“Zo begon het”
1
Het weekend van 21-22 mei 2011 was een echt feestweekend! We vierden dan 60 jaar Don Boscokerk. Als herinnering aan de festiviteiten een document over de grondleggers van de Don Boscokerk. Hoe begon het allemaal? Waar kwam het geld vandaan en de vele helpende handen? Was het allemaal wel „katholiek‟? Alles wat u altijd al wou weten maar nog nooit durfde vragen… u leest het hier! Anette & Freddy
2
DEEL I: “ Bouw Don Boscokerk 1951” We zetten een flinke stap terug in de tijd, anno 1951, het bouwjaar van onze kerk. Jammer genoeg zijn er niet meer zoveel mensen die de pittige anekdotes hier rond kunnen doorvertellen. We staken ons licht op bij Pierre Debelder, één van de „bouwheren‟ die er vanaf het prille begin bij was en die ons het verhaal doet in geuren en kleuren. We splitsen zijn relaas op in drie delen. De sleutelfiguur in het hele bouwproject is zeker Vincent d‟Heu, de toenmalige pastoor van de Sint Vincentius parochie. Vanuit Mechelen kreeg hij de opdracht om in Buizingen een nieuwe kerk te bouwen en nog wel op een ongewone plaats. Men noemde ons territorium en dan vooral de „cités‟ wel eens de rode burcht. Pastoor d‟Heu was echter voor geen kleintje vervaard. De manier waarop hij alles financierde spreekt tot de verbeelding. Hijzelf ging preken - het waren donderpreken – en het verheffen van zijn stem boezemde menigeen schrik in. Hij trok het hele Pajottenland door en zadelde velen met een schuldgevoel op als ze niet genoeg centen gaven voor de bouw van de, volgens hem, noodzakelijke kerk. Het was Gods wil en wie waren zij om daar tegen in te gaan. Volgens betrouwbare bronnen werd er in de basiliek in Halle op één zondag een enorm bedrag ingezameld. Sommigen hebben het over een bedrag van 200.000 frank en dat in 1951!
3
Hij aarzelde ook niet om aan de deken van Halle gratis kaarsen af te luizen die hij dan achteraf aan de volle pot doorverkocht. Pierre en zijn echtgenote Georgette verstuurden duizenden bedelbrieven. Van overal in het land kwamen massa‟s omslagen toe met biljetten van 100, 50 en 20 frank. Achteraf waren zij verplicht een dankbriefje naar al deze milde schenkers te sturen. Geen nood! Voor de frankering van de dankbrieven trok de pastoor naar de firma Colruyt, christelijk geïnspireerd en bekend om haar katholieke sympathieën. Op een subtiele manier speelde hij er de twee bazen – de broers Jules en Henri – tegen elkaar uit. “Mag dat wel?” vroeg meneer Jules. “Natuurlijk” antwoordde pastoor d‟Heu “vraag het maar aan meneer Henri”. Maar in feite wist de brave man van niets. En alsof dat niet genoeg was, liet hij er ook zijn wagen gratis voltanken. Twee weken later stond hij daar opnieuw met een nieuwe lading omslagen om te frankeren. Hij aarzelde ook niet om Georgette tijdens haar werkuren op te eisen. Hij wist de baas van de firma Lutti er van te overtuigen “dat zij in de parochie harder nodig was dan in het bedrijf”. Pastoor d‟Heu had ook een goed contact met de toenmalige burgemeester, dokter Deman. Hij kon hem overhalen om zijn burgemeesterswedde af te staan ten voordele van de kerk. Hij ging nog een stap verder en troggelde het Volkswagentje van de doktersvrouw af. “Zij rijdt toch niet veel en ik heb dringend een wagen nodig” argumenteerde hij. 4
“Hem kon je niets weigeren”, zegt Pierre. “God zal het u lonen met erwten en bonen”, was een ludieke uitspraak van hem om iemand te bedanken. DEEL II: “VELE HELPENDE HANDEN EN GRATIS DIENSTEN” In het vorige deel hadden we het over de donder- en aftroggelpreken van pastoor d‟Heu, zijn hulp van de firma‟s Colruyt en Lutti en zijn bijzondere relatie met burgemeester Deman. Telkens gebruikte hij zijn invloed om gratis van alles en nog wat te verkrijgen. Het verhaal, ons verteld door Pierre en Georgette, gaat verder. De pastoor deed een beroep op heel wat vrijwilligers… gemotiveerde en „Chinese‟ vrijwilligers, want God en klein pierke werd opgetrommeld, zonder pardon. Ook wie op dat moment patatjes aan ‟t planten was, moest alles laten vallen. Deze mensen waren geen enkele zaterdag meer vrij. “Weet je”, zegt Pierre, “dat alles gebeurde op mankracht. Voor de bouw werd geen enkele kraan gebruikt!” De bouwondernemers, twee broers uit Willebroek, waren goede bekenden van de pastoor. En weer at hij van twee walletjes: toen de ene langskwam om advies te geven, vertelde hij dat de lading stenen - voor een andere werf bestemd - in Buizingen mocht afgeladen worden, zogenaamd met goedkeuring van de andere broer. Onnodig te vertellen dat de stenen nooit betaald werd. Alles wat van pas kwam nam hij mee. Zo ook het papier voor de bedelbrieven. In de papierfabriek in Huizingen overhaalde hij Maurice Hubert om hem gratis papier mee te geven. De 5
pastorie van Sint Vincentius stak proppensvol. Een klein gedeelte van de papierberg was voor plaatselijk gebruik; het grootste gedeelte werd doorverkocht. Voor het vervoer van materialen waren „transporteurs‟ Jefke Lories en Marcel Peetroons vaste waarden. Pastoor d‟Heu heeft hen meer dan eens op stang gejaagd met zijn slinkse praktijken. En of hij daar een meester in was…Op zekere dag gingen hij en Pierre, in een geleende camionette van Jef Matton, in het Gentse papier leveren bij de paters. Omdat hij beweerde geen auto te hebben, stelden de paters hun camionette ter beschikking om boodschappen (lees: bestellingen) te doen. Pierre, die dacht tegen de middag terug thuis te zijn, kwam bedrogen uit: terug naar Buizingen om nog een lading papier op te halen. Gelukkig zorgden de paters voor boterhammen en soep. Intussen had de pastoor niet stilgezeten. Bij de firma Eternit in Kapelle op den Bos deelde hij aan de meestergasten sigaren uit. In ruil moesten ze „‟t een en ‟t ander‟ klaarzetten. Jefke Lories zou het ‟s anderendaags komen ophalen: een lading golfplaten en andere benodigdheden, bestemd voor het „Patronaat‟ (nu „Lindegroen‟). Jefke moest zeggen: “Den bureau heeft gezegd dat ik alles gratis mag ophalen”. En Pierre zijn dagtaak was nog niet ten einde. Eerst richting Willebroek om twee vaten carbolineum op te laden (nooit de prijs gevraagd), dan, om 22 uur, naar Lier bij de zus van de pastoor. Daar gauw iets eten en weg met alweer een buit: twee strijkijzers. In het naar huis rijden moest Pierre mee luidop een paternoster lezen. 6
Om 3 uur ‟s nachts werd alles bij Jef Matton afgeladen. Pierre kreeg die dag een uitbrander van jewelste van zijn nonkel Jef. Nooit ofte nimmer zou hij zijn camionette nog uitlenen aan de pastoor! DEEL III: “EN HEDDE GIJ MEUBELEN?“ In het vorig deel lazen we ‟t een en ‟t ander over de manier waarop de materialen voor de bouw van de kerk ter bestemming geraakten. Bij de „gulle‟ leveranciers ging dat ongetwijfeld gepaard met enkele krachttermen, niettegenstaande de geruststelling “dat God het hen zou lonen met erwten en bonen”. Maar, stenen alleen was niet voldoende. Hoe aan stoelen geraken? Eerst echter nog een bizar feit: dat jaar, in 1951, zou de riolering in de Octave de Kerchove d‟Exaerdestraat vernieuwd worden. Alle kasseien werden opgebroken en voorlopig gestockeerd in de Groenstraat, aan het Kluisbos. Maar - o wonder - de kerk was af en de kasseien onvindbaar. Een mysterie! Kwatongen beweren dat de funderingen van de kerk erop rusten (Jezus‟ woorden getrouw: “Op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen”). Feit is dat in het café in de Don-Boscokelder een mooie muur in kasseien te bewonderen is. Afkomstig van… Maar nu het verhaal van de kerkstoelen. Pastoor D‟Heu trommelde enkele mensen op om bij Ost in Halle gratis hout op te halen. Hij was van plan om zelf kerkstoelen te maken, naar het model van deze van de Sint-Leonarduskerk in Zoutleeuw. Zo trok hij op zekere dag met Pierre naar Zoutleeuw op verkenning. Terwijl hij van de deken een 7
rondleiding kreeg moest Pierre een stoel „ontvreemden‟ en deze in de camionette verstoppen. In Buizingen werd de stoel gedemonteerd. Elk onderdeel, elk plankje, werd nauwkeurig uitgetekend en op maat gezaagd. Op donderdagnamiddag werden de schoolkinderen ingeschakeld om de klus te klaren (indertijd viel de vrije namiddag op donderdag). Vervolgens werden de onderdelen naar Steenhuize-Wijnhuize vervoerd, naar een atelier waar kerkstoelen gemaakt werden. Nog nooit meegemaakt daar: een pastoor die de onderdelen komt leveren met de vraag “of ze in het atelier de stoelen eventjes konden monteren?” Het overschot van de planken werd gerecupereerd voor het verwarmen van de Sint-Vincentiuskerk. De kerkgangers zijn er nooit met koude voeten buiten gegaan, want hun herder waakte over hun welzijn. Zo stond er altijd een wagon met kolen op de plaats waar nu de grot staat. Als de kolen verstookt waren belde hij gewoonweg naar het station en de wagon werd weer volgeladen. Het zal allicht niemand verbazen dat de bouwvergunning van de Don-Boscokerk nog niet afgeleverd was op de dag dat het gebouw er al in volle glorie stond. Bij officiële gelegenheden werd de Alsembergsesteenweg steevast vermeden om geen slapende honden wakker te maken. Maar, soms moet een mens al eens zijn nek durven uitsteken De bouwheer van de Don-Boscokerk heeft dat meermaals gedaan. Hij was een echte bezieler en daar zijn we heel dankbaar voor. Naast de bouw van de Don-Boscokerk heeft hij ook andere projecten gerealiseerd: het vernieuwen van de 8
Sint-Vincentiuskerk, de bouw van de Lourdesgrot, de DonBosco kleuterschool (nu Ommekaar) en de kleuterschool De Buiteling. Dank ook aan Pierre en Georgette, voor hun levendige verhalen over die tijd van toen, zestig jaar geleden. DEEL IV: “EN HEDDE GIJ NE PASTOOR?“ Op 30 december 1951 is de kerk klaar. Iedereen blij, ook Monseigneur Schoenmaeckers die de kerk plechtig komt inwijden. Mooi gebouw, nieuwe stoelen, toffe patroonheilige: Don Bosco, de heilige van de jeugd, een vastberaden man, een voortrekker, een dromer ook die in een droom de lammetjes ziet veranderen in herders. Een terugblik op de eregalerij van de herders van de Don Boscoparochie… Na pastoor D‟Heu - de man die een hond uit een vleeswagen kon praten - krijgt kapelaan Albert Dierckx in 1958 de zorg over de Don Boscokerk, toen nog een niet-parochiale kerk. In 1962 wordt Johan Boon kapelaan en met de officiële erkenning als parochie, in 1963, mag hij zich „pastoor‟ van de Don Boscoparochie noemen. Pastoor Boon zal de geschiedenis ingaan als een man met een groot hart en met het hart op de tong. In 1973 geeft Johan Boon de fakkel door aan Gaston Langhendries. Met hem waait er een frisse wind door de liturgie: wekelijkse tekstblaadjes voor de eucharistievieringen en start van een liturgische werkgroep. In 1981 wordt een ploeg van vier priesters aangesteld voor de geheelpastoraal van de twee Buizingse parochies (in 1989 wordt Sint Jozef Lot mee opgenomen): Erik Meeusen, pastoor 9
van de Sint Vincentiusparochie, Mark Den Harynck, Rik Devillé, pastoor van de Don Boscoparochie en Jan Van Marsenille. Rik Devillé, de laatste pastoor, is voor onze Don Boscogemeenschap een voortrekker geweest, een bezieler, een dromer ook die lammetjes zag veranderen in herders en herderinnen. In zoverre is het plaatje van de officiële herders rond, maar naast hen stonden er ook vele gemotiveerde mensen en bewegingen die mee deze parochiegemeenschap gedragen hebben en nog dragen. Daarom enkele belangrijke data op een rijtje, op het gevaar af er enkele te vergeten: 1964: Een goed beheer. Oprichting van het Kerkbestuur (Kerkfabriek), dat de kerkelijke goederen beheert en de eredienst mogelijk maakt. 1967: Een luisterend oor. Eerste vergadering van de Parochieraad, het overlegorgaan van de gehele gemeenschap. 1967: Een plaats om te feesten. Eerste uitbreiding van de parochielokalen. 1972: Vrouwen met pit. Start van KAV Don Bosco. 1980: Aandacht voor zieken. Oprichting van Ziekenzorg. 1981: Samen onderweg in geloof. Start van een „ploeg voor catechese‟. 1982: Zingend bidden. Het Don Boscokoor zingt de eerste noten. 1983: Een plaats om te spelen. Start van „Zennedal‟. 1983: Investeren in relaties. Start van het Onthaalcentrum voor Verloofden. 10
1984: Aandacht voor liturgie. Start van de nevenviering voor kinderen tussen 6 en 12 jaar. 1984: Welkom pastor. Aanstelling van de eerste pastorale werkster. 1985: Teamwerk. Start van een „Parochiale Ploeg‟. 1986: Laat het zaad kiemen. Start van de catechese „Vormsel op latere leeftijd‟. 1987: Rond het boek van bevrijding. Start van een bijbelgroep. 1987: Meegaan in moeilijke momenten. Oprichting van een Weduwen- en Weduwnaarswerking. 1988: Elkaar steunen en bemoedigen. Start van de echtgescheidenenwerking „Klimop‟. 1990: Gedragen in Gods hand. Start van de werkgroep Dooppastoraal. 1990: Een open huis. De projectgroep „Welzijnszorg‟ richt het buurthuis „Ommekaar‟ op. 1993: Toekomst voorbereiden. Start van de groep „Medevoorgangers in de liturgie‟. 1996 – 1997 – 1998 – 1999: Ook rond Gods huis is het goed toeven. Aanleg van een „feesttuin‟, heraanleg van de tuin voor de kerk, aanleg van een gedachtenisweide en van een speelweide. 2000: Mee met de tijd. Een eigen website op het internet voor de drie parochies, Sint-Vincentius, Don Bosco en SintJozef. Tot zover het data-lijstje. De basis is gelegd door vele namen, vele gezichten, vele mensen van voorbij en van nu. Deze geloofsgemeenschap gaat verder met andere mensen, andere 11
talenten, andere mogelijkheden, maar altijd met dezelfde drang om verder te gaan in dat verhaal dat 2000 jaar geleden begon. Het is het verhaal van Gods volk onderweg, en Hij, de Ene, Hij gaat nog altijd met ons mee.
12