Deel B van de onderwijs- en examenregeling voor de masteropleiding Conservering en restauratie van cultureel erfgoed, 120 EC, 2014-2015 § 1 – Algemene bepalingen Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling bestaat uit een A en een B gedeelte. Dit opleidingsspecifieke gedeelte B hoort bij deel A van de regeling dat algemene bepalingen bevat met betrekking tot het onderwijs en de examens van de masteropleidingen van de Faculteit der Geesteswetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. Deel B bevat opleidingsspecifieke bepalingen met betrekking tot de opleiding Conservering en Restauratie van Cultureel Erfgoed.
§ 2 - Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 – studielast a. De masteropleiding heeft een omvang van 120 studiepunten. b. Het examen van de master omvat de volgende verplichte onderdelen: • 66 studiepunten kernvakken (Objectgericht practica); • 36 studiepunten mastermodules waaronder keuzevak; • 18 studiepunten scriptie. c. In paragraaf 4 staan de vakken en studielast ervan vermeld. Artikel 2.2 – vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds aangeboden. Er worden 8 specialisaties onderwezen maar deze worden alternerend per jaar aangeboden .
In het collegejaar 2014-2015 worden de volgende specialisaties aangeboden: • Boek en Papier • Historische Binnenruimten • Hout en Meubel • Metaal In het collegejaar 2015-2016 worden de volgende specialisaties aangeboden (in het Engels): • Schilderijen • Moderne en Hedendaagse kunst • Textiel • Glas, Keramiek en Steen Artikel 2.3 – vrije opleiding De student heeft de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, een eigen samenhangend onderwijsprogramma samen te stellen dat afwijkt van de 1
onderwijsprogramma’s zoals vermeld in paragraaf 4. De samenstelling van een dergelijk programma behoeft voor aanvang van de opleiding de goedkeuring van de examencommissie van de Graduate School of Humanities. Artikel 2.4 – credit transfer en vrijstellingen Studenten die voorafgaand aan de master C&R al een masterdiploma in de Geesteswetenschappen (met een kunsthistorische onderzoek component) hebben behaald, of die al vakken hebben afgerond op masterniveau die relevant zijn voor de opleiding C&R, kunnen bij de examencommissie een verzoek tot vrijstelling voor het keuzevak Geesteswetenschappen indienen. Artikel 2.5 – aanmelding en selectieprocedure a. Elke student die over een universitair bachelordiploma beschikt, kan via het Graduate Office van de faculteit een verzoek tot toelating tot de master aan de examencommissie voorleggen. Aanmelden hiervoor kan uitsluitend online via www.gsh.uva.nl tot 1 april van het voorafgaand academisch jaar. De examencommissie beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek. b. In de master worden – vanwege de capaciteit van de ateliers - maximaal 24 studenten per jaar toegelaten. Er worden maximaal 6 studenten per specialisatie toegelaten. Het minimum aantal studenten om een specialisatie aan te bieden is 2. Voor toelating vindt een selectie plaats, waarbij de volgende criteria worden gehanteerd: a. Formele eisen: 1. BA WO van een relevante opleiding Geesteswetenschappen of Natuurwetenschappen; 1 2. minor Conservering en Restauratie van 30 EC; 3. 12 ects Kunstgeschiedenis vakken op propedeuse niveau 2; 4. het verkrijgen van een door de overheid afgegeven Verklaring omtrent het Gedrag. b. Aanvullende eisen: 1. een motivatiebrief (de student mag solliciteren voor het eerstvolgende collegejaar en het daaropvolgende collegejaar naar maximum twee specialisaties in de master); 2. een portfolio (met opdrachten gemaakt tijdens module Waardering en Weergave (W&W) + eigen werk); 3. het behaald hebben van de toets handvaardigheid algemeen; 4. het onderdeel in de specialisatie waarvoor de student solliciteert van het practicumgedeelte van de module W&W met minimaal een 6 hebben afgerond; 5. een gesprek met de selectiecommissie waarin aan de orde komen: portfolio, resultaten behaald tijdens de minor en in het bijzonder in de module W&W, motivatie et cetera. Vanaf het studiejaar 2015-2016 worden maximaal 30 studenten per jaar toegelaten en het programma wordt in het Engels aangeboden. Deze veranderingen zullen gevolgen hebben voor de toelatingseisen en de selectieprocedure die plaats zal vinden in het studiejaar 2014-2015. 2
1
De relevantie hiervan wordt door de examencommissie van de Graduate School for Humanities bepaald. 2 Het door de UvA aangeboden propedeusevak Inleiding Kunstgeschiedenis of een ander vergelijkbaar vak door de examencommissie van de Graduate School goedgekeurd.
3
§ 3 - Doelstelling en eindtermen Artikel 3.1 – doelstelling van de masteropleiding De volledige opleiding tot restaurator ziet er als volgt uit: een bachelordiploma Geesteswetenschappen of Natuurwetenschappen, met daarin verplicht de minor Conservering en Restauratie (30 EC) en aanvullende eisen (zie hierboven), geeft - na selectie - toegang tot een tweejarige master Conservering en Restauratie. Daarop volgt na selectie - een tweejarige post-initiële (PI) fase waarin de restaurator in opleiding zijn/haar specialisatie (boek en papier; glas, keramiek en steen; moderne en hedendaagse kunst; historische binnenruimten; hout en meubel; metaal; schilderkunst; textiel) in een restauratieatelier op een zodanig professioneel niveau brengt, dat hij/zij voldoet aan de internationale criteria voor restaurator, als beginnende professional. Studenten die deze zevenjarige opleiding hebben voltooid zijn nationaal en internationaal gekwalificeerd als restaurator in een van de bovengenoemde specialisaties. De masteropleiding op zichzelf geeft deze kwalificatie niet. Het masterdiploma geeft de kwalificatie van restauratiekundige. Met de master wordt beoogd de student zodanige kennis en vaardigheden en een zodanig inzicht bij te brengen op het gebied van één van de specialisaties dat de afgestudeerde beschikt over de kennis, vaardigheden en competenties die een voorwaarde zijn om te worden toegelaten tot het post-initiële traject. Artikel 3.2 – eindtermen van de masteropleiding a. Academisch werk- en denkniveau De student die de masteropleiding heeft afgerond: 1. beschikt over een gedegen oriëntatie in de geesteswetenschappelijke en natuurwetenschappelijke aspecten die voor het conserveren en restaureren van objecten/kunstwerken van cultureel erfgoed belangrijk zijn. 2. is in staat het intellectuele debat op het terrein van de eigen discipline onderbouwd uiteen te zetten. 3. is in staat verschillende theoretische visies over een restauratiekundig onderwerp in zijn context uiteen te zetten en daarover een verantwoorde argumentatie op te zetten. 4. is in staat (onderzoeks)resultaten te interpreteren, en te gebruiken voor besluitvorming. 5. is in staat op zelfstandige wijze complexe problemen te onderkennen. 6. toont initiatief in het leggen van contacten, is proactief en coöperatief binnen een teamverband en bezit beginnende vaardigheden in de communicatie met de buitenwacht. 7a. heeft een academische attitude ontwikkeld. 7b. heeft een zelfreflectie ontwikkeld met betrekking tot verschillende aspecten van het vakgebied 7c. heeft leren om te gaan met de complexiteit die eigen is aan de uniciteit van het object/kunstwerk. b. Vakspecifieke eindtermen De student die de masteropleiding heeft afgerond beschikt in het algemeen en meer in het bijzonder op het gebied van een van de acht specialisaties (boek en papier; glas, keramiek en 4
steen; historische binnenruimten; hout en meubelen; metaal; moderne en hedendaagse kunst; schilderijen; textiel) over de volgende competenties. Hij/zij: 1. heeft inzicht in het vakgebied van het conserveren en restaureren van objecten/kunstwerken van historisch en artistiek belang, de vraagstukken die dat vakgebied beheersen en de onderzoeksmethoden die bij de bestudering van die vraagstukken van toepassing zijn. 2. heeft inzicht in de organisatie van het vakgebied en de ethische aspecten ervan. 3. is in staat, met een object en een behandeling als uitgangspunt, geestes- en natuurwetenschappelijk onderzoek te (laten) verrichten en daarover te rapporteren op een wijze die aan de gebruikelijke disciplinaire en academische normen voldoet. 4. is in staat - onder begeleiding - praktische conserverings- en restauratiehandelingen te plannen en uit te voeren, en wel op een zodanig niveau dat hij/zij als restaurator in opleiding (rio) in de post-initiële fase zich kan ontwikkelen tot zelfstandig beginnende professional. 5. is in staat eenduidige beschrijvingen en beoordelingen te geven van de staat van objecten/kunstwerken en collecties, inclusief de gebruikte materialen. 6. beschikt over geoefende en verfijnde manuele vaardigheden, en wel op een zodanig niveau dat hij/zij als restaurator in opleiding (rio) in de post-initiële fase zich kan ontwikkelen tot zelfstandig beginnende professional. 7. toont empathie met het cultureel erfgoed in het algemeen en het object/kunstwerk in het bijzonder.
§ 4 - Programma Conservering en restauratie van cultureel erfgoed Artikel 4.1 – voertaal De voertaal van dit programma is Nederlands. Vanaf het studiejaar 2015-2016 zal de voertaal Engels zijn. Artikel 4.2 – herkansing Voorwaarde voor deelname aan de herkansing is dat de student aan de betreffende toets heeft deelgenomen of de uitwerking van de betreffende opdracht met inachtneming van de deadline heeft ingeleverd. Wanneer de student niet kan voldoen aan één van deze voorwaarden dan dient hij/zij ruim vóór het moment van toetsing of het verstrijken van de deadline contact met de betreffende docent of modulecoördinator op te nemen. De docent bepaalt vervolgens of er uitstel kan worden verleend. Uitstel kan worden verleend wanneer er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, ziekte of overmacht. Wanneer de student niet voldoet aan de bovengenoemde voorwaarden en niet in aanmerking komt voor uitstel, kan de docent besluiten het betreffende onderdeel af te sluiten met een '0' en wordt de student hiermee automatisch uitgesloten van deelname aan de herkansing voor dit onderdeel. In afwijking van deze regeling geldt voor de vier verplichte praktijkvakken (OGP 1, OGP 2, OGP 3, en OGP 4) het volgende: het praktisch karakter van de opleiding en de beperkte capaciteit van de ateliers maken het onmogelijk de kernvakken (Objectgericht practica: OGP) op de gebruikelijke wijze te herkansen. De herkansing wordt op de volgende wijze geregeld: 1) theoriedeel van de modules OGP: een herkansing van de theoretische onderdelen van de OGP modules wordt binnen het semester aangeboden. Indien het herkanste 5
onderdeel niet behaald wordt moet in het collegejaar waarin deze module weer aangeboden wordt de gehele module opnieuw worden gevolgd. 2) praktijkdeel van de modules OGP: De praktijkonderdelen van het OGP vormen een uitzondering op de herkansingsregeling. Praktijkonderdelen kunnen niet worden herkanst omdat het hier geen beoordelingsmoment betreft, maar een beoordelingstraject dat verspreid is over een heel semester. Het hands-on praktijkdeel van het OGP wordt voortdurend gemonitord door de docent en beoordeeld door middel van het praktijkbeoordelingsformulier. Het praktijkdeel kan niet in hetzelfde jaar worden herkanst. Minder dan een 5,5 voor het onderdeel praktijk (beoordelingsformulier) betekent dan ook automatisch dat men de module in zijn geheel moet overdoen in het studiejaar waarin de betreffende module opnieuw aangeboden wordt. Een module OGP kan slechts één maal worden herkanst in de master. Artikel 4.3 – toelatingseisen OGP’s Voor de kernvakken (Objectgerichte practica: OGP) geldt een toelatingseis. Voor toelating tot OGP 2 dient OGP 1 met een voldoende afgerond te zijn. Voor toelating tot OGP 3 dient OGP 2 met een voldoende afgerond te zijn, en voor toelating tot OGP 4 dient OGP 3 met een voldoende afgerond te zijn. Artikel 4.4 – opbouw programma a. De opbouw per semester is als volgt: Jaar 1 blok 1 Object Gericht Practicum (OGP) 1 (6 EC) Science I (6 EC)
Semester 1 blok 2 OGP1 (6 EC)
blok 3 OGP 1 (6 EC)
Science I (6 EC)
blok 4 OGP 2 (6 EC) Science II ( 6 EC)
Semester 2 blok 5 OGP 2 (6 EC)
blok 6 OGP 2 (6 EC)
Technologische bronnen onderzoek (6 EC)
Jaar 2 blok 1 OGP3 (6 EC) Advanced preventive conservation (6 EC)
Semester 1 blok 2 OGP3 (6 EC) Keuzevak Geestes wetenschappen (6 EC)
blok 3 OGP3 (6 EC)
blok 4 OGP 4 (6 EC) Scriptie (6 EC)
Semester 2 blok 5 OGP 4(6 EC) Scriptie (6 EC)
b. Voor de invulling van het keuzevak Geesteswetenschappen kan gekozen worden uit de volgende vakken, voor zoverre deze vakken aangeboden worden (zie studiegids): 6
blok 6 Scriptie (6 EC)
• • • • • • • •
In het Atelier: Werkplaatsen, Kunstenaarshuizen en Ateliervoorstellingen Looking at Dutch Seventeenth-Century Paintings (12 EC) Parijs – Hoofdstad van de 19e eeuw Boekillustratie in Nederland: de voorgeschiedenis van Dick Bruna, Fiep Westendorp en Max Velthuijs Dutch Art History and Museums Kunst en geschiedenis in één museale presentatie: kruisbestuiving of stoorzender Grondleggers van de museologie Signalementen
Een ander - voor de eigen specialisatie relevant- vak mag ook worden gekozen als keuzevak Geesteswetenschappen (6 EC) mits goedkeuring van de examencommissie en indien het roostertechnisch mogelijk is.
§ 5 – Wijzigingen en inwerkingtreding Artikel 5.1 – Wijzigingen deel B a. Wijzigingen van deel B van deze regeling worden door de decaan - gehoord de opleidingscommissie en met inachtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld. b. Een wijziging van deel B van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad. Bij tussentijdse wijzigingen worden de opleidingscommissies en medezeggenschapsorganen om advies dan wel instemming gevraagd. Artikel 5.2 – Inwerkingtreding deel B Deel B van deze regeling treedt in werking op 1 september 2014. Aldus vastgesteld door de decaan van de faculteit op 16 september 2014.
7