deelrapport
Zorg voor Zeeland
Regionale Volksgezondheid
Toekomstverkenning Zeeland 2012
Inhoud Kernboodschappen Inleiding Leeswijzer DEEL A. ZORGAANBOD EN ZORGGEBRUIK 1. Spoed Eisende Hulp/Acute zorg 2. Eerstelijnszorg 3. Ziekenhuiszorg 4. AWBZ-zorg 5. Verzorging, verpleging en thuiszorg/ ondersteuning 6. Gehandicaptenzorg 7. Geestelijke gezondheidszorg 8. Informele zorg 9. Financiering
6 7 10 12 15 16 20 21 23 25
DEEL B. TOEKOMSTVERKENNING 2020 10. Zorggebruik 11. Zorgpersoneel 12. De Zeeuwse zorgkloof 13. Een duurzame Zeeuwse zorg
26 27 30 42 44
Gegevensbronnen
46
Auteurs Dhr. P.J.C. van Kooten, SCOOP Dhr. J.J. Polder, RIVM Dhr. M.J.J.C. Poos, RIVM Dhr. B. de Gier, PGGM Dhr. E. Isenia, PGGM 2
3 4 4
Kernboodschappen De zorgvraag groeit de komende periode door vergrijzing en toenemende mogelijkheden voor diagnose en behandeling Het zorgstelsel zal daar kwantitatief en kwalitatief een antwoord op moeten vinden. Van individuele burgers en de samenleving als geheel zal ook moeten worden gevraagd op een andere manier met gezondheid en ziekte om te gaan.
Door de bevolkingsomvang en schaal van Zeeland zijn voorzieningen kwetsbaar. Beschikbaarheid, bereikbaarheid en betaalbaarheid staan onder druk. Naast de soms noodzakelijke opschaling, moet zeker ook worden gedacht over nieuwe sectorale verbindingen, bijvoorbeeld in anderhalflijnsvoorzieningen.
In de caresector voltrekt zich een verschuiving richting gemeentelijke verantwoordelijkheid en een verbinding met andere sectoren als welzijn, wonen, werk en leefbaarheid in het algemeen. Tegelijkertijd zal vaker en met nieuwe middelen een beroep worden gedaan op de zelfredzaamheid van burgers, individueel en collectief.
Op de Zeeuwse arbeidsmarkt dreigt in 2020 een zorgkloof te ontstaan van minimaal 3000 fte.
3
Inleiding Het zorgstelsel in een regio is één van de bepalende factoren voor de gezondheid van haar bevolking. Zeeland heeft een uitgebreide zorgsector. Buiten de academische zorg zijn bijna alle deelsectoren vertegenwoordigd binnen de regiogrenzen. Er werken veel mensen in de zorg en die wonen ook grotendeels in Zeeland zelf. De zorgsector is van grote betekenis, voor zorgvragers en zorgaanbieders. Daarmee draagt de zorg ook bij aan het welzijn en geluk van de Zeeuwen. Tegelijkertijd zijn er belangrijke vragen, zoals: • Kunnen we in de toekomst de zorg nog wel georganiseerd krijgen? • Hoe kunnen de aanbieders de stijgende en veranderende zorgvraag opvangen? • Hoe ontwikkelt zich de verhouding tussen kwaliteit en bereikbaarheid? • Hoe ontwikkelt zich de verhouding tussen informele en professionele zorg? Dit deelrapport van de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) beschrijft het zorgaanbod en het zorggebruik in Zeeland. Op basis hiervan is ook een toekomstverkenning opgemaakt. De focus ligt op de Zorgsector. Welzijnswerk, Jeugdzorg en Kinderopvang blijven in dit rapport buiten beschouwing, hoewel het belang van verbindingen met die sectoren op niveau van de gemeenten van groeiende betekenis is. Mantelzorg en de huishoudelijke hulp, die onder de Wmo valt, komen wel aan de orde. De thema’s aanbod en gebruik richten zich voornamelijk op een vergelijking van de gegevens over de regio Zeeland en de Zeeuwse gemeenten met elkaar en met de gegevens over de zorg in Nederland. Hoofdvraag is dan of we op dit moment opmerkelijke zaken zien en met welke ontwikkelingen we rekening moeten houden in de toekomst. Het tweede deel van dit rapport gaat vooral in op die vragen vanuit het gezichtspunt van de demografische ontwikkeling en de arbeidsmarkt. Een eerste versie van dit rapport is besproken met een groot aantal zorgaanbieders in Zeeland. Uit die bespreking sprak de wens het zorgaanbod voor de regio vanuit een integrale invalshoek te bezien. Daarmee wordt ook uitdrukking gegeven aan de wens om tot een nauwere onderlinge samenwerking te komen en het Zeeuwse stelsel af te stemmen op de specifieke situatie van een geringe bevolkingsomvang in een uitgestrekte regio. Daarvoor zal over de 4
grenzen van deelregio’s, sectoren en bekostigingssystemen moeten worden heen gekeken door overheid, veld en financiers. Dit uiteraard in het belang van de Zeeuwse burger, verzekerde en patiënt die zorg, ondersteuning, wonen, dagbesteding, welzijn en leefbaarheid ook als een geheel wil ervaren. Met de wens tot een meer integrale beschrijving van het Zeeuwse zorgsysteem te komen, duikt wel een probleem op. Voor zover die beschrijving cijfermatig zal zijn, moeten we vaststellen dat de registratiesystemen hier nog niet op zijn ingericht. Om toch een beeld de schetsen van de omvang en aard van de zorg in Zeeland moeten we terugvallen op bestaande registraties, Registraties die vaak sectoraal zijn bepaald. We beperken ons dus tot een indruk van de omvang van zorgvraag en -aanbod in een niet langer gewenste constellatie, maar daarmee worden wel de kaders weergeven, waarbinnen de verantwoordelijkheid voor een integrale benadering zich moet voltrekken. We weten straks om hoeveel zorgvragers het gaat en hoe het staat met het zorgaanbod. Met de toekomstverkenning uit het tweede deel van het rapport weten we ook hoe de zorgvraag en het -aanbod zich ontwikkelt op basis van een demografische projecties op het jaar 2020 of 2030. Dat is de winst van dit rapport. Het biedt een basis voor een afgestemde aanpak van de kansen voor behoud en verbetering van de zorg in Zeeland. Wie daarin de regie neemt is van ondergeschikt belang, en mogelijk gaat het ook niet om één regisseur. Vooral de gemeenten dragen een toenemende verantwoordelijkheid voor de mogelijkheden van burgers zolang mogelijk de noodzakelijke zorg en ondersteuning in de thuissituatie te ontvangen. Gemeenten zoeken daarin ook de samenwerking met aanbieders van zorg, ondersteuning, welzijnsdiensten en bijvoorbeeld huisvesting. Deze verantwoordelijkheid staat naast de gewenste regievoering op de AWBZ-zorg (die voor hun eigen verzekerden in handen gaat komen van de zorgverzekeraars), en de regie op de ook voor Zeeland belangrijke curesector. Van laatstgenoemde sector maken ziekenhuiszorg,eerstelijnszorg en een deel van de geestelijke gezondheidszorg deel uit. Alle betrokken partijen zullen het belang van de Zorg voor Zeeland voor ogen hebben. Er staat te veel op het spel voor de inwoners en bezoekers van de regio om elkaar niet op te zoeken om afspraken te maken over gewenste ontwikkelingen, en het voorkomen van ongewenste zaken. Leeswijzer Dit rapport valt uiteen in twee onderdelen, met de tijd als scheidslijn: we beschrijven heden en toekomst van de Zorg voor Zeeland. Het eerste deel schetst het beeld van zorgaanbod en zorggebruik in Zeeland op basis van recente registraties en gedocumenteerde ontwikkelingen. Het rapport volgt een lijn van spoedeisende hulp naar eerstelijnszorg en ziekenhuiszorg, Dit vormt de hoofdbestanddelen van de (lichamelijke) cure-sector (Zorgverzekeringswet.) Na de cure-sector komt de AWBZ of care-sector aan bod, bestaande uit Verpleging, Verzorging, de Gehandicaptenzorg en een deel van de Geestelijk gezondheidszorg. We geven dan ook informatie over de sector van de maatschappelijke ondersteuning (huishoudelijke hulp).Voor zowel de caresector als de maatschap-
pelijke ondersteuning zijn de ontwikkelingen in de informele zorg van betekenis. We wijden hier een paragraaf aan. In een notendop wordt tot slot van dit onderdeel van het rapport ook de financiering van de sector belicht. Zoals in de inleiding is gemeld, is het niet mogelijk gebleken een beschrijving te maken die recht doet aan de integrale benadering die opgeld doet in de sector. Uiteraard betekent dit niet dat het belang van die ontwikkeling wordt ontkend, maar de registratie loopt altijd achter op ontwikkelingen en het ontbreekt dan aan bronnen voor een cijfermatige onderbouwing van de ontwikkelingen. Het tweede deel van het rapport verkent de toekomst van de zorg voor Zeeland op basis van de demografische ontwikkelingen en in het besef dat dit slechts één aspect is van de mogelijke ontwikkelingen. Overige ontwikkelingen worden daar ook kort benoemd. Dit onderdeel gaat speciaal over een aantal indicatoren van het zorgaanbod en -gebruik en de verwachte ontwikkeling in de arbeidsmarkt (zorgkloof) voor de zorg in Zeeland. Het rapport sluit af met een kader voor een strategische agenda voor een duurzame Zeeuwse zorg.
5
DEEL A
ZORGAANBOD EN ZORGGEBRUIK In dit deel van het rVTV-rapport is in beeld gebracht waar we nu staan met de zorg voor Zeeland en de Zeeuwen. Voor enkele belangrijke onderdelen wordt de stand van zaken geschetst, vanuit het idee dat het zorgstelsel een van de bepalende factoren is in de gezondheidssituatie van de bevolking van Zeeland. In deel B volgt dan de verkenning van de verwachte ontwikkelingen op het gebied van zorgvraag en -aanbod in de regio.
6
1. Spoed Eisende Hulp/Acute zorg Het is vaak letterlijk van levensbelang dat acute
Kaart 1: Reistijd tot ziekenhuis, Nederland.
zorg of spoedeisende hulp tijdig beschikbaar is. Als het gaat om de bereikbaarheid van de acute zorg en/of spoedeisende hulp maken we een onderscheid in de bereikbaarheid met eigen vervoer en de bereikbaarheid met en de prestaties van het ambulancevervoer. Rondom de aanwezigheid en bereikbaarheid van spoedeisende en acute hulp is de nodige discussie ontstaan in de regio boven de Westerschelde door de fusie tussen de Oosterscheldeziekenhuizen en Ziekenhuis Walcheren. Tot maart 2011 had het Admiraal de Ruijter Ziekenhuis twee gelijkwaardige SEH's op de locaties Vlissingen en Goes. Daarna is de SEH in Goes uitgebreid om in te kunnen spelen op meer complexe acute zorg die voor deze datum niet in de provincie Zeeland behandeld kon worden. Inmiddels voldoet de SEH in Goes aan de normering level II, hetgeen ook een fusie eis was van de NMA. De SEH op de locatie Vlissingen is nog steeds 24 uur per dag open en functioneert naast De HAP. Complexe actute zorg wordt hier niet behandeld, maar gaat per ambulance naar Goes. De ambulance is voor complexe problematiek nu sneller ter plaatse, omdat de ambulance niet meer de provincie uit hoeft wat voor 28 februari vaak wel het geval was. Per saldo is het aanbod en het niveau van acute complexe zorg in Zeeland toegenomen. Voor Walcheren is nog steeds een SEH 24 uur per dag beschikbaar, zei het dat hier niet alle complexe zorg geboden kan worden, maar dat was voor 28 februari niet veel anders. De spoedeisende hulpmogelijkheden van en met de huisartsenpost (zie kaart 3) zijn overigens wel ongewijzigd gebleven. Met het verdwijnen van de acute hulp op Walcheren is hetzelfde beeld ontstaan als we eerder zagen in Zeeuws-Vlaanderen. Vooral inwoners van Domburg, Westkapelle en Schouwen-Duiveland, net als de inwoners van de gemeente Sluis en Hulst in Zeeuws-Vlaanderen, hebben langer dan 30 minuten nodig om de acute zorg (SEH op kaart 2) van het ziekenhuis te bereiken met de auto. Daarbij is overigens geen rekening gehouden met de aanwezigheid van de ziekenhuizen in België. Uiteraard vraagt het vervoer van een aantal bewoners per ambulance na de concentratie van de acute afdeling in Goes ook meer tijd, wat er toe heeft geleid dat een extra ambulancestandplaats op Walcheren is ingericht. De acute opvang afdeling (AOA) in Goes is inmiddels erkend in een hogere categorie. Dit maakt dat patiënten niet altijd meer de regio hoeven te verlaten. Buiten kantooruren kunnen mensen ook terecht bij de huisartsenposten. In 2010 kent Zeeland 6 huisartsenposten in Goes, Hulst, Oostburg, Terneuzen, Vlissingen en Zierikzee. 7
Kaart 2: Reistijd tot ziekenhuis met SEH.
Bron: RIVM.
De gemiddelde afstand tot een huisartsenpost is in Zeeland 7,9 kilometer, landelijk is de gemiddelde afstand 6 kilometer (CBS, 2008). Alleen in de provincie Friesland moeten mensen verder reizen naar een huisartsenpost (CBS, 2008). Binnen Zeeland is de afstand tot huisartsenpost het grootst voor inwoners van Noord-Beveland (16,8 kilometer). Inwoners van de gemeenten Vlissingen (2,4 kilometer) en Goes (3,7 kilometer) hoeven de minste afstand af te leggen.
Kaart 3: Locaties huisartsenposten en spoedeisende hulp Nederland 2010.
van de RAV worden gemonitord. De norm van 15 minuten geldt voor de A1-ritten, dus situaties waarbij er acuut levensgevaar bestaat voor de patiënt. Wanneer er geen levensgevaar is wordt deze norm 30 minuten. Voor de B-ritten is geen responstijd als norm vastgesteld. In 2010 arriveerde 92,3% van de ambulances in Nederland binnen 15 minuten bij situaties waar sprake was van acuut levensgevaar. Zeeland heeft met 84,6% het laagste percentage A1-ritten dat binnen 15 minuten ter plaatse is1.Wanneer we dit omrekenen naar aantallen betekent dit dat van de 7.786 A1-ritten er bijna 1200 niet binnen de gestelde norm van 15 minuten aanwezig zijn. De trend in Zeeland die we nu zien is positief, er is een verbetering van de prestaties in 2010 t.o.v. 2008 en 20092. Als we de norm iets ruimer nemen zien we dat in Nederland 98,3% van de ambulances binnen 20 minuten bij de patiënt is. In Zeeland is dat bij 95% van de ritten het geval. Jaarlijks zijn er dus 370 A1-ritten die niet binnen 20 minuten bij de patiënt zijn.
In de ambulancezorg maken we een onderscheid tussen spoedeisende en planbare hulp en vervoer. Bij de spoedeisende ambulancezorg is het zaak dat de zorg zo snel mogelijk bij de patiënt arriveert, deze ritten worden aangeduid als A1- en A2-ritten. Bij de ritten met code A1 is er een acuut levensgevaar voor de patiënt, bij A2-ritten is er geen acuut levensgevaar maar wel kans op grote gezondheidsschade. De ritten die vallen onder de planbare ambulancezorg noemen we B-ritten. De ambulancezorg in Nederland is verdeeld over vijfentwintig Regionale Ambulance Voorzieningen (RAV). De grenzen van de RAV Zeeland vallen samen met de provinciegrenzen en de grenzen van de Veiligheidsregio. Dit hangt samen met het aanvaarden van de tijdelijke Wet ambulancezorg (Waz) door de ministerraad. De Waz is bedoeld om er voor te zorgen dat er bij invoering per regio 1 aanbieder is van ambulancezorg, eventueel bestaand uit een samenwerkingsverband van aanbieders. De meldkamers van de RAV en de Veiligheidsregio worden samengevoegd en naar verwachting in de toekomst nog verder geconcentreerd. In de bepaling van de (minimale) bereikbaarheid van ambulancezorg hanteert de Nederlandse overheid het uitgangspunt dat per regio 97% van de bevolking binnen 15 minuten responstijd bereikt moet kunnen worden. De spreiding van standplaatsen is daarop afgestemd. Vervolgens worden zoveel ambulances beschikbaar gesteld dat in 95% van de gevallen een ambulance beschikbaar is. Dit zijn de planningsnormen voor de spreiding en beschikbaarheid. De RAV probeert dit in de praktijk ook te halen. De prestaties 8
Kaart 4: Prestaties A1-inzet ambulances Nederland.
Bron: RIVM.
1
Bron: Ambulancezorg Nederland, 2011.
2
Bron: AZN rapport Ambulances in Zicht 2011.
3
opvraagbaar bij Provincie Zeeland, Middelburg.
Het percentage A2-ritten dat binnen de norm van 30 minuten arriveert, ligt in Nederland op 95,5% en in Zeeland op 94,3%. Van de 4.957 ritten in Zeeland arriveren er dus 282 niet binnen de gestelde norm. In 2009 verscheen de rapportage3 van de werkgroep Spoedeisend patiëntenvervoer per ambulance in opdracht van de Stuurgroep Bereikbaarheid ziekenhuiszorg Noord en Midden Zeeland. Dezelfde stuurgroep van de provincie Zeeland gaf ook opdracht de situatie van het bezoek aan ziekenhuizen met eigen vervoer of openbaar vervoer te bezien. De rapportages leverden een groot aantal aanbevelingen op voor de verbetering van de bereikbaarheid, waaronder de aanleg van een extra afrit van de A-58 bij ziekenhuislocatie Goes. De inspanningen vanuit Zeeland hebben inmiddels onder andere geleid tot goedkeuring van een extra ambulancestandplaats op Walcheren.
9
2. Eerstelijnszorg De eerste lijn is het direct toegankelijke aanspreekpunt voor mensen als het gaat om gezondheid en ziekte. De huisarts vormt de kern van de eerstelijnszorg. Hij/zij is het eerste aanspreekpunt voor mensen als het gaat om gezondheid en ziekte. Het gemiddeld aantal huisartsen is in Zeeland 5,3 per 10.000 inwoners (gelijk aan Nederland). Per 10.000 inwoners is in Zeeland 4,4 fte huisartsenzorg beschikbaar, iets meer dan in Nederland (4,2 fte). Dit is een afname van 0,1 fte ten opzichte van 2010. Het aantal inwoners per fte huisarts, bedraagt 2.271 in Zeeland, ten opzichte van gemiddeld 2.371 in Nederland4 Deze cijfers betekenen niet dat er meer huisartsenzorg in Zeeland beschikbaar is, aangezien Zeeland in de zomer overspoeld wordt door toeristen die ook een beroep op de huisartsenzorg doen. Dit betreft met name de gemeenten Schouwen-Duiveland, Veere en Sluis5 Daarnaast is naar schatting 38% van de huisartsen in Zeeland apotheekhoudend huisarts. Zij combineren de huisartsenzorg met farmaceutische zorg, omdat hun gebied qua aantal inwoners niet groot genoeg is voor een zelfstandige apotheek6. Steeds meer huisartsen werken samen in een groepspraktijk. In Zeeland is 41,6% van de huisartsen in een groepspraktijk werkzaam, ten opzichte van 54% in Nederland7. Mogelijk leent de lage bevolkingsdichtheid en de lange reisafstanden in de plattelandsgebieden, zich minder voor het werken in de vorm van een groepspraktijk. Huisartsen werken in toenemende mate samen met andere (para-) medische zorgverleners. In de volgende tabel is het
“Huisartspraktijken groeien uit tot eerstelijnsgezondheidszorg-organisaties,maar moeten oog blijven houden voor de menselijke maat. Het NIVEL publiceerde een overzichtstudie van de eerste lijn. Meer dan 90% van de Nederlandse zorg wordt geleverd in de eerste lijn, door huisartsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten en andere zorgverleners, tegen slechts 4% van het totale budget van de zorg. Een goed functionerende eerste lijn voorkomt dat mensen een beroep doen op duurdere en complexe zorg. Niet alleen in Nederland maar wereldwijd wordt een sterke eerstelijnsgezondheidszorg daarom gezien als oplossing voor de groeiende en veranderende vraag naar zorg, het toenemend aantal chronisch zieken en de stijgende kosten door nieuwe medische technologie.” (Wiegers, T., Hopman, P., Kringos, D., Bakker, D. de De eerste lijn, Nivel-Overzichtstudies. Utrecht, Nivel , 2011)
aantal huisartsen, verloskundigen en fysiotherapeuten weergegeven in Zeeland. Interpreteer de cijfers niet te absoluut. Houdt er rekening mee dat inwoners soms over gebiedsgrenzen heen gebruik maken van zorg in een dichterbij gelegen praktijk van een naastliggende gemeente. Uit cijfers van januari 2009 blijkt dat het percentage werkende huisartsen ouder dan 55 jaar in Zeeuws-Vlaanderen hoog is en gemiddeld 30% bedraagt, ten opzichte van 23% in Nederland. Dit betreft de gemeenten Terneuzen en Hulst en buiten Zeeuw-Vlaanderen ook gemeente Noord-Beveland9. We zien dat een deel van de problematiek kan worden ondervangen door het inschakelen van praktijkondersteuners en nieuwe samenwerkingsverbanden.
Tabel 1. Aantal huisartsen, verloskundigen en fysiotherapeuten absoluut en per 10.000 inwoners in de Zeeuwse gemeenten (jan. 2010). Huisartsen
Verloskundigen
Fysiotherapeuten
aantal
aantal
aantal
2 5 1 0 3 0 3 2 08 04 2 1 4
per 10.000 inwoners 0,9 1,4 0,4 0,0 0,6 0,0 1,4 0,6 0,0 0,0 0,8 0,5 0,9
22 44 17 20 46 9 12 33 31 39 15 26 44
per 10.000 inwoners 9,7 12,0 6,1 16,2 9,6 12,0 5,6 9,6 12,9 7,1 5,9 11,9 9,9
23
0,6
353
9,3
Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg N-Beveland Reimerswaal Sch.-Duiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen
14 16 14 5 27 6 11 20 15 29 10 16 20
per 10.000 inwoners 6,2 4,4 5,1 4,0 5,6 8,0 5,1 5,8 6,3 5,3 3,9 7,3 4,5
Zeeland
200
5,2
Bron: Nivel – SCOOP Sociale Atlas 2011.
4
Bron: Huisartsenregistratie peildatum januari 2010/2011, NIVEL. Robuust, 2010. 6 Robuust, 2010. 7 Bron: Huisartsenregistratie peildatum januari 2011, NIVEL. 5
10
Tabel 2. Gebruik (eerstelijns)voorzieningen. Waargenomen Nederland (%) Contact met huisarts 72,8 Contact met een specialist 40,6 Contact met de tandarts 78 Contact met een fysiotherapeut 18,3 1,4 Contact met RIAGG Medicijngebruik op recept 38,1 Medicijngebruik niet op recept 39,4
Zeeland (%) 70,1 38,7 77,3
Gestandaardiseerd Nederland (%) Zeeland (%) 72,8 70 40,6 37,5 78 78,2
19 0,4 41,3
18,3 1,4 38,1
19,1 0,4 39,7
27,9
39,4
27,9
Bronnen: CBS (Nederland, gemiddelden over 2005-2008); GGd Zeeland (Zeeland).
Zeeland kent met 2.304 vrouwen in de vruchtbare leeftijd per eerstelijns verloskundige, de laagste verloskundigedichtheid in Nederland (NL 1.599). Dit kan verklaard worden doordat hier relatief veel verloskundigen klinisch werkzaam zijn, 44% in Zeeland t.o.v. 31% in Nederland. Door de langere reisafstanden in de plattelandsgebieden, zijn vrouwen in Zeeland meer geneigd om klinisch te bevallen. Circa 46% van de verloskundigen in Zeeland is werkzaam in een eigen praktijk/maatschap. Het aandeel verloskundigen dat in een groepspraktijk werkt is aanzienlijk lager, 54,5% in Zeeland t.o.v. 79,5% in Nederland10 Mogelijk lenen de lage bevolkingsdichtheid en lange reisafstanden in de plattelandsgebieden, zich minder voor het werken in de vorm van een groepspraktijk. Zeeland lijkt een gemiddelde fysiotherapiedichtheid te kennen. Het aantal inwoners per fte 1e lijns fysiotherapie bedraagt tussen de 1.100-1.200 voor Zeeland en 1.136 in Nederland. In Zeeland is 59% van de fysiotherapeuten werk-
zaam in een eigen praktijk of maatschap en werkt 38,2% in loondienst11. In tabel 2 staat een overzicht van het gebruik van enkele voorzieningen - waaronder eerstelijnsvoorzieningen- in Zeeland en Nederland. Opmerkelijk zijn het relatief lage medicijngebruik (niet-voorgeschreven) en de lage contactfrequentie met huisartsen, specialisten en de ambulante Geestelijke gezondheidszorg (RIAGG) in Zeeland. Voor een indruk van de inzet van de huisarts op - de in betekenis groeiende - chronische ziekten, bieden we het volgende overzicht over de Zeeuwse gemeenten. De genoemde aandoeningen zijn onderwerpen waar “ketenzorg” zich op richt. Ketenzorg is een op integraliteit gerichte organisatie van de zorg rondom de patiënt waarin zowel eerstelijns als tweedelijns zorgverleners betrokken kunnen zijn. Voor een uitgebreidere beschrijving van ziekten in Zeeland zie deelrapport Ziekten en aandoeningen.
Tabel 3. Geschat aantal inwoners per 1000 inwoners dat de huisartsenpraktijk bezoekt voor specifieke chronische aandoeningen. Diabetes
COPD
36 50 39 47 34 35 46 52 49 49 46 50 54 49
15 20 13 20 14 14 19 22 21 21 20 18 24 18
Borsele Goes Kapelle Middelburg Reimerswaal Tholen Veere Vlissingen Sch.-Duiveland Noord-Beveland Hulst Terneuzen Sluis Nederland Bron: LINH 2008/CBS 2010. 8 4 9
11
10 11
er zijn wel verloskundigen bij ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen. er zijn wel verloskundigen bij ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen. Regionale spreiding huisartsen, NIVEL 2010. Registratie Verloskundigen peildatum januari 2011, NIVEL. Registratie Fysiotherapeuten peildatum januari 2010, NIVEL.
Cardiovasculair risico management 117 145 124 131 107 112 136 139 141 142 138 145 150 127
Hartfalen 8 11 6 8 8 7 10 9 11 11 10 9 13 9
3. Ziekenhuiszorg Zeeland kent in 2012 twee ziekenhuisorganisaties12: Stichting ZorgSaam in Zeeuws-Vlaanderen en het Admiraal de Ruijter Ziekenhuis boven de Westerschelde. ZorgSaam heeft vestigingen in de kernen Hulst, Oostburg en Terneuzen, waarvan de vestigingen in Hulst en Oostburg buitenpoliklinieken zijn. Het Admiraal de Ruijter Ziekenhuis heeft drie vestigingen: in Goes, Vlissingen en Zierikzee. Het Medisch Centrum Middelburg valt in de indeling van het RIVM niet in de categorie algemeen ziekenhuis of buitenpolikliniek (zie kaart 4). In Zeeland is de gemiddelde afstand tot een ziekenhuis 8,8 kilometer. Daarmee is de afstand tot een ziekenhuis alleen in Friesland groter (10,8 kilometer). De gemiddelde afstand in Nederland is 6,4 km. Binnen Zeeland is de afstand tot een ziekenhuis het grootst in de gemeenten Noord Beveland (16,8 kilometer) en Hulst (16,8 kilometer). Kaart 5. Ziekenhuislocaties Nederland.
sche behandelcentra buiten de algemene ziekenhuizen en private investeerders hebben hun intrede gedaan. Op verzoek van de Minister van VWS heeft de Provincie Zeeland onlangs haar visie op de ontwikkelingen in de ziekenhuiszorg aan het papier toe vertrouwd en zij wijst op het gevaar dat voorzieningen uit de regio verdwijnen indien niet wordt gekozen voor samenwerking. Vooral de ontwikkeling van anderhalflijnsvoorzieningen ziet de Provincie als een kans voor de toekomst13. Inmiddels hebben de genoemde twee ziekenhuisorganisatie aangekondigd hun samenwerking te willen uitbreiden. Vaak zal slechts in gezamenlijkheid een functie in stand kunnen worden gehouden of aan het regionale pakket kunnen worden toegevoegd. Ook de rol van de medisch specialistische zorg in de ketenzorg en de ontwikkeling van andere samenwerkingsvormen rond bijvoorbeeld ouderen en chronisch zieken is van onschatbare betekenis. Vooral in Zeeuws Vlaanderen zijn er goede voorbeelden van transmurale samenwerkingsvormen, zoals de kliniek in Hulst waar met inzet van bedden uit ziekenhuisen AWBZ-sector en inzet van eerste, tweede en derde lijn nieuwe vormen van zorg voor bijvoorbeeld ouderen of chronisch zieken worden vormgegeven. De minister heeft aangekondigd in deze regio ook een experiment met “transmurale” financiering te willen ondersteunen. De regionaal belangrijkste verzekeraar kan hierop de regie voeren. In tabel 4 is aangegeven hoeveel bedden in 2010 in de ziekenhuizen beschikbaar waren en hoeveel specialisten (FTE) er in 2010 waren. Vervolgens worden de productiecijfers van de Zeeuwse ziekenhuizen (2010) getoond. Tabel 4. Capaciteit Zeeuwse ziekenhuizen, 2010. Aantal bedden ADRZ ZorgSaam ZeeuwsVlaanderen Totaal Zeeuwse Ziekenhuizen
Bron: RIVM.
709
Aantal specialisten (fte) 174,9 fte
283
78,6 fte
992
253,5 fte
Bron: CIBG; Jaarverslagen Zeeuwse ziekenhuizen 2010 ( de capaciteit van de
12
Het zorgveld van de ziekenhuis- of medisch specialistische zorg ondergaat grote wijzigingen onder invloed van de kwaliteitseisen die verzekeraars en de beroepsgroep/sector zelf hieraan stellen. Het effect hiervan zal zijn dat een concentratie van specialistisch aanbod plaats vindt en dat patiënten vaker verder zullen reizen voor hun zorg. De kwestie blijft dat elke regio toch een basisvoorziening medisch specialistische zorg en voorzieningen voor acute opvang in stand zal willen houden. Ook de ontwikkelingen rond de marktwerking in de zorg zullen zich in dit onderdeel van de zorg doen gevoelen. Zeeland kent inmiddels enkele medisch specialisti-
Het totaal aantal bedden in de Zeeuwse ziekenhuizen nam tussen 2008 en 2010 iets af. De gemiddelde verpleegduur daalde waardoor het bedgebruik kan intensiveren. Met name het aantal dagbehandelingen neemt een grote vlucht in de productie van ziekenhuizen.
12
13
De Zelfstandige Behandel Centra, revalidatiezorg en speciale voorzieningen zoals het Zeeuws Radio-Therapeutisch Instituut blijven buiten beeld in dit rapport.
ziekenhuizen betreft het totaal aantal bedden exclusief het aantal plaatsen voor psychiatrische deeltijdbehandeling en voor de PAAZ- en).
Het totaal aantal specialisten (in fte) in Zeeland steeg tussen 2008 en 2010. Provinciale visie “Kiezen of verliezen” is te downloaden op www.zeeland.nl (Provincie Zeeland 2012, Middelburg).
Tabel 5. Productiecijfers Zeeuwse ziekenhuizen, 2010.
ADRZ ZorgSaam ZeeuwsVlaanderen Totaal Zeeuwse Ziekenhuizen
Opnamen*
Ontslagen
22.933
22.959
Dagverplegingdagen of deeltijdbehandelingen 23.115
14.059
14.002
11.092
36.992
36.961
34.207
Bron: CIBG; Jaarverslagen Zeeuwse ziekenhuizen 2010. *Opnamen excl. overname/ dagverpleging.
Het totaal aantal opgenomen patiënten (tabel 5) in Zeeland nam tussen 2008 en 2010 licht toe, van 36.525 naar 36.992 (+1%). Deze stijging is een gevolg van een toename van het aantal opnamen in Zeeuws-Vlaanderen; van 12.732 naar 14.059 (+10%). In het ADRZ vond tegelijkertijd een daling plaats van het aantal opnamen, van 23.793 naar 22.933 (4%). Het totaal aantal ontslagen patiënten nam eveneens toe, van 34.808 naar 36.961 (+6%). Deze stijging manifesteerde zich zowel in het ADRZ (+4%) als in de regio Zeeuws-Vlaanderen (+10%). Het totaal aantal dagverplegingdagen/deeltijdbehandelingen tenslotte steeg eveneens, van 25.608 naar 34.207. Dit is een toename van 34%. Deze stijging vond in beide ziekenhuizen plaats. Boven de Westerschelde steeg het aantal dagverplegingsdagen zeer sterk; van 15.501 naar Kaart 6: DBC’s in 2008, Nederland.
Bron: RIVM.
13
23.115 (+49%). In Zeeuws-Vlaanderen van 10.107 naar 11.092 (+10%). In de volgende kaarten heeft het RIVM een overzicht gemaakt vanuit de DBC-registratie. Het beeld van Zeeland dat wordt geboden is het totaal aan DBC’s dat voor de inwoners van Zeeland is geregistreerd. Het gaat dus niet alleen om het gebruik in de eigen regio. Verder is de productie voor Zeeuwen buiten Nederland (België) niet zichtbaar. Dit heeft vooral gevolgen voor het beeld van de situatie in Zeeuws Vlaanderen. Ten opzichte van Nederland scoort Zeeland iets onder het gemiddelde, maar binnen Zeeland bestaan er forse verschillen. Vooral de DBC-productie voor Zeeuws Vlaanderen is laag. De mogelijke achtergrond hiervan zagen we al: de uitstroom naar België.
Kaart 7: DBC’s in 2008, Zeeuwse gemeenten.
Uit een rapport van Prismant en IVA over de Zeeuwse patiëntenstromen14 blijkt duidelijk dat mensen vooral het ziekenhuis in de eigen regio bezoeken. De instroom van patiënten die buiten Zeeland wonen is minimaal, slechts 1.600 patiënten kwamen in 2007 van buiten de provincie. Dat is 2,3% van het totaal aantal patiënten dat door de Zeeuwse ziekenhuizen behandeld is. Waarschijnlijk gaat het hierbij om acute opnamen van inwoners van buiten de regio Zeeland (toeristen). Daar staat tegenover dat in hetzelfde jaar meer dan 10.000 Zeeuwen voor zorg uitweken naar de rest van Nederland. De meesten daarvan komen uit Tholen15 en SchouwenDuiveland. De Zeeuwse patiënten die buiten Zeeland een ziekenhuis bezoeken gaan veelal naar een academisch ziekenhuis of naar de ziekenhuizen in de regio Breda/Tilburg. Naast de uitstroom binnen Nederland gaan ook veel patiënten voor hun zorg naar België. In 2007 ging het om ongeveer 23.000 patiënten die in België behandeld zijn. Het gaat daarbij om patiënten vanuit heel Zeeland en niet alleen Zeeuws Vlaanderen. Circa 23.000 patiënten betreft de gehele uitstroom, dus zowel voor academische als algemene ziekenhuiszorg. Slechts een deel van deze stroom kan onvermijdbaar worden genoemd omdat het betreffende specialisme of niveau van uitoefening in Zeeland ontbreekt. Navraag op dit moment naar de ontwikkelingen in de uitstroom laat zien dat er wel wijzigingen binnen de patiënten-
stromen zijn opgetreden, maar dat de totale uitstroom min of meer onverminderd is. Hoewel de komst van het dottercentrum in Terneuzen bijvoorbeeld de uitstroom aan cardiologische patiënten doet verminderen, wordt dit blijkbaar gecompenseerd door nieuwe en/of bredere uitstroom naar andere specialismen. Het zijn merendeel- maar niet uitsluitend- inwoners uit de regio Zeeuws-Vlaanderen die naar België uitwijken. Nadeel van deze uitstroom is dat het voor het ZorgSaam ziekenhuis moeilijker is om voldoende draagvlak in stand te houden voor de drie vestigingen in deze regio. Om een nader beeld van het zorggebruik in Zeeland te schetsen is tot slot de volgende tabel opgenomen met daarin de opnamen naar diagnosegroepen voor Nederland en Zeeland. Opmerkelijk is het cijfer over psychische stoornissen in Zeeland (26,2) vergeleken met het landelijk gemiddelde (19,2).
Tabel 6. Diagnosen Nederland - Zeeland. Totaal opnamen Nederland Zeeland
per 10 000 personen Nederland Zeeland
Alle diagnosen
3.848.511
82.592
2328,1
2167,1
Infectieuze en parasitaire ziekten Nieuwvormingen Ziekten bloed en bloedbereid. organen Endocriene-, voedings,-stofw.ziekten Psychische stoornissen Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen Ziekten van hart- en vaatstelsel Ziekten van de ademhalingsorganen Ziekten van de spijsverteringsorganen Ziekten huid, onderhuids bindweefsel Ziekten spieren, beend., bindweefsel Ziekten urinewegen en gesl.organen Compl. zw.schap, bevalling, kraambed Aandoeningen v.d. perinatale periode Aangeboren afwijkingen Symptomen, onvoll. omsch. ziekteb. Ongevalsletsels en vergiftigingen Andere contacten gezondheidsdiensten Ext. oorz. van letsels, vergiftiging
37.309 403.538 56.497 58.594 31.980 353.723 389.599 206.516 291.288 71.414 388.541 180.673 214.367 75.710 25.545 336.341 189.310 537.566 258.956
774 8.538 1.116 1.089 1.004 8.739 8.534 4.474 5.990 897 9.320 3.994 2.797 1.427 429 5.838 4.226 13.406 5.288
22,6 244,1 34,2 35,4 19,2 214 235,6 124,9 176,1 43,2 235 109,3 129,6 45,7 15,5 203,5 114,5 325,2 156,6
20,2 224 29,2 28,6 26,2 229,3 223,8 117,4 157,1 23,5 244,6 104,8 73,4 37,4 11,3 153,1 110,9 351,7 138,8
Bron: DBC registratie.
14
14 15
Zeeuwse patiëntenstromen en Zeeuwse zorgvoorzieningen, Prismant/IVA, Utrecht 2008. Patiënten uit Tholen maken vooral gebruik van het dichtstbijzijnde voorziening, het Lievensberg ziekenhuis in Bergen op Zoom.
4. AWBZ-zorg De volgende tabellen schetsen het beeld van het totale AWBZ-gebruik in Zeeland. In de volgende
In vergelijking met Nederland zien we in Zeeland relatief iets minder vaak de grondslag verstandelijk gehandicapt en iets vaker de grondslag lichamelijk gehandicapt
paragrafen wordt ingezoomd op de afzonderlijke sectoren in dit onderdeel over de care-sector in Zeeland.
Tabel 9. AWBZ-zorg; Nederland en Zeeland 2004-2009, aantal en % van de bevolking.
Om met de conclusie te beginnen: het gebruik van AWBZzorg in Zeeland lijkt betrekkelijk hoog. Het aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg op 1 juli 2011 in de provincie Zeeland bedroeg 18.700 (4,9%) en in Nederland 758.655 (4,5%). De leeftijdsverdeling in Zeeland was als volgt: Tabel 7. Aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg op 1 juli 2011 in provincie Zeeland naar leeftijd.
Leeftijd in jaren 0-11 12-17 18-49 50-64 65-74 75-84 85 e.o. Totaal
Uit tabel 9 blijkt een blijvend relatief hoog AWBZ-gebruik16 in Zeeland:
Aantal cliënten 545 560 3.520 2.070 1.785 4.580 5.635 18.700
Nederland 2004 Zeeland 2004 Nederland 2009 Zeeland 2009
Aantal zorg met verblijf
%
Aantal zorg zonder verblijf
%
310.605 8.325 342.425 8.625
2,44 2,79 2,63 2,85
608.095 17.765 620.890 18.410
4,77 5,95 4,76 6,06
Bron: CBS statline (geraadpleegd april 2012).
Onderstaande kaart geeft een beeld van het voorkomen van zelf gerapporteerde belemmeringen onder de bewoners van de gemeenten in Zeeland, waarbij moet worden bedacht dat een belemmering nog geen handicap is en dat slechts een beperkt deel voor behandeling of AWBZ-zorg in aanmerking komt. Kaart 8. Inwoners (%) met belemmeringen in de Zeeuwse gemeenten.
Bron: CIZ.
In de vergelijking met de cijfers voor Nederland zien we in Zeeland relatief veel zeer- ouderen (85+). Indicaties worden op basis van de eerste grondslag (beperkinggebied) geregistreerd. De verdeling over de verschillende grondslagen in Zeeland was op peildatum 1 juli 2011 als volgt: Tabel 8. Aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg op 1 juli 2011 in provincie Zeeland naar dominante grondslag. Grondslag Somatiek Psychogeriatrie Psychiatrisch Lichamelijk gehandicapt Verstandelijk gehandicapt Zintuiglijk gehandicapt Totaal
Aantal cliënten 8.300 2.440 2.460 1.995 3.245 255 18.700
Bron: SCOOP, 2009.
Bron: CIZ.
15
16 We zullen later opmerken dat op onderdelen een gunstiger beeld ontstaat op basis van andere bronnen (CAK).
5. Verzorging, verpleging en thuiszorg/ondersteuning Zeeland vergrijst al enige tijd en vooralsnog komt hier geen einde aan. Dit maakt dat het beroep op verzorging en verpleging van vooral ouderen toeneemt en dat het aanbod van deze functies eveneens zal moeten groeien. De praktijk is dat ouderen steeds langer in eigen omgeving willen worden verpleegd en verzorgd als men daar aan toe is. Verpleging en verzorging kunnen zowel binnen als buiten een instelling worden aangeboden. De benodigde capaciteit is dan ook afhankelijk van het in het beleid gelegde accent. We bezien de situatie intra- en extramuraal. De capaciteit aan verpleeg-en verzorgingshuisplaatsen in Zeeland is in 2010 als volgt. Tabel 10. Capaciteit verzorgings- en verpleeghuizen, per Zeeuwse gemeente (2010).
Terneuzen Hulst Sluis ZeeuwsVlaanderen Schouwen D. Noord-Beveland Goes Borsele Reimerswaal Kapelle Tholen Oosterschelderegio Middelburg Vlissingen Veere Walcheren Zeeland totaal
Verzorgingshuis 359 160 221 740
Verpleeghuis 383 156 176 715
288 86 371 70 162 40 98 1115
183 0 335 66 93 20 132 829
1944
360 151 111 622
271 243 204 718
1340
2477
2262
4739
Bron: Zorgkantoor (bewerking SCOOP).
16
Totaal regio
1455
Indien we de capaciteit relateren aan de categorie van 80plussers in de verschillende gemeenten ontstaat het volgende beeld: Tabel 11. Capaciteit verzorging en verpleging per 1.000 80 plussers (2011). Verzorgingshuis Verpleeghuis Capaciteit Significant Capaciteit hoger+of lager (per 1.000 (per 1.000 80-plussers) - dan Zeeland? 80- plussers) Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg Noord-Beveland Reimerswaal Sch.-Duiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen
74 168 110 72 151 219 163 149 130 122 94 99 63
(-) (+) (-) (++)
(-)
Significant hoger + of lagerdan Zeeland?
70 152 107 36 114 0 94 95 104 130 126 182 101
(-) (--)
(+)
Bron: Zorgkantoor (bewerking SCOOP).
Het gemiddeld gebruik van zorg met verblijf is, zowel voor vrouwen al mannen in Zeeland, hoger dan het landelijk gemiddelde, zoals blijkt uit de volgende tabel: Tabel 12. Zorg met verblijf (type instelling); Zeeland-Nederland, 2009. %
Mannen Vrouwen Nederland Zeeland Nederland Zeeland Totaal zorg met verblijf 1,97 2,08 3,26 3,58 Verpleging en verzorging 1,18 1,36 2,71 3
aansluiten vanuit de mogelijkheden voor collectieve of individuele ondersteuning. De uitbreiding van de Wmo-compensatieverplichting met de extramurale begeleidingsfunctie vanuit de AWBZ en - op termijn de transformatie van de Jeugdzorg en de Wet Werken Naar Vermogen - stelt de (samenwerkende) gemeenten de komende periode voor de belangrijke uitdaging om het ondersteuningsaanbod en -proces opnieuw in te richten. Alleen al de categorie cliënten met extramurale begeleiding beslaat meer dan 4000 personen in Zeeland.
Bron: CBS.
Verpleging en verzorging zijn AWBZ-functies waarvoor een indicatie vereist is. Indicaties worden door of namens het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) verstrekt en geregistreerd. Noodzakelijke zorg wordt nu nog ingekocht door het Zorgkantoor. Op termijn zal elke zorgverzekeraar voor de eigen verzekerden de uitvoering van de AWBZ voor haar rekening nemen. Tevens zullen AWBZ- functies zoals de extramurale begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) worden overgeheveld. Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingegaan. In deze wet is de verantwoordelijkheid voor o.a. de uitvoering van het welzijn, huishoudelijke hulp en (individuele) voorzieningenbeleid van de gemeentelijke overheid geregeld. De afgelopen jaren is meer en meer de nadruk komen te liggen op de inrichting van het ondersteuningsproces startend vanuit de mogelijkheden van de burger zelf (zelfredzaamheid) of zijn directe omgeving. In het model van de zo genoemde participatieladder kan de gemeente daarop 17
In de volgende kaarten en tabellen17 is o.a. een overzicht weergegeven van het aantal uren thuiszorg dat per gemeente in 2010 is geïndiceerd. Dit betreft zowel huishoudelijke hulp vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) als vanuit de AWBZ gefinancierde persoonlijk verzorging, begeleiding en verpleging (Zorg zonder Verblijf, ZzV). Uit tabel 13 wordt duidelijk dat in Zeeland per inwoner gemiddeld een groter beroep wordt gedaan op zorg zonder verblijf (Zzv) en huishoudelijke hulp dan in Nederland. Dit is niet alleen een gevolg van de relatieve vergrijzing van Zeeland ten opzichte van Nederland, dat tot een hogere zorgvraag leidt. Ook na standaardisatie voor leeftijd en geslacht blijft het verschil. Opvallend is verder dat de vraag naar Zzv en huishoudelijke hulp per inwoner significant hoger is in Sluis en Vlissingen. Ze ligt significant lager in de gemeenten Borsele, Noord-Beveland, Reimerswaal en Veere.
17
Bron: Zorgatlas Zeeland, SCOOP Middelburg 2011.
Tabel 13. Gebruik Wmo en Zzv, absoluut en per inwoner (2010). Uren x 1.000 Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg Noord-Beveland Reimerswaal Schouwen-Duiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen Zeeland Nederland
152 358 306 95 455 50 133 289 299 528 220 152 586
Uren per inwoner 6,7 9,8 11,0 7,7 9,5 6,7 6,2 8,4 12,5 9,6 8,6 7,0 13,2
hulp per inwoner in Zeeland gemiddeld hoger ligt dan in Nederland. Dit geldt zowel voor enkelvoudige als meervoudige huishoudelijke zorg. In vergelijking met 2008 is het aantal enkelvoudige uren huishoudelijke hulp per inwoner gedaald van 2,2 naar 2,0. Tegelijkertijd steeg het aantal uren meervoudige hulp per inwoner van 2,2 naar 2,9.
Significant hoger of lager dan Zeeland? (-)
Als wordt onderscheiden naar gemeente blijkt dat het gebruik van huishoudelijke hulp in de gemeenten Goes (alleen enkelvoudig), Sluis en Vlissingen significant boven het provinciaal gemiddelde ligt.
(-) (-)
Het relatief vergrijsde karakter van Zeeland in vergelijking met Nederland manifesteert zich duidelijk in het gemiddelde aantal uren zorg waarvan gebruik wordt gemaakt. Dit ligt zowel voor mannen als vrouwen duidelijk hoger dan gemiddeld in Nederland ook als we standaardiseren voor leeftijd en geslacht. Als we op basis van het CAK-bestand ( de registratie van de eigen bijdragen en dus de geleverde zorg in plaats van geindiceerde zorg) nader naar de AWBZ en Wmo -gegevens kijken, blijkt het meer dan gemddelde gebruik in Zeeland met name in het veld van de huishoudelijke hulp naar voren te komen.
(+)
(-) (+)
9,5 7,0
Bron: Centraal Administratie Kantoor, bewerking SCOOP.
Een deel van de vraag betreft huishoudelijke hulp vanuit de Wmo. In tabel 14 is een overzicht weergegeven van het aantal geïndiceerde uren huishoudelijke hulp. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen enkelvoudige huishoudelijke verzorging en meervoudige huishoudelijke verzorging. Bij de laatste vorm heeft de zorgvrager naast een indicatie voor huishoudelijke verzorging ook een indicatie voor een andere vorm van thuiszorg. Uit tabel 14 blijkt dat ook het gebruik van huishoudelijke Tabel 14. Aantal geïndiceerde uren enkelvoudige en meervoudige huishoudelijke hulp. Enkelvoudige hulp Uren x1000 Uren per inwoner Borsele 37 1,6 Goes 86 2,4 Hulst 54 2,0 Kapelle 23 1,9 Middelburg 82 1,7 Noord-Beveland 14 1,9 Reimerswaal 36 1,7 Schouwen-Duiveland 69 2,0 Sluis 56 2,3 Terneuzen 108 2,0 Tholen 46 1,8 Veere 33 1,5 Vlissingen 120 2,7
Meervoudige hulp Uren x1000 Uren per inwoner 44 1,9 113 3,1 103 3,7 30 2,5 132 2,8 14 1,9 41 1,9 82 2,4 101 4,2 172 3,1 71 2,8 40 1,8 179 4,0
Zeeland Nederland
1.123 30.908
764 25.461
2,0 1,5
Bron: Centraal Administratie Kantoor, bewerking SCOOP.
18
2,9 1,9
Kaart 9. Zorg zonder verblijf, Nederland.
Kaart 11. Huishoudelijk hulp, Nederland.
Bron: CAK.
19
Kaart 10. Zorg zonder verblijf, Zeeland.
Kaart 12. Huishoudelijke hulp, Zeeland.
6. Gehandicaptenzorg Ook de sector van de gehandicaptenzorg (GZ) is aan verandering onderhevig. Er wordt gewerkt aan een scheiding van wonen en zorg, de overgang van AWBZ-functies naar de Wmo, en een verlaging van de IQ-grens voor de zorg voor verstandelijk gehandicapten.De verschillende categorieën gehandicapten komen meer en meer in het gezichtsveld van gemeenten, onder andere door de decentralisatie van de functie extramurale begeleiding waarmee ruim 4000 cliënten onder de verantwoordelijkheid van de Zeeuwse gemeenten komen. Gemeenten, verzekeraars en aanbieders van zorg zullen zorg en ondersteuning in nieuwe arrangementen gaan aanbieden. Een belangrijke wijziging betreft verder het stopzetten van het Persoonsgebonden budget (Pgb) voor een grote groep gehandicapten per 1 januari 2012. De vraag is wat dit gaat betekenen voor zorgaanbieders en gehandicapten zelf. Er zijn gemeenten in Nederland die overwegen een vervangend Pgb in te voeren18.
Uit de marktanalyse Gehandicapten Zorg (GZ) van het Zorgkantoor Zeeland komt het volgende citaat: “Het aantal verblijfsindicaties binnen de sector GZ is de afgelopen jaren toegenomen. Op langere termijn wordt een stabilisatie verwacht, echter de verwachting is dat in ieder geval komend jaar de huidige toename doorzet. Dit is het gevolg van een toenemende bevolkingsgroei, en de ontwikkeling dat mensen met een verstandelijke beperking een hogere leeftijd bereiken en te maken krijgen met daarbij behorende problematiek. Daarnaast is er een tendens van individualisering van de samenleving en is er minder aandacht voor sociale samenhang, waardoor een deel van de verstandelijk gehandicapten zich minder goed kan handhaven en meer hulp behoeft. De veranderende wetgeving en de politieke besluitvorming zullen in komende jaren bepalend zijn voor de wijze waarop aan deze vraag kan worden voldaan. Daarnaast zijn hierop voor zowel de korte als de lange termijn ook de politieke ontwikkelingen op het gebied van kostenbeheersing van invloed. Een deel van de cliënten met over het algemeen een eenvoudige zorgvraag zal langer thuis blijven wonen. Dit heeft als gevolg dat de groep cliënten, die intramuraal gaat wonen vaak een intensievere zorgvraag heeft. […]. Daarnaast is er binnen de regio een wachtlijst voor ZZP VG3-zorg. De afgelopen jaren is de totale ingekochte capaciteit geen belemmering geweest voor het invullen van deze zorgvraag. CZ zorgkantoren ziet daarom andere oorzaken voor deze wachtlijst, zoals cliënten die wachten op een specifieke locatie bij een bepaalde zorgaanbieder. Meestal ontvangen deze cliënten tijdens het wachten overbruggingszorg en hoeft het wachten niet als problematisch ervaren te worden. Om de zorg betaalbaar te houden vindt CZ zorgkantoren het belangrijk met de ZZP-mix onder de landelijke norm te blijven. CZ zorgkantoren zal daarom inzetten op verdere extramuralisering, doorstroom naar lichtere Zorgzwaarte pakketten (ZZP) en ontwikkelen van het volledig pakket thuis (VPT)”.
De zorg voor verstandelijk gehandicapten kent diverse aanbieders in Zeeland. Wat hier volgt is een overzicht van de capaciteit voor de belangrijkste functies (verblijf en behandeling) van de verschillende aanbieders. (Aanvulling op het aanbod: KIO 12 plaatsen en Sjaloom Zeeland 9 plaatsen VG voor verblijf zonder behandeling. Zeeland heeft verder ook aanbieders voor de grondslag Zintuiglijk Gehandicapten: Visio en audiologisch centrum Auris)
Tabel 15. Aantal VGZ-plaatsen per aanbieder, peildatum ultimo 2011.
VG verblijf zonder behandeling VG verblijf met behandeling LG zonder behandeling SGLVG VG crisis
20
18
Arduin Tragel
Gors Zuid Wester Philad. Juuts. Schutse SVVG Okkernoot Siloah Totaal
63
36
247
3
106
12
15
5
52
587
331
288
16
130
10
-
-
-
-
775
99 2
90 2
4 1
-
-
-
-
-
86 203 5
86 10
Eind april 2012 lijkt zich een nieuwe stellingname te ontwikkelen rond het Pgb.
7. Geestelijke gezondheidszorg Naast de zorg voor het lichamelijke is een belangrijke plaats ingeruimd voor de zorg van het psychische - de geestelijke gezondheidszorg- die zowel door algemene ziekenhuizen (PAAZ) als in en door speciale instellingen (in- en extramuraal/residentieel en ambulant) wordt aangeboden. GGZ-zorg wordt aangeboden onder zowel de AWBZ als de Zorgverzekeringswet, hierbij is het grove onderscheid het verschil tussen 'cure' en 'care'. Voor de cure is er een verwijzing nodig van een huisarts of medisch specialist en voor de care is een indicatie vanuit het CIZ vereist. De cure of curatieve GGZ kent een eerste en een tweede lijn, de eerste lijn behandelt de lichtere GGZ-problematiek terwijl de tweede lijn er juist is voor de complexere GGZ problematiek. Zeeland telt momenteel 628 intramurale GGZ-plaatsen cure en care, hiervan zijn 284 plaatsen cure. Dit betreft voornamelijk bedden van Emergis, het grootste centrum voor geestelijke gezondheidszorg in Zeeland. De overige bedden zijn van de twee psychiatrische afdelingen van de algemene ziekenhuizen ZorgSaam en het Admiraal de Ruijter Ziekenhuis. De beide ziekenhuizen hebben elk 24 bedden en hiervan zijn de bedden van PAAZ ZorgSaam samen met een aantal bedden van Emergis ondergebracht in het Regionaal gezondheidscentrum (RGC) in Terneuzen. Naast Emergis en de ziekenhuizen zijn in Zeeland nog een aantal aanbieders actief: Stichting Wonen en Psychiatrie (Zeeuwse Gronden), Eleos, de voorziening met als hoofdgebruikers cliënten met een (gereformeerde) godsdienstige achtergrond, Juvent (kinder en jeugd), Psy-Q (ambulant volwassenen), HSK (ambulant volwassenen), Mentaal Beter (ambulant kinderen en volwassenen), De Hoop (ambulant verslavingszorg), Indigo (eerstelijns psychologische zorg) en een groot aantal vrijgevestigd psychiaters, psychotherapeuten en (GZ) psychologen. In tabel 16 is vervolgens vanwege de betekenis voor de afzonderlijke Zeeuwse gemeenten, het aantal GGZ-plaatsen voor beschermd wonen weergegeven. Er is binnen de curatieve GGZ en de AWBZ een aantal trends te onderscheiden. Enerzijds is dit de afbouw van het aantal bedden en de verbreding van het aanbod van ambulante zorg met als doel iemand zo lang als mogelijk in de eigen omgeving laten wonen. Anderzijds wordt er meer en meer gebruik gemaakt van ICT toepassingen, dit wordt ook wel E-health/domotica genoemd. Beide zaken hebben betrekking op de verhoging van de kwaliteit van leven en de doelmatige inzet van beschikbare middelen.
21
Tabel 16. Aantal GGZ-plaatsen (beschermd wonen) per gemeente en subregio, 2010. Middelburg Vlissingen Veere
52 35 0
Totaal Walcheren
87
Goes Kapelle Reimerswaal Borsele Tholen Schouwen-Duiveland Noord-Beveland
64 0 0 0 8 15 0
Totaal Oosterschelderegio
87
Sluis Terneuzen Hulst
20 34 56
Totaal Zeeuws-Vlaanderen
110
Totaal Zeeland
284
Bron: Zorgkantoor Zeeland, bewerking SCOOP.
Sinds dit jaar geldt er een wettelijke eigen bijdrage voor zowel verblijf als voor een behandeling binnen de curatieve GGZ. Het effect van deze eigen bijdrage is op dit moment nog niet inzichtelijk en de verwachting is dat dit gaandeweg het jaar meer vorm zal krijgen. Gemiddeld bezoekt 1,3% van de Nederlanders van vier jaar en ouder minstens één keer per jaar een Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg*. In de grote steden hebben gemiddeld meer inwoners een instelling van de RIAGG bezocht. De drie regio's met de laagste bezoekcijfers tussen 2005 en 2008 (Zeeland, Rivierenland en Friesland) scoren, samen met Hart voor Brabant, ook allemaal significant lager dan het landelijk gemiddelde. Zeeland scoort met 0,4% het laagst. De GGZ en het Maatschappelijk Werk worden meer bezocht door mannen, arbeidsongeschikten, eenoudergezinnen, eenpersoonshuishoudens en meer door mensen die moeite hebben met rondkomen (bron: GGD volwassenenmonitor)
*RIAGG geldt inmiddels als een verouderde aanduiding voor de ambulante vormen van zorg.
Kaart 13. Ambulante zorg contacten.
Bron: RIVM.
Opnieuw citeren we ter afsluiting van deze paragraaf de marktanalyse, nu voor de GGZ, van het Zorgkantoor Zeeland:
22
“In 2011 is er in de regio Zeeland een onderrealisatie waarneembaar ter hoogte van 2.47% van het totale budget voor intramurale zorg in deze regio. Dit geeft aan de ene kant weer dat er voldoende is ingekocht in aansluiting op de vraag. Anderzijds geeft dit weer dat er in 2012 kritisch moet worden gekeken naar de inkoopafspraken die er intramuraal gemaakt worden. Voor 2012 is het aantal ingekochte plaatsen gebaseerd op 2011 waardoor de verwachting blijft dat er geen knelpunten bestaan…[Eveneens] In 2011 was er in de regio Zeeland sprake van een onderproductie van 2,2% van het totaal aan extramuraal ingekochte producten hetgeen erop duidt dat het ingekochte aanbod aansluit bij de vraag. Voor 2012 is het aantal ingekochte uren gebaseerd op 2011 waardoor de verwachting blijft dat er geen knelpunten bestaan in de regio Zeeland.”
8. Informele zorg Informele zorg is zorg die onbetaald en niet beroepshalve wordt verricht. De belangrijkste vormen zijn mantelzorg en vrijwillige zorg. Ter onderscheid: formele zorg wordt door beroepskrachten verleend. Mantelzorgers geven extra zorg, meer dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is aan mensen met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen in hun familie, huishouden of sociale netwerk (bron: begrippenlijst Expertisecentrum mantelzorg). Vrijwilligers leveren, meestal in georganiseerd verband, verzorging, begeleiding en ondersteuning aan mensen die daar in hun thuissituatie behoefte aan hebben. Ook in de intramurale of formele zorg zijn mantelzorgers en vrijwilligers actief. Zij zorgen o.a. voor de begeleiding van bewoners bij gezelligheidsactiviteiten en uitstapjes. Meer en meer vindt een verweving plaats van informele en formele zorg. Met de vergrijzing en de zich wijzigende opbouw van de arbeidsmarkt rijst de vraag of aanbod en vraag naar zowel formele als informele zorgverleners in evenwicht blijft in de toekomst en vooral ook de vraag wat de formele en informele sfeer voor elkaar kunnen betekenen. In dit rapport kijken we ook naar de ontwikkeling in vraag en aanbod naar mantelzorg en vrijwilligers in de zorg. In Zeeland is het aantal mensen dat zegt vrijwilligerswerk te doen, gedaald van 34% in 2004, naar 29% in 200919. Zorgvrijwilligers vormen samen 10% van de Zeeuwen die vrijwillige werkzaamheden verrichten. In de levensfase van actieve ouderen (60-80 jaar) doet in Zeeland 22 % vrijwilligerswerk voor een organisatie voor verzorging of verpleging. Zoals eerder werd aangegeven wordt bij de toekenning van zorg of ondersteuning steeds meer naar de beschikbaarheid van hulp in de eigen omgeving gekeken. Daarom wordt mantelzorg een steeds belangrijker onderdeel van ons zorgsysteem. In tabel 17 is weergegeven welk percentage van de bevolking in 2009 mantelzorgtaken verrichtte.
23
19
bron: SCOOP, Sociale Staat van Zeeland 2009
Tabel 17. Mantelzorg geven, Zeeuwse gemeenten.
Borsele Goes Kapelle Noord Beveland Reimerswaal Schouwen-Duiveland Tholen Middelburg Veere Vlissingen Hulst Sluis Terneuzen Zeeland
% 19 17 21 16 (-) 16(-) 18 19 17 20(+) 17 16 21(+) 19 18
Bron: SCOOP, Sociale Staat van Zeeland, 2009.
In de volgende tabel zijn de aantallen en percentages van mantelzorgontvangers in Zeeland per levensfase weergegeven. Tabel 18. Mantelzorgontvangers per levensfase Jongvolwassenen
Ontvangers van mantelzorg
Aantal
%
Consolidatie en spitsuurfase Aantal %
1.900
4%
6.300
4%
Actieve ouderen Aantal
%
Intensieve verzorging Aantal %
3.900
5%
7.300
38%
Bron: SCOOP, 2009.
Naar leeftijd krijgen we het volgende beeld van zowel mantelzorgontvangers als mantelzorggevers: Figuur 1. Mantelzorg ontvangers en mantelzorggevers naar leeftijd. 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 21 tot 30
31 tot 40
41 tot 50
51 tot 60
Mantelzorg ontvangen
61 tot 70
71 tot 80
81 tot 90
91 en ouder
Mantelzorg geven
Bron: Themarapport Mantelzorg, SCOOP 2012.
Onlangs verscheen het themarapport Mantelzorg20 waaruit we het volgende aanhalen: “In Zeeland geeft 19% van de bevolking ouder dan 18 mantelzorg. Dat is een iets hoger percentage dan landelijk. Van de mensen tussen de 51 en 60 heeft ongeveer een op de drie het afgelopen jaar mantelzorg gegeven. Mensen in deze leeftijdscategorie hebben veelal (schoon)ouders die in de fase van intensieve verzorging terechtkomen. Vrouwen geven vaker mantelzorg dan mannen. Dit heeft te maken met het grotere sociale netwerk dat zij hebben waardoor de kans iemand te kennen die zorg nodig heeft groter is. Daarnaast helpen mantelzorgers vaak iemand van hetzelfde geslacht en hebben we eerder gezien dat er meer vrouwen zijn die mantelzorg ontvangen. Mensen in een huishouden dat uit meerdere volwassen personen bestaat, geven eerder mantelzorg dan anders huishoudens. Verder zien we dat mensen met een laag inkomen en een laag opleidingsniveau minder aan mantelzorg doen. Het oordeel over de eigen gezondheid en het hebben van een langdurige ziekte, aandoening of handicap hebben geen invloed op het geven van mantelzorg. De mate waarin men belemmering ervaart van de ziekte, aandoening of handicap wel. 24
Mantelzorg wordt meestal in de eigen kern gegeven en zelden buiten de eigen gemeente. Mensen die lid zijn van een kerkelijke vereniging doen meer aan mantelzorg dan mensen die geen lid zijn van een dergelijke vereniging. Hulp bij het huishouden en begeleiding worden het meest gegeven. Mannen helpen vaker bij de administratie en klusjes, vrouwen bieden vaker gezelschap en troost. De helft van de mantelzorgers geeft mantelzorg aan de (schoon-)ouders. Oudere mantelzorgers (80+) geven meestal zorg aan hun partner. De grootste groep mantelzorgers besteedt niet meer dan 4 uur per week aan deze zorg. 7% van de mantelzorgers is wekelijks meer dan 20 uur aan kwijt aan het verzorgen van anderen. 13% van de mantelzorger heeft te maken met tamelijk zware belasting tot overbelasting. 8% van de mantelzorgers heeft behoefte aan ondersteuning maar ontvangt deze nog niet. Vooral bij ontspanningsdagen is het verschil tussen behoefte en gebruik groot.”
20 SCOOP Themarapport mantelzorg, Middelburg 2012.
9. Financiering De zorg die in de vorige paragrafen is beschreven wordt via drie belangrijke kanalen gefinancierd. De curatieve zorg komt voor rekening van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De langdurige zorg wordt betaald uit de AWBZ en de Huishoudelijke hulp wordt door de gemeenten uit de Wmo bekostigd. Sinds 2006 is men in Nederland verplicht verzekerd op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De financiering van de zorgverzekering vindt plaats door middel van een nominale premie, dat wil zeggen de premie die de verzekerde aan de verzekeraar betaalt. In 2011 bedroeg de nominale adviespremie €1.211. per verzekerde van 18 jaar en ouder. Daarnaast kent Nederland een inkomensafhankelijke bijdrage en de mogelijkheid zich aanvullend te verzekeren. Uit de Marktscan Zorgverzekeringsmarkt van de Nederlandse Zorg Autoriteit blijkt dat de in Zeeland best vertegenwoordigde verzekeraar CZ in verzekerdenaantal tot de top 4 van verzekeraars mag worden gerekend met een landelijk marktaandeel van ca. 20 %. In Zeeland is ca. 60% van de verzekerden bij CZ aangesloten. Uit cijfers van het CBS over 2010 blijkt dat 0,9% van de Zeeuwen niet verzekerd is voor zorg, terwijl in Nederland dit percentage op 1,1% ligt. Als we het omrekenen gaat het om ongeveer 3.250 Zeeuwen die in 2010 geen zorgverzekering hadden. Zowel in Nederland als in Zeeland zijn het vooral 18-35 jarigen die geen zorgverzekering hebben (in Nederland 49% en in Zeeland 43%). In Zeeland zijn er meer ouderen onverzekerd dan in Nederland. Tussen 2008 en 2010 stegen de totale zorguitgaven per hoofd van de bevolking in Nederland van € 4.849 naar € 5.24321. De verwachting is dat de kosten de komende periode zullen blijven stijgen.
De Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) noemt als achtergronden voor de geconstateerde stijgende zorguitgaven de volgende factoren: • Er is een substantieel groeiende en veranderende zorgvraag door vergrijzing, levensverlenging en snellere detectie van ongezondheid. Het resultaat daarvan is een sterke toename van aantal in ongezondheid geleefde jaren. • Chronische aandoeningen gaan het beeld van de gezondheidszorg bepalen en zullen acute en electieve zorgvragen verdringen. • Er zijn meer medische mogelijkheden en meer kennis daarover bij publiek. • De zorgconsument wordt kritischer: het belang van gezond opgroeien in een kennissamenleving wordt urgenter. Onlangs verscheen een nieuwe kijk op de ontwikkelingen in de zorguitgaven en het ziekte- en gezondheidsgedrag met de aansprekende titel De gezondheidsepidemie. Het boek wil aanzetten tot een kritische omgang met gezondheid en ziekte, met tevens als doel het terugdringen van de zorguitgaven22.
€ 25
21 22
Bron: CBS Statline De gezondheidsepidemie, Polder J.J. e.a., Reed Business, 2012
DEEL B
TOEKOMSTVERKENNING 2020 “In het verleden ligt het heden, in het nu wat In deze regionale Volksgezondheid Toekomstworden zal,” schreef ooit Willem Bilderdijk. verkenning wagen wij ons daarom niet aan De toekomst is onzeker en tot op grote hoogte wilde speculaties. In de volgende paragrafen onkenbaar, maar uit bestaande gegevens en presenteren wij een demografische toehistorische trends kunnen toch belangrijke komstprojectie van de zorgvraag en het zortoekomstverwachtingen worden afgeleid. De gaanbod. Vervolgens gaan we in algemene zorgvragers van de toekomst leven immers termen in op enkele andere ontwikkelingen nu al, en we kennen hun gezondheid, hun die van belang zijn en adresseren we de straleefstijl en hun zorggebruik. Ook technologi- tegische vragen die op zorgbestuurders, prosche ontwikkelingen werpen hun schaduwen vincie en gemeenten afkomen. vaak ver vooruit.
Bij wijze van pilot worden in de volgende paragrafen verkenningen van het toekomstige zorggebruik en het beschikbare zorgaanbod gepresenteerd. Voor het eerst combineren we gegevens uit diverse bronnen van het RIVM en PGGM met specifiek Zeeuwse cijfers. Daarmee is deze toekomstverkenning vernieuwend ten opzichte van eerdere en andere regionale volksgezondheid toekomstverkenningen. Omdat het om een exploratie van de mogelijkheden gaat, hebben wij deze verkenning bewust ook bescheiden gehouden.
26
10. Zorggebruik In het deelrapport “Demografie” werd al aangegeven dat de voorspelde voortgaande vergrijzing en naderende bevolkingsdaling tot knelpunten in de Zeeuwse zorgsector kunnen leiden. Tabel 19 laat voor de top-5 van chronische ziekten zien dat alleen al de vergrijzing zal leiden tot een forse stijging van het aantal patiënten. In een andere rVTV-rapport wordt meer in detail ingegaan op de toekomstige ziektelast. Tabel 19. Geschatte puntprevalentie van chronische ziekten (top 5 van 2007) voor Zeeland in 2030 op basis van demografische projecties (Bron VTV-2010, gegevens bewerkt door RIVM en GGD). Tabel 19. Geschatte puntprevalentie van chronische ziekten (top 5 van 2007) voor Zeeland in 2030 op basis van demografische projecties (Bron VTV-2010, gegevens bewerkt door RIVM en GGD). Absoluut aantal patiënten in Zeeland in 2030 Mannen Vrouwen Totaal Coronaire hartziekten 17.000 9.500 26.500 Artrose 9.100 15.700 24.800 Diabetes Mellitus 11.500 11.900 23.400 Ouderdoms- en lawaaidoofheid 13.700 10.100 23.900 Nek- en rugaandoeningen 6.900 9.200 16.100 Gezichtsstoornissen 10.800 13.900 24.600
Verandering 2007-2030 51% 40% 33% 43% 5% 60%
Bron: SCOOP, Sociale Staat van Zeeland, 2009.
Voor de belangrijkste terreinen binnen de zorg berekenen we wat de gevolgen voor het zorggebruik kunnen zijn op basis van alleen demografische ontwikkelingen. Hierbij zijn we ervan uitgegaan dat het zorggebruik per geslachts- en leeftijdsklasse gelijk blijft. Dus als in de leeftijdsklasse 60 tot 65 jaar 70% jaarlijks de huisarts bezoekt in 2010 veronderstellen we dat ook in 2030 70% van de mensen van 60 tot 65 jaar de huisarts bezoekt. Als voor een bepaalde zorgindicator het zorggebruik stijgt met het toenemen van de leeftijd zal door de vergrijzing de totale zorgvraag voor die zorgindicator sterk toenemen tot 2030. We nemen hierbij dus aan dat alle andere ontwikkelingen constant blijven. Dus bijvoorbeeld geen trends in ziekenhuiszorg, opnameduur, medischtechnologische ontwikkelingen, et cetera. Uiteraard is dit een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Maar historische analyses hebben duidelijk gemaakt dat op deze manier wel een goede indicatie van de toekomstige problematiek wordt verkregen. In 2010 was Zeeland meer vergrijsd dan de rest van Nederland, maar in de toekomst zal de verdere vergrijzing in Nederland sneller gaan dan in Zeeland. Daardoor zien we dat de stijging van de meeste zorgindicatoren voor Nederland groter zijn dan in Zeeland. Verder blijkt dat als er een flinke toename is in de periode 2010-2020 deze in de periode 2010-2030 ongeveer 2 keer zo groot is. Het is dus niet zo dat de gevolgen van de vergrijzing voor het zorggebruik al zullen afvlakken in de komende 20 jaar.
27
Voor Zeeland zien we dat het zorggebruik op basis van alleen demografische ontwikkelingen in de periode 20102020 niet of nauwelijks verandert (minder dan 10%) voor huisartsenzorg, fysiotherapie, verloskundige zorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en geneesmiddelengebruik. Voor ziekenhuiszorg verwachten we een toename van 10% van het aantal klinische opnamen en 14% van het aantal klinische verpleegdagen. De grootste stijging zien we bij Wmo, zorg zonder verblijf en zorg met verblijf. Hier verwachten we een stijging van ongeveer 20% in de periode 2010-2020. Bij mantel zorg zien we een stijging van 10% van het aantal ontvangers en 2% van het aantal gevers van mantelzorg. Dit kan betekenen dat er over 10 jaar meer vraag is naar mantelzorg dan er aanbod is. In tabel 20 staan meer resultaten van de demografische projectie.
Tabel 20. Demografische projectie van zorgindicatoren in de periode 2010-2030 (indexcijfer, 2010 is 100) voor de regio Zeeland en heel Nederland (bronnen zie onder de tabel).
Huisartsenzorg (contacten) aantal personen aantal contacten Fysiotherapie Kosten Verloskundigen aantal nuljarigen Ziekenhuiszorg aantal klinische opnamen aantal klinische verpleegdagen Wmo aantal personen aantal uren Zorg zonder verblijf (AWBZ) aantal personen aantal uren Zorg met verblijf Verzorging en verpleging aantal personen aantal opnamedagen Geestelijke gezondheidszorg aantal personen aantal opnamedagen Gehandicaptenzorg aantal personen aantal opnamedagen Mantelzorg Mantelzorg (aantal ontvangers) Mantelzorg (aantal gevers van zorg) Geneesmiddelen aantal personen Bevolking
GGD Zeeland
Nederland
2020
2030
2020
2030
101 108
101 113
105 111
109 120
107
111
110
118
100
98
97
102
110 114
117 126
113 117
124 134
120 121
145 148
123 124
152 155
122 122
150 156
126 126
158 164
123 122
161 161
129 128
172 172
102 102
97 97
105 105
106 106
100 100
93 93
104 103
102 102
110 102
125 97
112 106
130 106
102
102
106
110
100
98
104
107
Bronnen: CBS-Bevolkingsprognose 2010, Primos-Bevolkingsprognose 2010, LINH (huisartsencijfers), Kosten van ziekten 2007 (fysiotherapie), DHD (ziekenhuiszorg), CAK (zorg zonder verblijf, Wmo en zorg met verblijf), Monitor Zeeland (mantelzorg), CBS-StatLine (geneesmiddelengebruik 2009).
28
Tabel 20 geeft een globaal beeld van wat de Zeeuwse zorg te wachten staat. Het is voor een aantal terreinen goed om meer in detail naar de toekomst te kijken. Vooral voor de ziekenhuiszorg is het relevant om te kijken naar de ontwikkeling van het verwachte zorggebruik naar diagnose. We hebben daarom ook een demografische projectie gemaakt van de 15 belangrijkste DBC´s in 2020. Duidelijk blijkt dat het aantal DBC’s sterk zal toenemen voor aandoeningen die op hoge leeftijd voorkomen, zoals staar, chronisch hartfalen en prostaatkanker. De vergelijking met Nederland maakt duidelijk dat voor Zeeland een iets kleinere stijging wordt ver-
wacht. Dat komt omdat de bevolking in Zeeland nu al meer vergrijsd is dan in de overige provincies. Specifiek voor de thuiszorg is het vervolgens ook interessant om te kijken naar de ontwikkeling per gemeente. Ook nu kijken we naar de periode tot 2020. In de volgende kaarten zijn de groeicijfers op basis van demografische ontwikkelingen voor zorg zonder verblijf en Wmo zichtbaar. Voor Tholen, Reimerswaal en Middelburg zien we de hoogste stijgingspercentages. Voor Sluis en Hulst wordt de kleinste groei verwacht, maar ook in die gemeenten bedraagt de groei minimaal 10%.
Tabel 21: Verwachte toename van de 15 belangrijkste DBC’s (indexcijfers, 2010=100).
Amandelen Beroerte borstkanker (v) carpaal tunnelsyndroom colitis ulcerosa supraventriculaire hartritmestoornissen chronisch hartfalen Heupoperatie Huidkanker Liesbreuk netvliesproblemen diabetes Prostaatkanker (m) reumatoide artritis Staar COPD
Zeeland 2020 2030 94 91 119 137 111 113 106 108 104 104
Nederland 2020 2030 98 100 123 146 115 122 108 112 107 110
119 124 119 120 110 116 131 112 125 123
122 128 121 122 113 120 136 117 128 126
133 152 131 136 116 125 157 119 151 139
142 160 138 143 123 134 170 129 159 150
Bron: inkoopgids van ZN.
Kaart 14. Groei AWBZ Zeeland.
29
Kaart 15. Groei Wmo Zeeland.
Bronnen: CAK-2009, CBS-Bevolkingsprognose 2010, PRIMOS Bevolkingsprognose Zeeland 2010.
11. Zorgpersoneel Figuur 2: Het personeelsaandeel in de Zeeuwse Zorg en Welzijn sector per 1-1-2012.
Overig 15%
Ziekenhuizen 16%
Gehandicaptenzorg 9%
Geestelijke gezondheiszorg 6%
Verpleging en Verzorging 34%
Thuiszorg 20% Bron: PFZW deelnemersbestand.
30
Op basis van de vorige paragraaf zien we dat voor bepaalde zorgsectoren het verwachte zorggebruik sterk zal stijgen op basis van demografische ontwikkelingen. Om ook te kunnen voldoen aan het toekomstige zorggebruik zal de arbeidscapaciteit van een aantal zorgsectoren moeten toenemen. In deze paragraaf presenteren we een toekomstverkenning van de verwachte arbeidscapaciteit in 2020. Deze verwachte capaciteit van het personeel zetten we af tegen de verwachte benodigde capaciteit op basis van de verwachte demografische stijging uit de vorige paragraaf. Hierdoor krijgen we meer inzicht in de mogelijke tekorten of overschotten op de arbeidsmarkt voor deze zorgsectoren. We beperken ons tot de zorgsectoren ziekenhuiszorg, verpleging en verzorging, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg.
Als we in deze paragraaf spreken van het personeel in de Zeeuwse zorgsector dan bedoelen we dan de totale personele bezetting dus inclusief ondersteunend en facilitair personeel en staf voor zover zij een loondienstverband hebben met een van de Zeeuwse zorginstellingen. Meer dan de helft van het Zeeuwse zorgpersoneel (54%) werkt in de sector, Verpleging, Verzorging en Thuiszorg en bijna 1 op de 6 werknemers in de Zeeuwse zorg werkt in de ziekenhuizen. Gehandicaptenzorg en Geestelijke Gezondheidszorg leveren respectievelijk 9% en 6% van het totale personeelsbestand. In de categorie overig treffen we voornamelijk WJK-instellingen aan: Welzijn, Jeugdzorg en Kinderopvang maar ook maar ook praktijken voor huisartsenzorg en tandheelkundige zorg. De werknemers van deze instellingen vormen 15% van het totale personeelsbestand.
Voordat we met het prognosticeren van de verwachte arbeidscapaciteit beginnen, is het goed om de huidige en historische ontwikkeling van het personeelbestand in beeld te hebben. Zoals gezegd in de inleiding beperken we ons in dit deelrapport tot de vijf grootste zorgsectoren binnen Zeeland. Met een gezamenlijke bezetting van 22.177 medewerkers per 1-1-2012 hebben zij gezamenlijk ruim 80% van het totale personeelsbestand van de Zeeuwse zorg in dienst.
De volgende figuur laat zien hoe iedere deelsector zich de afgelopen jaren qua personele bezetting heeft ontwikkeld. We zien dat vooral de sector Verpleging en Verzorging vanaf 2006 een gestage personele groei laat zien. Datzelfde geldt, zij het in mindere mate, vanaf 2008 voor de sector Thuiszorg. De 3 andere deelsectoren laten qua personeelsomvang een min of meer gelijkblijvend beeld zien.
Figuur 3: De ontwikkeling van het personeel voor de vijf grootste zorgsectoren in de Zeeland in de periode 2005-2012. 10000 9000
Ziekenhuizen
8000
Verpleging en Verzorging
7000
Thuiszorg
6000
GGZ
5000
Gehandicaptenzorg
4000 3000 2000 1000 0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: PFZW deelnemersbestand.
De arbeidsmobiliteit van het Zeeuwse zorgpersoneel valt uiteen in 2 delen: 1) enerzijds de mobiliteit van het aanwezige personeel, zoals baan-baan mobiliteit binnen de sector en uitgaande mobiliteit naar niet-zorgsectoren en de uitstroom wegens pensionering; 2) anderzijds de instroom van nieuw personeel, zoals instroom vanuit het onderwijs en instroom van buiten de zorgsector (zijinstroom).
In dit deelrapport brengen we de arbeidsmobiliteit in beeld aan de hand van data uit het deelnemersbestand van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Voor het in beeld brengen van de uitstroom hanteren we 3 invalshoeken: uitstroom wegens pensioen, uitstroom door baanmobiliteit en uitstroom wegens arbeidsongeschiktheid. De uitstroom hebben we leeftijd gerelateerd in beeld gebracht.
Figuur 4: Uitstroompercentages naar pensioen in de periode 2005-2011 voor de zorgsectoren in Zeeland. 100%
80%
60%
40%
20%
0% 50
51
52
53
54
56
57
58
59
60
61
62
63
64
Ziekenhuizen
Verpleging en Verzorging
Thuiszorg
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg 31
55
Bron: PFZW deelnemersbestand.
65
66
67
Voor alle zorgsectoren geldt een geleidelijke uitstroom naar pensioen vanaf de leeftijd van 57 jaar t/m 64 jaar. Het uitstroompatroon is voor de verschillende deelsectoren ongeveer gelijk waarbij de sector Thuiszorg naar verhouding een grotere uitstroom naar pensioen voor de leeftijd van 60 jaar heeft. Vanaf de leeftijd van 65 jaar is de uitstroom nagenoeg 100%; doorwerken na 65 jaar komt maar sporadisch voor. De huidige gemiddelde uittredeleeftijd naar pensioen over de 5 deelsectoren gezamenlijk ligt momenteel op 63,7 jaar. Naar verwachting zal de uittredeleeftijd naar pensioen de komende jaren geleidelijk opschuiven. De vraag blijft echter wanneer en in welke mate deze verschuiving plaats zal vinden. Verderop in dit hoofdstuk maken we daar een voorzichtige verkenning van. Bij het maken van prognoses van de benodigde personele capaciteit op weg naar 2020 hebben we ervoor gekozen om vooralsnog het uitstroompatroon op basis van de hiervoor genoemde gemiddelden per deelsector te hanteren. Figuur 5: Uitstroompercentages door ontslag c.q. baanmobiliteit in de periode 2005-2011 voor de zorgsectoren in Zeeland. 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 15
20
25
30
35
45
50
55
Ziekenhuizen
Verpleging en Verzorging
Thuiszorg
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg
Bron: PFZW deelnemersbestand.
Voor de leeftijd van 25 ligt de uitstroom van medewerkers in alle sectoren significant hoger dan na 25 jaar en zijn er ook aanzienlijke verschillen tussen de deelsectoren te zien. Vanaf de leeftijd van 20 jaar daalt de uitstroomkans sterk en van de leeftijd van 25 jaar is de uitstroom stabiel en neemt deze licht af naarmate de medewerker ouder wordt. De uitstroom blijft voor een gedeelte behouden voor de zorgsector (behoud van arbeidscapaciteit), een ander deel stroomt uit buiten de zorgsector (afname van arbeidscapaciteit).
32
40
60
65
Figuur 6: Uitstroompercentages door arbeidsongeschiktheid in de periode 2005-2011 voor de zorgsector in Zeeland.
1,8% 1,6% 1,4% 1,2% 1,0% 0,8% 0,6% 0,4% 0,2% 0,1% 15
20
25
30
35
45
50
55
Ziekenhuizen
Verpleging en Verzorging
Thuiszorg
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg
Bron: PFZW deelnemersbestand.
De uitstroom naar arbeidsongeschiktheid is vrij marginaal in vergelijking met de andere uitstroomredenen. Dit is bij alle deelsectoren het geval. Om de verwachte omvang van de arbeidscapaciteit van de Zeeuwse zorg te prognosticeren naar 2020 hebben we de hiervoor genoemde leeftijd- en deelsectorafhankelijke kengetallen toegepast op het huidige personeelsbestand van de 5 deelsectoren. Dit hebben we uitgedrukt in zowel aantallen medewerkers als in voltijds arbeidsplaatsen (fte’s). Dat levert het volgende beeld op.
33
40
60
65
Tabel 22: Huidige arbeidscapaciteit op 1-1-2012 en de verwachte capaciteit op 1-1-2020 in PERSONEN, door de mobiliteit van het aanwezige personeel in de periode 2012-2019. ZKH 4.221
V&V 8.763
THZ 5.312
GGZ 1.499
GHZ 2.382
Totaal 22.177
- uitstroom naar: Ziekenhuizen - uitstroom naar: Verpleging en Verzorging
-398
-397
-239
-65
-56
-1.155
-290
-1.387
-706
-94
-221
-2.698
- uitstroom naar: Thuiszorg - uitstroom naar: Geestelijke gezondheidszorg - uitstroom naar: Gehandicaptenzorg
-202
-692
-431
-46
-96
-1.467
-59
-169
-68
-130
-61
-487
-44
-321
-107
-60
-259
-791
Subtotaal
-993
-2.966
-1.551
-394
-693
-6.597
- uitstroom buiten de Zorgsector
-887
-2.140
-1.570
-301
-612
-5.510
- uitstroom naar pensioen - uitstroom naar arbeidsongeschiktheid
-692
-1.327
-1.089
-240
-267
-3.615
-3
-10
-10
-6
-6
-35
Subtotaal
-1.582
-3.476
-2.669
-547
-886
-9.160
Totale Uitstroom (2012-2019)
-2.575
-6.442
-4.220
-941
-1.579
-15.757
- instroom vanuit: Ziekenhuizen - instroom vanuit: Verpleging en Verzorging
398
290
202
59
44
993
397
1.387
692
169
321
2.966
- instroom vanuit: Thuiszorg - instroom vanuit: Geestelijke gezondheidszorg - instroom vanuit: Gehandicaptenzorg
239
706
431
68
107
1.551
65
94
46
130
60
395
56
221
96
61
259
693
Totale Instroom (2012-2019)
1.155
2.698
1.468
486
791
6.598
Aantal personen op 1-1-2020
2.801
5.019
2.560
1.044
1.594
13.018
Aantal personen op 1-1-2012 Uitstroom (2012-2019) 1) Baanmobiliteit:
2) Vertrek buiten Zorgsector:
Instroom (2012-2019) 3) Baanmobiliteit vanuit branches:
34
Tabel 23: Huidige arbeidscapaciteit op 1-1-2012 en de verwachte capaciteit op 1-1-2020 in FTE, door de mobiliteit van het aanwezige personeel in de periode 2012-2019. ZKH 2.995
V&V 5.034
THZ 2.518
GGZ 1.162
GHZ 1.416
Totaal 13.125
- uitstroom naar: Ziekenhuizen - uitstroom naar: Verpleging en Verzorging
-230
-191
-88
-41
-26
-576
-145
-663
-274
-58
-89
-1.229
- uitstroom naar: Thuiszorg - uitstroom naar: Geestelijke gezondheidszorg - uitstroom naar: Gehandicaptenzorg
-93
-284
-177
-31
-36
-621
-29
-79
-23
-94
-27
-252
-19
-151
-36
-33
-113
-352
Subtotaal
-516
-1.369
-598
-255
-291
-3.029
- uitstroom buiten de Zorgsector
-478
-891
-518
-186
-274
-2.347
- uitstroom naar pensioen - uitstroom naar arbeidsongeschiktheid
-512
-823
-573
-182
-181
-2.271
-2
-5
-3
-2
-3
-15
Subtotaal
-992
-1.720
-1.094
-370
-458
-4.634
Totale Uitstroom (2012-2019)
-1.508
-3.089
-1.692
-625
-749
-7.663
- instroom vanuit: Ziekenhuizen - instroom vanuit: Verpleging en Verzorging
230
145
93
29
19
516
191
663
284
79
151
1.368
- instroom vanuit: Thuiszorg - instroom vanuit: Geestelijke gezondheidszorg - instroom vanuit: Gehandicaptenzorg
88
274
177
23
36
598
41
58
31
94
33
257
26
89
36
27
113
291
Totale Instroom (2012-2019)
576
1.229
621
251
352
3.029
Aantal fte op 1-1-2020
2.063
3.174
1.447
788
1.019
8.491
Aantal fte op 1-1-2012 Uitstroom (2012-2019) 1) Baanmobiliteit naar branches:
2) Vertrek buiten Zorgsector:
Instroom (2012-2019) 3) Baanmobiliteit vanuit branches:
35
In de periode 2012 tot 2020 zal van het huidige personeelsbestand naar verwachting 28% een andere baan krijgen binnen de Zeeuwse zorgsector, zal gemiddeld 24% zijn of haar huidige baan verruilen voor een baan buiten de zorgsector en zal 16% met pensioen gaan. Figuur 7: Verwachte uitstroomaandeel van het op 1-1-2012 aanwezige zorgpersoneel naar bestemming in de periode 2012-2019 voor de zorgsector in Zeeland. 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Ziekenhuizen
Verpleging en Verzorging
Thuiszorg
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicapten zorg
Binnen Zorg
24%
34%
29%
26%
29%
Buiten Zorg
21%
25%
30%
20%
26%
Pensioen
16%
15%
20%
16%
11%
Bron: PFZW deelnemersbestand.
De verdeling van het uitstroomaandeel over de vijf deelsectoren illustreert de verwachtingen per deelsector. Figuur 8: Verwachte uitstroomaandeel van het op 1-1-2012 aanwezige zorgpersoneel binnen de zorgsectoren in de periode 2012-2019 in Zeeland. 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
36
Ziekenhuizen
Verpleging en Verzorging
Thuiszorg
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicapten zorg
Binnen Zorg
24%
34%
29%
26%
29%
GHZ
1%
4%
2%
4%
11%
GGZ
1%
2%
1%
9%
3%
THZ
5%
8%
8%
3%
4%
VV
7%
16%
13%
6%
9%
ZKH
9%
5%
4%
4%
2%
Bron: PFZW deelnemersbestand.
Zo zien we dat tot 2020 naar verwachting 29% van het personeel in de thuiszorg van baan wisselt. Voor 8% van het huidige personeelsbestand van thuiszorgorganisaties geldt dat zij overstappen naar een andere thuiszorgorganisatie, 13% stapt over naar de sector Verpleging en Verzorging. Om inzicht te krijgen in welke deelsector over de prognoseperiode netto ontvanger of leverancier van baan-baan mobiliteit binnen de Zeeuwse zorg is, laat figuur 9 het nettorendement van de baan-baanmobiliteit per deelsector zien. Figuur 9: Verwachte rendement door intersectorale mobiliteit in de periode 2012-2019 in Zeeland. 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% -5% -10% -15% -20% -25% Ziekenhuizen
Verpleging en Verzorging
Thuiszorg
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicapten zorg
Uitstroom andere zorgsector
-14%
-18%
-21%
-18%
-18%
Instroom andere zorgsector
18%
15%
20%
24%
22%
Rendement
4%
-3%
-1%
6%
4%
Bron: PFZW deelnemersbestand.
Naar ratio verliezen de zorgsectoren verpleging en verzorging en thuiszorg naar verwachting het meest aan personeel door deze intersectorale mobiliteit met respectievelijk -3% en -1%. De andere zorgsectoren laten juist een positief rendement zien. Zoals in de inleiding beschreven is het uitstroomgedrag voor de projectie naar 2020 constant gehouden voor alle zorgsectoren. De specificering naar de meest recente leeftijd- en zorgsectorafhankelijke uittredeleeftijd zal grotendeels blijven gelden op de korte termijn. Echter is het vermoeden dat het uitstroompatroon op de lange termijn wellicht zal veranderen. Om dit vermoeden te kwantificeren hebben we de volgende exercitie uitgevoerd:
37
• Voor de periode 2012 - 2015 geldt het huidige en meest recente gemiddelde uittredeleeftijd naar pensioen van 63,7 jaar voor alle zorgsectoren. • Voor de periode 2016 - 2019 wordt de gemiddelde uittredeleeftijd naar pensioen voor alle zorgsectoren met één jaar verhoogd naar 64,7 jaar. Het effect van het langer doorwerken op de verwachte arbeidscapaciteit is in de volgende tabellen uitgedrukt in aantal personen en fte’s.
Tabel 24: Extra te verwachten arbeidscapaciteit op 1-1-2020 in PERSONEN, door het effect van langer doorwerken in de periode van 2012-2019.
Aantal personen op 1-1-2012 Aantal personen op 1-1-2020 - pensionering op 63,7 jaar - pensionering op 64,7 jaar Rendementsverschil
ZKH 4.221
V&V 8.763
THZ 5.312
GGZ 1.499
GHZ 2.382
Totaal 22.177
2.801 2.885
5.019 5.174
2.560 2.663
1.044 1.077
1.594 1.630
13.018 13.429
84
155
103
33
36
411
Tabel 25: Extra te verwachten arbeidscapaciteit op 1-1-2020 in FTE, door het effect van langer doorwerken in de periode van 2012-2019.
Aantal fte op 1-1-2012 Aantal fte op 1-1-2020 - pensionering op 63,7 jaar - pensionering op 64,7 jaar Rendementsverschil
ZKH 2.995
V&V 5.034
THZ 2.518
GGZ 1.162
GHZ 1.416
Totaal 13.125
2.063 2.129
3.174 3.276
1.447 1.507
788 815
1.019 1.045
8.491 8.772
66
102
60
27
26
281
Voor de gehele zorgsector constateren we een verwachte extra arbeidscapaciteit van ruim 400 medewerkers door het opschuiven van de uittredeleeftijd naar pensioen met één jaar gedurende 2016 – 2019. Naast het hierboven beschreven “snijverlies” van het huidige personeel rest, zoals opgesomd in de inleiding, de instroom van het nieuwe personeel. Om startende schoolverlaters op de arbeidsmarkt en zij-instromers uit te kunnen splitsen, maken we onderscheid tussen instroom van personeel jonger dan 25 jaar en instroom van personeel van 25 jaar en ouder. De historische ontwikkeling van het aantal ingestroomde personeel in fte’s van beide groepen in de periode 2005-2011 wordt in de volgende figuren geïllustreerd.
38
Figuur 10: Instroom in FTE van personeel jonger dan 25 jaar in de periode 2005-2011 voor de zorgsectoren in Zeeland. 160 140 120 100 80 60 40 20 0 2005
2006
2007
2008
Ziekenhuizen
Verpleging en Verzorging
GGZ
Gehandicaptenzorg
2009
2010
2011
Thuiszorg
Bron: PFZW deelnemersbestand.
Figuur 11: Instroom in FTE van personeel van 25 jaar en ouder in de periode 2005-2011 voor de zorgsectoren in Zeeland. 160 140 120 100 80 60 40 20 0 2005
2007
2008
Ziekenhuizen
Verpleging en Verzorging
GGZ
Gehandicaptenzorg
Bron: PFZW deelnemersbestand.
39
2006
2009
2010 Thuiszorg
2011
In de toekomstverkenning gaan we ervan uit dat het percentage mannen en vrouwen in elke leeftijdsgroep dat in de zorg gaat werken gelijk zal blijven ten opzichte van de huidige verdeling. We gaan uit van de waargenomen instroom in de periode 2005-2011 naar leeftijd en geslacht en projecteren die aan de hand van de verwachte bevolkingsontwikkeling over de periode 2012 tot 2020. Dus als in de leeftijdsklasse jonger dan 25 bijvoorbeeld gemiddeld 100 fte aan personeel is ingestroomd dan wordt dit geprojecteerd naar de toekomst naar rato van de groei in de bevolkingsomvang onder dezelfde leeftijdscategorie.
Door de verwachte instroom van deze groepen aan de eerdere tabellen toe te voegen, verkrijgen we een compleet beeld van de verwachte arbeidscapaciteit en de verwachte tekorten/overschotten aan personeel voor Zeeland in aantal personen en fte’s.
Tabel 26: De verwachte tekorten/overschotten op 1-1-2020 in personen, door beide personeel stromingen in de periode 2012 tot 2020 voor de zorgsector in Zeeland.
Huidige arbeidscapaciteit (1-1-2012)
ZKH
V&V
THZ
GGZ
GHZ
Totaal
4.221
8.763
5.312
1.499
2.382
22.177
-2.966
-1.551
-394
-693
-6.597
-3.476
-2.669
-547
-886
-9.160
1.387
431
130
259
2.605
1.311 -3.744
1.037 -2.752
356 -455
532 -788
3.993 -9.159
1.639 1.613 3.252
659 1.124 1.783
151 236 387
548 317 865
3.529 3.973 7.502
4.016
8.271
4.343
1.431
2.459
20.520
4.694
10.306 6.205
1.520
2.373
25.098
-678
-2.035
-1.862
-89
86
-4.578
-17%
-25%
-43%
-6%
3%
-22%
Stroming huidig personeel (2012-2019) - uitstroom maar behoud voor de zorgsector -993 - uitstroom voor de branche en de zorgsector -1.582 - instroom door behoud in de branche 398 - instroom door behoud in de zorgsector 757 Subtotaal -1.420 Stroming nieuw personeel (2012-2019) - instroom jonger dan 25 jaar 532 - instroom 25 jaar en ouder 683 Subtotaal 1.215 Verwachte arbeidscapaciteit (1-1-2020) Benodigde arbeidscapaciteit (1-1-2020) Tekort (-) / Overschot (+) (1-1-2020) Procentueel (%) (1-1-2020) Bron: PFZW deelnemersbestand.
40
Tabel 27: De verwachte tekorten/overschotten op 1-1-2020 in fte, door beide personeel stromingen in de periode 2012-2019 voor de zorgsector in Zeeland.
Huidige arbeidscapaciteit (1-1-2012)
ZKH
V&V
THZ
GGZ
GHZ
Totaal
2.995
5.034
2.518
1.162
1.416
13.125
-1.369
-598
-255
-291
-3.029
-1.720
-1.094
-370
-458
-4.634
663
177
94
113
1.277
566 -1.860
444 -1.071
157 -374
239 -397
1.752 -4.634
582 702 1.284
199 398 597
95 153 248
219 159 378
1.339 1.820 3.159
2.715
4.458
2.044
1.036
1.397
11.650
3.331
5.921
2.941
1.178
1.411
14.782
-616
-1.463
-897
-142
-14
-3.132
-23%
-33%
-44%
-14%
-1%
-27%
Stroming huidig personeel (2012-2019) - uitstroom maar behoud voor de zorgsector -516 - uitstroom voor de branche en de zorgsector -992 - instroom door behoud in de branche 230 - instroom door behoud in de zorgsector 346 Subtotaal -932 Stroming nieuw personeel (2012-2019) - instroom jonger dan 25 jaar 244 - instroom 25 jaar en ouder 408 Subtotaal 652 Verwachte arbeidscapaciteit (1-1-2020) Benodigde arbeidscapaciteit (1-1-2020) Tekort (-) / Overschot (+) (1-1-2020) Procentueel (%) (1-1-2020) Bron: PFZW deelnemersbestand.
We zien dat de arbeidscapaciteit, uitgedrukt in personen, in de periode 2012 tot 2020 naar verwachting zal afnemen van 22.177 naar 20.520 personen (zie tabel 26). Uitgedrukt in fte’s voorzien we afname van 13.125 naar 11.650 fte. De totale verwachte uitstroom is daarmee groter dan de totale verwachte instroom ofwel er zijn meer mensen die de Zeeuwse zorg verlaten dan er (op basis van de huidige inzichten) bijkomen. Voor de deelsector thuiszorg is de afname het grootst met een tekort van 43% in personen terwijl de gehandicaptenzorg een licht overschot laat zien van 3%.
41
12. De Zeeuwse zorgkloof De Zeeuwse zorgkloof geeft het verschil tussen de capaciteit die op grond van de ontwikkelingen in de zorgvraag nodig zal zijn en het beschikbare aantal personen en fte’s. Als uitgangspunt voor de benodigde capaciteit in 2020 hebben wij de personeelsomvang van 2012 genomen. Vervolgens hebben we per deelsector van de zorg op basis van de zorgindicatoren een demografische prognose gemaakt voor 2020 en 2030. Deze geeft weer hoeveel zorgverleners er in die jaren nodig zullen zijn op grond van de demografische veranderingen en de doorwerking daarvan op de zorgvraag. We nemen aan dat de personeelsomvang met het zelfde percentage zal moeten stijgen om aan de toenemende zorgvraag te kunnen voldoen.
Hiervoor zagen we dat de verwachte capaciteit in 2020 wordt geschat op respectievelijk 20.520 personen en 11.650 fte’s terwijl de benodigde capaciteit om aan de zorgvraag te voldoen op 25.098 personen en 14.782 fte’s ligt. We verwachten in 2020 een tekort van respectievelijk 4.587 personen en 3.132 FTE, ofwel van 22% en 27%. Onderstaande tabellen 28 en 29 geven een samenvattend overzicht in personen en fte’s.
Tabel 28: Samenvattend overzicht betreffende de Zeeuwse zorgkloof in 2020 in PERSONEN.
Ziekenhuizen Verpleging en verzorging Thuiszorg en WMO Geestelijke gezondheidszorg Gehandicaptenzorg Totaal
Verwachte capaciteit (1-1-2020) 4.016 8.271 4.343 1.431 2.459 20.520
Benodigde capaciteit (1-1-2020) 4.694 10.306 6.205 1.520 2.373 25.098
Tekort (2012-2020) -678 -2.035 -1862 -89 86 -4.578
% tekort (2012-2020) -17% -25% -43% -6% 3% -22%
Tekort (2012-2020) -616 -1.463 -897 -142 -14 -3.132
% tekort (2012-2020) -23% -33% -44% -14% -1% -27%
Tabel 29: Samenvattend overzicht betreffende de Zeeuwse zorgkloof in 2020 in FTE.
Ziekenhuizen Verpleging en verzorging Thuiszorg en WMO Geestelijke gezondheidszorg Gehandicaptenzorg Totaal
42
Verwachte capaciteit (1-1-2020) 2.715 4.458 2.044 1.036 1.397 11.650
Benodigde capaciteit (1-1-2020) 3.331 5.921 2.941 1.178 1.411 14.782
In deze toekomstverkenning draait alles dus om de demografische ontwikkeling. Uitgaande van de ziektelast en het zorggebruik in het recente verleden is het effect van de vergrijzing doorgerekend en geëxtrapoleerd naar de benodigde capaciteit in 2020. Daarbij is verondersteld dat de manier waarop de zorg wordt verleend (inzet van menskracht en technologie) niet veranderd. Dit is uiteraard een sterke aanname die zeker door de praktijk zal worden ingehaald. Dit kan in twee richtingen gaan: zowel een (relatieve) reductie van het zorggebruik door arbeidsbesparende technologie en een verdere verkorting van de verpleegduur behoort tot de mogelijkheden als een veel sterkere stijging van het zorggebruik door het vraaginducerende karakter van nieuwe medische mogelijkheden. Ook bij de capaciteitsraming zijn we uitgegaan van de huidige situatie en recente trends in combinatie met de verwachte bevolkingsontwikkeling. We veronderstellen geen veranderingen met betrekking tot het percentage personen dat in deeltijd werkt, we vragen ons ook niet af of er bijvoorbeeld voldoende bedden in het ziekenhuis zijn om de zorg te verlenen. Ook houden we geen rekening met conjuncturele veranderingen en hun invloed op het aanbod van personeel. We weten natuurlijk allemaal dat er tot 2020 allerlei ontwikkelingen zullen plaatsvinden die gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt maar die kunnen we onvoldoende voorspellen en kwantificeren om mee te nemen in de berekeningen. Daarom moeten de resultaten ook als een indicatie gezien worden. Als er geen grote veranderingen optreden in de periode 2012-2020 kunnen we een tekort op de arbeidsmarkt verwachten van 20% tot 40%.
43
13. Een duurzame Zeeuwse zorg Een zorgkloof van ruim drieduizend voltijds werkende personen lost niet vanzelf op, en het Zeeuwse zorgveld doet er verstandig aan om dit niet op zijn beloop te laten. Maar de vraag is dan natuurlijk wat er gedaan moet worden en wie dit op zich kan nemen. Een aantal factoren is wel van invloed op het toekomstige aantal fte in de zorg maar moeilijk te beïnvloeden. Zo heeft de economische groei effect. Bij een hoge economische groei is er enerzijds meer geld beschikbaar voor de zorg maar anderzijds zal er krapte komen op de arbeidsmarkt. Ook de medisch-technische ontwikkeling heeft invloed. Door nieuwe operatietechnieken bijvoorbeeld, zou de opnameduur verder verkort kunnen worden, maar zou ook de trend in het aantal ziekenhuisopnamen sterk kunnen veranderen. Historische analyses laten zien dat de technologische vooruitgang als regel leidt tot meer en niet tot minder zorggebruik. Daarnaast hebben ook allerlei epidemiologische trends invloed. Als er steeds meer oudere mensen met overgewicht komen zal de zorg ook toenemen omdat mensen met overgewicht meestal meer zorg gebruiken dan mensen zonder overgewicht. In het verleden is gebleken dat deze trends lastig te beïnvloeden zijn.
44
Gelukkig zijn er ook vele factoren die wel beïnvloedbaar zijn en die wel degelijk effect hebben op het aantal fte in de zorg in de toekomst. Hier een aantal voorbeelden. • In de zorg werken veel meer mensen in deeltijd dan in andere zorgsectoren. Wanneer het lukt om mensen per week meer uren te laten maken stijgt het aantal beschikbare fte. • De instroom van schoolverlaters heeft nog groeipotentie. Daarbij spelen verschillende factoren een rol. Ten eerste verlaten veel jongeren de provincie om na hun studie niet meer terug te keren. Ten tweede is het rendement van de opleidingen laag, zowel door uitval van leerlingen tijdens de opleiding als doordat veel jongeren met een zorgopleiding toch in andere bedrijfstakken aan het werk gaan. • Meer jongeren inzetten in de zorg door middel van stage, bijbaantje of vakantiewerk. Hierdoor worden bepaalde knelpunten opgelost (zomervakantie, avonduren of weekendwerk) en worden misschien meer jongeren geïnteresseerd voor een baan in de zorg. • Het percentage mensen dat in de zorg werkt in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar is relatief laag, en door een leeftijdsbewust personeelsbeleid zou dit aandeel kunnen stijgen. Oudere werknemers zouden bijvoorbeeld vrijgesteld kunnen worden van nachtdiensten. • In het licht van de verder stijgende (gezonde) levensverwachting kan een verdere stijging van de pensioengerechtigde leeftijd worden overwogen, waardoor het arbeidsaanbod fors kan toenemen. In de cijfers is hier nog geen rekening mee gehouden. • Het aantal zijinstromers kan hoger door het werken in de zorg aantrekkelijker te maken, dit geldt zowel de primaire en de secundaire arbeidsvoorwaarden als de werkdruk en de overige arbeidsomstandigheden. • Het kan ook zinvol zijn om na te gaan of er dan ook meer mensen uit België of andere landen zijn die in Zeeland zouden willen werken. Zeeland kan zich daarbij profileren als een provincie waar het goed wonen en leven is. • Het aantal mensen dat mantelzorg geeft of vrijwilligerswerk doet kan waarschijnlijk nog verder toenemen. Aangezien er veel actieve ouderen zijn die gezond zijn is hier een groot potentieel. Dit potentieel is echter niet zonder meer beschikbaar als oplossing voor personeelstekorten in de zorg. De vraag naar mantelzorg neemt namelijk ook sterk toe.
Veranderingen in zorgvraag en zorgaanbod De toekomstverkenningen die hierboven zijn gepresenteerd leunen sterk op historische gegevens die met demografische projecties naar de toekomst zijn vertaald. We weten echter dat naast de demografische ontwikkeling er ook tal van andere invloeden zijn die hun sporen breed zullen trekken. Dat geldt niet alleen de Zeeuwse zorg, maar de gehele Nederlandse volksgezondheid en zorg. Op basis van die landelijke inzichten kunnen we wel een aantal belangrijke ontwikkelingen noemen. We zagen dat het aantal chronisch zieken toe zal nemen. Bovenop die trend komt het verschijnsel van de multimorbiditeit. Steeds meer mensen, vooral ouderen, hebben meer dan een ziekte onder hun leden. De zorgvraag verandert daardoor niet alleen in kwantitatieve termen maar ook inhoudelijk. Er zal steeds meer behoefte zijn aan integrale zorg, waarbij de zorgverlener oog heeft voor heel de mens, met al zijn kwalen. Die zorg zal geen optelsom van zorgpaden, keten-DBC’s en protocollen moeten zijn, maar echte, integrale zorg. Dit stelt eisen aan het personeel dat af moet stappen van een ziektegerichte benadering naar een mensgerichte benadering. Die verschuivende focus geldt de hele zorg. Daar komt nog iets bij. Steeds meer mensen zullen in hun eigen huis willen blijven wonen. Het eigen woning bezit onder de babyboomers is veel groter dan onder de generaties ervoor. Mensen zullen opname in een verzorgingshuis over verpleeghuis willen uitstellen tot het echt niet anders kan. Dit is ook in lijn met het beleid om de ouderenzorg te beheersen en wonen en zorg te scheiden. Een en ander betekent dat de stijgende en veranderende zorgvraag vooral op de eerstelijnszorg en de thuiszorg afkomt. Voor een toekomstbestendige zorg zal de eerste lijn veel sterker moeten worden. Dat is in heel Nederland het geval, maar in Zeeland geldt dat misschien nog wel sterker, zowel door de geografische structuur als door de vergrijzing in kleinere dorpskernen. Hoe die zorg eruit zal zien is een kwestie van maatwerk dat locale partijen moeten organiseren. Maar een aantal grote contouren is wel zichtbaar. Zo kan gedacht worden aan een geïntegreerde eerstelijns, waarin naast de huisarts ook de wijkverpleegkundige een centrale en verantwoordelijke rol heeft. Overwogen moet worden om ook de internist en de geriater een rol in de eerstelijns te geven, en wellicht kan in wat grotere plaatsen zelfs gedacht worden aan een wat uitgebreider gezondheidscentrum waarin ook de Zeeuwse ziekenhuizen participeren. Bij dat alles is de verbinding tussen zorg, wonen en welzijn cruciaal. Ook gemeenten, thuiszorg en GGD-en zouden vanuit een dergelijk eerstelijnscentrum kunnen werken. Het lijkt misschien een droom, maar de eerste voorbeelden in deze richting zijn er al. Door op locaal niveau naar een voldoende schaalgrootte te gaan, kan versnippering worden voorkomen, kunnen verbindingen worden gelegd, en wordt het ook mogelijk om een passend aanbod voor specifieke doelgroepen zoals chronisch zieken, mensen met een handicap en jongeren met problemen te realiseren. De kracht van de locale gemeenschap staat dan voorop. 45
Specifiek voor Zeeland zullen we zeker ook aandacht moeten blijven houden voor de bereikbaarheid van de zorg, onder andere bij verdere opschaling van de medisch specialistische zorg en de ontwikkelingen in het gebruik van de zorg in België. Van droom naar werkelijkheid In deze toekomstverkenning hebben knelpunten, uitdagingen en dromen de revue gepasseerd. We begonnen met Bilderdijk, wetend dat in het heden de kiemen voor de toekomst liggen. We weten ook dat de toekomst altijd anders zal zijn dan iedereen had gedacht. En eigenlijk is dit ook de bedoeling. Want de knelpunten zijn beschreven om ze het hoofd te bieden, en het woord ‘uitdagingen’ zegt al genoeg over de noodzaak en de ambitie om aan de slag te gaan. De weg van droom naar werkelijkheid is echter lang en moeizaam, maar niet te moeizaam als iedereen zijn schouders eronder zet. Als de visie een gezamenlijke visie is en de ambities worden gedeeld. Dat vergt in de eerste plaats dat iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid serieus neemt. Dat geldt zowel de bestuurders van gemeenten en de provincie, als zorgaanbieders, verzekeraars en zorggebruikers. Maar het vergt in de tweede plaats ook dat er een soort regie op het geheel wordt gevoerd. Dat kan betekenen dat het eigen belang soms moet wijken voor het gezamenlijk belang. Uiteindelijk draait het daarbij om de gezondheid van en de zorg voor alle inwoners van Zeeland. De vraag wie een dergelijke regie moet voeren is makkelijker te stellen dan te beantwoorden. Voor de hand ligt een provinciale raad voor volksgezondheid en zorg. Ook in andere provincies heeft zo’n raad zijn bestaansrecht en nut bewezen. Ook aan andere organisatievormen zoals een transmuraal netwerk kan worden gedacht. Minder belangrijk dan de naam is dat ten eerste alle partijen die ertoe doen betrokken zijn, en ten tweede dat iemand met gezag de leiding neemt. Dat kan de provincie zijn, een grote zorgaanbieder, de verzekeraar, of gewoon iemand met een droom die de kunst verstaat om daar draagvlak bij te organiseren. Het is aan Zeeland om die handschoen op te pakken. De Zeeuwse wapenspreuk ‘luctor et emergo’ geeft daarbij voldoende vertrouwen voor een duurzame en solidaire zorg in Zeeland.
Gegevensbronnen Boers,I, red. (2010), Ambulances in zicht 2009. Stimio Consultants Drukwerk & Design, Tiel. CAK CBS-statline (www.cbs.nl/statline) CIZ Basis rapportage AWBZ Ggd Zeeland Regionaal Kompas Ggd Zeeland Gezondheidsatlas Ggd Zeeland Volwassenen- en Ouderenmonitor Ggd Zeeland rVTV Gezondheid boven water, 2008 Nivel, o.a.VAAM PFZW data, bewerkingen PGGM Primos Bevolking Provincie Zeeland, Ziekenhuisvisie RIVM Kosten van Ziekten in Nederland RIVM Zorgatlas RIVM Zorgbalans RIVM Toolkit RVTV Robuust, regionale ondersteuningsstructuur voor de eerste lijn in Zuid- Nederland SCOOP, Sociale Staat van Zeeland, Middelburg 2010 SCOOP, Sociale Atlas 2011 SCOOP, Jeugdmonitor Zeeland (www.scoopzld.nl) Zorgkantoor Zeeland, Gezondheidsatlas en Marktanalyses Zorgverzekeraars Nederland
Colofon Op uw gezondheid! Deelrapport van de Regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning 2012 Tekst: SCOOP, RIVM, PGGM Vormgeving: de Wilde Zeeuw Tekstredactie: Hans Clement (SCOOP) Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door financiering van de Provincie Zeeland
tabel 1 46
burgers
kwetsbaar
krimp
vergrijzing participatie
omgeving jongeren
jeugd
ziek parel
alcohol weerbaarheid vergrijzing
visie zorgverzekeraars
ouderen
provincie weerbaar
Zeeuw
groen
havens
integraal
ses
wmo
gezond
buurt werk
gedrag beleid
volwassenen
preventie
signaleren
ketenzorg
transitie
Zeeland
bewegen
zorg wijk
sociaaleconomische status
school
risicogebied
lyme
roken gemeente
water
overgewicht
teek
innovatie lokaal