A
gemeente Eindhoven
Juridische Zaken, Advies
Marielle van den Bos
Van mw. mr. C. Gebuis Kamer 3.03 Telefoon (040) 238 24 38 14 augustus 2009
Memo Betreft Juridische kaders beleid dierenwelzijn §1
Wettelijk kader met toelichting en bevoegdheden gemeenten
Wettelijk kader Opvangplicht gemeente Het Burgerlijk Wetboek, boek 5, artikel 8, derde lid: de burgemeester is verplicht gevonden (huis)dieren met een vermoedelijke eigenaar gedurende een periode van veertien dagen op te vangen. Een gewond en gevonden dier wordt ook opgevangen , tenzij de kosten onevenredig hoog zijn of afmaking om geneeskundige redenen vereist is. Het Honden- en Kattenbesluit geeft een aantal bepalingen waaraan een erkende inrichting moet woldoen (asiel, verblijfsinrichting of pension). Het Honden- en Kattenbesluit valt onder de GWWD. Een gemeente kan de opvangtaak overlaten aan een asiel. Aan te bevelen is dit te doen aan een erkende inrichting. Indien zwervende dieren door de gemeente worden opgevangen en de houder deze dieren niet binnen 2 weken ophaalt kan de burgemeester het dier verkopen of om niet wegdoen. Indien de opslag onevenredig hoge kosten met zich meebrengt dan kan dit eerder. De gemeente heeft geen wettelijke plicht om dieren zonder vermoedelijke eigenaar op te vangen. Uithuiszettingen Indien dieren onbeheerd worden aangetroffen (bij huisuitzettingen bijvoorbeeld) is de gemeente verantwoordelijk voor opvang en verzorging, Gemeenten maken over het algemeen afspraken met dierenasielen over de opvang van deze dieren en de hiermee gepaard gaande kosten. Gemeenten kunnen bij de teruggave van het dier aan de eigenaar eisen dat de kosten voor bewaring worden voldaan. In beslag genomen dieren
A
Een dier wordt in beslag genomen door de Douane, AID, LID of Politie. Deze melden dit bij de Dienst Regelingen. De Dienst Regelingen bepaalt vervolgens waar het dier wordt geplaatst.1 De uiteindelijke duur van de opslag hangt af van de duur en het verloop van de verdere gerechtelijke procedure bij de strafrechtelijke inbeslagname. Het dier kan door de rechter verbeurd worden verklaard of onttrokken aan het verkeer als bijkomende straf. Indien een dier bestuursrechtelijk is meegevoerd en het dier niet terug wordt gegeven aan de eigenaar dan zal de Dienst Regelingen het dier na dertien weken verkopen of om niet aan een derde in eigendom overdragen. Indien de kosten voor opslag erg hoog zijn kan de Dienst Regelingen vanaf twee weken na verstrekking van het proces-verbaal waarmee het dier in bewaring is genomen het dier verkopen of om niet aan een derde in eigendom overdragen. Bestuursdwangtoepassing Indien dieren bestuursrechtelijk in bewaring worden genomen kan het bestuursorgaan de teruggave van het dier opschorten tot dat de kosten voor bewaring zijn voldaan. Indien deze kosten niet worden betaald door de oorspronkelijke eigenaar kan het bestuursorgaan het dier verkopen. Het dierenasiel kan de gemaakte kosten voor de opvang declareren bij het bestuursorgaan Natuurbeschermingswet Doel van de Natuurbeschermingswet is het geven van wettelijke bescherming aan terreinen en wateren met bijzondere natuur- en landschapswaarden. Door toepassing van deze wet kan een gebied als beschermd natuurmonument worden aangewezen. Hierdoor kunnen bedreigingen van de natuur een halt worden toegeroepen of aan regels gebonden worden. In de Natuurbeschermingswet worden onder meer de bepalingen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn omgezet in Nederlands recht. De in 1992 vastgestelde Habitatrichtlijn richt zich op biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in om leefgebieden en soorten in stand te houden, die voor de Europese Unie van belang zijn. De in 1979 vastgestelde Vogelrichtlijn heeft specifiek tot doel de bescherming van de in het wild levende vogels, in het bijzonder trekvogels, evenals de instandhouding en het beheer van hun leefgebieden. De gebieden die vallen onder zowel de Habitatrichtlijn als de Vogelrichtlijn moeten uitgroeien tot een Europees netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk wordt Natura 2000 genoemd. Natura 2000 vertoont gelijkenis met de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) maar het beschermingsregime is veel strenger. Flora- en Faunawet
1
Brief Minister LNV aan Tweede Kamer, 4 november 2008, Kamervragen richtlijnen voor de opvang van in beslag genomen dieren
2
A
De Flora- en faunawet dient ter bescherming van wilde planten en dieren. Deze wet verbiedt onder meer het plukken van beschermde inheemse planten en het doden van beschermde inheemse dieren. Ook andere handelingen die planten- of diersoorten kunnen bedreigen zijn verboden of slechts onder voorwaarden toegestaan. Daarnaast gelden handels- en bezitsverboden voor zowel inheemse als uitheemse soorten. Verder is het niet toegestaan dieren, dus ook vissen, in de natuur uit te zetten. Dit verbod geldt ook voor planten. De wet verbiedt de handel in en het bezit van bepaalde vangmiddelen zoals strikken en klemmen. In de Flora- en faunawet zijn onderdelen van de Europese natuurregelgeving opgenomen. De wet is in 2002 in werking getreden en bundelt de bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen: De Vogelwet 1936, Jachtwet, Natuurbeschermingswet (hoofdstuk V), Nuttige Dierenwet 1914, Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. Het ministerie van LNV stelt lijsten vast van met uitsterven bedreigde plant- en diersoorten. Deze zgn. Rode Lijsten zijn er voor zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels, korstmossen en paddenstoelen, zoutwatervissen, kokerjuffers, steenvliegen, haften, platwormen, hogere planten en mossen. De laatste versie is van 2004. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) De GWWD dient ter bescherming van het welzijn van dieren. Deze wet geldt voor alle dieren die door mensen gehouden worden en niet voor de wilde fauna. Dus voor productiedieren, hobbydieren en gezelschapsdieren. Uitgangspunt van deze wet is dat je met dieren geen handelingen mag verrichten, tenzij in de wet staat dat het wel mag (nee, tenzij). Binnen deze kaderwet zijn sinds 1992 diverse regelingen uitgewerkt. De GWWD gaat uit van de intrinsieke waarde van een dier. Dieren hebben een eigen, zelfstandige waarde, los van de gebruikswaarde die de mens eraan toekent. Artikel 36 van de GWWD is van bijzonder belang: op basis van dit artikel is iedereen verplicht hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen. Deze bepaling geldt voor zowel gehouden als in het wild leven de dieren. Daarnaast is in artikel 2 Flora en faunawet de zorgplicht vastgelegd voor in het wild levende dieren. Artikel 36 impliceert dat als je een schaap op zijn rug in de wei ziet liggen of je ziet een gewonde vogel of huisdier je hulp moet verlenen of een dierenambulance moet bellen. Belangrijk zijn de algemene regels in de GWWD die stellen dat het verboden is om: - Dieren onnodig pijn of letsel te veroorzaken - De gezondheid of het welzijn te schaden - Een dier de nodige verzorging te onthouden - Dieren van het ouderdier te scheiden voordat zij een bij wet vastgestelde leeftijd hebben bereikt - Bij dieren ingrepen te plegen die niet in de wet geregeld zijn - Dieren te doden tenzij in de wet anders geregeld of
3
A
- Dieren als prijs, beloning of gift uit te reiken.
Handhaving van de GWWD gebeurt door de LID (de landelijke inspectiedienst van de Dierenbescherming) en de AID (de Algemene inspectiedienst van het ministerie van LNV). Zij zijn als Buitengewoon Opsporingsambtenaar bevoegd een proces verbaal op te maken en om dieren in beslag te nemen. Bovendien zijn zij door het ministerie van LNV aangewezen als toezichthoudend ambtenaar. De LID werkt samen met de IDG (de Inspectiedienst Gezelschapsdieren, landelijk, door de Sophia Vereeniging en de Bond tot Bescherming van Honden in stand gehouden) en met de inspecteurs van de plaatselijke afdeling van de dierenbescherming en met de politie. De dierenbescherming kent dus twee soorten inspecteurs, die van de plaatselijke afdeling en die van de LID. Visserijwet De Visserijwet regelt de zee-, kust en binnenvisserij, evenals de visserijvergunningen en de huur en verhuur van visrecht. In de wet en de daaruit voortvloeiende regelingen worden onder meer zaken geregeld op het gebied van het voortbestaan en welzijn van vissen, met minimummaten van te vangen vis, quotumregelingen en toelaatbare vangstmethoden. Bevoegdheden gemeenten Uitbraak dierziekten Als sprake is van een uitbraak van dierziekten zoals Mond en klauwzeer of vogelgriep dan ontvangt de gemeente instructies van landelijke overheden en heeft geen zelfstandige taak. Wel zijn er medebewindstaken op basis van de GWWD voor dieren. Deze staan vermeld in de artikelen 21en 23 (preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten) en artikel 74 (maatregelen van de burgemeester in verband met agressieve dieren). Rampenplannen Gemeentelijke rampenplannen moeten rekening houden met dieren en voorzien worden van maatregelen voor evacuatie en inveiligheidsstelling van dieren. Algemene Plaatselijke Verordening In de APV kunnen door de gemeente bepalingen opgenomen worden voor overlastgevende dieren en evenementen met dieren (weigering vergunning kan op basis van openbare orde, volksgezondheid, openbare veiligheid of milieu). En om te voldoen aan GWWD artikelen 36 eerste lid, 37, 57, 61 eerste lid en 65.
4
A
Er is een uitspraak over de weigeringsgrond dierenwelzijn bij de verlening van een evenementenvergunning: het dierenwelzijn is geen weigeringsgrond omdat de GWWD uitputtend bedoeld is en er nog geen invulling is gegeven aan het dierenwelzijn bij evenementen zoals circussen.2 Wel kan een gemeente het dierenwelzijn bevorderen door aandacht besteden aan snelle schouwing van het terrein na aankomst van het circus, tijdige watervoorziening e.d. Voor circussen is er op dit moment geen specifieke regelgeving in Nederland. In de Nota Dierenwelzijn van het Ministerie van LNV van oktober 2007 wordt een onderzoek naar het welzijn van circusdieren aangekondigd. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en heeft geresulteerd in een tweetal rapporten3 . Naar aanleiding van deze rapporten heeft de minister van LNV in een brief van 27 juli 2009 aan de Tweede Kamer toegezegd specifieke regelgeving voor circussen te gaan ontwikkelen om het welzijn en de gezondheid van circusdieren beter te waarborgen. Een voorstel wordt in 2010 verwacht. Kinderboerderijen De Stichting Kinderboerderijen Nederland heeft recent een systeem van certificering ingevoerd. Dit systeem behelst een aantal stappen met als eindstap de certificering. De eerste stap is door een groot aantal kinderboerderijen gezet waaronder de stichting Splinter Eindhoven. Deze stichting voldoet daarmee in ieder geval aan alle wettelijke vereisten voor een kinderboerderij. Fase 1 is Goed voor elkaar met het Predicaat Erkende Kinderboerderijen, fase 2 is Prima voor Elkaar met het Keurmerk Kinderboerderijen en fase 3 is Uitstekend voor elkaar (Norm Certificering Kinderboerderijen). Deze fasen zijn ontwikkeld in samenwerking met het Ministerie van LNV, de Voedsel en Warenautoriteit, De Gezondheidsdienst voor Dieren, Universiteit Utrecht (Faculteit Diergeneeskunde) en de Hogere Agrarische School in Den Bosch en met de Vakgroep Medewerkers Kinderboerderijen. Destructieverordening De Destructiewet is per 1 januari 2008 vervallen. De betreffende regelgeving diende aangepast te worden aan Europese regelgeving en is nu opgenomen in de GWWD, in hoofdstuk VIIa. De Destructieverordening van Eindhoven is nog gebaseerd op de Destructiewet. Op grond van artikel 81h van de GWWD zal de Eindhovense verordening aangepast moeten worden. § 2 Voorbeelden van onderwerpen voor dierenwelzijnsbeleid van een gemeente
2
Rb Groningen 28 oktober 2008, LJN BG1703, AWB 07/1173, Winschoten Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland, Circuspraktijk in 2008, rapport 212 van maart 2009 Wageningen UR en het rapport De intrinsieke waarde van dieren in performancepraktijken, rapport 216 van maart 2009 Rijksuniversiteit Groningen en Wageningen UR 3
5
A
- Huisvesting dieren
- Overtollige dieren - Educatie - Zieke dieren - Toegang dierenweiden - Samenwerking instanties - Evenementen met dieren (kamelen races, rodeo’s met levende stieren, palingtrekken , zwientje-tik, knientje-tik), reglementen bij dat soort evenementen ontbreken veelal; circussen - Vergunningen voor verkoop van honden/katten in dierenwinkels - Veiligheidsplan kinderboerderijen (brandbeveiliging, ontruiming, bewaking, vestigingsplaats/sociale controle) - Gebruik leefnetten - Duiven overlast , duiventillen - Honden overlast - Verstoring van vogels - Vogelwet - Paddentrek - Schuilstallen in het buitengebied - Aanspreekpunt creëren voor het beleid dierenwelzijn, hierin zitten onder meer dierenartsen, vertegenwoordiger van de dierenambulance en van het dierenasiel. - Voor beleidsnota’s een dierenwelzijnstoets invoeren - Plan van aanpak voor Jakobskruiskruid N.B. Op 14 oktober is er een conferentie van de VNG over dierenwelzijn.
tge/EJ09034595
6