10. Bijbel, Lucas 15. Vertaling L. ten Kate. Vertaling NBG/BBG, Haarlem/Brussel 1951.
5. Bijbel, Lucas 15. Vertaling L. ten Kate. Vertaling NBG/BBG, Haarlem/Brussel 1951.
Lucas 15 Vertaling L. ten Kate 'Drie parabels: het verloren schaap, de verloren penning, de verloren zoon' 1 De tollenaars en zondaars kwamen naar Jezus toe om naar Hem te luisteren. 2 De Farizeen en Schriftgeleerden maakten zich daarover kwaad, en zeiden: 'Hij ontvangt zondaars en eet me hen/ 3 Toen vertelde Jezus de volgende parabels aan hen. 4 Welke mens, die honderd schapen heeft en er een verliest, verlaat niet de 99 in de woestijn om naar het verlorene te zoeken, totdat hij het gevonden heeft? 5 En als hij het gevonden heeft neemt hij het mee op z'n schouders, en is zeer verblijd. 6 En als hij thuis komt roept hij vrienden en buren bijeen en zegt: Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap teruggevonden dat verloren was. 7 Zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over een zondaar die een nieuwe weg inslaat, dan over 99 rechtvaardigen die en nieuwe weg niet nodig hebben. 8 En welke vrouw, die tien penningen heeft en er een verliest, ontsteekt niet een kaars, keert het huis met bezems en zoekt naarstig todat ze het verlorene gevonden heeft? 9 En als ze het gevonden heeft, roept ze vriendinnen en buurvrouwen bijeen en zegt: Wees blij met mij, want ik heb de penning gevonden die ik verloren had. 10 Zo is er vreugde onder de engelen Gods over een zondaar die een nieuwe weg inslaat. 11 Een man had twee zonen. 12 De jongste zei tegen zijn vader: 'Vader, geef mij dat deel van het zijnde dat me toekomt/ En de vader gaf hun het leven. 13 Enkele dagen daarna vertrok de jongste zoon, nadat hij alles bijeenverzameld had, naar een ver land. Daar gaf hij het zijnde uit, rijkelijk levend. 14 En toen alles op was, kwam er een hongersnood in dat land, en hij begon gebrek te lijden. 15 Hij liet zich opnemen in het huis van een van de inwoners, en werd het land op gestuurd om de varkens te weklen. 16 Op het eind wilde hij zelfs het varkensvoer eten, maar niemand gaf hem dat. 17 Tot zichzelf gekomen, zei hij: 'Hoeveel knechten van mijn vader hebben genoeg brood, en ik verga van honger! 18 Ik ga terug naar mijn vader, en zeg hem: "Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel, en tegen u. 19 Ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden. Maak mij tot een van uw knechten/ 20 Zo ging hij naar zijn vader. Die zag hem al van verre aankomen, en werd met ontferming bewogen. Hij liep op zijn zoon toe, viel hem om de hals, en kuste hem. 21 De zoon zei: 'Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel, en ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden/ 22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: 'Breng het beste kleed, en doe hem dat aan, geef hem een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten.
23 En breng het gemeste kalf om het te slachten. Laten we eten en vrolijk zijn. 24 Want mijn zoon hier was dood, en is weer levend geworden. Hij was verloren, en weer gevonden!' En zij begonnen feest te vieren. 25 De oudste zoon nu was in het veld. Toen hij bij het huis kwam, hoorde hij het feestgedruis. 26 Hij vroeg aan een van de knechten wat er aan de hand was. 27 De knecht vertelde hem: 'Uw broeder is gekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond heeft teruggekregen/ 28 De oudste zoon werd kwaad, en wilde niet naar binnen. De vader ging naar buiten, en nodigde hem binnen. 29 Maar hij antwoordde zijn vader: 'Kijk mij, ik dien u nu zoveel jaren, nooit heb ik uw gebod overtreden. Toch heeft u me nooit een bokje gegeven om feest te vieren met m'n vrienden. 30 Maar nu komt je zoon, die uw leven met hoeren heeft doorgebracht, en u slacht voor hem het gemeste kalf/ 31 De vader zei: 'Kind, je bent altijd bij mij, en al het mijne is het jouwe. 32 Daarom horen we vrolijk en blij te zijn: want je broeder was dood, en is weer levend geworden. Hij was verloren, en is weer gevonden/
15 : 1-10 DE GELIJKENIS VAN HET 15 VERLOREN SCHAAP EN DEN VERLOREN PENNING 1
Al de tollenaars nu en de zondaars plachten tot Hem te kpmen om naar Hem 2 te horen. En de Farizeeen en de schriftgeleerden morden en spraken: Deze ont3 vangt zondaars en eet met hen. En Hij sprak deze gelijkenis tot hen en zeide: 4 Wie van u, die honderd schapen heeft en er een van verliest, laat niet de negen en negentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, tptdat hij het vindt? 5 En als hij het vindt, tilt hij het met blijd6 schap op zijn schouders, en thuis gekomen, roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tot hen: Verblijdt u met mij, want ik heb 7 mijn schaap gevonden, dat verloren was. Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over een zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. 8 Of welke vrouw, die tien schellingen heeft, en er een verliest, steekt niet een lamp aan en veegt het huis en zoekt zorg9 vuldig, totdat zij hem vindt? En als zij hem gevonden heeft, roept zij haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: Verblijdt u10 met mij, want ik heb den schelling gevonden, dien ik verloren had. Alzo is er, zeg Ik u, blijdschap bij de engelen Gods over een zondaar, die zich bekeert. vs 1-7 Matth. 18:12-14 15 : 11-32 11 12
DE GELIJKENIS VAN DEN VERLOREN ZOON
En Hij zeide: lemand had twee zonen. De jongste van hen zeide tot zijn vader: Vader, geef mij het deel van ons vermogen, dat mij toekomt. En hij verdeelde het 1 13 bezit onder hen. En weinige dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en ging op reis naar een ver land, waar hij zijn vermogen verkwistte in een leven van 14 overdaad. Toen hij er alles doorgebracht had, kwam er een zware hongersnood over dat land en hij begon gebrek te 15 lijden. En hij trok er op uit en drong zich op aan een der burgers van dat land en die zond hem naar het veld om zijn 16 varkens te hoeden. En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten, doch niemand gaf ze hem.
17 Toen kwam hij tot zichzelf en zeide: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed en ik kom hier om van 18 den honger. Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u, 19 ik ben niet meer waard uw zoon te heten; stel mij gelijk met een uwer dag20 loners. En hij stond op en keerde naar zijn vader terug. En toen hij nog ver af was, zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen. En hij liep hem tegemoet, viel hem om den hals en kuste hem. 21 En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten. 22 Maar de vader zeide tot zijn slaven: Brengt vlug het beste kleed hier en trekt het hem aan en doet hem een ring aan zijn 23 hand en schoenen aan zijn voeten. En haalt het gemeste kalf en slacht het, en 24 laten wij een feestmaal hebben, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. 25 En zij begonnen feest te vieren. Zijn oudste zoon was op het land, en toen hij dicht bij huis kwam, hoorde hij muziek en 26 dans. En hij riep een van de knechts tot 27 zich en vroeg, wat er te dpen was. Deze zeide tot hem: Uw broeder is gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel 28 terug heeft. Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan. Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan. 29 Maar hij antwoordde en zeide tot zijn vader: Zie, zovele jaren ben ik al in uw dienst en nooit heb ik uw gehod overtreden, maar mij hebt gij nooit een geitebokje gegeven om met mijn vrienden feest 30 te vieren. Doch nu die zoon van u gekomen is, die uw bezit heeft opgemaakt met slechte vrouwen, hebt, gij voor hem 31 het gemeste kalf laten slachten. Doch hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij 32 en al het mijne is het uwe. Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden.