DEEL I: TOELICHTINGSNOTA
INHOUD
Lijst van afbeeldingen ...............................................................................................................3 1. Inleiding .........................................................................................................................4 1.1. Algemeen ........................................................................................................................4 1.2. Aanleiding .......................................................................................................................4 1.3. Situering en afbakening van het plangebied ........................................................................5 2. Bestaande juridische toestand ..........................................................................................9 3. RUP 'Woonzorgcentrum Baardegem' als uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Aalst ........................................................................................................11 3.1. Algemene visie op de stad Aalst .......................................................................................11 3.2. Conclusie ......................................................................................................................12 4. Planningscontext ...........................................................................................................15 4.1. Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) .......................................................................15 4.2. Provinciaal Structuurplan Oost-Vlaanderen .......................................................................15 4.3. Herbevestigd agrarisch gebied .........................................................................................16 5. Analyse van de bestaande feitelijke toestand ..................................................................17 5.1. fotoreportage ...............................................................................................................18 5.2. Motivatie van behoefte en locatiekeuze na uitgebreid locatieonderzoek ..............................21 5.3. Motivatie planningsinitiatief binnen herbevestigd agrarisch gebied (HAG). ...........................32 5.4. Flankerende maateregelen. .............................................................................................32 6. Planopzet......................................................................................................................34 6.1. Ontwerpend onderzoek ..................................................................................................34 6.2. Vertaling naar grafisch plan .............................................................................................37 7. Watertoets ...................................................................................................................38 7.1. Situering plangebied .......................................................................................................38 7.2. Beoordeling van de effecten op het watersysteem.............................................................40 7.3. Conclusie ......................................................................................................................42 8. Impact op mobiliteit ......................................................................................................42 9. Plan-mer beoordeling ....................................................................................................44 10. Veiligheidsrapportage ....................................................................................................45 11. (Grafisch) register van percelen waarvoor een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoedingsregeling ..................................................................................45 12. Lijst met op te heffen voorschriften ................................................................................45 13. Ruimteboekhouding ......................................................................................................47
2
LIJST MET AFBEELDINGEN 1.1. Situering stad Aalst 1.2. Situering plangebied binnen Aalst 1.3. Situering plangebied op luchtfoto 2.1. Gewestplan 2.2. Rooilijnplan 2.3. Atlas der buurtwegen 2.4. Biologische waarderingskaart 3.1. Gewenste ruimtelijke structuur rasterlandschap 3.2. Gewenste ruimtelijke structuur 4.1. Schetsmatige weergave van het oostelijk rastergebied en de gedeconcentreerde bundeling 4.2. Kaart met de gebieden waarvoor de gewestplannen zijn herbevestigd in functie van de agrarische structuur, met aanduiding van het plangebied. 5.1. Situering plangebied binnen Baardegem 5.2. Situering plangebied op luchtfoto 5.3. Braakliggend gedeelte plangebied langs straatkant 5.4. Baardegem Dorp rechts van plangebied 5.5 Baardegem Dorp grens rechterzijde plangebied 5.6 Plangebied linkerzijde met bestaande woning/ handelspand 5.7 Bestaande woning/ handelspand centraal in plangebied 5.8 Baardegem Dorp vanaf kerk richting plangebied 5.9 Linkergrens plangebied met voetweg nr. 52 5.10 Linkergrens plangebied met voetweg nr. 52 5.11 Boomgaard 5.12 Concept van de zorgcirkels 5.13 Toekomstige invulling van de zorgcirkels 5.14 Zoeklocaties in Moorsel 5.15 Zoeklocaties in Baardegem 5.16 Zoeklocaties in Meldert 6.1 Oefening benodigde oppervlakte in beschikbare ruimte met 3 bouwlagen 6.2 Oefening volledige benutting zone openbaar nut 6.3 Oefening volumeschets 4 bouwlagen 6.4 Volumeschets inrichtingssuggestie straatwand 6.5 Inrichtingssuggestie met uitbreiding zone voor gemeenschapsvoorzieningen en aanleunwoning 6.6 Inrichtingssuggestie met uitbreiding zone voor gemeenschapsvoorzieningen 7.1. Kaart met de overstromingsgevoelige gebieden 7.2. Kaart met de erosiegevoelige gebieden 7.3. Kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden 7.4. Kaart met infiltratiegevoelige gebieden 7.5. Kaart met de hellingen 7.6. Zoneringsplan
3
1. INLEIDING 1.1. ALGEMEEN Het OCMW Aalst heeft op 17 februari 2010 SOLVA aangesteld voor het opstellen van het gemeentelijkk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) ‘ Woonzorgcentrum Baardegem'. Het RUP wordt opgemaakt overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). Art 2.2.2. § 1 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt de inhoud van een ruimtelijk uitvoeringsplan. De volgende onderdelen dienen opgenomen te worden in het plan: 1. een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; 2. de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake bestemming, inrichting en/of beheer; 3. een weergave van de feitelijke en juridische toestand; 4. de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de structuurplannen waarvan het een uitvoering is; 5. in voorkomend geval, een limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het RUP en die opgeheven worden; 6. in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van plan-MER, passende beoordeling, VR, …; 7. in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kunnen geven tot planschadevergoeding, planbatenheffing of een compensatie in de zin van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid.
1.2. AANLEIDING Het plangebied ligt vlakbij de dorpskern van Baardegem. Het OCMW van Aalst wenst via dit RUP één van de vier zorgcirkels, zijnde zorgcirkel Baardegem- Moorsel- Meldert, te ontwikkelen. Voorafgaand aan de opmaak van dit RUP is een locatieonderzoek gehouden voor het bepalen van een geschikte locatie voor een Woonzorgcentrum met een capaciteit van 80 à 90 bedden binnen de zorgcirkel Faluintjes en meer bepaald binnen de kernen Moorsel, Meldert of Baardegem. Uit dit locatieonderzoek is huidig plangebied weerhouden als meest geschikte locatie. Huidig plangebied beschikt immers over de meeste voordelen zoals planologische verankering in het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS), ligging binnen de dorpskern, goede bereikbaarheid en ontsluiting, gunstige eigendomsstructuur en goede perceelsconfiguratie. Volgens artikel 48§2 VCRO worden de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt ter uitvoering van het GRS. Het voorliggende uitvoeringsplan kadert binnen de uitvoering van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van de stad Aalst, goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van 22 december 2003. De opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan voor De Faluintjes vloeit voort uit het richtinggevend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan. Met betrekking tot de woonkern Baardegem wordt gesteld dat “in het achtergelegen gebied van het oud gemeentehuis en de oude gemeenteschool een nieuwe functie in combinatie met een parkje/ speelbos kan uitgebouwd worden”.
4
Het RUP zal aldus de visie van het Ruimtelijk Structuurplan Aalst en de beleidsvisie op wonen en zorg voor ouderen uitwerken en een juridisch kader bieden voor de ontwikkeling van zorgcirkel Faluintjes. De opmaak van voorliggend RUP biedt een gedeeltelijke nieuwe bestemming voor de site, immers een deel van het agrarisch gebied en een deel van het woongebied wordt herbestemd naar openbaar nut. Gezien de ligging nabij de dorpskern van Baardegem en de aansluiting bij bestaande bebouwing is het verantwoord de bestaande openbaar nutzone uit te breiden. Gezien de huidige maatschappelijke ontwikkelingen en normen op vlak van Woonzorgcentra is de thans afgebakende openbaar nutzone te klein. De bestaande woonzone die aansluit bij de wachtgevel van de aanpalende woning wordt omgezet naar openbaar nut. Deze woonzone is thans te smal om er een halfopen bebouwing te kunnen oprichten. De omzetting naar openbaar nut laat toe een globaal project te kunnen ontwikkelen binnen het plangebied.
1.3. SITUERING EN AFBAKENING VAN HET PLANGEBIED Het plangebied behoort tot Aalst. Aalst is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als regionaalstedelijk gebied. Huidig plangebied ligt echter niet binnen de afbakeningslijn van dit regionaalstedelijk gebied en wordt dus beschouwd als buitengebied. Het plangebied ligt in de dorpskern van Baardegem, dat gelegen is ten oosten van het centrum van Aalst. Baardegem is geselecteerd als woonkern.
5
6
Het plangebied is gelegen langsheen de N411 en is dus goed bereikbaar, zowel met de wagen als met het openbaar vervoer. Langs de N411 zijn verschillende stopplaatsen van de Lijn, van de lijnen AalstOpwijk- Londerzeel. Het plangebied sluit aan bij de dorpskern van Baardegem, de afstand tot de kerk bedraagt ongeveer 250m. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de N411. In het oosten, westen en zuiden wordt het plangebied begrensd door huidige perceelsgrenzen. Binnen het plangebied is nog 1 woning aanwezig waarin ook een handelspand, namelijk een krantenwinkel, gevestigd is. De onderhandse overeenkomst om dit pand te verwerven door het OCMW is afgesloten. In het zuiden- zuidwesten van het plangebied is een boomgaard met poel aanwezig, hiermee zal worden rekening gehouden bij de opmaak van de voorschriften horende bij dit RUP zodat deze bestaande groenstructuur zoveel mogelijk behouden blijft.
7
kerk
Afb. 1.3.: Situering plangebied op luchtfoto
grens plangebied
N
N 411
8
2. BESTAANDE JURIDISCHE TOESTAND Zie plan 1/6: Bestaande juridische toestand Bestemmingsplannen en uitvoeringsplannen Gewestplan
Binnen plangebied
Aangrenzend
Gewestplan Aalst – Ninove – Zottegem – Geraardsbergen (30/05/1978, gewijzigd 13/09/1995) - Woongebied - Zone voor openbaarnut en gemeenschapvoorzieningen - Agrarisch gebied.
- Woongebied - Agrarisch gebied
Afb. 2.1.: Gewestplan
Gewestelijk RUP Provinciaal RUP Gemeentelijk RUP BPA/APA VEN/IVON/Natura 2000 Verkavelingen en ruilverkavelingen Verkavelingen Ruilverkavelingen Wegen, water en bodem Gewestwegen Provinciewegen Rooilijnplannen
Geen Geen Geen Geen Geen
Geen Geen Geen Geen Geen
Binnen plangebied
Aangrenzend
Geen Geen
Geen Geen
Binnen plangebied
Aangrenzend
Geen Geen Rooilijnplan B/6036 – administratie wegen en verkeer dd.03/11/1983, gewijzigd op 30/11/1994) Het plangebied is gelegen aan Rooilijn nr 35 Rooilijn nr 37
N411 (Aalst- Opwijk) Geen Rooilijn nr 33 Rooilijn nr 39
Afb. 2.2.: Rooilijnplan
Buurt – en voetwegen
Geen
buurtweg nr. 3 voetweg nr. 52 voetweg nr. 46
9
Afb. 2.3.: Atlas der buurtwegen
Waterlopen
Geen
Geen
Risicozone voor overstromingen/ROG
Geen risicozone, geen ROG
Geen risicozone, geen ROG
Grondwaterstromingsgevoeligheid Infiltratiegevoeligheid Bodemtype
Matig Gedeeltelijk infiltratiegevoelig Matig droge zandleembodem
Matig Infiltratiegevoelig Matig droge zandleembodem
Binnen plangebied
Aangrenzend
Geen
Geen
Geen Geen
Geen Geen
Binnen plangebied
Aangrenzend
Geen Geen Geen Biologisch minder waardevol
Geen Geen Geen Biologisch minder waardevol
Binnen plangebied
Aangrenzend
Monumenten en landschap Beschermde monumenten, landschappen en stads- en dorpsgezichten Ankerplaats Lijn, of puntrelict Natuurgebieden Vogelrichtlijngebieden Habitatrichtlijngebieden VEN Biologische WaarderingsKaart (BWK)
Afb. 2.4.: biologische waarderingskaart
Andere Andere erfdienstbaarheden van openbaar nut Toegekende exploitatie- en
Geen Geen
10
milieuvergunningen Geïnventariseerde leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten, woningen en andere gebouwen
Geen
3. RUP ‘WOONZORGCENTRUM BAARDEGEM’ ALS UITVOERING VAN HET GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN AALST Het ruimtelijk structuurplan Aalst doet belangrijke uitspraken over hoe we in de toekomst de ruimte zullen invullen. Het benadert de stad als een samenhangend geheel waarbinnen alle ruimtelijke beslissingen dienen te kaderen. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Aalst bestaat uit drie delen: een informatief, een richtinggevend en een bindend gedeelte. In dit deel wordt het voorliggende RUP gekaderd binnen dit structuurplan en binnen de ruimtelijke visie op de stad en zijn gewenste deelstructuren.
3.1.
ALGEMENE VISIE OP DE STAD AALST
3.1.1. Visie en doelstellingen Het algemeen uitgangspunt van het GRS gaat uit van de wil om Aalst een vernieuwde, sterke rol te geven in het gebied Antwerpen- Brussel- Gent. De gewenste rol en positie van Aalst wordt verder uitgewerkt aan de hand van 5 structurerende elementen: - Aalst als regionaalstedelijk gebied in de Vlaamse ruit. Het regionaalstedelijk gebied Aalst behoort tot de Vlaamse ruit en moet daarin een rol vervullen. Het vormt een van de knooppunten in nauwe en veelvuldige relatie met de overige grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden. Open gebieden in en rond Aalst vervullen eveneens hun rol in de Vlaamse ruit. - Aalst in het spanningsveld tussen Gent en Brussel. Aalst fungeert tussen Gent en Brussel duidelijk op zich, de rol van Aalst tussen Gent en Brussel is deze van een sterk steunpunt. - Zelfbedruipend Aalst met een eigen hinterland Programmatisch en wat betreft regionale functies moet Aalst een vrij volledige functionele stad zijn. - Aalst als centrum van een verscheiden buitengebied De rol van Aalst als pool tussen Gent en Brussel betekent dat Aalst wordt omgeven door verschillende vormen van buitengebied. - Aalst langs de Dender De Dender bepaalt mee de rol van Aalst. De Dender is een aanknopingspunt voor stedelijke vernieuwing, voor het verhogen van natuur- en landschapswaarden en voor recreatie.
11
Om de gewenste rol en positie van Aalst vorm te geven heeft het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan 4 beleidsdoelstellingen bepaald: -
Het vernieuwen en versterken van Aalst als stedelijk gebied Het versterken van buitengebiedfuncties rondom Aalst Het verbreden van economisch draagvlak Het vrijwaren en verbeteren van interne en externe bereikbaarheid.
3.1.2. Gewenste ruimtelijke structuur Baardegem Betreffende Baardegem vermeldt het GRS dat De Faluintjes (en Kravaalvelden) worden gezien als waardevol heuvelachtig gebied met een beboste heuvel boven het stedelijk centrum. Landbouwgebieden komen verspreid voor in dit gebied. Volgende elementen maken deel uit van het ruimtelijk concept: - Bekken van de Molenbeek IV als groene drager van deze deelruimte; - Samenvloeiing van beekvalleien als groene bakens; - Moorsel en Meldert beperkte kernen als plaatselijke verdichtingen; - Bosstructuur met hellingbossen als verbinding tussen Kluisbos, Kravaalbos en Herenbos; - Grondgebonden land- en tuinbouw in een gevarieerde landschapsmozaïek. Bij de gewenste nederzettingsstructuur wordt gesteld dat Moorsel zich als zelfstandige maar beperkte kern ontwikkelt in het buitengebied. Herdersem, Meldert en Baardegem vormen kleinere woonkernen in het rasterlandschap. Betreffende het plangebied zelf vermeldt het GRS dat ‘in het achtergelegen gebied van het oud gemeentehuis en school een nieuwe functie in combinatie met een parkje/ speelbos kan uitgebouwd worden’. 3.1.3. Bindende bepalingen GRS In de bindende bepalingen is geen verwijzing naar dit RUP opgenomen.
3.2. CONCLUSIE Gezien in de gewenste ruimtelijke structuur van het GRS reeds is aangegeven dat binnen het plangebied een nieuwe functie in combinatie met een parkje kan uitgebouwd worden, kunnen we stellen dat huidig RUP uitvoering geeft aan het GRS.
12
Afb. 3.1.: De gewenste ruimtelijke structuur voor het rasterlandschap (Bron: GRS)
13
Afb. 3.2.: De gewenste ruimtelijke structuur (Bron: GRS)
14
4. PLANNINGSCONTEXT 4.1. RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN (RSV) Aalst ligt op de rand van het stedelijk netwerk Vlaamse Ruit en is in het RSV geselecteerd als regionaalstedelijk gebied. Baardegem ligt echter niet binnen de afbakeningslijn van dit regionaalstedelijk gebied en wordt dus beschouwd als buitengebied. Het buitengebied is dat gebied waarin de open (onbebouwde) ruimte overweegt en waarbij de ruimtelijke structuur wordt bepaald door de natuurlijke en agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en de infrastructuur. Voor het buitengebied staan onder meer de volgende doelstellingen voorop: - het tegengaan van de versnippering van het buitengebied; - het bundelen van de ontwikkeling in de kernen; - het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen; - het bufferen van de natuurfunctie; - het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit; - het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies. De E40 wordt geselecteerd als hoofdweg, delen van N45 en R41 als primaire weg II, de spoorlijnen 50, 50a, 89 als hoofdspoorweg personen, de spoorlijn 50 en 90 als hoofdspoorweg goederen. De Dender wordt niet opgenomen in het hoofdwaterwegennet.
4.2.
PROVINCIAAL STRUCTUURPLAN OOST-VLAANDEREN
De Faluintjes en Baardegem zijn gelegen in de deelruimte het oostelijk rastergebied. Dit gebied is ruwweg te situeren tussen de E 40 Gent-Brussel en de Scheldevallei. Deze deelruimte is onderhevig aan een verregaande verstedelijking van het platteland, vooral in het oostelijk deel. Het belang van de stedelijk centra dient versterkt en de leefbaarheid van de openruimtefuncties veiliggesteld. Om verdere verlinting te vermijden, worden bijkomende ontwikkelingen inzake wonen gespreid over een ruim aantal woonkernen. 5
Wat de gewenste nederzettingsstructuur betreft worden Aalst, Moorsel, Gijzegem, Herdersem, Baardegem en Meldert aangeduid als woonkernen en Nieuwerkerken als hoofddorp. Hoofddorpen en woonkernen zijn die kernen in het buitengebied die van structureel belang zijn binnen de provinciale nederzettingsstructuur en die de stedelijke gebieden aanvullen als centrale plaatsen op lokaal niveau.
Afbeelding 4.1: Schetsmatige weergave van het oostelijk rastergebied en de gedeconcentreerde bundeling
15
4.3. HERBEVESTIGD AGRARISCH GEBIED In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse Overheid in 2008 een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos voor de regio Schelde en Dender. Op 28 november 2008 nam de Vlaamse regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 21.900ha agrarisch gebied en een operationeel uitvoeringsprogramma goed. Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in herbevestigd agrarisch gebied (HAG). Het behoort tot de zone ‘Faluintjes en Kravaalvelden’ (42.1) met als visie: ‘minder samenhangende landbouwgebieden vrijwaren voor de land- en tuinbouw met een goede landschappelijke inpassing van niet grondgebonden landbouw.’ Landbouw is hier de hoofdfunctie. De kleinschalige mozaïek van landbouwkavels wordt afgewisseld met lager gelegen beekvalleien en natuurgebieden. De grondgebonden landbouwactiviteiten zijn echter wel structuurbepalend voor grote delen van de kleine open-ruimte kamers.
Afb. 4.2..: Kaart met de gebieden waarvoor de gewestplannen zijn herbevestigd in functie van de agrarische structuur, met aanduiding van het plangebied
16
5. ANALYSE VAN DE BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND Zie plan Bestaande feitelijke toestand De site van het Woonzorgcentrun is gelegen in de kern van Baardegem, meer bepaald langs de N411 ter plaatse Baardegem Dorp genaamd. De site ligt ten noordoosten van de kern Baardegem en sluit direct aan op deze kern. De kern van Baardegem wordt gevormd door de kerk en de handelszaken rond het kerkplein. Het plangebied betreft de site van de vroegere gemeenteschool en het gemeentehuis die ondertussen zijn afgebroken, evenals de voormalige boerderij die medio ’70 door de gemeente Baardegem werd opgekocht. In het midden van de site is een woning met krantenwinkel gelegen die in private handen was. Voor deze woning heeft het OCMW inmiddels een verkoopovereenkomst ondertekend. Deze woning zal worden afgebroken. De zone aansluitend op de weg ligt braak, behoudens de bestaande woning, terwijl het tweede, achterliggende gedeelte bestaat uit grasveld met bomenrijen en een kleine boomgaard. De zone ten zuiden van het plangebied is niet bebouwd, dit gebied behoort tot de open ruimte. Het plangebied heeft een oppervlakte van +/- 10.752m², waarvan 7.440m² gelegen is in agrarisch gebied, 2882m² gelegen is in zone voor gemeenschapsvoorzieningen en 430m² gelegen is in woongebied volgens het gewestplan. Het plangebied is goed bereikbaar, zowel met de auto, openbaar vervoer (bus) als fiets.
Afb. 5.1.: Situering plangebied in Baardegem
17
Afb. 5.2.: Situering plangebied op luchtfoto
5.1.
FOTOREPORTAGE Afb. 5.3.: braakliggend gedeelte plangebied langs straatkant
Afb. 5.4.: Baardegem Dorp rechts van plangebied
18
Afb. 5.5.: Plangebied grens rechterzijde langs straatkant
Afb. 5.6.: Plangebied linkerzijde met bestaande woning/ handelspand
Afb. 5.7.: Bestaande woning/ handelspand centraal in plangebied
Afb. 5.8.: Baardegem Dorp vanaf kerk richting plangebied
19
Afb. 5.9.: Linkergrens plangebied met voetweg nr. 52
Afb. 5.10.: Linkergrens plangebied met voetweg nr. 52
Afb. 5.11.: Boomgaard
20
5.2.
MOTIVATIE VAN BEHOEFTE EN LOCATIEKEUZE NA UITGEBREID LOCATIEONDERZOEK
Het zorgstrategisch plan als visie: De behoefte van het realiseren van een WZC in de zorgcirkel De Faluintjes komt uit het zorgstrategisch plan en de beleidsvisie op wonen en zorg voor ouderen van het OCMW van Aalst. Het zorgstrategisch plan, goedgekeurd in 2008, vertaalt de missie en visie van het OCMW Aalst naar een aantal acties en projecten die zij de komende jaren wensen te realiseren. Het OCMW Aalst vervult daarbij een cruciale rol in het lokale ouderenbeleid, zowel op het vlak van de coördinatie van dienstverlening als de uitbouw van de eigen diensten. Bij de uitbouw van het toekomstige ouderenbeleid wordt het beleid geconfronteerd met de demografische ontwikkelingen, met name de veroudering van de bevolking, maar ook de verwitting, zijnde de vergrijzing binnen de vergrijzing, de hogere levensverwachting en tegelijkertijd een stijging van ouderen die geconfronteerd worden met zorgnoden als gevolg van ouderdomsziekten zoals dementie. In het kader van het zorgstrategisch plan is een grondige omgevings- en SWOT-analyse uitgevoerd over de toekomstige behoeften van de ouderen, samen bekeken met het aanbod van de bestaande en geplande voorzieningen. Het resultaat is een denkoefening van het OCMW waarbij een “visie op beleid wonen en zorg voor ouderen” is uitgewerkt. De missie en visie van de woon- en zorgcentra dienen hierbinnen gekaderd te worden.
De beleidsvisie op wonen en zorg voor ouderen: 4 zorgcirkels met 5 niveaus van ouderenzorg: VIER ZORGCIRKELS Het OCMW wil haar ouderenzorgbeleid zowel letterlijk als figuurlijk ‘lokaal’ verankeren en de zorg en dienstverlening zo dicht mogelijk bij de bestaande woon- en leefomgeving van de ouderen brengen. Om dit te realiseren is het concept van de zorgcirkels uitgewerkt. Binnen dit concept wenst men de spreiding van diensten en voorzieningen te optimaliseren door het grondgebied van de Stad Aalst in te delen in vier zorgcirkels. Deze zorgcirkels zijn ingedeeld op basis van de bevolkingsverdeling en de vergrijzingscijfers op wijkniveau in Groot-Aalst. Daarna is gezocht naar een goede spreiding en waar nodig zijn de deelgemeenten samengevoegd tot een economisch aanvaarbare en leefbare schaalgrootte. De vier zorgcirkels zijn 1) Centrum; 2) Gijzegem-HofstadeHerdersem; 3) Baardegem-Moorsel-Meldert en 4) Erembodegem-Nieuwerkerken.
VIJF NIVEAUS VAN OUDERENZORG BINNEN ELKE ZORGCIRKEL In elke cirkel worden de vijf niveaus van ouderenzorg – waarbij het niveau afhankelijk is van de graad van zorgbehoevendheid- aangeboden. Deze vijf niveaus van ouderenzorg bestaan uit: 1. Thuiswonenden met ondersteuning van zelfzorg en mantelzorg; 2. Thuiswonenden met ondersteuning van thuiszorg en thuiszorgondersteunende initiatieven m.i.v. lokale dienstencentra; 3. Aangepaste bejaardenwoningen en/of serviceflats met ondersteuning van thuiszorg en inwonende begeleider; 4. Aangepaste (aanleun)woningen en/of serviceflats gekoppeld aan een woon- en zorgcentrum; 5. Gediversifieerde rusthuiswoongelegenheden in een woon- en zorgcentrum.
21
2 3 1
4
Afbeelding 5.12.: Het concept van de zorgcirkels met de bestaande voorzieningen : 1) centrum, 2) Gijzegem, Hofstade en Herdersem, 3) Faluintjes, 4) Nieuwerkerken)
In iedere cirkel wordt een volwaardig aanbod voorzien van alle diensten, evenwel qua omvang afgestemd op de schaal en de dynamiek van de zorgcirkel. De nieuw verdeling houdt immers rekening met de verdeling van het aanbod over het stedelijk en het buitengebied. In het stedelijk gebied worden drie woon-zorgcentra voorzien van respectievelijk 96 WE, 118 WE en 125 WE. In het buitengebied wordt een woonzorgcentrum van iets kleinere omvang voorzien, namelijk ca 80-90 WE wat een aanbod is op het niveau van de kern (cf. bevolkingsaantal). Het woonzorgcentrum dat men wenst te realiseren in de zorgcirkel Faluintjes is het laagste aantal dat wordt gerealiseerd door het OCMW . Het is ook het maximaal aantal vooropgestelde bedden voor deze zorgcirkel en zal later niet meer worden uitgebreid. Bovendien blijkt ook uit een studie van VIPA-VVSG dat kleinschaligere rusthuizen in de openbare sector de beste financiële resultaten geven. Zodoende kiest het OCMW Aalst voor de afbouw van de grote rusthuizen en een reorganisatie op lokale schaal. Dit geeft meer garanties op beheersbare huiselijke thuisvervangende rusthuizen. Een bijkomend voordeel van de organisatie in zorgcirkels is dat het OCMW woningen en flats in de buurt van de woon- en zorgcentra kan aankopen, zodat deze woningen als ‘aanleunwoningen’ kunnen dienen, die gebruik kunnen maken van de diensten van het rusthuis en de lokale dienstencentra binnen de zorgcirkels.
22
Aldus worden de woongelegenheden beter verspreid over de bestaande en nieuwe woon- en zorgcentra omwille van de bereikbaarheid voor de inwoners van Aalst en omwille van de economisch verantwoorde uitbating.
De programmacijfers: Waar nodig zullen de zorgcirkels qua voorzieningen worden aangevuld. Momenteel is er in zorgcirkel 3 “Faluintjes” geen aanbod aan rusthuiswoongelegenheden (zie tabel 1), enkel in Moorsel zijn er serviceflats aanwezig. Het OCMW wenst ook in deze cirkel een woon- en zorgcentrum te voorzien van ca. 80 à 100 woongelegenheden.
Zorgcirkel 1 Centrum Zorgcirkel 2 Gijzegem-Hofstade- Herdersem Zorgcirkel 3 Baardegem-Moorsel- Meldert Zorgcirkel 4 Erembodegem-Nieuwerkerken TOTAAL
Programmatie Rusthuizen 578 121 155 192 1047
Serviceflats 222 49 56 80 406
Nu aanwezig Rusthuizen Ja Ja Nee Ja -
Serviceflats Ja Ja Ja Ja -
TOEKOMST
VANDAAG
Tabel 1: De programmatie en het huidig aanbod aan rusthuizen
Het OCMW telde op 1 januari 2007 3 woon- en zorgcentra, met in het totaal 351 erkende woongelegenheden, die als volgt zijn onderverdeeld: De Hopperank 54 erkende woongelegenheden Sint-Job 175 woongelegenheden Mijlbeke 122 erkende woongelegenheden In de toekomst voorziet het OCMW volgende residentiële voorzieningen: WZC De Hopperank Vervangingsnieuwbouw van de bestaande 54 woongelegenheden met 42 bijkomende woongelegenheden. De totale capaciteit komt dan op 93 woongelegenheden en 3 kortverblijf. WZC Sint-Job Realisatie van een vervangingsnieuwbouw voor 115 woongelegenheden + 3 kortverblijf WZC Mijlbeke Behoud bestaande rusthuis met 122 woongelegenheden + 3 kortverblijf WZC De Faluintjes Nieuwbouw van ca. 90 à 100 woongelegenheden TOTAAL 423 à 433 woongelegenheden + 9 kortverblijf, gespreid over 4 rusthuizen
Programma van eisen Woon- en Zorgcentrum Baardegem: Het OCMW wenst binnen de zorgcirkel De Faluintjes een woon- en zorgcentrum te voorzien van 80 à 90 bedden en wenst deze nieuwbouw te realiseren met VIPA-middelen. Voor het inschatten van de benodigde vloeroppervlakte, wordt 65m²/woongelegenheid (VIPAnormering) gerekend, vermenigvuldigd met het gewenste aantal woongelegenheden. Dit komt neer op 5850m² vloeroppervlakte (65m²*90). Afhankelijk van het aantal bouwlagen (bij voorkeur 3), wordt een grondoppervlakte van ca. 2000m² bekomen.
23
Naast de gebouwen, dient ook voldoende ruimte te zijn voor parkeergelegenheid, een rondweg voor de brandweer, een gemeenschappelijk parkje,… Er is een locatie nodig met een oppervlakte van ca. 6000m².
2 3 1
4
Afbeelding 5.13.: De toekomstige invulling zorgcirkels
Locatieonderzoek: Rekening houdende met het gewenste programma van eisen van het OCMW Aalst is onderzocht waar een nieuw woon- en zorgcentrum van 80 à 90 bedden binnen de zorgcirkel Faluintjes en meer bepaald binnen de kernen Moorsel, Meldert of Baardegem kan gerealiseerd worden. In dit kader is een locatieonderzoek gevoerd waarbij mogelijke beschikbare zones zijn geselecteerd en tegenover elkaar zijn afgewogen in functie van ruimtelijke factoren en haalbaarheid.
Screening van de woonkernen: De eerste selectie van het locatieonderzoek bestaat erin om de woonkernen te screenen op beschikbare locaties. Hierbij worden onbebouwde ruimtes met ontwikkelingspotenties aangeduid. Bij deze screening wordt rekening gehouden met volgende elementen: 1. Oppervlakte: de onbebouwde ruimtes dienen over een minimale oppervlakte van ca. 6000m² te beschikken; 2. Ligging binnen of direct aansluitend op het hart van de kern: dit dient gezien te worden binnen de filosofie van het ouderenzorgbeleid waar men de zorg lokaal wil verankeren en integreren in de buurt. Gezien het belang van de bereikbaarheid van het woonzorgcentrum voor de Aalstenaars enerzijds en omgekeerd de bereikbaarheid van de omliggende diensten en
24
voorzieningen (winkels, bank, parochiezaal,…) vanuit het woonzorgcentrum is een ligging in een dorpskern cruciaal. Gezien de beperkte mobiliteit van de doelgroep dienen de voorzieningen en diensten bovendien op wandelafstand te ligging. Als richtinggevend criterium werd gezocht naar beschikbare locaties binnen een straal van 200 meter van het hart van de verschillende dorpen. Als “hart” wordt het centrum verstaan met dorpsplein, kerk, voorzieningen, winkels,…
Afbeelding 5.14.: Zoeklocaties in Moorsel
Volgende 7 zoekzones zijn op basis van deze screening geselecteerd:
1 2
Ligging Moorsel Karel Van Croydreef Kaalbergstraat
3 4 5 6
Baardegem Schippersweg Houwelgat zuidwest Houwelgat noordoost Baardegem-dorp
7
Meldert Stevensveldstraat
Gewestplan
Oppervlakte
Woongebied + parkgebied Woonuitbreidingsgebied
Ca. 14000m² Ca. 6900m²
Natuurgebied Woonuitbreidingsgebied Agrarisch gebied Zone voor gemeenschapsvoorzieningen + landbouwgebied
Ca. 23000m² Ca. 18000m² Ca. 13000m² Ca. 10500m²
Woongebied+ landschappelijk waardevol Ca. 6000m² agrarisch gebied
25
Afbeelding 5.15.: Zoeklocaties in Baardegem
Afbeelding 5.16.: Zoeklocaties in Meldert.
26
Locatieafweging: In dit onderdeel worden de zeven locaties tegenover elkaar afgewogen. Deze afweging gebeurt aan de hand van ruimtelijke factoren en de haalbaarheid. Om een transparante afweging te maken worden er quotaties toegekend aan de verschillende criteria gaande van zeer ongunstig (donkerrood), ongunstig (lichtrood) naar gunstig (lichtgroen) tot zeer gunstig (donkergroen). Het resultaat wordt weergegeven onder de vorm van een evaluatiematrix. Volgende criteria worden gehanteerd: Ruimtelijke criteria: 1. Planologische verankering: Is de oprichting van een woonzorgcentrum mogelijk volgens de bestemming en het GRS? 2. Ligging in HAG: Ligt de zoekzone in herbevestigd agrarisch gebied? 3. Mobiliteitsaspecten: Hoe is de zone ontsloten? 4. Fysische aspecten (watertoets, landschap en aanwezigheid natuurwaarden); 5. Gedeconcentreerde bundeling: Spreiding van de OCMW-diensten over de zorgcirkel? 6. Inrichtingsmogelijkheden: kan het gewenste programma hier gerealiseerd worden? (voldoende breedte en diepte? Configuratie perce(e)l(en)?) Niet ruimtelijke criteria: 7. Haalbaarheid: hoe zit het met de eigendomsstructuur? Locatie 1: Moorsel – Karel Van Croydreef
Deze onbebouwde ruimte is gelegen tussen de kern van Moorsel en het Waterkasteel. De zone is voor het grootste deel gelegen in parkgebied en een klein stukje in woongebied. Binnen het GRS staat er dat Moorsel zich als zelfstandige maar beperkte kern ontwikkelt. De betreffende zone ligt op de overgang van de hoofdkern naar een ingesloten open ruimte. Aansluitend bij het parkgebied van het Waterkasteel kan een zone voor passieve recreatie uitgebouwd worden. De zone is via een smalle kasseiweg ontsloten naar de N 411. De zone grenst aan de Ankerplaats ‘Kluisbos, Faluintjes en Abdij van Affligem’ en grenst bovendien ook aan biologisch waardevolle zones (dreefstructuren,…). Er is geen wateroverlastproblematiek gekend voor deze zone. Er zijn reeds serviceflats aanwezig in Moorsel. De configuratie van het perceel, namelijk een rechthoekige vorm, laat toe het programma hier op een kwalitatieve wijze te realiseren. De zone is in private handen. De ontwikkeling van een woonzorgcentrum past niet binnen de gewenste context van het ruimtelijk structuurplan wat een herbestemming via een ruimtelijk uitvoeringsplan bemoeilijkt. Omwille van de omvang en visuele impact is een woonzorgcentrum grenzend aan een ankerplaats en waardevolle dreefstructuren niet wenselijk. De ontsluiting van de site is goed, evenals de configuratie van het perceel. Naar spreiding van de ouderenvoorzieningen scoort deze zone slecht. De eigendomsstructuur, namelijk in private handen, verhindert mogelijks een vlotte verwerving en opstart van het project.
27
Locatie 2: Moorsel - Kaalbergstraat
De tweede zoekzone is gesitueerd tussen de kern en de Leirekensroute. Het is volledig gelegen in woonuitbreidingsgebied. Binnen het GRS is de zone aangeduid als niet te ontwikkelen woonuitbreidingsgebied dat zal herbestemd worden naar open ruimte (landbouw). In de gewenste ruimtelijke structuur van Moorsel ligt deze zone op de overgang van hoofdkern naar open ruimte. De zone kan via de Kaalbergstraat vlot ontsloten worden naar de N411. Er zijn geen biologische waardevolle elementen binnen of aangrenzend de zoekzone, noch is er in of nabij een ankerplaats geselecteerd. De zone is gelegen in mogelijks overstromingsgevoelig gebied en grenst aan effectief overstromingsgevoelig gebied. Er zijn reeds serviceflats van het OCMW aanwezig langs de N 411. De configuratie van het perceel, namelijk een rechthoekige vorm, laat toe het programma hier op een kwalitatieve wijze te realiseren. De zone is in private handen. De ontwikkeling van een woonzorgcentrum past niet binnen de gewenste context van het ruimtelijk structuurplan wat een herbestemming via een ruimtelijk uitvoeringsplan bemoeilijkt. De ontsluiting van de site is goed, evenals de configuratie van het perceel. De ligging in overstromingsgevoelig gebied is een negatief element. Naar spreiding van de ouderenvoorzieningen scoort deze zone ook slecht. De eigendomsstructuur, namelijk in private handen, verhindert mogelijks een vlotte verwerving en opstart van het project.
Locatie 3: Baardegem - Schippersweg
De derde zoekzone is gesitueerd tussen het dorpsplein en de vallei van de Koestaartbeek. De zone is gelegen in natuurgebied. In het structuurplan worden geen uitspraken gedaan over deze zone. De zone is via een onverharde smalle weg ontsloten naar de N 411. Naar fysische aspecten is de zone biologisch waardevol en mogelijks overstromingsgevoelig. Verder zijn er in Baardegem nog geen ouderenvoorzieningen aanwezig. De configuratie van de percelen biedt mogelijkheden voor een kwalitatieve inrichting van een woonzorgcentrum. Tenslotte is de zone in private handen. De zone scoort slecht op de aspecten mobiliteit en fysische aspecten. Ook naar haalbaarheid toe verhindert de eigendomsstructuur mogelijks een vlotte verwerving en opstart van het project. De zone scoort goed op spreiding en inrichtingsmogelijkheden. De oprichting van een woonzorgcentrum vraagt een planologisch initiatief voor de omzetting van natuurgebied waarvoor geen directe aanknopingspunten te vinden zijn in het structuurplan.
28
Locatie 4: Baardegem- Houwelgat zuidwest
De vierde zoekzone is gesitueerd tussen het dorp en het kerkhof. Het is volledig gelegen in woonuitbreidingsgebied. In het GRS is het WUG aangeduid als niet te ontwikkelen woonuitbreidingsgebied dat kan herbestemd worden naar een open ruimtefunctie (landbouw). De zone is via de Molenstraat ontsloten naar de N411. Er zijn geen opmerkingen naar fysische aspecten toe. Verder zijn er in Baardegem nog geen ouderenvoorzieningen aanwezig. De configuratie van de percelen biedt mogelijkheden voor een kwalitatieve inrichting van een woonzorgcentrum. Tenslotte is de zone in private handen. De ontwikkeling van een woonzorgcentrum past niet binnen de gewenste context van het ruimtelijk structuurplan wat een herbestemming via een ruimtelijk uitvoeringsplan bemoeilijkt. De ontsluiting van de site is goed, evenals de configuratie van het perceel. Een ander nadeel is de eigendomsstructuur die in private handen is en een vlotte opstart van het project kan hypothekeren. Voor de andere criteria scoort deze site goed.
Locatie 5: Baardegem- Houwelgat noordoost
De vijfde zoekzone is volledig gelegen in agrarisch gebied. Volgens het GRS speelt grondgebonden landbouw in de Faluintjes een belangrijke open ruimte rol. Het vrijwaren van gebieden voor land- en tuinbouw is dan ook een belangrijke doelstelling. De zone ligt volledig binnen herbevestigd agrarisch gebied en is ook effectief in gebruik als landbouwgrond (weiland). De zone is via de Molenstraat ontsloten naar de N411. De zone is deels gelegen in de relictzone Faluintjes, Kluisbos en Kravaalbos. Er zijn in Baardegem nog geen ouderenvoorzieningen aanwezig. De configuratie van de percelen biedt mogelijkheden voor een kwalitatieve inrichting van een woonzorgcentrum. Tenslotte is de zone in private handen. De ontwikkeling van een woonzorgcentrum past niet binnen de gewenste context van het ruimtelijk structuurplan wat een herbestemming via een ruimtelijk uitvoeringsplan bemoeilijkt. De ligging in HAG en effectief gebruik als weiland zorgt ervoor dat een planologisch initiatief niet verantwoord is. De ontsluiting van de site is goed, evenals de configuratie van het perceel. Een ander nadeel is de eigendomsstructuur die in private handen is en een vlotte opstart van het project kan hypothekeren. Ook de ligging in een relictzone is een nadeel van deze site.
29
Locatie 6: Baardegem - Dorp
De zesde zoekzone is gelegen aan Baardegem-Dorp op een boogscheut van de kerk. Op deze site stonden vroeger het gemeentehuis- en school en een boerderij die de voormalige gemeente Baardegem medio jaren ’70 heeft gekocht voor het oprichten van een cultureel centrum. Een deel van de zone is gelegen in openbaar nut, een deel binnen agrarisch gebied en HAG. De zone is echter niet in effectief landbouwgebruik en wordt al jaren beheerd als groenzone. Het GRS stelt in de gewenste ruimtelijke structuur voor Baardegem dat in het achtergelegen gebied van het oud gemeentehuis- en school een nieuwe functie in combinatie met een parkje/speelbos kan uitgebouwd worden. De site is gelegen aan de N 411 en is dus goed ontsloten. Er zijn geen opmerkingen naar fysische aspecten. Er zijn in Baardegem nog geen ouderenvoorzieningen aanwezig. De configuratie van de percelen biedt mogelijkheden voor een kwalitatieve inrichting van een woonzorgcentrum. Tenslotte is de zone reeds in handen van het OCMW. De ontwikkeling van een woonzorgcentrum is volgens het GRS gewenst op deze locatie. Gezien de zone bovendien niet in effectief landbouwgebruik is, kan dit een planologisch initiatief waarvan een klein deel in HAG, verantwoorden. De site is goed ontsloten en heeft geen opmerkingen naar fysische aspecten. Zowel op de criteria van spreiding en inrichtingsmogelijkheden als haalbaarheid, scoort de zoekzone goed.
Locatie 7: Meldert - Stevensveldstraat
De laatste zoekzone is gelegen in de kern van Meldert. Vandaag de dag wordt de zone feitelijk gebruikt als vrachtwagenparking. In het structuurplan worden geen uitspraken gedaan over deze zone. De zone is niet gelegen in HAG en is matig ontsloten via lokale wegen. Naar fysische aspecten zijn er heel wat randvoorwaarden. Zo ligt de zone in een relictzone Faluintjes, Kluisbos en Kravaalbos en ankerplaats Kravaalbos. Een klein deeltje is mogelijks overstromingsgevoelig en bovendien grenst de zone ook aan biologisch zeer waardevolle elementen. Er zijn nog geen ouderenvoorzieningen in Meldert. De zone is zeer smal wat beperkingen oplegt naar de inrichting van de site. Tenslotte is de zone in private handen.Deze site scoort goed op de criteria spreiding en
30
ligging in HAG. Er zijn echter beperkingen naar fysische aspecten, haalbaarheid en inrichting. De ontsluiting is tot slot ook matig.
Conclusie: In onderstaande tabel zijn alle bevindingen met betrekking tot de zeven locaties gebundeld. Hieruit blijkt dat locatie 6, namelijk de site aan Baardegem-Dorp, de meeste potenties biedt voor de oprichting van een woonzorgcentrum. De site beschikt over de meeste voordelen zoals een planologische verankering in het GRS, een vlotte ontsluiting, een gunstige eigendomsstructuur en goede perceelsconfiguratie. Het belangrijkste nadeel van deze zone is de ligging in HAG, doch gezien het over een zeer kleine inname gaat en de zone niet effectief in landbouwgebruik is, is een planologisch initiatief verantwoord volgens omzendbrief RO 2010/01.
Locatie 1 Moorsel De Croydreef
RUIMTELIJKE CRITERIA
Criteria
Locatie2 Moorsel Kaalbergst raat
Locatie 3 Baardegem Schippers weg
Locatie 4 Baardegem Houwelgat ZW
Locatie 5 Baardegem Houwelgat NO
Locatie 6 Baardegem Dorp
Locatie 7 Meldert Stevens veld straat
Planologische verankering Ligging HAG
Mobiliteit
Fysische aspecten Spreiding
NIET RUIMTELIJKE CRITERIA
Inrichtingsmogelijkhede n Haalbaarheid?
Zeer ongunstig Ongunstig Gunstig Zeer gunstig
31
5.3.
MOTIVATIE PLANNINGSINITIATIEF BINNEN HERBEVESTIGD AGRARISCH GEBIED (HAG).
De weerhouden locatie Baardegem Dorp, huidig plangebied is gelegen binnen HAG. Op pag. 18 is reeds verwezen naar de ligging in HAG. Volgens omzendbrief RO/2010/01 dienen gemeentelijke initiatieven die een planologische aanpassing van de beleidsmatige herbevestigde agrarische gebieden inhouden, de nodige acties op te nemen om het planologisch evenwicht te herstellen. Afwijken van dit algemeen uitgangspunt kan enkel mits een uitdrukkelijke en grondige motivatie door de initiatiefnemer. Voorliggend voorstel van RUP zou een deel HAG innemen, doch er wordt geoordeeld dat dit planologisch initiatief slechts op zeer beperkte wijze afbreuk doet aan de inhoudelijke uitgangspunten en de kwantitatieve opties van de hoofdfunctie landbouw: 1. Onderzoek naar alternatieve locaties: voorafgaand werd een locatieonderzoek gevoerd. Omwille van diverse voordelen werd de huidige locatie weerhouden; 2. Onderzoek naar de impact: het voorliggend RUP doet slechts op zeer beperkte wijze afbreuk aan de inhoudelijke uitgangspunten en de kwantitatieve opties van de hoofdfunctie landbouw: - door het RUP worden geen bestaande landbouwactiviteiten gehypothekeerd aangezien binnen het plangebied momenteel geen landbouwactiviteiten aanwezig zijn; - door zijn deels ingesloten ligging behoort de site niet volledig tot het achterliggend open landbouwgebied, inname van het HAG zal slechts geringe gevolgen hebben voor dit landbouwgebied; - het betreft een historisch gegroeide toestand in die zin dat deze gebieden reeds lange tijd zijn onttrokken van de landbouw ten voordele van functies van openbaar nut (groenzone bij gemeenteschool- en huis). Deels beoogt het RUP dus een bevestiging van de bestaande toestand door het planologisch bestendigen van deze groenstructuren ten diensten van de gemeenschap. Bovendien werden bij de aankoop van de grond subsidies verleend om deze te beheren als groengebied. Deze functie zal dus niet wijzigen. Belangrijk hierbij is dat de waardevolle groenelementen bewaard dienen te blijven. Dit is opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - de oppervlakte van het planningsinitiatief die landbouwgebied inneemt, is zeer beperkt (ca. 7.440m²). De inname is dus zeer beperkt waardoor kan aangenomen worden dat de schaal van het plangebied veel te gering is om enige impact te veroorzaken op de samenhang en het ruimtelijk functioneren van de landbouwgebieden binnen deze deelruimte; - het plangebied sluit direct aan op de kernbebouwing van Baardegem en is te perifeer gelegen om enige impact te veroorzaken op het ruimtelijk functioneren van de landbouwgebieden binnen deze deelruimte. - een groot deel (5.643m² of 73% van het HAG) van het ingenomen agrarisch gebied wordt omgezet naar zone voor park. Dit is een bestendiging van de huidige toestand en een garantie op het behoud van de open ruimte. Door de perifere ligging van het plangebied en het feit dat de laatste decennia het plangebied niet in agrarisch gebruik was, is de impact van dit planningsinitiatief op de macroagrarische structuur te verwaarlozen. 3. Planningsinitiatief behoort tot de principiële beleidsmarge van de omzendbrief RO/2010/01: Pagina 4 van de omzendbrief stelt dat er voor gemeentelijke planningsinitiatieven een principiële beleidsmarge is: “Gemeenten die reeds een
32
goedgekeurd ruimtelijk structuurplan hebben, kunnen gemeentelijke RUP’s opmaken in uitvoering van de richtinggevende of bindende bepalingen van dat gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voor o.a. openbaar nut,…”. Voorliggend planningsinitiatief kadert binnen een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat is goedgekeurd in 2003 en betreft een herbestemming naar een zone voor openbaar nut. Hierdoor behoort het tot de beleidsmarges gegeven aan gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen volgens de omzendbrief. In het kader van de plenaire vergadering betreffende het voorliggend RUP, die georganiseerd werd op 26 november 2012, adviseerden het Departement Landbouw en Visserij – Duurzame landbouwontwikkeling en het Departement Ruimtelijke Ordening conform omzendbrief RO 2010/01 de inneming van HAG te compenseren door middel van een planologische ruil waarbij niet-agrarische bestemmingen in landbouwgebruik herbestemd worden naar agrarisch gebied. Op de plenaire vergadering lichtte het Departement Ruimtelijke Ordening haar advies uitvoeriger toe: het Departement wil een duidelijk signaal geven aan de stad dat er naast het opstarten van planningsinitiatieven waarbij HAG wordt aangesneden er aandacht besteed moet worden aan een herbestemming ten voordele van agrarisch gebied. Zij verwijzen naar een aantal woonuitbreidingsgebieden die in het GRS Aalst worden aangestipt om te herbestemmen naar landbouwgebied. Het Departement stemt ermee in dat de gevraagde compensatie niet binnen het lopend planningsinitiatief gebeurt gezien dit een aanzienlijke vertraging voor dit RUP zou betekenen.
De nood aan extra rusthuisbedden binnen Aalst is groot. Bovendien zullen volgens het woondecreet 13/3/2009 de woonzorgbedden, die toegewezen werden aan het OCMW, vervallen indien ze niet binnen de 5 jaar geëxploiteerd zijn. Gezien de hoogdringendheid van het dossier, is een uitstel van de procedure niet wenselijk. Hiertoe adviseert de dienst ruimtelijke ordening van de Stad Aalst het advies van het Departement Ruimtelijke Ordening te volgen
5.4. FLANKERENDE MAATREGELEN De gemeenteraad van Aalst zal in het kader van de voorlopige vaststelling van dit RUP een beslissing nemen over mogelijk flankerende maatregelen. Zij zal beslissen of de stad zich principieel zal engageren om de compensatie van ingenomen herbevestigd agrarisch gebied te onderzoeken en op te nemen in een later planningsinitiatief.
33
6. PLANOPZET 6.1. ONTWERPEND ONDERZOEK Vanuit het ontwerpend onderzoek is de basis gelegd voor de gewenste inrichting van het plangebied. Deze gewenste inrichting houdt rekening met een aantal randvoorwaarden die van belang zijn bij het integreren van het project binnen zijn omgeving. De gewenste inrichting wordt zoveel mogelijk vertaald naar het bestemmingsplan en de verordenende voorschriften. 1. Programma van eisen Woonzorgcentrum In de beleidsvisie op wonen en zorg voor ouderen is bepaald dat wooncirkel De Faluintjes nood heeft aan een WZC met een capaciteit van 85 bedden. Rekening houdende met de VIPA normering betreffende vloeroppervlakte is er nood aan +/- 5.850m² vloeroppervlakte. 2. Onderzoek of programma van eisen kan gerealiseerd worden binnen bestaande zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. Indien de benodigde vloeroppervlakte wordt verdeeld over 3 bouwlagen blijkt dat de bestaande zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut te klein is om de benodigde vloeroppervlakte te realiseren.
Afb. 6.1.: Oefening benodigde oppervlakte en beschikbare ruimte met drie bouwlagen.
3. Onderzoek naar draagkracht van de site versus programma van eisen Woonzorgcentrum Indien enkel de bestaande zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut wordt gebruikt kan er slechts een WZC worden gerealiseerd met een capaciteit van 69 bedden. In dit voorstel wordt de gevraagde capaciteit niet gehaald verder zou de capaciteit nog dalen omdat er te weinig ruimte is voor parkeerplaatsen en de rondgang voor de brandweer. Bovendien is volgens een studie van VIPA-VVSG een WZC met een capaciteit van 69 bedden economisch niet interessant.
34
Afb. 6.2.: Oefening volledige benutting zone voor gemeenschapsvoorzi eningen met 69 bedden.
Afb. 6.3.: Oefening volumeschets vier bouwlagen
Indien men binnen de bestaande bestemmingszone (openbaar nut) wenst te blijven moet het gebouw worden opgetrokken uit 4 bouwlagen. Dit is gezien de schaal van de kern en de bebouwing binnen de omgeving niet gewenst. Dergelijk bouwvolume wordt ook niet ondersteund door de dienst Ruimtelijke Ordening van de stad Aalst.
4. Onderzoek naar realiseren programma indien aansnijden deel achterliggend agrarisch gebied. Indien een klein deel van het achterliggende agrarisch gebied wordt aangesneden en herbestemd naar zone voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen kan het programma worden gerealiseerd op een kwalitatieve manier. Het gebouw kan worden opgetrokken uit 3 bouwlagen en er blijft voldoende ruimte over voor toegangen, parking en rondgang brandweer. Het optrekken van een WZC met 3 bouwlagen is ruimtelijk aanvaardbaar binnen het straatbeeld. (zie simulatie). Bij het ontwerp van het RUP is rekening gehouden met de bestaande groenstructuren. Achteraan het plangebied is een boomgaard gelegen, in het GRS wordt hier ook naar verwezen, vandaar dat in het RUP rekening is gehouden met deze bestaande groenstructuur. Deze groenstructuur wordt bestendigd via dit RUP. In de voorschriften worden verder voldoende maatregelen opgenomen voor wat betreft de toegang tot de site en de aanleg en inrichting van de parking. Het deel in woongebied gelegen dat aansluit bij de bestaande woning, wordt mee omgezet naar openbaar nut. Deze strook is immers te smal om een halfopen bebouwing te kunnen oprichten. Er wordt aan het OCMW de mogelijkheid geboden om deze zone mee op te nemen in het Woonzorgcentrum of om er een apart woongebouw op te trekken. Dit woongebouw kan dienen voor 1 of 2 aanleunwoningen die horen bij het WZC. Aanleunwoningen kunnen gebruik maken van de diensten van het WZC. De bestaande voetwegen blijven behouden. De bestaande groenelementen met structurerende waarde, zoals de haag, waardevolle bomen, poel blijven zoveel mogelijk behouden. Hiervoor worden garanties ingebouwd via de stedenbouwkundige voorschriften.
35
Afb. 6.4.: Volumeschets van de inrichtingssuggestie straatwand (zonder schaal)
Afb. 6.5.: Inrichtingssuggestie met uitbreiding zone voor gemeenschapsvoorzieningen met afzonderlijke ‘aanleunwoning’.
36
Afb. 6.6.: Inrichtingssuggestie met uitbreiding zone voor gemeenschapsvoorzieningen en WZC aansluitend aan wachtgevel.
6.2. VERTALING NAAR GRAFISCH PLAN Zie grafisch plan. Bovenstaande concepten worden vertaald naar een verordenend plan. Binnen het grafisch plan worden twee bestemmingszones voorzien:
6.2.1. Artikel 1 - Zone voor gemeenschaps- en nutsvoorziening Deze zone is bestemd voor de bouw van een woonzorgcentrum en aanverwante functies en activiteiten. Het grootste deel van deze zone heeft op het gewestplan de bestemming ‘zone voor openbaar nut’. Het andere deel van deze zone heeft de gewestplanbestemming ‘zone voor wonen’ en ‘zone voor agrarisch gebied’, dat in het RSV herbevestig is. Deze twee delen krijgen via dit RUP dus een nieuwe bestemming en worden mee opgenomen in de zone voor openbaar nut. Deze zone mag beperkt worden bebouwd en verhard. In het gedeelte met de gewestplanbestemming ‘zone voor wonen’ gelden specifieke voorschriften wat betreft bouwdiepte, gabarit, …
37
6.2.2. Artikel 2 - Zone voor park Deze zone mag niet worden bebouwd maar moet worden ingericht als park. Vandaag is deze zone herbevestigd agrarisch gebied. Door dit RUP krijgt deze zone dus een nieuwe bestemming. Er wordt een beplantingsplan gevraagd voor deze zone bij de eerste stedenbouwkundige aanvraag binnen het plangebied van dit RUP.
7. WATERTOETS 7.1. SITUERING PLANGEBIED Het plangebied is gelegen binnen de zone van het denderbekken (cfr. Integraal waterbeleid). Het hemelwater van dit gedeelte van Baardegem stroomt via de Nijverseelbeek (Opwijk) af naar de Vondelbeek. De watertoetskaarten geven voor het plangebied de volgende aspecten weer: - het plangebied is niet overstromingsgevoelig; - het plangebied is niet erosiegevoelig; - het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming; - wat betreft infiltratiegevoeligheid is een zone centraal in het plangebied infiltratiegevoelig; - de helling van het terrein bedraagt 0.5-5%; - het plangebied behoort volgens de zoneringskaarten van de VMM tot het centraal gebied, dit wil zeggen dat het reeds is aangesloten op een zuiveringsstation
Het plangebied kent in de bestaande toestand geen effectieve waterproblemen.
Afb. 7.1.: Kaart met de overstromingsgevoelige gebieden (Bron: www.gisoost.be )
38
Afb. 7.2.: Kaart met de erosiegevoelige gebieden (Bron: www.gisoost.be )
Afb. 7.3.: Kaart met de grondwaterstromingsgevoelige gebieden (Bron: www.gisoost.be )
Afb. 7.4.: Kaart met de infiltratiegevoelige gebieden (Bron: www.gisoost.be )
39
Afb. 7.5.: Kaart met de hellingen (Bron: www.gisoost.be )
Afb. 7.6.: Zoneringskaart (Bron: www.vmm.be )
7.2. BEOORDELING VAN DE EFFECTEN OP HET WATERSYSTEEM 7.2.1. Wijziging van het overstromingsregime? Het RUP maakt het bouwen van nieuwe constructies en verhardingen mogelijk. Deze ingrepen kunnen overstroombare ruimte innemen waardoor het overstromingsregime van een gebied kan wijzigen. Aangezien het plangebied niet gelegen is in een effectief of mogelijks overstromingsgevoelige zone, wordt aangenomen dat er zich geen significante wijziging zal voordoen in het overstromingsregime van het gebied.
7.2.2. Wijziging van de infiltratie- en afstromingshoeveelheid? Het RUP maakt het realiseren van een woonzorgcentrum mogelijk. Dit wil zeggen dat bebouwing en verharding mogelijk worden gemaakt binnen het plangebied. De verharde en of bebouwde oppervlakte zal na realisatie van het RUP toenemen. Echter de bestaande feitelijke toestand geeft aan dat een groot deel van het terrein braakliggend is. Hier stond
40
vroeger de gemeenteschool. De nieuwe bebouwing staat in verhouding tot de vroegere bebouwing wat betreft oppervlakte-inname. Het plangebied heeft momenteel een totale oppervlakte van 10 752m². Vandaag is deze oppervlakte, met uitzondering van de eengezinswoning, volledig onbebouwd. Dit wil zeggen dat in de huidige toestand het hemelwater natuurlijk kan infiltreren in de bodem op het terrein. Volgens de stedenbouwkundige voorschriften mag zone 1 voor maximaal 60% bebouwd worden. Dit komt neer op een oppervlakte van 3 344m² . Daarboven mag de niet-bebouwde ruimte van zone 1 voor maximaal 50% verhard worden, dit is voor een oppervlakte van 1 115m². Van de tweede zone, met een totale oppervlakte van 5 179 m², mag slechts 10% of 517,9m² verhard worden. Wanneer we uitgaan van de meest ongunstige situatie (voor wat betreft de infiltratieoppervlakte van hemelwater) zal er een totale oppervlakte van 3 344 m²1 van het plangebied bebouwd worden en 1 633 m² verhard worden. Er blijft een stuk met de oppervlakte van 5 789,9m² gevrijwaard. Dit wil zeggen dat volgens de voorschriften bijna de helft van het terrein verzegeld kan worden Hemelwater stroomt van het plangebied af naar de Vondelbeek, die een grote overstromingsgevoeligheid kent. Daarom is het belangrijk dat op de site voldoende buffercapaciteit geboden wordt opdat hemelwater hier zo veel mogelijk natuurlijk kan infiltreren, en de beek zo weinig mogelijk belast zal worden. 7.2.3. Wijziging van het erosiegedrag? Het voorliggende plan voorziet geen ingrijpende wijziging in het bodemgebruik. Het deel van het terrein dat niet verhard zal worden, wordt ingericht als parkzone. Er kan worden aangenomen dat het effect op het erosiegedrag minimaal zal zijn. 7.2.4. Wijziging op de grondwaterstroming? Het plangebied is gelegen in een zone matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2). Voor type 2 geldt dat ondergrondse constructies met een diepte van meer dan 5m of een horizontale lengte van 100m kan aanleiding geven tot nadelige schadelijke effecten. Dir wordt in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen. 7.2.5. Wijziging in de oppervlakte- en grondwaterkwaliteit? Wat de wijziging van de oppervlakte- en grondwaterkwaliteit betreft, is enerzijds de opvang van afvalwater en anderzijds de bestemming van het plangebied van belang. Het plangebied behoort tot het centraal gebied binnen het zoneringsplan. Dit betekent dat een afvalwaterriolering aanwezig is die is aangesloten op een operationele WZI. Daarnaast kan verwacht worden dat een bestemming als woonzorgcentrum geen activiteiten voortbrengt die een significante invloed hebben op de kwaliteit van het watersysteem. 7.2.6. Milderende maatregelen Om negatieve effecten op het overstromingsregime te vermijden kunnen volgende maatregelen genomen worden: - De stedenbouwkundige aanvragen die volgen op het RUP dienen minstens te voldoen aan het Aalsters reglement betreffende hemelwater (dd. 24/06/2008). Prioriteit dient hierbij uit te gaan naar hergebruik van hemelwater (bij voorbeeld sanitair) en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer; - een compacte bebouwing voorzien en zo veel mogelijk ruimte onverhard laten;
1
Vermoedelijk zal deze waarde lager liggen aangezien het hier gaat over maximaal toelaatbare oppervlaktes.
41
-
het inrichten van een collectief infiltratie bed, dat een voldoende capaciteit heeft om het overtollig hemelwater op het plangebied natuurlijk te laten infiltreren; het gebruik van waterdoorlaatbare materialen aanmoedigen; de daken van de gebouwen aanleggen als groen dak; er worden beperkingen opgelegd voor de afmetingen van ondergrondse constructies.
7.3. CONCLUSIE Voorliggend plan is mits het nemen van enkele milderende maatregelen verenigbaar met de principes van het Decreet Integraal Waterbeleid.
8. IMPACT OP DE MOBILITEIT Het plangebied grenst aan de gewestweg N411, die de R41 in Aalst verbindt met de N47 in Nijverseel. Om een beeld te krijgen op de bijkomende verkeersstromen op deze weg, dient het aantal personeelsleden van het woonzorgcentrum gekend te zijn, evenals het aantal te verwachten bezoekers . Door deze gegevens te projecteren op de werkuren (shiften) van het personeel, kan een beeld gevormd worden van het mobiliteitsprofiel en het te verwachten aantal parkeerplaatsen. Hiervoor wordt uitgegaan van een simulatie opgemaakt door het OCMW Aalst. Het te verwachten aantal personeelsleden Hierbij wordt uitgegaan van een woonzorgcentrum van 85 bedden waarvan een 60-tal RVT en 3CVK. Als Zorgtegraad wordt ongeveer 75% genomen. Dit resulteert in de volgende personeelsnormen: Personeelsgroep Verpleging / verzorging Reactivatie Animatie Kine/ergo/logo andere
norm 26 VTE 1.5 VTE 1.5 VTE 2 VTE 6 VTE
Werkelijke aanwezigen 29 VTE 1.8 VTE 1.8 VTE 2.5 VTE
Aantal koppen (geschat) 35 2 2 3
Voor de berekening van de werkelijke aanwezigen wordt rekening gehouden met een marge van 10%. Deze marge is noodzakelijk voor opvang van ziektes, verlofdagen en dergelijke. Onder ‘anderen’ wordt gerekend: - Keukenhulpen - Technische dienst - Schoonmaakploeg Voor deze wordt met een extra marge gerekend. Wanneer er uitgegaan wordt van 3 verpleegafdelingen kunnen deze gegevens als volgt omgezet worden in een mogelijks uurrooster. Personeelsgroep Afdeling 1 verpleging en verzorging Afdeling 2 verpleging en verzorging
vroegdienst 3
avonddienst 2
nachtdienst 1
3
2
1
Andere
TOTAAL 6 6
42
Afdeling 3 verpleging en verzorging Schoonmaak Keuken Technische dienst Ergo Kine Animatie Maatschappelijk werk Administratie Directie hoofdverpleegkundigen TOTAAL AANWEZIG PER MOMENT
3
1
6 2
2
17
7
4
2
1 3 1 2 1 1 1 3 13
6 4 1 3 1 2 1 1 1 3
Het te verwachten aantal bezoekers Het bezoekersaantal is een gegeven dat moeilijker te bepalen is; er dient rekening gehouden te worden met het feit dat de personen die opgenomen worden in een woonzorgcentrum steeds ouder worden. De kinderen van de residenten zijn daardoor ook reeds gepensioneerd en vaak minder mobiel, bijgevolg ligt de bezoekfrequentie laag. De bezoekfrequentie van de jonge generatie, de kleinkinderen, is nog lager. De invloed op de verkeersstromen Uit de tabel volgt dat het woonzorgcentrum geen al te grote impact zal hebben op de verkeersstromen op de N411. Uitgaande van het aantal personeelsleden tijdens de vroegdienst zullen er ’s ochtends 17 extra wagens zijn. Waarschijnlijk ligt dit aantal nog lager omdat niet iedereen met de auto komt. Bovendien begint de vroegdienst in een woonzorgcentrum vaak voor de ochtendspits, waardoor de bijkomende wagens nauwelijks een belemmering voor het verkeer zullen vormen. Voor de avond- en nachtdienst zal het aantal bijkomende personenwagens nog lager liggen (resp. max 7 en Max 2). Deze extra verkeersstromen zullen eveneens buiten de spitsuren vallen. Hun impact is dus minimaal. Daarnaast zijn er nog een aantal andere personeelsgroepen, die niet volgens vaste shiften werken en verspreid over de dag maximum 13 bijkomende personenwagens zullen genereren. Dit aantal is laag en de impact wordt eveneens minimaal verondersteld. Voor wat betreft het bezoekersaantal, is het moeilijk om het aantal bijkomende personenwagens in te schatten. Aangezien, zoals uit ervaring blijkt, de bezoekersfrequentie eerder laag ligt, zal ook hier de bijkomende verkeersstroom beperkt zijn. De te voorziene parkeerplaatsen Uitgaande van de tabel blijkt dat er maximaal 30 personen in het woonzorgcentrum aanwezig zullen zijn. 30 Parkeerplaatsen lijkt dus een minimum vereiste. Rekening houdend met de volgende parameters kan het aantal nodige parkeerplaatsen toe- of afnemen + -
Niet elke personeelslid zal met de auto komen werken Overlapping van de schiften en overuren Personeel uit de andere personeelsgroep werken niet noodzakelijk op vaste uren of gedurende de hele dag
-: afname van het nodige aantal parkeerplaatsen + : Toenamen van het nodige aantal parkeerplaatsen
43
Bovenstaande parameters kunnen moeilijk uitgedrukt worden in cijfers. Wanneer deze toch in rekening worden gebracht, lijkt de aanname van minimum 30 parkeerplaatsen veilig. Daarnaast zullen ook de bezoekers gebruik maken van parkeervoorzieningen. Uitgaande van de simulatie van het bezoekersaantal blijken deze laag te liggen. Ook zullen de meeste bezoekers in de namiddag of tijdens het weekend verwacht worden. Op dit moment liggen de parkeerbehoeften van het personeel lager, aangezien er tijdens de late shiften minder werkkrachten aanwezig zijn. Het lijkt een correcte aanname dat deze behoefte mee opgenomen wordt in de voorziene minimum 30 parkeerplaatsen. Dit aantal is volgens de analyse een minimumvereiste, meer parkeervoorzieningen zijn mogelijk, maar lijken niet noodzakelijk.
9. PLAN-MER BEOORDELING
Water
Mobiliteit
++
0
0
0
+
/
/
0
+
++
/
/
/
+
/
/
+
/
/
/
/
0
+
-
-
0
-
0
0
/
0
-
+
+
++
+
+
/
+
0
+
/
++
+
+
0
++
/
+
0
/
0
+
/
+
+
+
+
Samenhang disciplines
Biodiversiteit/fauna en flora
Lucht, atmosfeer, klimatologische factoren
/
Mens-ruimtelijke ordening
+
Cultureel erfgoed, landschap en stoffelijke goederen
Licht
geheel
D
Geluid en trillingen
C
Bodem
B
Energie- en grondstofvoorraden
A
Mens-gezondheid en veiligheid
Planonderdeel
De opmaak van een plan-MER wordt van rechtswege niet noodzakelijk geacht. Indien projecten en plannen niet van rechtswege plan-MER-plichtig zijn, is er een screeningsplicht van toepassing. Dit houdt in dat moet worden aangetoond dat het plan geen aanzienlijke milieueffecten inhoudt. Indien men kan onderbouwen dat er geen aanzienlijke milieueffecten worden verwacht, komt het plan in aanmerking voor een ontheffing van de plan-MER-plicht.
44
Uit de screening blijkt dat er geen aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Bijgevolg besliste de dienst LNE dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is voor het voorliggend RUP. De beslissing van LNE, evenals de screeningsnota zijn in bijlage toegevoegd aan de toelichtingsnota.
10.
VEILIGHEIDSRAPPORTAGE
Het voorontwerp van het RUP werd voorgelegd aan de instantie bevoegd voor veiligheidsrapportage, met name het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Dit gebeurde ter voorbereiding van de plenaire vergadering. Overeenkomstig de VCRO art. 2.2.13 heeft de betrokken dienst tijd tot aan de plenaire vergadering om aan te geven dat het RUP het voorwerp vormt van een ruimtelijk veiligheidsrapport. Er werd voor de plenaire vergadering geen advies overgemaakt, waardoor er geen veiligheidsrapport opgemaakt dient te worden voor het voorliggend RUP. Op 7 mei 2013 heeft het stadsbestuur alsnog een advies mogen ontvangen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Hierin werd nogmaals bevestigd dat voor voorliggend RUP geen veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden.
11. (GRAFISCH) REGISTER VAN PERCELEN WAARVOOR EEN BESTEMMINGSWIJZIGING GEBEURT DIE AANLEIDING KAN GEVEN TOT VERGOEDINGSREGELING In artikel 2.2.2., §1, 1e lid, 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, is de verplichting opgenomen om percelen waarop een bestemmingswijziging gebeurt, die aanleiding kan geven tot planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade, op te nemen in een register binnen een ruimtelijk uitvoeringsplan. Het voorliggende RUP herbestemt een gedeelte agrarisch gebied en een gedeelte woongebied naar de gebiedscategorie openbaar nut en een gedeelte agrarisch gebied naar gebiedscategorie voor park. De bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar openbaar nut geeft geen aanleiding tot planbaten volgens art. 2.6.4. Codex RO. De bestemmingswijziging van woongebied naar openbaar nut kan aanleiding geven tot planschade volgens art. 2.6.4. Codex RO. De bestemmingswijziging van landbouwgebied naar gebied voor ‘bos en overig groen’ kan aanleiding geven tot kapitaalschade volgens art. 6.2.1. -6.2.4 betreffende het grond- en pandenbeleid. Het plan planbaten/ planschade is toegevoegd aan de plannen van dit RUP.
12.
LIJST MET OP TE HEFFEN VOORSCHRIFTEN
Het plangebied is opgenomen in het gewestplan Aalst-Ninove-Zottegem-Geraardsbergen goedgekeurd bij K.B. dd. 30/05/1978. De gewestplanbestemming voor het plangebied is deels woongebied, deels openbaar nut (de eerste 50m vanaf de straat) en deels agrarisch gebied.
45
“De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaalculturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving”. “De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden”.
De bestemming openbaar nut wordt door de opmaak van dit RUP verder verfijnd. De bestemming agrarisch gebied wordt vervangen door een andere bestemming. De bestemming woongebied wordt binnen de perimeter van dit RUP opgeheven en vervangen door de nieuwe bestemming binnen het RUP. De voorschriften van het gewestplan worden, vanaf het ogenblik van het in werking treden van dit RUP vervangen door de voorschriften van dit RUP De Faluintjes.
De volgende voorschriften worden opgeheven: Verordenend plan
Voorschrift
Gewestplan Aalst-Ninove-ZottegemGeraardsbergen (30/05/1978, gewijzigd 13/09/1995)
Zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut Agrarisch gebied Woongebied
46
13.
RUIMTEBOEKHOUDING
Door middel van dit RUP worden onderstaande bestemmingen gecreëerd: Gewestplan Bestemming Woonzone
Zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut
Agrarisch gebied
TOTAAL
RUP Benaderde bestemming Benaderde oppervlakte oppervlakte 430 m² GEBIEDSCATEGORIE OPENBAAR NUT Art. 1: Zone voor gemeenschaps- en nutsvoorziening 2882 m² GEBIEDSCATEGORIE OPENBAAR NUT
430 m²
Art. 1: Zone voor gemeenschaps- en nutsvoorziening 7440 m ² GEBIEDSCATEGORIE OPENBAAR NUT
2882 m²
Art 1: Zone voor gemeenschaps- en nutsvoorziening GEBIEDSCATEGORIE PARK
2261 m²
Art 2:Zone voor park
5179 m²
10 752 m²
TOTAAL
10 752 m²
47