DeLUXE
Magazine Magazine #8, #5, 2012 Magazine #5, mei mei2012 2012 Magazine #9, november december
gastredacteur uitgever
Benedikt Taschen
DeLUXE vooraf
NRC Weekend december 2012
Op het salontafeltje in mijn appartement in Amsterdam ligt één boek. Het grootste, zwaarste en indrukwekkendste boek dat ik heb. Het is 480 pagina’s dik, het weegt 7,14 kilogram en het meet 374·267·102 millimeter. HELMUT NEWTON staat in grote letters op de omslag van het boek. Maar op de cover staat vooral een indrukwekkende foto van een prachtige naakte vrouw, die niets meer draagt dan een paar hoge hakken en die de lezer uitdagend aankijkt. Ik geef het graag toe: het is het mooiste boek dat ik heb. Dit boek van de Duits-Australische mode- en glamourfotograaf is ongetwijfeld een van de bekendste publicaties van uitgever Benedikt Taschen, de Duitse gastredacteur van deze NRC DeLUXE. De man, die op zijn achttiende in Keulen een stripwinkeltje begon van amper 23 vierkante meter, mag dan intussen acht kantoren
in zes landen hebben, de strenge scepter zwaaien over zowat 180 werknemers en in Los Angeles in een van de indrukwekkendste paalwoningen ter wereld wonen, „in zijn binnenste” voelt hij zich naar eigen zeggen „nog steeds een jongen van tien... of nee, van zes”. Dat jongetje neemt ons in de volgende pagina’s mee op sleeptouw in zijn wel zeer eclectische wereld. We maken kennis met de beroemde Duitse fotograaf Wolfgang Tillmans en diens Neue Welt; we lezen in het 250 jaar oude bijbelboek Esther, een boekrol van 33 cm hoog en zesenhalve meter lang – voor 500 euro haalt u een van de 1.746 exemplaren in huis, houten kist inbegrepen. We bladeren voyeuristisch door de vrolijke blootboeken van Dian Hanson – boven The Big Book of Pussy of The Big Penis Book verkies ik The Big Book of Legs. En we overschouwen graag de bestsellers uit het najaarsaanbod: voor 150 euro
kan u de 6,8 kilogram wegende monografie over Gustav Klimt aanschaffen, voor 40 euro kan u urenlang bladeren in 100 Contemporary Houses en voor 60 euro hebt u een prachtig overzicht van het werk van de gastredacteur van het vorige nummer van DeLUXE, de Nederlandse fotograaf Erwin Olaf. Boeken dus om in de feestmaand familie en vrienden te verwennen. Verwennen? Op de vraag van NRC of hij verwend is, antwoordt Taschen in deze bijlage: „Waarom verwend? Als het perfect kan zijn, waarom zou je dan met minder genoegen nemen?” Dat is pas luxe.
Peter Vandermeersch Hoofdredacteur
11 Werkplek Gert Jonkers (rechts) en Wolfgang Tillmans kennen elkaar sinds mei 2001. Voor het eerste nummer van BUTT, een Engelstalig blad voor homoseksuele mannen dat Jonkers samen met Jop van Bennekom opzette, maakte de Duitse fotograaf destijds de omslagfoto, een portret van mode-ontwerper Bernhard Willhelm. Sindsdien zijn ze „een beetje” bevriend geraakt, zegt Jonkers. Ze zien elkaar regelmatig en Tillmans maakt soms foto’s voor Fantastic man en The Gentlewoman, de modetijdschriften die Jonkers nu met Van Bennekom uitgeeft. Voor deze DeLUXE schreef Jonkers een inleiding bij een keuze uit Tillmans boek Neue Welt. Maakte Tillmans naam met soms heftige snapshots (bijvoorbeeld van een halfblote man die op een stoel plast), zijn nieuwe boek is minder uitbundig van aard. Aan Jonkers legt Tillmans uit waar die behoefte aan verstilling vandaan komt: hij groeide op in een vrolijke, links-liberale Lutherse kerkgemeenschap. „Ik ben drager van het godsdienst-gen.” Jonkers (46) begrijpt zijn vriend: „Ik voel die behoefte aan verstilling zelf ook. Ik ben een domineeszoon. Lange tijd had ik niet zo’n zin in alles wat met godsdienst te maken heeft. Maar ik heb geconcludeerd dat ik ook drager van het godsdienst-gen ben.” Op de vraag waar hij dat aan merkt, antwoordt Jonkers met een lach: „Gelovigen hebben methodes om zichzelf te verheffen. Als ik dat hoor krijg ik vage gevoelens van jaloezie.”
Donald Duck als deurkruk en een Jeff Koons in de hal – het paleis-achtige hoofdkantoor van Benedikt Taschen.
12 Benedikt Taschen 18 Chemosphere* Gesprek met de kunstboekenuitgever over geluk, perfectie en vermoeidheid.
De futuristische playboyarchitectuur van John Lautner.
26 Shopping Sieraden, brillen, horloges, zwarte geuren en salontafelboeken.
30 Wolfgang Tillmans* Neue Welt, het nieuwe boek van Duitslands bekendste fotograaf.
42 Koningin Esther* Het bijzondere verhaal van een zesenhalve meter lang, joods bijbelboek.
54 Blootboeken*
Gesprek met Dian Hanson, de vrouw die seksboeken maakt voor de salontafel.
63 De smaak van Margit J. Mayer* De persoonlijke voorkeuren van een Oostenrijkse stijlspecialist.
64 Strandbeesten* De bewegende sculpturen van kunstenaar-uitvinder Theo Jansen.
Cover Benedikt Taschen poseerde afgelopen jaar met vrouw en kinderen voor de Amerikaanse modefotograaf David LaChapelle. De uitgever verstuurde de foto als nieuwjaarskaart. Inmiddels is Taschen voor de vijfde keer vader geworden (van zoon Balthazar). De Franse buldog Souci is inmiddels overleden.
9
73 De agenda van Benedikt Taschen* 74 Column Wilfried de Jong *De keuzes van gastredacteur Benedikt Taschen
DeLUXE werkplek
NRC Weekend december 2012
11
Uitgever Benedikt Taschen heeft acht kantoren in zes landen. Het hoofdkantoor van zijn boekenimperium is gevestigd in een paleiselijk pand aan de Hohenzollernring in Keulen. ‘Sozialkistentransporter’, een sculptuur uit 1989 van Martin Kippenberger (1953-1997). Deze veelzijdige en tegendraadse Duitse kunstenaar, wiens werk na zijn dood op veilingen recordprijzen doet, nam samen met een aantal generatiegenoten de deftigheid van de kunstwereld op de hak. Taschen, die bevriend was met Kippenberger, bezit een grote verzameling van zijn werk.
Een belangrijk deel van de kunstcollectie van Benedikt Taschen hangt in zijn acht kantoren. „Ik kijk op kantoor nu aan tegen een foto van de Britse fotograaf Darren Almond”, zegt perschef Veronica Weller vanuit Parijs. „Al die topkunst om je heen werkt heel inspirerend. Je beseft steeds: ik werk niet bij een bank of op een advocatenkantoor. ”
Het hoofdkantoor van uitgeverij Taschen is gevestigd aan de Hohenzollernring 53. Dit negentiende-eeuwse pand is een van de weinige oude panden in de binnenstad van Keulen die de Tweede Wereldoorlog redelijk hebben doorstaan. Alleen de vierde etage is verloren gegaan. De Donald Duckdeurkruk bij de entree herinnert aan Taschens verleden: op zijn achttiende opende hij een winkel in stripboeken.
Jeff Koons roestvrijstalen sculptuur van zonnekoning Lodewijk wordt door de werknemers van Taschen soms ‘Benedikt de veertiende’ genoemd. Taschen verzamelt een klein aantal kunstenaars in het groot. Naast Koons en Kippenberger behoren ook Albert Oehlen, Mike Kelley en Christopher Wool tot zijn favorieten. In 2004 heeft het Reina Sofia museum in Madrid een overzicht van zijn collectie getoond.
Fotografie Klaus Frahm
Van de 180 werknemers van Taschen werken er zeventig in Keulen. Zij coördineren de productie en de promotie van de honderd boeken die Taschen jaarlijks uitgeeft. Oprichter Benedikt Taschen werkte de afgelopen jaren vooral vanuit het kantoor in Los Angeles. Zo’n vijf keer per jaar is hij in Keulen.
DeLuxe interview
NRC Weekend december 2012
Vrijwel alles wat uitgever Benedikt Taschen aanpakt, wordt een succes. Een gesprek over geboren worden onder een lucky star, perfectie en vermoeidheid. ‘Een jaar. Ik zou wel eens een jaar niets te doen willen hebben.’ door Jannetje Koelewijn portret Matthias Vriens McGrath
‘Het geluk treft mij’ Benedikt Taschen in zijn huis in Los Angeles voor ‘Das Erbe’, een schilderij van Martin Kippenberger uit 1982.
Het Duitse kantoor van Benedikt Taschen is aan de Hohenzollernring in Keulen, vijf minuten lopen van de Dom. Het is een neoclassicistisch stadspaleis, mooi van lelijkheid, een monument te midden van naoorlogse nieuwbouw. De ingang is naast de poort waar vroeger de koetsen doorheen reden. Het handvat van de glazen tussendeur is de lachende kop van Donald Duck. Binnen word ik opgewacht door Veronika Weller, Taschens persvrouw, voorheen zijn persoonlijk assistent. Of ik nog even geduld heb, want Benedikt Taschen is net aangekomen uit Los Angeles – daar woont en werkt hij sinds een jaar of vijftien. Ze neemt me mee naar de kantine, waar Taschens Europese salesmensen net het voorgerecht van de warme lunch geserveerd krijgen. Tomaat met oranje sliertjes erop. Wij gaan op de bank zitten. De kok brengt koffie. Veronica Weller is van origine tolk en vertaler – Duits, Frans, Engels, Italiaans en Spaans – en ze was net van Parijs terug naar Keulen verhuisd, achttien jaar geleden, toen haar zusje haar op de vacature bij Taschen attendeerde. Er werd iemand met talenkennis gevraagd, en daarbij een ontwikkelde smaak, een internationale blik en de vaardigheid om met veeleisende karakters om te gaan. „Mijn vader”, zegt ze, „was de veeleisendste man op aarde.” Ze solliciteerde, maar ze werd niet eens uitgenodigd voor een gesprek. Toen ze de brief kreeg waarin ze werd afgewezen, had ze zo de pest in dat ze, om de dag te redden, met haar zoontje van zes naar het zwembad ging. Daar zag ze Benedikt Taschen baantjes trekken. Ze ging naar hem toe, in haar badpak, zonder make-up, en vroeg of hij het echt was. Een man als hij, dacht ze,
heeft vast al lang zijn eigen zwembad. „Maar hij was het dus”, zegt ze. „En toen zei ik hoe ongelooflijk stom ik het vond dat hij me niet had aangenomen.” Bovendien, zei ze tegen hem, stonden er in de brief drie taalfouten. Is Benedikt Taschen zo veeleisend? „Nee, nee, nee”, zegt ze. „Of ik bedoel: ja. Hij is veeleisend, maar niet lastig. De mensen met wie wij werken, die kunnen héél lastig zijn. Helmut Newton – ik híeld van hem, maar hij was echt...” Geen gemakkelijke man. „Nee.” Ze kan het rustig zeggen, want Helmut Newton, de wereldberoemde mode- en glamourfotograaf, stierf in 2004. Benedikt Taschen maakte van zijn werk het grootste, dikste en duurste boek van de twintigste eeuw. Tegenwoordig doet Veronica Weller de sollicitatiegesprekken voor Taschen. „Ik weet precies wat voor soort mensen hij zoekt. Om te beginnen moeten ze vriendelijk zijn, hartelijk. Daar is hij heel gevoelig voor. You can kill him with a smile. Verder moeten ze open minded zijn, serieus, geen small talk... Benedikt háát small talk...” Midden in haar zin staat ze op, want Benedikt Taschen is de kantine binnengekomen. Hij kijkt in lichte paniek om zich heen. Veel te druk hier, zo kan hij niet praten. We gaan naar de keuken in het souterrain, waar de kok net twintig borden vol schept met andijvie en pompoen. In de hoek tussen het fornuis en een kast staat een tafeltje met twee krukken. Daar gaan we zitten. Dat wil zeggen: ik ga zitten en Benedikt Taschen loopt rond. Hij legt zijn arm om de schouder van de kok en vraagt hoe het met hem gaat. Hij roert in de
13
14 DeLUXE interview pannen. Hij kijkt naar buiten – met zijn hoofd in zijn nek, want het raam zit hoog – en stelt vast dat de zon schijnt. Geen idee, zegt hij, hoe laat hij leeft. God, wat voelt hij zich belazerd. Als hij met één bil op zijn kruk zit, vraag ik waarom zijn ouders hem Benedikt hebben genoemd. „O, heel eenvoudig”, zegt hij. „Zo heette mijn vader en zijn vader, en die was vernoemd naar Paus Benedictus nummer zoveel. Het betekent eh... Bene is goed en dicere is eh... spreken... Ik weet het al weer: hij over wie goed gesproken wordt.”
Donald Duck
Daarna vraag ik hoe belangrijk Donald Duck nog voor hem is. Benedikt Taschen verzamelde als kind tekeningen van hem. Vertegenwoordigt Donald Duck zijn levensfilosofie? „Eh...” Hij gaat op zijn andere bil zitten. „Nee, niet Donald Duck, maar eh... Ik wou dat ik me niet zo belazerd voelde. Ik kan niet nadenken. Vanochtend, ik bedoel gisterochtend, rende ik nog met mijn dochtertje buiten en eh...” De kok, Edwin Paas heet hij, een man van een jaar of zestig die alleen maar hartelijkheid uitstraalt, brengt hem een glas water. Hij drinkt het in één teug leeg. Dan zegt hij: „Candide – die naam zocht ik. Candide van Voltaire. En dat is toch een serieuze filosoof, hè. Candide is gezegend met een optimistische natuur en gaat slaapwandelend door het leven...” Hij springt van zijn kruk af en doet een slaapwandelaar na. „... een beetje dommig en ongevoelig voor alle kwaad, het glijdt allemaal zo langs hem af. Voltaire drijft de spot met hem, maar toen ik dat boek las, lang geleden, dacht ik: dat ben ik. En dat denk ik ook bij Diogenes, de man die van alles afstand deed en in een ton leefde. En ik denk het bij Forrest Gump, die ook een beetje dommig is, en naïef en onschuldig, maar wel succesvol. En bij Epicurus, de man voor wie geluk de afwezigheid van pijn en verdriet was.” Wij krijgen nu ook tomaat met oranje sliertjes. „Mango”, zegt de kok. „Uit Argentinië.” Ik vraag Benedikt Taschen naar zijn schoolcarrière. Uit wat er over hem geschreven is, weet ik dat die niet heel voorspoedig verliep. Brede lach. „Mijn enige doel was om zo snel mogelijk van school af te komen”, zegt hij. „Behalve geschiedenis en kunst was er weinig wat me interesseerde. En ik had een druk leven, want ik speelde toneel en ik verzamelde stripboeken en ik handelde er ook al in, en ik was niet van plan om naar de universiteit te gaan, dus ik dacht: hoe zorg ik ervoor dat ik met zo weinig mogelijk inspanning toch nog net voldoendes haal. Ik heb mijn eindexamen gehaald, maar mijn gemiddelde was eh... extreem slecht.” Ik vraag wat zijn ouders daarvan vonden. Zij waren allebei arts, zijn vader internist en zijn moeder huisarts, en je zou kunnen denken dat ze probeerden om hem beter zijn best te laten doen. Weer een brede lach. „Nee hoor, ze vonden dat ik het prima deed. Ze steunden me altijd. Ik kon ’s morgens moeilijk mijn bed uitkomen...” Hij gaapt. „... en ik kwam dus vaak te laat, en dan schreven zij een briefje voor me. Op het laatst kwam ik elke dag te laat, of ik kwam helemaal niet, en toen begonnen ze op school wel te klagen: wat is er toch met Benedikt aan de hand? Werden mijn ouders gebeld. Maar die konden niets over mijn toestand vertellen, want helaas, als arts hadden ze zwijgplicht.”
Stilzitten
Hij loopt weer door de keuken, met zijn bord in zijn handen. „Ik was niet vervelend, hoor. Ik kon alleen niet stilzitten. Op de lagere school viel ik sowieso twee keer per dag met stoel en al om. Boink, daar lag Benedikt weer.” Hij zet zijn bord terug op tafel
en doet voor hoe hij achterover kieperde. Hij was de jongste van vijf, zegt hij. Dat is misschien wel zijn geluk geweest. Zijn ouders waren ervan overtuigd dat het geen zin heeft om kinderen te dwingen. Als u nog op school zou zitten, zou u een ADHD’er zijn. „Ja, dat zei een vriendin van me die in een crèche werkt ook een keer tegen me. Ik vroeg: wat is dat? Dat je je niet kunt concentreren, zei ze. Snel verveeld. Gevoelig voor prikkels. Daar herken ik wel wat in. Maar als iets me interesseert, raak ik nooit verveeld.” Op de andijvie met pompoen die we nu krijgen liggen dunne sneden ossenhaas. Benedikt Taschen zit weer op één bil op zijn kruk en zegt tegen de kok dat het eten hem goed doet. Hij voelt zich al wat minder belazerd dan daarnet. Ik vraag of die gevoeligheid voor prikkels en de snelle verveling verklaren waarom hij zo goed is in wat hij doet. „Misschien wel. Ik krijg van alle kanten inspiratie omdat alles zo gemakkelijk bij mij naar binnen gaat en zich daar dan...” Hij draait met zijn hand naast zijn hoofd. „... met elkaar vermengt en als iets nieuws naar buiten komt. Van binnen...” Hij schopt per ongeluk tegen mijn kruk. „... ben ik nog steeds een jongen van tien. Of nee, van zes. Ik kan heel emotioneel zijn, of laat ik het zo zeggen: ik heb mijn ups en mijn downs...” Himmelhoch jauchzend... „... maar niet zum Tode betrübt... Nee, dat niet... Denk aan Candide... Ik ben van binnen vrolijk en optimistisch, maar ook beweeglijk en daardoor...” Hij gebruikt het Engelse woord volatile. „...kan ik ook heel gemakkelijk enthousiast worden en ik denk wel dat dat iets met mijn succes te maken heeft.” Wat is de downside? „Downside?” Meestal is iemands sterke kant ook zijn zwakke kant. Welke prijs betaalt u? Hij denkt zeker tien seconden na. Dan zegt hij: „Soms zou ik wensen dat ik niets te doen had.” Dat zou u niet lang volhouden. „Jawel, hoor. O jawel.” Tien minuten? Tien uur? „Een jaar. Ik zou wel eens een jaar niets te doen willen hebben.” Wat zou u dan doen? „Lezen, films kijken, met mijn vrienden zijn. Ik heb twee kleine kinderen, één van drie en één van zes maanden. Ik heb drie volwassen kinderen uit mijn eerste huwelijk. Ik heb kleinkinderen. Ik zou meer tijd met hen willen doorbrengen. Aan de andere kant, ik werk thuis, ik lees veel, ik kijk films, ik zie mijn vrienden...” Er zou dus niets veranderen. „Wat ik bedoel is dat ik wel eens een jaar geen verplichtingen zou willen hebben.” Waarom bevrijdt u zich er dan niet van? „Nee, nee, dat is onmogelijk. In het soort business waar ik in zit, de manier waarop ik het doe, die is zo persoonlijk, ik bemoei me overal mee... Ik bedoel, ik heb een groot team om me heen, ze zijn zeer goed opgeleid, en we stellen er eer in om alles heel erg goed te doen, en we besteden aandacht aan de kleinste details... Maar ik...” Hij haalt zijn iPhone tevoorschijn en laat me een foto zien van de Taschen-stand op de Frankfurter Buchmesse. De stand is een remake van de door Gustav Klimt ontworpen eetzaal van het Palais Stoclet in Brussel. De wanden lijken van marmer. De gordijnen, gedecoreerd met Klimts Lebensbaum, zijn niet van de originelen te onderscheiden, in elk geval niet op de foto’s op Taschens iPhone. „Ik wil dat het er perfect uitziet. De meeste mensen, of de meeste ondernemingen, zijn met minder ook tevreden. Maar ik niet. Ik wil perfectie.”
‘Van binnen ben ik nog steeds een jongen van tien. Of nee, van zes’
CV Benedikt Taschen Geboren in Keulen, 1961, als vijfde kind van twee artsen. Op zijn achttiende opende hij in Keulen een stripwinkeltje van 23 vierkante meter: Taschen Comics. In 1984 kocht hij een restpartij van 40.000 boeken over Magritte, voor één mark per stuk, met geld van zijn familie. Hij verkocht ze voor het dubbele en met de winst begon hij zijn eigen uitgeverij. Eind jaren tachtig werden zijn boeken in meer dan twaalf talen over de hele wereld verkocht, in grote oplages en meestal voor zeer lage prijzen. Eind jaren negentig werd hij in het Amerikaanse tijdschrift Vanity Fair beschreven als „een van de weinige mensen in het zakenleven die de moed hebben om precies te doen wat ze willen wanneer ze het maar willen”.
2
In 1999 publiceerde hij het grootste, dikste en duurste boek van de twintigste eeuw: SUMO – met het werk van de DuitsAustralische fotograaf Helmut Newton. In 2004 overtrof hij dit met de publicatie van GOAT, Greatest Of All Time, helemaal gewijd aan de boksheld Muhammad Ali. Er werken ongeveer 180 mensen bij Taschen en de uitgeverij heeft kantoren in Berlijn, Keulen, Hongkong, Londen, Los Angeles, Madrid, Parijs en Tokio. Winkels zijn er in elf wereldsteden, onder andere in Amsterdam, in de PC Hooftstraat. Taschen woont met zijn derde vrouw in Los Angeles, in een huis dat eruitziet als een ruimteschip. Het is ontworpen door John Lautner, in 1960. Hij heeft vijf kinderen, van wie drie volwassen zijn. 4
Boven De familie Taschen vorig jaar gefotografeerd door de Amerikaanse modefotograaf David LaChapelle voor een nieuwjaarskaart. Inmiddels is zoon Balthazar geboren, het vijfde kind van de uitgever. Buldog Souci is overleden. Onder In 1980 in zijn stripwinkel Taschen Comics in Keulen.
16 DeLuxe interview Waarom? „Dat had ik als kind al. Als ik iets doe, moet het goed zijn.” Hij blijft op zijn iPhone kijken, inzoomend, uitzoomend. Hij houdt het toestel vlak voor zijn gezicht en mompelt dat hij het niet echt goed kan zien. „Als iets precies zo wordt als ik het heb bedacht, dan ben ik blij. Maar als het niet zo is, dan raak ik van streek. Dan is het... dan voel ik me...” Hij kijkt nog steeds op zijn iPhone. „... miserabel.” Dat heeft wel iets verwends. „Waarom verwend? Als het perfect kan zijn, waarom zou je dan met minder genoegen nemen? Dat is mijn boodschap. Maar dat kost me dus wel zeer veel energie. Ik geef me helemaal, altijd. Op dit moment wordt de laatste hand aan de stand gelegd. Ze sturen me elke twee uur nieuwe foto’s, want ik wil echt zeker weten dat het goed is. En dan nog...” Hij kijkt onrustig om zich heen. „Ik zou er eigenlijk heen moeten. Ze gaan over een paar uur open en hierop...” Hij houdt zijn iPhone omhoog. „...kan ik niet zien of het echt goed is.”
Pannenkoekje
De kok komt zeggen dat de kantine nu leeg is. Als we liever naar boven willen? Hij komt achter ons aan met het dessert – een met appel gevuld pannenkoekje en daarbij een schepje bavarois. Benedikt Taschen zet een paar stoelen recht, loopt naar het raam en pakt de gordijnen vast. Het zijn dikke, crèmekleurige gordijnen. Hij laat de stof tussen zijn vingers doorglijden. „Nieuw?” vraagt hij aan de kok. Hij komt niet meer zo heel vaak in Keulen, dus hij weet het niet. De kok knikt. „Nieuw.” Benedikt Taschen knikt ook. „Mooi.” Op de vloer van de kantine ligt een mozaïek van de Duitse schilder Albert Oehlen. Aan de wanden hangt werk van Jeff Koons. Ik ben gaan zitten en zeg tegen Benedikt Taschen dat hij twee mislukte huwelijken achter zich heeft en nu voor de derde keer getrouwd is. Is dat misschien een prijs die hij voor zijn succes betaalt? „Hm... hm... De eerste keer was ik erg jong, drieëntwintig, we hadden heel snel drie kinderen, en ik veranderde nog erg. Tussen mijn twintigste en dertigste ben ik radicaal veranderd, wat ook nodig was, en daardoor liep mijn huwelijk mis. Maar of dat een prijs is die ik heb moeten betalen...” Hij is tegenover me gaan zitten, dwars op zijn stoel. „Ik denk dat ik dat pas kan beoordelen als ik op mijn sterfbed lig. Kijk, toen ik jonger was...” Nu draait hij zich naar me toe. „...dacht ik vaak: ik heb zó’n geluk. Alles wat ik doe, gaat goed. Als het slecht had kunnen gaan, ging het toch goed.” Hij denkt nu, denk ik, misschien wel aan de veertigduizend exemplaren van het Magritte-boek die hij op zijn vierentwintigste kocht, voor een mark per stuk. Binnen een paar maanden verkocht hij ze voor het dubbele bedrag. „Mijn theorie is dat geluk je treft als je geest erop is voorbereid. Je moet het juiste moment weten te pakken. Maar dat je het juiste moment ook zíet, dat is... dat is...” Hij draait zich om naar de kok, die kopjes in de servieslift naar de keuken zet. De kopjes rammelen een beetje. „Edwin”, zegt hij, zuchtend. „Wil je daar alsjeblieft mee stoppen? Ik heb rust nodig. Ik kan me niet concentreren.” „Goed hoor”, zegt de kok. „Waar had ik het over?” vraagt Benedikt Taschen aan mij. Over het geluk dat u heeft. „Dat mij tréft. Het geluk tréft mij. Dat probeer ik te zeggen. Sommige mensen worden geboren onder een lucky star en ik ben één van hen. Het is niet iets dat je verdient en het is geen talent. Het is gewoon toevallig zo. Het betekent niet dat ik altijd een gelukkig persoon ben, maar ik heb dus wel geluk.” Is uw geluk misschien ook dat u in een tijd bent geboren waarin mensen zoals u goed kunnen gedijen? „Misschien. Voor mij is het een mirakel dat ik altijd overal
maar doorheen fladder. Ik denk toch dat de basis bij mijn ouders ligt. Ze geloofden in me en ze zeiden ook dat ze in me geloofden. Dat geeft zeer veel zelfvertrouwen. Mensen die dat missen, die een nare jeugd hebben gehad, die zijn denk ik erg in het nadeel.” Romantici zien in een nare jeugd een groot voordeel. „Dat is ook waar.” Ik vraag hem naar de radicale veranderingen tussen zijn twintigste en zijn dertigste. Maar daar komt geen antwoord op. Hij zegt wel: „Ik heb altijd onafhankelijk willen zijn. Ik wil deelnemen aan de samenleving, maar ik bén een outsider.” En een observator. „Ja. Ik ben een observator. Ik luister ook veel liever dan dat ik praat, al is het maar omdat het me minder energie kost. Ondertussen kan ik mijn gedachten laten dwalen en kijk ik rond, ik weet niet eens naar wat precies. En zo ontstaan er nieuwe ideeën. Dus ja, nogmaals...” Hij praat meer tegen zichzelf dan tegen mij. „...wat is de prijs voor het succes? Dat vroeg je toch? Ik geloof niet dat ik een prijs betaal. En dat ik er niet voor betaal, is een onderdeel van mijn geluk. Ik heb een heel goed leven. Vijf gezonde kinderen...” Hij vertelt dat een van zijn oudste drie, een dochter, in Utrecht heeft gestudeerd, hij dacht iets als economie. Nu is ze actrice in Los Angeles. Een andere dochter studeerde in Londen en zet nu in Milaan een nieuwe divisie voor de uitgeverij op. Zijn zoon Benedikt heeft galeries in Berlijn en Los Angeles. „Ik heb me er niet mee bemoeid, maar hij doet het heel goed. Hij is ook een heel goede fotograaf. Zo fijn als kinderen iets vinden wat ze graag doen. En de jongste twee... Hm... Ik merk dat ik nu echt wakker ben. Ik kom weer helemaal tot leven.” Hij pakt zijn iPhone en ik denk dat hij me foto’s van zijn twee jongste kinderen wil laten zien. Maar hij kijkt nog een keer naar de foto’s van de stand op de Buchmesse. Ik las ergens dat u elke dag een paar nieuwe boeken koopt. „En ik lees er altijd wel tien tegelijk.” Welke nu? „De biografie van Arnold Schwarzenegger, want ik ga een boek met hem maken. Ik ben nu bij het hoofdstuk over zijn kinderjaren op het platteland van Oostenrijk. Het is verrassend goed geschreven. En ik lees... eh... Dat boek is al meer dan zestig jaar oud... Hoe heet het ook al weer? Eh... The Secret Life of Salvador Dalí. En ik lees König Alkohol van Jack London, een autobiografische roman over zijn alcoholverslaving, heel indrukwekkend. Jack London stierf al op zijn vijf- of zesendertigste. Bijna niet naar school geweest, maar zeer succesvol als schrijver. Ik laat me graag inspireren door mensen met een uniek talent. What makes Sammy run? van Budd Schulberg. Heb je dat gelezen? Het is een van de mooiste boeken die ik ken. Het gaat over een joodse jongen uit de lower east side in New York die begint als krullenjongen bij een krant en door list en bedrog een enorme carrière weet te maken in de filmindustrie. Hij is volkomen gewetenloos. Schitterend geschreven. Ik geef het mensen graag cadeau.” Spiegelt u uzelf in wat u leest? „Natuurlijk. Dat doet iedereen.” Hij gaat me voor op de trap naar boven, want hij wil me zijn werkkamer laten zien. Onderweg loopt hij binnen bij de vormgevers. Met zijn iPhone mailt hij hun de foto’s van de stand op de Buchmesse. Twee seconden later staan ze op een van hun enorme beeldschermen. Benedikt Taschen zoomt in op de details, die nu heel goed zichtbaar zijn. „Ja”, zegt hij. „Ja. Ja.” Ondertussen valt zijn iPhone op de grond. In zijn kamer pakt hij twee boeken van Babar het olifantje en legt ze bij zijn spullen op zijn bureau. „Moet ik niet vergeten mee naar huis te nemen”, zegt hij. „Ik ga mijn kinderen eruit voorlezen.” Dan gaat hij op zoek naar een boek dat hij aan mij wil geven. Hij rommelt in al zijn kasten, maar hij kan het niet vinden. Hij zal het me later opsturen, zegt hij. De boodschap is duidelijk: het gesprek is wat hem betreft voorbij. ‹
‘Als iets perfect kan zijn, waarom zou je dan met minder genoegen nemen?’
18 DeLuxe architectuur
Idealisme met sexappeal
NRC Weekend december 2012
19
Benedikt Taschen woont in Los Angeles in een futuristische paalwoning van John Lautner. Een portret van de man die ongewild de naam kreeg een playboyarchitect te zijn. door Bernard Hulsman De Chemosphere, het woonhuis van Benedikt Taschen in Los Angeles.
20 DeLuxe architectuur
NRC Weekend december 2012
21
Benedikt Taschen over de Chemosphere: „Toen ik dit huis in 1998 voor het eerst zag, was ik meteen gefascineerd door de verpletterende bouw en de adembenemende lokatie. Het was liefde op het eerste gezicht. Ik wilde niets liever dan het huis restaureren en de oorspronkelijke schoonheid terughalen.”
e Chemosphere, de beroemde paalwoning van uitgever Benedikt Taschen in Los Angeles, is een huis dat vraagt om een telescoop. Het uitzicht vanuit het vliegendeschotelhuis in de Hollywood Hills is fenomenaal. Vanuit de huiskamer kijk je uit over de huizenzee van Los Angeles, met in de verte bergen die ’s winters besneeuwde toppen hebben. De eerste bewoner van het Chemosphere had al een telescoop, zo blijkt uit een duistere foto van het interieur die in 1960, vlak na de oplevering van de superboomhut, werd gemaakt. Ook in Body Double, een film uit 1984, staat er een telescoop in de Chemosphere. Regisseur De Palma had de paalwoning uitgekozen als het vrijgezellenhol van waaruit de hoofdfiguur, B-acteur Jake Scully, door een telescoop een jonge vrouw in een naburig appartementengebouw begluurt. Elke avond begint de vrouw, gehuld in lingerie en doorkijkpeignoir, op hetzelfde tijdstip aan een erotische dans die eindigt in soloseks. Op een avond ziet Scully een indringer in het appartement die vastbesloten lijkt de vrouw met een griezelig grote boormachine te vermoorden. Onnavolgbare en bloederige verwikkelingen volgen. (Overigens had acht jaar voor de opnames voor Body Double in de Chemosphere een echte moord plaatsgevonden. In 1976 werd de tweede bewoner van het huis, Richard Kuhn, doodgestoken door twee indringers.) Toen De Palma in de Chemosphere filmde, leefde de architect ervan, John Lautner, nog. Lautner (1911-1994) is er vermoedelijk niet blij mee geweest. Het gebruik van de Chemosphere in De Palma’s ranzige film bevestigde Lautners reputatie als de architect van rijke, verveelde Californiërs. In Body Double lijkt de Chemosphere een riant playboyhuis, met in het midden van de woonkamer een groot rond bordeelbed op de hoogpolige vloerbedekking. Getuige een in 2006 door de Duitse fotograaf Martin Schoeller gemaakt portret kent ook Taschen de reputatie van Lautner en zijn Chemosphere. Nadat hij het huis na jarenlange leegstand in 2000 had gekocht en in oorspronkelijke staat had gerestaureerd, liet hij zich in zijn huis fotograferen als een kinky versie van Hugh Hefner, de oprichter van Playboy die zijn door bunny’s bevolkte mansion zelden uitkomt en zijn kamerjas bijna nooit uitdoet. Op de foto staat de in badjas gehulde Taschen pontificaal in zijn woonkamer, met een buldog onder zijn arm. Rechts van hem brengt een man in het zwart een bijna naakte, tegenstribbelende blondine naar hem toe. Links van hem zijn twee iets gespreide vrouwenbenen zichtbaar. Next one, please, lijkt Taschen te zeggen. Seks en Chemosphere horen nog altijd bij elkaar. Vorig jaar mocht kunstenaar Richard Phillips bij en in de Chemosphere een filmpje opnemen waarmee de 24-jarige pornoster Sasha Grey haar carrière een wending wilde geven. Phillips, bekend van gelikte portretten van Hollywoodsterren als Leonardo di Caprio, heeft Grey gefilmd terwijl ze via de lange, steile trap en
Silvertop, een woonhuis uit 1963, bovenop een rots in Los Angeles.
de schuine lift naar de paalwoning gaat. Met het filmpje wil Grey laten zien dat ze ook heel goed in reguliere Hollywoodfilms kan spelen. Maar als ze zich ten slotte, gehuld in een strakke rok en een bh, op de bank van de Chemosphere neervlijt, is het toch alsof ze smachtend wacht op de thuiskomst van de kinky versie van Hefner.
Vliegtuigingenieur
Toch was de eerste bewoner van de Chemosphere, Leonard Malin, beslist geen playboy en ook geen rijke Californiër. Malin was een modale vliegtuigingenieur met vrouw en twee kinderen. Eind jaren vijftig had hij een buitengewoon steile kavel in de Hollywood Hills gekocht waarop hij voor weinig geld een niet al te groot huis wilde met drie kleine slaapkamers en twee badkamers. Voordat hij aan het ontwerp begon, bezocht Lautner verschillende keren de moeilijk bereikbare kavel, zo gaat het verhaal. Bij het laatste bezoek zei hij na urenlang kijken ten slotte tegen een medewerker: ‘There is no plot’ – er is geen bouwperceel. Vlug tekende hij drie lijnen op een envelop: de Chemosphere was geboren. Een schuine lijn was de helling van de kavel, een horizontale lijn de vloer van het huis en een verticale de betonnen paal. Voor de Chemosphere had Lautner al vele woonhuizen in Los Angeles ontworpen, bijna allemaal in opdracht van onderwijzers, hoogleraren, kleine ondernemers en andere middenklassers. Zijn leermeester Frank Lloyd Wright, bij wie hij bijna tien jaar had gestudeerd en gewerkt, had hem geleerd dat routine dodelijk was voor een ontwerper. Elke opdracht vereiste een uniek ontwerp, dat in al zijn details was doordrongen van één briljant idee. Dat idee kwam, natuurlijk, voort uit de wensen van de opdrachtgever, maar was vooral afhankelijk van de kavel. Lautners huizen wekken vaak de indruk dat ze vanzelf, zonder tussenkomst van een architect, zijn gegroeid op de heuvels, stranden en woestijnen van Californië. Ondanks zijn schitterende en betaalbare huizen had Lautner, ook al toen de Chemosphere werd gebouwd, de reputatie van oppervlakkige, vulgaire architect. Deze reputatie had hij te danken aan een paar van zijn eerste gebouwen die hij na zijn vestiging in Los Angeles in 1938 had ontworpen. Hij bouwde onder meer een autoshowroom, een motel en een fastfoodrestaurant waardoor hij werd beschouwd als de architect bij uitstek van het naoorlogse Amerikaanse consumentisme, dat vooral in de zonnige autostad Los Angeles tot bloei kwam. Sigfried Giedion, de strenge Zwitserse theoreticus van de modernistische architectuur, noemde Lautner en andere Amerikaanse architecten daarom ‘playboyarchitecten’. „Ze behandelen architectuur zoals playboys het leven”, schreef hij. „Ze gaan van de ene ervaring snel over op de andere en worden door alles snel verveeld.” Giedion schreef dit nog voordat het tijdschrift Playboy een artikel publiceerde over John Lautner. Ironisch genoeg zou Lautner uiteindelijk, al was het slechts
Het uitzicht op Los Angeles vanuit de Chemosphere.
Het zwembad bij het Sheats Goldstein House.
De Chemosphere en profil.
Elrod House, een villa in Palm Springs uit 1968.
Foto’s Allan Weintraub/Arcaid/Corbis en Taschen
D
Sheats Goldstein House in Los Angeles, een ontwerp van Lautner uit 1963.
DeLuxe architectuur
NRC Weekend december 2012
Benedikt Taschen op een terras bij de Chemosphere. Foto Matthias Vriens McGrath
voor één keer, een echte playboyarchitect worden. In 1968 ontwierp hij in Los Angeles een bachelor pad voor de hoogleraar Wayne Zimmerman. Het werd een huis met één slaapkamer, een fitnessruimte en als belangrijkste vertrek een grote ronde woonkamer waar voor het lange raam een eindeloos lange bank stond. Later vertelde Zimmerman graag het verhaal dat Lautner zijn opdracht om een vrijgezellenhol te ontwerpen te letterlijk had genomen, schrijft de architect in John Lautner, Architect, het boek over zijn werk dat vlak voor zijn dood in 1994 verscheen. Telkens als een vrouw kwam dineren en van Zimmerman een rondleiding door zijn huis kreeg, volgde een pijnlijke stilte in plaats van een romance, aldus Lautner. Gevraagd naar de reden hiervan, antwoordden ze altijd dat het huis duidelijk maakte dat er geen plaats was in Zimmermans leven voor het permanente gezelschap van een vrouw. „Zo zie je maar dat je voorzichtig moet zijn met wat je een architect vraagt”, voegt Lautner daar laconiek aan toe. „Wayne kreeg precies wat hij vroeg, maar niet noodzakelijk wat hij wilde.”
Tegengif
Lautner heeft altijd geleden onder zijn reputatie als de architect van rijke Californiërs. Hij zag zichzelf als een ontwerper van tijdloze gebouwen die een tegengif moesten vormen voor de vulgaire Californische cultuur. „De dominantie van de oppervlakkigheid moet worden genegeerd”, schrijft hij in koeienletters in John Lautner, Architect. Zijn leven lang had hij een hekel aan Los Angeles. Hij vond de uitdijende stad met steeds weer nieuwe suburbs ‘verschrikkelijk’ en was het eerste jaar dat hij er woonde ziek van de lelijkheid die hem omringde, vertelde hij in een interview vlak voor zijn dood. Lautner had verheven idealen: hij beschouwde architectuur als het middel bij uitstek om de wereld te verbeteren en hoopte dat hij eens in het hyperindividualistische Los Angeles een wijk zou bouwen waar de bewoners een hechte gemeenschap zouden vormen. Zo werkte hij in de jaren zestig jarenlang aan een bos paalwoningen à la de Chemosphere in de Hollywood Hills. Tot zijn teleurstelling kwam hier uiteindelijk niets van
terecht. „De huidige maatschappij, geschapen door commercie en media, heeft een leeg, door geld beheerst leven voortgebracht. Dit vereist meer vermaak – en de architecten passen zich aan en bieden vermaak in plaats van Architectuur!”, zo eindigde Lautner somber zijn boek, dat vlak voor zijn dood in 1994 verscheen. Alweer ironisch genoeg bouwde Lautner na de Chemosphere een aantal huizen voor de superrijken die zijn reputatie als architect van de Californische chic versterkten. In 1963 voltooide hij, in opdracht van een fabrikant, Silvertop; een kolossaal huis boven op een rots in Los Angeles. Hierin gebruikte Lautner voor het eerst op grote schaal beton, dat in latere jaren zijn lievelingsmateriaal werd. In Silvertop liet hij niet alleen de gigantische betonnen daken welven, maar ook de muren en de glazen gevels. In latere huizen, zoals het ook al immense Elrod House in Palm Springs uit 1968 en de nog grotere Marbrisa Residence in Acapulco, werd hij een virtuoos in het buigen van beton. Het maakte hem, zo kan nu worden vastgesteld, tot de computerloze voorloper van de huidige computerbarok. Net als de Chemosphere zijn verschillende van Lautners late giganten vaak gebruikt in films. Zo wordt in Diamonds are forever uit 1971 James Bond in de gedaante van Sean Connery in het Elrod House belaagd door Bambi en Thumper, twee tegenstandsters in bikini die de Britse geheime agent proberen te verdrinken in het schitterende zwembad dat onder een glasgevel van buiten naar binnen doorloopt. Vooral als het gaat om onderkomens van verveelde Californiërs en pornobazen gebruiken Hollywoodregisseurs vaak Lautnerhuizen. Zo komt Silvertop uitvoerig voor in Less than Zero uit 1987, de verfilming van de gelijknamige roman van Bret Easton Ellis over de in drugs, drank en seks zwelgende jeunesse dorée van Beverly Hills. In The Big Lebowski uit 1998 doet Lautners Sheats Goldstein Residence, met zijn opmerkelijke dak van betonnen driehoeken, dienst als het huis van pornoproducent Jackie Treehorn. Zeven jaar later gebruikte rapper en pornobaas Snoop Dogg hetzelfde huis in de videoclip ‘Let’s Get Blown’, waarin een klein leger bijna naakte meisjes rondom het zwembad danst en in het water van het zwembad springt. Zo blijven Lautners huizen en seks vermoedelijk voor eeuwig met elkaar verbonden. ‹
John Lautner leed onder zijn reputatie als architect van rijke Californiërs
23
24 DeLuxe architectuur Bokser Muhammad Ali en Benedikt Taschen
Huize Taschen
Benedikt Taschen hoefde de Chemosphere twaalf jaar geleden maar één keer te bekijken voordat hij het kocht. Hij wist meteen dat hij dit architectonische meesterwerk wilde hebben, en dat het om diverse redenen een beroemd onderdeel van het Taschenimperium zou worden. Allereerst natuurlijk omdat hij er ging wonen, ten tweede omdat hij er in alle rust met zijn creatieve vrienden uit het aanpalende Hollywood kon samenwerken, en ten slotte omdat het een van de meest begeerde adressen was van de stad. De eerste keer dat ik Benedikt Taschen ontmoette, was bij hem thuis, waar ik op zijn verzoek langskwam in verband met een artikel. Het was bepaald geen plek waar je als vrouw op hakken van tien centimeter prettig rondloopt, kan ik wel zeggen. Maar daar was Taschen kennelijk aan gewend, want hij gaf me prompt een arm om me over de glooiende wandelpaden te begeleiden naar de ruimteschipachtige villa, die ik inmiddels vervloekte. In plaats van de trap te nemen die in een boog rond de voet van het huis loopt, stegen we op in een soort miniatuurversie van Willy Wonka’s grote glazen lift. In de dikke tien jaar dat ik in de stad woon, heb ik heel wat fantastische uitzichten gezien, kan ik wel zeggen, van Hollywood tot Malibu. Maar het uitzicht vanuit dit huis was uniek: alsof de wereld aan mijn voeten lag, en al klinkt dat misschien als een cliché, er is geen woord van gelogen, en het is zelfs nog zwak uitgedrukt ook. Het weer was die dag perfect: de lucht was strak blauw en er was geen smog (wat zeldzaam is in LA). Taschen had het meubilair tot een minimum beperkt (wat hij tot op de dag van vandaag doet), en terecht: het huis heeft ruimschoots genoeg aan het uitzicht. Dat is niet alleen spectaculair en overdonderend, het is bovendien enorm rustgevend: hier ben je veilig voor de herrie, het geklets, het niet-aflatende spervuur van informatie waarmee een mens door de buitenwereld wordt bestookt, want je staat er letterlijk boven. Je kunt volkomen jezelf zijn op deze plek – of desgewenst ieder ander. Dat moet beslist de ervaring zijn van de vele gasten op de talloze (en zeer gewilde) Taschen-partijtjes. De bonte stoet aan feestgangers vormt bijna een hedendaags equivalent van Warhols Factory, maar dan aan de westkust, een luxueus nachtelijk thuishonk voor mensen als wijlen Helmut Newton, museumdirecteur Jeffrey Deitch, acteur Val Kilmer, schilder David Hockney en het legendarische model Peggy Moffitt. Sinds die eerste ontmoeting met Benedikt Taschen ben ik nog heel wat keren in dat huis geweest, maar wel op aanzienlijk lagere hakken. Gaandeweg heb ik vastgesteld dat de Chemosphere geen adres is, maar een bestemming. Toch blijf ik het architectonische meesterwerk – en zijn eigenaar – een fascinerend, ondoorgrondelijk mysterie vinden. Dit is het huis van een man die bekendstaat als de ultieme ‘literaire exhibitionist’, die het niet laten kan om gewaagde boeken uit geven. Maar op het persoonlijke vlak is hij een van de meest gesloten mensen die ik ken, een family man die niets loslaat over zijn privéleven en zich nooit in de kaart laat kijken. En juist deze man, dit hypergesloten type, kocht een huis dat een en al glaswand is. Dag en nacht staat hij, hoog op de heuvel van Hollywood, voor jan en alleman te kijk. De Chemosphere mag dan ontworpen zijn door John Lautner, het is Benedikt Taschen ten voeten uit. Susan Michaels schrijft over kunst en cultuur in Los Angeles, onder meer voor The Wall Street Journal en The Huffington Post. Vertaling Cecilia Tabak
Benedikt Taschen en fotograaf Julius Shulman
Actrice Gwyneth Paltrow, zakenman Giancarlo Giammetti, Taschen en zijn vrouw Lauren, en modeontwerper Valentino Taschen en Jeffrey Deitch, directeur van het Museum of Contemporary Art in Los Angeles Ontwerper Marc Newson en zanger Nick Wood
Fotografen Frans Lanting, William Claxton, Julius Shulman
Acteur Val Kilmer en Charlotte Taschen
Apple-ontwerper Jonathan Ive, Taschen en oud-model Peggy Moffitt
Schilder David Hockney en zijn assistenten Jonathan Wilkinson en Jean-Pierre Gonçalves de Lima
Taschen met regisseur Billy Wilder en fotograaf Helmut Newton
Foto's courtesy Taschen
Taschen maakte van de Chemosphere een nachtelijk thuishonk voor creatieven, schrijft Susan Michaels.
Fotograaf William Claxton danst met Taschen
26 DeLuxe sieraden
Louis Vuitton
Dit seizoen geen gepriegel, maar opvallende damessieraden om een statement mee te maken. productie Nathalie Wouters
Kristallen broche, zeven centimeter breed, 450 euro
Gouden ketting met klauwtje van jade, 8.000 euro
Bulgari
Ring van roségoud met een diamant, 1.700 euro
Tiffany & Co.
Witgouden spijker voor om de pols, 5.750 euro
Lange gouden ketting met paardenbit, 1.990 euro
Ring van twee kleuren goud en onyx, 6.495 euro
Montblanc
De sluiting van de beroemde Kelly-tas als armband, 2.500 euro
Armband van 18-karaats goud en katoengaren, 250 euro
Choices by DL
Trapeze-armband van goud en zilver, 850 euro
Lanvin
Sierlijke armband van 18-karaats goud, 8.950 euro
Aurélie Bidermann
Delettrez €
gucciCartier Hermès Delfina
Piaget
Messing oorbellen met Swarovski-stenen, 495 euro
Ring van roségoud en groen marmer, 900 euro
28 DeLuxe brillen
Alain Mikli
Ook deze winter hebben brillen een hoog retrogehalte: vooral ronde monturen en vlinderbrillen doen het goed. productie Nathalie Wouters
Kris van Assche
Specsavers
Rond herenmodel, 182 euro
Modern mannenmontuur, 345 euro
tom ford
Ontworpen door modeduo Spijkers & Spijkers, 169 euro
Polo Ralph Lauren
Linda Farrow
Damesmontuur met een strookje hoorn, 254 euro
Met vergulde pootjes, 445 euro
Volledig transparant, 310 euro
Het vlindermodel op z’n subtielst, 342 euro
prada
Fifties vlinderbril, 370 euro
Cutler & Gross
Chanel
Bottega Veneta
Robuust uniseksmodel in zandkleur, 370 euro
Waterbuffelhoorn en vergulde pootjes, 2.000 euro
30 DeLuxe fotografie
Headlight, 2012
Wolfgangs
waarheid
Een man onder de douche, een jongen die op een stoel plast. Wolfgang Tillmans werd beroemd met foto’s van zijn vrienden. Voor zijn boek Neue Welt trok de Duitse fotograaf erop uit: ‘Ik wilde weer naar de wereld kijken.’ door Gert Jonkers In flight astro, 2010
32 DeLuxe fotografie
V
an een bezoek aan Wolfgang Tillmans’ atelier in Oost-Londen, in de zomer van 2006, herinner ik me een enorme kast vol felgekleurde envelopjes van de 1-uurfotoservice. Honderdduizenden foto’s, zorgvuldig geïndexeerd. Andere fotografen stapten over op digitaal of scanden op z’n minst hun negatieven in, maar Tillmans niet. Zijn ruime, zonnige studio was een fijne werkplek. Ik herkende meubels en objecten die in zijn foto’s gefigureerd hadden. Een oud bankstel, vazen, een raam, kantoortafels en een groene bureaustoel waarop een jongeman met hanenkam had staan urineren voor de foto ‘Man pissing on chair’. (De foto, uit 1997, hangt in het heropende Stedelijk Museum in Amsterdam, in een zaal die geheel gewijd is aan het werk van Tillmans. Toen ik er onlangs op een ochtend was, stormde een groep opgewonden pubers op excursie regelrecht op de foto af, andere fraaie werken totaal negerend.) Tillmans, Duitser van geboorte, was in 2000 de eerste fotograaf en de eerste buitenlandse kunstenaar die de prestigieuze Britse Turner Prize won. Hij maakte naam met foto’s die zijn nabije omgeving lieten zien: vrienden op de dansvloer, blote vrienden, stillevens thuis. Zelfs de beroemdheden die hij voor tijdschriften als i-D en index portretteerde leken vrienden of familie. Rem Koolhaas zat aan de keukentafel, de zanger van Blur stond onder de douche, Bianca Jagger was aan het inchecken voor een vlucht. Na de eeuwwisseling ging Tillmans ook abstracter werk maken. Hij verkreukelde papier en lijstte het in, of belichtte fotopapier in de doka; er kwam geen camera aan te pas. „Ik zat tien jaar lang in de studio en maakte mijn werk steeds meer in een kunstcontext”, zegt Tillmans nu. „Ik wilde erúít. Ik wilde weer naar de wereld kijken.” Het mag toepasselijk heten dat we elkaar spreken terwijl hij in Bogota, Colombia zit. Hij is er voor de opening van een solotentoonstelling. „Toen ik met het werk begon dat nu in Neue Welt staat, wist ik niet dat het een project zou worden, of een boek, laat staan dat ik een onderwerp of een titel had. Ik wist dat ik iets ánders wilde. Ik zocht een ander fotografisch dialect.” Tillmans kocht in 2009 een digitale camera waarmee hij maandenlang worstelde; hij ging lang en ver op reis, en verhuisde in 2011 zijn studio van Londen naar Berlijn – alles om zichzelf te dwingen tot verandering. „Ik stelde mezelf vragen als: wat is een hedendaagse foto? Wat is een onderwerp? Wat is nu interessant? Daarom arrangeerde en regisseerde ik geen foto’s, zoals gebruikelijk, en fotografeerde amper vrienden en bekenden.” Hij boekte vluchten naar Tanzania en Papoea Nieuw Guinea, Tasmanië, Shanghai, Bombay, Port-au-Prince, New York en Lampedusa. Hij bezocht onheilsplekken en toeristische attracties. „Ik keek zonder vooroordelen; ik wilde niet blasé zijn. Als je van tevoren weet wat je zoekt, word je nooit verrast.” Soms fotografeerde hij dus wat je zou verwachten op zo’n bestemming, maar vaak ook niet. Op Lampedusa fotografeerde hij een dumpplaats voor stukgeslagen boten. Maar in een parkeergarage in Tasmanië raakte hij gebiologeerd door de futuristische koplampen van nieuwe auto’s, en hij schoot er een hele reeks van. „Er zat geen systeem achter de reizen en de foto’s. Ik heb nooit gedacht: ik moet drie van de zeven wereldwonderen hebben, en een favela, en een stad in China.” Tillmans zegt: „Op die reizen bekroop me soms een gevoel van paniek: wat ik hier maak is echt superslecht werk. Foto’s van voorbijgangers op straat? De watervallen van Iguazu? Hoe pathetic is het? Ik wist het vaak niet.” „Wolfgang doet niet aan ironie”, vertelde galeriehouder Maureen Paley me vorige maand terwijl ze in haar booth op kunstbeurs Frieze in Londen tussen een paar overweldigende Tillmansen stond. Ik vroeg haar of ze wist hoe Tillmans een foto maakt? „Totaal onopdringerig, en met een heel scherp gevoel voor het nú.
33
Wolfgang is zich volstrekt bewust van wat er speciaal is aan een moment en een situatie.” Ik leg de observatie aan Tillmans voor. „O, het zou wel heel pretentieus zijn om dat te beamen”, zegt hij. „Ik bedoel, ik hoop dat het waar is, dat ik altijd oplettend ben en aandacht heb voor de wereld om me heen, voor de mensen om me heen, voor mijn vrienden, voor mijn eigen behoeften... Ik doe mijn best. En het zou geweldig zijn als het uit mijn werk zou spreken.” Hij lacht en zegt: „Mijn dagelijks leven is natuurlijk alles behalve pure spiritual nowness...” Tillmans vertelt dat hij opgroeide in een vrolijke linksliberale Lutherse kerkgemeenschap. „Heel leuk en gezellig”, zegt hij. „Ik ben drager van het godsdienst-gen. Wist je dat niet? Het is wetenschappelijk bewezen dat het bestaat.” (Inderdaad, in 2005 beschreef een Amerikaanse geneticus een specifiek gen, VMAT2, dat mensen meer vatbaar zou maken voor spirituele of mystieke ervaringen.) Tot een paar jaar geleden ging hij nog naar Quaker-diensten, maar nu niet meer. Georganiseerde religie is uiteindelijk toch een vehikel om de waarheid te verdraaien, vindt hij. En daarom staan er in Neue Welt geen beelden die hinten naar religieus of politiek getoeter. „Ik heb mooie foto’s bij de anti-pausdemonstratie in Londen gemaakt, maar ze pasten niet in het boek. Het voelde te polariserend. Het is goed als andere mensen op andere momenten polariseren, maar kunst is daar niet de beste plek voor. Kunst is een goede plek om over ambiguïteit te spreken. Het is eerlijk gezegd heel relevant om het over ambiguïteit te hebben. Veel problemen op aarde komen van mensen die ambiguïteit niet accepteren.” Grappig genoeg noemt hij zijn foto’s van koplampen. „Ik hoef niet te zeggen dat die nieuwe poenerige auto’s het kwaad vertegenwoordigen. Maar het is wel interessant hoeveel mensen er een boodschap in zien: het symbool voor een egoïstische wereld; het oog van die agressieve capsule waar iedereen zich in verschanst.” Ik merk op dat zijn Neue Welt amper boosheid of agressie lijkt te bevatten. „Ik ben niet boos aangelegd”, zegt Tillmans. Dan barst er een donderbui boven Bogota los en wordt de verbinding verbroken. Een week later kom ik Tillmans tegen in Berlijn, op een grappige gay clubavond die Pet Shop Bears heet. Tillmans is net terug uit Colombia. Hij staat in zijn gebruikelijke battle dress van camouflage legerbroek, T-shirt en zwarte bomberjas aan de rand van de dansvloer. Hij had nog op die boosheid terug willen komen, zegt hij, en in plaats van het over de muziek heen te schreeuwen stuurt hij de volgende dag een e-mail. „Ik vind boosheid niet handig in de omgang met mensen”, schrijft hij. „Wat niet wil zeggen dat ik nooit boos ben. Ik maak me kwaad over de hetze tegen drugs en het betuttelende rookverbod; regeltjes om publiek gedrag te controleren. Ik maak me kwaad over religieus fundamentalisme, onterechte claims in reclame en homofobie. Allemaal bedoeld om de waarheid geweld aan te doen, en gestoeld op angst of leugens, of allebei. Wat is er mis mee om de wereld met een onbevreesde blik te bekijken en de realiteit te accepteren? Het onbevangen bestuderen van de waarheid zou het uitgangspunt van de menselijke omgang moeten zijn – niet de wens om te misleiden. Dat is hoe ik mijn werk probeer te doen.” De zoektocht naar het nu en de waarheid; ooit gaf Tillmans zijn boek de titel Truth Study Centre. Een ander boek noemde hij If one thing matters, everything matters. Zijn grote tentoonstelling in de tijdelijke vestiging van het Amsterdamse Stedelijk Museum, in 2008, heette Tegenwoordigheid van geest. En terwijl je van het werk van de jonge Wolfgang Tillmans kon zeggen dat het zijn wereld liet zien, is Neue Welt inderdaad een verslag van de hele wereld, bezien met oprechte interesse en een nieuwe digitale camera.‹
Benedikt Taschen over Wolfgang Tillmans: „Ook al hebben we sinds 1995 al vier boeken samen gemaakt, Wolfgang blijft me verrassen. Telkens ben ik benieuwd wat hij nu weer gaat doen.”
Wolfgang Tillmans: Neue Welt, Taschen, 216 blz, 29,99 euro Oriental pearl, 2009
34
NRC Weekend december 2012
Dusty vehicle, 2012
Tukan, 2010
Tillmans: ‘Ik fotografeerde zonder vooroordelen, ik wilde niet blasé zijn’
Silver 92, 2012
Andre J., 2010
35
36 DeLuxe fotografie
Duckweed, 2008
Onion, 2010
Port au Prince, 2010
‘Als je van tevoren weet wat je zoekt, word je nooit verrast’
Astro Crusto, 2012
38 DeLuxe
NRC Weekend december 2012
39
Iguazu, 2010
‘Een foto van de watervallen van Iguazu, hoe pathetic is het?’
Varanasi cow, 2009 Jeddah Mall, 2012
Paulista lovers, 2010
40 DeLuxe horloges
IWC
Bescheiden ogende horloges hebben nu vaak de gecompliceerdste uurwerken. En rond is weer terug van weggeweest, net als het leren horlogebandje. productie Ivo Weijel
Breguet
Cartier
Amsterdam, 379 euro
TimeWalker Chronovoyager UTC, 4.700 euro
1966, 41mm in witgoud of rosé, 13.400 euro
baume & mercier
montblanc
panerai
Tank Louis Cartier XL Extra Flat, rosé goud, 11.900 euro
Radiomir Composite 3 Days 47 mm, 7.700 euro
Marine Royale rosé goud, 52.100 euro
Patrimony Traditionnelle Self-Winding 41 mm, 27.800 euro
girard-perregaux
New Oyster Perpetual Datejust II, staal, 5.850 euro
fromanteel
ROLEX
Vacheron constantin
Big Pilot (15.200 euro) en Pilot’s Mark XVI (4.370 euro), editie Father & Son
Hampton Small, 3.500 euro
door Hendrik Spiering
Pas drie jaar geleden ontdekten geleerden de historische waarde van een 250 jaar oude boekrol met het bijbelboek Esther. Onlangs verscheen een facsimilé-uitgave van dit joodse erfstuk.
Esthers rol 42 DeLuxe bijbelboek 43
Facsimilé-uitgave van de Hannoverse Estherrol: een bijbelboek in rol-vorm.
44 DeLuxe bijbelboek
NRC Weekend december 2012
Op de Hannoverse Estherrol staan 54 gekleurde illustraties met verbeeldingen van het bijbelboek. Links koningin Esther.
Benedikt Taschen over de Esther-rol: „In een tijd waarin de meeste uitgevers overstappen op kleinere en digitale boeken, kon ik de verleiding niet weerstaan om exact het tegenovergestelde te doen: een zesenhalve meter lange fascimilé van een bijbelrol. Bovendien onthult het boek een spannende ontdekking, bijna als in een detective...”
R
uim 250 jaar oud is de perkamenten boekrol, zesenhalve meter lang, 33 cm hoog, zeer rijk geïllustreerd. De tekst is het bijbelboek Esther. In het Duits. Een groot ding, verpakt in een speciaal houten kistje waarin je het gemakkelijk kan bekijken en lezen. Wie maakt zoiets? „Een non, dachten ze altijd. Zo stond het in de catalogus van de Gottfried Wilhelm Leibniz Bibliothek in Hannover waar de rol sinds mensenheugenis wordt bewaard. Als een vrome oefening. Erg serieus werd het ding niet genomen.” Aan het woord is Emile Schrijver. We spreken op zijn werkkamer aan de Universiteit van Amsterdam. Schrijver (1962) is boekwetenschapper en conservator van de Bibliotheca Rosenthaliana, de joodse boekencollectie van de UvA. „Ik ben er enigszins mee opgegroeid, ook dankzij mijn joodse vader.” Een ‘vaderjood’ geldt volgens de religieuze definitie niet als echte Jood omdat de joodse identiteit via de moeder wordt overgedragen. „Maar daar heb ik nooit last van gehad, mijn culturele joodse identiteit lijdt daar echt niet onder.” Pas in 2009 werd de Hannoverse Estherrol voor het eerst tentoongesteld en werd zij bekend in bredere kring, ook bij Schrijver. Er was al wel twijfel over de non. Want een rol, dat wijst op joodse oorsprong. Het boek, met kaft en ingenaaide bladen, is een christelijke uitvinding, de Joden zijn altijd ook de oudere vorm van de rol blijven gebruiken, vooral in de eredienst. Maar waarom dan een Duitse bijbeltekst? Schrijver en zijn Duitse collega Falk Wiesemann uit Düsseldorf zagen snel overeenkomsten met joodse rollen, in schrijfstijl en in indeling. De rol is niet zomaar een vroom werkje dat achteloos in een opslag bewaard kon worden. Het blijkt een hoogtepunt in joodse
45
Met kunsthistorisch detectivewerk is de maker van de Estherrol gevonden boekillustratie, dat daarom door uitgeverij Taschen nu in 1.746voud als facsimilé over de wereld wordt verspreid (à 500 euro, inclusief houten kistje). De joodse handschriftkunst is slechts een klein gebied van de kunsten, maar het is wel een genre dat door een aantal welgestelde Joden en niet-Joden fanatiek verzameld wordt. Schrijver is bijvoorbeeld óók conservator van de Zwitserse Braginsky Collectie, een van de grootste Hebreeuwse manuscriptenverzamelingen ter wereld.
Huwelijkscadeau
Taschens initiatief om de Hannoverrol uit te geven is bijzonder door zijn grote oplage en de relatief lage prijs. Maar op zich zijn facsimilé’s van oude joodse teksten niet ongebruikelijk. „Vaak wil de bezitter van het origineel er een aantal, om thuis veilig in te bladeren, of om ze weg te geven. En het zijn populaire huwelijkscadeaus in welgestelde joodse kringen.” Schrijver werkte recentelijk nog mee aan een facsimilé door het Londense Facsimile Editions van een achttiende-eeuwse Hebreeuwse Esther-rol uit de Israëlische Gross-collectie — oplage 295 stuks à 3.995 dollar, inclusief zilveren houder. Voor 60.000 dollar kun je zelfs drie nagemaakte Dode Zee-rollen kopen (oplage 49 stuks, in een mooie rode archiefdoos). De druktechnieken om oude manuscripten na te maken, zijn ongelofelijk verbeterd in de laatste 25 jaar, vertelt Schrijver. „Die zijn vaak nauwelijks meer van echt te onderscheiden. Er wordt gedrukt op perkament, in vijftien of meer drukgangen.” In de Hannoverse rol worden de 26 Duitse tekstkolommen met het volledige bijbelboek Esther omzoomd door in totaal 28 grote zwart-witportretten van hovelingen in Habsburgse hofkledij. De koninginnen uit het verhaal (Wasti en Esther) lijken in kleding en houding op portretten van de Habsburgse keizerin Maria Theresia. En koning Ahasveros is afgebeeld als de Oostenrijkse regent Franz-Stephane van Lotharingen. Onder ieder portret staat een zwart-wit tafereeltje (zoals van een man die een ruiter de weg wijst, een jager die met een haas terugkeert). In de banden boven en onder de tekst zijn vele tientallen zwart-wit dieren en in totaal 54 gekleurde illustraties met verbeeldingen van het verhaal te zien. Er was kunsthistorisch detectivewerk nodig om te achterhalen wie de ware maker van deze prachtige rol was. Drie aanwijzingen waren cruciaal. Aan het eind van de rol stond geschreven ‘W. C. J. a Hildesheim 1746’. Altijd
werd gedacht dat dit de aankoopdatum en de initialen van de koopman waren. Maar een briefje in een oud restauratierapport van de rol zette de onderzoekers op een ander spoor. De getypte tekst van het briefje luidde: „Wolf Cohn in Hildesheim was een kalligraaf en een Torah-schrijver. Hij kwam uit Teplice. Zou hij deze Estherrol niet hebben geschreven?” Was getekend: „Dr. Lewinsky, regionale rabbijn van Hildesheim.” Lewinsky was rabbijn van 1892 tot 1935 en een expert van de joodse geschiedenis van het gebied. Hij had kennelijk ooit een idee gehad over de Estherrol, dat nooit serieus verder was onderzocht. Maar wie is dan Wolf Cohn? In 1994 was een geïllustreerd Mohel-boekje opgedoken in een joodse bibliotheek in Cincinnati, een boekje met gebeden en zegeningen voor het besnijdenisritueel. En op het titelblad staat onder het jaartal 1746 dat dit boek geschreven is door ‘Wolf Leib Katz Poppers, schrijver uit de heilige gemeente Hildesheim’. Katz is een afkorting van kohen zedek, oftewel: Cohen, Cohn. En de Poppers vormden weer een bekende rabbijnenfamilie uit Teplice. Dus Lewinsky had echt een goed punt gemaakt. Emile Schrijver kon vervolgens op grond van stijlkenmerken ook weer een achttal andere handschriften en rollen aan Poppers toewijzen. Ze hadden een van de beste joodse illustratoren uit de achttiende eeuw een naam gegeven. „Dit is echt krankzinnig goede kwaliteit, een hoogtepunt. Een heel herkenbare stijl”, aldus Schrijver. „Ik zag het eigenlijk meteen, maar dan moet je de bewijzen gaan zoeken om anderen – en jezelf – te overtuigen.”
Heidelberg
Vooral het zwart-wit werk is kenmerkend voor Poppers. „Sinds 1898 was zijn werk bekend, maar niemand kende zijn naam. Die is dus pas in 1994 voor het eerst ontdekt. En nu pas, in 2012 zijn we er in geslaagd al zijn werk op zijn naam te krijgen. En van zijn persoonlijk leven weten we niks. Behalve dat hij uit Hildesheim komt.” De Hannoverse Estherrol ligt al sinds minstens 1752 in de bibliotheek van de koningen van Hannover – die begin achttiende eeuw ook koning van Engeland werden. In dat jaar beschreef een Hongaarse dagboekschrijver onmiskenbaar deze Estherrol in de Hannoverse bibliotheek: ongeveer ‘drie vadem’ lang (circa 6 meter) en vol illustraties. „De koning had hem voor honderd thalers gekocht van een jood”, had de Hongaar gehoord. Maar goed, als deze rol zo joods van stijl is, waarom is de
tekst dan in het Duits? Wie wil zoiets? Het jaartal 1746 aan het eind van de rol is vrijwel zeker de productiedatum, zegt Schrijver. Hij vermoedt dat Poppers het werk in dat jaar maakte in Wenen, als geschenk aan de Habsburgse keizerin Maria Theresia, in opdracht van of in samenspraak met Joden die als financiers een belangrijk rol aan het hof speelden. Schrijver: „In 1744 en 1745 had Maria Theresia de Joden verbannen uit de Boheemse hoofdstad Praag en ook uit Silezië. De positie van de kleine joodse gemeenschap in Wenen, die nauw verbonden was aan het Habsburgse hof, stond misschien ook wel op het spel. En is het dan niet logisch om de Habsburgse keizerin een geschenk te geven dat tot het mooiste behoorde dat de joodse gemeenschap op dat moment kon produceren en dat een mooie mix was van joodse en christelijke thema’s? Voor de Joden was het boek Esther belangrijk, maar voor de christenen ook. Christenen zagen in een van de andere hoofdrolspelers uit het bijbelboek (Esthers oom Mordechai) een voorafspiegeling van Christus, en in Esther zelf een portret van de maagd Maria. En in de illustraties zijn opvallend veel Habsburgse elementen gebruikt.” Maar, zo benadrukt Schrijver onmiddellijk: „Dit is de meest waarschijnlijke verklaring, maar hij is verre van zeker.” Want hoe de rol vervolgens zo snel in Hannover terecht kon komen? „Geen idee.”
Landjoden
Oude joodse illustraties zijn vrij zeldzaam, legt Schrijver uit. Sowieso wáren er niet zo veel Joden en de meesten waren erg arm: de zogenoemde landjoden, die meestal veehandelaar waren. Slechts enkele tientallen families functioneerden aan de vele hoven in Duitsland als ‘hofjoden’. Deze bankiers waren de financiers van de vorsten en ook de leiders van de joodse gemeenschap. Alleen zij hadden het geld om dit soort manuscripten te laten maken. En buiten Duitsland was de verdeling tussen arm en rijk niet veel anders. Geïllustreerde manuscripten waren niet vanzelfsprekend in die kleine joodse gemeenschap. Weliswaar kent het jodendom geen religieus taboe op afbeeldingen zoals wel bestaat in de Islam. Maar Mozes’ Tweede Gebod (van de Tien) gaat wel ver: ‘Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde’ (Exodus 20:4). De invloedrijke Talmoed (religieuze commentaren en discussies uit de vierde en vijfde eeuw) zwakt dat gebod af. Een religieuze tekst mag wel met schoonheid worden omringd, en ook het gebed mag
46 DeLuxe bijbelboek
Joodse troost
mooi gemaakt worden. Er bestonden ook grote regionale verschillen. Schrijver: „Joden in islamitische landen waren veel voorzichtiger dan elders. In Italië in de Renaissance gingen ze juist helemaal los.” Al met al waren er in de joodse cultuur maar een paar mogelijkheden voor illustraties. De teksten die in de synagogen worden gebruikt (bijbelrollen en gebeden) zijn bijvoorbeeld nooit geïllustreerd, om de voorzangers niet af te leiden van de tekst. In de praktijk werden drie soorten teksten uitgebreid geïllustreerd: gebedenboeken voor thuis (vooral die voor Pasen: de Hagadah), huwelijkscontracten (die vaak thuis aan de muur werden gehangen) én het bijbelboek Esther. Want in Esther, het verhaal over de koningin van Perzië die samen met haar oom Mordechai de uitroeiing van de Joden verhindert, komt het woord God niet voor. Illustratie van dat boek is veilig ver weg van het Tweede Gebod. Schrijver: „Er is nóg een bijbelboek waarin de vierletterige Godsnaam niet voorkomt: het Hooglied. Maar vanwege de erotische inhoud werd dat nu weer net niet graag geïllustreerd.” Geen christelijk vroom werk dus, deze rol. Maar een joods erfstuk dat getuigt van de overlevingskracht en het aanpassingsvermogen van het joodse volk uit de achttiende eeuw. Denk aan de geesteskracht waarmee dit vrijwel rechteloze volk zonder kunstopleiding toch in staat was zo’n kunstwerk te produceren, de nederigheid waarmee met dit kunstwerk de keizerin om goedgunstigheid wordt gevraagd, en het vrome vertrouwen in de goede afloop dat de kern vormt van het boek Esther. De achttiende eeuw vormde een soort tussentijd te midden van veel veranderingen in de joodse geschiedenis. Want de emancipatie en assimilatie na de Franse Revolutie (waarbij Joden volledige burgerrechten kregen) waren nog ver. En de grote chaos van de zeventiende eeuw was al weer voorbij. Rond 1665 geloofde meer dan de helft van de Europese Joden dat in de persoon van de Sabbatai Tsevi eindelijk de messias was gekomen. Maar deze kabbalistische geleerde bekeerde zich onder druk van de sultan tot de islam, zijn volgelingen in geestelijke chaos achterlatend. Het is de historische context die de Hannoverse Estherrol echt de moeite waard maakt, benadrukt ook Schrijver. „Grote kunst is het niet. Dat kan ook niet, want Joden mochten geen lid zijn van het schildersgilde. Voor hen geen schilder- of tekenopleidingen. De nadruk lag op kalligrafie. Daarom zijn de tekeningen soms wat naïef of gekunsteld. Maar als geheel, als cultuurproduct is het prachtig. Dit is joodse barok, wat een uitbundigheid!”‹ Falk Wiesemann: The Esther scroll. Taschen, rol in houten kist, oplage 1.746 exemplaren, 500 euro
Het Oude Testament staat vol strenge wetten, agressieve profetieën, wanhopige gedichten en dramatische geschiedverhalen. Maar er staan ook verhalen in waarbij je je in een wereld waant van Duizend-en-een-nacht, vol sprookjesachtige thema’s en onverwachte wendingen. En geen verhaal uit de Bijbel is sprookjesachtiger – en misschien ook gruwelijker – dan het verhaal van Esther. Het verhaal vormt de grondslag voor het joodse Poerimfeest (dat volgend jaar op 24 en 25 februari valt). Poerim is een soort joods carnaval, met verkleedpartijen en veel drankmisbruik. De joodse Talmoed schrijft zelfs voor dat je tijdens Poerim zo dronken moet worden dat je het verschil niet meer hoort tussen ‘Vervloekt zij Haman’ en ‘Gezegend zij Mordechai’, de gezworen vijanden uit het verhaal van Esther. En altijd wordt op Poerim thuis het verhaal van Esther voorgelezen, liefst uit een mooi versierde rol. Het Estherverhaal is bijna 170 verzen lang, verdeeld over tien hoofdstukken. De Perzische koning neemt Esther als nieuwe vrouw, maar haar joodse identiteit blijft geheim. Haar oom, de joodse poortwachter Mordechai, wil niet buigen voor de kwaadaardige grootvizier Haman en Haman zweert wraak op Mordechai en zijn hele volk. Alle gouverneurs van de provincies krijgen bevel om op een aangewezen dag alle Joden in hun gebied te doden. Na veel verwikkelingen krijgt Esther de kans om de koning om een gunst te vragen. Die krijgt ze: op de dag van de aanval mogen de Joden zich verdedigen en wreken op hun vijanden. Die dag wordt het rijk daarom geteisterd door een heel andere slachtpartij dan Haman zich had voorgesteld: „De Joden sloegen met het zwaard op al hun vijanden in en zaaiden dood en verderf, ze deden met hun belagers wat ze wilden.” De oorsprong van het boek en het bijbehorende feest is in duisternis gehuld. Veel geleerden denken dat het Estherverhaal bedacht is om het waarschijnlijk van oorsprong Babylonische Poerimfeest van joodse wortels te voorzien. Waarschijnlijk is het verhaal opgeschreven in de vierde eeuw voor Christus,
misschien in de derde. Een historische kern bevat het verhaal niet. Er wordt wel eens moeite gedaan om de Perzische koning Ahasveros te identificeren met de Perzische koning Xerxes (485-465 v Chr), maar het is een echte novelle, een fantasieverhaal. Opmerkelijk is dat in Esther voor het eerst het woord ‘Jood’ in moderne zin wordt gebruikt: geen inwoner van Juda, maar een lid van het joodse volk, waar dat ook verder moge wonen. Verder valt op dat God in het hele verhaal niet wordt genoemd, al is wel duidelijk dat de Voorzienigheid een grote rol speelt. Literair vallen de vele omkeringen op: de ene koningin verliest haar positie, de ander wordt oppermachtig. Mordechai en Haman verwisselen van plaats. Ook de vele diners en banketten in het verhaal vallen op. En alles draait om de macht van de koning, die zelf verrassend passief is. Het boek is niet vanzelfsprekend onderdeel van de Bijbel geworden. Het is het enige bijbelboek dat niet voorkomt in de Dode Zee-rollen, de oudst bekende manuscripten van de Bijbel. En dat het goddelijk geïnspireerd zou zijn, werd ook lang door sommige rabbijnen bestreden. Bij Luther kreeg Esther geen plaats in zijn bijbel. Maar volgens andere rabbijnen zou het boek Esther al samen met de Tien Geboden op de berg Sinaï aan Mozes zijn openbaard. En aan het einde der tijden zouden van alle bijbelboeken alleen de vijf boeken van Mozes én het boek Esther geldig blijven, zo meende de grote middeleeuwse joodse geleerde Maimonides (ca. 1200). Volgens de moderne bijbelkenner Isaac Kalimi is de grote populariteit van Esther en van Poerim te verklaren uit de altijd grote joodse angst voor totale uitroeiing. Die angst is ouder dan de Hitlertijd. Kalimi ziet die angst al in het ontstaansverhaal van het joodse volk in het bijbelboek Genesis. Daarin krijgt de aartsvader Abraham ondanks alle beloften lange tijd geen zoon en daarna krijgt Abraham nog eens de opdracht zijn zoon te moeten offeren. Ook in Esther is het een dubbeltje op zijn kant, maar het boek maakt duidelijk dat er altijd redding is. Dat is de diepe troost van dit wonderlijke boek, aldus Kalimi.
DeLuxe salontafelboeken
49
The Fat Duck
NRC Weekend december 2012
Stoeptegelzware bladerboeken voor op de salontafel – Benedikt Taschen is er groot mee geworden. Bestsellers uit het najaarsaanbod. productie Arjen Ribbens
Heston Blumenthal thuis.
Karakter Uitgevers, 408 blz, 2,24 kilo, 39,95 euro
Erwin Olaf: Own
Abrams, 416 blz, 2,9 kilo, 58,95 euro
Uitgeverij Komma, 432 blz, 3,15 kilo, 75 euro De receptuur van alle gerechten van De Librije.
100 huizen Alexander McQueen
Overzicht van Nederlands bekendste fotograaf.
Gustav Klimt
De mooiste mode uit 120 jaar Vogue.
NAi/010 Uitgevers, 320 blz, 49,95 euro
Monografie ter gelegenheid van
Hedendaagse interieurs van
Twee eeuwen architectuurgeschiedenis
Klimts 150ste geboortejaar.
over de hele wereld, van Chili tot China.
fraai geïllustreerd.
Lonely Planet, 448 blz, 2,43 kilo, 26,95 euro
Thames & Hudson, 304 blz, 2,63 kilo, 98 euro De pop-artkunstenaar manifesteert zich
229 landen en bestemmingen in kort bestek.
Marc Newson
als landschapschilder.
Alison Castle: Marc Newson, Works
Stedelijk Collectie Reflecties
Taschen, 610 blz, 9,9 kilo, 750 euro
NAi/010 Uitgevers, 644 blz, 1,65 kilo, 49,50 euro
Hét salontafel-statement van dit najaar:
43 essays over de collectie van
alle ontwerpen van een sterdesigner.
het Stedelijk Museum Amsterdam.
Behrang Mousavi: Nederlandse architectuur in 250 topstukken
Anne Deniau: De liefde kijkt niet met ogen. Dertien jaar met Lee Alexander McQueen Ludion, 400 blz, 3,13 kilo, 59,90 euro Bijzonder fotoboek over een radicale modeontwerper.
Ursus Wehrli
Tom Barringer: David Hockney, A bigger picture
Stedelijk Museum
Taschen, 688 blz, 5,24 kilo, 39,99 euro
David Hockney
Philip Jodidio: 100 contemporary houses
Taschen, 676 blz, 6,8 kilo, 150 euro
Lonely Planet
Tobias G. Natter: Gustav Klimt: The Complete Paintings
The travel book. A journey through every country in the world
‘Berlin, Freimaurer Loge Dahlem’
Jonnie Boer & Therese Boer: Puurst
Lido, 348 blz, 3,26 kilo, 59,90 euro
Architectuur
Vogue, The editor’s eye
Jonnie Boer
Vogue
Erwin Olaf
Om thuis de sterren van de hemel te koken.
Karl Eirik Haug, hoofdredacteur van Carl’s Cars: „Carl’s Cars verbleef drie maanden in Japan voor een artikel over autogebruik. Sommige Japanse auto’s zijn als bonzaiboompjes , andere zijn opgetuigd met giga spoilers. Meer dan in Europa gebruiken Japanners hun auto’s Ursus Wehrli: Opruimen dat is de kunst! voor zelfexpressie.” De Harmonie, 46 blz, 0,45 kilo,14,90 euro Fotokunstenaar Marius Ektvedt Zwitserse laat ons zien hoe de chaos te bestrijden.
50 DeLuxe geuren
givenchy
Zwart inspireert parfumeurs. Van ‘Het Kleine Zwarte Jurkje’ (dat naar kersen ruikt) tot de hasjlucht van zwarte Afghaan. productie Monique Snoeijen
Coco Noir, oriëntaals en zepig, 100 ml, 132 euro
nasomatto Armani
Eau Noire, bijzonder: lavendel en anijs, 125 ml, 155 euro
‘Berlin Porträt 05’, gefotografeerd in de Freimaurer Logemystieke (hasj)geur, zware kost, 30 ml, 108 euro Black Afgano,
Back to Black, zelfverklaard ‘aphrodisiac’, 50 ml, 178 euro
Crystal Noir, oriëntaals, vleugje kokos, 50 ml, 77 euro
Frederic malle
Cuir Noir, warme leergeur, tikje zoet, 100 ml, 148 euro
by kilian
Noir, rozen in leer verpakt, 100 ml, 113 euro
Noir Epices, sinaasappel en specerijen, 100 ml, 178 euro
Bulgari
La Petite Robe Noire, rode kersensnoepjes, 50 ml, 80 euro
dior versace chanel
Guerlain
tom ford
Dahlia Noir, perzikgeur (zwarte dahlia’s bestaan niet), 50 ml, 84 euro
Jasmin Noir, snoeperig oriëntaals, 50 ml, 90 euro
‘Berlin Porträt 07’, gefotografeerd in de Freimaurer Loge
54 DeLuxe blootboeken
NRC Weekend december 2012
55
Boeken van plezier Dian Hanson maakt seksboeken voor uitgeverij Taschen. Vrolijke blootboeken die herinneren aan een tijd waarin modellen lachend in de camera keken. ‘De droomvrouw van de voyeur is exhibitionist.’ door Raymond van den Boogaard
Candy Palms, circa 1962. Foto uit The Big Book of Legs (Taschen, 2009) Courtesy of A.R.S. Big
56 DeLuxe blootboeken
NRC Weekend december 2012
Camping voor ‘swingers’ in Duxbury, Minnesota. Uit Naomi Harris America swings (Taschen, 2010) Foto Naomi Harris
Teyai Marie. Uit The Big Butt Book (Taschen, 2010). Foto Charles E. Black Jr.
57
Lynda Kuisel. Uit The Big Butt Book (Taschen, 2010). Courtesy of A.R.S., Inc
Gayle Glenn in circa 1964. Uit The Big Book of Legs (Taschen, 2009) Foto Elmer Batters, courtesy of A.R.S. archive
DeLuxe blootboeken
Leeuw in het Serengeti Park, 2008.
Benedikt Taschen over Dian Hanson: „Niemand kan over seks praten zoals Dian Hanson. Ze spreekt beschaafd en eloquent over onderwerpen waar de meeste mensen paars van aanlopen.”
De vijf favoriete boeken van Dian Hanson
1. Dian Hanson’s History of Men’s magazines, in zes delen (2004) „Het is mijn opus magnum. Een geschiedenis van mannenbladen, die reikt tot aan de bladen die in de jaren zeventig nog onder de toonbank werden verkocht. De serie is nu out of print, maar nog wel in antiquarische boekhandels te vinden. In de lente van 2013 komt er een soort compacte versie van uit: Dian Hanson’s History of Pin Up Magazine’s.”
2. Vanessa del Rio. Fifty Years of Slightly Slutty Behaviour (2010) „Het unieke aan pornoster Vanessa del Rio is, dat zij als vrouw seks ervaart op de manier waarop mannen dat doen, als one of the guys. Dat komt door haar karakter, en door haar experimenten met steroïden. Vanessa is mij erg dierbaar.”
D
ian Hanson gaat er niet zonder meer van uit dat wat zij in haar boeken schrijft, ook gelezen wordt. „Mijn kopers kijken nu eenmaal vooral naar de foto’s”, zegt ze lachend. „Zelfs mijn echtgenoot, een Engelse schrijver, leest mij niet. Thuis is híj de schrijver.” Toch was het juist het vooruitzicht boeken te moeten schrijven, waarover ze het meest zenuwachtig was toen Benedikt Taschen haar in 2001 naar zijn uitgeverij haalde als fondsredacteur van seksboeken. In de veertien jaar daarvoor had ze leiding gegeven aan twee toonaangevende sekstijdschriften: Leg Show, voor voet- en nylonfetisjisten, en Juggs, voor liefhebbers van grote borsten. „Zo’n tijdschrift, daar ben je vanaf als het eenmaal is verschenen. Een boek is voor de eeuwigheid. Dat leek me heel eng.” Het hoofdkwartier van Taschen in Los Angeles is gevestigd in Crossroads of the world, een creatie van architect Robert Derrah uit 1936, gelegen aan Sunset Boulevard. Dian Hanson houdt kantoor in een gebouw dat de vorm heeft van een kleine oceaanstomer. Ze is een rijzige, 60-jarige blondine. In eenvoudig wit T-shirt en jeans zit ze voor de kast met de tientallen kloeke seksboeken die ze sinds 2001 voor Taschen heeft gemaakt. Bij elkaar vormen ze een reusachtig compendium van wat er sinds meer dan een eeuw aan fotografische pornografie is uitgegeven. Wie de teksten in die boeken overslaat heeft ongelijk: ze schrijft geestig en enthousiast over seksfoto’s, sekstijdschriften, de mensen die ze maakten, uitgaven en er model voor stonden. Zonder academische pretentie: ,,Ik ben geen academica, maar opiniemaker.” De officiële geschiedwetenschap laat het op dit onderwerp afweten: ,,Bij elk nieuw boek begin ik qua research helemaal bij nul.” Gelukkig stelt ze graag vragen, zowel in het kader van onderzoek als daarbuiten. ,,Mijn echtgenoot is soms geschokt: ‘Dat kun je mensen niet vragen’, zegt hij dan. Maar ik vind dat je alles mag vragen, als je het maar aardig doet.” Praten over haar boeken doet ze met dezelfde natuurlijkheid en graagte. Tenslotte heeft ze haar hele leven gewerkt in de sector waarvan ze nu de geschiedenis schrijft. Dan ben je gewend de dingen bij de naam te noemen. Ze spreekt ook graag over seks in het algemeen, want daar draait het toch om bij seksfoto’s en tijdschriften: ,,Het is allemaal ooit gemaakt om bij te masturberen.” Taschen is dan misschien een uitgeverij van kunstboeken, maar kunst is niet de hoek waaronder Hanson haar materiaal ordent. „Ik kies wel foto’s uit die goed gemaakt zijn, goed belicht en goed geposeerd, met een aantrekkelijk, zo niet mooi model”, zegt ze. „Maar ik zorg er ook voor, dat er altijd op z’n minst een kleine seksuele vonk overschiet.” Dat spreekt niet vanzelf: pornografische foto’s hebben – als gebruiksobject – de neiging snel te verouderen. Wat onze grootvaders en vaders slapeloze nachten bezorgde, kan nu vaak hoogstens nog vertederen. Ook materiaal uit de jaren zeventig of tachtig maakt al een hopeloos ouderwetse indruk. „De context is altijd belangrijk”, meent Hanson. „Daarom is materiaal dat in de jaren vijftig of zestig illegaal werd verkocht,
NRC Weekend december 2012
59
Dian Hanson Foto Ed Fox Courtesy Taschen
en schokkend was, met de ogen van vandaag tam geworden. Ik maak me ook wel zorgen, als ik jonge mannen van vandaag hoor zeggen dat al die oude foto’s hen vervelen. Is het wel een goede ontwikkeling dat mannen ongevoelig zijn geworden voor meer subtiele seksuele beelden? Wie een hardcore beeld nodig heeft om opgewonden te raken, heeft een moeilijk leven, lijkt me.”
Idealisten
Waarmee overigens niet gezegd is dat de boeken van Hanson softcore zijn. Neem haar The Big Book of Pussy, een aanschouwelijke geschiedenis van het in beeld brengen van het vrouwelijk geslachtsdeel van 1900 tot nu. Of The Big Penis Book, idem over het mannelijk deel, met de nadruk op groot. In beide gevallen heeft Hanson vaak spectaculair fotomateriaal opgespoord en rijkelijk van toelichting voorzien. Soms is die anekdotisch: niet zelden zijn pornofoto’s en blaadjes gemaakt door gedreven geesten en idealisten die daarvoor ook menigmaal de bak zijn ingedraaid, voordat porno vanaf de jaren zeventig in de VS vrij in elke straatkiosk verkocht kon worden. En soms inspireert het beeld haar tot een persoonlijke beschouwing over seks. In The Big Book of Legs maakt ze er geen geheim van een beetje te betreuren dat in de loop van de geschiedenis de mannelijke fascinatie steeds verder omhoog is gekropen: van de opwinding over het zien van een voet of kuit naar het vorstelijk uitzicht op de, liefst geopende, schaamlippen. Om nog maar te zwijgen over de haarloze vulva, die heden ten dage de norm is geworden. „Als ik vrouwen vraag, waarom ze dat doen, dan blijkt dat mannen daar niet om vragen, maar dat ze haar vies vinden. Schaamhaar is vochtig en houdt geurtjes vast, en dat vinden ze niet hygiënisch. Maar volgens mij is échte seks juist altijd een beetje smoezelig.” Opvallend in de meeste boeken is dat de modellen lachend de camera in kijken, en plezier lijken te hebben. Beelden uit de talrijke illegale tijdschriftjes uit bijvoorbeeld de jaren vijftig, waarin afgeleefde prostituées vreugdeloos obsceen zaten te wezen, zoek je in haar boeken vergeefs. Zulke bladen waren vaak in handen van de maffia, legt ze uit. „Ze zijn daarom doortrokken van een Italiaans-katholieke mentaliteit: de vrouwen zien eruit alsof ze op weg zijn naar de hel.” Hanson is een kind van de seksuele revolutie, eind jaren zestig en jaren zeventig. „Ik heb openheid over seks altijd een goeie zaak gevonden. Mijn generatie vrouwen had meer dan enige daarvoor de kans voor haar seksualiteit uit te komen en daarvan openlijk te genieten. Misschien ook wel meer dan de generaties daarna.” Dit plezierprincipe bepaalt mede de inhoud van haar boeken. Dat mannen het liefst zien dat vrouwen op foto’s hen toelachen, weet ze van haar tijd als redacteur van Leg Show. „Over de vraag hoe vrouwen in beeld moesten worden gebracht, bestond in de jaren zeventig een richtingstrijd in de tijdschriftenindustrie”, herinnert Hanson zich. Bob Guccioni, de uitgever van Penthouse die in 1970 als eerste schaamhaar liet
‘Wie alleen opgewonden raakt van hardcore beelden heeft een moeilijk leven’
60 DeLuxe blootboeken
3. The big penis book (2008) „Het kostte moeite om voor interviews de modellen van vroeger te vinden – de meesten van hen zijn in de jaren tachtig aan aids gestorven. Maar omdat het blad Leg Show, waarvan ik lang redacteur was, werd uitgegeven door een onderneming die vooral in homo-pornotijdschriften deed, heb ik — deels uit mijn eigen herinnering — toch veel verhalen kunnen reconstrueren.”
4. Bob’s World: The Life and Boys of A.M.G.’s Bob Mizer (2009) „Gaat over de fotograaf en uitgever Bob Mizer, die in de jaren zeventig en tachtig rondom het huis van zijn moeder in Los Angeles een soort kolonie van homojongens en dieren stichtte en die gebruikte voor foto’s in zijn legendarische blad Physique pictorial.”
5. Naomi Harris: America Swings (2010) „Benedikt haat het als ik dit boek noem, want het is het enige van mijn boeken waarop hij geld heeft verloren. America Swings bevat de foto’s van Naomi Harris, die het vertrouwen heeft weten te winnen van de deelnemers aan tientallen swinger-party’s in heel de VS. Doodgewone mensen uit de middenklasse, met doodgewone lijven, bezig met seks. Maar er zijn kennelijk niet veel lezers die ze op hun salontafel willen leggen.”
zien in een mainstream tijdschrift, huldigde het standpunt dat mannen liefst willen gluren. „In Penthouse keken de modellen dus meestal wég van de camera, alsof ze niet wisten dat ze werden bespied.” Larry Flint, die met zijn Hustler vanaf 1974 nog beduidend explicieter werd in de kiosk, liet zijn modellen steevast zien alsof ze een orgasme beleefden, ook al zaten ze gewoon op een stoel. Hanson wist wel beter. „Als ik een peiling hield onder lezers van Leg Show – en op elke vraag van mij kwamen honderden reacties – bleek steeds dat mannen het liefst willen dat de modellen hen glimlachend in de ogen kijken. Ze zien graag een vrouw die wil dat ze bekeken wordt. De droomvrouw van de voyeur is exhibitionist.” En bovendien, zegt Hanson, ziet Benedikt Taschen vrouwen zo het liefst. En er gaat bij Taschen geen boek de deur uit waar de eigenaar van de uitgeverij zich niet mee kan verenigen.
Ademhalingstherapeut
Dian Hanson woonde in Allentown (Pennsylvania) en werkte als ademhalingstherapeut in een ziekenhuis, toen ze medio jaren zeventig in aanraking kwam met sekstijdschriften. „Ik had een vriendje die de reclame verzorgde voor een keten van seksshops, toen een nieuw verschijnsel, waarvan de eigenaar een eigen seksblad wilde beginnen. We namen samen die opdracht aan en we verhuisden ervoor naar New York. Het moest een hardcore blad worden, naar het voorbeeld van Europese bladen als Private of Color Climax. Mijn vriendje bleek op den duur een afschuwelijke jongen en ik verliet hem. Omdat ik inmiddels al ervaring had opgedaan, kreeg ik makkelijk werk bij andere bladen.” Redacteur van Leg Show en Juggs werd ze in 1987. „Die bladen werden uitgegeven door George Mavety, die destijds tachtig procent van de Amerikaanse sekstijdschriften voor homo’s uitgaf. De homo’s die op de uitgeverij werkten, deden die twee bladen voor fetisjisten er zo’n beetje bij, terloops en lacherig. Ik heb er een succes van gemaakt: Leg Show was het grootste sekstijdschrift voor fetisjisten ter wereld, en had zelfs nog een Duitse, een Franse en een Spaanse editie.” Een van de geheimen van het succes was de voortdurende dialoog met de lezers, die Hanson in elke aflevering in een persoonlijke column met fotootje toesprak. De reacties stroomden met duizenden binnen. „Ik heb in al die jaren hoogstzelden een beledigende brief gehad”, vertelt ze. „Ik weet ook wel hoe dat komt: ik heb een warme, sympathiserende houding tegenover mannelijke seksualiteit en dat zijn mannen van vrouwen niet gewend. De meeste mannen gaan er van uit dat hun seksualiteit voor een vrouw niet begeerlijk is, en dat ze die daarom in het contact met vrouwen moeten onderdrukken. In heel veel brieven wilden mannen vertellen over hun seksualiteit – soms heel gewone dingen waarvan ze toch het gevoel hadden dat ze die tegen geen enkele andere vrouw konden vertellen. Bij Leg Show heb ik ook geleerd hoe romantisch mannen zijn – veel romantischer en minder pragmatisch bij seks dan vrouwen.” Benedikt Taschen was een enthousiast lezer van de Duitse versie van Leg Show. Vanaf 1993 bestookte hij haar met uitnodigingen om bij zijn uitgeverij seksboeken te komen maken. Maar Hanson had het te zeer naar haar zin bij Leg Show: „Ik hou van tijdschriften.” Totdat Mavety in 2000 overleed en de uitgeverij werd overgenomen door familieleden die onfrisse zakenlieden bleken, en Hanson bedreigden als ze er niet in slaagde Leg Show nog rendabeler te maken. Een jaar later stapte ze over. Leg Show bestaat inmiddels niet meer, ten prooi gevallen aan wanbeleid en de grote kaalslag onder bladen die het gevolg is van porno op internet. Van die hedendaagse porno is ze geen bewonderaar. „Modellen die het tegenwoordig goed doen, zijn vrouwen die wel houden van een beetje pijn, en van anale seks. Een vriendin van mij werkt in die branche. Ze vertelt dat je op den duur een leren vagina ontwikkelt, door al die mannen met grote pikken die niets anders doen dan rammen. In de tijd dat ik bij bladen werkte, konden modellen sommige dingen weigeren. Anale seks en gangbang was het werk van een paar specialisten, en niet gangbaar. Wat mensen toen deden in porno, stond veel dichterbij
wat mensen thuis doen op seksgebied.” Hanson denkt niet dat de consument hierom heeft gevraagd. „Ik kan me niet herinneren ooit een brief te hebben ontvangen van een man die honderd brandende lucifers in de anus wilde zien, of wilde dat het geslacht van een vrouw met een vuist werd bewerkt totdat het leek of haar ingewanden naar buiten kwamen.” De verruwing, denkt ze, is het gevolg van de concurrentie. „Er zijn in de jaren negentig, met name hier in Californië, heel veel bedrijven gekomen die porno maakten. Degene die de afgelopen jaren niet failliet zijn gegaan, proberen te overleven door steeds extremere dingen te verzinnen.” Zo beschouwd zijn de boeken van Dian Hanson eigenlijk de getuigenis van een goeie ouwe tijd. Enthousiast haalt ze sommige uit de boekenkast, die tot het plafond reikt, zodat ze voor de bovenste planken op een trap moet staan. La petite mort, over vrouwelijke masturbatiefantasieën, waarvoor fotograaf Santillo tientallen vrouwen voor de camera het solitaire plezier liet zoeken. „Het is mijn enige boek dat aftrek vindt onder lesbiennes. Benedikt houdt er niet van, omdat veel foto’s wazig en achteraf bewerkt zijn.” Of haar speurtocht in The Big Penis Book naar de ‘echtheid’ van de legendarische Long Dong Silver, een zwart mannelijk model wiens penis tot zijn knieën reikte. Niet echt dus: Long Dong Silver was weliswaar groot geschapen, maar voor kniehoogte was toch echt een prothese nodig.
Fabriekshal
Het fotomateriaal vindt Hanson over het algemeen in privéverzamelingen – sekstijdschriften, vooral de oudere, zijn zelden systematisch verzameld door officiële bibliotheken. „Ik ken een rijke popproducer in San Francisco, die een fabriekshal met miljoenen oude sekstijdschriften bezit. Zijn bedoeling was aanvankelijk om alles wat ooit verschenen was te verzamelen, maar dat heeft hij al lang geleden moeten opgeven. Er is veel te veel.” Ook veilingsite eBay is een bron voor oud materiaal, omdat daar vaak door particulieren curiosa worden aangeboden. Soms gebeurt dat door de oorspronkelijke fotografen, met wie Hanson dan in contact probeert te komen. „En verder ken ik door mijn werk van vroeger natuurlijk veel mensen in deze wereld, die dan weer anderen kennen.” Voordat seksbladen, zo ongeveer halverwege de jaren zestig, volop in de openbaarheid kwamen, bevond de bedrijfstak zich ergens in een maatschappelijke marge. Dat levert prachtige verhalen op over vindingrijk doorzettingsvermogen van taaie persoonlijkheden. Zoals dat van Hansons idool Elmer Batters, de fetisjfotograaf met wie ze tien jaar bevriend is geweest en wiens werk ze in Leg Show in retrospectieven nog heeft gepubliceerd. Hij was in de jaren vijftig een pionier op het gebied van voeten en tenen, liefst in nylon gestoken – een nu onschuldig ogende perversiteit waarvoor hij niettemin regelmatig met de wet in aanraking kwam. Niet altijd was de werkelijkheid zo verheffend – met name voor vrouwen in deze marge. Voor The Big Book of Breasts spoorde ze, nog net op tijd, de in 2005 overleden Candy Barr op, een beroemde stripper en model uit de jaren vijftig. „Het was heel treurig. Ze woonde verarmd en doodziek zonder verzekering ergens in een krot in de woestijn van Texas. Ze had haar hele leven geworsteld met haar seksualiteit en was door allerlei mannen uitgebuit.” In The Big Book of Legs vertelt ze gedetailleerd hoe het legendarische fetisjmodel Bettie Page op een dag de Heer zag en daarna jarenlang stapelgek was. Bij zulke getourmenteerde verhalen realiseert Hanson zich wat een geluk ze heeft gehad, geboren te zijn in een tijd waarin vrouwelijke seksualiteit normaal werd gevonden, een bron van onbekommerd plezier, voor zichzelf en anderen. In die ontwikkeling, denkt ze, kan de invloed van Hugh Hefner, die in de jaren zestig met zijn Playboy vrouwelijk naakt uit de sfeer van de onder-de-toonbankverkoop haalde en op elke straathoek te koop aanbood, moeilijk worden overschat. „Iedereen leek enorm opgelucht. Plotseling waren modellen geen verdorven vrouwen meer, of rare wezens. Hefner liet jonge meisjes zien, omdat hij daar zelf van hield. En het meisje dat je zo vrolijk haar borsten liet zien en toonde dat ze van seks hield, kon zomaar naast jou in de straat wonen.” Seks mócht. Het zou leuk geweest zijn, als het
‘Mannen zijn veel romantischer en minder pragmatisch bij seks dan vrouwen’
DeLuxe smaak
NRC Weekend december 2012
63
Foto Gregor Hohenberg
door Michel Kerres
Ze is terughoudend met juwelen (want die maken oud) en koestert haar kroonluchter. De smaak van de Oostenrijkse stijlspecialist Margit J. Mayer. Benedikt Taschen over Margit J. Mayer: „Onder Margits leiding groeide de Duitse AD uit tot een internationaal hoog gewaardeerd tijdschrift. Ik ben blij dat ze met haar kwaliteiten nu bij ons werkt als mode & lifestyle-redacteur.” Yuri Honing
© Ruud Binnenkamp
Michiel Borstlap
Nieuwe Helden North Sea Jazz - Legendary Concerts Een schitterende, nieuwe reeks legendarische concertregistraties is geboren! Legendary Concerts brengt het beste van het beste van het North Sea Jazz festival op cd en dvd. Om dit te vieren biedt NRC Handelsblad exclusief de eerste drie delen van deze reeks aan. En omdat het beste jazzfestival ter wereld ieder jaar plaatsvindt in Nederland, kozen wij voor drie Nederlandse jazzhelden die de afgelopen jaren
© Peter de Jong
Eric Vloeimans
3=2
3 Nieuwe Helden voor
39
90
hebben bewezen te behoren tot de absolute wereldtop: Michiel Borstlap, Yuri Honing en Eric Vloeimans. Iedere cd/dvd-combinatie bevat zorgvuldig geselecteerde hoogtepunten uit verscheidene North Sea Jazz-optredens die deze helden door de jaren heen gaven; solo of vergezeld door de crème de la crème van de nationale en internationale jazz.
Yuri Honing
Michiel Borstlap
Eric Vloeimans
met: Sarah Bettens • Misha Mengelberg • Michiel Borstlap • Benjamin Herman • Wolfert Brederode • Frank Moebus • Mats Eilertsen
met: Jimmy Haslip • Hans Eijkenaar • Tom Beek • Jesse Van Ruller • Ruud Breuls • Jerôme Hol • Leonardo Amuedo • Trijntje Oosterhuis
met: John Taylor • Peter Erskine • Anton Goudsmit • Jan Akkerman • Colin Benders (Kyteman)
cd + dvd: €
cd + dvd: €
19,95
Bestel op nrclux.nl/muziek
19,95
cd + dvd: €
19,95
nrclux.nl/muziek
Margit J. Mayer (1960) heeft haar beroep gemaakt van mooie dingen. Ze schreef jarenlang over mode en lifestyle. Als hoofdredacteur van het Duitse AD (Architectural Digest) volgde ze hoe de Duitse nouveaux riches moderne kunst van enorme afmetingen kochten en vervolgens huizen lieten bouwen waarin die kunst tot haar recht kon komen. Mayer werd wel de Anna Wintour onder de Duitse bladenmakers genoemd. De vergelijking met de legendarische Vogue-hoofdredacteur vindt ze niet onprettig. Wintours liefde voor details en haar noeste werk achter de schermen noemt ze voorbeeldig. Zelf is Mayer ook niet snel tevreden. Na het interview bestookt ze de redactie nog dagenlang met foto’s, tekstsuggesties, aanpassingen, verbeteringen en nog meer foto’s van designobjecten. Stijl is voor Mayer een bloedserieuze zaak. De inrichting van een nieuwe privéwoning wordt een complete historische studie die uitmondt in een heus concept. Elk cadeau dat ze geeft, gaat gepaard met een kleine filosofie. Met een warme en uitzonderlijk diepe stem ventileert ze de ene opvatting na de andere. Dogmatisch wordt ze niet. Daarvoor heeft ze net te veel humor. „Niets heeft meer betekend voor de emancipatie dan de damesbladen en Coco Chanel. Afgezien van de tampon natuurlijk.” Bovendien is ze Oostenrijkse. „Waar Duitsers van tijd tot tijd radicaal opruimen en een nieuwe stijl zonder concessies doorvoeren, denken wij Oostenrijkers: ho, ho, we willen ook nog leven.” Na twaalf jaar AD, maakte Mayer eind vorig jaar de overstap naar Taschen. Aan de Kurfürstendamm in Berlijn leidt ze het plaatselijke kantoor van de uitgeverij. Eerder woonde ze in Wenen, München, Hamburg, New York en Parijs. Hoe heeft u uw huis ingericht? „Ik heb geen favoriete stijl. Ik probeer me altijd aan te passen aan de omgeving of een verhaal in scène te zetten dat bij die omgeving past. In München woonde ik in een jarenzeventigappartement met een open trap die erg deed denken aan de huizen van de Deense architect
Arne Jacobsen. Dus nam ik gordijnen van Josef Frank-stof van interieurwinkel Svenkst Tenn in Stockholm en moderne Scandinavische meubels. „In New York had ik een loft aan Mercer Street, dus werden het ontwerpen in de mid-century American-stijl: papierlampen van Noguchi, gedekte tinten en kastjes van George Nelson. Nu woon ik in een huis uit 1911, dus heb ik een concept ‘1911’ verzonnen. De kleuren zijn afgeleid van porseleinen figuurtjes uit die tijd. Het lichtbruin van een muis voor de muren in de woonkamer, het lichtblauw van een vogel voor de slaapkamer. De kleuren voor de gordijnen en de sofa vond ik in een schilderij van Ernst Ludwig Kirchner. Het bed moest natuurlijk van een Britse firma zijn, die ook de bedden leverde voor de eerste klas van de in 1911 ingerichte Titanic: de firma Vi-Spring uit Plymouth.” Wat is het mooiste design in uw bezit? „Een kroonluchter van messing met vijf armen in de vorm van slangen van de Duitse architect en ontwerper Bruno Paul. De armen monden uit in een slangenkop met daarop een lotusbloem vervaardigd uit bakeliet waarin de gloeilamp zit. Hij stamt uit de vroege jaren twintig. Paul zelf had zo’n lamp in de directiekamer van de Academie voor Schone Kunsten in Berlijn. Ik heb er bij gefantaseerd dat de ontdekking van de buste van Nefertiti hem tot dit ontwerp inspireerde.” Wat geeft u graag cadeau? „Ik geef graag iets van KPM, de Königlichen Porzellan-Manufaktur in Berlijn die werd opgericht door Frederik de Grote. Steeds weer andere voorwerpen, bij steeds een ander verhaal. Twee Nederlandse vrienden die in de al te hectische modebranche werken, gaf ik twee schildpadschaaltjes voor zout of sojasaus. Om te zeggen: het kan ook langzamer.” Wat leest u nu? „’s Avonds in bed, met mopshond Arthur aan het voeteinde, lees ik Thomas Holtrop, de nieuwe roman van Rainald Goetz. Het is het verhaal van de opkomst en ondergang van een Duitse
topmanager in de jaren nul van deze eeuw. In het belangrijkste personage is eenvoudig Thomas Middelhoff te herkennen, de voormalige bestuursvoorzitter van mediaconcern Bertelsmann en warenhuisketen KarstadtQuelle. Het is een sleutelroman over topmanagers uit het Duitse bedrijfsleven. Goetz beschrijft de agressieve houding, de leegte en de bijna ontroerende naïviteit van dit type man. Soms lach ik tijdens het lezen hardop. Arthur wordt dan wakker en kijkt me boos aan. „Op zaterdagmiddagen lees ik thuis op de bank. Op het moment Coming into Fashion. A century of Photography at Condé Nast, van Nathalie Herschdorfer. Het is de catalogus van een tentoonstelling over modefotografie en vormgeving. Tijdschriften als Vogue, Vanity Fair en Mademoiselle hebben niet alleen de emancipatie ondersteund, maar ook de kunst van het vormgeven beïnvloed. „En op kantoor hebben we een bibliotheek waar ik in de boeken van Taschen blader. Mijn lievelingsboek is Taxi Driver uit 2010, een XXL-boek van 1.000 euro met foto’s van Jody Foster, Harvey Keitel en Robert De Niro. Keitel is met zijn superwijde pijpen en plateauzolen een schoolvoorbeeld van de mode van de jaren zeventig. Foster, toen 12 jaar, heeft geweldige benen in haar hotpants. Alleen Robert De Niro, in legerjack, jeans en Ray-Bans, zou vandaag nog zo over straat kunnen gaan.” Welke juwelen draagt u graag? „Als het om juwelen gaat, volg ik Wintour: wees héél terughoudend want juwelen maken oud. Maar ik hecht aan mijn stalen Tank van Cartier, in de winter met een glanzend zwart bandje en in de zomer met een olijfgroen of lichtbruin bandje. Ik draag graag vintage modejuwelen van Yves Saint Laurent en Karl Lagerfeld. Een vriend heeft een hele collectie en stuurt me soms stukken om ‘langdurig te lenen’. Nu draag ik ook een gouden kettinkje met een hoefijzertje vol diamanten, een cadeau van mijn ‘Lebensmensch’, dat is de man die mij het beste kent. Het hoefijzertje zat ooit op een dasspeld van zijn vader.”
64 DeLuxe kunst
En Theo zag dat het goed was
NRC Weekend december 2012
65
Al meer dan twintig jaar bouwt Theo Jansen aan zijn Strandbeestenfamilie. Reusachtige bouwsels die als insecten over het zand lopen. ‘Ik wil ze leren om zelf te overleven.’ door Hans den Hartog Jager, fotografie Loek van der Klis De strandbeesten van Theo Jansen worden voortbewogen door de wind. Hier zijn Animaris Percipiere op het strand bij IJmuiden.
66 DeLuxe kunst
NRC Weekend december 2012
Theo Jansen maakt zijn sculpturen van elektriciteitsbuizen.
67
DeLuxe kunst
NRC Weekend december 2012
69
Theo Jansen met zijn Animaris Rhinoseros op vliegveld Valkenburg bij Den Haag.
Benedikt Taschen over de Strandbeesten: „Ik ben nog altijd zo nieuwsgierig als ik als kind was, en het dromerige en bijna poëtische van Theo Jansens Strandbeesten vind ik betoverend.”
D
it is nu vrijheid – een man in z’n eentje op het strand. Het is een prachtige dag, de wolken boven de zee imiteren Ruysdael. De man maakt een huppeltje, dan versnelt hij zijn pas en rent in de richting van twee merkwaardige bouwsels die aan de vloedlijn staan opgesteld. De bouwsels lijken wel wat op skeletten: transparant, kwetsbaar en opgebouwd uit dunne, ranke buizen. Op hun bovenkant prijken lappen die zowel gezichten kunnen zijn als vlaggen – ook de lappen zijn wit, net als de wolken en het hemd van de man. In het volgende shot grijpt de man een van de bouwsels en draait het een kwartslag. Dan gebeurt er iets magisch: het bouwsel loopt. Geen schuiven, geen kruipen, maar echt lopen, met wel twaalf benen die zich elegant heffen en strekken als een krekel of een sprinkhaan die de majorettepas demonstreert. Als kijker voel je meteen ontroering: het is net alsof de man het zielloze buizenstelsel door die kleine draai ineens de geest heeft gegeven, een eigen wil, het bouwsel heeft losgemaakt van de mensheid en de wereld. Dit Strandbeest loopt. En het is vrij. Op de achtergrond van de film klinkt nu een stem, die we herkennen als die van kunstenaar Theo Jansen. In het Engels legt hij uit dat hij deze zomer heeft gewerkt aan de Animarae Adulari, een kudde van vijf buisbeesten. Die zullen vanuit Hoek van Holland met de wind mee naar de haven van Den Haag lopen. Daar aangekomen zullen ze wachten tot de wind draait (beeld van een gemoedelijk rondhangend groepje); dan keren ze om en lopen terug. Op hun tocht, zo vertelt Jansen, zullen zijn dieren problemen tegenkomen: rul zand, de zee, onverwachte zuiderwind, zodat het maar de vraag is of ze ooit hun bestemming zullen bereiken. Dan zegt hij, met opvallend weinig drama in zijn stem: „De komende twintig jaar wil ik deze beesten leren om zelf te overleven. Misschien kunnen ze het dan uiteindelijk alleen.” Een fladderend, wapperend strandbeest rent door het beeld. Jansen, zo weten we, is 64 jaar oud. Ineens ziet het beest er eenzaam uit. Theo Jansen (1948) heeft al vaak gezegd dat hij niet goed weet of hij zichzelf moet omschrijven als een kunstenaar of een ingenieur. Wie echter een keer met zijn Strandbeesten heeft kennis gemaakt weet dat dit een schijnprobleem is: Jansen is namelijk een Schepper – welbewust met een grote ‘S’ – die al meer dan dertig jaar werkt aan objecten, bouwsels, beesten die ooit, op een of andere manier, een eigen leven zullen gaan leiden. Daarbij komt het Jansen, net als God trouwens, goed van pas dat
hij zowel een uitgebreid arsenaal aan technische als aan artistieke vaardigheden bezit. Jansen studeerde ooit natuurkunde in Delft en begon daarbij al snel te tekenen en schilderen – waarin hij volgens de overlevering nog wel zo succesvol was dat er in menige gemeentekelder of loods van het CBK (Centrum Beeldende Kunst) nog ‘echte Jansens’ opgeslagen moeten staan. In 1979 herkende hij echter zijn roeping: Jansen bouwde een ufo, samengesteld uit dezelfde gele elektriciteitsbuizen waarvan hij nu nog steeds zijn Strandbeesten maakt. Het ding was vier meter lang, gevuld met helium en er schijnen voortdurend allerlei vormen van licht en geluid aan te zijn ontsnapt. Toen Jansen het ding uiteindelijk los liet boven Delft, veroorzaakte hij een behoorlijke rel: een groot aantal mensen, inclusief de politie, geloofde namelijk dat zijn ufo ‘echt’ was – een agent meldde op tv dat hij ervan overtuigd was dat het object zeker dertig meter groot moest zijn geweest. Zo zweefde de ufo weg, in de richting van het Zuiden – Jansen zag z’n bouwsel nooit meer terug.
Zeespiegel
Maar hij had wel de smaak te pakken. Eerst bouwde Jansen midden jaren tachtig een ‘schildermachine’ die reageerde op het licht, zodat hij volautomatisch foto’s kon naschilderen. Enkele jaren daarna vond Jansen zijn definitieve bestemming toen hij een column in de Volkskrant schreef, waarin hij zich afvroeg hoe de Nederlandse duinen de stijgende zeespiegel zouden kunnen blijven keren. De oplossing daarvoor was typisch Jansen: hij stelde voor twee diersoorten aan de kust te introduceren, de ‘Dwarse strandroller’ en de ‘Duingraver’ die het duinzand volautomatisch zouden opstuwen, zodat het zand hoog genoeg zou blijven liggen om het water te keren. „Deze zomer”, schreef Jansen in de column, „neem ik de tijd om een stel van deze dieren te maken, om ze in de herfst uit te zetten langs de kust zodat ze nog net van de eerste najaarsstormen kunnen profiteren. Wellicht dat de Nederlandse kust er over een jaar al heel anders uitziet.” Ineens had Jansen zijn roeping gevonden – en sindsdien doet hij niets anders meer. Al meer dan twintig jaar bouwt Jansen aan zijn Strandbeestenfamilie en nog steeds weet hij ze verder te ontwikkelen, uit te breiden en te verfijnen. Jansen zelf, ondertussen, heerst als een soort God of Dr. Frankenstein over zijn creaties, in een ultieme poging het mooiste te scheppen wat er is: vrije wil, zowel voor zijn beesten als voor hemzelf. Want Jansen mag in zijn universum dan wel de rol van spil en Schepper vervullen, dat wil niet zeggen dat hij alles beheerst. Je zou kunnen zeggen dat de ontwikkeling van zijn oeuvre verdacht veel lijkt op de theorie van het ‘Intelligent design’: Jansen heeft eerst als een Schepper zijn Strandbeesten de wereld in geholpen, sindsdien maken ze een opmerkelijke ontwikkeling door, zeg maar gerust een evolutie, die uiteindelijk tot perfecte vrije wezens moet leiden. Zelf schetst Jansen die ontwikkeling het liefst in de vorm van een soort geologische tabel. De eerste periode van zijn Schepping noemt hij het ‘Pregluton’: hier waren de duinen nog woest en ledig en fantaseerde Jansen alleen nog maar over zijn creaties – tot hij die beruchte column schreef, die tegenwoordig als een soort Genesis van zijn universum geldt. Daarna volgt het tijdperk ‘Gluton’ (1990), waarin Jansen een enorme partij gele elektriciteitsbuis aanschaft en die met stukken plakband aan
70 DeLuxe kunst
Theo Jansen: ‘Wellicht ziet onze kust er over een paar jaar heel anders uit.’
elkaar gaat lijmen. In deze periode ontstaat de Animaris Vulgaris: een primitief Strandbeest, opgebouwd uit elektriciteitsbuis dat bij elkaar werd gehouden door lijm en tape – de Vulgaris kon nog niet staan, alleen maar liggen en zijn benen bewegen. Zo gaat Jansens evolutie door. Na het Gluton volgt het Chorda (1991-1993), waarin Jansen zijn verbindingen gaat maken met tiewraps, dunne stukken plastic-met-sluiting waarmee elektriciens bossen draad bij elkaar houden. Belangrijker is echter dat Jansen in die periode, via een ingewikkeld algoritme, waarover zijn computer dagen moet rekenen, weet vast te stellen in welke verhouding hij verschillende stukken buis met elkaar moet verbinden om een perfecte loopverbinding te imiteren. En mooier nog: Jansen weet het zo uit te dokteren dat zijn beesten geen mechanische aandrijving nodig hebben, maar volledig kunnen ‘leven van de wind’ – ergens in die tijd moet Jansen door een diep euforisch eureka-gevoel zijn overvallen. In ieder geval volgen de ‘scheppingsperiodes’ elkaar nu snel op: zo bereikt Jansen het Calidum (1993-1994), waarin hij ontdekt hoe hij met een heteluchtbrander zijn buizen nog beter kan buigen, het Tepideem (1994-1997), waarin hij zijn beesten in kuddes laat leven, en het Vaporum (2001-2006) waarin de strandbeesten zich, met behulp van plastic flessen die in hun buik worden ingebouwd, definitief zelfstandig kunnen verplaatsen. Langzaam maar zeker komt Jansens grootste doel zo steeds dichterbij: een kudde van strandlopers (dat opwerpen van zand om de duinen te beheersen is er ergens in hun evolutie tussenuit geglipt) die zelfstandig in de duinen kunnen leven, kunnen lopen en niemand, zelfs hun schepper, meer nodig hebben.
Theologische vraag
Maar juist doordat Jansen zichzelf zo graag als Schepper neerzet, ligt het ook voor de hand de grote theologische vraag te stellen: waarom? Sinds het beschermen van de duinen voor Jansen steeds minder een onderwerp lijkt te zijn, is het verleidelijk om je af te vragen wat hij eigenlijk met zijn beesten wil. Zijn de Strandbeesten niet meer dan een vorm van ingenieus vermaak? Zijn ze kunst? Of zijn ze vooral een ode aan hun Schepper? In de kunstwereld is Jansen altijd een beetje een buitenstaander gebleven, niet omdat kunstliefhebbers zijn werk niet accepteren (de waardering is groot), maar omdat hij zich op allerlei manieren aan bestaande kunstcategorieën onttrekt. Natuurlijk, het is verleidelijk Jansen simpelweg te
beschouwen als een kinetische kunstenaar in de traditie van Tinguely en George Rickey of een bijna kinderlijke fantast als de Belgische kunstenaar Panamarenko, die al decennia lang zijn eigen varianten bouwt op vliegtuigen. Alleen: die vergelijkingen doen geen recht aan Jansens verlangen ‘beesten/beelden’ te scheppen die ooit los zullen komen van hun maker. En daar komt nog eens bij dat Jansens beesten, vanuit de kunstwereld gezien, een groot nadeel hebben: ze doen het beroerd in musea. Wie een Strandbeest van Theo Jansen in een museum of galerie tegenkomt, kan zich weliswaar plezierig vergapen aan de ingenieuze constructies en de inventieve verbindingen, maar je houdt ook het gevoel te kijken naar een gekooid dier, een beest dat uit zijn natuurlijke habitat (het strand, de wind) is weggerukt en zo de toeschouwer nauwelijks meer dan een glimp kan bieden van zijn oorspronkelijke kracht. Niks lopen. Niks wapperende doeken. Niks vrijheid. Alsof ze nog half levend in een natuurhistorisch museum zijn geparkeerd. Daarin ligt misschien ook wel de kracht, of zeg maar gerust de zijnsvraag van deze kunstwerken: Jansens Strandbeesten vertegenwoordigen de ultieme vrijheid. Want vrijheid, dat is precies het gevoel dat je overvalt als je de beesten in de filmpjes op Jansens website langs de kust ziet rennen. Niet alleen om dat rennen zelf, maar vooral omdat je als toeschouwer zo goed beseft, dat ze voor dat rennen alleen maar afhankelijk zijn van de wind. Daarmee verbeelden Jansens Strandbeesten niet alleen prachtig het romantische gevoel van bijna alle kunstenaars die sinds de negentiende eeuw naar maximale vrijheid streefden, ze laten ook zien dat je als mens, als kunstenaar, zelf God kunt worden, dat je iets kunt scheppen dat ver boven je eigen macht kan uitgroeien. Precies die vrijheid, die onbegrensdheid, maken Jansens beesten zo enorm aanstekelijk. En het mooie is: als hij zijn zin krijgt, zal zijn schepping na de twintig jaar die hij zelf onlangs afkondigde voortleven, net als die van zijn Grote Voorbeeld. Misschien staan op dat moment wel de eerste Strandbeestevangelisten op, de eerste gelovigen en, misschien wel, de eerste opvolgers die erin slagen Jansens schepping te voorzien van nazaten en eeuwig leven. Dan heeft Jansen ook als kunstenaar de grootste vrijheid bereikt: die van een eeuwig leven, waarvoor hij zijn eigen lichaam en geest niet meer nodig heeft. Dan zal zijn geest eeuwig over de Hollandse stranden waren. ‹ Op Theo Jansens website www.strandbeest.com zijn diverse films over zijn werk te zien.
De Strandbeesten laten zien dat je als kunstenaar God kunt worden
DeLuxe agenda
NRC Weekend december 2012
73
Veel beeldende kunst en fotografie, zijn grote passies, maar ook Duitse dansmuziek uit de jaren twintig. De culturele agenda van Benedikt Taschen. Mike Kelley
Max Raabe
Benedikt Taschen: „Omdat ik zelf verzamelaar ben van zijn werk.”
Benedikt Taschen: „Raabe en zijn orkest zijn gespecialiseerd in het laten herleven van het geluid van de Duitse dans- en filmmuziek uit de jaren twintig en dertig.”
Tentoonstelling van 15 december t/m 1 april 2013 in Stedelijk Museum, Amsterdam www.stedelijk.nl
Concert op 10 april 2013 in Walt Disney Concert Hall in Los Angeles www.laphil.com
Annie Leibovitz
Presentatie fotoboek zomer 2013 Benedikt Taschen: : „Dit moet de opvolger worden van Helmut Newtons SUMO. Een wereldberoemde ontwerper maakt bij de limited edition-versie een tafeltje.”
Salvador Dali
David Hockney
Benedikt Taschen: „De allereerste Taschen-publicatie in 1985 was een boek over Dali. Hij heeft ons geluk gebracht. Ik kan geen genoeg van zijn werk krijgen.”
Benedikt Taschen: „Een fantastisch retrospectief.”
Tentoonstelling tot 25 maart 2013 in Centre Pompidou in Parijs www.centrepompidou.fr
Overzichtstentoonstelling ‘A Bigger Picture’ in Museum Ludwig in Keulen www.museum-ludwig.de
Joseph Rodriguez Tentoonstelling vanaf 13 januari 2013 in de Hardhitta Gallery in Keulen www.hardhittagallery.com Benedikt Taschen:„Omdat deze tentoonstelling is samengesteld door mijn zoon Benedikt. Hij leidt galeries in Los Angeles en Keulen.”
Rolling Stones Presentatie boek zomer 2013 Benedikt Taschen: „De grootse rock-’n-rollband ter wereld. En de vier bandleden zullen het boek gaan signeren!”
Sebastião Salgado
Fototentoonstelling ‘Salgado’s Genesis’ van 11 april t/m 8 september 2013 in The Natural History Museum in London www.nhm.ac.uk Benedikt Taschen: „Salgado is een van de meest gerespecteerde fotojournalisten ter wereld. Ik ben er trots op dat we de tentoonstellingscatalogus mogen uitgeven.”
Taschen Digital
Lancering webuitgeverij in december Benedikt Taschen: „Een nieuwe stap voor onze uitgeverij. Ons eerste digitale boek is The New York Times 36 hours. 125 Weekends in Europe.”
74 DeLuxe column Ali op een keukenkruk Een vriend attendeerde me onlangs op de openbare verkoop van een imposant fotoboek over de bokser Muhammad Ali. Het veilinghuis had de richtprijs bepaald op 1.300 euro. Ik kon naar de veiling gaan, mijn hand opsteken en het boek na betaling mee naar huis nemen. Ik hou van boksen. Ik hou van Ali. Ik hou van foto’s. Maar moest ik tot koop overgaan? Wilde ik zo’n enorm bedrag betalen voor een genummerd exemplaar met een handtekening van de legendarische bokser op de titelpagina? GOAT was de titel van het boek van uitgever Taschen. Greatest Of All Time. Ik kende het. Bij verschijning in het najaar van 2003 had ik het mogen inzien. Een boek van 34 kilo in een cassette, 50 bij 50 centimeter, 792 pagina’s dik. Nieuw kostte het boek 3.000 euro. Ik zag mezelf al het woord nemen aan de eettafel: ,,Jongens, we gaan deze zomer niet op vakantie. Papa heeft een boek gekocht.” Deze GOAT was het kleine broertje van de exclusieve uitgave, The Champ’s Edition. Bij die versie kreeg je er een kunstwerk van Jeff Koons bij. Op een foto was te zien wat Koons had bedacht: het immense boek lag op een krukje, eromheen zat een autoband en boven dit alles zweefde een opblaasdolfijn. De Champ’s Edition kostte 10.000 euro. Nog even afgezien van de prijs, wat moet een mens met een fotoboek van 34 kilo en een halve meter hoog? Na drie keer doorbladeren in de eerste week wil je het opbergen. Een plank van mijn boekenkast protesteert al bij het gewicht van drie ouderwetse delen van Van Dale. GOAT laat je niet op de grond liggen en onder het bed schuiven leek me ook geen optie. Daarom had Jeff Koons natuurlijk dat krukje bedacht als onderstel voor het megaboek. Het geheel werd daarmee een installatie. Kunst. Ik keek nog eens naar de foto op de GOAT-site. Volslagen belachelijk eigenlijk, een boek op vier poten. Alsof je een nieuwe auto koopt met de krik eraan vast gelast. De vraag rees of zo’n duur boek in je kamer onder de inboedelverzekering viel. In de huiskamer staat het in het zicht. Kunst in zicht is kwetsbaar, weten we in Rotterdam sinds een paar dieven in de nacht fluitend met zeven schilderijen de glazen Kunsthal uitliepen. Dikke, grote fotoboeken – hoe indrukwekkend ook – zijn na de eerste sensatie bij aanschaf uiteindelijk onhandige dingen. Wat moet je ermee? In mijn boekenkasten zijn fotoboeken steunen voor rijen romans. Als uitsmijters met vierkante schouders houden ze links en rechts
alle literatuur in bedwang. Zelfs dikke boeken van Vaandrager, A.F.Th. of Buwalda komen geen millimeter van hun plaats. Een stel fotoboeken heeft lang dienst gedaan als onderzetters voor mijn televisie in de slaapkamer. Lijvige exemplaren van Oorthuys, Vanfleteren en Newton zorgden ervoor dat ik de kinnen van Pauw en Witteman nog net boven het dekbed kon zien. Een van de grootste boeken ter wereld ligt in The British Library in Londen. Het is een manshoge atlas van 350 jaar oud, 1,75 m hoog en 1,90 breed. In dat opzicht valt GOAT nog mee. Als je de atlas in je eentje wilt openslaan moet je eerst een week naar de sportschool. Het buitensporige exemplaar is uitermate geschikt voor The Guinness Book of Records maar ik hoef het niet te hebben. De afgelopen jaren zijn er beduidend minder boeken verkocht. Alles om me heen wordt lichter. De laptop, de fiets, de telefoon. Letters staan steeds meer op beeldschermen die in de binnenzak mee in de trein kunnen. Foto’s zien er helder uit op een handzame laptop. Hoe lang houdt het grote fotoboek nog stand? Ik liet de veiling aan me voorbijgaan. Ik leef rustig verder, zonder het Ali-boek. De zomervakantie gaat vooralsnog door. Wilfried de Jong
fotografie Annaleen Louwes
Colofon DeLUXE is het magazine van NRC Handelsblad en nrc.next. Hoofdredacteur: Peter Vandermeersch Gastredacteur: Benedikt Taschen Redactie: Arjen Ribbens, Monique Snoeijen en Wilfred Mons
Art director: Sabine Verschueren Vormgeving: Marcel de Laat Met dank aan: Veronica Weller Directeur-uitgever: Jan van der Marel Commercieel directeur: Martijn Standaart,
[email protected], tel. +31613265156
International Sales manager: Dylan Schuitemaker, d.schuitemaker@ nrc.nl, tel. +31631679886 Manager Traffic: John Wesselman,
[email protected], tel.+31621699775 Druk: Biegelaar, Maarssen Redactie-adres: Postbus 8987, 3009 TH Rotterdam E-mail:
[email protected]
NRC HANDELSBLAD, 2012 Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij NRC Media BV c.q. de betreffende auteur. Zie voor de volledige tekst nrc.nl. Op ingezonden bijdragen zijn de algemene publicatievoorwaarden
van toepassing. Deze liggen ter inzage op de redactie en worden op verzoek kosteloos toegezonden.