygiëne, sociaal-economische en gebruik/beleving openbare ruimte), voor elk waarvan een afzonderlijke onderzoekgroep werd opgericht. De onderzoekgroep sociaal-economische aspecten {0.3.E.), waarvan de samenstelling reeds eerder werd vermeld, is reeds medio.1976 in overleg getreden met het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (CIMK), afdeling Planologie, om tot een onderzoekopze't te komen. In een eerste onderzoekopzet van het CIMK d.d. 14. april 1977 worden de volgende pijlers van het onderzoek onderscheiden, die zowel betrekking op het vóór- en na-onderzoek hebben: 1. Inventarisatie en enquêtering van alle in het onderzoek voorkomende (commerciële en niet-commerciële) bedrijven en instellingen. De enquête dient inzicht te verschaffen in het bedrijfseconomisch functioneren van de vestigingen en tevens in de mening van de respondenten over de (verkeers)situaties van hun vestiging en de herinrichtingsmaatregelen. 2. Enquête onder de bewoners. Het onderzoeken van het consumentengedrag (in meest ruime zin) van de bevolking via • een steekproefgev/i j ze enquêtering van de bewoners van de herihrichtingsgebieden. 3. Passantenenquête. Via een passantenenquête de reikwijdte van de economische functies bepalen. Op 19 december 1977 bracht het CIMK een offerte uit voor het onderzoek, in grote lijnen, gebaseerd op bovenvermelde onderzoekelementen met dien verstande dat: - de door het CIMK te stellen vragen aan de bewoners van de herinrichtingsgebieden onderdeel zouden zijn van een algemene huisenquête voor de vijf verschillende onderzoekgroepen gezamenlijk; - de passantenenquête om budgettaire redenen was vervallen.
/
2
Deze offerte resulteerde in januari 1978 in een opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (directie Verkeersveiligheid) aan het CIMK,'tot uitvoering en rapportering van het vooronderzoek inzake de sociaal-economische aspecten van de herinrichting van de stedelijke gebieden, aangewezen in de gemeenten Eindhoven, en Rijswijk. Vrij snel hierna werd gestart met de inventarisatie en de enquête onder bedrijven en instellingen, die onder supervisie van het CIMK mondeling werd afgenomen door het Bureau voor Dataverzameling P. Govers te Boxtel. In dezelfde periode werd door de Nederlandse Stichting voor Statistiek begonnen met de huisehquête. In het volgende zal in algemene termen nader worden ingegaan op het onderzoek sociaal-economische aspecten. > Volgens de discussienota onderzoekopzet van de door de overheid ingestelde onderzoekgroep' ter""begeleiding van de demonstratieprojecten is de doelstelling van het onderzoek: - het opstellen van aanbevelingen voor de wijze van her-, indeling van stedelijk gebied in verkeers- en verblijfsgebieden en de wijze van herinrichting binnen deze gebieden vanuit het oogpunt van sociaal-economische aspecten -. Hier kan ook verwezen worden naar de formulering zoals die is gebruikt in de bij dit rapport opgenomen "Algemene inleiding bij het onderzoek demonstratieprojecten" nl.: - het door middel van vóór- en na-onderzoek vastleggen van de (neven)effecten van de herindeling in en de herinrichting van verkeersruimten en verblijfsgebieden -. Voor wat betreft de sociaal-economische aspecten worden hiermee bedoeld de (neven)effecten van herinrichting op het functioneren van de in de herinrichtingsgebieden aanwezige bedrijven en instellingen. In het "Tweede concept onderzoekvoorstel sociaal-economische aspecten demonstratieprojecten herinrichting stedelijke gebieden Eindhoven en Rijswijk" (25-1-1977) wordt ingegaan op de moeilijkheden die ontstaan bij het interpreteren van eventueel geconstateerde verschillen in resultaten in het vóór- en na-onderzoek. Deze verschillen kunnen niet zonder meer aan specifieke herinrichtingseffecten worden toegeschreven. In de periode tussen het vóór- en naonderzoek (waarin de herinrichting wordt uitgevoerd) zullen namelijk autonome veranderingen kunnen optreden (veranderingen die dus ook zonder herinrichting zouden optreden)
3
Zo zal mogelijk de bevolking teruglopen, de gezinssamenstelling zal mogelijk veranderen, bedrijven worden opgeheven, nieuwe bedrijven vestigen zich e.d. Daarnaast kunnen mogelijk de effecten van de herinrichting betrekkelijk klein zijn ten opzichte van de autonome ontwikkeling. De kans dat men effecten aan de herinrichting toeschrijft is onder die omstandigheden groot. Tevens dient bij de evaluatie van de uitkomsten van .het vóór- en na-onderzoek te worden bedacht dat de projecten in Eindhoven en Rijswijk in feite case-studies zijn waarvan de resultaten niet zonder meer veralgemeniseerd kunnen worden. Het 'onderzoekschema (zoals dat voor alle onderzoekgroepen geldt) is op de volgende wijze schematisch in de tijd weer te geven: realisatie herinrichting
••
voormeting
tl
/
nameting
t2
Op tl wordt het onderzoekgebied doorgelicht op het sociaal-economisch functioneren (inventarisatie + enquête bedrijven en instellingen, huisenquête). Op t2, minimaal \ jaar na beëindiging van de realisatie herinrichtingsmaatregelen, geschiedt dit nogmaals, bij voorkeur in dezelfde periode (dus voorjaar) waarbij in de beide enquêtes dezelfde of identieke vragen worden gesteld. Verschillen in de gemeten aspecten op tl en t2 worden veroorzaakt door: 1. algemene (landelijke)- ontwikkelingen; trends, bijv. wijzigingen • in de bestedingen; inflatie. 2.. autonome (specifieke) ontwikkelingen in het herinrichtingsgebied; veranderingen in aantal en samenstelling van vestigingen. 3. ingrijpende (specifieke) ontwikkelingen in de directe omgeving van het herinrichtingsgebied, bijv. de vesti- ' ging van een grootwarenhuis in Eindhoven-Centrum. 4. eventuele herinrichtingseffecten.
4
In een vroeg stadium is daarom bij de onderzoeköpzet veel gesproken over controlegebieden. Om praktische en budgettaire redenen is hier echter van afgezien, met name omdat (een)^ verge;lijkba(a)r4e)-:controlegebied (en) niet te vinden is (zijn). Dit betekent echter wel dat de waarnemingen op t2 moeten worden.gecorrigeerd, teneinde de zuivere herinrichtingseffecten te kunnen indiceren. Dit geldt met name voor de harde gegevens (meetbare gegevens) zoals bevolkingsaantallen, oppervlakte van de vestigingen, omzetgegevens. Bij een experiment zoals bedoeld met de demonstratieprojecten, zou het onderzoektechnisch het meest wenselijk zijn hypothesen te formuleren, dat wil zeggen bepaalde verwachtingen over de richting van het effect, die dan via een vergelijking van tl en t2 getoetst kunnen worden. Er is echter heden ten dage weinig bekend over het effect van zekere verkeerstechnische ingrepen (herinrichting) op het sociaal-economisch functioneren, reden uiteraard ook waarom het demonstratieproject is opgezet. De in het kader van het demonstratieproject verrichte literatuurstudie (Ervaringen met herinrichting van Stedelijk gebied - stageverslag H. Maassen, mei 1977) leverde weinig op, zeker ten aanzien van de sociaal-economische aspecten. Enkele min of meer evidente zaken ontleend aan dit verslag: 1. auto-gebonden bedrijven (garages, benzine-pompen, verhuurbedrijven) zijn het meest afhankelijk van de verkeerssituatie. Voor deze categorie kan de hypothese worden gesteld dat, mits goede bereikbaarheid met de auto niet nadrukkelijk wordt gehandhaafd, de omzetten zullen dalen. 2. groothandel, industrie, kantoren en opslagplaatsen zullen, indien de bereikbaarheid (met name vrachtwagens) wordt gewaarborgd, geen negatieve effecten van de herinrichtingsmaatregelen ondervinden. 3. detailhandel: Het oordeel van de winkeliers over herinrichting loopt uiteen. Soms positieve reacties, soms negatieve, hoogstwaarschijnlijk afhankelijk van de specifieke verkeersingrepen en locatie van de vestiging.
5 -
Inmiddels is verschenen een studie van prof. dr. J. Buit over de repercussies van het verkeerscirculatieplan Groningen voor binnenstadsbedrijvén en binnenstadsmilieu (Geografisch en Planologisch Instituut, afdeling Planologie V.U., Amsterdam, januari 1979). Hieruit zijn wellicht enige hypothesen te destilleren die, na uitvoering van het na-onderzoek, op t2 getoetst kunnen worden. Dit zal nader bekeken dienen te worden. Hierbij dient echter bedacht te worden dat deze studie: 1. betrekking heeft op de binnenstad Groningen, een duidelijk ander gebied dan de demonstratiegebieden zijn. 2. een verkennend karakter heeft, gebaseerd op onderzoek van een steekproef, zodat resultaten indicatief zijn. 3. betrekking heeft op een pakket maatregelen dat van een (geheel) andere aard is dan de voorgenomen maatregelen in Eindhoven en Rijswijk. Hoe het ook zij, hypothese-toetsende uitspraken, alsmede eventuele duidelijke conclusies over het effect van ingrepen in de verkeersstructuur van de herinrichtingsgebieden, zullen eerst na afronding van het na-onderzoek op t2 kunnen plaatsvinden. Een noodzakelijke voorwaarde hiervoor is dat een gedetailleerde beschrijving van de herinrichtingsgebieden in verkeerstermen (beschrijving van soorten wegen - doorgaand verkeer, fietsroutes e.d. - , inventarisatie parkeerplaatsen, verkeerstellingen, opname bezettingsgraad parkeerplaatsen) en de opgetreden wijzigingen hierin ter beschikking komt. De "verkeersprent" en de "sociaaleconomische prent" zullen dan vergeleken moeten worden om eventuele aan herinrichting toe.te schrijven effecten op het sociaal-economische gebeuren te kunnen interpreteren. Een complicerende factor hierbij die de evaluatie van de onderzoekresultaten, i.c. de verschillen tussen tl en t2, kan bemoeilijken, is de onzekerheid betreffende de haalbaarheid van de optie 3 verblijfsgebieden in Eindhoven. Het ziet er naar uit dat slechts een deel van het volgens het basisplan als optie 3 aangewezen gebied ook daadwerkelijk als woonerf zal kunnen worden ingericht. De consequenties hiervan voor het onderzoek naar de sociaal-economische aspecten zijn op dit moment niet te voorzien. Bij de rapportage van het vooronderzoek is echter uitgegaan
6
/
vari de herinrichting in verblijfs- en verkeersgebieden zoals die in de basisplannen zijn aangegeven. De rapportage betreffende het vooronderzoek sociaal-economische aspecten zal zodoende noodzakelijkerwijs een zuiver beschrijvend karakter hebben. Dit geldt zowel voor de enquête bij bedrijven en instellingen als de huisenquête. In de onderzoekgroep Sociaal-economosche aspecten is dit duidelijk gesteld en is de term "fotografische opname" haar voren gekomen. Deze fotografische opname staat op zichzelf en houdt geen evaluatie in. Tenslotte willen wij dankzeggen aan allen die hun medewerking aan het onderzoek hebben verleend, met name de bedrijven en instellingen, de bevolking en de onderzoekgroep O.S.E.
Opzet en uitvoering enquête bij bedrijven en instellingen (vooronderzoek) Algemeen Nadat het CIMK opdracht was verstrekt tot het uitvoeren <• van het vooronderzoek sociaal-economische aspecten, op basis van het concept-onderzoekvoorstel, zoals dat door de onderzoekgroep d.S.E. was geformuleerd, waren de eerste activiteiten gericht op het opstellen van de enquête voor bedrijven en instellingen en de vragen over de sociaaleconomische aspecten in de huisenquête. De opzet van de vragenlijst bij de bedrijven en instellingen in de beide herinrichtingsgebieden in het vooronderzoek moet worden gezien tegen de achtergrond van vooren na-onderzoek samen. De vragen die op tl gesteld worden moeten ook op t2 gesteld worden op identieke of vrijwel identieke wijze, een en ander aangepast voor het tijdverschil. Zo zal de vraag naar de bedrijfsresultaten identiek zijn op beide tijdstippen, maar bijv. de vraag naar het effect van herinrichtingsmaatregelen (oordeel respondent) op tl een verwachting zijn (maatregelen moeten nog worden uitgevoerd) en op t2 een evaluatie (maatregelen zijn uitgevoerd) . Eventueel geconstateerde verschillen tussen tl en t2 zullen, gecorrigeerd voor autonome ontwikkelingen en algemene trends, een indicatie kunnen geven van het' effect van de herinrichting. Bij onderzoek betrokken bedrijven en instellingen De bij het onderzoek betrokken bedrijven en instellingen zijn onderscheiden in 10 sectoren. sector 1: sector 2: sector 3: sector 4: sector 5: sector 6: sector 7: sector 8: sector 9: sector 10:
detailhandel voedings- en genotmiddelen (v.g.m.) detailhandel duurzame en overige goederen (d.o.g.) horeca balie publiekverzorgend ambacht niet-publiekverzorgend ambacht autogebonden bedrijven groothandel/industrie instellingen kantoren
8
De oorspronkelijk door de gemeenten Eindhoven en Rijswijk verstrekte gegevens uit het bedrijvenregister zijn door het CIMK gecontroleerd via een inventarisatie ter plaatse. Tevens is een aantal geregistreerde bedrijven en instellingen niet in het onderzoek meegenomen. Voor een uitvoerige toelichting op de wijze waarop de oorspronkelijke lijsten zijn "geschoond", zie bijlage I. Een overzicht van de tot de verschillende sectoren behorende soorten bedrijven óf instellingen wordt gegeven in bijlage II. In totaal waren in het vooronderzoek 735 bedrijven en instellingen betrokken waarvan 382 in Eindhoven en 353 in Rijswijk. In Eindhoven zijn hierbij opgenomen enkele vestigingen, die direct aan het herinrichtingsgebied grenzen, maar strikt genomen erbuiten vallen. Dit betreft enkele tot een (winkel)concentratie behorende vestigingen aan de Aalster- en de Heezerweg. Weglaten ervan zou een vertekend beeld over de resterende vestigingen geven, omdat het onlogisch is één zijde van de straat te bekijken en de andere zijde niet, indien deze vestigingen te beschouwen zijn als één geheel (winkelconcentratie) „ De in het tabellen- en kaartehboek' (bijlage JX\ opgenomen tabellen E/R 1 geven een overzicht van het aantal vestigingen, dat bij het vooronder zoek betrokken was, alsmede het aantal respondenten en het aantal respondenten dat financiële gegevens verstrekte. De gegevens zijn verdeeld naar optiegebied (1 t/m 4) en onderscheiden concentraties (Eindhoven 01 t/m 08; Rijswijk 01 t/m 03). De tabellen E/R 2 geven op analoge wijze het bij het onderzoek betrokken (totale) bedrijfsvloeroppervlak weer, alsmede voor de publiekverzorgende sectoren (sectoren 1 t/m 5) de voor het publiek toegankelijke ruimte. Tenslotte wordt met behulp van verschillende kaarten aangegeven welke concentraties van vestigingen zijn onderscheiden (kaarten E/R lb) en waar de verschillende vestigingen in het herinrichtingsgebied zijn gelegen (kaarten E/R 2a-b t/m 5a-b). Opzet van de enquête .bij bedrijven en instellingen In Eindhoven en. Rijswijk zijn uiteraard dezelfde enquêtes gebruikt. Er werden drie soorten enquêtes gebruikt: versie 1: voor sectoren 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 versie 2: voor sector 8 versie 3: voor sectoren 9 en 10
9
Het merendeel van de vragen in. deze 3 versies te weten de. vragen 1 t/m 12 was identiek-. Deze vragen hebben betrekking op: a. algemene gegevens van de vestiging zoals naam, adres, juridische organisatievorm, particulier vs overheid, filiaal, vestigingsjaar, hoofdfunctie (branche) en nevenfunctie (branche),, bedrijfsvloeroppervlakte en eventueel voor publiek toegankelijke ruimte, personeelsbestand. b. investeringen in verleden (periode 1970 t/m 1977), investeringen in toekomst (komende 3 jaar), plannen tot bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing. c. oordeel van de respondent over de vestigingsplaats (7 aspecten), invloed van herinrichting op het functioneren (3 verkeersaspecten). Via de vragen 13 t/m 22 is voor de daarvoor in aanmerking komende sectoren (versie 1; sectoren 1 t/m 7) informatie verkregen over het (bedrijfs)economisch functioneren van de bedrijven: a. financiële gegevens (omzetten en brutowinst, huisvestingslasten, loonkosten). b. oordeel van de respondent over het bedrijfsresultaat afgelopen 2 jaar, het aandeel van de buurtbewoners en het verwachte e'f f eet :vah: herinrichting 'op ;het -.bedrij f sresultaat. Deze vragen zijn niet gesteld aan de sectoren groothandel/ industrie, instellingen en kantoren, enerzijds omdat de verwachting van de werkgroep O.S.E. was, dat financiële gegevens (die in het algemeen toch al moeilijk te verkrijgen zijn) in deze sectoren vrijwel niet ter beschikking zouden kunnen worden gesteld, anderzijds omdat niet te verwachten is dat deze sectoren (sterk) beïnvloed zullen worden door de voorgenomen herinrichting van het gebied (mits uiteraard de noodzakelijke voorwaarden van bereikbaarheid, laad- en losruimte' worden gewaarborgd, waarmee bij de herinrichtingsmaatregelen logischerwijs rekening zal worden gehouden). Bij de groothandel/industrie zijn.daarom alleen de vragen 14 (verwachte effect van herinrichting op de omzet) en 15 (oordeel over bedrijfsresultaat afgelopen 2 jaar) gesteld.
10
)
Bij de instellingenv.en.i.karitoren zijn^in....plaats:'van vragen over de omzetten analoge vragen gesteld over de bezoekersaantallen (vragen 17 t/m 19)-. De volledige enquêtefórmulieren^-zijn öpgënomenVin bijlage IV. Uitvoering van de enquête bij bedrijven en instellingen In het voorjaar van 1978 (april-juni) is gestart met het mondeling enquêteren van de bedrijven en instellingen. Dit enquêtewerk is uitgevoerd in opdracht van het CIMK door het Bureau voor Gegevensverzameling voor Beleidsadviezen Govers te Boxtel. Het bezoek van de enquêteur werd ongeveer een week van te voren aangekondigd via een brief van het CIMK (zie bijlage V ) . Bij weigering of geen gehoor is daarna tenminste nog tweemaal een bezoek gebracht aan de betreffende instelling. Daarnaast is veelvuldig telefonisch geprobeerd een afspraak te maken. Aangezien de beantwoording van de financiële gegevens vaak moeilijkheden opleveren bij het enquêteren (gegevens niet direct bij de hand, gegevens bij boekhouder of accountant) werd in voorkomende gevallen een duplicaat-formulier financiële gegevens (vragen 20 t/m 22) óf achtergelaten óf doorgestuurd naar de boekhouder of accountant, met het verzoek dit alsnog in te vullen. Op deze wijze werd de respons op de financiële gegevens niet onaanzienlijk verhoogd. De respons op de enquête is weergegeven in het volgende overzicht. Eindhoven
Rijswijk
aantal vestigingen
382
353
respons
358 (94%)
334 (95%)
waarvan respons financiële gegevens (sectoren 1 t/m 7)
49%
54%
Gezien de omvang en de diepgang van het onderzoek zijn deze percentages optimaal* te noemen. De medewerking van de bedrijvenen instellingerf was verheugend; .Bij de financiële gegevens dient daarbij bedacht te worden dat een aantal bedrijven geen omzetgegevens kan verstrekken (recente vestiging) en dat de baliesector (i.c. banken) per definitie geen financiële gegevens verstrekken.
11
Hoofdstuk 1. - Typering van de in de herinrichtingsgebieden Eindhoven en Rijswijk aanwezige bedrijven en instellingen Dit eerste hoofdstuk geeft een overzicht en een globale beschrijving van de in de twee herinrichtingsgebieden in Eindhoven en Rijswijk voorkomende bedrijven en instellingen. Bij de presentatie en de analyse van het verzamelde materiaal zal voor zover mogelijk per sektor een verdeling naar lokatie worden gehanteerd (zie paragraaf 1.1.). De weergegeven tabellen en beschrijvingen zijn grotendeels gebaseerd op de bij de bedrijven en instellingen gehouden enquête en "hebben betrekking "op 94% van het totale aantal vestigingen in Eindhoven en op 95% hiervan in Rijswijk. Slechts de tabellen E/R 1, 2 en 2a hebben betrekking op alle aanwezige vestigingen. Voor de samenstelling hiervan is gebruik gemaakt van eigen aanvullende inventarisatiegegevens-. Aan de in dit hoofdstuk beschreven kenmerken kunnen op zichzelf nog geen konklusies worden ontleend over het (bedrij fsekonomische) funktioneren van de betrokken vestigingen. Dit aspekt komt in hoofdstuk 2:aan de orde. Hier gaat het om die"kenmerken van de vestigingen, die als het ware "aan dë buitenkant" ervan gemeten kunnen worden. Het zijn kenmerken als bedrijfsvloeroppervlakte, personeelsbestand, juridische organisatievorm e.d., waarvan er enkele soms verband houden met bedrijfsekonomische aspekten (i.c. omzetten), maar die hier vooralsnog op zichzelf worden beschouwd. Het is zaak deze kenmerken nu op tl (eerste fase van het onderzoek) nauwkeurig vast te leggen, omdat ze naast de verkeerstechnische ingrepen mede een verklaringsgrond kunnen vormen (dit is niet zeker) voor het funktioneren van de bedrijven en instellingen op t2 (tweede onderzoekfase; na herinrichtingsmaatregelen). /
Achtereenvolgens worden de volgende onderdelen besproken: 1.1. Gekozen-..lokatié-indéling..,ih:'..Eindhoven:eh -Rijswijk. 1.1.1. Lqkatie-indeling Eindhoven 1.1.2. Lokatie-indeling Rijswijk 1.2.
Globalevbeschrijving van de in de herinrichtingsgebieden ^aanwezige, bedrijven;,,en:;.instellingen. 1.2.1. Herinrichtingsgebied Eindhoven 1.2.2. Herinrichtingsgebied Rijswijk 1.2.3. Overeenkomsten en verschillen tussen de beide herinrichtingsgebieden
)
12
1.3.
Niet lokatiegebonden kenmerken van de vestigingen.
1.3.1. Soort vestiging (overheid -particulier), 1.3.2. Juridische organisatievorm. 1.3.3..Filiaalvorming. 1.4.
Lokatiegebonden kenmerken van de vestiging
1.4.1. Nevenbranche - nevenfunktie, 1.4.2. Vestigingsperiode.. 1.4.3. Het bedrijfsvloeroppervlak en de voor het publiek toegankelijke ruimte. 1.4.4. Verhouding tussen het voorihet publiek toegankelijke en het totale bedrijfsvloeroppervlak. 1.4.5. Personeelsbestand. 1.4.6. Eigendomsverhouding bedrijfspand. 1.1. Gekozen lokatie-indeling in Eindhoven en Rijswijk Om-het materiaal zoveel mogelijk tot spreken te brengen is getracht de bedrijven en instellingen te verdelen naar hun lokatie in het herinrichtingsgebied. Hierbij is voor zover mogelijk, aangesloten bij de centrale vraagstelling van het onderzoek, i.c. het (indien aanwezig) signaleren van de effekten van de verschillende herinrichtingsmaatregelen op het (bedrijfsekonomische) funktioneren van de diverse vestigingen, Het is duidelijk dat deze eventuele effekten, naast andere invloeden, sterk afhankelijk kunnen zijn van: 1. de aard van het bedrijf of de instelling (verschillen tussen sektoren) 2. de specifieke lokatie van de vestiging (verschillen tussen herinrichtingsgebieden en verschillen tussen het al of niet in een koncentratie van vestigingen aanwezig zijn). Wat het eerste punt betreft, het soort bedrijf of instelling, is overeengekomen, voor fase 1 van het onderzoek, dat het materiaal steeds per sektor afzonderlijk bekeken moet kunnen worden. Dit uitgangspunt legt stringente beperkingen op aan de mogelijke te kiezen lokatie-indelingen.
13
Een strikte analyse naar optiegebied (verschillende herinrichtingsmaatregelen) en naar koncentratie geeft in vele gevallen een te klein aantal waarnemingen per cel, om tot meer algemene tendensen aangevende uitspraken te kunnen leiden. Wat het tweede punt betreft, de specifieke geografische ligging, er bestaan met name verschillen tussen de herinrichtingsgebieden in het aantal en de omvang van koncentraties van vestigingen. Voor het vaststellen van een koncentratie zijn de volgende kriteria gehanteerd: al minimaal 10 detailhandelsvestigingen aanwezig; b) detailhandelsvestigingen en vestigingen van andere publiekverzorgende sektoren nemen minimaal 50% van de gevellengte in beslag. Op deze wijze.zijn in totaal zes koncentraties onderscheiden, waarvan vijf in Eindhoven voorkomen, en ëên in Rijswijk. Daarnaast is in Rijswijk nog een bedrijvenstrook met uitslui- . tend niet-publiekverzorgende vestigingen eveneens als koncentratie aangeduid. Het rekening houden met enerzijds de verschillende optiegebieden (T t/m 4); en anderzijds de verschillende koncentraties resulteerde in de volgende lokatie-indelingen per herinrichtingsgebied. Voor een goed begrip: de lokaties dienen beschouwd te worden als (ruimtelijke) analyse-eenheden. Deze eenheden zijn niet voor alle sektoren te geven en zijn voor Eindhoven en Rijswijk verschillend. 1.1.1. Lokatie-indeling Eindhoven (vgl. tabellen El,2,3 en kaarten E 1) Voor detailhandel (1): ' ^2lSSti§_è
:
koncentraties 01 + 02 + 03 = vestigingen in koncentraties ten noorden van de rondweg; deze koncentraties bevinden zich aan doorgaande verkeerswegen, i
(1) De in eerste instantie onderscheiden koncentratie 04 is een aan de Leenderweg voorkomende aanzet tot een koncentratie, die echter niet volledig aan de genoemde kriteria voldoet en daarom in de presentatie is weggevallen.
14
Lokatie_B .:
koncentraties 05 + 07 = vestigingen in koncentraties ten zuiden van de rondweg;
Lokatie C
:
koncentratie 08, opties 1 +'2 + 3 = verspreide vestigingen in optiegebieden (ten zuiden van de rondweg);
tS^SêÜë-?
;
koncentraties 06 + 08 (optie 4) •= verspreide vestigingen ten zuiden van de rondweg in verkeersgebieden.
Uit de globale beschrijving van het herinrichtingsgebied Eindhoven (paragraaf 1.2.) zal duidelijk worden dat de hier gekozen samenvoeging van koncentraties en/of opties een zinvolle is, omdat de samenstellende delen globaal dezelfde karakteristiek hebben. Bijvoorbeeld: de koncentraties 01,-02 en 03 zijn onderling min of meer vergelijkbaar qua situering in het herinrichtingsgebied en qua samenstelling van sektoren. Voor horeca en publiekverzorgend ambacht: ^2lS§£ië_?
:
(lokatie detailhandel A + B) . = in koncentratie voorkomende vestigingen;
k°]£§tie_F
:
(lokatie detailhandel C + D) = verspreid voorkomende vestigingen.
Voor niet-publiekverzorgend ambacht: ^2lSS£ië_5
:
(lokatie detailhandel C) = in optiegebieden voorkomende vestigingen (verspreid);
^2]SË£ië_2
:
(lokatie detailhandel A + B + D) = in verkeersgebieden voorkomende vestigingen (in koncentraties en verspreid).
Overige sektoren: Geen zinvolle indeling mogelijk (te kleine aantallen).
15
1.1.2. Lokatie-indeling Rijswijk (vgl. tabellen Rl,2,3 en kaarten R 1) Voor detailhandel: Lokatie_Kl
: koncentratie 01, optie 2 = vestigingen in winkelcentrum Herenstraat, voetgangersgebied;
Lokatie K2
: koncentratie 01, optie 4 = vestigingen in winkelcentrum Herenstraat, verkeersgebied;
t2]S§tie_L
: koncentratie 03, optie 1 + 2 + 3 = verspreide vestigingen in optiegebieden;
^2lS5tie_M
:
koncentratie 03, optie 4 = verspreide vestigingen in verkeersgebieden.
De lokaties L en M zijn qua betekenis vergelijkbaar met resp. de lokaties C en D in Eindhoven. Voor publiekverzorgend ambacht: Lokatie_N ^°]Sê^ië_2
: :
(lokatie detailhandel KI en K2) .= in koncentratie Herenstraat voorkomende vestigingen); (lokale detailhandel L + M) = verspreid voorkomende vestigingen.
De lokaties N en O zijn vergelijkbaar met resp. de lokaties E en F in Eindhoven. Voor groothandel en industrie: ^2]SSJrië_£
:
koncentratie 02 = bedrijvenstrook Geestbrugkade;
k23S2£i§_ï;
:
t2]5§tiê_5?
:
koncentratie 03, optie 1 + 2 + 3 = verspreide vestigingen in optiegebieden; . . . C koncentratie 03, optie 4 = verspreide vestigingen in verkeersgebieden.
J
16
Overige sektorerï; Geen zinvolle indeling mogelijk (te kleine aantallen). Bij de verdere beschrijving van het bedrijfsleven in de beide -herinrichtingsgebieden zal steeds worden nagegaan of er statistisch signifikante verschillen bestaan tussen de in verschillende deelgebieden aanwezige vestigingen. Meestal is deze toetsing verricht via een Chi-kwadraattoets (bij kruistabellen), soms met behulp van een variantie-analyse, een en ander afhankelijk van de aard (meetschaal) van het betreffende kenmerk. Op deze plaats wordt opgemerkt dat aan de verschillende lokaties toe te schrijven statistisch signifikante verschillen (signifikantienivo .05) slechts incidenteel optreden. Voor een toelichting op de toetsing zie bijlage VI. Globale beschrijving van de in de herinrichtingsgebieden voorkomende bedrijven en instellingen De tabellen El en Rl geven een totaaloverzicht van de in de herinrichtingsgebieden aanwezige bedrijven en instellingen, in het voorjaar 1978 (periode afname enquête). Vermeld zijn in deze tabellen, per sektor, per onderscheiden koncentratie en per optiegebied, het aantal vestigingen, het aantal respondenten en het aantal respondenten dat bruikbare financiële gegevens verstrekt heeft (i.c. omzetgegevens 1977? sektoren 1 t/m 7 ) . De tabellen E2 en R2 zijn op dezelfde wijze als El en Rl samengesteld, maar vermelden in de cellen het bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) en de voor publiek toegankelijke ruimte (v.v.o. = afkorting van de bij de detailhandel gebruikelijke term verkoopvloeroppervlak) . In de tabellen E/R 2a is voor de beide detailhandelssektoren (v.g.m. en d.o.g.) nog een verdere uitsplitsing gemaakt naar de samenstellende branchegroepen, overeenkomstig de in bijlage 1 gegeven indeling. Tenslotte kan bij het lezen van de tekst gebruik worden gemaakt van het kaartmateriaal; (kaarten: E / R , 1 , 2 , 3 , 4 , 5 ) ' . s , v- •- "..' . .'"•?'•
17 \
1.2.1. Herinrichtingsgebied Eindhoven In Eindhoven zijn 7 koncentraties onderscheiden. Hiervan zijn 01, 02, 03, 05 en 07 echte koncentraties volgens de aangegeven kriteria en 06 en 08 aanduidingen voor verspreid in het herinrichtingsgebied voorkomende vestigingene> In tabel El is te zien dat in optiegebieden voorkomende vestigingen altijd verspreide vestigingen (08) zijn en dus met andere woorden in koncentraties voorkomende vestigingen altijd in verkeersgebieden voorkomen (optie 4 ) . Uit tabel El is onderstaande tabel' 1.1. opgesteld, waarin per koncentratie ondermeer een percentuele verdeling van het aantal vestigingen over de groepen (a) detailhandel ' (sektoren v.g.m. en d.o.g..), (b) overige publiekverzorgende funkties (sektoren horeca, publiekverzorgend ambacht en balie) en (c) overige onderscheiden sektoren, is gemaakt. Deze tabel is een goed hulpmiddel bij.de globale typering van de in de koncentraties aanwezige bedrijven en instellingen. Aantallen en percentages van de in Eindhoven aanwezige vestigingen naar sektor (3-deling) en koncentratie
Tabel 1.1.
1
Sektor
n
k o n c e n t r a t i 03 06 , 05
02
01 O
n
Q.' ' /O
n
"5
n
O
n
Q, "O
e
s 07
08b
. 08a O.
n
"5
n
O. ~0
n
"O
B(a) d e t a i l y handel
23 - 50
32
53
17
52
16
73
14
31
24
71
33-
33
19
"46
||(b) overige • • p.v.T funkties
12
26
16
27
9
27
4
18
10
• 22
7
21
30
30
5
12
11
24
12
20
7
21
2
9
21
47
3
8
38
38
17
42
46. 100
60
100
33
100
21
100
45
100
34
100
101
100
41
100
• (c) overige •
sektoren
•Totaal
I I I I
08 a = verspreide vestigingen in optiegebieden 08 b = verspreide vestigingen in verkeersgebieden,
18
Vervolgens zal nu een globale.beschrijving worden gegeven van de onderscheiden koncentraties, a)' De koncentraties 01, 02 en 03 (Eindhoven)
r
Deze drie koncentraties bevinden zich aan doorgaande-verkeerswegen in het zuidelijk deel van Eindhoven (wijk Stratum} lopend naar het (hoofdwinkel)-centrum. De verschillende koncentraties bevinden zich aan beide zijden van deze wegen. Daarom zijn bij koncentratie 01 (Aalsterweg) en koncentratie 03 (Heezerweg) de vestigingen die strikt genomen niet in het herinrichtingsgebied liggen, meegenomen. Weglaten ervan zou een onvolledig beeld van deze koncentraties geven. Koncentratie 0 2 is de grootste van de drie, en ligt aan de Leenderweg, de belangrijkste doorgaande-verkeersweg, die midden door het herinrichtingsgebied heen loopt. De drie koncentraties liggen tegen het overgangsgebied naar het hoofdwinkelcentrum van Eindhoven aan. Deze situering alsmede de ligging aan doorgaande-verkeerswegen, typeren de koncentraties als koncentraties met een bovenwijkse funktie. We hebben in feite te maken met uitlopers van het centrumgebied. Dit wordt bevestigd door de aanwezigheid van enkele (zeer) grote detailhandelsvestigingen. Dit soort zaken kunnen voor hun grote ruimtebehoefte niet terecht in het centrum (verstoring van een evenwichtige branche-opbouw; hoge huisvestingslasten) en hebben zich gevestigd in meer perifere winkelgebieden, op een zodanige plaats dat ze klanten kunnen trekken uit heel Eindhoven. In tabel 1,2. is een overzicht gegeven van de grotere detailhandelsvestigingen in het noordelijk deel van het herinrichtingsgebied. De meeste grote detailhandelszaken komen voor in de koncentraties 01 en 02. Het gaat om merendeels woninginrichtingszaken.
19
Tabel 1.2.
Overzicht van de grotere detailhandelszaken (^200 m2 v.v.o.) in de koncentraties 0 1 , 02 en 0 3 te Eindhoven
Branchegroep Woninginrichting (keukens I Sport-/kampeerart. Rijwielen Supermarkt . Woninginrichting (kompleet) Woninginrichting (keukens) Bloemen/planten Koelkasten/wasmachines
Totaal
koncentratie
aan-
01
2
01 01 02 02
1 1 1 2
02
2
540
02
1 1
200 335
11
6,780
•• 03 01 + 02 + 0.3
tal
, totaal v.v.o.
1.580
600 2,200
300 1.025
De aanwezigheid van winkels in de hoofdbranchegroep voedingsen genotmiddelen wijst erop, dat de koncentraties naast hun bovenwijkse funktie-ook een buurtverzorgend karakter hebben. Ook qua sektör-samenstelling (tabel 1.1,) vertonen de drie koncentraties onderling dezelfde karakteristiek. Circa 50% van het aantal vestigingen zijn detailhandelsvestigingen; 25% zijn overige publiekverzorgende funkties en de rest wordt ingenomen door de overige sektoren. In totaal bevinden zich in de koncentraties. 01, 02 en 03' 72 winkels met een totaal v.v.o. van ruim 10.600 m 2 . Het aandeel van de 11 grotere zaken bedraagt met bijna 6,800 m2 ca. 64%. Opvallend is het grote aantal horeca-vestigingen, In totaal 21 vestigingen, bijna '50% van alle in het herinrichtingsgebied voorkomende vestigingen in deze sektor. Dit indiceert nogmaals de bovenwijkse funktie van de drie in ,het noordelijk gedeelte van het herinrichtingsgebied gelegen koncentraties.
De koncentraties 05 en 0 7 (Eindhoven) Hier hebben we te maken met twee buurtverzorgende winkelkoncentraties, waarin de detailhandelsfunktie overheerst. Meer dan 70% van het totale aantal vestigingen behoort hiertoe. In koncentratie 05 betreft dit 16 winkels met 1.470 m2 v.v.o.; in koncentratie 07 24 winkels met 2.150 m2 v.v.o. Circa 20% zijn overige publiekverzorgende funkties. Slechts een kleine 10% van de vestigingen behoort tot de niet publiekverzorgende sektoren. Enkele sektoren komen in het geheel niet voor: de auto-gebonden bedrijven en de groothandel/industrie. De vestigingen in koncentratie 05 zijn gelegen aan weerszijden van de winkelstraat (wijkontsluitingsweg) en aan de Roostenlaan. Trekker is hier een supermarkt van 380 m2 v.v.o. Verder bevindt zich in 05 nog een grotere zaak van 280 m2 v.v.o. voor algemeen textiel. Koncentratie 07 is gelegen aan de Heezerweg, grotendeels ten noorden van de kruising met de Korianderstraat, waar zich ook nog enkele vestigingen bevinden, die tot deze koncentratie gerekend moeten worden. De verspreide vestigingen in verkeersgebieden (Eindhoven) Het gaat hier om de "koncentraties" 06 en 08 (optie 4 ) . Koncentratie 0 6 is de aanduiding van de langs de Leenderweg voorkomende (verspreide) vestigingen ten zuiden van de Rondweg. Reeds eerder is vermeld dat de Leenderweg de belangrijkste van de drie doorgaande-verkeerswegen is, wat tot uitdrukking komt in het grote aantal bedrijven en instellingen dat er is gevestigd. Ter hoogte van de kruising met de Gladiolenstraat-Korianderstraat bevindt zich een aanzet tot een koncentratie. Oorspronkelijk was deze als koncentratie 04 opgenomen (korresponderend met de in de huisenquête onderscheiden aankoopplaats), maar omdat niet aan de gestelde kriteria wordt voldaan, is deze hier vervallen. De publiekverzorgende funkties zijn minder goed vertegenwoordigd vergeleken met de echte koncentraties. De niet-publiekverzorgende funkties worden vooral hier gevonden (40%-50% van het aantal, vestigingen). Dit geldt met name voor de kantoren (40%) en de auto-intensieve bedrijven die zich voor een groot deel langs de Leenderweg bevinden (38% van het totale aantal vestigingen). De grotere groothandelsbedrijven en de industrieën worden in 08, optie 4 gevonden; 85% van het totaal oppervlak in deze sektor is hier aanwezig.
21
d) De verspreide vestigingen in,optiegebieden
(Eindhoven}
In de optiegebieden (08, optie 1, 2, 3) bestaat een evenwichtige verdeling over de in tabel 1.1. onderscheiden drie hoofdgroepen van het bedrijfsleven. Veel niet-publiekverzorgende ambachten (bijna 50% van het totaal) worden hier aangetroffen. In de detailhandelssektor treffen we hier dé "winkeltjes op de hoek" aan, evenwichtig verdeeld over de beide hoofdbranchegroepen voedings- en genotmiddelen en duurzame en overige goederen. Het gaat hier om in het algemeen, qua verkoopvloeroppervlak, kleine winkels. Opvallend is het grote aantal horeca-vestigingen in optie 2. Deze bevinden zich (historisch gegroeide situatie) in de omgeving van de St.Gerarduskerk (zie kaart E3)„ Herinrichtingsgebied Rij swijk ' . In het herinrichtingsgebied Rijswijk zijn drie koncentraties onderscheiden. Koncentratie 01 is de relatief grote winkelkoncentratie aan de' Herenstraat en omgeving (Kerklaan tot aan de Julianastraat; Willemstraat.tot aan de Emmastraat; uitlopers aan beide zijden van de Haagwég in noordelijke richting). De kern van dit winkelgebied bestaat uit het oude dorpscentrum, rondom de N.H.-kerk. . In de loop der jaren is dit gebied uitgebreid tot de huidige omvang. Een belangrijk gedeelte van deze koncentratie is voetgangersgebied. Globaal genomen is dit het gedee.lte, wat is aangeduid- als optie 2-gebied. Het overige deel korrespondeert globaal genomen met het verkeersgebied (optie 4: uitloper Herenstraat oostzijde, Willemstraat, Haagweg). Koncentratie 02 is de bedrijvenstrook aan de Geestbrugkade, waar uitsluitend niet-publiekverzorgende sektoren, hoofdzakelijk groothandelsbedrijven en industrieën zijn gevestigd. Koncentratie 03 is geen echte koncentratie, maar de aanduiding voor de verspreid in het gebied voorkomende vestigingen. Analoog aan tabel 1.1. zijn in tabel 1.3.. de vestigingen naar drie hoofdgroepen (detailhandel; overige publiekverzorgende funkties; overige sektoren) ingedeeld per onderscheiden gebiedsdeel.
22
Tabel 1.3.
Aantallen en percentages van de in Rijswijk aanwezige vestigingen naar sektor (3-deling) en deelgebied 1
:
D e e 1 g e b i e d 01
02
optie 2
optie 4
optie 3
n
"5
n
%
n
03
03
01
Sektor
O. "O
optie 1+2+3 optie 4 n-
O.
"5
n
%
(a) detailhandel
60
70
23
57
45
32
19
27
(b) overige p.v. funkties
16
19
10
25
17
12
10
14
(c) overige sektoren
10
12
7
18
16 100
79
56
41
59
Totaal
86 100
40 100
16 100
141 100
70 100
Een tweede tabel, die bij de typering van de onderscheiden koncentraties-dienst kan doen, is onderstaande tabel 1,4. waarin de in het herinrichtingsgebied aanwezige grotere detailhandelszaken zijn opgenomen.
23
Tabel 1.4.
Overzicht van de grotere detailhandelszaken (^.200 m2 v.v.o.) in het herinrichtingsgebied Rijswijk naar branchegroèp en deelgebied
d e e l g e b i e d Branchegroèp
Super/discount Textiel ' Woninginrichting . Bloemen/planten D.h.z./gereedschap Auto-accessoires Totaal
konc. 01 optie 2
konc. 01 optie 4
konc, 03 o p t i e 1,2,3
n v.v.o.
n v.v.o.
n v.v.o.
2 860 ' 2 1.160 1 900 1 600 2 550
8
4.070
konc. 03 optie 4 n
WO
1
375
1
375
250 2
1.60.0.
1
200
3
1.800
.2
3
1.300
1.550
:
Nu.volgt de globale beschrijving van de onderscheiden gebiedsdelen. a) Koncentratie 01 (Rijswijk} Hoewel het oude centrum van Rijswijk in het verleden ongetwijfeld een sterke regionale betekenis heeft gehad, is door de integratie van Rijswijk in de stedelijke agglomeratie Den Haag, de regionale betekenis afgenomen. Enerzijds bevindt zich het moderne en qua omvang grotere Rijswijkse winkelcentrum "In de Boogaard" niet ver van de Herenstraat af, anderzijds bevinden zich grenzend aan het herinrichtingsgebied aan de noordzijde op Haags gebied niet onbelangrijke winkelstraten, die ongetwijfeld de kooporiëntatie op de. Herenstraat e.o. afremmen. Toch heeft het centrum nog een duidelijk bovenwijkse funktie, zoals uit de typering blijkt.
V
24
In totaal zijn er 83 ..detailhandelszaken in de koncentratie aanwezig met een gezamenlijk verkoopvloeroppervlak van ruim 10.000 m2. Met.deze aantallen kan hét centrum getypeerd worden als een (klein) stadsdeelcentrum. Ook de brancheopbouw wijst in deze richting, zoals onderstaande tabel 1.5. leert, die is afgeleid uit tabel R 2a (tabellenboek). Tabel 1.5.
Percentueel aandeel in v.v.o, van de branchegroepen in de hoofdbranchegroep duurzame en overige goederen in het winkelcentrum Herenstraat e.o. Rijswijk 1
Winkelcentrum Herenstraat
6
Winkelcentra van vergelijkbare grootte Nederland 1) 4
1 2 3 4
= = = =
2
4
5
6
7
totaal
24
34
2
5
0
27
100
27
23
6,-
6
11
21
100
schoeisel textiel en konfektie woninginrichting huishoudelijke en luxe artikelen
1) Bron: C.I.M.K.
3
5 = elektrotechnische artikelen 6 = warenhuizen 7 = overige goederen
25
Rekening houdend met het gegeven dat er geen warenhuis in het winkelcentrum Herenstraat aanwezig is, is de brancheopbouw zodanig als men die kan verwachten van een winkelapparaat van vergelijkbare omvang. Slechts de branchegroep woninginrichting heeft met ruim 34% van het aandeel in het . totale v.v.o. een relatief groot ^aandeel. De nadruk op de publiekverzorgende funktie, zoals die door de overheersing van de detailhandelsfunktie naar voren komt, wordt nog eens onderstreept door het aandeel van de overige publiekverzorgende sektoren (balie, horeca, publiekverzorgende ambachten) "die ca. 20% van het totale aantal vestigingen inneemt. Het voetgangersgebied met de uitlopers ervan (optie 2-gebied) vormt het zwaartepunt van het winkelcentrum Herenstraat. De 60 winkels in dit gebied hebben een gezamenlijk v.v.o. van ca. 7.300 m2. Meer dan de helft hiervan wordt ingenomen door de 8 zaken met een v.v.o. groter of gelijk aan 200 m2. Het overige tot de koneentratie gerekende gedeelte (optie 4gebied) bevat 23 winkels met een totaal, v.v.o. van ca. 3.000 m.2. Ook hier blijkt het aandeel van de grotere vestigingen in het totaal v.v.o. aanzienlijk met 1.800 m2 (3 vestigingen).' De verminderde publiek-verzorgende funktie van het verkeersgebied (optie 4) blijkt uit een lager aandeel van de detailhandel in het totaal aantal vestigingen (57%) vergeleken met het voetgangersgebied (70%). b) Koneentratie 02 (Rijswijk) Deze bedrijvenstrook langs de Geestbrugkade telt 16 vestigingen in de niet-publiekverzorgende sektoren. Het merendeel hiervan zijn groothandelsbedrijven en/of industrieën (9 vestigingen) . Het betreft in het algemeen qua oppervlak vrij grote bedrijven met een totaal b.v.o. van ruim 11,100 m2 en een gemiddeld b.v.o. van ruim 690 m2. De perifere lokatie in het herinrichtingsgebied van deze bedrijven en instellingen doet a priori veronderstellen dat-het funktioneren ervan, niet door de .herinrichtingsmaatregelen zal worden beïnvloed, mits uiteraard de bereikbaarheid, ook met zwaar verkeer, gehandhaafd blijft.
26
c) Koncentratie 03, verspreide vestigingen (Rijswijk) De in het herinrichtingsgebied Rijswijk voorkomende verspreide vestigingen in de optiegebieden (optie 1 + 2 + 3 ) en•verkeersgebieden worden hier onder één noemer behandeld, omdat uit de tabellen geen.opvallende verschillen naar voren komen. Tabel 1.3. geeft weer dat de /relatieve verdelingen over de drie onderscheiden groepen sektoren vrijwel . identiek zijn.; ca. 30% detailhandel, bijna 15% overige publiekverzorgende sektoren en ruim 55% niet-publiekverzorgende sektoren. Ook per sektor afzonderlijk bekeken (tabellen R 1,2) blijken .er slechts geringe verschillen, op te treden. De opvallende punten zijn: 1. Kantoren, niet-publiekverzorgende ambachten en autogebonden bedrijven zijn in het algemeen verspreide vestigingen; 2. Een groot deel van de auto-gebonden bedrijven (bijna 50%) vinden we in optie 2-gebieden, dit is de noordelijke strook van het herinrichtingsgebied; 3. In de detailhandelssektor bestaat in de optiegebieden een evenwichtige verdeling tussen v.g.m.-winkels en d.o.g.-winkels. In de verkeersgebieden daarentegen ligt het aksent op de d.o.g.-winkels (ruim 70% van het totaal) . Dit beeld van verspreid in verkeersgebieden voorkomende vestigingen is identiek aan dat van Eindhoven. 1.2.3. Overeenkomsten en verschillen tussen de beide herinrichtingsgebieden In de vorige paragraaf zijn bij de behandeling van de bedrijven en instellingen afzonderlijk per herinrichtingsgebied reeds een aantal aspekten naar voren gekomen, waarin de herinrichtingsgebieden verschillen. Hier worden de belangrijkste overeenkomsten en verschillen nog eens weergegeven.
27
a) In koncentraties voorkomende vestigingen Wellicht het grootste verschil tussen Eindhoven en Rijswijk is te vinden in het aantal en de omvang van de in de herinrichtingsgebieden te vinden koncentraties van bedrijven en iristellingen. In Rijswijk is de koncentratie-opbouw het eenvoudigste. Er is één sterke winkelkoncentratie (met aanvullende publiekverzorgende funkties) in het noordelijk plandeel aanwezig, dat te typeren valt als een (klein) stadsdeelcentrum. Verder vinden we er een bedrijvenstrook, uitsluitend bestaande uit vestigingen in de niet-publiekverzorgende sektoren. ' De situatie in Eindhoven is aanmerkelijk meer komplex. Ten zuiden van de rondweg worden twee buurtverzorgende (winkel)-koncentraties gevonden-en zo men wil.een aanzet tot een derde koncentratie aan de Leenderweg. Ten noorden van de Rondweg vinden we dan nog drie koncentraties langs de verkeerswegen, die een gemengd karakter hebben, dat wil zeggen deels een wijk-(buurt-)verzorgend karakter hebben, deels een bovenwijkse funktie vervullen, b) Verspreide vestigingen De in optiegebieden voorkomende verspreide vestigingen hebben in Eindhoven een andere sektoren-opbouw dan in Rijswijk, in die zin dat het aandeel van de overige publiekverzorgende. funkties (horeca, publiekverzorgend ambacht, balie) in Eindhoven een duidelijk groter aandeel (30%) in het totaal heeft dan in Rijswijk (12%). Vergelijk hiertoe de tabellen 1,1, en 1.3. In de detailhandelssektor blijkt- in beide herinrichtings gebieden dat de zogenaamde "winkeltjes op de hoek", i. c-, de winkels in optiegebieden, ongeveer betrekking hebben op 50% v.g.m.-winkels en 50% d.o.g.-winkels. Dit in tegenstelling tot de verspreid voorkomende winkels in verkeersgebieden, . waar de d.o.g.-sektor overheerst» Verder blijkt in beide herinrichtingsgebieden de niet-publiek verzorgende sektoren in het algemeen tot de verspreide vestigingen te behoren.
i
28
Tot slot van deze subparagraaf geven we nog de volgende overzichtstabel van de in dè. herinrichtingsgebieden te Eindhoven en Rijswijk aanwezige vestigingen, In deze tabel is opgenomen: l 1. het totale aantal vestigingen in het herinrichtingsgebied; 2. het gemiddelde b.v.o. (detailhandel : v.v.o.); 3. het aantal en het percentage van 1. dat in koncentraties voorkomt; 4. het aantal en het percentage van 1. dat verspreid voorkomt; 5. het aantal en het percentage van 4, dat in verkeersgebieden (optie 4) voorkomt.
29
r
Tabel 1.6.
Overzicht van de in de herinrichtingsgebieden aanwezige bedrijven en instellingen naar g e meente, sektor en lokat ie
RIJSWIJK
SEKTOR
EINDHOVEN
1. v.g.m.
totaal 58 vest. gem. v.v.o. : in koncentraties verspreid : w.v. in verkeersgeb, :
54 33 25 10
m2 vest. = 57% vest. = 43% vest. = 40%
totaal 56 vest. gem. v.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb.
: 52 m2 : .25 vest. = 45% : 31 vest. = 55% : 15 vest, =, 16%
2. d.o.g.
totaal 120 vest'. gem. v.v.o. : 140 m2 79 vest. = 6 6 % in koncentraties 41 vest. = 34% verspreid w.v. in verkeersgeb. : 23 vest. = 56%
totaal 91 vestj 133 m2 gem. v.v.o, 58 vest. = 64% in koncentraties 33 vest. = 36% verspreid w.v. in verkeersgeb, : 13 vest.- = 39%
3. horeca
totaal 43 vest. , gem. b.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb.
m2 vest, = 58% vest. = 42% vest. = 39%
totaal 15 vest, gem. b.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb.
totaal 13 vest. 100 rn2 gem. b.v.o. 8 vest. = 62% ,in koncentraties : 5 vest. = 38% verspreid 4 vest. = 80% w.v. in verkeersgeb.
totaal 18 vest. gem. b.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb.
: 228 m2 ; 10 vest, = 56% ; 8 vest. = 44% : 5 vest. = 63%
totaal 37 vest. ' gem. b.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb.
totaal 20 vest. gem. b.v.o, in koncentraties verspreid w.v, in verkeersgeb.
; : ; :
4. balie
5. ambacht p.v.
(
105 25 28 7
: : : :
71 m2. 15 vest. = 41% 22 vest. = 59% 4 vest. = 18%
124 8 7 2
m2 vest. = 53% vest. = 4 7 % vest. = 29%
69 m2 8 vest. = 68% 12 vest. = 33% 2 vest. = 17%
30
r
rabël 1.6.
(vervolg)
EINDHOVEN
RIJSWIJK
6. ambacht
totaal 29 vest. 197 m2 gem. b.v.o. in koncentraties 7 vest. = 24% verspreid 22 vest. = 76% w.v. in verkeersgeb. . 8 vest. = 36%.
totaal 37 vest., gem. b.v.o. : 149 m2 1 in koncentraties : . 7 vest. = 19% verspreid : 30 vest. = 81% w.v. in verkeersgeb.. ; 6 vest. = 20% 1
7. autogeb. bedr.
totaal 21 vest. 608 m2 gem. b.v.o. 6 vest. = 29% in koncentraties : 15 vest. = 7 1 % verspreid 10 vest. = 67% w.v. in verkeersgeb.
totaal 15 vest. gem. b.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb.
513 3 12 3
m2 1 vest. = 20% 1 vest. = 2 0 % vest. = 25% |
8. groothandel/ industrie
totaal 18 vest. gem. b.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb.
m2 vest. = 44% vest. = 56% vest. = 70%
totaal 31 vest. gem. b.v.o. in koncentraties verspreid 'w.v. in verkeersgeb.
768 10 21 8
m2 vest..= 32% 1 vest. = 68% 1 vest. = 38%
9. instellingen
totaal 13 vest. 404 m2 gem. b.v.o. 6 vest. = 46% in koncentraties : 7 vest. = 54% verspreid 1 vest. = 14% w.v. in verkeersgeb. :
totaal 18 vest, gem. b.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb.
; 256 m2 : 5 vest. = 28% . ; 13 vest. = 72% 1 ! 3 vest. = 23%
totaal 30 vest. : 150 m2 gem. b.v.o. 8 vest. = 27% in koncentraties : 22 vest. = 73% verspreid ; 12 vest. = 55% w.v. in verkeersgeb.
totaal 52 vest. gem. b.v.o. in koncentraties verspreid w.v. in verkeersgeb,
: 201 m2 1 : 8 vest, = 18% ; 44 vest, = 82% 1 : 21 vest. = 48% |
3EKTOR
10. kantoren
1056 8 10 7
/
j
31
Niet lokatiegebonden kenmerken van de'vestigingen De hier bedoelde kenmerken zijn algemene kenmerken, die per sekt.br kunnen verschillen, maar primair algemeen (nationaal) geldend zijn. Het gaat om de volgende aspekten van de bedrijven en instellingen (zie vraag lc,d en vraag 2 van de enquête) : 1. partikuliere bedrijven versus overheidsbedrijven (of gesubsidieerd); 2. juridische organisatievorm; 3. filiaalvorming. • -Er blijkt tussen de beide herinrichtingsgebieden vrijwel geen verschil te bestaan op deze punten. Ze zijn niet lokatie-gebonden. Partikuliere- en overheidsbedrijven In Nederland is het bedrijfsleven vooral een partikuliere aangelegenheid. Detailhandel, horeca, ambachtelijke sektor, groothandel/industrie en autogebonden bedrijven zijn in het algemeen (en in de herinrichtingsgebieden) partikulier. Slechts in de sektoren balie, instellingen en kantoren worden gesubsidieerde vestigingen aangetroffen. • (Semi-)overheidsbedrijven komen alleen in de sektor "instellingen" voor. Juridische organisatievorm Uit de tabellen E/R4 (tabellenboek). , waarin een overzicht van de vestigingen naar juridische organisatievorm wordt gegeven, blijkt dat de percentuele verdelingen voor Eindhoven en Rijswijk vrijwel identiek zijn. De meeste eenmanszaken vinden wij bij de publiekverzorgende ambachten, de v.g.m.-vestigingen en de horeca, op de voet gevolgd door de d.o.g.-vestigingen. Het verschijnsel eenmanszaak is een 'typisch kenmerk van het kleinbedrijf. Andere juridische organisatievormen vinden we vooral bij de baliesektor (banken!), die overwegend een B.V.-, N.V.- of CV.-organisatievorm hebben.
/
32
De VOF-vorm. komt in alle sektoren weinig voor. Andere dan de bovengenoemde organisatievormen komen vooral voor bij de instellingen (vanwege uiteraard het (semi-)overheidskarakter en/of het gesubsidieerd zijn) erï in mindere mate bij de baliesektor. Getoetst op lokatieverschillen blijkt alleen in Rijswijk voor de v.g.m.-sektor een signifikant verschil op te treden: in het winkelcentrum Herenstraat komen minder eenmanszaken en meer B.V.-vormen in vergelijking met de lokatiës L en M (verspreide vestigingen) voor. Filiaalvorming De tabellen E/R5 (tabellenboek) zijn eveneens goed met elkaar vergelijkbaar. Evenzo als dit geldt voor de juridische organisatievorm en het al of niet partikulier zijn van de vestigingen, is de filiaalvorming een meer sektorafhankelijk dan lokatie-af— hankelijk verschijnsel (alhoewel waarschijnlijk in iets mindere mate). Zowel in Eindhoven als in Rijswijk zijn de meeste vestigingen enige vestiging en vormen dus geen onderdeel van een groter verband. Een uitzondering is de balie-sektor, waarin de meeste banken (ook wel andere branches) filialen zijn van een grote bankinstelling. Ook bij de groothandelsondernemingen en de industrieën vinden we iets meer filiaalvorming. Lokatiegebonden kenmerken van de vestigingen De nu volgende kenmerken van vestigingen kunnen verschillen per geografisch gebied, hetgeen niet wil zeggen dat er daadwerkelijk verschillen tussen de beide herinrichtingsgebieden zullen worden aangetroffen. Het gaat om de volgende zaken; 1. nevenbranche - nevenfunktie (enquêtevraag 3b); 2. vestigingsjaar (enquêtevraag 5 ) ; 3. grootte - v.v.o. of b.v.o. - (enquêtevraag 4 ) ; 4. personeelsbestand (enquêtevraag 8 ) ; 5. aandeel v.v.o. in het b.v.o. (alleen publiekverzorgende sektor); 6. eigendomsverhoudingen bedrijfspand (enquêtevraag 20al.
33
1.4.1. Nevenbranche - nevenfunktie De laatste jaren is er sprake van een toenemende branche^ vervaging in het midden- en kleinbedrijf, met name in de detailhandel. Het voeren van een afgebakend pakket artikelen op basis waarvan de indeling van de detailhandelsvestigingen in branchegroepen (zie bijlage 1) is ontstaan, wordt steeds meer doorbroken. Daarnaast is in Nederland een situatie ontstaan dat veel eigenaar-ondernemers (eenmanszaken) genoodzaakt zijn, naast hun bedrijfsvoering betaalde nevenwerkzaamheden te verrichten. Dit laatste om in. hun noodzakelijke levensonderhoud te kunnen voorzien. Hoe de (landelijke) situatie precies is, • is onbekend, maar met name is .gebleken dat de (detailhandels) situatie "in, de kleine kernen en stadsvernieuwingsgebieden bepaald niet rooskleurig is. Een indruk van deze verschijnselen in de herinrichtingsgebieden wordt gegeven in onderstaande tabel 1.7. Tabel 1.7.
Percentage vestigingen, dat een nevenbranche of nevenfunktie heeft, alsmede het percentage hiervan anders dan de hoofdbranche of hoofdfunktie per herinrichtingsgebied en naar sektor
Rijswijk
Eindhoven Sektor (= hoofdbranche) 1. 2. 3, .4. 5. 6. 7. 8.
v.g.m. d.o.g. horeca balie amb. p . v . amb. n . p . v . autogeb. groothandel/ industrie 9. i n s t e l l . 10. k a n t o r e n
nevenbranche of -funktie 18 36
. 16 33'. 29 ,4 30 22 33 11
w.v. anders nevenbranche w.v. anders dan hoofdbr. of -funktie dan hoofdbr. 44 '
21
54 -
- 23
-
13 12 4
-" —
7 13 35 25 33
18 45 — — — — — •
—
34
;Hét verschijnsel van de branchevervaging blijkt zich in alle sektoren van het bedrijfsleven vóór te doen, waarbij soms buiten de eigen hoofdbranche, of,-funktie aktiviteiten worden ontplooid. Behalve bij de beide hoöfdbranchegroepen van de detailhandel (v.g.m. en d.o.g.) hebben de percentages in kolom 1 van tabel 1.7 betrekking op (zeer) kleine aantallen, zodat het weergeven van een percentage in kolom 2 weinig zin heeft. In hoeverre de nevenaktiviteiten betrekking hebben op (betaalde) aktiviteiten die geheel los staan van het eigen bedrijf is uit het materiaal als zodanig niet af te leiden. Vestigingsperiode In vraag 5 van de enquête wordt gevraagd naar het jaar waarin het bedrijfspand voor de huidige bestemming in gebruik is genomen. De tabellen E/R6 geven hiervan een overzicht, waarbij het 'materiaal is geklassificeerd naar vestigingsgrootte. Er kan opgemerkt worden dat: 1. de publiekverzorgende bedrijven (detailhandel, horeca, balie, ambacht publiekverzorgend) en de instellingen in Rijswijk in het algemeen langer bestaan dan in Eindhoven (hogere percentages in kolom 1 = vestiging vóór 1950) ; 2. een groot aantal van de horeca-vestigingen en de instellingen in Eindhoven na 1974 gevestigd is (resp. 45 en 33%) . Getoetst op lokatieverschillen blijkt de horecasektor signifikant: het grote aantal recente vestigingen blijken (lokatie F) vooral verspreid voorkomende vestigingen te zijn (met name in optiegebieden zoals nadere analyse leert). Het bedrijfsvloeroppervlak en de voor publiek toegankelijke ruimte De voor bedrijfsdoeleinden in gebruik zijnde (overdekte) oppervlakte is een der belangrijkste kenmerken van een bedrijf. Bij de detailhandel wordt als oppervlaktemaat meestal gewerkt met de verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.), dit is de voor publiek toegankelijke ruimte, inklusief de etalages.
35
Omdat in dit onderzoek alle sektoren van het bedrijfsleven zijn betrokken, is in vraag 4 van de enquête gevraagd naar de voor publiek toegankelijke ruimte. Dit gegeven is relevant voor de publiekverzorgende sektoren 1 t/m 5, voor welke sektoren het v.v.o. in de overzichtstabellen E/R7 dan ook is opgenomen. Van de overige sektoren (6 t/m 10) is alleen het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) vermeld. De gemiddelde oppervlakten per sektor zijn achtereenvolgens vermeld in de tabellen E/R 10, 11 en 12, waarbij zo mogelijk een uitsplitsing naar lokatie is opgenomen. Vestigingen in de publiekverzorgende sektoren (sektoren 1 t/m 5) De vestigingen in de publiekverzorgende sektoren zijn qua oppervlakteverdeling (v.v.o,) in de beide herinrichtingsgebieden, per sektor bekeken, goed vergelijkbaar (zie de tabellen E/R7). -^ . v a) Winkels "in•de hoofdbranchegroep voedings- en genotmiddelen Ca. 80% van de v.g.m.-winkels zijn kleiner dan 50 m2. Winkels groter dan 100 m2 komen sporadisch voor. De grootste winkels (200-400 m2) zijn supermarkten. De gemiddelde verkoopvloeroppervlakten (tabellen E/R10) blijken zowel in Eindhoven als in Rijswijk uit te komen op ruim 50 m2 v.v.o. In de' verschillende lokaties lijkt op het eerste gezicht nogal wat .verschil te bestaan in de gemiddelde oppervlak"' ten. Statistische toetsing blijkt echter noch in Eindhoven, noch in Rijswijk een signifikant resultaat op te leveren. In Eindhoven vinden we de kleinste winkels (23 m2 v.v.o.) in lokatie C; dit zijn de verspreide winkels (winkels op de hoekl in de optiegebieden. Het grootste gemiddelde v.v.o. wordt hier aangetroffen in de koncentraties 05 en 0 7 (lokatie B) en kan worden verklaard door de aanwezigheid van de in deze koncentraties aanwezige supermarkten. In Rijswijk liggen de gemiddelde kleinste winkels (.26 m"2) in lokatie M, d.w.z. in de groep verspreide winkels in verkeersgebieden. De verspreide winkels in optiegebieden hebben een gemiddelde van 39 m2 v.v.o. De gemiddeld grootste winkels met 75 m2 v.v.o. vinden we in het voetgangersgebied van het winkelcentrum Herenstraat (lokatie KI).
Winkels in de hoofdbranchegroep duurzame en overige goederen D.o.g.-winkels zijn in het algemeen groter dan v.g.m.winkels. Dit wordt veroorzaakt door enkele branchegroe, pen, die noodzakelijkerwijs een groot ruimtebeslag vereisen, bijvoorbeeld de woninginrichtingszaken. De verdeling van de vestigingen over de verschillende grootteklassen (tabellen E/R7) vertoont dientengevolge een totaal ander beeld dan de v.g.m.-sektor. Het gemiddelde v.v.o. is in de twee herinrichtingsgebieden niet veel verschillend. In Eindhoven 147 m2 v.v.o. en in Rijswijk 139 m2. De kleinste winkels worden in de beide herinrichtingsgebieden aangetroffen in de lokaties C (Eindhoven) en M (Rijswijk!, eenzelfde beeld dus als bij de v.g.m.-winkels. De qua oppervlak grootste winkels vinden we in Eindhoven in lokatie A, dus in de koncentraties 01, 02 en 03, ten noorden van de rondweg. In paragraaf 1.2.1. (tabel 1.2,} is reeds een overzicht gegeven van de in deze koncentraties aanwezige5 grotere detailhandelszaken. De aanwezigheid van deze vestigingen brengt het gemiddelde hier op 19 7 m2 v.v.o. In Rijswijk wordt evenals bij de. v,g.m,-sektor het hoogste gemiddelde gevonden in lokatie KI., het voetgangersgebiedgedeelte van het winkelcentrum Herenstraat (172 m2 v.v.o.}. Vergelijk ook tabel 1.4. - paragraaf 1.2.2, Statistische toetsing op lokatieverschillen levert ook in de d.o.g.-sektor geen signifikante resultaten op. De op het eerste gezicht vrij grote lokatieverschillen worden veroorzaakt door de aanwezigheid van zeer grote en zeer kleine vestigingen in zekere lokaties van de herinrichtingsgebieden (grote variantie). Vestigingen in overige publiekverzorgende sektoren (sektoren 3, 4, 5) De overige publiekverzorgende funkties, naast detailhandel, hebben blijkens de tabellen E/R7 in de beide herinrichtings gebieden qua oppervlakte (v.v.o.) een vergelijkbare verdeling over de onderscheiden grootteklassen.
37
Het gaat hier om sektoren die qua samenstelling (zie bijlage 1) veel meer heterogeen van aard zijn dan' de detailhandelssektor. De in de tabellen E/R 11 vermelde gemiddelde oppervlakten zijn dan ook minder kenmerkend (representatief) . Er bestaan grote schommelingen rondom deze gemiddelden. Statistische toetsing (lokatie-verschillen) levert dientengevolge geen signifikante resultaten op; een identiek resultaat als bij de beide detailhandelssektoren. Vestigingen in de niet-publiekverzorgende sektoren (sektoren 6 t/m 10) In de groep niet-publiekverzorgende bedrijven en instellingen vinden we aanmerkelijke verschillen' in oppervlakten tussen Eindhoven en Rijswijk. Dit geldt zowel voor de verdeling van de vestigingen naar grootteklasse (tabellen E/R7) als voor de gemiddelde bedrijfsvloeroppervlakte (tabellen E/R12). In Eindhoven worden in de sektoren ambachten (niet-publiekverzorgend), groothandel/industrie en kantoren relatief kleinere vestigingen (tot 100 m2 b.v.ó.) aangetroffen. De autógebonden bedrijven en de instellingen hebben echter in de beide herinrichtingsgebieden een min of meer identieke verdeling. De gemiddelde.oppervlakten verschillen met uitzondering van de sektor kantoren aanzienlijk. Kennelijk is het ruimtebeslag afhankelijk van de beschikbaarheid van ruimte, dié in Eindhoven ten noorden'van de Rondweg groot is. Opmerkelijk is het hoge gemiddelde in Eindhoven in de sektor groothandel/industrie (1,055 m2 b.v.o.). Dit wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van ëën zeer groot groothandelsbedrijf van 16,000 m2 b.v.o, aan de Aalsterweg. Statistische toetsing op lokatieverschillen levert ook voor de niet-publiekverzorgende sektoren, waarvoor een lokatieindeling is gebruikt, geen signifikante resultaten op.
38
Verhouding tussen de voor het publiek toegankelijke ruimte en het totale bedrijfsvlöeroppérvlak De verhouding tussen het verkoopvloeroppervlak (v.v.o.) en het bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.), ook wel aangeduid als v.v.o./b.v.o.-verhouding, is in de detailhandel een veelvuldig gebruikte' grootheid. In :niëuwere winkelgebieden, ligt,, deze ^verhouding op 70 a 80%. In oudere winkels zijn deze percentages veelal lager. De situatie in Eindhoven en Rijswijk dienaangaande is weergegeven in de tabellen E/R10, waaruit ook de lokatieverschillen blijken. Deze lokatie-verschillen zijn behalve in.Eindhoven bij de hoofdbranchegroep voedingsen genotmiddelen niet signifikant..Dit.laatste wordt veroorzaakt door de extreem lage v,v.o./b.v.o.-verhouding in lokatie C, de verspreide winkels in de optiegebieden (de winkeltjes op de hoek). Voor het overige blijkt: 1. Rijswijk en Eindhoven zijn min of meer met elkaar vergelijkbaar; 2. In de hoofdbranchegroep duurzame en overige goederen worden in het algemeen gunstiger verhoudingen aangetroffen dan in de v.g.m.-sektor. Ook voor de publiekverzorgende sektoren, horeca, balie.en ambachten is de betreffende verhouding berekend (zie de tabellen E/Rll). Er blijken verschillen tussen sektoren en tussen beide herinrichtingsgebieden te bestaan. Lokatieverschillen zijn niet signifikant. Personeelsbestand De op het personeelsbestand betrekking hebbende gegevens worden aangetroffen in de tabellen E/R 8, 10, 11 en 12,. Bij de samenstelling van deze tabellen zijn de part-timers voor 1/3 meegenomen. Afhankelijk van de sektor is er sprake van een min of meer arbeidsintensieve bedrijfstak. De hoogste gemiddelden wat betreft het aantal werkzame personen vinden we in de groothandelsbedrijven/industrieën.
39
Hieronder volgt een overzicht van het aantal werkzame personen in dé bij het onderzoek betrokken vestigingen. Deze cijfers hebben betrekking op alle bedrijven en instellingen in de herinrichtingsgebieden, dus ook die, waarvan geen responsegegevens zijn verkregen. Het totale personeelsbe-^ stand per sektor is verkregen door het aantal vestigingen te vermenigvuldigen met het gemiddelde personeelsbestand, zodat er sprake is van een schatting. Tabel 1.8.
Aantal werkzame personen in de herinrichtingsgebieden Eindhoven en Rijswijk naar sektor
Rijswijk
Eindhoven aant. vest.
tot. pers. best.
aant. vest.
tot. pers. .best.•
v.gim. d,o.g. horeca balie ambacht p. v. 6. ambacht n.p.v. 7. autogeb. bedr. 8. g r o o t h . / industrie 9. i n s t e l l . 10. k a n t o r e n
58 120 43 13
226 324 120 55
56 • 91 15 18
174 328 51 175
37
78
20
56
Totaal
Sektor
1. 2. 3. 4. 5.
v
29
218
37"
440
21
204
15
89
18 13 30
175 96 189
31 18 52
353 131 328
382
1.685
353
2.125
Bij Eindhoven moet in gedachten worden gehouden dat in deze cijfers ook enkele bedrijven zijn betrokken die strikt geno-. men niet in het herinrichtingsgebied liggen (zie paragraaf 1.2.1.).
40
Eigendomsverhoudingen bedrijfspand (sektoren 1 t/m 7) Het laatste onderdeel van paragraaf 1.4. betreft de eigendomsverhouding van de bedrijfspanden. De tabellen E/R9 geven de percentuele verdeling van de vestigingen naar .eigendomssituatie (= eigen pand vs. huurpand).. Leasing komt, op een incidenteel geval in de dëtailhandelssektor te Eindhoven na, niet voor. De hoogste.percentages "eigen pand" worden bij de niet-publiekverzorgende ambachten en de autogebonden bedrijven aangetroffen. Opvallend is: 1. het in vergelijking tot Eindhoven hoge percentage (bijna 70%) eigen pand bezitters bij de v.g.m.-detaillisten te Rijswijk; 2. het lage percentage "eigen pand" in de horeca-sektor te Eindhoven; 3. het hoge percentage "eigen pand" bij de niet-publiekverzorgende ambachten te Eindhoven (92%) .
(
\
41
Hoofdstuk 2. - Het funktioneren van de bedrijven en instellingen in de herinrichtingsgebiëden In dit hoofdstuk wordt het funktioneren van de bedrijven en instellingen anno 1977-1978 behandeld, zoals dit is af te leiden uit de enquêtegegevens. Het gaat om enerzijds financiële, bedrijfsekonomische gegevens, zoals omzetten, brutowinst, loonkosten en huisvestingskosten, anderzijds om het subjektieve oordeel van de respondent (ondernemer/bedrijfsleider) over het funktioneren van de eigen vestiging. De financiële gegevens zijn niet bij alle sektoren van het bedrijfsleven gevraagd, maar alleen bij de sektoren detailhandel, ambachten, horeca, balie en vervoersbedrijven. Hiervan is de respons in de sektoren balie, niet publ^iekverzorgende ambachten en vervoersbedrijven te gering geweest (zie tabellen E/Rl) om tot tendensen-signalerende uitspraken te kunnen leiden. Wat betreft de baliesektor; deze bestaat voor het merendeel uit banken'(filialen), waarvoor de begrippen omzet en brutowinst niet direkt bruikbaar zijn. Achtereenvolgens komen de volgende zaken aan de orde: 2.1. Investeringen bij de bedrijven en instellingen in verleden en toekomst (plannen) 2.2. Oordeel van de respondenten over een aantal aspekten van hun bedrijf; 2.3. Het bedrijfsekonomische funktioneren van de vestigingen. Evenals voor hoofdstuk 1 is het basismateriaal opgenomen in het bij dit rapport behorende tabellenboek (tabellen E/R 13 t/m 31). Ook deze tabellen zijn, indien hiervoor in aanmerking komend, getoetst op lokatieverschillen. Waar dit statistisch signifikante resultaten opleverde, is dit bij de tabellen aangegeven.
i
42
's
Investeringen bij de bedrijven en instellingen in verleden en toekomst Een drietal vragen uit de enquête hebben betrekking op de verrichte of geplande aktiviteiten van het bedrijfsleven in de herinrichtingsgebieden. Dit zijn de vragen 6, 7 en 8, waarin respektievelijk gevraagd wordt naar de verbouwingen/ moderniseringen in de periode 1970 t/m 1977, de investeringsplannen voor de komende 3 jaar alsmede de geplande bedrijfsbeëindigingen of verplaatsingen in dezelfde periode. De investeringen 1970 t/m 1977 De investeringen 1970-1977 hebben betrekking op verbouwingen of vernieuwing/aanpassing van inventaris en/of apparatuur in de vestigingen. De tabellen E/R 13 geven een overzicht van het aantal vestigingen waarin is geïnvesteerd, alsmede de aard van de investering of de reden waarom niet is geïnvesteerd. Opvallend is de overeenkomst tussen de beide herinrichtingsgebieden. In de detailhandelssektor (zowel v.g.m, als d.o.g.), de horecasektor en de baliesektor zijn de meeste investeringen gedaan, variërend van ca. 50 tot 60 procent van het aantal vestigingen (uitzondering horeca Eindhoven: 41%). De overige sektoren hebben in de betreffende periode in ca. 30 tot 40 procent van de gevallen investeringen verricht. Tot zover het algemene beeld. Verder valt op, het lage percentage bij de groothandels- en industriële bedrijven in Rijswijk. Ook de aard van de investeringen blijkt in beide herinrichtingsgebieden en per sektor niet veel te verschillen. In het merendeel van de gevallen hebben deze betrekking op interne verbouwingen, of uitbreiding van de bedrijfsruimte, waarbij vaak ook nog (een gedeelte van) inventaris of apparatuur is vernieuwd. Als reden waarom geen investeringen zijn gedaan, wordt meestal opgegeven dat dit niet nodig was en in een aantal gevallen de recente vestiging van het bedrijf. Overige redenen komen incidenteel voor.
43
Wat betreft het met de investeringen gemoeide bedrag, hierin wordt inzicht verkregen via de tabellen E/R 14, waarin de totaalbedragen in guldens 1977 zijn opgenomen (percentuele verdeling). Het blijkt dat het meestal gaat om öf kleine investeringen (minder dan f 30.000,-) öf aanzienlijke investeringen (meer dan f 105.000,-) . Dit geldt voor alle sektoren van het bedrijfsleven in beide herinrichtingsgebieden. In de tabellen E/R 15a en 15b tenslotte, wordt een overzicht gegeven van de met de investeringen gepaard gaande uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak. In Eindhoven blijkt in de detailhandelssektor.de grootste uitbreiding te. hebben plaatsgevonden in de hoofdbranchegroep duurzame en overige goederen in lokatie A (koncentraties ten noorden van de Rondweg), met 1.540 m2 b.v.o., veroorzaakt door de vestiging van ëën der grote d.o.g.-zaken in de periode 1970 t/m 1977.; • ' In Rijswijk blijkt de grootste uitbreiding eveneens te hebben plaatsgehad in de d.o.g.-sektor, en wel in lokatie KI (voetgangersgebied koncentratie Herenstraat). De tabellen spreken verder voor zich. Lokatieverschillen (detailhandel) blijken niet signifikant. 2.1.2. Investeringsplannen voor de toekomst
-^
Analoog aan de tabellen 13 geven de tabellen E/R 16 een overzicht van de investeringen in de periode 1978 t/m 1981 (plannen): , Het percentage bedrijven of instellingen waarin investeringen zullen worden verricht, ligt over de gehele linie lager dan de percentages die betrekking hebben op het verleden. Ook hier vinden we de hoogste percentages in de publiekverzorgende sektoren (met uitzondering van de baliesektorl, terwijl ook' de aard van de investeringen merendeels betrekking hebben op de verbouwingen, Vergeleken met de gedane investeringen blijken de investeringsbedragen voor de toekomst hoger te liggen. Hierin zit echter een prijsstijgingseffekt.,Behalve voor de detailhandel zijn de aantallen respondenten echter te klein om statistisch betrouwbaar te zijn (zie de tabellen E/R 17).
44
Het geheel overziende, mede tegen de achtergrond van de in het recente verleden gedane investeringen, is er voorshands weinig te bemerken van terughoudendheid in het investeringsbeleid bij het bedrijfsleven in de herihrichtingsgebieden. Een duidelijke aarzeling ten gevolge van de onzekerheid omtrent de herinrichtingsmaa.tregelen blijkt niet aanwezig te zijn. Een indikatie in die richting kan eventueel worden gevonden in het vrij hoge percentage respondenten dat als reden geen investeringsplannen te hebben opgeeft, het bedrijf te zijner tijd te willen verplaatsen of op te heffen. Bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing De verplaatsings- c.q. beëindigingsgeneigdheid binnen 3 jaar blijkt bij de beantwoording van de hierop gerichte enquêtevraag (vraag 9) vrij gering (zie hiervoor de tabellen E/R 18). In Eindhoven is deze neiging iets sterker dan in Rijswijk. Hier vinden we, voor beide muterende akties tesamen, bij enkele sektoren percentages rondom de 30 (horeca, vervoersbedrijven, kantoren). Als reden voor beëindiging of verplaatsing van het bedrijf worden diverse redenen opgegeven, waarvan de leeftijd of gezondheid van de ondernemer het meest wordt genoemd. Op de vraag naar de nieuwe vestigingsplaats (indien bedrij fsverplaatsing wordt overwogen) is in Eindhoven vrijwel geen antwoord gegeven. In Rijswijk wenst 74% (alle sektoren) binnen de gemeente te blijven, waarvan weer de helft binnen de wijk, waar het bedrijf gevestigd is, i.c. het herinrichtingsgebied. Oordeel van de respondenten over een aantal aspekten van het bedrijf" In vraag 10 van de enquête onder bedrijven en instellingen in de herinrichtingsgebieden wordt een beoordeling van de vestigingsplaats gegeven op een aantal aspekten. Van de 7 aspekten waarover een oordeel wordt gevraagd hebben er 5 betrekking op de verkeerssituatie en hebben als zodanig betrekking op de aan dit onderzoek ten grondslag liggende vraagstelling. De tabellen E/R 19 en 20 verstrekken de nodige informatie.
r
45
Daarnaast is in enquêtevraag 12 aan de respondenten gevraagd wat hun verwachting is over de te nemen herinrichtingsmaatregelen op een drietal verkeersaspekten van vraag 10. Parkeergelegenheid Tabel E/R 19 geeft het oordeel over de parkeersituatie weer. Alle sektoren van het bedrijfsleven zijn gebaat bij een goede parkeergelegenheid op een gewone werkdag, blijkens de lage antwoordpercentages in kategorie 4 ("niet van belang"). Bij de publiekverzorgende sektoren is dit belang tweeledig, ten eerste: parkeergelegenheid voor eigen personeel; en ten tweede: parkeergelegenheid voor de klanten (bezoekers). Voor de niet-publiekverzorgende sektoren ligt het belang vooral in voldoende parkeergelegenheid voor het eigen personeel. Inderdaad blijkt het grotere belang van de parkeergelegenheid voor de publiekverzorgende sektoren uit de verkregen cijferreeksen, alhoewel de verschillen niet/erg groot zijn. Het verschil tussen Eindhoven en Rijswijk komt tot uitdrukking bij de publiekverzorgende sektoren. In het algemeen blijkt de parkeersituatie in Rijswijk aanzienlijk slechter beoordeeld te worden dan in Eindhoven. Het duidelijkst komt dit naar voren in de geringe aantallen respondenten die de beoordeling "goed" geven. Zie hiervoor bijvoorbeeld de sektoren horeca en balie. Het belang van parkeergelegenheid op zaterdag blijkt globaal genomen ook weer via de scheidslijn publiekverzorgend - niet publiekverzorgend te lopen. Het oordeel "slecht" neemt in beide herinrichtingsgebieden procentueel toe (vergeleken met een gewone dag) in de publiekverzorgende sektoren, en neemt af bij de niet-publiekverzorgende sektoren. Dit is in overeenstemming met het verschillende belang die beide groepen van het bedrijfsleven bij het parkeren hebben. Het oordeel over.het parkeren op koopavond tenslotte blijkt zich vooral te kenmerken door een relatief groot aantal respondenten dat dit niet van belang acht. Ook in de publiekverzorgende sektoren is dit het geval, alhoewel (uiteraard) minder dan bij de overige sektoren van het bedrijfsleven.
)
46
Bij het oordeel over de parkeersituatie komen statistisch signifikante lokatieverschillerr voor, zowel in Rijswijk als in Eindhoven. Hierover de volgende samenvattende opmerkingen. Ad_Eindhoven: De parkeergelegenheid in lokatie A (de drie noordelijke koncentraties 01, 02, 03) wordt in het algemeen het slechtste beoordeeld; het beste in lokatie C (de verspreide vestigingen in optiegebieden). Dit blijkt uit de volgende punten, die steeds hetzelfde beeld te zien geven (vgl. tabel E19). 1. - Ondernemers in. de d.o„g.-sektor in lokatie A beoordelen de parkeergelegenheid voor 53% als slecht; in de overige lokaties ligt dit percentage aanzienlijk lager (vergelijk het gemiddelde van 36%). - Ondernemers in lokatie C beoordelen de parkeergelegenheid op een gewone dag voor 78% als goed (vergelijk het gemiddelde van 38%). 2. Ondernemers in de horeca-sektor in lokatie A beoordelen de parkeergelegenheid op een gewone dag voor 61% als slecht (gemiddeld 43%) en in lokatie C voor 73% als goed (gemiddeld 4 0 % ) , 3. Ondernemers in de sektor publiekverzorgende ambachten in lokatie A beoordelen de parkeergelegenheid op een gewone dag voor 45% als slecht (gemiddelde 35%) en in lokatie C voor 65% als goed (gemiddelde 42%). 4. Ondernemers in de d..o.g.-sektor, lokatie A, beoordelen de parkeergelegenheid op zaterdag voor 55% als slecht (gemiddeld 41%) en in lokatie C voor 78% als goed (gemiddeld 35%) . 5. Ondernemers in de d,o.g.-sektor, lokatie A, beoordelen de parkeergelegenheid op koopavond voor 67% als slecht (gemiddelde 28%) en in lokatie C voor 57% als niet van belang (gemiddelde 25%).
47
Duidelijk is dat in lokatie-A. als*-overgangsgebied naar het centrum een.grote.aanslag wordt gedaan, op de parkeerruimte, waarschijnlijk voor een groot deel door centrumbezoekers.
Ad_Rijswijk: 1. Het parkeren op een gewone dag wordt door de ondernemers in de d,o.g„-sektor in de verkeersgebieden (lokatie K2 : centrum Herenstraat-verkeersgebied en lokatie M: verspreide vestigingen in verkeersgebieden) het slechtst beoordeeld (bijna 60% "slecht"). 2. De • onder-nemers in • het•• pübllekverzorgende . ambacht gevestigd in het winkelgebied Herenstraat (lokatie KL + K2) beoordelen de'parkeersituatie op. een gewone dag voor ruim 7.0% als slecht. Bij de verspreid voorkomende overige vestigingen in deze sektor (lokatie L + M) ligt dit op 10%. 3. Op zaterdag wordt de parkeergelegenheid bij het winkelcentrum Herenstraat relatief het slechtst beoordeeld met ca. 80% "slecht" in de beide sektoren van de detailhandel. 4. Respondenten in de sektor groothandel/industrie van verspreid in optiegebieden voorkomende vestigingen (lokatie L) geven in ca. 40% het antwoord "niet van belang". In de overige lokaties ligt dit percentage op 100%. Bevoorradingssituatie en oordeel over laad- en losruimte Het oordeel van de respondenten over de bereikbaarheid van / hun vestiging met vrachtwagens ten behoeve van de bevoorrading en de beschikbare laad- en losruimte verschilt weinig tussen de beide herinrichtingsgebieden. De situatie in Eindhoven lijkt iets gunstiger te zijn blijkens de hogere percentages bij beide op de bevoorradingssituatie betrekking hebbende aspekten, in de antwoordkategorie "goed". Dit geldt zowel voor de publiekverzorgende als niet-publiekverzorgende sektoren, althans voor zover deze voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van een .goede bevoorradingssituatie (zie tabellen E/R 20, eerste twee kolommen).
48
Het enige signifikante lokatie-effekt wordt gevonden in Eindhoven bij de publiekverzorgende ambachten. Dit wordt veroorzaakt door het grote aantal respondenten van de verspreid voorkomende vestigingen (lokatie F ) , dat het laden en lossen voor hun bedrijf niet van belang acht (50%)"in tegenstelling tot lokatie E (in koncentraties voorkomende vestigingen), waar geen van de respondenten deze mening is toegedaan. Aan de andere kant is er een verschil in de percentages in de antwoordkategorie "slecht", respektievelijk ruim 40% (lokatie F) en 10% (lokatie E ) , Grootte bedrijfsruimte en standing Zie voor deze aspekten de tabellen E/R 20 (laatste twee kolommen) . De aspekten "grootte van het b.v.o." en "standing" staan niet direkt met de verkeerssituatie in verband. Ze zijn echter voor een bedrijf of instelling van groot belang. Wat betreft het bedrijfsvloeroppervlak, dit wordt door alle sektoren van het bedrijfsleven voor het merendeel (variërend van 50-70%) "goed" beoordeeld. Twee uitzonderingen op dit gegeven vormen in Rijswijk de horeca-bedrijven en de instellingen met ca. 40%. In deze sektoren bestaat de grootste behoefte aan een qua oppervlakte groter bedrijf. Afhankelijk van de sektor en het herinrichtingsgebied treffen wij de behoefte aan een groter oppervlak aan variërend van 0-30% van de gevallen. Het aspekt "standing" wordt in beide herinrichtingsgebieden in het algemeen goed beoordeeld, als wij het oordeel "niet van belang" ook als "goed" interpreteren. Signifikante lokatie-effekten worden slechts aangetroffen in Eindhoven bij de beide detailhandelssektoren en de publiekverzorgende ambachten. In alle drie betrokken sektoren wordt dit veroorzaakt door het relatief hoge percentage "slecht" in lokatie B (koncentraties 05 + 07), respektievelijk 40% (v.g.m.), 31% (d.o.g.) en 25% (ambacht publiekverzorgend), vergeleken met de gemiddelde percentages van ca. 10%.
49
Het bedrijfsekonomische fun'k'tioneren van de vestigingen Zoals in het algemene gedeelte van dit hoofdstuk reeds werd vermeld, kan het bedrijfsekonomische funktioneren, gebaseerd op beschikbare financiële gegevens, slechts worden behandeld voor de vestigingen in de beide detailhandelssektoren (v.g.m. en d.o.g.1 en de sektoren horeca en' publiekverzorgend ambacht, Naar de financiële gegevens van de vestigingen is gevraagd in de vragen 20 t/m 22 van de enquête. Deze vragen werden echter niet gesteld bij de industriële en groothandelsbedrijven, de instellingen en de kantoren. Als alternatief werd bij de laatstgenoemde sektoren een vraag gesteld óver de bezoekersaantallen (vraag 17). Van de overige sektoren was de response op de vragen 20 t/m 22 bij de nietpubliekverzorgende ambachten, de baliesektor en de vervoersbedrijven te gering om voor behandeling in aanmerking te komen . Ook de vragen 13, 15, 16 en 19 hebben betrekking: op het bedrijf sekonomische funktioneren. In deze paragraaf komt achtereenvolgens aan de orde: 1. Omzetten en.vloerproduktiviteiten 1977 (sektoren 1, 2, 3, 5 ) ; 2. Rentabiliteitsklassificatie 1977 (sektoren 1 , 2 , 3 , 5 ) ; 3. Omzetverloop 1975-1976-1977 en arbeidsproduktiviteit 1977; 4. Bezoekersaantallen 1977 (sektoren 9 en 10); 5. Oordeel van de respondenten over het bedrijfsresultaat; 6. Oordeel van de respondenten over het effekt van de herinrichtingsmaatregelen op zijn onderneming. Omzetten en vloerproduktiviteiten 1977 (sektoren 1, 2, 3, 5) De op de omzetten en vloerproduktiviteiten betrekking hebbende gegevens zijn opgenomen in de tabellen E/R 2 7 en 2 7a. De bespreking hiervan zal voor de.detailhandel (sektoren 1 'en '2) en de.sektoren horeca en publiekverzorgend ambacht afzonderlijk geschieden.
50
Detailhandel In de tabellen E/R 2 7 staan de gegevens voor devdetailhandelsvestigingen naar lokatie. Gezien de vrij kleine aantallen waarnemingen in bepaalde lokaties, met name in Rijswijk, zijn deze gegevens.niet steeds betrouwbaar. Het gaat om omzet- en vloerproduktiviteiten per vestiging (gemiddelden)„ Hierbij zijn qua oppervlak kleine en grote zaken betrokken. Dit is naast de specifieke brancheverschillen per lokatie de belangrijkste oorzaak dat de variantie (afwijkingen van het gemiddelde) zo groot is, dat toetsing op lokatieverschillen geen signifikante resultaten oplevert; dit ondanks de op het oog aanzienlijke verschillen per lokatie zowel in de omzetten als de vloerproduktiviteiten. Omdat bij de interpretatie van deze gegevens het v.v.o. een rol speelt, zijn dezerzijds de tabellen E/R 27a opgesteld, waarin de bedrijven zijn geklassificeerd naar grootteklasse (m2 v.v.o.). Allereerst wordt nu echter tabel 27 besproken middels vergelijking met Nederlandse gemiddelde vloerproduktiviteiten. De Nederlandse gemiddelde vloerproduktiviteiten in de detailhandel 1977 (winkels) zijn door het:CIMK op basis van E.I.M.gegevens (1) berekend op respektievelijk f 9.300,- (v.g<m.) en f 3.500,- (d.o.g.). Gezien het feit dat de in het bedrijvenpanel, waarop deze gegevens zijn gebaseerd, voorkomende bedrijven niet representatief behoeven -te zijn voor. het totale Nederlandse bedrijvenbestand, dienen deze cijfers met enige voorzichtigheid te worden gehanteerd. Vergelijking van deze gemiddelde vloerproduktiviteiten met de cijfers in Eindhoven en Rijswijk levert de volgende resultaten op, die in het licht van de voorafgaande argumenten met het nodige voorbehoud moeten worden bezien.
1. Bedrijfssignaleringssysteem; gegevens omtrent de ontwikkeling van enkele bedrijfsresultaten Ie t/m 4e kwartaal 1977,
~N
51
1
•
5i2^}}2Y§2_YjL2iS?i :
De winkels in de hoofdbranchegroep voedings- en genotmiddelen in de lokaties A, C en D draaien variërend van 10 tot 45% boven het gemiddelde Nederlandse nivo; in lokatie B worden aanzienlijk hogere omzetten en vloerpróduktiviteiten behaald (bijna 200% meer). 2 • Êindhoven_d^o_Lg_1: De winkels in de hoofdbranchegroep duurzame en overige goederen in de lokaties A en C draaien op vrijwel het gemiddelde Nederlandse nivo; in lokatie B worden ca. 25% hogere vloerproduktiviteiten behaald, en in lokatie D ca. 55% hoger. 3. Rijswij^y^g^iru : De winkels in de hoofdbranchegroep voedings- en genotmiddelen draaien bijna. 100% hogere vloerproduktiviteiten dan het Nederlandse gemiddelde aangeeft. Gezien de kleine aantallen waarnemingen in lokaties M en K2 (resp. 3, en 2 waarnemingen) kan deze konklusie niet verder worden gedifferentieerd. 4o
B i j § ™ i J35_^2.2^.2J: :
,
De winkels in de hoofdbranchegroep duurzame en overige goederen in het winkelgebied Herenstraat e.o. en lokatie M draaien variërend van 75 tot 170% boven het Nederlandse gemiddelde. Opvallend is de relatief lage gemiddelde vlöerproduktiviteit in lokatie L (verspreide vestigingen in optiegebieden), iets beneden het Nederlandse gemiddelde (EIMcijfer voor totaal Nederland). Zoals reeds terloops genoemd is het verkoopvloeroppervlak van groot belang voor de te behalen vloerproduktiviteit. Kleinere zaken halen in het algemeen hogere vloerproduktiviteiten.
V
52
Daarom is een vergelijking met Nederlandse gemiddelde vloerproduktiviteiten niet meer dan indikatief en kan op grond' hiervan geen evaluatie worden gegeven van het (bedrij fsekonomisch) al of niet rendabel funktioneren van het winkelbestand. Daartoe kan wel een bedrijfsekonomische norm per grootteklasse y.v.o. worden gehanteerd. De gerealiseerde omzetten kunnen dan worden vergeleken met een normatieve omzet. De normatieve omzet is de omzet die een winkel (met een zekere oppervlakte) moet behalen om een acceptabel inkomen voor de ondernemer uit de zaak te verwerven. Dit gewaardeerde ondernemersloon is door het CIMK voor 1977 vastgesteld op f 40.000,(jaarinkomen) voor een fuil-time in de zaak werkende ondernemer. Dit bedrag komt globaal overeen met het modale inkomen 1977, rekening houdend met het verschil in inkomensvorming tussen zelfstandigen en loontrekkenden. Voor een gezonde onderneming is het noodzakelijk dat het bedrijfsresultaat, door. het CIMK gedefinieerd als de brutowinst verminderd met huisvestingslasten, loonkosten en gewaardeerd ondernemersloon, positief is. Het op deze manier bepaalde bedrijfsresultaat omvat de vergoeding en instandhouding van het door de ondernemer zelf geïnvesteerde kapitaal (eigen vermogen) , alsmede de kosten van investeringen door derden (vreemd vermogen). In verband met de huidige en toekomstige financieringen van het bedrijf dient dit bedrijfsresultaat minimaal 25% van de gerealiseerde brutowinst te bedragen. Als basis voor de berekeningen is uitgegaan van de huisvestingslasten en loonkosten, zoals die gemiddeld ter plaatse in Eindhoven en Rijswijk zijn gekonstateerd (1). Een overzicht van de in de herinrichtingsgebieden aangetroffen huisvestingslasten is opgenomen in tabel E/R 31.
1. Door diverse instanties, werkzaam op distributie-planologisch gebied, worden verschillende methoden gebruikt om tot een normatieve omzet, resp. normatieve vloerproduktiviteit te komen. De hier summier beschreven methode wordt door het C.I.M.K. reeds enige jaren gehanteerd, met name in stadsvernieuwingsgebieden, en is ontstaan in overleg met de bedrij fsekonomische adviesdienst van het C.I.M.K. De methode dient te worden beschouwd als een vuistregel om tot een (noodzakelijke) bedrij fsekonomische beoordeling van een groep winkels te komen. Individueel zijn er uiteraard afwijkingen. Ook andere kosten spelen naast loonkosten en huisvestingskosten uiteraard een rol. Bijlage 7 geeft een overzicht van de bij de berekening van normatieve vloerproduktiviteiten in de detailhandel gehanteerde gegevens.
53
Door nu de in de onderscheiden 'lokati.es gemiddeld gerealiseerde omzetten te vergelijken met de berekende normatieve omzetten, is het mogelijk een meer genuanceerd beeld te verkrijgen, over het bedrijfsekonomische funktioneren van de, detailhandelszaken in de beide heriririchtingsgebieden. Dé gerealiseerde omzetten en vloerproduktiviteiten naar lokatie en grootteklasse v.v.o. zijn opgenomen in de tabellen E/R 2.7a. Helaas is het te kleine aantal waarnemingen er de oorzaak van dat niet in alle lokaties deze waarden konden worden berekend. Desondanks is het-resultaat bevredigend en heeft betrekking op de volgende percentages van het respondentenbestand: Eindhoven, v.g.m. Eindhoven d.o.g. Rijswijk v.g.m. Rijswijk d.o.g.
86% 46% 87% 71%
In onderstaande tabel 2.1. zijn de gerealiseerde omzetten vergeleken met de normatieve omzetten en geëvalueerd via het volgende systeem: ++ + 0
= gerealiseerde omzet = gerealiseerde omzet omzet = gerealiseerde omzet normatieve omzet= gerealiseerde omzet omzet
meer.dan 30% boven normatieve omzet tussen,10%'en 30% boven normatieve tussen -.10% en +10% ..onder resp. boven tussen -10% en -30% onder normatieve
•= gerealiseerde omzet-meer dan . 30% onder normatieve omzet.
54
Tabel 2.1.
Gerealiseerde.omzetten 19 77 in de detailhandel per herinrichtingsgebied.,,... hoofdbranchegroep en grootteklasse.van het.v.v.o., geëvalueerd op basis van .normatieve omzetten (toelichting: zie tekst) v. v.o • v < 5 0 m.2
v.v.o • 50-99 n\2
V.v.o 100-199 m2
evagereal. omzet lua(x f 100) t i e
gereal. evaomzet lua(x f 100) t i e
evagereal. omzet lua(x f 100) t i e
Eindhoven: v.g.m.: lokatie lokatie lokatie lokatie
A B C D
2.287 4.713 2.316 2.575
— 0 — —
2.875
—
A B C D
627
—
2.298 2.539
— —
d.o.g.: lokatie lokatie lokatie lokatie
5.577
+
6.690
++
Rijswijk: v.g.m.: lok. KI + K2 lok. L + M
4.792 3.324
+ —
5.057
'—
2.882 1.026
0
4.609
+
d.o.g.: lok. KI + K2 lok. L + M
55
Op basis van tabel .2.1. in kombinatie.itiet de gegevens van de tabellen E/R 27 en E/R 27a kunnen de volgende uitspraken over het funktioneren van de detailhandel in de demonstratiegebieden te Eindhoven en Rijswijk worden, gedaan, betrekking hebbend op winkels,met een oppervlak tot 200 m2 v.v.o.; 1. V.g.m.-winkels in Eindhoven in de lokaties A (3 noordelijke koncentraties), C (verspreide vestigingen in optiegebieden) en.D. (verspreide vestigingen in verkeersgebieden), draaien meer dan 30% beneden normatief. '
•
.
.
.
-
,
i
2. V. g.m. -winkels in Eindhoven, lokatie B.(buurtverzorgende centra 05 + 07 ten zuiden van rondweg) draaien gemiddeld op normatief nivo. 3. D.o.g.-winkels :in Eindhoven, lokatie A.draaien gemiddeld meer dan.. 30%., beneden normatief . I n lokaties B en C kunnen waarschijnlijk percentages in.dezelfde orde van grootte . worden aangenomen. 4. D.o.g.-winkels in Eindhoven, lokatie D.draaien gemiddeld tussen de .10 en 30% boven normatief. —" 5. lUeinere v.g.m.-winkels in Rijswijk (v.v.o. minder dan 50 m2) in de lokaties KI en K2 (winkelgebied Herenstraat e.o.) draaien gemiddeld tussen de 10 en 30% boven normatief. 6. Kleinere v.g.m.-winkels in Rijswijk (v.v.o. minder dan 50 m2) in de lokaties L en M (verspreide vestigingen) draaien gemiddeld tussen de 10 en 30% beneden normatief. 7. Kleinere d.o.g.-winkels in Rijswijk (v.v.o. minder dan 50 m2) in de lokaties KI en K2 draaien gemiddeld op ongeveer normatief nivo. De winkels met een v.v.o. van 50-100 m2 draaien beter (tussen 10 en 30% boven normatief). De grotere d.o.g.-winkels behalen.de beste resultaten met .. meer dan 30% boven normatief.'. 8. Kleinere d..o. g.-winkels in Rijswijk, met een v.v.o. minder dan 50 m2> .in de-lokaties L en M draaien gemiddeld meer dan. 30% beneden normatief nivo.
56
Om de ekonomische betekenis van de onderscheiden winkellokatiés per herinrichtingsgebiéd te bepalen en onderling te kunnen vergelijken, wordt in tabel 2.2'. de totaalomzet per lokatie gegeven. Tevens is hierbij de pure winkelomzet opgenomen. Onder de winkelomzet wordt verstaan het bedrag dat in de winkel aan partikulieren wordt verkocht, dit is dus de totale omzet verminderd met ambachtelijke omzet (bijvoorbeeld reparaties), verkoop op de markt of aan de deur en de levering van goederen aan bedrijven 1 ) . In tabel 2.2. is de totaalomzet per deelgebied berekend door het aanwezige verkoopvloeroppervlak te vermenigvuldigen met de gemiddelde vloerproduktiviteit (zie tabellen E/R 273 Hierbij wordt dus aangenomen dat de bedrijven die financiële gegevens hebben verstrekt, gemiddeld genomen, niet systematisch zullen afwijken van de bedrijven die geen financiële gegevens hebben verstrekt. De winkelomzet is een percentage van de totale omzet dat per deelgebied en per sektor verschilt en varieert van 60 tot 100%. Hiernaar is gevraagd in vraag 16 van dé enquête.
1 ) De winkelomzetten zullen straks worden vergeleken met de toonbankbestedingen van de inwoners van de herinrichtingsgebieden. Dit kan niet gebeuren op grond van enquêtevraag 13 (zie tabellen E/R 26), waarin gevraagd wordt naar het aandeel van de buurtbewoners in de omzet, omdat het begrip "buurtbewoners" subjektief is. De toonbankbestedingen worden berekend uit de huisenquête.
I
57
Tabel 2 . 2 .
Geschatte totaalomzet en winkelömzét 1977 in de detailhand e l n a a r h e r i n r i c h t i n g s g e b i e d , , ~sektor en l o k a tie Gem.vloerprodukt. (f)
Geschatte omzet (x f 100.000)
% winkelomzet
Winkelomzet (x f 100.000)
Sektor
v.v.o.
lok. A
v.g.m. d.o.g.
970 9.700
10.280 3.670
10,0 35,6
84 67
8,4 23,9
lok.. B
v.g.m. d.o.g.
1.200 1.420
26.720 4.305
25,9 10,4
100 88
25,9 9,2
lok. C
v.g.m. d.o.g.
355 1.360
13.520 3.400
4,8 4,6
79 73
3,8 3,4
v.g.m. d.o.g.
625 3.350
11.680 5.290
7,3 17,7
70 93
5,1 16,5
Herinrichtingsgebied en lokatie Eindhoven:
lok. D
Totaal . Eindhoven:
96,2
116,3 '
19 .'980
Rijswijk: lok. KI
v.g.m. d.o.g.
1.440 5.'865
16.670 9.150
24,0 53,7
89 72
21,4 38,6
lok. K2
v.g.m. d.o.g.
320 2.680
13.390 8.510
4,3 22,8
93 90
4,0 20,5
lok. L
v.g.m. d.o.g.
1.020 2.445
16.220 3.310
16,5 8,1
80 95
13,2 7,7
.lok'. M
v.g.m. d.o.g.
130 1.105
34.350 9.170
4,5 10,1 ~
100 62
4,5 6,3
Totaal Rijswijk:
15.005
144,0
116,2
58
Uit de tabel blijkt duidelijk dat de winkelkoncentraties een dominerende rol in de detailhandel spelen. In Eindhoven wordt 70% van de totaalomzet gerealiseerd.door.in koncentraties gelegen winkels. In Rijswijk ligt dit percentage op 73%. De omzetcijfers laten bovendien het verschil zien tussen bovenwijkse.en buurtverzorgende :centra, zoals deze in de typering .van de herinrichtingsgebieden in het vorige hoofdstuk is gegeven. In. de.: buurtverzorgende koncentraties. is de v.g.m.sektor overheersend. In de bovenwijkse winkellokaties ligt dit andersom. Horeca en.publiekvërzorgend ambacht De omzetgegevens en de vloerproduktiviteiten van de sektoren, horeca..én :; publiekvërzorgend.ambacht zijn eveneens opgenomen in de tabellen E/R 27a. Slechts in Eindhoven was het aantal bedrijven voldoende groot om.een klassifikatie naar grootteklasse van het v.v.o. te hanteren. Op analoge wijze als dat bij de detailhandel is gebeurd zijn voor beide sektoren normatieve omzetten berekend. Weliswaar is dit voor deze sektoren een. minder.. betrouwbare methode, gezien de heterogeniteit van de tot de sektoren behorende bedrijven, maar wel ontstaat op deze wijze een referentiekader, waartegen de gerealiseerde omzetten kunnen worden afgezet. Indien de normatieve:omzetten straks in fase 2 van het onderzoek.op identieke wijze worden berekend, ontstaat op deze manier een betrouwbaar beeld van .de.veranderingen in het bedrijfsekonomische funktioneren van deze sektoren; in de tussen de beide deelonderzoeken liggende periode. Bij gebrek aan gegevens is een vergelijking met Nederlandse, gemiddelden niet mogelijk. In bijlage 8 zijn de voor de berekening van de normatieve omzetten gehanteerde empirische gegevens opgenomen voor de bedoelde sektoren. Evenals bij de detailhandel is een rentabiliteitskriterium van 25% gehanteerd en zijn dezelfde bedragen voor de loonkosten gehanteerd. De, op basis van een vergelijking met de normatieve omzetten geëvalueerde, gerealiseerde omzetten zijn vermeld in navolgende tabel 2.3. Het evaluatiesysteem is identiek aan dat van tabel 2.1.
59
Tabel 2.3.
Evaluatie van de. in de herinrichtingsgebieden Eindhoven en Rijswijk gerealiseerde omzetten 197.7 in de sektoren horeca en publiekverzorgend ambacht (toelichting: zie . tekst.bij tabel 2.1.) Eindhoven
Sektor
v.v.o. < 5 0 m2 g e r e a l . evaluatie omzet (x ƒ 100)
-Horeca -Ambacht p .v.
1.660 752
0
Rijswi; k v.v.o. 50-99 m2
g e r e a l . evaluatie omzet (x ƒ 100) 1.498 909
g e r e a l . evaluatie omzet (x ƒ 100) 1.640
;..
1.550
0
Het blijkt dat de kleinere horeca-bedrijven in Eindhoven op normatief nivo draaien. De grotere daarentegen ..draaien gemiddeld 10-30% .beneden normatief. De gemiddelde Rij.swijkse horecabedrijven zitten op 10-30% beneden.normatief..Bij. de publiekver zorgende ambachten • in. Eindhoven is de ..situatie niet veel gunstiger. Ze draaien 10-30% beneden normatief. In Rijswijk echter ongeveer op normatief nivo. • Rentabiliteitsklassifikatie,. 19.77 (sektoren. 1 , 2,
3, 5)
In subparagraaf 2.3.1.1.. is. besproken, op. welke :wij ze normatieve, omzetten, zijn berekend. :.De normatieve omzetten en vloerproduktiviteit waren gebaseerd op een rentabiliteitskriterium van 25%. Hier zullen de vestigingen behorende, tot.de.sektoren waarvan voldoende financiële gegevens:werden verkregen, worden geklassificeerd naar rentabiliteit. Op deze wij ze ontstaat inzicht in de spreiding die er in de rentabiliteit.. van. de. bedrijven bestaat. '
)
/
60
\
Het begrip.rentabiliteit is reeds eerder.gedefinieerd 'als het bedrijfsresultaat •: '(brutowinst verminderd, met huisvestingslasten, en.loonkosten) uitgedrukt in een percentage van de brutowinst (omzet - inkoopwaarde :prödukten).. Dit percentage, kan.negatief zijn. Bij. de berekeningen . is uitgegaan .van:, de ibedri jf sekonomische ,gegevens,::.per.:vestiging, afzonderlijk en dus. niet van de gemiddelde ;waardën die in de bijlagen.7 en.8: zijn vermeld. De tabellen E/R 30 geven de. ter zake. doende:gegevens. In deze tabellen., zijn .de vestigingen verdeeld :.over 5 rentabiliteitsklassen: -
klasse klasse klasse klasse klasse
1 ...= '2 = 3 = 4 .= 5 =
rentabiliteit ^ - 3 5 % rentabiliteit 25-34% rentabiliteit 15-24% rentabiliteit 5-14% rentabiliteit
Voor een goed begrip van de in deze tabellen weergegeven klassifikatie.is het zinnig.de tabellen 2.1. en 2.3. er. naast te leggen. Het blijkt-dan o.a. dat.de gemiddeld boven normatief draaiende vestigingen,bijvoorbeeld in Rijswijk de d.o.g.-detailhandelszaken in het centrum Herenstraat (KI + K2) ook nog een aanzienlijk aantal vestigingen telt die volgens ekonomische kriteria als slecht of zeer slecht getypeerd moeten worden. Het omgekeerde geldt uiteraard ook. Bijvoorbeeld in Eindhoven bevinden zich enkele v.g.m.-detailhandelszaken in lokatie A die goed renderend zijn (rentabiliteit groter dan 35%), terwijl de drie noordelijke koncentraties als geheel beschouwd als meer dan 30% beneden normatief draaiend werden aangemerkt'. Nog een enkele opmerking over de rentabiliteit. Het uit de tabellen E/R 30 naar voren komende beeld van de rentabiliteitspositie van de in de herinrichtingsgebieden aanwezige vestigingen in de publiekverzorgende sektoren is vrij somber. Hierbij dient nogmaals opgemerkt te worden dat: 1. het gaat om een harde bedrijfsekonomische beoordeling, waarbij o.a. voor de ondernemer en.de meewerkende gezinsleden een.modaal inkomen is gehanteerd;
61
2. vergelijking.met het gemiddelde Nederlandse beeld geen reden is voor extreme verontrusting (zie. hiervoor hetgene wat is gezegd over de vergelijking met de Nederlandse gemiddelde vloerproduktiviteiten aan het begin van subparagraaf.2.3.1.1.). Het.valt buiten het kader.van dit onderzoek op deze punten verder in te gaan> omdat dit- tot.een.theoretische^ discussie zou. leiden. Hier wordt slechts:een beschrij. ving :van de.bedrijven gegeven. In fase 2 van.het onderzoek zal de dan gekonstateerde rentabiliteitssituatie:van de onderhavige sektoren vergeleken worden met die van 1977, die-in de tabellen E/R 30 is vastgelegd. 2.3.3. Omzetverloop:19 75-1976-1977 De ontwikkeling in de omzetten over de jaren 1975-1976-1977 in de sektoren waarvan voldoende financiële ..gegevens zijn verkregen staan vermeld;in de tabellen:E/R- 2 9 . I n de enquête (vraag 2.2) is ook gevraagd .maar de omzetten, in 1973 en 1.974. De te lage - response maakt echter behandeling hiervan onmogelijk. •••.-. Voor -de sektoren v.g.m. en d.o.g. is een uitsplitsing naar lokatie vermeld. Het gaat om het percentuele verloop waarbij • de gemiddelde omzet ,1975 op'100% is: gesteld. .:Evenals dat bij de behandeling van de omzetten en vloerproduktiviteiten voor 1977 is gedaan, zullen;de verkregen, eijfersvworden. vergeleken met de Nederlandse eijfers, zoals die:zijn.opgenomen in onderstaande tabel 1 ) ; Tabel 2.4 •*•••• Omzetverloop in de detailhandel '.in : Nederland- over ~ ~ "-' -de jaren 1975 t/m 1977 (index 1975 = 100) Sektor V.g.m. D.o.g.
T9T5"
19T6"
T9TT
100 100
109 112
117 123
1) Bron: E.I.M.: "Economische Verkenning,Midden- en Kleinbedrijf 1978/1979", september 1978.
62
Per'.herinrichtingsgebied, en per- hoof dbranchegroep kunnen de volgende uitspraken worden gedaan: 1. Eindhoven v.g.m. De ontwikkeling in deJv.g.m.-detailhandelszaken in Eindhoven" geeft een.relatief;gunstig .beeld;te.zien. Behalve in lokatie A (de drie noordelijke.koncentraties), waar de ontwikkeling de Nederlandse trend precies volgt, ligt in de lokaties B, C en D de ontwikkeling boven het Neder. landse gemiddelde. Opvallend is de grote toename in de omzetten in het jaar 1975-1976 met 45% in lokatie B (de twee .centrale buurtverzorgende.; centra)-. Deze ontwikkeling- stabiliseert zich min of meer•••,in -het-daarop volgende jaar. Een deel van .de hoge-1 omzetten, die in .lokatie .B worden gerealiseerd (zie 2.3.1.1.) is dus van recente datum. 2. Eindhoven d.o.g. In de d.o.g.-sektor.is het meest; opvallende ^de.: sterke ontwikkeling-van de omzet over de jaren.: 1975. t/m 1977 bij de verspreid in optiegebieden voorkomende.buurtwinkels lokatie C, met 48%. Zeker ..bij een vergelijking .met :de- ontwikkeling bij de. verspreid .aan verkeerswegen gelegen winkels (lokatie . D) , die. een. teruggang van de omzetten:te zien geven, is dit verschijnsel opvallend. In overeenstemming met.•• het karakter -van de lokaties A en B is de.omzet-ontwikkeling van de hier.aanwezige .d.o.g.-zaken, te. weten.een vrijwel op het gemiddelde, liggende ontwikkeling in lokatie A en een achterblijvende ontwikkeling in lokatie B. 3. Rijswijk v.g.m. In de v.g.m. -winkels . van het hoof dwinkeleentruirt; Herenstraat ligt de ontwikkeling enigszins boven'het.Nederlandse gemiddelde nivo. De ontwikkeling bij de verspreid voorkomende winkels (lokaties L + M) blijft hierbij vergeleken duidelijk achter.
63
4. Rijswijk d.o.g. In de d.o.g.-sektor te Rijswijk ligt de ontwikkeling als geheel boven het Nederlandse nivo...Voor de winkels in het centrum Herenstraat in geringe.mate» De hoge. omzetgroei bij de verspreide winkels, in lokatie L met.45% is zeer opvallend. Gezien de lage omzetten:die in 1977 werden gerealiseerd lijken deze vestigingen zich te herstellen van de extreem lage omzetten die vóór 1975 behaald moeten zijn. Er is kennelijk sprake van een soort inhaaleffekt. Voor de horecasektor en de publiekverzorgende ambachten zijn geen-Nederlandse omzetverloopcijfers bekend. De ontwikkelingen blijven in beide herinrichtingsgebieden achter bij de gemiddelde omzetontwikkeling:in, de detailhandel. Uitzondering hierop vormen- de publiekverzorgende- ambachten in Rijswijk. Betrekken wij hierbij.de rentabiliteitsklassifikatie zoals die in tabel R30 is.: gegeven, dan kan dit verschijnsel voor deze sektor voorzichtig als positief worden geïnterpreteerd. 4. Bezoekersaantallen 1977 bij de .instellingen.en kantoren J
Bij de instellingen en kantoren.zijn de vragen over de financiële gegevens i ^ e . de vragen 20 t/m 22.niet gesteld. Als alternatief voor vraag 22^ waarin naar de^omzetten; over de jaren 1973 t/m 1977 wordt gevraagd.is voor deze-sektoren een analoge vraag gesteld--naar de bezoekersaantallen. Op deze.wijze wordt een meting verkregen over het : funktioneren van de vestigingen in deze.sektoren, die straks vergeleken kan worden met het resultaat in.de:tweede.fase van-het.onderzoek. Uiteraard is het onmogelijk,de- bezoekersaantallen te vergelijken met een normatief -bezoekersaantal ,. gezien de heterogeniteit van deze sektoren De gekonstateerde gemiddelde bezoekersaantallen houden dus geen - enkele:bedrijfsekonomische beoordeling in, bij gebrek aan vergelijkingscijfers. De gemiddelde'bezoekersaantallen waren in 1911 in Eindhoven bij de instellingen 44.290 (n = 11) en bij de' kantoren 1.980 (n = 25)i In Rijswijk waren deze aantallen resp; 1.856 (n = 15) en 1.015 (n = 34).
(
64
Het grote verschil in bezoekersaantallen tussen Rijswijk en Eindhoven bij de sektor instellingen kan worden verklaard op grond van specifieke -.••verschillen in instellingen die zich in de. herinri-chtingsgebieden -bevinden,; Het hoge gemiddelde bezoekersaantal wordt in Eindhoven veroorzaakt door de aanwezigheid van een-sportschool, (met zwembad), een theater en.danscentrum die.alledrie omstreeks de 100.000 bezoekers trekken. In Rijswijk worden-dergelijke : hoge aantallen.niet.: aangetroffen bij de daar :>.aanwezige instellingen . Ook bij. de kantorensektor blijkt een groot-verschil•te bestaan tussen de gemiddelde bezoekersaantallen.in.de-beide, herinrichtingsgebieden,; Ook. hier geldt dat. deze waarden afhankelijk zijn van de specifieke bedrijven die aanwezig zijn. •Uit het hierbovenstaande.blijkt.dat .het gemiddelde, bezoekersaantal een.:zuiver .:beschrijvende. grootheid ..is ,. die..slechts betekenis krijgt.bij vergelijking met in de tweede.fase van het onderzoek verkregen waarden..Voorwaarde hierbij is dan uiteraard dat slechts die bedrijven.worden vergeleken, waarvan op beide tijdstippen gegevens zijn verkregen. Bij gebrek aan voldoende betrouwbare gegevens over.de aan 1977 voorafgaande,, jaren is het niet. mogelijk het bezoekersverloop te geven, zoals dat voor de omzetten is gedaan, .over de jaren 1975-1977. . Oordeel van de: respondenten over het bedrijfsresultaat Objektieve gegevens die betrekking hebben op het bedrij fsekonomische funktioneren zijn in de voorgaande subparagrafen behandeld voor de.sektoren 1, 2, 3 en 5 fomzetgegevens) en de sektoren 9 en 10 (bezoekersaantallen) . Van de genoemde. sektox_en alsmede de sektoren 4,-6, 7 en 8 is ook het.oordeel, van de respondenten over de -bedrijfsresultaten over•de afgelopen.twee jaar bekend,. waarnaar in vraag 15 van de enquête is gevraagd. Uiteraard gaat het. om een subjektief oordeel. De tabellen E/R 24 geven een. overzicht. Hierbij zijn de respondenten (percentueel) verdeeld over vi jf.. antwoordkategorieën (slecht, matig,.gemiddeld, redelijk,.goed) en is tevens een gemiddelde: schaalwaarde berekend.
65
Uitgezonderd de autogebonden.'bedrijven,, is- het oordeel over het bedrijfsresultaat..in ;;de: publiekverzorgende; sektoren in Rijswijk gunstiger dan in Eindhoven,.zoals uit. onderlinge vergelijking.van.de gemiddelde schaalwaarden blijkt. De baliesektor wordt in beide.: herinrichtingsgebieden het meest positief gewaardeerd. Gezien.het grote aandeel van de bankfilialen in deze sektor is /dit :begrijpelijk; Het is bekend dat de banken;gunstige resultaten boeken. Het publiekverzorgend:ambacht wordt het laagst gewaardeerd. Gezien .het., f ei t: dat: toetsing..: op lokat ie ver schillen.:: in het oordeel van. de respondenten over de resultaten.van de vestiging voor geen der sektoren signifikante resultaten oplevert, is het niet zinvol om het subjektieve oordeel te vergelijken met de. meer objektieve, op omzetcijfers gebaseerde .-beoordeling naar lokatiè, zoals die.voor de. sektoren 1, 2, 3.en 5 is gegeven (zie. subparagrafen 2. 3 .1.1. , 2 . 3.1. 2 . . en. 2 . 3 . 2 . ).. Het enige dat kan worden gesteld is dat: het.subjektieve oordeel -erg-positief', is. De.'laagste gemiddelde schaalwaarde is 3,5. (een.-oordeel tussen de schaalwaarden. "gemiddeld".:ën. "redelijk" in) . . De overige waarden, schommelen-rondom de 4,0 (kategórie "redelijk), de op één na.beste beoordeling. Gezien het: gegeven;, dat er zeer veel: vestigingen, zijn die, volgens stringente :bedrijfsekonomisehe normen beoordeeld, er matig tot. slecht van.af komen, lijkt de ondernemer in het algemeen veel gunstiger over zijn bedrijf te oordelen dan gerechtvaardigd is.
2.3.6. . Oordeel, van de: .respondent..over .het .ef f ekt. van...de.,herinrichtings• maatregelen .op,-, zijn onderneming In de.enquête zijn enkele-vragen-opgenomen^ ;waarin.naar een beoordeling ..:van. het. effekt : van de. te.:nemen.- herinrichtihgsmaatrege.len op.bepaalde aspekten van -de onderneming-wordt gevraagd. •• •-• Deze .-aspekten zijn: ^
1. een:. drietalAverkeersaspekten;: parkeergelegenheid, bereik• ,i -.'•'•: baarheid met vrachtauto's en de-beschikbare-laad- en losruimte;
2. de omzetten respektievelijk de bezoekersaantallen; 3. het-aandeel-van. de .buurtbewoners.in de:omzet:respektievelijk ;de ;bezoekersaantallen.
66
Een uitgebalanceerd voordeel: over .deze.':.zaken .-: veronderstelt bij de. respondent ;:kënnis over :dëv:të nemen .herinrichtingsmaatregelen. Daarom is hierover in de enquête een. afz'onderlïjke vraag opgenomen (vraag 11). Uit, de,: tabellen,. E/R.: 21, blijkt:; dat::. veel. .responden ten op, het tijdstip van. afname,:;van. de : enquête : niet bekend waren met de herinrichtingsmaatregelen; ::Met :name in Eindhoven.,:zijn de percentages in de antwoordkategdrie "niet bekend" hoog te noemen, variërend van 30-r70%. In Rij swijk: liggen.'deze, percentages lager met 20-50%. In tabel E21 is aangegeven:dat:er in de beide .detailhandelssektoren in.Eindhoven signifikante lokatieverschillen optreden bij de beantwoording van. vraag. 11 . .Beide signifikanties kunnen op eenzelfde w-i j ze. worden geïnterpreteerd, nl. als een in vergelijking met de andere.lokaties:grotere onbekendheid met de te nemen, maatregelen in lokatie A (de drie noordelijke koneentraties) , resp..72% (v.g.m.) en .51% (d.o.g.). In de overige sektoren in Eindhoven worden:geen.signifikante lokatieversohillen. aangetroffen..In Rijswijk wordt bij geen der betrokken . sektorenreen. signifikant lokatie-effekt aangetroffen. Gezien het feit dat op het moment van afname van de enquête het in details nog niet bekend was welke maatregelen precies genomen zullen worden, zijn deze percentages niet verwonderlijk. Ook indien de respondent aangeeft.dat hij op de hoogte is,van de te nemen, maatregelen, :kan:dit:niet worden opgevat, als het op de hoogte zijn van-wat.er precies in de.straat waarrzijn bedrijf is gevestigd, zal staan te gebeuren. Een en ander maakt:dat interpretatie;van.de beantwoording van de vragen waar het effekt van,de,herinrichtingsmaatregelen, te weten vraag 12 (verkeersaspekten), vragen 13b; en.. 19b. (aandeel buurtbewoners) en.de vragen 14 en 18 (omzetten respektievelijk bezoekersaantallen) .een moeilijke zaak is. Het gaat.hier om, louter subjektieve oordelen, die niet gebaseerd zijn op een,weloverwogen oordeel. Angst- voor de onzekerheid: die., verandering, met . zich meebrengt, zal .de.beantwoording,van de vragen. :waarschijnlijk,hebben beïnvloed. De feitelijke,betekenis van de nu.gegeven antwoorden komt daarom, pas, naar,voren na de vergelijking .met in de tweede fase van het.onderzoek verkregen resultaten op identieke vragen.
N
67
.3.6.1. Verkeersaspekten De tabellen E/R 22 geventeen-overzicht van-de beantwoording van vraag. 12.naar het effekt van herinrichtingsmaatregelen op een drietal.verkeersaspekten>:te:weten.de parkeergelegenheid, de. bereikbaarheid met vrachtauto.' s en de laad- en losruimte. Het oordeel is :over de-gehele lijn:uiterst negatief. Voor alle: drie :.aspekten is .slechts ieem enkeling van .mening, dat de, herinrichtingsmaatregelen een positief effekt: zullen hebben. Het .meest pessimistisch.-is .men "in. Rijswijk^ waar dan ook de hoogste.percentages "negatief" worden aangetroffen, met name:bij de autogebonden bedrijven.' Worden de ;.tabellen E/R 22 nauwkeuriger.:'bekeken.* • dan valt op dat: zowel: in. Eindhoven.: als.' in Rijswijk de aspekten "bereikbaarheid .vrachtauto's" en "laad-.en losruimte" voor vrijwel alle sektoren eenzelfde verdeling van de percentages'over de vier mogelijke-.antwoordkategorieën hebben, waarmee'empirisch wordt aangetoond.'dat -deze-.aspekten bij de respondenten, refereren naar eenzelfde-verkeersaspekt. Juist-voor dit ^verkeersaspekt wordt het effekt van de herinrichtingsmaatregelen, door de respondenten :::het "meest :'• ongunstig beoordeeld* :het, sterkste in Eind-, hoven, ;.waar:.(:behalve -bij de instellingen) de respondenten in vrijwel geen:: enkel geval: het antwoord "positief" geven, wat bij het aspekt parkeergelegenheid nog wel eens gebeurt. In Eindhoven worden enkele-malen.: signifikante,lokatieverschil- ' len aangetroffen in de.sektoren jv.-.g.m-., d.o.g. en horeca. Slechts in deze : gevallen is het :mogelijk na te-, gaan.-.of er sprake is van-een- systematische relatie met:de;andere vragen. In alle andere.-gevallen: is -dit/per . definitie zinloos. Het-beeld van: de in. Eindhoven:' gesignaleerde.: signif ikanties wijst, steeds in dezelfde :.-r icht ing::, voor. de., dr ie verkeer saspekten , die "dus-kennelijk refereren -naar een .. zeker ;unaniem verwachtingspatroon bij de respondenten. 1. Steeds .wordt. in lokatie-:A:een-.:relatie.f.-.groot,: aantal respon- denten: gevonden >.dat;: geen-nmening. heef tieover,. het., ef f ekt van ....' herinrichtingsmaatregelen op .verkeersaspekteni.- Dit punt wordt verklaard op. grond van de •. geringe kennis van-de respondenten .van de herinrichtingsmaatregelen (zie 2.3.6.).
/
68
2. De respondenten; in lokatie .C . (en in mindere mate lokatie D) blijken overwegend>te verwachten-dat de'.herinrichtingsmaatregelen -een ongunstige invloed zullen hebben op de verkeersaspekten. Vergelijken.we. deze resultaten met; het,..oordeel.."over de huidige parkeersituatie.' (zie : 2.2.1.)/ dan kan worden .gekonkludeerd (1) dat.de respondenten die de huidige parkeersituatie^het gunstigste beoordelen (i.e. lokatie C ) , de: meest slechte-verwachtingen hebben over de toekomstige situatie^ en (2) dat:respondenten die de huidige parkeersituatie het slechtste beoordelen (i.c. lokatie A) voor het merendeel geen mening.hebben-over de toekomstige situatie. Een - verband tussen het. oordeel over het effekt van de herinrichtingsmaatregelen op'de'verkeersaspekten?en het objektieve bedrijfsresultaat is niet aan te.tonen, omdat.in.alle lokaties eenzelfde evaluatie werd gegeven (zie'tabel 2.1.), met uitzondering van lokatie B, maar de respondenten daar geven een vrijwel gemiddeld antwoord op de verkeersvragen. • Ontzetten en bezoekersaantallen De verwachting over het ef fekt van de.;maatregelen ;op .'de omzetten respektievelijk de bezoekersaantallen is-weergegeven - in de tabellen E/R 23. Tevens is hierin een overzicht gegeven'van de motieven :die het oordeel bepaalden. Overeenkomstig de verschillen in bekendheid met de te nemen herinrichtingsmaatregelen tussen Eindhoven ..en Rijswijk, (zie tabellen E/R 21) blijken, de .percentages respondenten . die geen,, mening over deze kwestie hebben in Eindhoven in het algemeen, aanzienlijk hoger dan in Rijswijk. Verder blijken er in beide herinrichtingsgebieden per.sektor grote.verschillen; te bestaan in. de percentages.respondenten die verwachten dat de.herinrichtingsmaatregelen."geen invloed" (v.s. "wel invloed") zullen hebben. Hoge.percentages .worden aangetroffen bij die sektoren die minder verkeersafhankelijk zijn i.c. de niet-publiekverzorgende sektoren (ambacht niet-.publiekverzorgend, kantoren, instellingen) . Een opvallend feit is het.lage percentage (23%) in de sektor autogebonden bedrijven in Rijswijk ten opzichte van Eindhoven (61%).
69
Tenslotte blijkt van. degenen die wel een beïnvloeding van de omzetten (of bezoekersaantallen) door de te nemen verkeersmaatregelen verwachten, de overgrote meerderheid van mening (80-100% in alle sektoren) dat het een negatieve.invloed zal zijn. Vergelijk in dit verband ook het negatieve oordeel over de hiervoor behandelde;verkeersaspekten.De motivering die hiervoor het meeste wordt genoemd'is de verwachte slechtere bereikbaarheid in de toekomst van de vestiging. In Eindhoven is men vrijwel unaniem deze mening toegedaan; in Rijswijk worden ook nog wel andere motiveringen genoemd. •' ^ a n d e e l buurtbewoners in omzet respektievelijk bezoekersaantal De verwachte veranderingen, ...na .herinrichtingsmaatregelen, in het ..aandeel.. van..de ^buurtbewoners 'in : de, omzet : respektievelijk het.bezoekersaantal, wordt.weergegeven.in de tabellen E/R 25. Reeds: eerder.. (subparagraaf .2.3.1.1.) is erop . gewezen, dat het begrip buurtbewoners subjektief is.in die.zin.dat voor elke respondent.een andere 'bevolkingsgroep"hieronder :Wordt verstaan, afhankelijk, van de., (geografische)' digging ;van.:de :vestiging in het.her inrichtingsgebied.-: De enquêtegegevens:van.respektievelijk de-vragen 13b en 19b krijgen ^.zodoende pas.-werkelijk betekenis .door de:'vergelijking van de in de tweede fase van.het onderzoek verkregen resultaten . De. tabellen. E/R...25 . geven voor Eindhoven en Ri j swijk.: zowel overeenkomsten als.'verschillen, te zien.. Overeenkomsten- ;worden;::gevonden : in::het.-oordeel bij de niet-publiekverzorgende;; sektoren., (sektoren 6,9, 10) , waar men of geen verandering- verwacht •, of geen mening heeft.
1.1.
Bijlage I
Toelichting op de bij het onderzoek betrokken bedrijven en- instellingen
De algemene doelstelling van het onderzoek naar de sociaaleconomische aspecten kan worden geformuleerd als het meten van het effect van te nemen herinrichtingsmaatregelen op het (economische) functioneren van de in de herinrichtingsgebieden aanwezige bedrijven en instellingen. In het tweede concept onderzoekvoorstel opgesteld , door de werkgroep O.SE (Wg/O.SE/77-27) wordt gesproken over bedrijven' en nietcommerciële instellingen. In feite was de oorspronkelijke opzet alle bedrijven en' instellingen in hét onderzoek mee te nemen (i.c. te enquêteren). In eerste instantie is gebruik gemaakt van door de gemeenten Eindhoven en Rijswijk verstrekte overzichten van de in de herinrichtingsgebièden gevestigde'bedrijven en instellingen . . ,. Voor Rijswijk waren dit gegevens uit het bedrijvenregister (situatie per 1 april 19 77) en van de onroerend goed belasting (toestand per 1 januari 19 78). Voor Eindhoven kwam ter beschikking een overzicht van het bedrijvenregister (situatie per 17 oktober 1976). Het aantal aanwezige vestigingen volgens deze overzichten overtrof verre de schatting (ca. 1.00 0 vestigingen totaal in beide herinrichtingsgebièden). Om praktische en financiële redenen is zodoende in de werkgroep DtS::E. besloten een reductie aan te brengen. Deze reductie betrof: (1) Vestigingen, voorkomend bij de sector 'instellingen, die- nietr direct afhankelijk zijn van de verkeerssituatie en.waarvan te verwachten is dat herinrichtingsmaatregelen niet of nauwelijks invloed zullen hebben op het- functioneren ervan: ' (a) niet particuliere onderwijsinstellingen (b) kerkeri (c) medische- en para-medische'praktijken- (geen'collectief) - huisartsen ;. - specialisten - tandartsen , > - para-medische praktijk (pedicure, fysiotherapeut e.d.).
i
\
(2) Vestigingen met een "haamplaatfunctie", waar bij de vestiging in feite een woonhuis .blijkt te. zijn. Dit verschijnsel treedt met name veel op bij aanneme rsbedrijven, maar ook wel bij andere bedrijven en in stellingen (vertegenwoordigers;, directeuren) . Als krite rium voor het al of niet meenenen in het onderzoek is uitgegaan van de voorwaarde dat de vestiging een (evt. gedeeltelijk) voor het bedrijf of de instelling rele vante functie moet bezitten. Een klein kantoortje (ëéh kamer) of een beperkte opslagfunctie (schuur) wordt hierbij als ontoereikend aangemerkt. Met deze reductiekri.teria als uitgangspunt zijn de basislijsten door het CIMK in combinatie met het voor het veldwerk aangetrokken buro Govers, op basis van opname ter plaatse, geschoond. Het aldus resulterende vestigingsbestand, geeft de situatie weer per 1 mei 1978. Ten behoeve van de rapportage zijn de vestigingen verdeeld in 10 sectoren: sector sector sector sector sector sector sector sector sector sector
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
detailhandelsvestigingen v.g.m. detailhandelsvestigingen d.o.g. horecavestigingen vestigingen met een baliefunctie publiekverzorgende ambachten niet-publiekverzorgende ambachten autogebonden bedrijven groothandelsbedrijven en industrieën instellingen (commercieel en niet-commercieel^ kantoren.
De eerste tabellen van het bij dit rapport behorende tabellen boek geven een overzicht van de in het onderzoek betrokken aantallen bedrijven en instellingen per herinrichtingsgebied en per sector. Bijlage 2 geeft een overzicht van de tot de onderscheiden sectoren bedrijven en instellingen behorende soorten vestigingen naar hun aard, functie of branche.
II. 1.
Bijlage II
Overzicht van de tot de onderscheiden sectoren van het bedrijfsleven behorende soorten vesti-^ gingen. Sector 2 (detailhandel d.o.g.) is onderverdeeld in 7 branchegroepen.
Sector Hoofdbranchegroep Voedings- en genotmiddelen (sector 1)
Soort vestiging
kruidenier-bediening kruidenier-zeifbediening supermarkt food-discounter banket en chocolaterie koude bakkers warme bakkers (eigen bakkerij) poelier vis, visconserven delicatessen (incl. notenbar) reformartikelenslijterij tabaksartikelen . , aardappelen,.groente en fruit slagerij zuivelprodukten overig n.e.g.
Hoofdbranchegroep Duurzame en overige goederen (sector 2) waarvan Branchegroep schoeisel
Branchegroep Confectie en textiel
schoenen/ klompen, laarzen, pantoffels overig n.e.g. algemeen confectie (gemengd) bontzaken damesbovenkleding dameslingerie corsetterie baby- en kinderkleding herenkleding algemeen textiel kleinvak textiel stoffen en manufacturen overig n.e.g.
II.2 Sector Branchegroep Woninginrichting
Branchegroep Huishoudelijke en luxe artikelen
Branchegroep Elektrotechnische artikelen
Branchegroep Persoonlijke verzorging
Soort vestiging complete woninginrichting (meubelshowrooms) dèelassortiment (klein) meubelen gemengde/complete woningtextiel dèelassortiment woningtextiel (o.a. vloerbedekking) keukens overig n.e.g. algemeen huishoudelijke artikelen huishoudelijke (olie-/ gas-)apparaten antiek, kunstnijverheid e.d. bijouterieën, geschenkartikelen sanitair overig n.e.g. alg. elektrotechnische artikelen bruingoed (radio, t.v. en afspeelapparatuur) grammofoonplaten verlichtingsarmaturen witgoed (koelkasten, wasmachines e.d.) overig n.e.g.
drogisterij medische instrumenten parfumerie schoonmaakartikelen overig n.e.g.
II.3. Sector
Soort vestiging
Branchegroep Overige goederen en^diensten boeken, tijdschriften kantoorboekhandel kantoormachinés vulpennen, etc. bloemen en planten zaden en tuinartikelen doe-het-zeifartikelen (compleet) gereedschappen,- ijzerwaren verf en behang juwelier, horlogerie opticien sport- en kampeerartikelen• auto-accessoires dibevo kinderwagens e.d. naai- en breimachines postzegel-, muntenhandel speelgoed wapens foto- en filmartikelen muziekinstrumenten lederwaren rijwielen, bromfietsen overig n.e.g. Horeca (sector 3)
Baliesector (sector 4)
vnl. drankenverstrekkende bedrijven vnl. maaltijdverstrekkende bedrijven vnl. logiesverstrekkende bedrijven vnl. amusementsverstrekkende bedrijven overig n.e.g. . bankfilialen P.T.T.-kantoren 'reisbureaus filialen luchtvaartmij'en en verkeersnureaus uitzendbureaus overheidsadministratie overig n.e.g.
II.4. Sector
Soort vestiging
Publieksverzorgende ambachten (sector 5)
hakken- en/of sleutelbars (schoenmakerij ) stomerijen wassalons kapsalons schoonheidssalons foto-ateliers drukkerijen (familiedrukwerk) kledingverhuurbedrijven kleermakerijen overig n.e.g.
Niet-publiekverzorgende ambachten (sector 6)
aannemers- (en timmer) bedrijven loodgieters-, waterfitters- en gasfittersbedrijven schildersbedrijven behangers- en stoffeerdersbedr. meubelmakersbedrijven elektrotechnisch reparatie- en installatiebedrij f radio/t.v. reparatiebedrijven metaalverwerkend ambacht lederverwerkend ambacht schoonmaakbedrijven, glazenwassers drukkerijen (geen familiedrukwerk) instrumentenmakersbedrijven overig n.e.g.
Autogebonden bedrijven (sector 7)
taxibedrijven andere personenvervoersbedrijven (particulier) vrachtautodiensten, afhaaien besteldiensten verhuisbedrijven autostallingen garagebedrijven (reparatie en/of verkoop) autoshowrooms benzineverkooppunten autorijscholen overig n.e.g.
Groothandel/Industrie (sector 8)
groothandel industrie
II.5.
Sector Instellingen (medisch, sociaal, cultureel, educatief) (sector 9) Niet opgenomen bij sector 9: (1) niet-particuliere onderwijsinst. (2) individuele medische en para-medische praktijken "- huisartsen - specialisten -r tandartsen - para-medische praktijk (3) kerken
Kantoorruimten (sector 10)
Soort vestiging apotheken bejaardencentra consultatiebureaus en kruisgebouwen kraamklinieken verpleegtehuizen ziekenhuizen sportscholen/sporthallen particuliere onderwijsinstellingen bibliotheken culturele centra (ont/ móetingsruimten, ruimten voor alg. jeugdactiviteiten, buurthuizen, sociëteiten ruimte voor muziek en toneeluitvoeringen bioscopen musea kuntgalerieën tentoonstellingsruimten overig n.e.g. kantoor t.b.v. bedrijf kantoor t.b.v. instelling assurantiekantoren architecten/ingenieursbureaus proj ectontwikkelingsbureaus accountantsbureaus advocatenbureaus reclame/advertentiebureaus expertise en taxatiebureaus makelaarskantoren ruimtelijke ordeningsadviezen organisatie-adviesbureaus overig n.e.g. '
III.1. Bijlage III
Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen ( in alfabetische volgorde)
bedrijf of instelling
aanduiding voor alle vestigingen van het' bedrijfsleven (met enkele uitzonderingen) die zijn betrokken in het onderzoek (zie bijlage I)
bedrijfsresultaat
economisch resultaat van de. (bedrijfs) vestigiging, 'dcorJCJMK gedefinieerd als de omzet verminderd met inkoopwaarde, loonkosten, huisvestingskosten en gewaardeerde ondernemersbeloning.
bedrij fsvloeroppervlak (b.v.o.)
de totale overdekte bedrijfsruimte
branchegroep
subgroep van bedrijven en instellingen die tot één hoofdbranchegroep behoren, naar functie-overeenkomst; alleen gebruikt bij detailhandel
brutowinst
gerealiseerde omzet (exclusief btw) verminderd met de inkoopwaarde van goederen (inclusief btw)
concentratie
aantal vestigingen die ruimtelijk (geografisch) dicht bij e.lkaat liggen
d.o.g.
hoofdbranchegroep van de detailhandel: duurzame en overige goederen
herinrichtingsgebieden
door ministerie aangewezen gebieden in de gemeenten Eindhoven en Rijswijk, waar verkeersmaatregelen van verschillende aard worden genomen
herinrichtingsmaatregelen
de in de herinrichtingsgebieden te nemen maatregelen van verkeerstechnische aard
hoofdbranchegroep
bij de detailhandelssector onderscheiden groep winkels op grond van het artikelenpakket dat wordt gevoerd (zie ook d.o.g. en v.g.m.)
III.2.. locatie
geografische ligging van de vestigingen in het herinrichtingsgebied
locatie-indeling
voor de analyse per sector gekozen indeling van de vestigingen naar locatie op basis van (1) ligging in optie (2) ligging in concentratie en (3) zinvolheid
locatie-effect
statistisch significant verschil tussen vestigingen in verschillende locaties ten aanzien van een bepaald aspect (enquêtevraag)
normatieve omzet
volgens een bedrijfseconomisch criterium minimaal noodzakelijke omzet per vestiging
normatieve vloerproduktiviteit
volgens een bedrijfseconomisch criterium minimaal noodzakelijke vloerproduktiviteit per vestiging
omzet
de in 1977 gerealiseerde omzet in een vestiging
onderneming
de organisatie die een zekere activiteit in een overdekte ruimte (pand) verricht
optie of optiegebied
deel van het herinrichtingsgebied; optiegebieden zijn onderscheiden naar de soort van verkeersmaatregelen (meer-minder ingrijpend) die er zullen worden genomen
rentabiliteit
maat voor het bedrijfseconomisch functioneren van de vestiging
rentabiliteitscriterium
gekozen criterium voor rentabiliteit dat minimaal nodig is een bevredigend bedrijfsresultaat te behalen
sector
groep bedrijven of instellingen die qua activiteit min of meer op elkaar lijken en ten behoeve van de analyse als één groep zijn beschouwd
verkeersgebied
zie ook optiegebied; met de verkeersgebieden worden de doorgaande verkeers wegen en de wijkontsluitingswegen aangeduid
III.3.'
\
verkoopvloeroppervlak (v.v.o.)
voor publiek toegankelijke overdekte ruimte van de vestiging
vestiging
analyse-eenheid van het onderzoek; (bedrijfs)pand waarin door de onderneming een zekere bedrijvigheid (al of niet met winstoogmerken) wordt uitgeoefend
v.g.m.
hoofdbranchegroep van de detailhandel: voedings- en genotmiddelen
vloerproduktiviteit
omzet per m2 verkoopvloeroppervlak of per m2 bedrijfsvloeroppervlak
winkelomzet
gedeelte van de omzet die in de winkel wordt gerealiseerd door verkoop aan particulieren
Bijlage IV
DEMONSTRATIE-PROJECT
Enquête bedrijven en instellingen EINDHOVEN EN RIJSWIJK •
1
Het C.I.M„K. garandeert de absolute geheimhouding van de door u verstrekte gegevens,
Respondentnr.
2-6
Jaar van enquête v
7-8 9-13
Prov.-Gem, kode 14-15 Nr. deelgebied 16 Optie 17-31
Adres van de vestiging. Straat: 1 at
. , . . . . . ,
Naam van de onderneming of instelling waartoe vestiging behoort,
32 46
Naam van de geënquêteerde en tel, nr. Naam
,
Tel 0 nr.;
. . , . . , . „ , , . , , , . < . , . . . , . , , „ . ' . •
(semi) overheid
eenmanszaak
gesubsidieerd
VcO.F,
partikulier
anders
3
E
47
anders
BV„ NV, CV
48 2 a. b0 3 a.
Is dit de enige vestiging?
ja
Indien meerdere vestigingen, is dit de hoofdvestiging?
ja
J_
neen
LiJ ™
2
n.v.t.
UJ
49 50
Wat is de hoofdfunktie of hoofdbranche van deze vestiging? . . . . . . . , , . , , 51-54 Indien aanwezig, wat is uw belangrijkste nevenbranche of nevenfunktie? . . . „ . , „ , 55-58 a, Hoe groot is op dit adres de oppervlakte van - voor publiek toegankelijke ruimte . m2 - niet voor publiek toegankelijke ruimte ., . „ m2 totaal
Hebt u t.b.v. de vestiging op dit adres elders nog
c. Totaal
61-65 - niet voor publiek toegankelijke ruimte
, . , m2
Sinds welk jaar heeft onder vraag 1 vermelde onderneming/instelling het bedrijfspand op dit adres voor de huidige aanwending in gebruik?
66-70
m2
-t
71-75
Sinds . '.jaartal)
76-77
2
Is door de onderneming of instelling waartoe de vestiging behoort het pand nog verbouwd en/of is de inrichting in belangrijke mate gemoderniseerd in de periode 1970 t/m 1977?
ja
1
neen
2
n , v • t..
3
78
Zo neen, waarom niet?. 79
Zo ja, van welke aard? 80
In welke jaren vond dit plaats en welke bedragen waren ermee gemoeid?
Indien de bedrijfsvloeroppervlakte is uitgebreid, met hoeveel m2 was da~ dan? ALLEEN DETAILHANDEL . . . .
bedrag
jaar 19.
93-94
19,
95-96
B.V.0.
.m2|
97-101
V.V.0.
.m2l~
102-106 i
Bestaan er konkrete plannen in de komende 3 jaar investeringen in dit pand te verrichten?
ja
107
neen n. v.t,
Zo neen, waarom niet?
. . . . . . . . . . . . . 108
Zo ja, kunt u aangeven wat deze plannen zijn? . 109 110'
Welk bedrag is daarmee ongeveer gemoeid? Hoeveel personen zijn in deze vestiging werkzaam op dit moment? ondernemer(s) + meewerkende gezinsleden
personeel (inkl. 'Totaal bedrijfsleider)
full-time (4 of meer dagen per week)
111-113
part-time (3 of minder dagen per week )
114-116.
Heeft u plannen het bedrijf in de komende 3 jaar te beëindigen of te verplaatsen? beëindiging 117
verplaatsing geen van beide Indien beëindiging of verplaatsing, om welke reden?
118
Indien verplaatsing, waar gaat u dan naar toe? binnen wijk grootwinkelcentrum kleinwinkelcentrum niet. in winkelcentrum
binnen gemeente
buiten gemeente
119
3
10
Hoe beoordeelt u deze vestigingsplaats ten aanzien van: slecht
niet van belang
1
2
3
4
121
b.
op koopavond
1
2
3
4
122
c,
op een gewone dag
1
2
3
4
123
1
2
3 l
4
124
e. laad- en losruimte
1
2
3
4
125
f. grootte van bedrijfsruimte
1
2
3
4
126
1
2 .
3
4
127
- bereikbaarheid met vrachtauto's t.b.v. bevoorrading
"standing"
12
goed
a. parkeergelegenheid op zaterdag
d
11
redelijk
U weet waarschijnlijk dat in deze wijk herinrichtingsmaatregelen genomen zullen worden (verkeerstechnische aanpassingen). Is het u bekend welke maatregelen genomen zullen worden?
ja
1
neen
2
min of meer
3
128
Denkt u dat de te nemen herinrichtingsmaatregelen invloed zullen hebben op de volgende punten met betrekking tot deze vestiging? positief
geen invloed
negatief
geen mening
a„ parkeergelegenheid
1
2
3
4
129
b. bereikbaarheid met vrachtauto's t.b.v. de bevoorrading
1
2
3
4
130
c„ laad- en losruimte
1
2
3
4
131
ENQ. de volgende vragen zijn alleen bestemd voor winkels, ambachten, horecabedrijven, baliesector en vervoerbedrijven 13a Hoeveel procent van uw omzet in 1977 kwam van buurtbewoners ' b
'.
.
."'.',
Denkt u dat dit percentage zal veranderen ten gevolge van de herinrichtingsmaatregelen? afname
14a
b
1
geen verandering
2
toename
3
geen mening
132-133
%
134 /
4
Denkt u dat de omzet zal worden beïnvloed door de herinrichtingsmaatregelen?
Ja
1
ENQ. door naar vraag 14b
neen
2
ENQ. door naar vraag 14c
geen mening
3
ENQ. door naar vraag 15
In welke zin?
>, 135
positief
1
negatief
2 ~
136 c Waarom denkt u dat?
137 15
Hoe beoordeelt u de bedrijfsresultaten van deze vestiging over de afgelopen 2 jaar? , slecht 1
matig . gemiddeld 2
3
redelijk
goed
4
5
•
138
ENQ. de volgende vraag is alleen bestemd voor winkels 16 .. Hoeveel procent van uw omzet is pure winkelomzet (dus zonder ambachtelijke omzet, zoals reparaties, verkoop op markt, wijkbezorging, levering aan bedrijven e„d.)? . . . .% ...
139-140
FINANCIËLE GEGEVENS ENQ.:
de volgende vragen zijn alleen bestemd voor winkels, ambachten, horecabedrijven, baliesector en vervoerbedrijven. Als deze gegevens niet direct volledig door de respondent kunnen worden beantwoord, vul de antwoorden dan in voor zo ver mogelijk. Laat daarna het duplikaatformulier achter met het verzoek dit later in te vullen (eventueel via de boekhouder of accountant) en na te sturen. ,
'
20a
b
Is dit bedrijf gevestigd in:
Huurpand
1
Leasepand
2
Eigen pand
3
Wat waren in 1977 de huurlasten resp. de exploitatiekosten van het bedrij fsgedeelte van dit pand? f. . . . . .
c
21a
b
22
182
:
Indien lease of eigen pand: Wat is de huidige marktwaarde van het bedrij fsgedeelte van dit pand bij lege oplevering? ƒ . . . . . . (guldens van 1978)
183-188
189-194
Hoeveel bedroegen de totale loonkosten (inclusief werkgeversaandeel sociale lasten) van de bedrijfsleider en het overig personeel van deze vestiging in 1977? Enq.: Alleen voor eenmanszaak of VOF (zie vraag 1) ƒ . . . . . .
195-200
Welk bedrag is er voor privé-doeleinden in 1977 uitgetrokken (voor ondernemer(s) en meewerkende gezinsleden)? ƒ . . . . . .
201-206
Welke omzetten (inclusief btw) en brutowinstpercentages behaalde de vestiging op dit adres gedurende de afgelopen 5 jaren? jaar
omzet
brutowinstpercentage
1973
211-222
1974
223-234
1975
251-262
1976
263-274
1977
275-286
ENQ„: Indien de financiële vragen niet of niet volledig zijn ingevuld, dient het duplikaatformulier en een antwoordenveloppe te worden achtergelaten en eventueel het adres van boekhouder of accountant te worden genoteerd„ Adres boekhouder/accountant adres:
. . . . . . .
o . . . . . .
.
plaatsnaam:
. . . . . . . . . . . . . . .
tel. :
. . . . . . . . . . . . . . .
Noteer tevens het adres van de vestiging en de naam van de onderneming of instelling op het duplikaatformulier.
DUPLIKAAT FINANCIËLE GEGEVENS Wilt u de volgende vragen betreffende de financiële gegevens van de onderstaande vestiging zo volledig mogelijk beantwoorden, eventueel via uw boekhouder of accountant. Het ingevulde formulier s.v.p, opsturen in de daarvoor bestemde antwoordenveloppe aan: C.I.M.K., Osdorpplein 4, Amsterdam Adres van de vestiging: . . . . . . . . . . . . . . . . . Straat: . . . . . . . . . . . . Plaats:„.„......
.
o . . . " . . . . . . . . . •.
. . o . . . . . . . . . .
o . .
Naam van de onderneming of instelling waartoe vestiging behoort:
20a
b
Is d i t bedrijf gevestigd in
Huurpand
1
Leasepand
2
Eigen pand
3
Wat waren i n 1977 de h u u r l a s t e n r e s p . de e x p l o i t a t i e k o s t e n van h e t b e d r i j f s g e d e e l t e van d i t pand? f
c
21a
b
182
. . . . .
.
Indien l e a s e of eigen pand: Wat i s de h u i d i g e marktwaarde van h e t b e d r i j f s g e d e e l t e van d i t pand b i j lege o p l e v e r i n g ? ƒ . . . . . . (guldens van 1978) Hoeveel bedroegen de t o t a l e loonkosten ( i n c l u s i e f werkgeversaandeel s o c i a l e l a s t e n ) van de b e d r i j f s l e i d e r en h e t o v e r i g p e r s o n e e l van deze v e s t i g i n g i n 1977? Enq.: Alleen voor eenmanszaak of VOF ( z i e vraag 1) ƒ . . . . . .
189-194
195-200
Welk bedrag i s e r voor p r i v é d o e l e i n d e n i n 1977 u i t g e t r o k k e n (voor ondernemer(s) en meewerkende g e z i n s l e d e n ) ? _ • ƒ . . . " . . .
22
183-188
201-206
Welke omzetten ( i n c l u s i e f btw) en b r u t o w i n s t p e r c e n t a g e s behaalde de v e s t i g i n g op d i t adres gedurende de afgelopen 5 j a r e n ? jaar
omzet
brutowinstpercentage
1973
211-222
1974
223-234
1975
-.-.'.
251-262
1976
263-274
1977
275-286 \
ENQ.: de volgende vragen zijn alleen bestemd voor medische en sociale instellingen, recreatieve en culturele instellingen en vrije beroepen. Hoeveel bezoekers ( c u r s i s t e n , c l i ë n t e n ) hebben deze i n s t e l l i n g bezocht i n de j a r e n 1973 t/m 1977?
17
bezoekersaantallen
jaar
141-145
1973 1974
18a
b
•
-
1975
151-155
1976
156-160
1977
171-175
Denkt u dat h e t b e z o e k e r s a a n t a l z a l worden b e ï n v l o e d door de herinrichtingsmaatregelen? ja
1
ENQ.: door naar vraag 17b
neen
2
ENQ.: door naar vraag 17c
geen mening
3
ENQ.: doo r naar vraag 18
In welke zin?
positief 1 negatief
c
19a
b
146-150
176
1
177
2
178
Waarom denkt u dii t ?
Hoeveel p r o c e n t van de bezoekers ( c u r s i s t e n , c l i ë n t e n ) kwam i n 1977 u i t deze b u u r t ? . . . .%
179-180
Denkt u dat d i t p e r c e n t a g e zal veranderen t e n gevol ge van de herinrichtingsmaatregelen? 1 afname geen v e r a n d e r i n g
2
toename
3
geen mening
4
181
ENQ.:
14a
b
de volgende vragen z i j n a l l e e n bestemd voor i n d u s t r i e en groothandel
Denkt u dat de omzet zal worden beïnvloed doo r de herinrichtingsmaatregelen? ja
1
ENQ.: door naar vraag 14b
neen
2
ENQ.: door naar vraag 14c
geen mening
3
ENQ.: door naar vraag 15
In welke zin?
135
positief
1
negatief
2
136
c
Waarom denkt u dat?
137 15
Hoe beoordeelt u de bedrijfsresultaten van de ze vestiging o ver de afgelopen 2 jaar? slecht
matig
1
2
gemiddeld 3
redelijk
goed
4
5
138
V. 1.
Bijlage V
Aan de bedrijven en instellingen in de herinrichtingsgebieden te Eindhoven en Rijswijk maart 1978 Geachte mevrouw / mijnheer, Waarschijnlijk bent u ervan op de hoogte dat in de wijk of buurt, waarin of in dè nabijheid waarvan uw bedrijf of instelling is gevestigd het een en ander gaat gebeuren. Het Rijk heeft het initiatief genomen om samen met de gemeenten Eindhoven en Rijswijk demonstratieprojekten op te zetten, waarmee inzicht kan worden gekregen in de effecten van herinrichting van stedelijk gebied. Binnenkort zal worden begonnen met het nemen van herinrichtingsmaatregelen, zoals die in een gemeentelijk (concept-)basisplan zijn vastgelegd. In Eindhoven zijn reeds een aantal informatiebijeenkomsten hierover gehouden. In Rijswijk zijn deze bijeenkomsten begin maart van start gegaan. De aangewezen gebieden zullen worden ingericht in verblijfsgebieden en verkeersruimten. Verkeersruimten zijn wegen die zo worden ingericht dat een optimale afwikkeling van het verkeer mogelijk is, waarbij geluidshinder en luchtverontreiniging zoveel mogelijk worden beperkt. Verblijfsgebieden zijn wegen, die in de eerste plaats ten dienste staan van het wonen, spelen en elkaar ontmoeten en die zo zijn ingericht dat het gemotoriseerd verkeer zich aan die functies moet aanpassen. Het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (CIMK) is door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat aangewezen een onderzoek te doen naar het effect van de te nemen verkeerstechnische maatregelen op het sociaal-economisch functioneren van de bedrijven en instellingen. De belangrijkste basis van het onderzoek is een enquête onder de aanwezige bedrijven en instellingen. Mede omdat het ook in uw belang kan zijn inzicht te verkrijgen in
\
het effect van de straks, .te. .nemen maatregelen op het bedrijfseco- nomisch functioneren menen wij een beroep op u te mogen doen uw medewerking te verlenen en de in de enquête gestelde vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden. •"••*, De enquête bevat:
.'..,.
- . .' .
a. Vragen van algemene aard. -
naam, adres soort bedrijf (hoofd- en nevenfuncties,.organisatievorm e.d.) vloeroppervlak w - personeelsbestand -e.d.
b . Vragen naar de mening van de ondernemers/bedrijfsleider uitbreidingsplannen, ..bedrijfsbeëindiging . de v e s t i g i n g s p l a a t s . . . . . . . het effect van.de herinrichtingsmaa'tregelen op omzetten . r e s p e c t i e v e l i j k bezoekersaantallen
-
over:
e
.
d
.
.
.
.
.
.
. . -N
c. Vragen betreffende financiële gegevens (alleen voor winkels, ambachten,.horeca, baliesector en vervoersbedrijven) huur- respectievelijk exploitatiekosten van de bedrijfsruimte omzetten en bruto-winstpercentages over de afgelopen jaren loonkosten. De bedoeling is dat de verkregen gegevens zullen worden vergeleken met gegevens uit een analoge-enquête, die zal worden gehouden nadat het stedelijk gebied.volgens de herinrichtingsplannen is ingericht. Het CIMK staat ervoor garant dat de door u verstrekte individuele gegevens op geen enkele wijze herkenbaar zijn in de eindrapportage. Deze rapportage zal algemene tendensen signaleren en niet ingaan op afzonderlijke vestigingen. ' De enquête zal mondeling worden afgenomen. De volgende week zal een enquêteur namens het CIMK bij u langs komen. Wilt u hem ontvangen of een afspraak maken voor een volgend bezoek? •' "
Hoogachtend, CENTRAAL INSTITUUT VOOR HET MIDDEN EN KLEINBEDRIJF Dr. R.G.Bout afdeling Planologie /
\
. VI . 1 .
Bijlage VI
Toelichting op de statistische toetsing van locatieverschillen < - '
•
••
.
•
.
.
•
Uitgaande van de mogelijkheid dat^ de specifieke locatie (verschillen) van vestigingen in een onderzoekgebied (behalve de specifieke verschillen.per sector of branche) van invloed kan zijn op het (objectieve) functioneren van de vestigingen of de (subjectieve). oordelen van.de respondent (ondernemer/bedrijfsleider) moet, indien zinvol mogelijk een locatie-indeling worden gehanteerd. Praktisch blijkt dit niet altijd mogelijk (te weinig observaties). Om daadwerkelijk vast te stellen of er verschillen tussen de onderscheiden locaties bestaan, zullen de empirische resultaten (enquêtegegevens) getoetst moeten worden op statistische significantie. Met een toets op statistische significantie wordt de kans aangegeven dat de waargenomen relatie kan zijn ontstaan op grond van toeval. Het is algemeen gebruikelijk een statistisch significantie relatie te accepteren,, als die een kans heeft op te treden in 5% van de gevallen of minder, d,w,z, in 5 van de 100 steekproeven. Dit wordt ook wel het significantie-niveau genoemd. In de praktijk worden vaak 2 significantieniveaus gehanteerd, een 5 procentniveau en een 1 procèntniveau (resp. aangeduid met .05 en .01). In het te analyseren materiaal is gebruik gemaakt van 2 soorten statistische toetsen. (1) een Chi-kwadraat-toets bij kruistabellen met 2 variabelen, die elk in een aantal klassen zijn verdeeld (één variabele is dus de locatie) (2) een variantie-analyse als de enquêteresultaten "echte" waarden opleveren, zoals omzetten en vloerproduktiviteiten. ad 1. Chi-kwadraat-toets Deze toets gaat na of er eën verband bestaat tussen de specifieke locatie en een andere variabele. Voorbeeld: in onderzoek Eindhoven/Rijswijk 1978
v.g.m.
/
oordeel van de aanwezige parkeergelegenheid op zaterdag slecht redelijk goed 60 . 19 21
VI . 2 .
Getoetst op significantie .locatieverschillen levert dit een signifacaritie óp van .05. Om -te illustreren wat dit betekent geven we hier de verdeling van_.de antwoorden naar locatie (aantallen respondenten): v.g.m. locatie locatie locatie locatie
KI K2 L M
totaal
slecht
redelijk
15 11 2 4
3 7 0 0
32
10
goed.
totaal
0 1) 7 2) 3 1 11
18 25 5 5 53
De Chi-kwadraat-toets gaat nu na of de waargenomen aantallen waarnemingen in de cellen in voldoende mate" van de te verwachten aantallen (gegeven de randtotalen) afwijkt, om tot een effect van de locatie te kunnen besluiten. Het te verwachte aantal in de met 1) gemerkte cel bijvoorbeeld is 18 x 11 = 4 (afgerond). Het waargenomen aantal is 0. Verschil dus 4. Het verwachte aantal in cel 2) is 5. De toetst geeft een significantie van .0249 hetgeen betekent dat de gevonden frequentieverdeling over de cellen een kans heeft in 3 of minder van de 100 gevallen op te treden: dus we accepteren een locatie-effect. Hoe dit locatie-effect geïnterpreteerd moet worden is een kwestie van de tweede tabel goed te bestuderen. Onder andere zou geconcludeerd kunnen worden dat de winkeliers in K2 (verkeersgebied van concentratie Herenstraat) meer tevreden zijn met de parkeermogelijkheden op zaterdag dan hun collega's in het voetgangersgebied (KI). ad 2 . Variahtie -analyse De variantie-analyse is een toets tussen gemiddelden. De (nul) hypothese wordt getoetst dat de verschillende gemiddelden (dus per locatie) uit dezelfde overall- populatie afkomstig zijn dus: Ho : UI' = U2 = U3 = U4 = U (4 locaties). ü= gemiddelde. Als de kans kleiner is dan 5% (5 van de 100 gevallen) dat de geconstateerde gemiddelden zullen optreden, wordt deze nulhypothese verworpen en geaccepteerd dat er significante locatieversxchillen zijn. Y22ïl2e§i^i i-n onderzoek Eindhoven/Rijswijk
v.g.m. (gemiddelde omzet)
. locatie A ƒ 247.200
locatie B ƒ 1.745.500
1978 locatie C locatie D ƒ ' ' ' • ƒ 279.700 816.200
totaal f 720.800
VI. 3 .
Toetsing levert in dit geval geen significant. resultaat op, ondanks de op het oog aanzienlijke afwijkingen per locatie van het overall gemiddelde (•ƒ 720.800). De nulhypothese kan dus niet worden verworpen en er kan niet worden geconcludeerd dat er statistische significante locatieverschillen zijn. Dit is een gevolg van de zeer grote omzetverschillen per vestiging (dus een grote variantie). \
Bijlage VII
Bij de berekening van normatieve omzetten en vloerproduktiviteiten 1977 in de detailhandel in Eindhoven en Rijswijk gebruikte gegevens per grootteklassë v.v.ö'. (m2) 'gebaseerd op empirische gegevens. Kosten per jaar
v.g.m.
d o . g.
< 50
50-99
100-199
<50
50-99
100-199
ƒ 150
ƒ 150
ƒ 150
ƒ 90
ƒ 90
ƒ 90
.45
.50
_
.55
.65
.70.
g e m . v . v . o (m2)
25
66
-
31
69
127
gem. b . v . o .
56
132
56
106
181
huisvestingslasten p e r m2 b . v . o . v.v.o.-b.v.o.verhouding
(m2)
personeelsbestand loonkosten per
1)
kracht
ondernemersbeloning 2) totale
loonkosten
1,8(0,8)
•
2,3(0,8)
i
2,9(1,0)
1,8(0,8) 2 , 3 ( 0 / 8 ) 2 , 9 ( 1 , 0 )
ƒ 35.0Q.0 ƒ 40.000
3)
ƒ 67.000 ƒ84.000
ƒ106.000
ƒ67.000
ƒ84.000
ƒ106.000
brutowinstpërcentaget;4)
23
23
23
33
33
33
rentabiliteit
25
25
25
25
25
25
1) 2) 3) 4) 5)
5)
tussen haakjes (gemiddelde meewerkende ondernemer en gezinsleden) vast bedrag voor fuil-time in de zaak werkende ondernemer inclusief ondernemersbeloning betekenis: zie -bijlage III betekenis: zie bijlage III; hier is de rentabiliteit uitgedrukt in een percentage van de brutowinst
Bijlage VIII
Bij de berekening van normatieve omzetten en vloerproduktiviteiten 19 77 in de sectoren horeca en publiekverzorgend ambacht, gebruikte gegevens. . . . . Kosten per jaar
horeca huisvestingslasten per m2 b.v.o. v.v.o.-b.v.o. verhouding
ƒ 115,.50
k,
ambacht p.v.. ƒ 120,.60
gem. v.v.o. < 5 0 m2 (Eindh.)
2 9 m2
25 m2
gem. v.v.o. 50-99m2 (Eindh.)
6 5 m2
65 m2
gem. v.v.o. Rijswijk
' 59 m2
45 m2
pers.bestand
< 5 0 m2 v.v.o.
1,8(0,8)
1,3(0,6)
pers.bestand 50-99 m2 v.v.o. pers.bestand Rijswijk
2,1(1,0)
1,5(0,8)
2,1(1,0)
1,5(0,8)
loonkosten per kracht
ƒ 35.000,-
ƒ 35.000,-
ondernemersbeloriing
ƒ 40.000,-
ƒ 40.000,-