VVE-RAPPORT DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL HET SPOOR BASISSCHOOL DE STAPPEN
Locatie Brinnr. Plaats Documentnummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling rapport
VVE-rapport 13569 + 13568
: : : : : : : :
peuterspeelzaal Het Spoor basisschool De Stappen 08NZ Tilburg 3075101 13569 + 13568 17 januari 2011 11 mei 2011
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Pagina 1 van 9
1. INLEIDING Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In
dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken: De voorwaarden van VVE De ouders De kwaliteit van de educatie Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden Het pedagogisch klimaat Het educatief handelen De ontwikkeling, zorg en begeleiding De kwaliteitszorg De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool De resultaten van VVE
Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen: 1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren. Opbouw van het rapport Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen (indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4. Groepsinformatie peutergroepen In totaal 57 peuters, waarvan 6 doelgroeppeuters Groepsinformatie kleutergroepen In totaal 117 kleuters, waarvan 10 doelgroepkleuters
VVE-rapport 13569 + 13568
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Pagina 2 van 9
2. HET TOTAALBEELD Basisschool De Stappen en peuterspeelzaal Het Spoor zijn sinds november 2010 gevestigd in een nieuw multifunctioneel pand. Beide locaties werken al geruime tijd met elkaar samen met het programma Piramide. De voor- en vroegschool kennen een laag percentage doelgroepkinderen. Er zijn gemiddeld meer leerlingen die boven het gemiddelde scoren als onder het gemiddelde. Daarmee is het aanbod vanuit het originele programma Piramide niet altijd toereikend genoeg om te kunnen voorzien in de leerbehoeftes van de kinderen. De voor- en vroegschool heeft ervaring opgedaan met de nieuwe thema’s van Piramide die beter voorzien in een aanbod voor pientere kinderen. Daarnaast werkt de school met het concept ‘Meervoudige intelligentie’, wat een goede verdieping en verbreding kan bieden op het aanbod van Piramide. Het werken vanuit het concept van meervoudige intelligentie lijkt nu nog geïsoleerd en/of naast de Piramide activiteiten plaats te vinden. Tijdens de inspectie is van het concept slechts in een enkele activiteit iets terug gezien, terwijl er voorbeelden zijn genoemd waar men het concept binnen een thema geheel heeft uitgewerkt. Het inpassen van het concept meervoudige intelligentie binnen het gehele aanbod, ook gedurende de Piramide thema’s kan een verbetering opleveren. Over het algemeen genomen is het pedagogisch klimaat op orde in zowel de voor– als de vroegschool. Alleen de inrichting vraagt nog om aandacht, waarbij met name het bieden van uitdagende en echte materialen van belang is. De peuterspeelzaalleidsters laten een bewustzijn in hun educatief handelen en binnen de gesprekken zien dat de beginselen van opbrengstgericht werken aantoont. Zo willen zij nagaan wat de extra inzet ten aanzien van de kinderen vanuit de tutoring of de remedial teaching nu heeft opgeleverd en waar zij verdere verbeteringen kunnen aanbrengen. Daarbij ontbreekt het de leidsters nog aan instrumenten om een gerichte evaluatie te kunnen doen en hebben zij zich een planmatige aanpak (door het ook op te schrijven) nog niet geheel eigen gemaakt. De basisschool laat nog niet een overeenkomstig bewustzijn zien. Zo zijn de handelingsplannen overwegend van voldoende kwaliteit maar ontbreekt het nog aan evaluaties die nagaan wat de extra inzet heeft opgeleverd en worden de aanwezige toetsmethodes pas ingezet eind groep 1. Met name de kinderen die extra ondersteuning nodig hebben en op taal uitval laten zien, worden zo mogelijk onvoldoende vroegtijdig gesignaleerd. Het educatief handelen heeft op de basisschool nog aandacht nodig. Met name de afstemming op de ontwikkeling van ieder kind, het aansluiten bij de voorkennis van kinderen die het Nederlands niet machtig zijn als ook bij de kinderen die meer aan kunnen, vragen nog aandacht. Over het geheel genomen lijkt het in de school vooral te ontbreken aan ambitie in wat men kan/wil bereiken voor zowel individuele leerlingen als met (sub)groepen die boven of onder het gemiddelde scoren. Hiermee wordt nog onvoldoende gestreefd naar het beste resultaat dat mogelijk is voor iedere individuele leerling. Door in de kwaliteitszorg, anders dan nu, op het specifieke terrein van VVE doelen uit te werken ten aanzien van de doelgroepkinderen en vervolgens ook doelen ten aanzien van de overige (sub)groepen, kan een aanzet gedaan worden tot het verhogen van het ambitieniveau van de school. Daarmee wordt iedere leerling en daarmee iedere leerkracht aangezet tot het bereiken van zijn/haar hoogste mogelijkheden.
VVE-rapport 13569 + 13568
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Pagina 3 van 9
3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS A CONDITIES A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst A1 Een integraal VVE-programma A1.1 Naam/namen van programma(s) Het Spoor: Piramide De Stappen: Piramide A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") A4 Voldoende VVE-tijd A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd (per week) A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd voor Het Spoor: twee jaar VVE? A5 Kwaliteit beroepskrachten A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het VVEprogramma) A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan
Het Spoor 3 2
De Stappen -
3 3 3
3 3
2
-
3 3 3
3 3 2
2
2
Condities In het GGD-rapport zijn geen specifieke indicatoren voor VVE opgenomen. Daarom zijn deze voorwaarden in het rapport opgenomen (A0.2). De peuterspeelzaal voorziet voor alle peuters tussen twee en drie jaar in twee dagdelen spelen per week. Met drie jaar mogen de doelgroeppeuters drie dagdelen komen spelen. Hiermee wordt de wettelijke norm van 10 uur VVE-tijd of 4 dagdelen niet gehaald (A4.1). Niet alle leerkrachten van groepen 1-2 zijn opgeleid voor het programma Piramide (A5.4). De voor- en vroegschool zijn in de afgelopen jaren gezamenlijk opgetrokken in de invoering van zowel de taal- als rekenroutines. Een specifiek VVE-opleidingsplan voor het komend jaar is voor beide locaties niet aangetroffen (5.5). B OUDERS B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7
Gericht ouderbeleid Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd Intake Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool Informeren over de ontwikkeling van hun kind Rekening houden met de thuistaal
Het Spoor 2 3 3 2 3 2 3
De Stappen 2 3 4 2 3 3 3
Ouders De ouders zijn over het geheel genomen tevreden over de peuterspeelzaal en de basisschool. Zij ervaren de voor- en vroegschool als een omgeving waar zij met vertrouwen hun kind naar toe brengen. Indien zij vragen hebben over de opvoeding van hun kind kunnen zij bij de leidsters en leerkrachten terecht. Dit is in de ochtend bij de peuterspeelzaal ook terug te zien. Ouders blijven langer om met hun kind aan tafel een activiteit te doen en een praatje te maken met de leidsters. Gericht ouderbeleid, waarbij de visie op ouders en de analyse op de ouderpopulatie en de wensen en verwachtingen van ouders een uitgangspunt vormt om gezamenlijk ouderactiviteiten op te organiseren, ontbreekt nog (B1). De school maakt gebruik van een uitgebreide en gedetailleerd formulier voor de intake dat face-to face met ouders wordt besproken. Hierbij wordt veel ruimte genomen om de ervaringen van ouders op te nemen omtrent hun kind en krijgen de leerkrachten een zeer gedetailleerd beeld over
VVE-rapport 13569 + 13568
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Pagina 4 van 9
de omgeving waarin het kind opgroeit, wat ouders wensen en belangrijk vinden en hoe de ouders naar hun kind kijken (B3). Zowel de dagelijkse activiteiten, zoals de spelinloop, als overige ouderactiviteiten worden door de ouders goed bezocht. Ook krijgen de ouders informatie mee naar huis over het thema en zijn zowel de liedjes als de woord- en begriplijsten hierin opgenomen. In hoeverre ouders hier thuis ook mee aan de slag gaan is niet duidelijk en dient nog meer dan nu te worden gestimuleerd en nagevraagd (B4). De ouders van de peuterspeelzaal krijgen twee gesprekken per peuterperiode over de ontwikkeling van hun kind. Deze frequentie is nog onvoldoende. De ouders van peuters dienen minimaal drie keer per peuterperiode te worden voorzien van informatie over de ontwikkeling van hun kind op basis van informatie vanuit een breed observatiesysteem (B6). C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma C1.1 Een integraal VVE-programma C1.2 Werken met een doelgerichte planning C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd
Het Spoor
De Stappen
3 2 2 3
3 2 2 2
Het aanbod De voor- en vroegschool werken overwegend met het programma Piramide. Van de 12 thema’s worden 8 thema’s ingezet vanuit Piramide. Naast het programma Piramide werkt de school volgens het concept van de meervoudige intelligentie, wat binnen de planning ook terug te zien is in het aanbod van activiteiten. Van het programma Piramide worden niet alle thema’s behandeld. Bij de peuterspeelzaal ligt dit met name in het gering aantal dagdelen dat de kinderen komen. Het is daarbij bijzonder te noemen dat de peuterspeelzaalleidsters in staat zijn om alle fases van Piramide binnen de geboden periode creatief in te passen. Tegelijkertijd is nu bij zowel de school als de peuterspeelzaal niet duidelijk hoe de thema’s buiten het aanbod vanuit Piramide zijn opgebouwd en of alle (deel)doelen worden behaald. In hoeverre de woordenschat en kennis van begrippen in het huidige aanbod voldoende dekkend is, is onvoldoende zichtbaar. Een doelmatige planning is gezien van de Piramide activiteiten, grotendeels ingevuld vanuit de methode. Tijdens de overige weken is geen of een matige planning voorhanden die bovendien weinig doelmatig is opgezet. Zowel de school als de peuterspeelzaal hebben zich het werken vanuit de deeldoelen van de beginnende gecijferdheid en geletterdheid eigen gemaakt. Dit is echter in de weken dat er niet met Piramide wordt gewerkt in het huidige aanbod nog niet of onvoldoende planmatig teruggevonden (C1.2 en C1.3). De peuterspeelzaal biedt differentiatie aan volgens het geboden programma. In de overige weken wordt het thema nog voortgezet of bieden de leidsters vervangende activiteiten, waarbij zij zoveel mogelijk rekening houden met de verschillen in ontwikkeling van de kinderen. De school biedt voor de leerlingen die minder aankunnen dan gemiddeld buiten de weken van het programma nog onvoldoende een op maat geboden aanbod. Ook voor de leerlingen die meer aankunnen dan gemiddeld is binnen het aanbod, buiten Piramide, nog slechts minimaal aangepast activiteitenaanbod voorhanden (C1.4). C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het kind C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend
VVE-rapport 13569 + 13568
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Het Spoor 3
De Stappen 3
3
3
3
3
3
3
2
2
Pagina 5 van 9
Het pedagogisch klimaat Het pedagogisch klimaat is op de peuterspeelzaal en de basisschool, met uitzondering op de inrichting, ruim voldoende. Hiermee weten de leidsters en leerkrachten een basis te bieden waarin kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen vanuit veiligheid en geborgenheid. Bij de inrichting van de ruimte zijn nog verbeteringen noodzakelijk in zowel de voor- als vroegschool. Met name (afgeschermde) hoeken worden nog gemist evenals een goed bereikbare zand-water tafel en overig senso-motorisch en echte materialen. Van elementen die voorzien in de beginnende gecijferdheid en geletterdheid is in de huidige inrichting nog minimaal sprake. Labels, een cijfermuur en een lettermuur zijn nog niet of minimaal aangetroffen. De voor- en vroegschool zijn nog maar recent in het gebouw getrokken. Het vertrouwen bij de inspectie is dat men zal voorzien in de bovenstaande kwaliteitsaspecten in de inrichting op de voor- en vroegschool. Een aanzienlijk deel van de kinderen die de voor-en vroegschool bezoeken kunnen meer aangezien hun ontwikkeling. Het valt op dat het huidige aanbod aan materialen hier nog onvoldoende in lijkt te voorzien. Uitdagende materialen die aanzetten tot onderzoek, stimuleren het denken en kunnen goed worden ingezet voor zowel kinderen die meer aankunnen, als voor kinderen die in interactie met zeer talige kinderen gestimuleerd worden in hun taalontwikkeling. Door de inzet van dergelijk materiaal kan de ruimte en de inrichting een natuurlijke stimulans zijn voor alle kinderen met hun specifieke leerbehoefte, zonder directe tussenkomst of met minimale aanwijzingen vanuit de leerkracht (C2.5). C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
Het Spoor 3
De Stappen 2
3
3
3
2
3
2
3
3
3
3
3
2
Het educatief handelen De kwaliteit van het educatief handelen van de leidsters van de peuterspeelzaal is ruim voldoende. Hiermee weten de leidsters op een effectieve en gerichte wijze invulling te geven aan de (taal)activiteiten die aanzetten tot taal, denken en samenspel, waarbij zij de intrinsieke nieuwsgierigheid van de kinderen ten volle weten te benutten. Door zeer spannende elementen toe te voegen en goed aan te sluiten op de belevingswereld en ontwikkeling van de kinderen stimuleren zij hun betrokkenheid. Het samenspel tussen de verschillende leidsters in de groep lijkt vanzelfsprekend. Ook interactie bevorderende handelingen zijn gezien tijdens het vrije spel die kinderen aanzetten met elkaar te spelen en samen te werken. Gedurende de groepsactiviteit kan het bevorderen van de interactie tussen de kinderen nog wat aandacht krijgen. De basisschool heeft in de planning en gedurende de uitvoering onvoldoende de afstemming tussen de leerkracht en de onderwijsassistent uitgewerkt en ook gedurende de groepsactiviteiten is niet duidelijk wat de rol en de functie van de onderwijsassistente is (C3.1). Zeker gezien de grootte van de groep wordt het ofwel opsplitsen van de groep of het laten samenwerken van de kinderen (samen naar voren laten komen) nog onvoldoende benut. Gedurende het onderzoek is er wel een enkele activiteit waargenomen in de groepen 1-2 die ondermeer als doel heeft om kinderen met elkaar te laten samenwerken. Echter van een constante aandacht om kansen te benutten om kinderen tot interactie te brengen is nog geen sprake (C3.3) Een groot deel van de kinderen is zeer actief en verbaal sterk. Deze kracht wordt nog weinig benut om juist de kinderen die minder talig zijn aan te zetten tot spreken.
VVE-rapport 13569 + 13568
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Pagina 6 van 9
De leerkrachten bieden activiteiten die zij goed voorbereid hebben en waarbij er sprake is van een niveau waar ieder kind aan kan voldoen. Ook de instructie wordt voor het gemiddelde kind helder en duidelijk geboden. Gedurende de activiteit blijft het gemiddelde niveau gehandhaafd en wordt er nog onvoldoende ingezet op de verschillen in ontwikkeling van de kinderen in de groep. Dit terwijl er kinderen zijn die duidelijk meer aankunnen en enkele kinderen die het gebezigde taalniveau niet goed kunnen volgen. Ook de grootte van de groep en het bieden van nog weinig verdiepingselementen of elementen die het gemakkelijker maken (tastbaar en visueel), maakt dat de betrokkenheid bij de activiteit niet bij alle kinderen aanwezig is. Ook aansprekende elementen of verrassingselementen die de actieve betrokkenheid van de kinderen vergroten kunnen meer aandacht krijgen (C3.4 en C3.7). D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG
Het Spoor
De Stappen
2 3
2 3
2 3
2 3
3
2
3
3
3
3
D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden
Zorg en begeleiding De peuterspeelzaal werkt met het observatiesysteem van Kinderstad: “Ontwikkeling en Welbevinden’. De leidsters hebben voorheen met het ROPK observatiesysteem gewerkt. De frequentie waarmee de leidsters de observaties uitvoeren verdient nog aandacht. Het ontbreekt hen bovendien nog aan een breed observatiesysteem dat, anders dan nu, voor alle ontwikkelingsgebieden zicht geeft op de ontwikkeling van het kind. De leidsters toetsen niet met vaste regelmaat voor alle kinderen. Op de basisschool worden zowel de ROPK als de Cito toetsen gebruikt. Daarbij worden de toetsen pas ingezet vanaf eind groep 1 en biedt het gebruikte observatiesysteem onvoldoende gegevens op alle items om de ontwikkeling voldoende te kunnen volgen ( D1.1). De peuterspeelzaal voorziet in een planmatige aanpak, waarbij nog wel aandacht nodig is om de doelen meer smart te formuleren en de geplande zorg meer uit te schrijven. Zowel bij de peuterspeelzaal als de basisschool wordt nog niet ingezet op het evalueren van de extra begeleiding op individuele en/of groepsplannen. Hierdoor is nu onvoldoende zicht op of de geboden begeleiding ook effect heeft gehad en aan eventuele vervolgstappen. Door het ontbreken van de evaluatie en het lang uitblijven van gegevens over de ontwikkeling van de kinderen middels de toetsen, is nu onvoldoende zicht op of de leerkrachten overzicht hebben van de kinderen die zorg nodig hebben die de vroegschool niet kan leveren (D1.3 en D2.1). E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen E4 De voor- c.q. vroegschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit E5 De voor- c.q. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken
VVE-rapport 13569 + 13568
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Het Spoor 3 2 2
De Stappen 3 2 2
2 -
3 2
Pagina 7 van 9
Kwaliteitszorg Zowel de voor- als vroegschool beschikken over jaarplannen, evaluaties en plannen van aanpak. Hierbij ontbreekt het nog aan specifieke aandacht voor VVE of in geval van de peuterspeelzaal, de specifieke aandacht voor de locatie (E2-E3-E4-E6). De manager van de peuterspeelzaal heeft naar eigen beleving te weinig tijd om zorg te dragen voor voldoende borging van de kwaliteit door met enige regelmaat de peuterspeelzaal te bezoeken met aandacht voor de professionaliteit van de leidsters, het programma en de specifieke zorg voor de kinderen ( E5). F DOORGAANDE LIJN
Het Spoor
F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd
De Stappen 3 3 3 3 2 3 2
Doorgaande lijn Over het algemeen is de samenwerking en de afstemming van de doorgaande lijn tussen de vooren vroegschool op orde. Bij het afstemmen van het pedagogisch klimaat en het educatief handelen is nog winst te behalen door gerichter dan nu bij elkaar te gaan kijken en met enige regelmaat met elkaar overleg te voeren over het dagelijks handelen in de groep. Zo werkt de peuterspeelzaal met een vertelkoffer om de groepsactiviteit in te luiden en op de school wordt met woordspinnen gewerkt. Ook de aandacht die wordt gegeven aan het werken met een thema in de groepen is zeer divers en verdient meer aandacht, met name op inrichting in de ruimte (F5). De school is in afstemming met de peuterspeelzaal gaan werken met het ROPK observatiesysteem. Nu de peuterspeelzaal werkt met het Kinderstad model is de interne zorg om twee redenen niet meer op elkaar afgestemd. De eerste reden is het ontbreken van een vergelijkbare ‘taal’ vanuit de observatiegegevens die geleverd worden vanuit de peuterspeelzaal. Bovendien bevat de observatie onvoldoende gegevens op de brede ontwikkeling van de kinderen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat ook de gegevens vanuit de ROPK zeer summier zijn en geen leerlijn bieden. De tweede reden is dat met de invoering van het Kinderstad model ook tijdens de warme overdracht de observatiegegevens vanuit de peuterspeelzaal niet direct aan de school worden geboden. De observatiegegevens worden volgens het Kinderstad protocol meegegeven aan de ouders, waarbij de ervaring is dat deze gegevens niet altijd de school bereiken. Bij de interne zorg is bovendien nog afstemming nodig om deze vergelijkbaar aan te bieden en op elkaar af te stemmen. De gegevens vanuit de peuterspeelzaal worden door de leerkrachten nog onvoldoende aantoonbaar gebruikt. Van het direct vertalen van de geboden gegevens in begeleiding op maat indien nodig, is nu geen sprake. Hierdoor blijft de noodzakelijke begeleiding voor individuele kinderen of groepjes kinderen onnodig uit (F7). G OPBRENGSTEN VAN VVE G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken G2 De resultaten zijn van voldoende niveau G3 Verlengde kleuterperiode
VVE-rapport 13569 + 13568
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Het Spoor -
De Stappen 3
Pagina 8 van 9
4.
VERVOLGAFSPRAKEN
Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken. De inspectie vertrouwt erop dat de school en de peuterspeelzaal de genoemde verbeterpunten in hun planning voor de komende jaren zullen opnemen.
VVE-rapport 13569 + 13568
Onderzoeksdatum: 17-1-2011
Pagina 9 van 9