DEEL 1. PERS VOORONDERZOEK
EN
GERECHT
–
GEHEIM
A. RELATIE JUSTITIE –MEDIA TIJDENS HET VOORONDERZOEK IN STRAFZAKEN 1. INLEIDING 1.1 Gespannen relatie tussen media en justitie. 1.1.1 Publieke opinieonderzoeken Reeds in 2002, 2007 en 2010 zijn er drie publieke opinie onderzoeken geweest om na te gaan hoe de Belgische bevolking staat tegenover justitie en media.
2002: 41% heeft vertrouwen in justitie 40;8% heeft vertrouwen in media Ong. 70% vindt de informatie over het justitieapparaat te weinig 2007: 66% heeft vertrouwen in justitie 47 % heeft vertrouwen in de media Ong 73% vindt de informatie over het justitieapparaat onvoldoende Toegenomen vertrouwen 2010: 61% heeft vertrouwen in justitie 51% heeft vertrouwen in de media 75% vindt de informatie over het justitieapparaat onvoldoende Afgenomen vertrouwen in justitie, vertrouwen in media neemt gestaag toe.
1.1.2.Kritieken van justitie op de media en omgekeerd - Te veel lekken - Basisprincipes en basisregels worden geschonden (bv. Recht op privacy) - Feitelijke onnauwkeurigheden - Foutieve berichtgeving 1.1.3. Kritieken van media op justitie - Gebrekkige informatie over de fase van het vooronderzoek in strafzaken - Bepaalde gerechtelijke acties inzake fundamentalisten - Tegenstrijdige rechtspraak
1.2. Taken media en justitie a) Media: - vrijheid van meningsuiting nastreven - Journalistieke waarheid nastreven - Beogen informatie bekend te maken b) Justitie: - Individuele rechten en vrijheden beschermen 1
CDP
- Juridische waarheid nastreven - Beogen informatie discreet te behandelen en geheim te houden 1.3. Kenmerken justitie 1.3.1 Structuur Media: richt zich op actuele zaken. Op korte en fragmentarische wijze overgaan op berichtgeving. Vereenvoudigen vaak gegevens. Justitie: eigen strafrechtelijke en strafrechtprocedurele regels = complex. Werkt trager 1.3.2 Organisatie Media: pluralisme Justitie: Hiërarchisch georganiseerd geheel 1.3.3 Beleidsmatig Justitie: Een hele resem vooronderzoeken Media: zoomt vnl in op strafzaken en niet op burgerlijke zaken. Ook ligt de nadruk vaak op het vooronderzoek. 1.4. Tendensen/ontwikkelingen die deze relatie hebben beïnvloed 1. Jaren 90: roep naar meer openheid en transparantie van het publiek. Gerealiseerd door de Wet Franchimont. Maar ondanks deze inspanningen (zie punt 1.1) is de meerderheid toch van oordeel dat de communicatie onvoldoende is. 2. Media: de toestanden worden vaak gehekeld in de media, bv de grote achterstand 3. Tegenstrijdige rechtspraak over drukpers en censuur -> doorn in het oog van de media / Tegenstrijdige rechtspraak Art. 25 GW: getrapte aansprakelijkheid in zaken van de drukpers -> doorn in het oog van de media 4. Opkomende nieuwe communicatietechnieken: er worden steeds meer foto’s gebruikt en dit prikkelt de openbare opinie. Hier speelt de media op in. - Internet: kranten kunnen online geraadpleegd worden. - Burger treedt steeds vaker op de voorgrond en neemt vaker het woord. Ook de nietbetrokken burgers treden vaker op, bv. Via facebook. - Klokkenluiders
2. ALGEMEEN 2.1. Definitie geheim karakter van het vooronderzoek in strafzaken Er is geen definitie van terug te vinden in de wetgeving. Doctrine heeft wel geprobeerd dit te definiëren. = informatie die eigen is aan het onderzoek mag niet worden bekendgemaakt door de geheimhouders aan derden en procespartijen. a) Interne geheim karakter: geheimhouding tav procespartijen b) Externe geheim karakter: geheimhouding tav derden en publieke opinie 2
CDP
2.2. Accusatoir - inquisitoir a) Accusatoir procesmodel: nadruk ligt op onderzoek ter terechtzitting / Kenmerk: openbare strafprocedure b) Inquisitoir procesmodel: nadruk ligt op vooronderzoek / Kenmerk: geheime strafprocedure Belgie: heeft een gemengde strafprocedure. Het vooronderzoek wordt inquisitoir van aard beschouwd, want de nadruk ligt hier op het geheime karakter. Het onderzoek ter terechtzitting wordt als accusatoir beschouwd want hier ligt het accent op het openbare karakter, de tegensprekelijkheid en het schriftelijke karakter.
3. DOELSTELLINGEN EXTERNE VOORONDERZOEK IN STRAFZAKEN
KARAKTER
GEHEIM
1.Private Belangen. Deze zijn terug te vinden in rechtspraak. In 1913 heeft Hof van Cassatie dit als algemeen beginsel bestempeld. Vermoeden van onschuld. Art. 6.2 EVRM - Procedurele zin: blijken van vooringenomenheid door de rechter - Ruime zin: perceptie door het publiek en de publieke opinie - Een schending van het geheim karakter leidt bijna automatisch tot een schending van het vermoeden van onschuld in ruime zin, niet automatisch in procedurele zin. Dit blijkt uit de praktijk. Recht op bescherming van persoonlijke levenssfeer Art. 8 EVRM - Een schending van het geheim leidt niet altijd tot een schending van de goede naam. 2. Openbare belangen Beschermen rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid, art. 6.1 EVRM: de media kan de goede werking van het gerechtelijk apparaat belemmeren. Zo kunnen burgers afgeschrikt worden om zich bv. burgerlijke partij te stellen. Maar andere mening is dat de rechterlijke partijdigheid kan juist een argument zijn voor meer publiciteit omdat media een externe controle kan zijn. Ook hier zijn evenveel argumenten pro als contra terug te vinden. Materiële waarheidsvinding (Criminogene aspecten van publiciteit: Publiciteit kan anderen aanzetten tot het plegen van strafrechtelijk bedrag. Maar andere onderzoeken spreken dit juist tegen en zeggen dat het juist de agressiviteit kan intomen bij anderen.) (Bescherming doelmatigheid: Naar aanleiding van publiciteit kunnen bv. daders ertoe aangezet worden om getuigen onder druk te zetten. Maar publiciteit kan ook een positief effect hebben, bv door het verspreiden van robotfoto’s. In de
3
CDP
doctrine vallen dus zowel argumenten pro en contra terug te vinden.) Bv Claeys t. België en Pandy t. België Deze twee groepen van belangen leiden tot conflicterende rechtsbelangen!
Recht op onafhankelijkheid en onpartijdigheid <-> vrije meningsuiting art. 10 Recht op onpartijdige rechter Publiciteit via de media maakt controle op de rechterlijke macht mogelijk Absoluut geheim van het vooronderzoek is niet mogelijk
4. RELEVANTE RECHTSPRAAK EHRM EN OMVANG BESCHERMING GEHEIME (OF VERTROUWELIJKE) INFORMATIE: onderscheid tussen 2 stromingen in de rs 4.1 Berichtgeving over het geheim vooronderzoek Artikel 10 EVRM= eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting Maar ! Poyraz- Turkije: tijdens het vooronderzoek in strafzaken geldt een bijzondere waakzaamheid (terughoudendheid en discretie) van de publieke functionarissen 4.2 Art. 6 EVRM: onpartijdigheid van de rechterlijke macht en vermoeden van onschuld Art. 6.1 EVRM – bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft eenieder recht op de behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdig gerecht: - Veel internationale rechtspraak over verklaring van de rechter die wordt geuit voorafgaand aan een beslissing ten gronde die een ongunstige beoordeling laten doorschijnen, dit is een schending van artikel 6.1 EVRM. Bv Buscemi t. Italië - Begrip vervolging: autonoom begrip - Op basis van de volledige strafprocedure Art. 6.2 EVRM – vermoeden van onschuld = eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld volgens de wet wordt bewezen - Toepassing Rationae personae: Initieel zei de Europese commissie dat enkel de rechter die over de zaak ten gronde moet beslissen hiertoe gehouden was.) Dit is verruimd naar ook bv. Politie-ambtenaren en openbare ministeries e.d. ((Petra Krause t. Zwitserland) Rechtspraak EHRM: Alle publieke autoriteiten moeten vermoeden van onschuld respecteren. ( Altenet de Ribermont t. Frankrijk) - Toepassing Rationae materiae: Veel rechtspraak: Verklaringen die de schuld van de verdachte als een vaststaand gegeven invullen of minstens van aard 4
CDP
zijn het publiek ertoe aan te zetten geloof te hechten aan de schuld van de verdachte schenden artikel 6.2 EVRM bv. Pandy t.België 4.3 Art. 8 EVRM – bescherming persoonlijke levenssfeer Rechtspraak richt zich naar handelingen van publieke autoriteiten. Maar de hoeveelheid van deze rechtspraak is minder uitgebreid (3 zaken: Sciacca t. Italië, Toma t. Roemenië, Gurgenidze t. Georgië)). Meestal zijn de staten wel veroordeeld in deze processen (België niet).
Art. 8.1 EVRM – Principe Art. 8.2 EVRM – uitzondering onder drie voorwaarden Wettige basis Wettige doelstelling Noodzaak in democratische samenleving
5. WETTELIJKE BELGISCHE REGELING GEHEIMHOUDING: WET FRANCHIMONT
INZAKE
DE
Aanvankelijk was het geheim van het vooronderzoek niet opgenomen in een wet. De doctrine steunde echter op twee wetsbepalingen :458 Sw en 125 KB tarief strafzaken. Door de wet Franchimont is hier verandering in gekomen doordat het dit geheim nu wettelijk verankerd heeft. Kleine wet Franchimont 12 maart 1998 (in werking 2 oktober 1998): het principe van het geheimkarakter is nu opgenomen in de wet. 28 quinquies, §1 en 57,§1 SW. Beide bepalingen hebben hetzelfde idee: eenieder die beroepshalve zijn medewerking dient te verlenen aan het opsporingsonderzoek/gerechtelijk onderzoek is tot geheimhouding verplicht
6. WIE IS TOT GEHEIMGEHOUDING VERPLICHT Alle personen die op basis van hun professionele activiteiten kennis hebben van het onderzoek. Dit is een zeer ruim begrip: magistraten, deskundigen, politie-ambtenaren, (medewerkers van) griffiers, administratief personeel, gerechtsdeurwaarders, deskundigen, stagiairs 6.1 Magistraten Er is een onderscheid tussen informatie binnen het onderzoek en tussen verschillende onderzoeken. Tussen verschillende onderzoeken (dossier A, B,..) mag geen informatie worden uitgeleend en dus ook niet aan derden. (cassatie 2005)
5
CDP
6.2 Politie-ambtenaren Er is een onderscheid tussen informatie binnen het onderzoek en tussen verschillende onderzoeken. Tussen verschillende onderzoeken (dossier A, B,..) : principe van geheimhoudingsplicht: er mag geen informatie worden uitgeleend tussen verschillende politieambtenaren en dus ook niet aan derden. (Cassatie 2005) Politieambtenaar die meewerkt aan zaak a (vooronderzoek), maar verdachte (niet in functie) is in vooronderzoek b. Hij mag geen informatie uit zaak a aanwenden in de zaak b. Uitzondering: aanwenden rechten van de verdediging, maar dit kan slechts onder voorwaarden o.a. toestemmingsvereiste. Onderzoek ter terechtzitting: Politieambtenaar die verdachte is in zaak b wil beroep doen op informatie uit zaak a. Ook hier zijn vereisten voor informatie a decharge, o.a. toestemmingsvereiste. 6.2.1 Art. 35 wet op het politieambt: bevestiging geheim vooronderzoek/beroepsgeheim Dit houdt een drieledig verbod in in hoofde van ambtenaren van de bestuurlijke of gerechtelijke politie tav aangehouden personen, gevangen personen en opgehouden personen. Opmerking: een aangehouden persoon is een verdachte die door de politie van zijn vrijheid is ontnomen. Een gevange is een persoon die gedwongen vastzit in de gevangenis of in voorarrest zit. Opmerking: tav de slachtoffers is er geen sluitende rechtsbescherming 1. Art. 35,1ste lid: Algemeen verbod: buiten noodzaak blootstellen aan publieke nieuwsgierigheid is verboden Er zijn twee doctrines die het begrip ‘noodzaak’ een andere interpretatie geven: Enge interpretatie = situaties waarin blootstelling werkelijk noodzakelijk is voor het volbrengen van de politietaken. Ruime interpretatie steunt op invulling concept noodzaak door EHRM: situaties waarin er een dwingende sociale behoefte is tot het stellen van handelingen waardoor betrokkenen worden blootgesteld aan publieke nieuwsgierigheid 2. Art. 35,2de lid: Specifiek verbod: het is verboden om voormelde personen te onderwerpen aan vragen van journalisten en derden zonder instemming Art. 35, 2d lid: Verboden om beeldopnames te maken of te laten maken tenzij deze bedoeld zijn voor gerechtelijke identificatie van de betrokken persoon. of andere door de gerechtelijke instantie vastgestelde doeleinden ‘laten maken’: dus verbod op passieve handeling Inspanningsverbintenis: door het gebruik van telelenzen is het soms moeilijk om te verhinderen dat foto’s gemaakt worden. Het verbod moet dus gerelativeerd worden. 6
CDP
3. Art. 35,3de lid: verbod om de identificatie van de betrokken persoon bekend te maken tenzij bij bevoegdheid van de betrokken gerechtelijke instantie. Het tweede en derde lid van artikel 35 zijn eerder van specifieke aard en verfijnen dan ook eerder de algemene verbodsbepaling.
7. UITZONDERING: GERECHTELIJKE INFORMATIEVERSTEKKING O.B.V.. ART. 28 QUINQUIES,§3, 57 §3 SV. EN OMZENDBRIEF 30/04/1999 (INFOZONE.BE afdrukken!) Dit zijn uitzonderingen op art. 28 quinquies §1 en 57 §1 Sv ! Op basis hiervan kan men een gerechtelijk communicatiebeleid voeren. Voorheen was er communicatie obv omzendbrieven (1953, 1956 en 1984). Reeds voor de wet Franchimont was er dus een praktijk van omzendbrieven, ondanks het ontbreken van een wettelijk basis. Het was dus een praktijk contra legem. Het was wachten tot de wet van Franchimont voor een wettelijke opwaardering van het principe. Deze werden verduidelijkt door de omzendbrief van 1999. Artikel 28 quinquies,§ 3 Sv: ‘ De Pdk kan, indien het openbaar belang het vereist, aan de pers gegevens verstrekken. Hij waakt voor de inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de verdachte, het slachtoffer en derden, het privé leven en de waardigheid van personen. Voor zover als mogelijk wordt de identiteit van de in het dossier genoemde personen niet vrijgegeven’. Artikel 57 §3 Sv.: ‘De Pdk kan, met instemming van de onderzoeksrechter en indien het openbaar belang het vereist, aan de pers gegevens verstrekken. Hij waakt voor de inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de verdachte, het slachtoffer en derden, het privé leven en de waardigheid van personen. Maar toen de Wet Franchimont er kwam bleken er toch problemen: Politiediensten weigeren informatie te verstrekken Restrinctieve interpretatie van beperkende modaliteiten in art. 28 quinquies,§3 en 57§3 Sv. door parketmagistraten Er werd een oplossing gevonden in een nieuwe omzendbrief van 30 april 1999. Dit was een gezamenlijke omzendbrief van de minister van justitie & college van procureurs-generaal en is in werking getreden op 15 mei 1999. Het was de bedoeling dat er een wetsevaluatie zou plaatsvinden van de omzendbrief na een termijn van 2 jaren, maar dit is nog steeds niet gebeurd en er is ook geen sprake van dat dit zou gebeuren in de nabije toekomst. Twee jaar 7
CDP
zou eigenlijk te vroeg geweest zijn. Uit de praktijk blijkt dat het best is om pas na 7 à 10 jaar een wetsevaluatie door te voeren. A. Persvoorlichting (wie kan gegevens melden aan de pers) *In de wet staat dat de persvoorlichting gebeurt door de Procureur des Koning, met instemming van de onderzoeksrechter in gerechtelijke onderzoek. De voorlichting gebeurt dus niet door de onderzoeksrechter zelf. *In de omzendbrief staat . 1. de procureur des konings moet zelf zijn bevoegdheid nagaan (bevoegdheidsproblematiek) Gaat het wel over de fase van de vooronderzoek? Gaat het wel over mijn arrondissement? 2. Instemming onderzoeksrechter strekt zich uit tot de mededeling in het algemeen
Instemming kan zowel schriftelijk als mondeling In het OR staat geen vereiste tot motivering van weigering onderzoeksrechter In de OR staat geen verduidelijking over de interpretatie van het stilzwijgen van de onderzoeksrechter (duidelijke lacune) 3. PDK kan delegeren aan één of meerdere (eerste) substituten Permanente aanwijzing: één persoon neemt de rol als perswoordvoerder op zich Specifieke aanwijzing (= delegatie). Een specifieke machtiging voor zware dossiers - Parketmagistraat met nacht- of weekenddienst - Parketmagistraat met complex dossier 4. PDK kan delegeren aan politie (kan iemand van het burgerlijk personeel zijn): onderscheid permanente en specifieke delegatie Aanduiding personeelslid politie door korpschef, in overleg met PDK: 1. Zaken die het voorwerp uitmaken van gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie en zedenmisdrijven - Geen permanente delegatie - Specifieke delegatie mogelijk 2. Zaken die niet het voorwerp uitmaken van gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie (zaken met minder ernstig karakter) - Permanente delegatie mogelijk 3. Feiten die niet gebeurd zijn - Niet op eigen initiatief pers waarschuwen
8
CDP
-
Geen info verstrekken die niet algemeen door het publiek kan worden vastgesteld. (dus wel: tijdstip waarop het gebeurd is) Manifest foutieve insinuaties mogen worden ontkend
B. Beperkende modaliteiten (je mag niet alles vertellen aan de pers, moet rekening houden met:) 1. Openbaar belang: infostrekking moet steeds beoordeeld worden in functie van het algemeen belang) Wet: dit valt uiteen in twee deelaspecten *Informatiebehoefte publiek *Noodwendigheden onderzoek Omzendbrief: heeft het over het ‘algemeen’ belang maar beoogt dezelfde twee aspecten *Het algemeen belang moet een resultante zijn van een afweging van de belangen van een behoorlijke rechtsbedeling en de belangen van een goede informatiedoorstroming 2. Verbod tot vrijgeven identiteitsgegevens Wet: niet absoluut (‘voor zover mogelijk’). De anonimiteit kan niet altijd worden gegarandeerd, zeker niet wanneer de personen een belangrijke maatschappelijke functie hebben of gekend zijn bij een breed publiek) Omzendbrief ‘in de mate van het mogelijke’ (hier staat verdere concretisering in die niet in de wet staat) 1. Ten aanzien van in strafdossiers betrokken personen - Geslacht, leeftijd en woonplaats - Df. Etnische herkomst, nationaliteit en seksuele geaardheid kunnen vermeld worden ‘indien relevant’ - Het is ook aangewezen steeds te vermelden dat de personen slechts verdacht worden omwille van het vermoeden van onschuld 2. Ten aanzien van slachtoffers (bv over de aard van hun verwondingen) -
Geen details die hen secundair kunnen victimiseren In de mate van het mogelijk over waken dat zij hen aanbelangende, gevoelige feiten niet eerst via de pers vernemen - Pers vragen hun identiteit niet vrij te geven totdat rechtstreekse familie op de hoogte is 3. Andere beperkende modaliteiten (= particuliere belangen) Wet: 1. Vermoeden van onschuld, 2. Bescherming privéleven, 3. Waardigheid van personen, 4. Rechten van verdediging Omzendbrief: accent ligt op vermoeden van onschuld
9
CDP
-
Belang terminologie: vb tijdens vooronderzoek mag nog niet spreken van ‘dader, wel van ‘verdachte’ Vermelden dat verdachte feiten ontkent/verschoningsof rechtvaardigingsgrond inroept
C. Wijze van informatieverstrekking volgens omzendbrief impliceert verder 1. Objectieve en correcte voorlichting , dwz zo volledig mogelijke berichtgeving en geen persoonlijke oordeelsvorming Rekening houden met specifciteiten medium (= rekening houden met de deadlines van de media) Rekening houden met wettelijke vereisten Er mag echter nooit aan public relations gedaan worden 2. Actieve/passieve informatiestrekking A. Actief (op initiatief woordvoerder) 1. Regelmatige persbriefings 2. Bij strikte beroering van publieke opinie door strafrechtelijk feit of indien aangewezen publiek te informeren over het gevoerde beleid 3.Rechtzetten foutieve info 4. Meedelen niet-vervolging of buitenvervolgingstelling bij uitvoerige berichtgeving B Passief (op initiatief media): kan zowel gaan om 1. Bevestigen/ontkennen info 2. Verstrekken bijkomende info 3. Communicatietechnieken (duidelijkheid bieden over communicatietechniek) ‘On the record’: woordvoerder mag worden geciteerd als bron ‘Off the record’: Woordvoerder mag worden gebruikt, maar niet worden geciteerd als bron ‘Background’ informatie: beogen referentiekader journalist te vergroten vb. duiding juridische begrippen, verloop van onderzoek. Inlichtingen die op geen enkele manier door de journalist mogen worden gepubliceerd, ze hebben enkel tot doel dienst inzicht te vergroten Embargo: afspraak tot het uitstellen van het verspreiden van informatie reeds door de media verzameld = gezamenlijke afspraak tussen pers en gerecht, meestal duurt een embargo kort, mn. 12 à 24 maandag - Tav journalist met exclusieve info/collectief (groep) - In omzendbrief staat geen verdere verduidelijking over de omstandigheden of de duur Informatiestop/blackout: eenzijdige beslissing woordvoerder tot stopzetten informatieverstrekking aan de media 10
CDP
-
In omzendbrief staat geen verdere verduidelijking over de omstandigheden of de duur De formele erkenning van deze technieken is een van de belangrijkste realisaties van de richtlijn volgens Deltour. Het gaat feitelijk om een revolutie in het licht van de klassieke opvattingen over het geheim van het onderzoek 4. Middel tot informatieverstrekking Mondeling, schriftelijk of elektronisch Rekening houden met specificiteiten medium bv. Audiovisueel medium: dan beeld en klankopname vereist 5. Bestemmingen van info parket/ politie: ‘pers’ Beroepsjournalisten= ‘De informatie wordt in principe uitsluitend verstrekt aan beroepsjournalisten erkend door de bevoegde Erkenningscommissie krachten de voorwaarden opgenomen in de wet van 30 december 1963 alsmede aan journalistenstagiairs erkend door de AVBB, erkende beroepsunie’ (wet 30 december 1963): dit is
een bepaling opgenomen voor betere kwaliteitsbewaking van de informatiestroom. Zij hebben nl. een behoorlijk arbeidsstatuut waardoor zij een minimum aan onafhankelijk hebben en respect voor de deontologische normen van het vak aan de dag kunnen leggen. o Parketmededelingen worden enkel aan beroepsjournalisten (en AVBB-stagiairs verstrekt o Politiewoordvoerders die ‘zware’ zaken behandelen mogen eveneen slechts met beroepsjournalisten (en AVBB-stagiairs) spreken Uitzondering: niet-beroepsjournalisten die niet verbonden zijn aan een medium: zaken die niet het voorwerp uitmaken van gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie = politiewoordvoerders die informeren over verkeerszaken of kleine criminaliteit + de politieman die ten velde gegevens van algemene bekendheid verstrekt vlak nadat zich een incident heeft voorgedaan mag ook aan nietberoepsjournalisten info verstrekken Journalisten of beroepsjournalisten mogen nooit het monopolie op de persvrijheid krijgen, maar ze zitten wel in de vuurlinie van het recht op informatie.
8. RECHTSBESCHERMING 8.1 Strafprocesrecht 1. Straftoemeting? In de rechtspraak nog geen sporen terug te vinden. Dus er is geen strafvermindering bij toemeting van de straf omwille van publiciteit.
2. Consequenties ten aanzien van de strafzaak 11
CDP
Miskenning vermoeden van onschuld Miskenning geheim karakter vooronderzoek - Art. 28 quinquies, §1 en 57§ 1 Sv.: geen specifieke sanctionering - Nietigheid? Aangezien dit niet voorzien is, moet de nietigheid van de handelingen afzonderlijk aangevraagd worden Art. 458 Sw.: ‘geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken worden gestraft met gevangenisstraf van8d tot 6m én met geldboeten van 100 fr tot 500fr.’ Dus ook journalisten vallen hieronder - Vervolging schending geheim karakter vooronderzoek obstakels
12
CDP
B. RELATIE ADVOCAAT –MEDIA TIJDENS HET VOORONDERZOEK IN STRAFZAKEN Is de advocaat gehouden tot het geheim vooronderzoek, art. 28 quinquies §1 en 57 §1 Sv? De advocaat is niet beroepshalve gebonden aan het opsporings- of gerechtelijk onderzoek. Dus die is niet gehouden tot het geheim van het vooronderzoek. Maar de advocaat is gehouden aan zijn beroepsgeheim, art. 458 Sw. Wet Franchimont Ten tijde toen de wet Franchimont werd besproken was men niet zeker of deze uitzondering in de wet moest komen. Dit is wel gebeurd en dat is goed omwille van het principe van ‘wapengelijkheid’. Zo wordt duidelijk het signaal gegeven dat advocaten de mogelijkheid hebben om informatie te geven onder de beperkende modaliteiten. Ook het perspectief van het recht van verdediging pleit voor deze opname in het Sv. Het is niet de bedoeling dat de advocaat monddood wordt gemaakt.
1. ARTIKEL 28 QUINQUIES, §4 EN 57, §4 SV. Er is wel een mogelijkheid voorzien waarin de advocaat toch informatie kan verstrekken aan de media. Deze artikelen zijn geen uitzondering op art. art. 28 quinquies §1 en 57 §1 Sv, maar zijn een uitzondering op art. 458 Sw. !! 1.1 Persvoorlichting door advocatuur Afwijking ten beroepsgeheim en niet tav geheim vooronderzoek vervat in §1 Instemming onderzoeksrechter is niet vereist terwijl de PdK deze instemming wel nodig heeft. Dit kan leiden tot eenzijdige berichtgeving. Het kan gebeuren dat de Pdk geen instemming krijgt, maar de advocaat kan natuurlijk wel praten. 1.2. Beperkende modaliteiten (waar de advocaat mee moet rekening houden) Principe: belang cliënt - Maar er moet een afweging gebeuren ten aanzien van andere belangen - Moet de cliënt zijn toestemming geven? Het wetboek van Strafvordering vereist deze toestemming niet. Maar de advocaat moet wel steeds binnen het mandaat optreden. Bovendien moet de advocaat zijn deontologische plichten ter zake naleven: reglement OVB: reglement die de relatie tussen advocaat en media nader omschrijft. Uit de reglementen blijkt dat er wel degelijk een toestemming van de cliënt is vereist om over te kunnen gaan tot informatieverstrekking aan de media. Andere beperkende modaliteiten - Principieel verbod tot vrijgeven identiteitsgegevens (‘voor zover mogelijk’): dit is een inspanningsverbintenis 13
CDP
-
Vier andere belangrijke beperkende modaliteiten: vermoeden van onschuld, bescherming privéleven, waardigheid van personen, rechten van verdediging Regels van het beroep :advocaat met ook rekening houden met zijn eigen beroepsethiek, zijn deontologische verplichtingen . Tijdens de parlementaire bespreking van de wet Franchimont is de verwijzing naar deze regels een discussie geweest. Men heeft het toch opgenomen omdat het belangrijk is dat de stafhouder nog steeds de mogelijkheid moet hebben om tussen te komen wanneer de advocaat misbruiken pleegt. Zo is de interventiemogelijkheid van de stafhouder wettelijk verankerd.
2. REGLEMENT OVB: ADVOCAAT EN MEDIA 4 juni 2003 (afdrukken!) Deze deontologische regels moeten geïnterpreteerd worden in het licht van de hierboven besproken wetsartikelen (hiërarchie der normen) www.advocaat.be – ik ben advocaat – reglementen 4 juni 2003 2.1. Vóór het reglement Orde Vlaamse Balie Een aantal balies hanteren eigen reglement. Maar probleem: grenzen persvoorlichting door advocatuur vervagen. Moeilijkheden in het proces Van Noppen. Die moeilijkheden hebben geleid tot het aannemen van het reglement. Er is ook een reglement van de Orde Franstalige en Duitstalige Balie. Het is interessant om deze twee reglementen te vergelijken. 2.2 Algemene regels van het beroep 1. De advocaat mag, rekening houdend met het reglement op de publiciteit in alle omstandigheden, ook in de media, publiek gebruikmaken van zijn titel en van zijn recht op vrije meningsuiting. 2. De advocaat moet hierbij de principes van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid respecteren 3. Er wordt gewezen op de bijzondere hoedanigheid van advocaat 4. De advocaat moet erop toezien dat hij niet overkomt als een partij of getuige of de indruk geeft dat hij zou spreken voor derden door wie hij niet is gemandateerd. 5. De advocaat moet de regels van de confraterniteit respecteren, correcte informatie verschaffen en de informatie op een serene wijze toelichten. Op dit vlak is er een parallel met de ROFD. 6. Eigen verantwoordelijkheid voor mediastatements Medewerking aan geschreven pers: de advocaat moet voorafgaand kennisnemen van de te publiceren tekst. Dit is een resultaatsverbintenis.
14
CDP
-
-
-
Want er wordt verwacht dat de advocaat voor de publicatie van de tekst kennis neemt van de tekst. Cf. medewerking aan andere media (bv audiovisueel). Dit is een inspanningsverbintenis: advocaat moet voldoende inspanningen leveren om zijn mededeling te controleren. Bv. Dat hij op voorhand de vragen krijgt van een interview en hier al over kan nadenken. Wanneer de advocaat hier niet aan voldoet, riskeert hij aansprakelijkheid. De immuniteit van het pleidooi geldt hier niet. Twee kritieken op het onderscheid van beide media : 1. er is een vertraging van de gerechtsverslaggeving.2. In de praktijk blijkt ook dat de eindredactie vaak nog correcties aanbrengt, na goedkeuring van de advocaat. RODF: liberale versie. Het gaat daar steeds om een inspanningsverbintenis en is dus milder.
7. Togaverbod: verbod voor advocaat om toga buiten de rechtbank te dragen - Dubbel doel: 1. afkoelingsperiode voor de advocaat na alle emoties in de rechtszaal zodat zijn uitlatingen die hij geeft aan media objectief en gematigd zijn. 2. De advocaat wordt ook minder aantrekkelijk gemaakt omdat men het idee heeft dat een advocaat in toga meer tot de verbeelding spreekt en de media dus ook aanlokkelijker maakt. - Kritiek: discriminatie geschreven pers en audiovisuele media. Het togaverbod is gericht op de audiovisuele media. Maar deze kritiek moet genuanceerd worden: langs de andere kant wordt de audiovisuele media bevoordeeld omdat er voor hen slechts een inspanningsverbintenis is. - ROFD: geen enkel togaverbod opgenomen 2.3. Regels van het beroep bij het optreden als raadsman 1. De advocaat dient te waken over de naleving van zijn beroepsgeheim en de confidentialiteit van mededelingen 2. De advocaat moet de toestemming van de cliënt bekomen om publieke mededelingen te doen - Deze mededelingen moeten vertrekken vanuit de bekommernis voor de belangen van de cliënt en het dienen van een rechtvaardige zaak. - De advocaat waakt over het in acht nemen van het vermoeden van onschuld, het privéleven, de waardigheid, de rechten van verdediging en de regels van het beroep. - Schriftelijke toestemming aangewezen: omwille van de rechtszekerheid
15
CDP
-
ROFD: ook vereiste toestemming van de cliënt, maar er wordt niet verwezen naar vermoeden van onschuld, privacy, waardigheid, rechten van de verdediging (= de andere rechtsbelangen) 3. Zorgvuldig optreden: de tussenkomst van de advocaat dient te getuigen van zorgvuldigheid ook met betrekking tot de gerechtvaardigde belangen van derden, die niet onnodig grievend mogen worden bejegend, zijn tussenkomst dien te gebeuren met middelen die niet sluiks of anoniem zijn en rechtens geoorloofd. Geen foutieve informatie Geen beledigende informatie 4. Geen trial by media: de advocaat moet er zich van onthouden het proces in de media te voeren - ROFD: identieke bepaling 5. De advocaat moet, indien mogelijk, vooraf de stafhouder raadplegen, zijn standpunt inwinnen en zijn richtlijnen opvolgen. Dit is geen absolute verplichting, maar een inspanningsverbintenis. - Kritiek: dit kan tot een preventieve censuur leiden. - Kritiek: de stafhouder kan in een nadelige positie geplaatst worden indien hij bv door een advocaat wordt gecontacteerd en toestemming geeft, maar nadien geconfronteerd wordt met de initiëring van de tuchtvervolging. - ROFD: analoge bepaling. ‘Voor zover mogelijk de stafhouder verwittigen alvorens informatie te verstrekken’ . Wat in de ROFD staat, maar niet in de ROVB: Vangnetclausule: bepaling die de advocaat toelaat een afwijking te vragen van de bepalingen van het reglement aan de stafhouder, omdat hij meent dat de toepassing strijdig is met de principes van de wapengelijkheid of de principe van het recht van verdediging. 2.3. Conclusie: Vergelijken met reglement Orde Franstalige en Duitse Balie (17/05/2004) Reglement Duitse en Franstalige balie geeft net iets meer mogelijkheden aan de advocaat om informatie te geven aan de media: - Geen togaverbod - Algemene inspanningsverbintenis tav geschreven pers en andere media. - Vangnetclausule
3. RECHTSBESCHERMING 3.1. Strafrecht Artikel 458 Sw.: sanctionering niet-naleving beroepsgeheim. Bv indien hij informatie verstrekt aan de pers die niet strookt met zijn belangen van de cliënt. Bv indien de advocaat beperkende modaliteiten niet respecteert. 16
CDP
Artikel 460 ter Sw. - Elk gebruik door de inverdenkinggestelde of de burgerlijke partij van door de inzage in het dossier verkregen inlichtingen dat tot doel en tot gevolgd heeft het verloop van het gerechtelijk onderzoek te hinderen, inbreuk te maken op het privéleven, de fysieke of morele integriteit of de goederen van een in het dossier genoemde persoon is strafbaar. - Bijzonder opzet: de bedoeling en het gevolg het gerechtelijk onderzoek te hinderen. De bedoeling moet wel degelijk echt gerealiseerd zijn. Personen die ter goeder trouw sluiten dus artikel 460 ter Sw. uit !! Bv. Iemand aanzetten zijn verklaring te wijzigen - Het gaat om situaties waarbij het verloop van het onderzoek vermoeilijkt of vertraagd wordt omdat men het onderzoek in een andere richting wil sturen. Obstakels bij vervolging? -
-
Het journalistiek bronnengeheim: wettelijk verankerd recht voor journalisten om de identiteit van hun bronnen (bv advocaten) te verzwijgen. Stel dat een bepaald krantenartikel gevoelige informatie weergeeft zonder dat de informatiebron van de journalist wordt genoemd. Het vermoeden kan rijzen dat een advocaat of medewerker van het gerecht heeft gelekt. Wanneer de journalist zich beroept op het journalistiek bronnengeheim is het moeilijk om de informatiebron te weerhalen. 460 ter Sw.: het bijzonder opzet: hier wordt niet steeds gemakkelijk aan voldaan.
www.advocats.be – communicatie – reglement – beroepsuitoefening www.advocaat .be
17
CDP
C. WET TOT BESCHERMING VAN DE JOURNALISTIEKE BRONNEN 1. BELANG JOURNALISTIEKE BRONBESCHERMING Wrm van belang? Bronnengeheim is een bestanddeel van het recht van de media om publiek te informeren als recht van het publiek om info te ontvangen. Indien men het bronnengeheim niet zou beschermen zou dat een verarming van de informatiedoorstroming betekenen. Recht van de media om te informeren Recht van het publiek op informatie Cf. rechtspraak EHRM in Goodwin t. VK – Bronnengeheim als hoeksteen van de persvrijheid – Rechterlijk bevel tot het bekendmaken van de bronnen is principieel strijdig met artikel 10 EVRM, tenzij in geval van een zwaarder wegend publiek belang. – Zaak Ernst vs België, België werd veroordeeld
2. DEONTOLOGISCHE PLICHT EN IN DE WET GECONSOLIDEERD RECHT Parlementair initiatief 2003 tot de bronnenwet Wet 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen (bronnenwet) Meenemen op examen! Geheimhouding van de bronnen blijft een deontologische verplichting in hoofde van de journalisten
3. PERSONEN DIE VAN HET BRONNENGEHEIM GENIETEN 3.1. Journalisten – Initiële definitie: eenieder die als zelfstandige of loontrekkende werkzaam is alsook iedere rechtspersoon die regelmatig een rechtstreekse bijdrage levert tot het verzamelen, redigeren, produceren of verspreiden van informatie voor het publiek via een medium Ondertussen veranderd na indiening van vernietigingingsberoepen bij Arbitragehof. – Na arrest 7 juni 2006 (Arbitragehof): eenieder die een rechtstreekse bijdrage levert tot het verzamelen/redigeren/produceren/verspreiden van informatie voor het publiek via een medium Arbitragehof: accent op het belang van de journalistieke bronbescherming voor de persvrijheid - gedeeltelijke vernietiging artikel 2, lid 1 bronnenwet 1. Rechtstreekse bijdrage tot het informatieproces voor het publiek 18
CDP
– Concrete betekenis toevoeging ‘rechtstreeks’ is onduidelijk – Geen verduidelijking in de wet van begrip ‘informatie’ 2. Via een medium – Geen verduidelijking in de wet van begrip ‘medium’ Normale taalkundige betekenis, zowel audiovisuele als elektronische media
3.2. Redactiemedewerkers – Eenieder die door de uitoefening van zijn functie ertoe gebracht wordt kennis te nemen van informatie die tot de onthulling van een bron kan leiden – Ongeacht of dit verloopt via het verzamelen, de redactionele verwerking, de productie of de verspreiding van die informatie – Kunnen enkel professionele redactiemedewerkers zich beroepen op de bronnenwet? Bescherming is ruimer, was doelstelling van de bronnenwet om ruime bescherming te bieden. Te ruime invulling? Technisch personeel en chauffeurs zouden niet onder de bescherming moeten vallen.
3.3. Informatiebronnen? – Cass. 06/02/2008 Telefoonregistratie en inbeslagname GSM ten aanzien van politieman verdacht van schending van het beroepsgeheim Hij baseerde zich op art 5 van de bronnenwet.
Bronnen kunnen zelf geen beroep doen op de bronnenwet
4. BEKENDMAKING INFORMATIEBRONNEN Principe: journalisten en redactiemedewerkers kunnen er niet toe gedwongen worden hun informatiebronnen vrij te geven en inlichtingen, opnames en documenten te verstrekken die onder meer: 1) De identiteit van hun informanten kunnen bekendmaken; 2) De aard of de herkomst van hun informatie kunnen prijsgeven; 3) De identiteit van de auteur van een tekst of audiovisuele productie kunnen bekendmaken; 4) De inhoud van de informatie en van de documenten zelf kunnen bekendmaken, indien daarmee de informant kan worden geïdentificeerd – Draagwijdte? Ruime draagwijdte 19
CDP
– Ook voorafgaand aan berichtgeving? Ja, blijkt uit parlementaire voorbereiding. Niet vereist dat de info ook daadwerkelijk al zou bekend gemaakt zijn aan het publiek. Ook de onderzoeksjournalistiek w- beschermd. – Mag de politie een journalist vragen de identiteit van zijn informatiebron te onthullen? Uitzondering: journalisten en redactiemedewerkers kunnen ertoe gedwongen worden informatiebronnen bedoeld in art. 3 bronnenwet vrij te geven, althans indien een aantal cumulatieve voorwaarden zijn voldaan 1) Op vordering van een rechter ( hiermee voldoet de bronnenwet aan de Straatsburgse rechtspraak) Onderzoeksrechter / rechter ten gronde Begrip vordering 2) Indien die van aard zijn misdrijven te voorkomen Voorkomen = verhinderen dat een misdrijf wordt gepleegd In principe niet: peilen naar al gepleegde misdrijven of aan de gang zijnde misdrijven 3) Die ten aanzien van de fysieke integriteit van één of meer personen Geen verduidelijking in de wet van begrip ‘fysieke integriteit’ Gaat niet om morele integriteit niet om andere rechtsbelangen zoals vertrouwelijkheid van de info. Ook niet vereist is dat fysieke integriteit direct zou w- aangetast. Verwijzing naar artikel 137 Sw. (terroristische misdrijven) Oorspronkelijk de enige uitzondering, later nog enkele misdrijven als uitzondering opgenomen. Niet: psychische integriteit, aantasting privacy … – 4) Een ernstige bedreiging opleveren Geen verduidelijking in de wet van begrip ‘ernstige bedreiging’ – 5) Indien de gevraagde informatie van cruciaal belang is voor het voorkomen van deze misdrijven proportionaliteitsvereiste – 6) En indien de informatie op geen enkele andere manier kan worden verkregen Subsidiariteitsvereiste Uitzonderingsgrond: ruimte voor rechterlijke creativiteit? Feit dat wet geen verduidelijking biedt voor invulling van bepaalde begrippen zoals fysieke integriteit.
20
CDP
5. OPSPORINGS- EN ONDERZOEKSHANDELINGEN Principe: gegevens die betrekking hebben op de informatiebronnen van journalisten en redactiemedewerkers mogen niet het voorwerp uitmaken van enige opsporings- of onderzoeksmaatregel – Mag tijdens de ondervraging van een journalist worden gevraagd naar de herkomst van stukken die kunnen leiden tot een misbruik van inzagerecht? Ja er mag naar gevraagd w-, af te leiden uit de rechtspraak. Het is louter een vraag, geen verplichting. – Geldt dit verbod ook ten aanzien van de journalist die ervan wordt verdacht misdrijven te hebben gepleegd? Rechtsleer antwoordt bevestigend gezien de algemene draagwijdte van art 5 Bronnenwet. Uitzondering: zie supra – Geen verduidelijking in de wet ten aanzien van welke plaatsen opsporings- en onderzoekshandelingen kunnen plaatsvinden – Cf. wet 30 november 1998 inlichtingen- en veiligheidsdiensten: ander beschermingsregime Dit specifiek beschermingsregime is NIET te kennen. In dit regime vult men de draagwijdte enger in, vb enkel bescherming voor beroepsjournalisten.
6. SANCTIONERING BIJ MISKENNING JOURNALISTIEK BRONNENGEHEIM Geen sancties neergeschreven in de bronnenwet, maar onder andere toepassing van Strafrecht – Toepassing antigoonrechtspraak? Rechter mag geen rekening houden met bewijsmateriaal dat strijdig zou zijn. – Artikelen 148 en 151 Sw. Burgerlijk recht (artikel 1382 BW) – Rb. Brussel 29 juni 2007 Toepassing werd gemaakt van 1382 BW Feiten: Topoverleg over dreigende terroristische actie, men vermoede een lek naar De Morgen. De betrokken journalist werd huiszoeking bevolen. Rechter besliste tot onrechtmatige daad in de zin van art 1382 en kende aan de journalist een schadevergoeding toe. Er waren alternatieven om het lek op te sporen dan huiszoeking, er werd dus niet beantwoord aan de uitzonderingsgrond want die vereist : voorkomen van misdrijven die ernstige bedreiging opleveren van fysieke integriteit en subsidiariteitsvereiste.
21
CDP
7. TOEPASSING STRAFRECHT Twee immuniteiten – Geen vervolging van journalisten en redactiemedewerkers op grond van art. 505 Sw. als zij hun recht uitoefenen om hun informatiebronnen te verzwijgen – In geval het beroepsgeheim van art. 458 Sw. wordt geschonden, kunnen journalisten en redactiemedewerkers niet op grond van art. 67, 4° Sw. worden vervolgd als zij hun recht uitoefenen om hun informatiebronnen te verzwijgen Belgische bronnenwet biedt sterkere bescherming dan europese omdat er 2 immuniteiten zijn. Gevolg – Vervolging wegens helen van gehackte gegevens blijft mogelijk (artikel 550 bis, § 7 Sw.) – Vervolging wegens schending van een andere geheimhoudingsplicht dan artikel 458 Sw. blijft mogelijk. Vb misbruik van inzagerecht – Vervolging wegens medeplichtigheid op grond van artikel 67, 2° en 3° Sw. of mededaderschap aan artikel 458 Sw. blijft mogelijk.
22
CDP
DEEL 2. SALDUZ: ADVOCAAT
RECHT
OP
BIJSTAND
VAN
DE
1. BELGISCHE WETGEVING OUD : Toestand voor Salduz (30/8/2011, inwerking 1/1/2012) De Salduzproblematiek bestaat al acuut sinds 2008, ze bestond al iets vroeger maar toen nog niet zo acuut. Er was geen bijstand van de advocaat voorzien, m.a.w. iemand die werd verhoord door politie, ongeacht of die vrijwillig was gekomen of van zijn vrijheid beroofd was, had geen recht op een advocaat. In de landen met een Angelsaksische rechtstraditie was dit al veel langer gekend. Er waren wel enkele waarborgen voor personen die verhoord werden: art. 47 bis Sv. Dit artikel bestond al voor het arrest Salduz sinds 1998 (wet Franchimont). Een aantal rechten worden hierin verleend aan personen die worden gehoord, ongeacht hun hoedanigheid. -
Bv. Vragen dat alles genoteerd werd Bv. Bepaalde stukken bij het dossier voegen Bv. Vragen om bepaalde onderzoeksverrichtingen Geen echte cautieplicht: de verwittiging van de persoon dat hij niet verplicht is om de vragen te beantwoorden, maar als je dat wel doet kunnen de verklaringen tegen hem gebruikt worden. Ten tijde van de wet Franchimont is hier lang over gediscussieerd, maar men heeft het niet gedurfd. Er staat wel in de wet dat ‘er moet wel gezegd worden aan de persoon dat zijn verklaringen als bewijs in rechte worden gebruikt’. Uiteindelijk komt dit wel neer op een cautieplicht, dit hebben de verstandige verdachten wel door.. Geen consultatie of aanwezigheid van de advocaat: er was ook geen recht om vooraf met een advocaat te spreken. Iemand die vrijwillig verhoord wordt, heeft natuurlijk wel die mogelijkheid. Maar iemand die al opgesloten zit, had die mogelijkheid niet. Geen uitstel van het verhoor door het gebruik van documenten in zijn bezit
Enkel aanwezigheid advocaat bij samenvattende ondervraging voorlopige hechtenis; (art. 22) dit was de enige situatie waarin de advocaat het recht had om zijn advocaat bij te staan bij een verhoor. Deze samenvattende ondervraging wordt door de aangehoudene gevraagd en verricht door de onderzoeksrechter. Er was ook geen bijstand voorzien bij het verhoor door OR voorafgaand aan aanhoudingsmandaat. De OR ondervraagt altijd de betrokkene persoonlijk vooraleer hij een aanhoudingsmandaat geeft.
23
CDP
Sommige advocaten hadden geprobeerd om deze situatie (afwezigheid recht op bijstand) aan te klagen bij het Hof van Cassatie omwille van een schending van artikel 6 EVRM. Maar het Hof van Cassatie heeft een vaststaande rechtspraak dat deze toestand geen schending is van art. 6 EVRM. Tussenkomst van de advocaat kon wel na het verlenen van aanhoudingsbevel. Dit was de eerste gelegenheid voor de advocaat om zijn cliënt te ontmoeten. Dit is iets meer na 24 uur.
2. STRAATBURGSE RECHTSPRAAK 2.1. Rechtspraak EHRM is een orgaan van de Raad van Europa (47 landen) en dus niet van de Europese Unie! (artikel 6 kennen). Het EHRM heeft in het arrest van november 2008, de zaak Salduz, de principes mbt de bijstand van een advocaat bij het verhoor uiteengezet. Kort daarop werden deze principes verfijnd in het arrest Panovits/Cyprus. In deze zaken en in de daaropvolgende arresten werd de kwestie van de bijstand door een advocaat bij het verhoor steeds onderzocht in het licht van art. 6.3 c EVRM (= minimumstandaard). Art. 6,3 geeft 5 specifieke rechten weer die een minimumstandaard (‘ten minste’) uitmaken van een eerlijk proces. Hierin wordt uitdrukkelijk bijstand van een advocaat wordt vermeld, in c. Dit is niet zo evident. Tijdens de voorbereiding van de Salduz wet vond men het recht op een bijstand van een advocaat uit de lucht vallen. Maar dit is niet zo want er waren al eerdere signalen. Imbroscia: rechten moeten effectief zijn en de aanduiding van een advocaat lost dus niet automatisch het probleem op. Murray (08/02/1996): hamvraag: kan je uit het stilzwijgen van de verdachte zijn schuld afleiden? Dit had men toegepast in dit arrest. Daarnaast zegt men ook nog dat de politieondervraging aan het begin zeer belangrijk is want dit geeft meestal aan hoe de rest van de procedure zal verlopen en artikel 6 impliceert dat van bij het begin er een recht is op een bijstand van de advocaat. En Traest zegt dat wanneer artikel 6 dit voorschrijft kan je maar twee dingen doen: deze bepaling implementeren ofwel de Raad van Europa verwaarlozen want het is supranationale wetgeving. Deze arresten raakten reeds het probleem van de bijstand van de advocaat, maar hieruit kon (nog) geen onverkort recht op bijstand van een advocaat bij het politieverhoor worden afgeleid. Artikel 6§3,c moet steeds gezien worden in de context van artikel 6,1 EVRM : recht op een eerlijk proces
24
CDP
Salduz 27/11/2008 Hij was een minderjarige dader ten tijde van de feiten. Men heeft lang gedacht in onze contreien dat deze zaak niet zo belangrijk was omdat de verdachte een minderjarige was, maar achteraf is duidelijk geworden dat dit niet het geval was. Hij werd in Turkije vervolgd en gearresteerd wegens het aanzetten tot terrorisme volgens de Turkse wetgeving. Hij had enkel wat publiciteit gemaakt voor de Koerdische beweging, zo werd hij onder meer verdacht van deelname aan een onwettige betoging ter ondersteuning van een illegale organisatie (de PKK) maar niet veel meer dan dat. Bij zijn eerste verhoor had hij belastende verklaringen afgelegd (bekend) en dit zonder aanwezigheid van een advocaat. Het Turkse strafwetboek voorzag wel in de mogelijkheid voor elke gearresteerde verdachte om toegang te hebben tot een advocaat, maar hier werd een uitzondering op gemaakt voor personen die verdacht werden van misdrijven waarvoor de nationale veiligheidsrechtbanken bevoegd waren. Salduz tekende voorafgaand aan zijn verhoor een formulier waarbij de rechten van gearresteerde personen uitgelegd werden en op grond waarvan hij gewezen was op zijn recht om te zwijgen. Maar nadien ‘voor zijn verschijning voor de OR’ had hij zijn bekentenis ingetrokken omdat deze onder dwang zou afgelegd zijn. Pas nadat de OR zijn aanhouding bevolen had, kreeg Salduz toegang tot een advocaat. De Turkse autoriteiten hadden geen rekening gehouden met deze intrekking en hebben hem veroordeeld o.b.v. zijn eerste verklaring. Salduz ging naar het EHRM in 2001 en daar is de bom geborsten. In de zaak Murray was het EHRM nog voorzichtig met dat recht op een bijstand. Maar in deze zaak heeft men echt expliciet bevestigd dat er een recht op een bijstand van een advocaat is. Par. 54 van het arrest: kern van de redenering van het arrest Salduz: een verdachte die van zijn vrijheid beroofd is bevindt zich in een kwestsbare positie en die kwetsbaarheid kan maar gecompenseerd worden door de bijstand van een advocaat. Waarom kwetsbaar? Omdat de verdachte niets kent van de wetgeving en omdat men dikwijls lange ondervragingen houdt met meerdere ondervragers. Par. 55 van het arrest: Er moet bijstand van een advocaat zijn vanaf het eerste verhoor. Dit principe wordt ondubbelzinnig naar voor geschoven. Uitzondering voorzien voor ‘compelling reasons’: wanneer het wordt aangetoond dat, in het licht van de specifieke omstandigheden van elke zaak, dat er dwingende redenen zijn om dit recht te beperken. De rechten van verdediging, dus artikel 6 EVRM, zijn in beginsel (automatisch) onherroepelijk geschaad wanneer belastende verklaringen afgelegd tijdens een politieverhoor zonder bijstand van een advocaat, gebruikt worden voor een veroordeling. Je kan het dus niet regulariseren. = dit is het nieuwe in tegenstelling tot
25
CDP
de vorige arresten. = automatische schending van artikel 6 EVRM wanneer er geen bijstand van een advocaat is bij politieverhoor. In deze zaak besloot het EHRM dat Salduz zijn rechten ontegensprekelijk geschada waren door de beperking van zijn recht op bijstand van een advocaat. Turkije werd veroordeeld wegens schending van artikel 6§3,c in samenhang met artikel 6§1 EVRM.
Sinds Salduz zijn er ongeveer een 60tal arresten van het EHRM gekomen die het principe van het Salduz-arrest bevestigen. Panovits/Cyprus (11/12/2008) men zegt hier hetzelfde maar voegt toe dat een afstand op een recht van bijstand mogelijk is, maar dit moet weloverwogen zijn. Feiten: In het kader van een moordonderzoek werd P. (17 jaar) samen met zijn vader uitgenodigd op het politiebureau. De politie bracht P. op de hoogte dat hij verdacht werd van de moord. Hij ontkende. Vervolgens werd hij, in afwezigheid van zijn vader, door de politie verhoord. Volgens de politie werd hij steeds gewezen op zijn recht op te zwijgen. Vrij snel legde bij belastende verklaringen af. Zijn vader, die niet bij de verhoren aanwezig was, werd door de politie meegedeeld dat hij er goed aan zou doen een advocaat voor zijn zoon te raadplegen. P. werd veroordeeld, waarbij gebruik gemaakt werd van zijn belastende verklaringen tegenover de politie. De nationale rechter verwierp het verweer van P. dat hij door de politie onder druk was gezet evenals het verweer dat hij geen rechtsbijstand had gekregen voorafgaand de politieverhoren. Volgens de nationale rechter had hij niet om rechtsbijstand gevraagd en was die bijstand hem evenmin geweigerd. In 2003 wordt de zaak aanhangig gemaakt bij het EHRM. Volgens P. waren zijn rechten van verdediging geschonden doordat hij niet geïnformeerd was over zijn recht om voorafgaand aan de politieverhoren een advocaat te consulteren en hij ook niet de kans gekregen had een advocaat in te schakelen. Hij klaagde verder dat hij onvoldoende geïnformeerd was over zijn zwijgrecht en dat zijn bekentenis tegenover de politie ten onrechte als bewijs gebruikt was. Het EHRM heeft vooral zijn aandacht gericht op het recht om voorafgaand aan het politieverhoor een advocaat te raadplegen en aan het feit dat P tijdens zijn verhoren door de politie nog minderjarig was, hetgeen volgens het Hof de afwezigheid van bijstand door een advocaat, familielid of voogd tijdens de verhoren des te problematisch maakt. Uit het arrest kan worden afgeleid dat de verdachte niet moet vragen om bijstand en dat wanneer een dergelijk verzoek uitblijft, er niet mag worden verondersteld dat er afstand gedaan is van dit recht. Een dergelijke afstand is slechts aanvaardbaar als de verdachte, nadat 26
CDP
hij voldoende op de hoogte gebracht is van zijn rechten, in expliciete en onmiskenbare bewoordingen hiervan afstand gedaan heeft. Panovits heeft gelijk gekregen dat door de veroordeling te steunen op de bekentenis zijn recht op een eerlijk proces onherstelbaar geschonden is. Shabelnik/Oekraïne (19/02/2009: vrijheidsberoving betekent per definitie een kwetsbare positie. Daarom is vertegenwoordiging in rechte in deze gevallen zéker belangrijk. Er moet dus aandacht zijn voor vrijheidsberoving. Yaremenko/Oekraïne (12/06/2008): idem: er moet aandacht zijn voor vrijheidsberoving. Pischalnikov/Rusland (24/09/2009): inzake de kwetsbaarheid ingeval van vrijheidsberoving verwijst men naar het onevenwicht tussen ondervragers en de ondervraagde, aan dit onevenwicht moet aandacht besteed worden (par.85-86).
2.1. Gevolgen Straatburgse rechtspraak 1. Notie bijstand Twee interpretaties: Recht om voorafgaand aan de ondervraging een advocaat te raadplegen: minder verregaand = consultatie Recht van een advocaat om aanwezig te zijn bij een ondervraging: verregaander = aanwezigheid. Een meerderheid van de commentatoren sluit zich aan bij deze brede interpretatie. Dit is een belangrijk onderscheid want de Belgische wetgever heeft dit onderscheid ook toegepast. De eerste arresten waren niet duidelijk maar nadien werden ze wel duidelijker: aanwezigheid tijdens verhoor is vereist (concurring opinions Salduz, Panovits en Shalbelnik ‘legal assistance during that interview’) Comité ter preventie van tortuur : brengt regelmatig bezoeken aan de lidstaten van de Raad van Europa om te onderzoeken hoe verdachten behandeld en verhoord worden. Het is interessant om de verslagen van België te lezen sinds 1991: alles gaat goed behalve de eerste 24 uur is een probleem want de verdachte heeft tijdens deze periode geen rechten. Nu is het natuurlijk wel opgelost, maar om nog maar aan te tonen dat men niet verrast moest zijn door de zaak Salduz. De CPT vereist ook duidelijk aanwezigheid. Bijstand is vereist vanaf het eerste verhoor of vrijheidsberoving. Dit valt zeer duidelijk op te maken uit het arrest Salduz en de latere arresten. Op dit vlak is er geen discussie mogelijk. 27
CDP
Het is logisch dat ook vanaf de vrijheidsberoving dit recht op bijstand ontstaat omdat de betrokkene zich dan in een kwetsbare situatie bevindt. 2. Welke onderzoeksdaden
Politieverhoren: in de meeste gevallen gaat het hier over Deskundigenonderzoeken: eventueel Confrontatie: vorm van verhoor Plaatsopnemingen en wedersamenstellingen (EHRM heeft dit uitdrukkelijk bepaald in de zaak Savas/Turkije 8/12/2009) Onderscheid belastende verklaringen of andere. Belastende verklaring: een verklaring maar in de doctrine vraagt men zich af of hier ook een alibi ondervalt dat niet juist blijkt te zijn, want het is iets o.b. waarvan men veroordeeld kan worden. De grens is dus niet duidelijk te trekken.
3. Afstand mogelijk van het recht op bijstand? Het arrest Salduz zegt duidelijk op par. 44 dat dit kan onder voorwaarden: Weloverwogen afstand: de persoon moet weten wat dit inhoudt, hij moet geïnformeerd worden. Maar heel belangrijk : een afstand kan nooit worden vermoed! Moet weloverwogen en schriftelijk gebeuren. Zijn er gevallen waarbij het EHRM dit recht niet zou toekennen? In het arrest Salduz spreekt men van dwingende redenen (‘compelling reason’). Het EHRM laat hier een marge. De enige situatie die volgens Traest bedacht kan worden is wanneer de integriteit van personen in gedrang komt. Bv. In geval van kidnapping kan de dader gevat worden maar het slachtoffer niet. In dit geval is er een spoedeisendheid en men kan dan direct beginnen met ondervragen ipv te wachten op de advocaat. Waarborgen die gegeven moeten worden : Betrokkene moet ingelicht worden over zijn rechten en de gevolgen van de afstand (Panovits en Pishalnikov) De afstand met duidelijk en ondubbelzinnig gebeuren en kan dus niet worden afgeleid uit de overhandiging van een formulier waarin aangegeven staat dat de betrokkene ingelicht werd van zijn zwijgrecht. 4. Sanctionering van gebrek aan bijstand Salduz is hierover heel duidelijk (dit itt Belgie): Er is een onherstelbare schending van het recht van verdediging (par. 55). Dit is een duidelijk standpunt van het EHRM. Het komt erop neer dat een verklaring, die werd afgenomen zonder bijstand van een advocaat, onder geen 28
CDP
enkele vorm noch rechtstreeks noch onrechtstreeks gebruikt kan worden om de verdachte te veroordelen en een latere bijstand kan de eerste verklaring niet redden. De bewijsuitsluiting is dus verplicht: het stuk moet uit het dossier. Antigoon is dus niet van toepassing. Maar hieruit volgt natuurlijk dat andere verklaringen e.d. wel gebruikt kunnen worden. De strafvordering wordt hierdoor dus niet onontvankelijk, het onderzoek kan wel worden verdergezet. Er is ook geen mogelijkheid om dit als steunbewijs te gebruiken. 5. Waarschuwingen CPT Er zijn bezoeken geweest aan België in 1993 en 1997 en zoals reeds gezegd was alles in orde behalve de eerste 24 uur. Na elk bezoek krijgt de regering een verslag en kan hierop een antwoord geven. In 1999 heeft de Belgische regering een antwoord gegeven: dit probleem zal geregeld worden via de commissie Franchimont. Maar de wet Franchimont heeft op dit vlak uiteindelijk niets opgelost. In 2001 is er opnieuw een bezoek: opnieuw stellen ze hetzelfde probleem vast en de regering antwoordt dat er een voorstel Maxi-Franchimont komt in 2005. Deze commissie stelde voor dat een verdachte die één nacht in de gevangenis doorbrengt of een vrijheidsberoving heeft van minstens acht uur, recht heeft op een bezoek van een advocaat tussen 20 en 21 uur of tussen 7 en 8 uur ’s morgens. Dit waren specifieke uren zodat tijdens de andere uren het onderzoek gewoon kon doorgaan want het is niet handig wanneer een lopend onderzoek te vaak wordt onderbroken. Dit voorstel werd als revolutionair beschouwd, er kwamen veel verontwaardigende reacties. In 2005 komt de CPT terug met dezelfde aanbeveling en zegt dat de voorstellen Franchimont niet voldoende zijn (insufficient). Laatste bezoek CPT 2009: toen vond men opnieuw het voorstel van 2005 niet voldoende. 3. BELGISCHE RECHTSPRAAK: hoe heeft Belgische Rechtspraak gereageerd op Salduz Aangezien artikel 6 EVRM directe werking heeft, is er direct snel rechtspraak hierover gekomen. Na de Salduz zaak zeiden sommigen dat dit niet voor België gold, maar voor Turkije. Het jaar nadien zeiden diezelfde mensen al iets anders, met de zaak Bouglame. 3.1. EHRM, 2 maart 2010 : Bouglame/België (p 326) Bouglame werd in België ondervraagd o.m. door de onderzoeksrechter en van zijn vrijheid beroofd. Hij legde belastende verklaringen af. Hij moest verschijnen voor de vonnisrechter en wierp op dat er een schending was van het recht op een bijstand van een advocaat. Hier in België zei men : dit kan ook niet want art. 16 Voorlopige hechteniswet voorziet (op dit moment) deze mogelijkheid nog niet en de OR is een neutraal persoon. Art. 16 is problematisch omdat dat artikel op systematische wijze de bijstand van een advocaat uitsluit ter gelegenheid van het verhoor van een onderzoeksrechter 29
CDP
voorafgaan aan het afleveren van een aanhoudingsgbevel. Het Hof maakt een onderscheid tussen de gevallen waarbij het gebrek aan bijstand van een advocaat eerder occasioneel is (hier tilt men minder zwaar aan) en de gevallen/systeem waarbij het door de wet voorzien wordt dat er geen bijstand is (dit kan niet volgens het Hof). Hij werd in hoger beroep vrijgesproken maar ging toch naar het EHRM omwille van schending art. 6.3.c EVRM. Het EHRM zegt: je bent vrijgesproken dus je bent geen slachtoffer meer want je hebt je rechtsherstel al gekregen. Men heeft zijn arrest dus onontvankelijk verklaard. Maar daarnaast zegt het arrest wel dat artikel 16 VHwet strijdig is met artikel 6 EVRM. België heeft de zaak dus technisch gewonnen, maar inhoudelijk niet. België is niet veroordeeld, omdat Bouglame is vrijgesproken en omdat het gebrek aan bijstand van een advocaat voor hem geen negatieve gevolgen had. Dit arrest is dus een duidelijke waarschuwing. Wat heeft de Belgische rechtspraak tussen het Salduz arrest en de Salduz wet gedaan? Rechters zaten vanaf het Salduz arrest gewrongen tussen twee tegenpolen: enerzijds was er het arrest Salduz voor het Europees hof (er moet recht op bijstand zijn van een advocaat bij elk politieverhoor, en vanaf elke vrijheidsberoving, dus onmiddellijk), anderzijds waren er zaken i.v.m. verhoren die plaatsgevonden hadden voor het Salduz arrest. Dit laatste is echter geen argument want arresten van het EHRM hebben geen retroactieve werking. Rechtspraak kon niet zeggen “verhoor dateert van voor het Salduz arrest dus dit is geen probleem” Hof: art. 6 impliceert dat eenieder vanaf de eerste vrijheidsberoving bijstand mag krijgen van een advocaat, dan betekent dit dat art. 6 altijd wordt geacht die betekenis gehad te hebben RS in die tussenperiode heeft dan terwijl er geen enkele wettelijke regeling was de rechtspraak van het Hof van Cassatie gebruikt, en geprobeerd strafprocessen te redden met toepassing van een aantal redeneringen (overzicht van die arresten in reader. Als je die arresten chronologisch overloopt, zie je een bepaalde evolutie in de redenering. Is wel geen bijstand geweest van een advocaat bij de verhoren, maar de argumenten die men aanhaalt om dat toch goed te praten verstillen:
3.2.Toepassingen in kader van voorlopige hechtenis Wanneer is er voorlopige hechtenis mogelijk? (door OR) Wanneer een celstraf langer dan 1 jaar gegeven kan worden. Er zijn twee voorwaarden: 1) voldoende bewijs 2) gevaar voor de openbare veiligheid Belgische rechtspraak heeft aanvankelijk de deur dicht gehouden voor de Salduz.
30
CDP
Cass. 11 maart 2009: Het eerlijk karakter is te beoordelen op grond van het gehele proces (1ste redenering) Men is begonnen met de meest evidente redenering. Men kwam in cassatie tegen een beslissing houdende handhaving van de voorlopige hechtenis. Argument dat werd aangehaald: cliënt geen bijstand advocaat bij verhoor politie en onderzoeksrechter gehad. In een eerste fase zegt men Salduz en de hele Salduz problematiek moet je interpreteren in het licht van art. 6 EVRM. Men zegt dan, of een proces al dan niet een eerlijk karakter heeft moet je beoordelen op basis van het gehele proces. Je mag dus niet een bepaalde fase isoleren, je moet het proces in zijn geheel bekijken. Het is niet omdat in één fase geen bijstand is geweest van een advocaat, dat dat proces volstrekt oneerlijk zou zijn, en de voorlopige hechtenis opgeheven moet worden. Uit dossier bleek niet dat enige druk zou uitgeoefend zijn op de eiser geen schending art. 6 EVRM. Cas. 29 december 2009: Het is niet omdat er een verklaring is afgenomen zonder bijstand van een advocaat, dat daarom de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven. Het Hof van Cassatie zegt dus: Je zit nog maar in de fase van de voorlopige hechtenis. Het is niet omdat er in het begin iets misloopt, dat er geen eerlijk proces meer mogelijk is. Dus je komt te vroeg, de procedure is nog niet rond en dan nog is het niet zeker dat je veroordeeld wordt als je verwezen wordt, en dus is het ook niet zeker of je zal veroordeeld worden obv de initiële bekentenis. Dus de voorlopige hechtenis moet worden verdergezet. (2009) Idem in arresten 13 januari 2010, 24 februari 2010 en 23 maart 2010 Cass. 31 maart 2010: men gooit het over een andere boeg. Men zegt nog altijd dat het eerlijk karakter moet bekeken worden in het proces in zijn geheel, maar er komt een nieuw argument bij. Het is inderdaad juist dat het EHRM zegt dat er een bijstand moet zijn en dat onze wetgeving dit niet voorziet , maar ‘een rechter mag niet in de stoel van de wetgever gaan zitten’. Er is een leemte in de wetgeving, maar het is niet aan de rechter om dit aan te vullen. Men zegt dus aan de eiser dat hij wel gelijk heeft, maar wat hij aanklaagt een ingreep vereist van de wetgever. (2de redenering) Dit argument heeft een relatieve waarde argument: het is een begrijpelijk argument want de wetgever moet op zijn plicht gewezen worden. Het is aan de wetgever om te keuzes te maken en conform het EVRM te maken (welke misdrijven? Wanneer bijstand? Hoeveel tijd voor advocaat er plaatse komt enzo..) maar het is niet volledig juist.( ten slotte heeft HVC in andere zaken waar er een leemte was wel een oplossing gegeven) Cass. 14/10/2008 en 3/11/2008: volledig andere procesregeling? GH 31/7/2008 : rechter mag de leemte zelf opvullen indien precies uitgedrukt. rechter mag zelf een leemte invullen, op voorwaarde dat die leemte precies uitgedrukt is (over dit laatste is discussie mogelijk). Bv. Bij bijzondere 31
CDP
opsporingsmethoden: bij controle had wetgever geen Cassatieberoep voorzien GwH zegt dit is discriminatoir, want bij zuivering van nietigheden is dit wel mogelijk. Rechter mag die zelf opvolgen, want precies uitgedrukt, en duidelijke oplossing. Hier: afwezigheid bijstand van advocaat precies uitgedrukt, maar verschillende oplossingen mogelijk. Artikel 6 EVRM heeft een directe werking en dwingt tot opvullen van de leemte. Het maakt niet uit wie de leemte opvult, enige wat telt voor het Hof is dat het proces voldoet aan art. 6 EVRM.
Cass. 22 juni 2010: overige waarborgen in de wet volstaan: arrest Bouglame weerlegt dit argument. (3de redenering) Er is inderdaad geen bijstand geweest van een advocaat, maar er zijn een reeks andere waarborgen in de wet die volstaan. P 236: men zegt dat de wettelijke restrictie... de wet bepaald immers een geheel van waarborgen die aan de verdachte een eerlijke proces... Men somt een aantal bestaande waarborgen op. En men zegt dat compenseert de afwezigheid van de bijstand van de advocaat. Alle waarborgen waar men naar verwijst, zijn waarborgen die maar spelen eens er een aanhoudingsbevel is (na het verstrijken van de 24u), het is een verkeerd argument eigenlijk, ze hebben allemaal betrekking op de periode dat er een aanhoudingsbevel is en het is slechts over de eerste 24u dat de Salduz wetgeving speelt. Tot op vandaag houdt HVC dus de deur wel dicht in geval van voorlopige hechtenis.
3.3.Toepassingen ten gronde
Antwerpen 24 december 2009: beklaagde had zedenfeiten bekend tav de politie zonder de bijstand van een advocaat. Hij herhaalde ook zijn bekentenis voor de onderzoeksrechter, weer zonder bijstand van de advocaat. Bewijsuitsluiting (bekentenis zonder bijstand advocaat): HvB zei dat de rechten van verdediging onherroepelijk geschaad zijn wanneer belastende verklaringen, afgelegd tijdens politieverhoor zonder bijstand, gebruikt worden voor een veroordeling. De leer van Salduz wordt dus onverkort toegepast zonder bijkomende voorwaarden te stellen. Ook vermeldenswaar is dat niet alleen de verklaring bij de politie, maar ook de daaropvolgende verklaring aan de onderzoeksrechter werden uit de debatten geweerd. Wel veroordeling op grond van andere gegevens o.a. twee getuigen die ook een belastende verklaring hadden afgelegd Jeugdrechtbank Antwerpen 15 februari 2010: jongere (winkeldiefstal) wordt ondervraagd zonder bijstand en bekent. De rechtbank zegt: op deze bekentenis slaan 32
CDP
we geen acht. Er was ook enkel een verklaring van een winkelbediende en de rb zegt: de verklaring van de winkelbediende is niet neutraal dus hij wordt vrijgesproken. Assisen Luik en Corr. Dendermonde : geen uitsluiting : overige waarborgen (baseren zich op de theorie van de overige waarborgen (dat het proces zijn eerlijk karakter niet verliest)) Er was geen bijstand, maar geen probleem, want andere waarborgen volstaan. Assisen Gent 3 mei 2010 : geen uitsluiting (andere waarborgen) Zelfde als hierboven.
En nu komen andere redeneringen die HvS in die periode heeft aangehaald.
Cass. 5 mei 2010 : rechter steunde niet op de betrokken verklaring, die was afgelegd zonder bijstand van advocaat (dan is er ook geen probleem, nl EHRM: eerlijk proces is geschonden als men zich steunt op de belastende verklaring). Cass. 26 mei 2010 : geen zelfincriminerende verklaring afgelegd, ook al was het zonder bijstand (dan is er ook geen probleem). Enkel schending van eerlijk proces als de incriminerende verklaring is gebruikt voor bewijs, anders niet. Cass. 22 juni 2010 : blijkt niet dat de rechter op die verklaring op beslissende wijze heeft gesteund (dan ook geen probleem) --- wel verklaring gebruikt, maar rechter heeft niet op die verklaring op beslissende wijze gesteund, het was steunbewijs. Als verklaring slecht bijkomstige rol heeft gespeeld is er geen probleem Cass. 15 december 2010 : Dit is één van de weinige zaken waar het Hof een verklaring uit het dossier weert. bewijsuitsluiting : bekentenis was het enige bewijselement (cass: man is veroordeeld enkel en alleen ogv zijn eigen bekentenis en dat kan niet). De Rechter had aan de intrekking van de verklaring geen gehoord gegeven en toch veroordeeld obv die verklaring. In Hof van Beroep werd hij vrijgesproken want bleek dat slachtoffers hun beschuldigingen volkomen verzonnen hadden. Cass. 7 december 2010 : verklaring (afgelegd zonder bijstand advocaat) wel bruikbaar indien niet doorslaggevend. De verklaring mag dus geen rol spelen in de beslissing. - Zeer betwistbaar -
Dayanan/Turkije : schending van artikel 6 EVRM, ook al heeft de betrokkene geen belastende verklaring afgelegd Cass. 5 april 2011 : geen bijstand vereist indien geen vrijheidsberoving mogelijk. Dit is dus gebaseerd op rechtspraak van het EHRM: waarom bijstand nodig? Omwille van kwetsbare positie en dit is niet het geval.
De rechtspraak geeft dus een zeer divers beeld van de toepassing van art. 6 EVRM.
33
CDP
4. WET VAN 13 AUGUSTUS 2011 (BS 5 september 2011) Is in werking getreden op 1 januari 2012, dit was de uiterlijke datum die voorzien werd in de wet. Balans van de laatste twee jaar: al met al verloop het niet slecht. De tegenstanders die zeiden we gaan niemand meer kunnen aanhouden en betrappen op leugens, hebben ongelijk gekregen. Er zijn wel praktische problemen. De grootste is de kostenprijs bijstand tijdens de eerste 24u wordt uiteindelijk geprefinancieerd door de overheid + het blijft een grote belasting op de organisatie van de balies, concrete organisatie van bijstand advocaat wordt de facto georganiseerd door de balies. Pijnpunt: weinig gevallen van afstand van het recht op bijstand van een advocaat. Je kan afstand doen van u recht op bijstand van een advocaat. Er zijn verhoudingsgewijs met andere landen minder gevallen van afstand in België. Prof. denkt dat dit tijdelijk fenomeen is. De Salduz problematiek is wettelijk geregeld op twee plaatsen: art. 47bis Sv en de wet VH. Bovenop art. 47bis Sv voorziet deze wet een aantal nieuwe informatierechten(dus uitbreiding): Bestaande mededelingen blijven bv. dat verklaringen in rechte kunnen worden gebruikt Cautieplicht voor elkeen: art. 47bs, §1 d: ‘aan alle personen moet gezegd worden dat hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen’. Dus dit geldt ook voor een slachtoffer, getuige en verdachte, voor iedereen! Je kan de vraag stellen of dit nodig is. Maar beter te veel dan te weinig. Er moet een beknopte mededeling van de feiten meegegeven worden waarover hij zal worden verhoord. 4.1. Verhoor van een verdachte (47bis §2) Art. 47bis §1 heeft betrekking op alle personen die verhoord worden, ongeacht de hoedanigheid van bv getuigen of slachtoffer. 47bis §2 heeft enkel betrekking op verhoor van een verdachte. Er moeten drie zaken gebeuren: 1. Cautieplicht 2. Er moet hem gezegd worden dat hij een keuze heeft om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de aan hem gestelde vragen of te zwijgen 3. Recht op vertrouwelijk overleg met advocaat naar keuze of toegewezen voor het eerste verhoor indien de misdrijven vatbaar zijn voor voorlopige hechtenis. Maar er is een uitzondering voorzien voor de verkeersmisdrijven. Dit is één van de zwakke punten van de wet en dit zou in de toekomst duidelijk kunnen worden door Europese rechtspraak. 4. Verkeersmisdrijven waren vroeger een uitzondering. Dit is geschrapt door GwH 14 februari 2013: er zijn verkeersmisdrijven die wel degelijk in aanmerking komen voor voorlopige hechtenis, bv. vluchtmisdrijf, ongeval met dodelijk afloop. 34
CDP
4.2. Verschillende categorieën van verdachten (Salduztrap) Er zijn vier categorieën. Bij de eerste categorie zijn er minder rechten. Zowel EHRM als de Belgische wetgever vullen het begrip ‘kwestsbare positie in’ als zijnde de vrijheidsberoving aangezien enkel in de 4de trap echte bijstand mogelijk is. (examenvraag) 1. Verdachten verhoord voor misdrijven die niet vatbaar zijn voor voorlopige hechtenis en misdrijven inzake verkeer (art. 138, 6°, 6°bis en 6°ter SV). Hier is geen bijstandsrecht en geen consultatierecht voorzien. Aangezien deze personen niet van hun vrijheid kunnen worden beroofd hebben zij alle tijd om hun advocaat te raadplegen. Dit is een logische redenering die tot op zekere hoogte kan verdedigd worden. Maar de uitsluiting van verkeersmisdrijven is niet evident. De Salduzbijstand kost geld en is praktisch gezien ook niet zo eenvoudig. En om dit systeem beheersbaar te houden zijn de verkeersmisdrijven uitgesloten, omdat dit per jaar een heel groot aantal zijn. Maar men heeft zich niet gerealiseerd dat hier ook zeer ernstige gevallen bijzijn, bv. een man onder dronkenschap die 5 doden maakt in het vervoer. Deze persoon heeft geen recht op bijstand. De logica is dus soms wat zoek. Men had dus beter onopzettelijke slagen en verwondingen apart gehouden. 2. Verdachten verhoord wegens misdrijven vatbaar voor VH doch niet van hun vrijheid beroofd. (in de praktijk is dit een zeer grote categorie) Er is geen recht op bijstand, maar wel op consultatie. Zij krijgen een schriftelijke uitnodiging met vermelding van hun rechten en beknopte mededeling van de feiten of een mondelinge uitnodiging. Er is een wettelijk vermoeden dat deze personen hun consultatierecht hebben uitgeoefend aangezien deze personen daarvoor tijd genoeg hebben. Wanneer deze personen dat niet gedaan hebben is dit hun eigen fout en zij kunnen hiervoor geen uitstel van het verhoor vragen. Dit is een pragmatische invulling, maar zeker niet onjuist volgens Traest. 3. Zelfde personen als vorige categorie doch zonder schriftelijke uitnodiging en zonder mededeling van de feiten of met uitnodiging waar niets in staat Er is geen vermoeden van voorafgaande consultatie want dit is niet mogelijk. Zij hebben het recht om eenmalig uitstel te vragen van het verhoor. Zij kunnen echter ook wachten op de advocaat of een telefonische tussenkomst vragen. 4. Verdachten die van hun vrijheid zijn beroofd (gearresteerden)= personen die geen vrijheid meer hebben van komen en gaan. Zij hebben een maximale toekenning van rechten. Dit is niet geregeld in artikel 47bis Sv, maar in de voorlopige hechtenis wet. Er is geen expliciete mededeling van vrijheidsberoving. Het gaat hier dus om een consultatie en bijstandsrecht.
35
CDP
4.3. Consultatierecht Conform artikel 1 en 2 voorlopige hechteniswet: vrijheidsberoving op twee manieren. Ook bij het bevel tot medebrenging is er een consultatierecht. Dit is een recht dat uitgeoefend wordt voor het eerstvolgende verhoor na de vrijheidsberoving (niet voor volgend verhoor of verhoor door OR) (dus eestvolgend verhoor na arrestatie) Bij een tweede of derde verhoof heb dit consultatierecht niet meer, wel bijstandsrecht.. De politie moet contact opnemen met de permanentiedienst wanneer er geen advocaat gekozen is of deze verhinderd is (deze permanentiedienst is ingericht door de Balie). Dit wordt in het PV vermeld want moet verifieerbaar zijn. Er is geen uitdrukkelijke termijn bepaald voor de politie waarbinnen dit contact moet opgenomen worden, maar het is natuurlijk best om dit zo snel mogelijk te doen en wanneer men dit niet doet is dit contra legem. Na dit contact heeft de advocaat twee uren om ter plaatse te komen. Wanneer de advocaat niet ter plaatste is binnen twee uur, mag het verhoor gestart worden zonder hem. Het overleg met de advocaat mag maximaal 30 minuten duren. Deze regeling is een minimum en afstand is mogelijk. Dit kan slechts door een gedagtekend en ondertekend schriftelijk document, nadat de betrokken persoon een vertrouwelijk telefonisch contact heeft gehad met de permanentiedienst. Minderjarigen echter kunnen geen afstand doen! Dit is conform Europese rechtspraak. Politie mag wel meer tijd geven dan 30 minuten, maar je hebt er geen recht op. 4.4. Bijstandsrecht 4de categorie Dit komt neer op de aanwezigheid van de advocaat tijdens het verhoor, maar is dus enkel verplicht in geval van vrijheidsberoving. Het is mogelijk bij de andere categorieën als de politie dit toelaat, maar zij zijn niet verplicht om dit te doen en dan heeft men er ook geen recht op. Dit is problematisch want niet alleen vrijheidsberoving geeft aanleiding tot een kwetsbare positie, zo vindt ook de EU. Het EHRM heeft zich hier echter nog niet over uitgesproken. De advocaat mag aanwezig zijn bij de verhoren voorafgaand aan voorleiding voor de onderzoeksrechter. Bijstand bij latere verhoren is mogelijk, maar er is geen verwittiging en geen tijdspanne voorzien voorzien. Het kan dus zijn dat de advocaat naar huis gaat na het eerste verhoor, maar vijf uur later wordt beslist om nogmaals te ondervragen. Uit loyauteit zou de politie natuurlijk wel moeten wachten.
36
CDP
Eenmalige onderbreking (time-out) is mogelijk op verzoek van de verdachte zodat de verdachte contact kan nemen met zijn advocaat. De politie kan meerdere onderbrekingen toestaan, maar zijn maar verplicht om dit eenmaal toe te staan. Ingeval van nieuwe strafbare feiten is er ook recht op onderbreking. Het is mogelijk voor de verdachte om afstand te doen ofwel in een document ofwel in een pv van verhoor. Wat is de rol van de advocaat: Er zijn twee gedragscodes, van OM en balies. Inhoudelijk verschillen zij niet zo veel. De rol van de advocaat ligt daar ergens tussen. In de wet is er een drieledige taak.
1. Eerbiediging nemo tenetur-regel: toezien dat betrokkene niet gedwongen wordt om zichzelf te beschuldigen 2. Toezien op kennelijk ongeoorloofde druk of dwang (men geeft dus toe dat dit gebeurt) 3. Toezien op kennisgeving van rechten en regelmatigheid van verhoor
Toevoeging: Onmiddellijk opmerkingen maken kan over schending van in de wet vermelde rechten en hij mag eisen dat dit in het PV wordt opgenomen Onderzoeksbelang moet blijven
Het is duidelijk dat de politie het verhoor doet en niet de advocaat. De agenten mogen vragen stellen die zij relevant achten. De advocaat mag dus niet te pas en te onpas tussenkomen of in de plaats van zijn cliënt tussenkomen. Hij mag het verhoor niet saboteren, maar hij mag wel melding maken van een schending van de in de wet vermelde rechten. De rol van de advocaat is dus eerder beperkt. Uit de eerste rapporten van de dienst Strafrechtelijk Beleid blijkt dat er weinig incidenten/conflicten zijn. De verdachte heeft het recht om op het einde van het verhoor zijn verhoor na te lezen. De advocaat heeft dit recht expliciet niet want in de wet staat dat het verhoor ter nalezing wordt gegeven aan de verdachte, maar het lijkt wel logisch dat de advocaat dit verhoor ook kan nalezen. Sommige politiemensen zeggen dat de advocaat dit niet mag, maar dit is manifest onjuist want kan niet de bedoeling van de wetgever geweest zijn.
37
CDP
4.5. Bijstand van advocaat bij het verhoor door OR Gelet op het arrest Bouglame moest dit ook voorzien worden. Dit is echter summierder opgevat. De onderzoeksrechter moet verplicht een verhoor afnemen voor het afleveren van een aanhoudingsbevel. Hij is verplicht (1) te zeggen dat hij hem kan aanhouden en (2) de verdachte te verhoren in het kader van zijn opmerkingen hierover.
De advocaat kan opmerkingen maken. Er is geen onderbreking van verhoor bepaald. Hij moet ook tijdig verwittigd worden maar de termijn van 2uur 30 is niet voorzien. Afstand is mogelijk door meerderjarige tav de OR Geen tegensprekelijk debat of pleidooien. Het is de onderzoeksrechter die de verdachte ondervraagt. De advocaat mag er enkel op toezien dat de rechten van zijn cliënt worden gewaarborgd. Hij mag bepaalde opmerkingen maken (bv alternatieven voorstellen, eventueel wijzen op mogelijkheid van een VOV en voorstellen doen voor het opleggen van voorwaarden, maar hij mag niet in debat gaan. Het is geen tegensprekelijk debat omdat de advocaat het dossier nog niet gezien heeft (hij kan zich natuurlijk wel onrechtstreeks een idee vormen obv wat de onderzoeksrechter allemaal zegt) Er is geen consultatierecht. Maar de OR mag dit wel toestaan
4.6. Termijn van 24 uur Zonder bevel van een rechter kan iemand niet langer dan 24 uur van zijn vrijheid worden beroofd. In internationaal verband gezien is dit weinig. In Frankrijk bv . is dit 2x 24 uur. Deze termijn is al jaren voorzien maar wordt ook al zeer lang bekritiseerd want in deze periode moet zeer veel worden voorzien: elementen verzamelen, naar de onderzoeksrechter gaan, aanhoudingsbevel afleveren en dit betekenen aan de betrokkene. De wetgever heeft dit dus niet veranderd, want hiervoor is grondwetswijziging nodig. Maar de bijstand van de advocaat kan 2 uur 30 duren. Dit maakt het nog problematischer . De termijn van 24 uur blijft behouden in de grondwet, maar in de voorlopige hechteniswet is bepaald dat de onderzoeksrechter de mogelijkheid heeft om de termijn van 24 uur eenmalig te verlengen door een gemotiveerd rechterlijk bevel. Deze motivatie bestaat uit ernstige aanwijzingen van schuld én bijzondere omstandigheden (bv complexiteit van de zaak en zodus nodig om onderzoeksdaden te stellen). Deze verlenging moet uiteraard gebeuren voor de eerste 24 uur verstreken zijn, anders is het te laat. Deze termijn loopt vanaf de betekening van dit bevel. Omdat er een nieuwe termijn begint, is er ook opnieuw een bijkomend overleg met de advocaat mogelijk. 38
CDP
De procureur moet dit bevel vorderen van de onderzoeksrechter. Is deze regeling een miniinstructie?(= Dit is wanneer de onderzoeksrechter alleen beslist zonder een eigenlijk gerechtelijk onderzoek te houden.) Antwoord: Het college van de procureur-generaal zegt van niet. Maar het GWH zegt in een arrest van 22/12/2011 van wel. 4.7. Afwijkingen Compelling reasons: zie boven. Er zijn omstandigheden waarbij je het recht volledig kan opzijschuiven maar deze zijn zeldzaam en moeten dus ernstig zijn! Dus moeten eng geïnterpreteerd worden. Bv ontvoering, terrorisme met bedreiging van algemene vrijheid,.. bv bericht dat binnen een uur bom gaat ontploffen in de unif. De beslissing om een afwijking toe te laten is aan de Procureur des Konings of de onderzoeksrechter. 4.8. Sanctie EHRM is hier duidelijk over: verklaring zonder bijstand mag niet gebruikt worden, moet uitgesloten worden. Belgisch parlement vond dit eigenlijk jammer en had hier geen zin in. Art. 47 bis,§6 Sv. : Een veroordeling mag niet enkel/uitsluitend op de verklaring steunen die afgenomen zijn in strijd met de Salduzwet. Bv iemand wordt gearresteerd en krijgt geen advocaat. De persoon bekent maar dit is manifest onwettig. De veroordeling kan dan niet alleen op deze verklaring gesteund worden. Maar de verklaring kan wel als steunbewijs gebruikt worden samen met andere elementen. Het is natuurlijk de vraag of dit conform de rechtspraak van het EHRM is omdat volgens het EHRM zegt dat een verklaring in strijd met dit recht , een schending is en dus geen énkele rol meer kan spelen. Volgens Traest is het antwoord op deze vraag dan ook met zekerheid neen. En hier gaan nog problemen van komen. Deze sanctie betreft theoretisch niet de vierde categorie. Deze sanctie houdt geen derdenwerking volgens Cassatie. Je kan je dus niet beroepen op schending Salduz lastens een andere persoon. Bv. Verschillende personen worden gearresteerd. B wordt ondervraagd zonder bijstand en incrimineert A. Persoon A werpt op voor de rechtbank dat de verklaring van persoon B niet wettig is want de Salduzrechten werden niet gerespecteerd. Het Hof zegt dat in geval er geen probleem is want de Salduzrechten zijn persoonlijke rechten om de eigen persoonlijke rechten te beschermen. 39
CDP
Iemand anders kan zich er dus niet op beroepen dat een ander zijn Salduzrechten niet gerespecteerd worden. Volgens Traest is dit begrijpelijk tot op zekere hoogte, maar het kan ook leiden tot onmenselijk situaties. Bv/ Beiden zonder bijstand ondervragen. Ze steken het op elkaar en je kan ze beide veroordelen obv verklaring want ze kunnen zich niet beroepen op de salduzregeling. Dit gaat natuurlijk wel heel ver. In sommige arresten van het EHRM kan je een derdenwerking afleiden met een goede wil, maar dit is niet duidelijk. 4.9. Latere rechtspraak na de stemming van de Salduz-wet Deze rechtspraak verschilt niet wezenlijk met de rechtspraak van voordien. De casstieaarresten die geveld worden eind 2011, daarin zijn de vooronderzoeken natuurlijk al veel eerder gebeurd en dus voor het ontstaan van het Salduz-arrest.
Cass. 24 mei 2011 : andere waarborgen in de VH-wet volstaan. Cass. 18 oktober 2011 : idem. Niet steeds een automatisch schending van recht van verdediging wegens geen cautieplicht. Cass. 2 november 2011 : beslissing gesteund op andere bewijselementen, dan geen probleem dat verklaring is afgelegd zonder bijstand Cass. 28 november 2011 : Is salduz ook van toepassing op administratieve onderzoeken? Cassatie zegt nee. Volgens Traest is dit terecht want Salduz spreekt helemaal niet van administratieve onderzoeken, omdat EHRM spreekt over kwetsbare positie, dit is niet zo in een administratief onderzoek. Cass. 20 december 2011 Cass. 3 april 2012: het recht van verdediging en het recht van een eerlijk proces zijn in beginsel geschaafd wanneer de verdachte... en er is dus geen probleem als later in de procedure het recht op bijstand is geremedieerd. Er is een verhoor geweest waar men recht moest hebben op bijstand van zijn advocaat, er is dus een probleem met art. 6 EVRM, maar je moet het over de hele procedure bekijken, en wij stellen vast dat het recht op eerlijk proces is hersteld. Cass. 10 april 2012: zegt hetzelfde als het voorgaande
5. OMZENDBRIEF 8/2011 COLLEGE PG 5.1. Verhoor Het verhoor gebeurt door bevoegde persoon, van een persoon die misdaden of wanbedrijven heeft gepleegd, met mogelijkheid van bevel tot aanhouding (m.u.v. verkeer) en overeenkomstig artikel 47bis Sv. en 2bis VHW
40
CDP
College procureurs generaal: definitie verhoor: ondervragen door een bevoegde persoon, van een persoon die misdaden of wanbedrijven heeft gepleegd, met mogelijkheid van bevel tot aanhouding (muv verkeer) en overeenkomstig art. 47bis Sv. En 2bis VHW. Ook confrontatie, een verkennend gesprek (gesprek alvorens men met het echte gesprek begint) en verhoor door bijzondere inspectiedienst valt onder ‘verhoor’, wanneer ze kunnen leiden tot een strafrechtelijke veroordeling (!). Wat valt er niet onder ‘verhoor’: Buurtonderzoek Rapporteren van terloopse gezegdes: verdachte die spontaan iets zegt zonder dat hem iets gevraagd wordt Verzamelen van algemene inlichtingen Toestemming tot huiszoeking Schriftelijk overgemaakte verklaringen: Iemand die niet wordt verhoord maar die wel bepaalde stukken overhandigt aan politie of parket College opteert duidelijk voor een zo ruim mogelijk gebruik van de schriftelijke uitnodiging tot verhoor. Wanneer? Indien er geen gevaar bestaat voor het doen verdwijnen van bewijzen, collusie of belemmering van het onderzoek. En indien er geen schriftelijke uitnodiging is, dan is uitstel mogelijk. Praktijk: toevlucht tot die techniek als het kan. 5.2. Schriftelijke uitnodiging tot verhoor In de mate van het mogelijk het liefste werken via een schriftelijk uitnodiging. Dit kan wanneer geen gevaar voor verdwijnen van bewijzen, collusie of belemmering. Wanneer er geen schriftelijk uitnodiging is, is een uitstel mogelijk. 5.3. Vertrouwelijk overleg Heeft enkel betrekking op het eerste verhoor Permanentie (men moet de permanentie verwittigen): - In eerste instantie digitale permanentie (internet) - Nadien telefonische permanentie Eventueel tolk (als hij de taal niet spreekt mag hij beroep doen op een tolk). De vraag heeft zich gesteld (omzendbrief zegt hier niet veel over, wet ook niet), of er geen wettelijk verbod moet zijn voor de aanwezig van dezelfde tolk bij zowel het vertrouwelijk overleg als bij het eigenlijk verhoor. Nochtans is dit niet evident. Moet je dit expliciet verbieden? Tolk te allen tijde gehouden tot beroepsgeheim, maar het is inderdaad geen ideale situatie. Controle van de advocaat is mogelijk (bv. legitimatie, metaaldetector. Vroeger waren er heel wat advocaten die vonden dat de controle door metaaldetector beledigend is)
41
CDP
Lokaal met glaswand aan te bevelen volgens het College. Het College is dus zeer begaan met het welzijn van de advocaat. Maar dit vergt natuurlijk enkele praktische realisaties.
5.4. Taak van de advocaat Kerntaken Eerbiediging cautieplicht Druk of dwang? Kennisgeving art. 47bis Sv. Niet : Pleidooi Antwoorden in de plaats van cliënt Verhoor niet doen ophouden. Als advocaat van mening is dat dingen niet door beugel kunnen, zal dit uiteraard wel gebeuren.
Geen juridische betwistingen opwerpen Niet verzetten tegen het stellen van een vraag
Plaats van de advocaat in het lokaal Dit heeft al tot veel discussies geleid. Parket en politie menen dat hij niet naast de verdachte mag zitten. In de praktijk is het op verschillende manieren opgelost, afhankelijk van het geval. De bedoeling is te vermijden dat advocaat zou antwoorden in plaats van zijn cliënt. Maar er doen zich weinig incidenten voor hierover. Hij zou schuin achter de cliënt moeten zitten zodat er oogcontact mogelijk is. Moeilijkheden moeten worden vermeld in PV Geheimhoudingsplicht Dit is evident. Ook de tolk heeft een geheimhoudingsplicht. Maar wat als er bij het vertrouwelijk overleg voor het verhoor ook een tolk is en diezelfde tolk is ook bij het echte verhoor. Dit is natuurlijk niet evident want die geheimhoudingsplicht maar die heeft wel gehoord wat er verteld is tijdens het vertrouwelijk overleg en wat er gezegd wordt tijdens het verhoor. Voor de tolk is dit geen comfortabele situatie want politie en justitie weten ook maar al te goed dat de tolk van andere elementen op de hoogte kan zijn. Het is dan ook aangewezen dat er een verschillende tolk aanwezig is in de eerste en tweede fase, maar dit is natuurlijk niet altijd praktisch mogelijk. 5.5. Verlenging van termijn van 24 uur
42
CDP
Het is aangewezen om het dossier aan de onderzoeksrechter te overhandigen tenminste 6 uur voor einde van de termijn want OR moet het nog kunnen lezen, beslissing nemen,.. Art. 28 septies Sv. (mini instructie) niet volledig van toepassing want geen beroep mogelijk Dit is een sui generis procedure zegt het College. Prof denkt dat het gewoon een strafrechtelijk kort geding is Kortere duur is mogelijk, de onderzoekrechter kan evengoed 12 uur geven ipv 24.
5.6. Ondervraging door OR Aanwezigheid OM niet uitgesloten, maar het is niet verplicht om aanwezig te zijn. Traest vindt dit correct. Als advocaat aanwezig mag zijn, dan ook het OM willige van de wapengelijkheid. Maar ook OM moet dan terughoudend zijn zoals advocaat en geen tegensprekelijk debat houden.
Geen inzage dossier ter gelegenheid van dit onderhoud. Advocaat moet afgaan op hetgeen politie, OR en zijn cliënt zeggen. Opmerkingen advocaat over aanhoudingsbevel is wel mogelijk, bv alternatieven, voorwaardelijke invrijheidsstelling,.. (geen tegensprekelijk debat)
6. SALDUZ-GEDRAGSCODE Dit is door de OVB uitgewerkt. Dit is een richtlijn voor de advocaten die de Salduzpraktijk toepassen. 6.1. Voor aanvang van vertrouwelijk overleg Mededeling van de feiten aan de advocaat door politie Als dit geweigerd wordt, moet je daar als advocaat akte van vragen. Vertrouwelijkheid overleg moet gewaarborgd zijn, geen derden aanwezig zoals politie Strijdigheid van belangen: advocaten moeten hier altijd voor opletten. Het is bv uitgesloten dat hij twee aangehoudenen/verdachten zou bijstaan die tegenstrijdige belangen hebben en de schuld op elkaar steken. 6.2. Vertrouwelijk overleg De advocaat moet controleren of de cliënt fysisch en psychisch in staat is verhoord te worden. Bv in Frankrijk moet er nadien een formulier achteraf worden opgesteld door de advocaat over de medische toestand van de betrokkene. Enerzijds bevat dit elementen die hij zelf vaststelt, en anderzijds verklaringen van de verdachte zelf.
Taalproblematiek (tolkprobleem zie eerder) Eventuele afstand? Zijn de voorwaarden wel nageleefd. Dit moet de advocaat nagaan. De reden waarom hij afstand doet, gaat derden en dus ook verbalisant niet aan. 43
CDP
Toelichting van rechten
6.3. Verhoor van de verdachte Eventueel moet de advocaat vragen om naast de verdachte plaats te nemen. Meestal lukt dit niet en zal de advocaat op enige afstand achter de advocaat moeten plaats nemen. Toezien op eerbiediging van memo teneturbeginsel, eventuele druk of dwang en regelmatigheid van het verhoor Bij inbreuk : herformulering van de vraag vragen of letterlijke weergave van het verhoor vragen of het advies geven om niet te antwoorden. Niet in de plaats van cliënt antwoorden. Ook de OVB neemt hierover dus hetzelfde standpunt in als het College. Eventueel document inzien dat wordt voorgelegd door de ondervragers Eventueel schorsing vragen Bij OR: eventueel opmerkingen over de mogelijkheid van VH doch geen debat Samen met cliënt verhoorblad nalezen 6.4. Verzetprocedure: procedure die men aanraadt aan de client wanneer de advocaat vaststelt dat er iets gebeurt dat niet juist is 1. Vooreerst vragen om te acteren in PV wat er gebeurd is alsook verzet 2. Wanneer men dit niet wil of wanneer dit niet gaat, moet de advocaat dit schriftelijk signaleren aan de leidinggevende magistraat en de stafhouder 3. Eventueel advies geven aan zijn cliënt om te zwijgen wanneer hij oordeelt dat schending dermate ernstig is, dat verhoor onmogelijk geworden is. Ook dit moet gesignaleerd worden aan de magistraat. 6.5. Verschillen tussen gedragscode en omzendbrief College beperkt Over het algemeen zit er relatief weinig verschil tussen deze twee documenten. Er zijn een aantal verschillen, bv de plaats van de advocaat. In de Salduzcode wordt er wel gesproken over een soort verzetprocedure, dit itt de omzendbrief. Traest: Het zou mooi zijn en ook mogelijk wanneer er in de toekomst maar één gedragslijn zou zijn, één gezamenlijk draaiboek. 7. VOORSTEL VAN RICHTLIJN COM(2011) 326 (p 150 ev) Europese Unie Hier gaat het niet meer over EVRM, RS van EHRM, maar over de EU. De EU is steeds meer en meer actief in het domein van het strafrecht. In d epers is er veel om te doen gewees. Als 44
CDP
de richtlijn wordt aangenomen, dan zal de Salduz wet op een aantal punten onvoldoende zijn, want de EU wil verdergaan dan de Salduz wet. Het kadert in resolutie van de Raad dd. 30.12.09 Deze richtlijn beoogt versterking van procedurele rechten van verdachten en beklaagden. Het is nog niet bekend wanneer dit een richtlijn wordt. Doelstelling in de aanheft zegt : gemeenschappelijke minimumvoorschriften mbt recht van verdachten en beklaagden op toegang tot advocaat en het recht om bij aanhouding te communiceren met derden De juridische basis is artikel 82, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (wederzijdse erkenning van vonnissen en justitiële samenwerking) en Artikel 48 Handvest van de grondrechten van de EU : recht van verdediging. Dit is belangrijk omdat in artikel 48 exact zelfde tekst wordt overgenomen als in artikel 6 EVRM. Zij vinden dus geen nieuws recht aan, maar nemen het recht van de EVRM over als een grondrecht van de Europese Unie. Deze richtlijn is ook van toepassing op het Europees aanhoudingsbevel. 7.1. Toepassingsgebied Vanaf de officiële kennisgeving dat men verdacht is van een strafbaar feit (in Belgisch recht: vanaf inverdenkingstelling). Dit is dus ruimer dan de Belgische wetgeving. In België voorziet men pas recht op bijstand vanaf dat er een vrijheidsberoving is. Gaat ook van toepassing zijn op Europees aanhoudingsbevel. 7.2. Toegang tot advocaat (art. 3) Uiterlijk op moment van vrijheidsberoving. In België zegt men juist, slechts in geval van vrijheidsberoving. Toegang tot advocaat bij verhoor, ongeacht vrijheidsberoving. (dit wordt in Salduz niet geregeld, enkel als politie dit zelf wil!) Ook bij proceshandeling tot vergaring van bewijs waarbij de verdachte aanwezig moet zijn (ook bv bij huiszoeking.) Dit is een punt dat tot discussie zal leiden. Bv. wedersamenstellingen. Hier zijn we op goede weg want bijstand is al toegelaten.
45
CDP
7.3. Inhoud van de bijstand (art. 4) Spreken met de verdachte en de duur van dit overleg wordt niet beperkt. (tov 30 min) Dit is niet evident. De EU houdt wellicht te weinig rekening met landen zoals België waarin er slechts een korte termijn is, nl 24 uur. Bijwonen van verhoren :vragen stellen, toelichting vragen en verklaringen afleggen. België, advocaat en College zijn het erover eens dat de advocaat niet mag spreken in plaats van de cliënt, maar de EU neemt de tegenovergestelde mening aan. Dus actievere invulling Bijwonen van onderzoekshandelingen indien aanwezigheid van verdachte vereist of toegestaan. In België kan dit ook ingeval van reconstructies. EU gaat iets verder maar het zit in dezelfde lijn. Bezoeken van detentiecentrum (de advocaat kan bij ons al tientallen jaren de verdachte opzoeken in de gevangenis) 7.4. Recht op communicatie bij de aanhouding Men heeft recht om personen te verwittigen dat men aangehouden is. 7.5. Vertrouwelijkheid Is een belangrijk aspect. 7.6. Afwijking Is enkel mogelijk (enkel) mogelijk omwille van spoedeisend belang om gevaar voor leven of de fysieke integriteit van één of meer personen te voorkomen (de EU vult de compelling reasons dus een beetje in) Deze afwijking mag enkel worden toegestaan door een rechterlijk autoriteit (art. 8) 7.7. Sanctie art. 13: bewijsuitsluiting Dit gaat verder dan de Belgische wet, want de ontwerprichtlijn voorziet een bewijsuitsluiting, zelfs als het om steunbewijs gaat.
46
CDP
DEEL 3. HERVORMING VAN HET STRAFPROCESRECHT 3.1. INLEIDING 1. Ontstaansgeschiedenis Al een twintig jaar spreekt men van overheidswege over het feit dat het strafprocesrecht moet hervormd worden. Het wetboek van strafvordering bestaat nog steeds sinds Napoleon. Er zijn natuurlijk reeds veranderingen aan gebeurd, maar in oorsprong is dit nog steeds hetzelfde wetboek. Het materieel strafrecht is daarentegen wel iets jonger, van 1867. Het strafwetboek is wel ook wat verouderd, met name de strafmaten. In plaats van de strafmaten te proportionaliseren, heeft men de mogelijkheid voorzien van de verzachtende omstandigheden. Maar waarom ligt dit thema zo gevoelig? Dit gaat om maatschappelijk gevoelige thema’s, bv voorlopige hechtenis, het onrechtmatig verkregen bewijs. Dit zijn allemaal thema’s die op een genuanceerde manier moeten worden opgelost en dit vraagt tijd. Minister kan deze hervormingen doen op drie voorwaarden volgens Traest: (1) dat hij een volle legislatuur heeft, (2) dat hij er meteen in het begin van de legislatuur aan begint en (3) dat hij de bevolking niet wijsmaakt dat dit probleem snel opgelost zal zijn. Er zijn wel pogingen in het verleden geweest. De meest succesvolle pogingen zijn de teksten van Franchimont geweest. De kleine Franchimont: heeft wijzingen aangebracht aan het vooronderzoek. Ook in het Parlement zijn enkele voorstellen gekomen om enkele wijzigingen door te voeren. Recent zijn er hier en daar voorstellen geweest in het kader van nietigheden. De tekst die in 2005 is gestemd in de senaat is vandaag de meest recente poging geweest. Dit is de grote Franchimont. 2. Belangrijkste voorstellen uit het Ontwerp wetboek Strafprocesrecht (grote FranchimontAls men een wijziging zou overwegen, is dit een tekst die op grote punten nog bruikbaar is. Algemen: Wettelijke regeling van de nietigheden In de grote Franchimont heeft men een voorstel gedaan om de nietigheden op een andere manier te regelen. Tot 2003 was het principe de principiële uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs. Daarna kwam de Antigoon-rechtspraak. Er wordt gezocht nar een oplossing naar een regeling tot nietigheden. Ze willen iets strenger zijn dan de Antigoondoctrine, maar wensen geen volledige uitsluiting; Opsporingsonderzoek:
Deskundigenonderzoek. Bij de regeling van het deskundigenonderzoek staan er maar 3 artikelen in het wetboek voor een deskundige aan te stellen en dit advies wordt gebruikt door de behandeling van de zaak. Vandaag wordt er veel meer beroep gedaan
47
CDP
op deskundigen dan vroeger. Er is een evolutie van meer tegensprekelijkheid van het deskundigenonderzoek (EHRM). Rechten van partijen: de kleine wet Franchimont zei dat deze rechten enkel werden ingevoerd in een gerechtelijk onderzoek. Maar slechts 10 percent van de onderzoeken zijn gerechtelijk, de andere zijn opsporingsonderzoek. Daarom werd voorgesteld om het onderzoek tot op zekere hoogte tegensprekelijk te maken. Het inzagerecht en het recht om bijkomende onderzoeksdaden te vragen dat in 1998 werd ingevoerd voor het gerechtelijk onderzoek, werd groso modo overgenomen voor het opsporingsonderzoek. In het opsporingsonderzoek bestond er dus niets. Je kan het vragen aan de procureur, maar hij is niet verplicht om te antwoorden. Dit is niet echt logisch. De grote Franchimont heeft geprobeerd om de wanverhouding voor een deel weg te werken en het recht te geven aan partijen om het dossier in te zien. Het beeld van het gerechtelijke onderzoek wil men ook in het opsporingsonderzoek, men wil een aantal rechten te creëren voor partijen. Afsluiting opsporingsonderzoek. Dus het OM moet voor hij dagvaardt de partijen in kennis stellen en aan de betrokkene de gelegenheid geven om bijkomende onderzoeksdaden te vragen. Bij het afsluiten van het opsporingsonderzoek heeft men dit proberen te regelen. Er is een regeling van de rechtspleging. Er vindt een tegensprekelijk debat plaats. Dat allemaal vinden we niet terug in het gerechtelijk onderzoek. Men heeft daar geprobeerd om tijdens het opsporingsonderzoek een soort van tegensprekelijk debat te laten plaatsvinden. Men wil het verschil tussen beide zo klein mogelijk te houden en zo veel mogelijk te dichten. Dit heeft nadelen namelijk dat de werklast voor de parketten wordt verhoogd. Dit is logisch want als men inzage vraagt aan het parket, daar moet een beslissing over komen. dit heeft ook een prijskaartje. Weegt dit op tegen het principiële wanverhouding tussen gerecht en opsporingsonderzoek? De wetgever moet dit uitmaken. Het is niet echt logisch dat er in het gerecht onderzoek meer tegensprekelijk is. Verhoor
Gerechtelijk onderzoek Klacht met burgerlijke partijstelling : filter installeren zodanig dat niet alle klachten met burgerlijke partijstelling zouden leiden tot een gerechtelijk onderzoek. Die filter zou op het niveau van de Raadkamer zitten. Het zijn zaken of dat een gerechtelijk onderzoek verdient. Een betwisting over een erfenis is een burgerlijke zaak maar het wegmaken van een deel van de nalatenschap is niet noodzakelijk een misdrijf. Dit is een wanbedrijf. Het gevolg van klacht met BP is hetzelfde als een zaak van de PG. Het procentueel aantal dossiers dat van de onderzoeksrechter komt, veel hoger is bij de dossiers ingeleid door de BP dan door de pg. Er is een ongelijk gebruik door privépersonen. Vroeger was dit nuttig voor bankonderzoeken. Onze wetgeving voorziet het nog en er wordt gebruik van gemaakt. de grote Franchimont wou een filter invoeren in het wetboek, bij klacht met BP zou de procureur onmiddellijk de zaak naar de raadkamer brengen en vragen of de zaak een gerechtelijk onderzoek verdient. Dit is nooit wet geworden. 48
CDP
•
Regeling van de rechtspleging –Gebruik nietig verklaarde stukken. Rechter kan beslissen om stukken die nietig zijn, toch door partijen te laten gebruiken. Dit is gerealiseerd in een aparte wet. Dit is een beperkte hervorming.. –Beslissing over de zaak zelf. Momenteel kan de raadkamer niet zelf over de zaak beslissen. Het zou een goed idee zijn om de raadkamer toe te laten de zaak ten gronde te behandelen, met instemming van de verdachte. Dit gaat dan om zaken waar er geen twijfel meer is en er enkel nog een strafmaat moet bepaald worden. Want wat is dan nog de zin van een verwijzing van een vonnisgerecht? Aantal voorstellen i.v.m. voorlopige hechtenis
Procedure voor de vonnisgerechten • Splitsing van het geding: HVS zegt dat nu rechter die uitspraak doet over schuldvraag, ook meteen uitspraak moet doen over de strafmaat. Hij mag wel
•
splitsen in burgerlijk en strafrechtelijk gebied. de mogelijkheid creëren voor de verdediging om de beslissing en de pleidooien over de schuldvraag af te splitsen van de pleidooien van de strafmaat. In de praktijk moet een advocaat een pleidooi houden waarin hij de onschuld pleit van zijn cliënt, maar in ditzelfde pleidooi moet een advocaat een voorstel geven van strafmaat ingeval dat zijn cliënt toch veroordeeld wordt. Het Hof van Assisen is de enige instantie waarin eerst gepleit wordt over de schuldvraag en nadien pas over de strafmaat. Als strafmaat later wordt uitgesproken, zou rechter rekening kunnen houden met zijn gedrag na de veroordeling. Dit kan een incentive zijn om slachtoffer toch te vergoeden als beklaagde. Dus zaak een maand uitstellen en dan kijken of hij inspanning doet om slachtoffer te vergoeden. Een soort stok achter de deur. Verzending vonnis aan partijen is voorzien door grote Franchimont. Partijen krijgen sowieso kopie van de beslissing in burgerlijke zaken binnen vijf dagen, ook via email ed. In strafzaken niet: je moet zelf vragen achter de motieven en om deze motieven op papier te krijgen van de griffie, moet je betalen. Als men hierover nadenkt op principieel vlak is dit wel erg volgens Traest.
3. Kritieken Budget: het gaat hier om de jaren 2005-2006. De crisis was nog niet zo ernstig als nu, maar budgettair ging het toen ook al niet zo goed. Men zei dat in deze hervormingen de budgettaire kosten niet waren berekend en dat deze in praktijk niet haalbaar zouden zijn. Parketten zouden overbelast worden door de vele vragen voor inzagerecht. Dit gaat leiden tot een aanneming van bijkomende parketmagistraten. Maar de vraag of er voldoende parketmagistraten ligt gevoelig. Uit een rapport van de Raad van Europa 49
CDP
van september 2012 blijkt dat we er niet te weinig hebben. In onze cultuur waarin we afwijzend staan tov minnelijke schikkingen en dadingen, is het logisch dat meer zaken voor de rechtbanken worden gebracht. In absolute en relatieve cijfers zijn er niet te weinig magistraten (daar is Traest van overtuigd), maar deze magistraten hebben wel een zware werklast. Methodologie: er is geen simulatie gebeurd. Simulaties veronderstellen dat er al enige consensus is over de hervorming die men wilt invoeren. En dit beetje consensus was er toen niet. Een aantal factoren werd niet betrokken in het onderzoek, bv politie. Inhoudelijke oriëntatie: er is van diverse kanten gezegd dat dit ontwerp de strafprocedure zou vertragen. Vooral omdat in die opsporingsonderzoeken rechten worden gecreëerd. Teveel rechten voor het slachtoffer nl. Volgens Traest is deze criteria misschien wel terecht.
Volgens Traest zou men met ‘een kam’ doorheen heel de strafprocedure moeten gaan kijken en kijken hoe het werkt en of het wel echt nodig is. Zo kan men tijd en geld besparen. Bv het hoger beroep tegen inzage is dit wel nodig? 3.2. VOORSTELLEN UIT HET VERLEDEN Ontstaan code d’instruction criminelle Commissie Strafprocesrecht – Eerste fase : 1991-1998 (commissie Franchimont is opgericht in 1991 door Wathelet, 1998 is de datum van de kleine Franchimont) – Tweede fase : 1998-2006 (in 2006 heeft de Kamer de grote Franchimont stopgezet). Sinds 2006 is er geen noemenswaardig voorstel meer gekomen. Nietigheden en de vaststelling ervan. Dit is het grootste probleem van Traest. In alle debatten blijkt dat de leer van de nietigheden belangrijk is. Dit is een heikel punt. Waarom? Bij een nietigheid is het typisch dat je als overheid een bepaald stuk van het dossier niet meer mag gebruiken terwijl daar elementen instaan die zouden kunnen wijzen op de schuld van de beklaagde. Om procedurele redenen mag je het niet meer gebruiken. Dit is een confronterende vaststelling. De procedure is mis en je weet dat hij het gedaan heeft door de procedure die mis was. Als de procedure niet mis was gelopen, zou je dan dezelfde kennis hebben? Soms wel, soms niet. een nietige huiszoeking mag je niet gebruiken. Wat was het gevolg als de huiszoeking correct was? Dat kan hetzelfde geweest zijn, men zou het hetzelfde gevonden hebben. Dit is dus een zeer moeilijk geval. In sommige gevallen zou dit wel een verschil gemaakt hebben voorbeeld als je geweld of druk uitoefent op de beklaagde. Als je de wet had nageleefd, dan had hij de verklaring niet afgelegd. Als het gaat over een formele nietigheid en voor de zaak geen verschil maakt, is dat een reden om niet te sanctioneren. Je zit met een filosofische vraag: je wilt het bewijs gebruiken omdat hij een misdrijf heeft begaan. Maar als je bewijs gebruikt en 50
CDP
het is onwettig verzameld, dan beloon je en profiteer je van een onwettige daad van een overheidsambtenaar. Op termijn ondermijn je de kracht van de wet. Er moet wel een sanctionering zijn als het gaat over fundamentele vormvoorschriften die men niet naleefde. Men heeft het nu opgelost met Antigoon-rechtspraak. – De Grote Franchmimont maakte een onderscheid tussen substantiële nietigheden en relatieve nietigheden. Substantiële nietigheid: zou essentieel dat het dossier moet verwijderd worden. De vraag is dan wat beschouwt men als substantiële nietigheden. In de grote Franchimont gaf men een opsomming hiervan. Bv de grondvoorwaarde mbt bepaalde onderzoeksdaden. Relatieve nietigheid leidt maar tot nietigheid indien dit in de wet is bepaald en belangen geschaad zijn. – Ruimere visie dan de huidige antigoondoctrine – Ogenblik van vaststelling van nietigheden: Vóór 1998 was het aan de vonnisrechter om over al de nietigheden te oordelen. In 1998 geoordeeld : zuivering van nietigheden: het idee was dat de vonnisrechter een gezuiverd dossier voor hem kreeg. Maar na 14 jaar blijkt dat dit niet geleid heeft tot wat men verwacht heeft. Dus nu moet onderzocht worden wat er gaat gebeuren in de toekomst? Sommigen menen dat de vonnisrechter over alles moet beslissen, sommigen menen dat reeds in het vooronderzoek de nietigheden moeten worden opgespoord. Meer tegenspraak in opsporingsonderzoek – Kritieken na de wet van 12 maart 1998 – Soort inverdenkingstelling. In de grote Franchimont stond dat wanneer je meer dan één keer in één jaar ondervraagd werd, dan kon je vragen aan de Procureur des Koning of je verdacht werd, want zo lijkt het dan wel. Want in principe moet de PdK je niet meedelen bij een ondervraging of je verdachte of getuige bent. – Inzagerecht – Verzoek om bijkomende opsporingshandelingen Klacht met BP-stelling bij OR - Filter door de raadkamer op grond van beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Er is een filter voorgesteld voor de Raadkamer en zij kijken of een gerechtelijk onderzoek moet gevolgd worden. in Frankrijk zegt men dat je pas na de onderzoekrechtsrechter met deze klacht met BP als je eerst een gewone klacht hebt ingediend bij de procureur en je hebt minstens 3 maand gewacht. Je kan nog verder gaan en deze klacht met BP af te schaffen. Men moet zich afvragen of we eigenlijk nog aan het slachtoffer een recht moeten geven om de strafvordering in te stellen? Het toegeeflijk systeem ten op zicht van het so in een tijd dat het gerechtelijk systeem onder druk staat. Volgens de 51
CDP
prof niet, maar de wetgever moet daarover beslissen. Er zijn genoeg magistraten, er is geen geld om personeel bij te benoemen. We moeten andere methoden zoeken. De klacht met BP zou een oplossing kunnen zijn. – Radicalere voorstellen? Afhandelingsmogelijkheid voor de raadkamer bij de regeling van de rechtspleging – Met instemming van de verdachte – Maximaal gevangenisstraf van één jaar. Vroeger was men hier niet gelukkig mee, maar aangezien de minnelijke schikking ook verruimd is, heeft men ook minder problemen met het feit dat de raadkamer meer bevoegdheden zou krijgen. – Vergelijking met verruimde minnelijke schikking – Je kan er tijd mee besparen. Je kan daar tijd op besparen. Wat voor zin heeft het om de verdacht die de feiten niet betwist en de feiten zijn niet zwaar. Is het niet beter om direct ten gronde te oordelen in plaats van te verwijzen naar de correctionele rechtbank. Bij relatief gemakkelijke feiten kan je tijd besparen en tijd maken voor zaken die wel betwist worden. Deskundigenonderzoek - In ons land worden veel deskundigen aangesteld en het aantal gaat nog vergroten. De technische evolutie van onze samenleving omdat de technische kennis nodig is omdat de rechter deze niet heeft. voorbeeld misdrijven die worden gepleegd in verband met het internet. In dat soort misdrijven is de opsporing bijzonder technisch en justitie heeft deze techniciteit niet en doet beroep op deskundigen. – Arresten GH 30.04.1997 en 24.06.1998: is het eenzijdig karakter van het deskundigenonderzoek strijdig met het recht van verdediging? In het arrest van 1997 heeft men geoordeeld dat het deskundigenonderzoek tegensprekelijk moet zijn, want in burgerlijke arresten is dit ook zo. In het arrest van 1998 zei dat in een vooronderzoek het deskundigenonderzoek niet tegensprekelijk moet zijn. Het GWH zegt dat het niet langer verantwoord is dat het deskundigen onderzoek in strafzaken louter eenzijdig verloopt. De mededeling van de aanstelling van de deskundige, men heeft het recht om te participeren (voorverslag wordt overgemaakt aan alle partijen en er kunnen opmerkingen komen van partijen). Dit zijn zaken die men in strafzaken zou moeten introduceren, zeker voor de vonnisgerechten. Bij het vooronderzoek heeft men gezegd dat een deskundigenonderzoek eenzijdig mag, maar het zou toch beter zijn dat men streeft in de zaken waar het kon toch ook meer tegensprekelijkheid in het deskundigenonderzoek in te voeren zoals voor de vonnisgerechten. De deskundigen gaan meer prestaties moeten verrichten en die gaat ook meer kosten. Een deskundige wordt verloond door de staat in 52
CDP
• •
• •
•
eerste instantie, zij schieten de kosten voor en bij veroordeling wordt de veroordeelde ook veroordeelt tot de kosten van het deskundigenonderzoek. Er is dus een budgettaire weerslag – Principiële tegensprekelijkheid van het onderzoek • Mededeling beslissing tot aanstelling • Opmerkingen geven op voorverslag: verdachte zouden hiervoor de mogelijkheid moeten krijgen Splitsing van het geding (zie eerder) Verzending vonnis naar partijen – Binnen vijf dagen – Niet voor politierechtbank en indien geen burgerlijke partij Beperking van de rol van de raadkamer Onderzoeksrechter versus rechter van het onderzoek. In Frankrijk is het niet de Raadkamer die beslist over de bezwaren op het einde van het gerechtelijk onderzoek, maar de onderzoeksrechter zelf. Zouden we in België ook de raadkamer niet enkel kunnen houden om te oordelen over de voorlopige hechtenis en procedurele zaken door de kamer van inbeschuldigingstelling te laten onderzoeken. Volgens Traest zou het misschien beter zijn om een feitenrechter op sommige elementen te laten bijtreden zodat de onderzoeksrechter de facto niet volledig het onderzoek leidt. BV Ronald Janssens: Hoge Raad voor justitie heeft een onderzoek gevoerd om na te gaan of Ronald Janssens niet eerder had kunnen opgespoord worden. De Raad zegt dat in complexe zaken het niet goed is dat er maar één onderzoeksrechter is die het onderzoek leidt. In Frankrijk heeft men het mogelijk gemaakt om in complexe zaken meerdere onderzoeksrechters aan te wijzen. In Frankrijk gaat er zelfs een college van onderzoeksrechters worden ingevoerd voor complexe zaken. Dit vermindert het gevaar voor vergissingen. Bv de politie krijgt heel veel tips in strafzaken maar hierin moeten keuzes gemaakt worden. De uiteindelijk verantwoordelijke hiervoor is de onderzoeksrechter. Als men in België zou beslissen om overstappen van een onderzoeksrechter naar de rechter moet heel het systeem worden herzien want dan zal er geen raadkamer meer zijn. De regeling van de rechtspleging moet dan ook volledig worden herzien. Dit is geen reden om het niet te doen, maar zal natuurlijk wel veel tijd in beslag nemen. Bv. Open VLD wil de onderzoeksrechter afschaffen. Verzet. Je kan verstek laten voor de vonnisrechter en hiertegen later verzet kan aantegen, je kan dit ook in beroep doen. Je mag weigeren naar de rechtbank te gaan en zo de zaak rekken. In de omringende landen is dit niet zo. Nederland bv snapt dit niet: ‘als je er niet bent, ben je er niet (tenzij overmacht)’. Volgens Traest is het een goed idee om verzet alleen 53
CDP
toe te laten in geval van overmacht en wanneer men dit geval van overmacht kan bewijzen. Ook het EHRM zegt dit: alleen verzet mogelijk als verstek gevolg is van overmacht, maar geen verzet als je bewust en vrijwillig afwezig bent gebleven. Hof van assisen – Hervorming 2009 – Quid volwaardig hoger beroep tegen arrest HvA. In 2009 is dit hervormd. Men heeft het niet afgeschaft. Er zijn minder zaken voor het hof van assisen. Het debat voor of tegen hof van assisen is afgezaagd. 1 probleem blijft, namelijk dat ook na 2009 geen volwaardig hoger beroep mogelijk is tegen beslissing van hof van assisen. Dit is confronterend. Voor lichte zaken wel beroep, maar bv voor moord niet. Artikel 2 protocol EVRM In 2009 geeft men probleem geëvacueerd omdat cassatieberoep mogelijk is, maar dit heeft geen effect op de feiten. Er is geen beoordeling van de feiten. In Frankrijk heeft men wel een recht van hoger beroep. Daar ga je in beroep en dan krijg je een nieuwe assisenprocedure voor een andere jury. Is dat zinvol? Ze zijn met meer in Frankrijk en wie zegt dat de 2de jury beter is dan de eerste jury. In België als je in beroep gaat ben je niet zeker dat je een betere veroordeling krijgt in hoger beroep maar je krijgt wel een 2de kans. 2 rechtbanken zullen zich minder snel vergissing. De kans op vergissing is kleiner. Het is een soort van verificatie. De meerwaarde van hoger beroep is dat men in strafzaken een college van 3 magistraten krijgt. Dat is een waarborg. Als je met 3 aan 1 gerechtelijke uitspraak werkt, is de kans op vergissing kleiner dan als je alleen aan iets werkt.
–
54
CDP
A. BEWIJS IN STRAFZAKEN (ANTIGOON) Het bewijs is essentieel in strafzaken. De bewijslast ligt bij het openbaar ministerie. In België is het bewijs vrij, het kan geleverd worden door alle middelen van recht. Bv vermoedens, getuigenverklaring,.. De rechter beoordeelt het bewijs volkomen vrij. Iemand kan dus veroordeeld worden obv vermoedens, maar deze vermoedens moeten wel gemotiveerd zijn. De overheid moet uiteraard wel respecteren. Er zijn drie aspecten aan het bewijs in strafzaken: 1 wat moet je doen met bewijs dat op onrechtmatige wijze werd verkregen? (antigoonleer), 2 wie moet bewijzen? 3 hoe kan je het misdrijf bewijzen? Er zijn wel twee evoluties geweest: 1) welke midelen kan je gebruiken om misdrijf te bewijzen? Dit evolueert uiteraard mee met evolutie van maatschappij en techniek (bv DNA) en 2) wat met onrechtmatig verkregen bewijs? Probleem is dat de wetgever hier niet veel over zegt, en we dus moeten kijken naar rechtspraak. Uiteindelijk is dit een actueel thema. Denk aan de film ‘het vonnis’. Het Antigoonarrest bestaat nu 10 jaar en er is heel wat rechtspraak gekomen nadien. De wetgever heeft echter in dit domein nog steeds niet veel gedaan. Bewijswaardering: feitenrechter beoordeelt het bewijs volledig vrij. 1.1 VOORGESCHIEDENIS 1. Radicale uitsluitingsregel. In 1923 heeft de rechtspraak de bewijsuitsluitingsregel in het leven geroepen. Krachtens deze regel wordt het niet toegelaten een persoon te veroordelen op grond van bewijsmateriaal dat op een onrechtmatige manier is verkregen. Onrechtmatig verkregen bewijs moet uit het dossier worden geweerd en men mag er dan geen rekening meer mee houden (soort van pedagogische regel). Traditioneel heeft men altijd deze regel gehanteerd zo tot de jaren ’90. Dit is gebaseerd op de primauteit van de wetten voor burger en voor overheid en het feit dat niemand mag veroordeeld worden door bewijs waarbij de overheid de wet geschonden heeft om dit bewijs te krijgen. De basis van een rechtstaat is namelijk de naleving van de wet. Dit wordt perfect geïllustreerd door Cass. 13 mei 1986 : dit was een zaak mbt financiële en fiscale fraude: de politie had aan de verdachte gezegd dat hij beter zou bekennen en dat de politie dan zou regelen dat hij niet zou worden vervolgd. De bekentenis was onrechtmatig verkregen. Er werd geoordeeld dat elke onwettigheid/onrechtmatigheid moet leiden tot uitsluiting. Wat wordt verstaan onder onwettigheid: (i)met de materiële wet strijdige daad, (ii) bewijzen verkregen door een daad strijdig met regelen van formeel strafprocesrecht of 55
CDP
(iii) bewijs verkregen door een daad strijdig met algemene rechtsbeginselen (hieronder vallen ook de grondregelen van de strafrechtspleging en meer bepaald de eerbiediging van het recht van verdediging (waaronder zwijgrecht)). In dit arrest werd ook een onderscheid gemaakt tussen onwettigheid en onrechtmatigheid. Onrechtmatigheid: kan worden gezien als de waardigheid van het gerecht, met de daaraan verbonden vereiste van loyauteit van het bewijs of nog de vereiste van behoorlijkheid in de opsporing en bewijsvoering, zeker indien het gaat om handelingen die uitgaan van overheidsagenten of privé personen die in opdracht van of in samenspraak met de overheid handelen. Onrechtmatigheid is dus een stuk ruimer dan onwettigheid. Vanaf de jaren ’80 is er kritiek ontstaan op deze regel vanuit de publieke opinie (tgv de wijzigende samenleving, gewijzigde criminaliteit: accent op misdaadbestrijding, meer repressieve aanpak van bepaalde zaken). De samenleving wordt complexer en het recht en de noodzaak van rechtshandhaving is steeds moeilijker. Er komt het besef dat niet elke onrechtmatigheid kan leiden tot radicale uitsluiting want zo creëer je het risico op het falen van een strafzaak, telkens opnieuw. 2. Eerste relativering van de uitsluitingsregel Eerste relativering van dit principe komt er met twee arresten van Cassatie in 1990 en 1991: De sanctie van de uitsluiting wordt gemilderd. Ook als er een onrechtmatigheid is, leidt dit niet tot bewijsuitsluiting als voldaan is aan twee voorwaarden: als er geen verband is met overhandiging van het bewijs aan de politie én als degene die de onrechtmatigheid gepleegd heeft geen overheidspersoon is. Cass. 17 januari 1990: had betrekking op een aantekenboekje dat de zwarte boekhouding van de beklaagde bevatte en gestolen werd door een persoon die oorspronkelijk de betrokkene hiermee wilde chanteren doch vervolgens zijn plannen wijzigde en dit boekje overhandigde aan een andere persoon, die het tenslotte overmaakte aan de politiediensten. Op basis van dit bewijselement werd de beklaagde vervolgens veroordeeld. Cass. 17 april 1991: had betrekking op het gebruik in een strafproces van gegevens (nl zwarte boekhouding van beklaagde) die door zijn echtgenote waren gestolen, met wie hij in een echtscheidingsprocedure was gewikkeld. Ingevolge de door de beklaagde ingediende klacht wegens diefstal werden bij een huiszoeking bij zijn vrouw deze stukken aangetroffen en werden deze vervolgens gebruikt om de beklaagde te veroordelen. De stukken mochten dus gebruikt werden want niet gestolen door overheid én geen verband tussen diefstal en bewijs aan de overheid.
56
CDP
3. Tweede relativering van de uitsluitingsregel Tweede relativering komt er door Cass. 13 mei 1995. HvC maakt onderscheid tussen de aangifte van een misdrijf en het bewijs van een misdrijf. Er werd een onderzoek gevoerd in Frankrijk tegen een Belg. Franse justitie had beslist telefoontap uit te voeren, maar zij deden dit op het moment dat telefoontap nog geen wettelijke basis had. Uit telefoontap blijkt dat die Belg behalve de feiten die hij in Frankrijk heeft gepleegd, hij zich vermoedelijk schuldig maakt aan feiten in België ook (drugsverkoop). Franse politie geeft die inlichtingen door aan Belgische justitie, die laatste stelt onderzoek in en vervolgt die persoon. Verdediging zegt dossier nietig want gestart op basis van een inlichting die gegeven is door de Franse justitiële autoriteiten en met miskenning van de Franse wetgeving, dus heel je dossier is aangetast door die onwettigheid. HvC zegt neen we moeten onderscheid maken tussen een aangifte van een misdrijf en een bewijs van een misdrijf. Een aangifte van een misdrijf is de bekendmaking van een misdrijf, dus die kan niet voor onbestaande worden gehouden m.a.w. een aangifte is iets neutraal, je kan dat niet negeren. Het staat aan de rechter om te oordelen of het mogelijk is om daar nadien geldig bewijs van te verzamelen. HvC zegt bekendmaking of mededeling door Franse autoriteiten aan Belgische is geen bewijs, dat is gewoon een aangifte en die kan je niet voor onbestaande houden. Loutere feit dat de aangifte van het misdrijf het resultaat is van een onwettige handeling in Frankrijk neemt niet weg dat je daar toch rekening mee moet houden. Stellen vast dus vast: 1. het gaat om een aangifte, dat kan je niet negeren 2. onderzoek is volkomen geldig verlopen in België dus persoon kan worden veroordeeld in België voor die feiten Hof zegt dat het anders was geweest wanneer een bewijzen waren geleverd, bv. een outprint van de telefoontap. Er is een onderscheid tussen aangifte en bewijs. Tot 14 oktober 2003 aanvaarding van uitsluitingsregel buiten deze beide uitzonderingen 1.2. ANTIGOONARREST CASS. 14 OKTOBER 2003 Op zich geen zwaarwichtige feiten, maar de zaak werd aangegrepen om nieuwe rechtspraak te vestigen. Feiten: er vond een onregelmatige doorzoeking van een wagen plaats. Maar voorwaarde is dat er concrete aanwijzingen moeten zijn dat in die wagen sporen te vinden zijn van een misdrijf of die wagen gebruikt is om een misdrijf te plegen. Wanneer deze aanwijzingen er niet zijn, mag men niet zomaar een wagen doorzoeken. In een wagen van een persoon had men een illegaal wapen gevonden. De persoon werd veroordeeld wegens verboden wapendracht. Uit het arrest blijkt dat men gehoopt had van alles te hopen zoals drugs. Uit pure miserie had men hem dan maar vervolgen voor wapendracht. Maar de verdachte zegt dat er geen enkel vermoeden was van een misdrijf op het moment dat besloten werd zijn wagen te 57
CDP
doorzoeken en er moeten aanwijzingen zijn van illegale zaken vooraleer men overgaat tot doorzoeking van de wagen. De Procureur-Generaal van het Hof van Beroep van Antwerpen en Het Hof van Cassatie hebben de verdachte gelijk gegeven. Onwettigheid of onrechtmatigheid, volgens HvB Anwerpen en HvC, leidt slechts tot uitsluiting in drie gevallen: 1. Geschonden vormvoorwaarde is voorgeschreven op straffe van nietigheid (dit is evident) 2. Aantasting van de betrouwbaarheid van het bewijs 3. Gebruik van het bewijs in strijd met het recht op een eerlijk proces Zit men niet in één van deze hypotheses, dan blijft de onwettigheid zonder gevolg en is er dus geen uitsluiting van het bewijs. Er is dus een omkering van de bewijsuitsluiting. Rechter moet dus nagaan: 1) is er onwettigheid en 2) is er uitsluitingsgeval In het wetboek staat er niets over de bewijsuitsluiting!!!!!! Dit is allemaal ontwikkeld door jurisprudentie. Hier geven sommigen kritiek op omdat dit eigenlijk de taak is van de wetgever en dit is principieel wel juist. Maar volgens Traest kan je het de rechters niet kwalijk nemen, dat zij zelf de lacune invullen want zij worden natuurlijk geconfronteerd met dit probleem. Zij kunnen niet zeggen ‘sorry er staat niets in mijn wetboek’. 1.2.1. Verdere antigoonrechtspraak: algemeen: gevolgen
Onrechtmatigheid en uitsluiting worden van elkaar losgekoppeld: onrechtmatigheid leidt dus niet automatisch meer tot uitsluiting Dubbele opdracht voor de rechter: 1 is er een onrechtmatigheid? Zo ja, kijken of er drie uitsluitingsgronden zijn. Indien geen van de drie uitsluitingsgronden voorhanden is geen uitsluiting mogelijk. De rechter mág dit niet! Uitsluiting is de uitzondering geworden
1.2.2. Drie uitsluitingsgronden A. VOORSCHRIFTEN OP STRAFFE VAN NIETIGHEID *Algemeen – Logisch, duidelijk doch relatief beperkt. Er zijn niet veel regels voorgeschreven op straffe van nietigheid. Dit is allemaal vrij arbitrair. Bv een huiszoeking zonder bevel is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven. Bv een onderzoeksrechter die een beschikking voor telefoontap onvoldoende motiveert is dan wel weer voorgeschreven op straffe van nietigheid. Volgens 58
CDP
Traest klopt dit niet volledig want het eerste een aantasting is van een fundamenteel recht en het tweede is duidelijk minder ernstig. – Rol van de wetgever: wetgever zou dit beter eens herbekijken waar de straffe van nietigheid wél en niet nodig is. – Rechter heeft geen appreciatiebevoegdheid – Werkelijke impact van deze uitsluitingsgrond is beperkt. Want niet veel regels voorgeschreven op straffe van nietigheid en de rechter moet oordelen of de betrouwbaarheid of recht op eerlijk proces is aangetast. Dus de sanctionering is onzeker. *Toepassing van de verplichte uitsluitingsgrond – Draagwijdte – Wettelijke omschrijving zeer belangrijk *Wat met substantiële vormvoorschriften? ( deze zijn belangrijk, maar niet op straffe van nietigheid voorgeschreven) Dit is een vraag in de doctrine want op einde van elk arrest van HVC staat: overwegende dat alle substantiële en alle op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorschriften zijn voldaan. Dus ze worden op gelijke voet behandeld. MAAR: – Cass. 16 november 2004 (afwezigheid van voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner tot huiszoeking. Uit het dossier bleek dat er wellicht wel een mondelinge toestemming was) • Cassatie zei dat het niet op straffe van nietigheid is voorgeschreven maar wel substantieel is (schending van de woning en van de privacy), maar dit valt niet onder uitsluitingsgrond één! Antigoon is van toepassing • Dus geen gelijkstelling van substantieel en op straffe van nietigheid • ‘Omstandigheid dat de pleegvorm betrekking heeft op een door EVRM of Grondwet beschermd grondrecht doet hieraan niets af – Cass. 29 november 2011: ging over deskundigenonderzoek. Niet gesanctioneerde bepaling van openbare orde is niet gelijk te stellen met op straffe van nietigheid voorgeschreven vorm. Eiser in cassatie had aangevoerd dat het inderdaad niet op straffe van nietigheid is voorgeschreven maar wel een bepaling van openbare orde is. B. BETROUWBAARHEID VAN HET BEWIJS *Begrip: door de manier waarop het bewijs is verkregen (onrechtmatigheid), zorgt dat de betrouwbaarheid verloren is gegaan. Dit is een moeilijk te interpreteren criterium. – Onderscheid met de bewijswaarde
59
CDP
– Bewijs dat door de onrechtmatigheid onbetrouwbaar is geworden. Op zich logisch alhoewel je kan zeggen dat als het bewijs niet betrouwbaar is, je er geen rekening mee moet houden, welke de oorzaak ook is (bv. In strijd met wet of niet kwaliteitsvol). Bv. Getuige die bepaalde verklaring aflegt en gek is: rechter gaat zeggen ik geloof hem niet, ik ga niemand veroordelen op basis van zijn verklaring. Is dat onrechtmatig verkregen bewijs? Neen, hier hangt geen enkele onwettigheid aan, geen probleem van onrechtmatig verkregen bewijs. Rechter doet met verklaring getuige afgenomen door de politie, mee wat hij wil. Bewijs kan onbetrouwbaar zijn omdat het onrechtmatig verkregen is bv. Als bewijs wettelijk geregeld is bv. In het verkeer - alcoholopname in het verkeer: moet volgens een bepaalde procedure gebeuren bv. Toestel voor ademtest gebruiken die goedgekeurd is. *Vooral van toepassing bij wettelijk geregelde bewijsmethoden en bij inschakeling van deskundigen. Er zijn een aantal wettelijk geregelde bewijsmethoden: de wetgeving schrijft zelf voor in specifieke gevallen hoe het bewijs moet worden geleverd, bv monstername of bloedanalyse, dit wordt geregeld in de wet en uitvoeringsbesluiten hoe dit moet gebeuren. Dit is bijna nooit voorgeschreven op straffe van nietigheid, maar je kan wel zeggen dat door de wettelijk voorgeschreven regels niet te volgen, het bewijs onbetrouwbaar is geworden. *Steeds in concreto- beoordeling door de rechter *Betrouwbaarheid los van de antigoondoctrine – Stelsel van het “wettelijk bewijs” vs. vrij bewijs – Cass. 26 november 2008 : voorschriften die beogen de intrinsieke waarde van het bewijs te waarborgen, dan moet dit bewijs toch worden uitgesloten ongeacht of antigoon kan worden toegepast of niet. Bv bestuurders moet promilletest uitvoeren en die is positief. Hij wordt aangehouden. Er is in uitvoeringsbesluiten geregeld welke toestellen gebruikt moeten worden voor deze toestellen en dat deze regelmatig geëikt moeten worden. Deze eiking was niet gebeurd door de instantie die daarvoor bevoegd is. (BIVV onder toezicht van dienst Economische Zaken). De verdachte zegt ‘dit is onwettig’. De rechtbank zegt: de betrouwbaarheid is niet aangetast, maakt niet uit door wie het getest is. Er is geen voorschrift op straffe van nietigheid en dus aantasting van recht op en eerlijk proces. Maar het Hof van Cassatie zegt dat de feitenrechter zich vergist heeft want het HVC meent dat de keuringsverplichting poogt de intrinsieke waarde van het bewijs te waarborgen. In dit arrest zegt men letterlijk dat dit buiten de antigoondoctrine gebeurt. Uitsluiting van bewijs zonder toepassing van antigoontest omdat het intrinsieke waarde heeft. 60
CDP
– Beoordelingsruimte voor de rechter is zeer groot. De controle die het HvC kan toepassen is zeer marginaal geworden.
C. SCHENDING RECHT OP EEN EERLIJK PROCES Over dit derde criterium bestaat de meeste discussie. Wanneer kun je zeggen dat een onrechtmatigheid van het bewijs een eerlijk proces schaadt? EHRM is hier zéér terughoudend in. Algemeen Logisch want als art. 6 geschonden is, kan de rechter niet veroordelen. Dis is supranationale werking met rechtstreekse toepassing. EVRM dwingt niet steeds tot bewijsuitsluiting EHRM onderzoekt het eerlijk karakter van het proces in zijn geheel.
Schending van artikel 8 EVRM(privacy) betekent niet automatisch een schending van artikel 6. Dus rechter moet uitmaken of art. 6 geschonden is. Controle door het Hof van Cassatie. Het HvC heeft in de jaren na het Antigoonarrest een aantal subcriteria ontworpen waar de rechter mee kan rekening houden om het bewijs toch te behouden aangezien art. 6 een vage notie is (Cass. 23 maart 2004 e.a.): 1. Opzettelijk karakter van onrechtmatigheid – Geen evident criterium. Op eerste zich lijkt dit evident, want opzettelijk is uiteraard erger dan ter goeder trouw zijn en dit is logisch voor de ‘dader’. In het kader van een disciplinaire procedure is dit dus logisch. Maar het bewijs wordt gebruikt tegen de beklaagde en of het bewijs opzettelijk onrechtmatig verkregen is of niet, maakt voor de verdachte niets uit. Volgens Traest is dit absoluut niet logisch! – In de praktijk moeilijk te hanteren – In geval van opzettelijk gepleegde onrechtmatigheid geen verplichting tot uitsluiting. Er zal natuurlijk wel meer reden zijn, maar toch is er geen verplichting. Dus wil de rechter dit niet uitsluiten, zal hij dit zeer goed moeten motiveren. – Ook een niet-verontschuldigbare fout kan volstaan. Casus: politie wil een huiszoeking doen maar hebben geen bevel. Ze vragen aan de persoon zelf of ze mogen een huiszoeking doen. De persoon zegt schriftelijk en voorafgaand ja. Maar deze persoon was niet de bewoner, maar de eigenaar en dus werd zijn privacy niet aangetast. De feitenrechter zei: dit is niet opzettelijk, maar deze
61
CDP
regel is zo evident (dus zo een grote blunder)dat ze niet verontschuldigbaar is, zelfs indien ze niet opzettelijk is. 2. Ernst van het misdrijf gaat de ernst van de onregelmatigheid teboven – Cass 23 maart 2004: wanneer ernst van het misdrijf veruit de ernst van de onregelmatigheid overstijgt, kan de rechter daar rekening mee houden om het bewijs niet uit te sluiten niettegenstaande het onregelmatig verkregen is. Op zich is dit logisch: misdrijf is zo zwaar dat het niet zo nauw meer steekt. – ‘veruit’ : kennelijke wanverhouding vereist – Betwistbaar criterium: kan ook omgekeerd uitgelegd worden. Het is zo een ernstig misdrijf, dat men geen fouten mag maken – EHRM : Salduz en Gäfgen, volgt de laatste mening: juist bij een risico op zwaardere straffen moet het recht op een eerlijk proces het meest gewaarborgd worden. Dit is totaal het tegenovergestelde van wat Hof van Cassatie zegt. Je moet recht op eerlijk proces en procedure nauwkeuriger naleven want het is moeilijker om nadien recht te zetten ingeval van zware straf want er is materiele en morele schade. Gafgen was een belangwekkend arrest tegen Duitsland. Hof keur hierin veroordeling goed die door de Duitse rechter werd uitgesproken, maar met veel moeite. Feiten: kind was vermoord, ontvoerder laat uitschijnen dat hij losgeld wil. Kind echter erg snel na de ontvoering vermoord, bij de vraag naar losgeld was het kind dus al dood. Als men de man vat, geeft hij geen uitleg en weigert hij iets te zeggen over waar het kind is hij geeft de indruk dat het kind nog leeft. Daarop laten onderzoekers hun gaan en bedreigen hem (ook fysiek). Hij bekent uiteindelijk waar het kind is en zo start het gerechtelijk onderzoek. Man trekt zijn bekentenissen daarna in. Eerst werd hij vervolgt wegens die bekentenissen, maar hij zegt dus ze zijn afgedwongen dus je mag ze niet gebruiken. In eerste aanleg trekt de Duitse rechter zich hier niets van aan. In beroep zegt de Duitse rechter ik ondervraag hem opnieuw met alle wettelijke waarborgen (dus met aanwezigheid van zijn advocaat) en man bekent opnieuw. Komt voor EHRM met de vraag of dit allemaal wel kan. EHRM zegt dat de veroordeling correct is omdat er een verbreking is van het oorzakelijk verband tussen de onregelmatige bewijsvergaring en de veroordeling. Dat maakt dat de veroordeling niet in strijd is met het EVRM. Het Hof is hiermee op zijn limiet gegaan van wat hij wenste toe te geven. Waren de hernieuwde bekentenissen er niet geweest zou het EHRM gezegd hebben dat dit niet kan omdat men Duitsland zou veroordeeld hebben voor die veroordeling. Je moet opletten met criteria, want het is niet echt in overeenstemming met wat het Hof daarvan gezegd heeft. 62
CDP
– In de rechtspraak van de laatste jaren valt op dat dit criterium steeds minder wordt toegepast (maar het wordt nog steeds toegepast!) – Nederland: laatste 10, 15 jaar heel wat rechterlijke dwalingen geweest. In Nederland heeft de Hoge Raad de veroordeling vernietigd van de 6 van Breda. Zij waren veroordeeld voor de moord van een restauranthouder. Er was dermate twijfel gerezen waardoor veroordeling werd vernietigd. Drie getuigen waren verhoord getuigenis week af van de anderen dit was echter niet in het gerechtelijk dossier geraakt, ze hadden het dus eigenlijk achterhouden. Achteraf bleek dan dan de getuigen het bij het rechte eind hadden. – In België komen rechterlijke dwalingen minder vaak voor. Omdat de procedure tot herziening moeilijker is. Bekendste zaak ivm rechterlijke dwaling is de zaak Lucia De Berk. Zij is veroordeeld voor een zware daad: moord op zieke kinderen in het ziekenhuis waar ze werkte. Na aantal jaren werd ze vrijgelaten en vrijgesproken, men had zich blijkbaar vergist. 3. Bewijs heeft betrekking op materieel element van het misdrijf – Materialiteit van de feiten – Weinig toegevoegde waarde. Het is ook moeilijk te interpreteren: wat is een materieel element van het misdrijf? Het gaat over de materiele feiten. Er zijn ook niet veel arresten over te vinden. 4. Geen aantasting van het door de norm beschermde recht – Winkelkassa-arrest van 2 maart 2005. Winkelier had het vermoeden dat één van zijn kassierster regelmatig geld uit de kassa pikte. Hij plaatste een camera die gericht was op de betrokken kassierster. Zijn vermoeden werd hierdoor bevestigd en ze werd ontslagen. Ze werd ook vervolgd, maar haar advocaat opperde dat het bewijs onregelmatig verkregen was. Want de werkgever die camera’s plaatst op de werkvloer mag dit doen, maar volgens CAO (algemeen verbindend verklaard) moet de werkgever dit meedelen aan zijn werknemers. Deze mededeling is door de werkgever niet gebeurd. Het Hof van Cassatie zegt: uit het dossier blijkt dat de camera’s beperkt waren tot die ene kassierster en de bedoeling van CAO is de bescherming van de privacy van de werknemers. En deze privacy is niet geschonden ook al is de CAO geschonden. Dus de beelden mochten gebruikt worden als bewijs – Ook al is dit een moeilijk hanteerbaar criterium, dit is volgens Traest een zeer logisch argument omdat het steunt op de vraag of de rechten al dan niet zijn geschonden. – Ander voorbeeld: koppel werd het slachtoffer van vandalisme en hadden een camera gericht op hun eigen wagen, vandalisme werd hierdoor bevestigd. Ook hier mogen niet zomaar camera’s op de openbare weg geplaatst worden, men 63
CDP
moet hier immers een procedure voor volgen. In deze zaak heeft men van het criteria gebruik gemaakt. Hof: camera stond er illegaal MAAR het door de norm beschermd recht werd niet aangetast. – Verwant aan het ‘normdoel’ – Is de ‘schutznorm’ toe te passen in het strafrecht? (niet besproken) • Afhankelijk van de aard van het voorschrift • Strafprocesrechtelijke regels dienen niet steeds ter bescherming van een specifieke verdachte • Quid bij belangrijke voorschriften mbt dwangmiddelen? 5. Regel met een puur formeel karakter (dan moet er geen bewijsuitsluiting volgen) – Cass. 12 oktober 2005: grensoverschrijdende achtervolging in. Franse politie volgde de verdachte op Belgisch grondgebied, men verdacht hem van drugs. De verdachte had deze drugs uit zijn raam gegooid tijdens de achtervolging. Waren de agenten wel bevoegd op Belgisch territorium: HvC zegt : inderdaad ze waren niet bevoegd, maar dit is een regel van puur formeel karakter. – Niet zeer duidelijk: formele voorschriften kunnen soms fundamentele belangen dienen. Bv de schriftelijke toestemming tot huiszoeking. Dit is niet zomaar een formaliteit C. VIERDE CRITERIUM? Cassatie 24 april 2013: hiermee werd het debat over de Antigoonrechtspraak heropend en gezegd: “Substantiële regelen betreffende de organisatie van hoven en rechtbanken met betrekking tot de verdeling van hun respectieve bevoegdheden.” Is er een 4e criteria aan de drie bestaande toegevoegd? Conrad arrest: men had vermoedens dat er in dat hotel een probleem was met de tewerkstelling van het personeel. Sjeik nam het nl. Niet zo nauw met arbeidsrechtelijke normen. Men had ook vermoedens van mensenhandel. Wet op de Arbeidsinspectie van toen: bevel tot huizoeking m.b.t. sociaal strafrecht kan gegeven worden door de politierechtbank. Men had een gerechtelijk onderzoek geopend maar er waren inbreuken op grond van het gemeen strafrecht (hiervoor zei wet huiszoekingsbevel moet door OR worden bevolen), en sociaal strafrecht (wet zei huiszoekingsbevel moet door politierechtbank worden bevolen). Er werd een huiszoeking verricht bevolen door de politierechtbank. Verdediging: dit kan niet, huiszoeking is nietig, want politierechtbank was niet bevoegd voor de aflevering van het huiszoekingsbevel. HvC: de advocaat- generaal van het Hof had geadviseerd om het beroep niet in te willigen, dit belet immers niet dat de politierechter voor beide kan optreden + subsidiar: huiszoeking is wel geldig voor wat de inbreuk op grond van het gemeen recht betreft. Hof: alles is nietig 1. Het systeem waarin de politierechtbank een huiszoekingsbevel kan bevelen is uitzonderlijk 64
CDP
MAAR bevel voor mensenhandel moest via het gemeen recht. Ingeval van samenloop tussen het gemeen en sociaal strafrecht primeert het gemeen strafrecht regels hiervan had men moeten volgen beslissing vernietigd omwille van substantiële regelen betreffende de organisatie van hoven en rechtbanken met betrekking tot de verdeling van hun respectieve bevoegdheden. Wat bedoeld men met “verdeling van hun respectieve bevoegdheden”? = de bevoegdheidsverdeling Er is hier veel kritiek op: “Antigoonrechtspraak is op sterven na dood” Prof denkt van niet, in het slechtste geval heeft het Hof er gewoon een criteria bij ontworpen. Regels van bevoegdheid van de rechtbanken zijn van openbare orde en ontsnapt aan de Antigoonrechtspraak. Bovendien kan het zijn dat de Nederlandstalige kamer van het Hof deze uitspraak niet volgt. Daarenboven wil de Kamer er geen criteria bij in de wet, het Senaat wel en heeft dit voorstel opnieuw naar 1.3. DRAAGWIJDTE VAN DE BEWIJSUITSLUITING Principieel : bewijsuitsluiting: wat moet worden uitgesloten? – Strafvermindering is niet mogelijk – In de regel ook geen onontvankelijkheid van de strafvordering: recht om de strafvordering uit te oefenen ontstaat door het plegen van het misdrijf – Veroordeling mogelijk igv voldoende bewijzen die los staan van het onrechtmatig verkregen bewijs – Zelfs indien alle bewijzen moeten uitgesloten worden in beginsel geen onontvankelijkheid van de strafvordering. Dan zal er een vrijspraak zijn. – Dus enkelbewijsuitsluiting. Verschillende mogelijkheden:, 1. Beklaagde gaat vrijuit, 2. Besmet bewijs wordt verwijderd uit het dossier. Vraag is : Wat schiet er dan nog over? Eventueel vrijspraak ‘fruits of the poisonous tree’ (moet ook worden uitgesloten) -
= Alles wat uit het onrechtmatig verkregen bewijs voorvloeit en hierop steunt, is ook onregelmatig. Bv een bekentenis die afgelegd wordt tijdens een onrechtmatige huiszoeking. – Traditioneel aanvaard door Cassatie. Bv een huiszoeking is nietig, men verhoort persoon tijdens huiszoeking en die bekend: bekentenis is het onmiddellijk gevolg van de huiszoeking. Alles wat in oorzakelijk verband staat met de nietige bewijsuitvoering moet worden uitgesloten – Art. 235bis Sv. – Ook nog toepasselijk na antigoon (Cass. 30 maart 2010) – Rechter beslist onaantastbaar over oorzakelijk verband met andere bewijzen 65
CDP
– Quid bij bewijs dat wordt uitgesloten wegens aantasting van betrouwbaarheid? Rechter moet dat zelf beoordelen – EHRM 1 juni 2010: Gäfgen/Duitsland: deze zaak doet een beetje twijfel rijzen tussen het bewijs en wat eruit voortvloeit. Een persoon in Duitsland wordt vervolgd wegens ontvoering en doding van een kind. De persoon had losgeld gevraagd aan de ouders, nadat hij het kind had gedood. Men kon hem arresteren op het moment dat hij het losgeld kwam zoeken. De onderzoekers dachten op dit moment terecht dat het kind nog leefde. Men ondervraagde hem, maar de betrokkene weigerde mee te werken en men begon hem te bedreigen. De bedreigingen waren zo ernstig dat de man bekende en daardoor vond men materiele elementen (de fiets, boekentas..) en later ook het lijk van de jongen. De persoon werd vervolgd en men gebruikte hiervoor de bekentenis. De verdediging opperde dat deze bekentenis verkregen werd in strijd met art. 3 EVRM (foltering en onmenselijke of vernederende behandeling). De Duitse rechter ontdekte dat deze aantijgingen juist waren, maar hij zegt op de zitting zelf aan de verdachte: ‘we houden geen rekening met uw vroegere bekentenis’. Maar hij slaagde er wel in op de zitting om de verdachte de bekentenis te laten herhalen en ditmaal op een wettelijke manier. Het Duitse Hof van Cassatie zei dat de verdachte dus werd veroordeeld o.g.v. zijn tweede bekentenis en o.g.v. van de materiele elementen die werden gevonden. De verdachte ging naar het EHRM: (1) zijn de materiele elementen, die gevonden werden door de eerste onrechtmatig verkregen bekentenis, ook buiten spel gezet? En (2) volstaat het om iemand zijn bekentenis te laten herhalen op een legale manier wanneer de eerste op een niet-legale manier werd verkregen? Wat zegt het EHRM? (1) het was een onmenselijke behandeling maar zeker geen foltering. (2) de onderzoekers stonden onder zware druk, ze wouden snel werken omdat ze dachten dat de jongen nog leefde. (3) de meerderheid van het hof zegt dat de tweede bekentenis mag gebruikt worden Maar staat deze tweede bekentenis los van de eerste? De meerderheid zegt dat hij hoe dan ook op zijn proces zou bekend hebben dus staat deze tweede bekentenis los van de eerste. De minderheid zegt dat dit onmogelijk is om te weten en zij redeneren dat de verdachte dacht: ‘als ik toch word veroordeeld, kan ik maar beter bekennen’. Volgens Traest wou het EHRM gewoon de zaak redden omwille van de ernst van de feiten, ook al voelde men dat er iets niet juist zat in de zaak. 1.4. ANTIGOON EN EHRM De antigoondoctrine is aanvaard door het EHRM.
66
CDP
EHRM 28 juli 2009 : Lee Davies/België: huiszoeking waarvan de regelmatigheid werd betwist. Men had de antigoondoctrine toegepast. : geen schending. Men heeft Lee Davies geen gelijk gegeven. – Schending van artikel 8 is niet noodzakelijk schending van artikel 6 – Recht van verdediging gerespecteerd volgens het EHRM. Hij heeft op elk niveau van vervolging (1ste aanleg, 2de aanleg, cassatie) de onwettigheid van het bewijs kunnen aanvoeren en hij heeft hierop een antwoord gekregen. – Doorzochte plaats was geen woning, maar een loods. Wil dit dan zeggen dat als een woning zou zijn, dan dit wel zou goedgekeurd worden? Traest is hier niet zeker van. Deze RS van het EHRM is niet zo verwonderlijk als je kijkt naar het Hof zijn RS van de laatste 30 jaar: Hieruit blijkt duidelijk dat het Hof zich niet graag bemoeid met bewijsproblemen. Discussie over de al dan niet toelaatbaarheid van het bewijs is volgens het Hof nl. Een zaak van nationaal recht. De enige taak die het Hof heeft zegt het Hof, is nagaan of de betrokkene een eerlijk proces heeft genoten.
1.5. ANTIGOON EN GRONDWETTELIJK HOF De antigoondoctrine is aanvaard door het GWH GwH 22 december 2010 en 27 juli 2011 GwH 22 december 2010 en 27 juli 2011: GwH geraakte hierin betrokken omdat men nu ook voor de schending van fundamentele vrijheden en rechten naar het Grondwettelijk Hof kan gaan. Hier ging het om art. 12 GW (legaliteitsbeginsel) en art. 22 GW (de privacy – de onschendbaarheid van de woning). – Verband tussen artikel 8 EVRM en artikel 22 GW: in beide artikelen wordt de privacy van de burger beschermd. Het is niet zo dat omdat art. 8 EVRM zou geschonden zijn, dat je ook een schending zou hebben van art. 6 EVRM (Grondwettelijk Hof heeft dit overgenomen van het Hof van Cassatie). – Noch artikel 22, noch artikel 12 GW vereisen dat bewijs in alle omstandigheden als nietig moet worden beschouwd. Traest heeft problemen met de redenering over art. 12 BW want dit gaat tenslotte om het legaliteitsbeginsel. – Rechterlijke beoordelingsvrijheid die volgt uit de Antigoondoctrine is niet onbestaanbaar met de Grondwet. Hiermee boelt men dat de beoordeling van de feitenrechter of het bewijs geldig is of niet: de Grondwet verzet zich niet tegen het feit dat de rechter een appreciatiemarge heeft om te beslissen of het bewijs wordt uitgesloten of niet. De antigoondoctrine heeft heel snel het hele rechterlijke apparaat (zowel EHRM, HVC, GWH,..)doordrongen. Dit gebeurt zeer zelden. 67
CDP
1.6. ANTIGOON EN ONDERZOEKSGERECHTEN •
Antigoon van toepassing voor de onderzoeksgerechten. Als men verwezen wordt naar het vonnisgerecht door de raadkamer, kan men daartegen in beroep gaan ingeval van de aanwezigheid van onregelmatig verkregen bewijs. Cassatie zegt: als over dat beroep uitspraak moet gedaan worden, moet ook daar de Antigoonrechtspraak nageleefd worden.
•
Is de beoordeling nopens het eerlijk proces bindend voor de vonnisrechter? Probleem bij onderzoeksgerechten: art. 6 EVRM moet je volgens het EHRM beoordelen over het hele strafproces, maar de OR heeft nog geen zicht over gans het strafproces. Niettemin zegt het Hof dat de onderzoeksgerechten uitspraak moeten doen over art. 6 van het EVRM.
•
Antigoon is ook toepasselijk buiten het strafrecht (burgerlijk en strafrecht)
1.7. RECHTSVERGELIJKING Nederland Onze antigoonrechtspraak is voor een deel afgekeken van de Nederlandse wetgeving. - Art. 359a Sv. : wettelijke regeling is in Nederland dus voorzien: algemeen kader en diverse sancties mogelijk. Dit is anders dan in België. Belgische wet bevat 1 sanctie, met verschillende afzwakkingen. In België is de sanctie ofwel bewijsuitsluiting ofwel niet. – Sanctie is niet steeds verplicht – Dikwijls vereiste van ‘schutznorm’ en werkelijke belangenschade: de verdachte moet zijn getroffen in het belang dat de norm beoogde te beschermen. Bv onregelmatige huiszoeking en men vindt drugs van een vriend van de bewoner. De vriend werpt dan misschien op ‘dat is onrechtmatig verkregen’. Dit is inderdaad waar maar het is niet zijn privacy die geschonden is. – Diverse sancties: •
Strafvermindering. Dit is een rare sanctie. Ze zou beter te begrijpen zijn ingeval van overschrijding van de redelijke termijn. Waarom is dit zo raar? Een proces dat te lang duurt is verschillend met het gebruik van onwettige middelen in een strafprocedure. Je zegt hier eigenlijk dat het dossier voor een deel onwettig is en dat dit wordt hersteld door strafvermindering. Het is wel een vorm van tegemoetkomen. Positief eraan is ook de mogelijkheid tot diversifiëring van de Nederlandse rechter in België is dit niet het geval.. Hoge Raad geeft hier de voorkeur aan.
68
CDP
•
•
-
Bewijsuitsluiting. Deze sanctie wordt uitgevoerd ingeval van een aanzienlijke schending van een belangrijk voorschrift. Er is dus een dubbele voorwaarde: aanzienlijke schending + belangrijk voorschrift Niet-ontvankelijkverklaring van het OM als ultieme sanctie bij ernstige inbreuken op beginselen van behoorlijke procesorde en bij zeer fundamentele inbreuken
Nederland: Voorstel Landuyt: laten we de Antigoonrechtspraak codificeren die gaat het in België halen. Voorstel Vercauter: codificatie Nederlandse wetgeving
Frankrijk – Art. 802 CPP : belangenschade vereist. Rechter kan slechts de nietigheid uitspreken als de onregelmatigheid de belangen heeft geschaad van de partij die wordt vervolgd. Wanneer is er sprake van belangenschade? Bv. gerechtelijk onderzoek: er is een huiszoeking die nietig is bij A, maar men vindt bewijzen lastens persoon B. B wordt vervolgd, dit kan niet, want B wordt vervolgd via een nietige huiszoeking. In Nederland en Frankrijk kan je je niet beroepen op de onschendbaarheid van de woning/privacy omdat jij er niet woont.
Enge visie ‘belangenschade: inderdaad zeggen dat B zich niçet kan beroepen op de nietigheid Ruime visie ‘belangenschade’: schade aan mijn belangen: ik word vervolgd op basis van elementen die illegaal werden verkregen.
Engeland en Wales – Common law: ruime toelaatbaarheid van bewijs. Traditioneel hanteert men als toetssteen bij onregelmatig verkregen bewijs: het eerlijk proces – Art. 78(1) PACE 1984: weerslag op eerlijk karakter van het proces? Je mag het bewijs niet gebruiken als het een weerslag heeft op een eerlijk proces. Dit is ook grond om eventueel onrechtmatig verkregen bewijs uit te sluiten. Verenigde Staten – Uitsluitingsregel Mapp v. Ohio 1961. Dit was een zeer strenge regel. – Nadien trend tot relativering uitsluitingsregel (o.m. kosten-batenanalyse: als door de uitsluiting van het bewijs er meer baten zijn dan kosten dan is het verantwoord. Bv men wordt er toe aangezet om de wetgeving beter na te leven: baten. Bv een verdachte gaat vrijuit: kost) Dus baten-kosten afwegen.
69
CDP
1.8. ANTIGOON EN WETGEVER
Wet van 9 december 2004: De wetgever heeft schrik van het bewijsrecht. De wetgever houdt zich, net zoals het EHRM, zich niet graag bezig met bewijsrecht. De wetgever regelt dus vanalles en nog wat, maar zoiets fundamenteels wil hij niet regelen. In artikel 13 van de wet van 2004 heeft de wetgever de Antigoonrechtspraak overgenomen, MAAR enkel voor het in het buitenland verkregen onregelmatig bewijs dat in een Belgisch strafprocesrecht wordt gebruikt. Het is de taak van de wetgever om dus ook het buitenlandse recht te bestuderen. Bv Zweeds telefoontap die nietig is, dan moet de Belgische rechter het Zweeds recht nagaan. Over in België verkregen onregelmatig bewijs heeft de wetgever nog niets gezegd, waarschijnlijk zal men tegen het einde van het kalenderjaar de Antigoonrechtspraak overnemen maar zonder het 4e criterium.
Wetsontwerp houdende wetboek van strafprocesrecht (2005): grotere rol voor bewijsuitsluiting dan bij antigoon o
Hierbij heeft men een regeling proberen uitwerken, tussen de zeer strenge uitsluitingsregel van vroeger, maar strenger dan de antigoondoctrine
In alle landen slaagt men er in hiervoor een regeling te vinden, in Belgiê niet •
De wetgever zou de alg. principes moeten kunnen bepalen
70
CDP
B. SLACHTOFFER IN HET STRAFPROCES Slachtoffer of benadeelde. Slachtoffer komt pathetisch over. Belangrijke actor in het strafproces. Aandacht omdat justitie in het algemeen worstelt met bv capaciteitsprobleem. Achterstand in justitie is de laatste 10 jaar verminderd door alle mogelijke mechanismen. Verminderd maar toch nog groter dan ons omringende landen, zoals bv in NL. Iets groter dan in FR maar beeld is daar divers. Verminderd maar nog steeds te groot. Zeker in economische strafzaken. Doorlooptijd en duur van het strafproces partijen die men daar bij betrekt. Slachtoffer is een belangrijk onderdeel want mate waarin je het slachtoffer betrekt, hoe langer het duurt, hoe complexer en ingewikkelder het strafproces is. Je moet dus kiezen. Kiezen voor een systeem: Discussie tussen om en dader. Slachtoffer niet mee moeien. Slachtoffer moet maar naar burgerlijke rechtbank. Geen discussies. Het gaat veel sneller. Betrekken van slachtoffer: alle aspecten in het zelfde proces slachtoffer betrekken. Je vermijdt een burgerlijk proces (burgerlijke gevolgen), slachtoffer krijgt een ‘stem’, moet toch ook kunnen gehoord worden. Aan de rechter geef je zo een dimensie bij, door het slachtoffer een woord te geven. Impact op het slachtoffer wordt duidelijker. REDEN: eenheid van penale fout en civiele fout, de lichtste fout is voldoende om strafrechtelijke veroordeling te krijgen. De lichtste fout volstaat voor strafrechtelijke verantwoordelijkheid 1382 BW. In andere krijg je de figuur van de aanmerkelijke fout. Wat je kiest, je strafproces zal er helemaal anders uitzien. Ons systeem noemt het partie civile systeem. (burgerlijke vordering van het slachtoffer voor het strafgerecht) 1. ALGEMENE BEGINSELEN 1.1. Plaats van het slachtoffer : ‘partie civile’-systeem – Vergelijking met Frankrijk In België RS: burgerlijke partij voor strafrechter maar enkel om schade te vorderen, niet om de strafmaat. We hangen vast aan het patrimoniaal aspect. Je mag wel meewerken met het OM aan de bewijsvoering, want jij als slachtoffer heeft daar ook nut bij. Je hebt er immers alle belang bij. Slachtoffer prominente plaats sinds het vooronderzoek! Er gaan stemmen op om dit te verminderen. Vooral academisch, niet politiek. Vragen bij BP gehoord te worden bij de strafuitvoeringsrechtbank. Er gaan stemmen op, om te kijken of de BP hier geen partij kan worden en kan mede beslissen over de voorlopige invrijheidstelling of niet. Traest is hier geen fan van. BP heeft hier niets te zoeken. In tweede fase (1ste fase is schuldigverklaring of niet), over de strafmaat, komt de BP niet meer tussen. In FR ook de strafmaat, men gaat veel verder. NL slachtoffer en BP veel minder betrokken, maar recent ook een spreekrecht (voor strafrechter zijn zeg komen doen). Men wordt enkel maar gehoord. Revolutionair voor NL. Ook stemmen om de civiele vordering voor de strafrechter 71
CDP
te brengen. Strafrechter kan nog steeds weigeren als het te complex wordt. Clear case criterium: wanneer het te moeilijk is voor de strafrechter, verwijzen naar de burgerlijke rechter. => door die vordering ook te brengen voor de strafrechter worden onze processen zeer complex. Strafrechter worden opgehouden door schade debatten. – Tussen stelsel van onmogelijkheid van burgerlijke partijstelling en Franse systeem – Patrimoniaal concept 1.2. Uitbreiding van rechten slachtoffer door de Franchimontwet van 1998 => In het (gerechtelijk) vooronderzoek evenveel rechten als aan de beklaagde. Inzage in het dossier, weigering in beroep, rol van de BP voor de raadkamer als een volwaardige partij. Zeer prominente rol gekregen. De burgerlijke partij kan de strafvordering instellen en op gang houden. 2. BURGERLIJKE VORDERING 2.1. Keuze tussen burgerlijke rechter en strafrechter: art. 4 VTSV Principieel keuzerecht tussen burgerlijke en strafrechter. BP of benadeelde is niet verplicht zijn vordering voor de strafrechter te brengen. De meeste doen dit wel. Heeft voor en nadelen: het is een afweging. Burgerlijk: Niet meer in contact met de dader (maar sommigen willen juist wel het strafproces volgen) Nadelen: geen openbaar ministerie, je staat er dus alleen voor, je bent eiser dus je draagt de bewijslast. Heb je het strafdossier? Soms wel, soms niet. Als niet, dan moet jezelf bewijzen. Duurt soms langer dan de strafprocedure. Verjaring speelt voor de burgerlijk minder een rol ( strafrechter). Als er al een beslissing is van de strafrechter, dan kan dat negatief uitdraaien voor jou. Het OM kan immers tegelijkertijd vervolgen. Geen partij voor strafrechter, je kan dus niet gehoord worden, strafrechter kan vrij spreken, gelet op gezag van gewijsde en omdat je geen partij was => gevolg van art 6 EVRM. Je moet dan ook opboksen tegen die uitspraak op strafrechtelijk gebied. daarom meerderheid naar burgerlijke rechtbank. Strafrechter: Je brengt geen strafproces op gang. Je voegt u bij het OM! Zorgt dat voor zware proceseconomische problemen? Neen tenzij je grote burgerlijke complexe gevolgen hebt. Bv. verkeerszaken zijn veelal zeer technisch en problematisch. Slachtoffer stelt zich persoonlijk BP, provisie aan stelling deskundige, wrm? Tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid. Eventuele andere deskundigen.
72
CDP
2.2 Burgerlijke rechter: voor- en nadelen (zie vorig) 2.3. Strafrechter: Burgerlijke partijstelling op twee manieren – Voeging bij bestaande SV (vertragingen) – BP-stelling bij wijze van actie: Niet voegen bij OM maar zelf een strafvordering (speciaal, enkel in FR kan dit ook). Dit is onderhevig aan kritiek. Slaagkansen zijn veel minder. OM en gerechtelijk onderzoek, quasi nooit vrijspraak. Wrm? Het om trekt natuurlijk niet naar de rechter met een zwak dossier. • Voor de onderzoeksrechter Klacht met bp • Via rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht Zelfs als geseponeerd, kan je dit nog doen. Het maakt jouw rekening niet. Het OM kan dit niet verhinderen. Er is geen enkele rem op de mogelijkheid. – Voor- en nadelen 2.4. Vereisten om zich burgerlijke partij te stellen: Liggen tamelijk laag 1. Aannemelijk maken van schade als gevolg van een misdrijf Plausibel maken dat je ten gevolge van het misdrijf, schade heeft geleden(materieel en moreel) • Misdrijf vereist (accessorium karakter van de burgerlijke vordering) Alleen maar burgerlijke vordering als je ook aan het misdrijf kan koppelen. Uw schade is er misschien, maar geen misdrijf => onontvankelijk • Bewijs van schade is nog niet vereist 2. Doen blijken van een belang: • Reeds bestaande titel (bv. familieverlating) Niet betalen van onderhoudsgeld. Achterstallig onderhoudsgeld kan je hier niet vorderen voor de strafrechter. Er is al een titel, nl. de veroordeling van de burgerlijke rechter. Ik stel mij BP voor zoveel € dan gaat die strafrechter zeggen: goed ik oordeel op strafrechtelijk gebied. Er misschien materiële en morele schade maar bedrag kan ik niet in mijn veroordeling opnemen. • Rechtmatig belang 3. Schade in individueel belangen : belang bij een bestraffing volstaat in beginsel niet Je moet geschaad zijn in je eigen individuele belangen. Je kan je niet burgerlijke partij stellen voor iemand anders. Je kan niet voor je buurman BP stellen. Let wel: het moet geen materiële schade zijn, morele schade kan ook. 4. Bekwaamheid om in rechte op te treden Minderjarige kinderen kunnen dus niet persoonlijk optreden. Ouders zijn wettelijke vertegenwoordigers. Grootouders zouden zich ook BP kunnen stellen.
73
CDP
Voorbeeld: verkeerongeval van een minderjarige. De ouders zijn wettelijke vertegenwoordigers. Wanneer het kind meerderjarig wordt tijdens de procedure, wordt het geding hervat in zijn eigen naam. 2.5. Verval van de burgerlijke vordering: – Afstand van geding of vordering – Dading – Gezag van gewijsde op burgerlijk vlak (non bis in idem) – verjaring thans geregeld in het BW. Onderscheid vordering in het algemeen, verjaring uit een onrechtmatige daad. Dubbele termijn: principe is 5 jaar. Niet vanaf het misdrijf, maar vanaf dag waarop benadeelde kennis krijgt. Slachtoffer en dader kennen bestaan schade, dan begint 5 jaar te lopen. Is een logisch criterium. Pas dan kan hij een vordering instellen. Wie verantwoordelijk is en de hoegrootheid van de schade. Eens ingesteld, dan loopt de verjaring natuurlijk niet meer verder. (stuiting) 1 absolute limiet waarna de vordering niet meer kan worden ingesteld: 20 jaar na het misdrijf. Le civil tient … en état : de burgerlijke vordering kan niet verjaren voor de strafvordering. 3. ROL IN HET STRAFPROCES : internationaal Rechten van de mens vereisen niet dat een persoon zich BP kan stellen. 3.1 Kaderbesluit EU 15 maart 2001 1. Behandeling van slachtoffer met respect 3 bis voorafgaande titel 2. Recht om tijdens de procedure gehoord te worden Dat is nog niet BP stellen! Zoals men nu in NL gaat doen 3. Recht op beslissing over schadevergoeding in strafprocedure of in een ander kader overeenkomstig de nationale wet. Ieder lang kan dus zelf kiezen welke procedure. Recht op schadeloosstelling, dit is de burgerlijke partijstelling. Recht hebben om schadevergoeding te krijgen in de strafprocedure, maar je kan dit ook in een ander kader regelen => dit is de burgerlijke partijstelling. Recht op toegang tot de rechter, dat recht heb je. Nergens zegt men dat dit de strafrechter moet zijn. 4. Bevordering van de bemiddeling 3.2. Richtlijn 2012/29/EU dd. 25 oktober 2012 Dit is ietsje preciezer maar zegt eigenlijk niet zoveel. 1. Verstrekken van informatie en steun • Indienen van klacht Hoe dat kan gebeuren 74
CDP
• Steun • Bescherming • Invrijheidstelling veroordeelde of vervolgde persoon. In onze wet is er enkel verwittiging indien daarom gevraagd wordt. • Kosteloze slachtofferhulp 2. Deelname aan strafproces: Ook hier blijft men sterk op de vlakte • klachtbevestiging (vrij evident) • Recht om gehoord te worden in de strafprocedure en bewijselementen aan te dragen • Beroep tegen een beslissing van niet-vervolging Richtlijn zegt niet dat slachtoffer zelf de vordering moet kunnen instellen. Dus EU verplicht ons niet om BPstelling in te richten In NL kan je niet meer rechtstreeks dagvaarden als de procureur heeft geseponeerd dan moet NL wel procedure inrichten dat slachtoffer in staat stelt tegen de beslissing tot seponering een beroep in te stellen. • Recht op waarborgen in het kader van bemiddeling en herstelrecht • Beslissing over schadeloosstelling in strafproces of in een ander kader (art. 16) Tenzij de nationale wet dit in een ander kader regelt. 3. Bescherming van slachtoffers in de strafprocedure • Contact met dader • Beperking aantal ondervragingen • Persoonlijke levenssfeer • Kinderslachtoffers
Uitvoering: 16 november 2015 EU VERPLICHT ONS NIET OM EEN BP IN TE STELLEN. Enige wat we moeten doen is een bezwaarprocedure tegen niet vervolging. 4. TOEKOMST VAN DE BURGERLIJKE PARTIJSTELLING Weinig kritiek op Er zijn twee soorten: 1. Burgerlijke partijstelling bij wijze van voeging: Je voegt je als burgerlijke partij toe bij het strafproces dat door de procureur is gestart, en niet door jezelf. – Gerechtvaardigd, dus dit kan en mag – Quid onrechtstreekse slachtoffers (bv. gesubrogeerden)? VB. X heeft lichamelijk letstel ipv iedereen toe te laten zich BP te stellen (werkgever mutualiteit,…) enkel toelaten dat X (direct slachtoffer) zich bp stelt. Hierdoor zou de strafprocedure aanzienlijk versneld worden maar het nadeel is dat 75
CDP
er dan 2 processen worden gevoerd. (ook 1 voor de burgerlijke rechter, denk maar aan verzekeraars). Volgens traest zou dit mogen, anderen vinden van niet. Ratio: onrechtstreekse slachtoffer kan iets langer op zijn geld wachten dan het rechtstreeks slachtoffer 2. Burgerlijke partijstelling bij wijze van actie: aan herziening en beperking toe Enerzijds bedoelt men hier de burgerlijke partijstelling voor de OR, anderzijds ook de rechtstreekse dagvaarding van het slachtoffer voor de politierechtbank en correctionele rechtbank. Natuurlijk moet je dan wel de dader kennen. Bij burgerlijke partijstelling moet dit niet. Er zijn er daar weinig bij die ernstig zijn, die over strafbare feiten zijn. Kan evengoed met een opsporingsonderzoek. Ofwel niet ernstig, ofwel niet strafrechtelijk (typevb. Erfeniskwestie: leegmaken kluis door verpleger. Is dat misdrijf? Ja maar het apparaat is daar niet op voorzien. Dergelijke kwestie horen niet thuis bij de onderzoeksrechter. OR kan echter wel niet weigeren, moet meedelen aan het parket. Als parket zegt, wij onderzoeken nog niet, dan is het meestal geen sterke zaak. 3.Internationaal: Frankrijk: zeer ruime opvatting. Je kan je zelf BP stellen, maar ook gewoon omdat je een bestraffing wenst van de dader, dus om strafrechtelijke redenen. In België kan dit niet, je moet hier altijd een belang aantonen, dat minstens gelegen is in de mogelijkheid dat je schade hebt geleden. Sarkozy wou OR afschaffen, Hollande niet dus plannen normaal weg. EHRM: Onder meer Perez tegen Frankrijk. • EHRM is genuanceerder en in Raad van Europa zitten 49 landen, dus geldt voor iedereen. • Als je in land bent waar BP kan voor strafrechter, dan is artikel 6 van toepassing • Er moet geen recht voor slachtoffer om zelf de SV in werking te stellen en ook geen recht om toegelaten te worden tot strafproces Niet af te leiden uit het EVRM. Als je dat toelaat dan moet je de BP behandelen als volwaardige partij met toepassing van art 6 EVRM. • Wel recht op toegang tot de rechter: kan ook een burgerlijke rechter zijn, hoeft geen strafrechter te zijn. Als je wel toelaat om te vorderen voor strafrechter, moet je de BP art. 6 EVRM gunnen. Dus maw dan is de BP ten volle een partij voor de strafrechter. • Geen recht op een actio popularis Er bestaat geen recht voor de BP. Om die beslissing te overrulen. Je mag dat altijd voorzien, je mag altijd verder gaan, EVRM is een minimum, omvat niet een actio popularis.
76
CDP
Aanbevelingen Raad van Europa: zegt quasi hetzelfde als EHRM • Geen recht op in werking stellen van de SV. er is geen recht op het inwerkingstellen van een strafvordering. De Belgische situatie waar de slachtoffer het recht heeft om de strafvordering in gang te steken is mooi, maar dit is geen mensenrecht. Het slachtoffer heeft het recht om naar een rechter te stappen, om een SV te claimen, maar hij kan het recht niet claimen om de strafvordering in gang te stellen. • Wel recht op betwisting van beslissing tot niet vervolging van OM. Slachtoffer heeft het recht op betwisting van de beslissing tot het niet vervolgen door het OM. Als Belgische wetgeving dat zou doen, moet men zoiets invoeren. Nu niet nodig om een beroep in te voeren op de beslissing tot seponeren, omdat het slachtoffer altijd een BP- stelling kan instellen. Als men de BP- stelling afschaft gaat men wel zoiets moeten invoeren. Zoiets heeft men in Nederland, want daar heeft men geen BPstelling. Nederland: • Wet van 17 december 2009: Nederland traditioneel een land waar men van de BPstelling niet echt houdt. Niet dat men weinig doet voor de slachtoffers. Maar de traditionele opvatting die daar heerst is dat het strafproces altijd een discussie is tussen de overheid en de beklaagde, en dat het zo weinig mogelijk gestoord moet worden door slachtoffers die een SV claimen. Wet van 17 december 2009: heeft een beetje aan het slachtoffer een positie gegeven in het strafproces, maar nog lang niet wat wij kennen in België. Juristen uit Nederland kijken hun ogen uit als zij in België komen: op het HvA (nl. de juryrechtspraak) en ook op de rol van het slachtoffer (nl. de BP- stelling voor de rechter is daar ondenkbaar). Nu hebben ze het recht voor het slachtoffer om stukken aan het dossier toe te voegen, en het spreekrecht (vinden wij niet meer dan normaal, terwijl Nederland dit revolutionair vindt). In Nederland heerst er een duidelijke monopolie van het OM bij de vervolging: enkel zij beslissen hierover. Als ze seponeren heb je een beklag tegen niet- vervolging. • Voeging burgerlijke vordering voor de SR doch beperking dmv het clear case criterium Wij: zeer vergaand => beperken NL: zeer beperkt => aandikken Hervormingen in Frankrijk: •
In Frankrijk is men het sneller gaan hervormen dan wij, terwijl wij hun systeem hebben overgenomen. In 2007 heeft men die zeer ruime opvatting over de BP- stelling zelf beperkt nl. sinds de wet van 5 maart 2007 mag een slachtoffer dat een klacht met BP- stelling wil doen, dit niet zonder eerst een gewone klacht bij de procureur te hebben gedaan. Dit is dus een filter. Dit om aan de procureur minstens de gelegenheid te geven om zelf een onderzoek op te starten. Je moet de procureur dan 3 maanden de tijd geven om te beslissen wat hij gaat doen. Pas als je daarna niets gehoord hebt van de procureur of hij beslist om te seponeren, pas dan kan je een BP- stelling doen bij de OR. Dit is een vage filter: men zegt niet je mag niet meer BPstellen, men zegt je moet eerst naar de procureur gaan, pas dan ontvankelijk. Bij ons hoeft dit niet.
77
CDP
•
Zelfs als er een klacht met BP- stelling komt bij de procureur, bestaat er eigenlijk altijd de mogelijkheid dat de OR meteen de zaak afwijst als bv. op grond van eerdere stukken uit het dossier geen enkel bezwaar is, kan de OR de zaak afwijzen. In België kan de OR dit niet. In sommige arrondissementen gaat de OR wel meer en meer het dossier overmaken aan de PdK voor vordering, zonder dat de OR iets gedaan heeft, met als gevolg dat de PdK meteen een eindvordering neemt voor de raadkamer met een dossier waar niets mee gebeurd is. Bij ons moet de OR eigenlijk wel onderzoeksdaden stellen (blijkt uit Sv.). • Mogelijkheid van ‘ordonnance de non-lieu à informer” Klacht waar werkelijk niets in zit, een fantasistische klacht. Ik begin er gewoon niet aan. Kan bij ons niet, een OR moet vervolgen)
4. Quid in België? Problematische situatie: • Ongeveer 25 % BP-stellingen bij OR gaan uit van BP en niet van OM. • Slaagkansen van dergelijke klachten beduidend lager dan bij vordering OM Afschaffing BP-stelling voor OR weinig waarschijnlijk Maatschappelijk klimaat is er niet voor. Vereist vrij ingrijpende wetswijziging. Maatschappelijk gezien gaat dat op heel wat onbegrip rekenen. Volgens prof is dit toch de beste oplossing want strafproces is strafproces en discussie moet plaatsvinden tussen procureur en verdachte. We kunnen eventueel wel voorlopig bepaalde filters/beperkingen instellen: Mogelijke beperkingen: • Enkel rechtstreekse benadeelden: enkel zij kunnen dit doen. Dus geen verzekeringsmaatschappij en andere gesubrogeerden • Verplichte tussenstop bij het OM: lijkt traest logisch. Maar is geen grote filter • Controle op ontvankelijkheid bij BP-stelling bij wijze van voeging Vroeger niet zo erg je had toch weinig rechten, door franchimont is dit duidelijk veranderd. Je hebt bv inzage. • Filtering van BP-stellingen door raadkamer op grond van proportionaliteit en subsidiariteit (zie grote Franchimont 2005) . Men wou een systeem doorvoeren dat de procureur het recht had om meteen naar de raadkamer te trekken bij een BPstelling bij de OR en hen dan te laten beslissen of het onderzoek moet doorgaan of niet. Zou kan men filteren omdat het gerechtelijk onderzoek alleen bestemd is voor zware zaken. Deze filtering is hoogstwaarschijnlijk wel haalbaar. Toetsingscriteria voor proportionaliteit en subsidiariteit: – Zwaarwichtigheid van de feiten: weinig ernstige feiten; bagatellen – Omvang van de schade 78
CDP
– – –
Reeds beschikbaar bewijs: reeds voldoende bewijs voor een burgerlijke procedure: je kan dus gemakkelijk naar de burgerlijke rechter. Feiten manifest niet gepleegd (compleet uit de lucht gegegrepen) Invoering van een rem in de tijd: zijn te lang geleden, je moet nu niet meer afkomen. Hoe moeilijker het wordt om te bewijzen, hoe langer dat het geleden is.
5. Besluit: dringende heroriëntering gewenst en wetswijziging - Raadkamer met bijkomende bevoegdheden belasten - Tegen beslissing rRaadkamer naar KI
C. REGELING DER RECHTSPLEGING Zie reader
79
CDP
DEEL 4 . HOF VAN ASSISEN 1. INLEIDING Laatste hervorming HvA is vrij recent (2009). Assisen is al zo oud als de Belgische geschiedenis, en eigenlijk ouder dan dat want de aanwezigheid van een jury dateert al van voordien. Het is de geschiedenis van een alsmaar zeldzamer wordend fenomeen. Verhouding tussen het Hof van Assisen en de wetgever is altijd moeilijk geweest. Als je die verhouding vandaag zou moeten omschrijven, moet je dit zien als een haat- liefde verhouding. Meerderheid wetgevers houdt van HvA, omdat de publieke opinie daarvan houdt. Er is ook een vorm van haat, want wetgever weet dat de behandeling van assisenzaken, vanuit management oogpunt, heel wat energie wegneemt die je niet aan andere zaken kan besteden. Dit ligt aan de procedure, ze duren relatief lang, je moet er heel wat mensen voor mobiliseren. De meerkost van het HvA is niet min. Er is veel aandacht voor Assisen, hier is een objectieve oorzaak voor en een subjectieve: Objectieve oorzaak: gaat over zwaarwichtige feiten (moord en roofmoord). Een andere subjectieve reden waarom het Hof nog altijd interesse opwekt bij de publieke opinie is, omdat het boeiender is dan een zaak over fraude, enz. Het spreekt tot de verbeelding. Assisen zaken zijn zowel in de feiten als juridisch makkelijk. 1.1 Ontstaan Het is ontstaan in de Franse periode. De jury is ingevoerd in Frankrijk door de Franse revolutie (1789), naar het model van de Angelsaksische rechtsstaat. De oorsprong van het HvA is puur democratisch. Daarom heeft men ook de jury ingevoerd, men wou zich immers afzetten tegen de RS die toen in het Ancien Regime gold. België heeft tussen 1815 en 1830 onder het Nederlands bewind geleefd. Men heeft in die periode de Franse wet behouden en toegepast, maar zonder het HvA. 1830: Belgische onafhankelijkheid Belgische grondwettelijke vergadering zegt dat men nieuwe wetten moet opstellen, en in afwachting van een nieuw Wb. Sv. gaan we terug de Franse wet toepassen, maar met het HvA. . We hebben het in de grondwet ingeschreven in 1831 als voor alle misdaden, politieke misdrijven en persmisdrijven. Als je kijkt naar de debatten van de grondwettelijke vergaderingen stel je vast dat er snel overeenstemming bestond over het feit dat men de jury wilde invoeren voor politieke misdrijven en persmisdrijven. De gemeenrechtelijke misdrijven zijn slechts op het einde toegevoegd. Visie Franse Revolutie: rechters van het Ancien Regime, die daar nu zitten waren gewoon marionetten van de machthebbers. We willen dit niet meer, we willen een onafhankelijke rechtspraak. Dit is het meest nodig in zaken die politiek gevoelig liggen. Daarom logisch dat 80
CDP
je hier eerst bij uitkomt, als je vraagt welke misdrijven door een jury moeten behandeld worden. Als je spreekt over gemeenrechtelijke misdrijven is dit minder evident bv. een passionele moord heeft geen politieke betekenis + het is moeilijk aan te nemen dat de uitvoerende macht de rechtspraak zou beïnvloeden als het gaat om zwaarwichtige feiten. In art. 150 GW: jury voor persmisdrijven, politieke misdrijven en zwaarwichtige misdrijven Men heeft in 1867 beslist dat dit niet te doen was. Men heeft dan de beruchte techniek van de correctionalisering ingevoerd (verzachtende omstandigheden), waardoor men het gros van de misdaden via een juridische druk denaturaliseert in wanbedrijven, om ze voor de correctionele rechtbank te brengen en niet voor het HvA. HvA heeft vanaf dan een rustig bestaan gekend. Maar al snel bleek het ondoenbaar: te veel misdaden, de straffen in ons strafwetboek zijn veel te hoog => men is al snel moeten overgaan tot de techniek van de verzachtende omstandigheden dat de misdaad leidt naar de correctionele rechtbank o Verzachtende omstandigheid: mbt de grond van de zaak; gaat men dan bv aanhalen de ongelukkige jeugd, de afwezigheid van vroegere veroordelingen, afwezigheid van vroegere criminele veroordelingen o Probleem dat het volledige systeem zou vastlopen deed zich al voor in 1967 Er zijn twee grote herzieningen geweest: de wet en de commissie: 1.2. Wet van 30 juni 2000 Het hof van Assisen werd behouden, maar men heeft in 2000 besloten om de procedure wat te verlichten, maar aan het concept op zich van de volksrechtspraak wil men niet raken. Het was dus een beperkte hervorming en men voelde al snel de noodzaak voor een volgende herziening: wet van 21 december 2009 1.3. Commissie Verstraeten-Frydman vanaf 2004: commissie die assisen wou hervormen Opgericht door Onkelinx Men wou Assisen laten vallen Oncelinx zei dat dit kon mogelijk was en heeft de opdracht gegeven om wijzigingen aan te brengen, te gaan stroomlijnen. 1. Minder zaken voor het Hof brengen en 2. Procedure voor HvA vlotter doen verlopen, zodat zaken sneller afgewerkt worden. Commissie heeft dat dan ook gedaan en is dan met een verslag gekomen eind 2005 (intermediair en finaal verslag 2005) en dat heeft dan geleidt tot de Wet van 21 december 2009 1.4. Zaak Taxquet Man betrokken bij de moord op André Cools is daar voor veroordeeld voor Assisen, maar is daar mee naar EHRM gekomen omdat hij stelde dat het feit dat men louter met
81
CDP
ja of nee antwoordde op de schuldvraag een schending was van zijn rechten van verdediging. De motivering ontbrak, dat moest niet toen. Naar EHRM getrokken en daar veroordeeld voor schending EVRM In de zaak Taxquet werd veroordeeld door de grote kamer. Dus het arrest van de grote kamer dateert van 2010 (dus de zaak werd verwezen naar de grote kamer -> zetelt met 17 rechters: de grote kamer gaat België ook wel veroordelen maar uit de motivering blijkt dat zij minder streng is als de gewone kamer) o Gewone kamer: Het kan niet dat je enkel vragen stelt aan een jury en die enkel laat antwoorden met ja of neen, opdat beschuldigde het waarom van de schuld zou weten. o Grote kamer: Het is niet zo dat dat nooit kan door middel van een systeem van vragen, uiteindelijk is het doel het belangrijkste (dat de betrokkene weet waarom hij veroordeeld is), en je kan opsommen waarom je van mening bent dat beschuldigde schuldig is, maar je kan het ook doen door middel van vragen, dit laatste hangt er wel vanaf van hoe je je vragen stelt. Dan moet je je vragen concreet toespitsen op de feiten. Vb. meest voorkomende verdedigingstechniek ingeval van moord: er was geen voorbedachtheid. Als je dit zegt en jury antwoord ja er is voorbedachtheid dan ken je niet de reden van de veroordeling. Je moet dus concrete vragen stellen, en dit afhankelijk van de feiten om te antwoorden of er voorbedachtheid is. Bv. denk je dat er voorbedachtheid is omdat beschuldigde vijf dagen voor de feiten wapen al is gaan kopen?
2. WIJZIGINGEN WET 21 DECEMBER 2009 • • •
•
• •
Titel II van boek II is grondig gewijzigd. De bevoegdheid is grondig gewijzigd. Klassieke drieledige indeling blijft bestaan, ipv deze grondig te bekijken en een nieuwe benadering te geven (tweeledig) stelselmatige uitbreiding van de correctionalisering doorgevoerd (eerder voor misdrijven tot 20 jaar en een beperkte lijst). Het is een truc om misdrijven voor de correctionele rechtbank te kunnen brengen, want één van de bedoelingen van de wet was om minder assisenzaken te verkrijgen. Art. 216 novies Sv: het Hof neemt kennis van misdaden, met uitzondering van de gevallen waarin toepassing gemaakt wordt van artikel 2 van de wet van 4.10.1867 (=verzachtende omstandigheden) Eerst voorgesteld: rechtstreekse toewijzing aan correctionele rechtbank Lijst van artikel 2 wet 4.10.1867 uitgebreid. Poging tot misdaad strafbaar met levenslange opsluiting. Tot 2009 poging tot moord niet correctionaliseerbaar, nu wel. Belangrijke uitbreiding. Valse getuigenis indien de beschuldigde veroordeeld werd tot levenslang. Nu ook correctionaliseerbaar Ontvoering van minderjarige met door tot gevolg
82
CDP
Verkrachting met geweld zonder de bedoeling te doden maar toch met gevolg door Verkrachting van een kind < 10 jaar zelfs indien motief van discriminatie aanwezig was Diefstal met geweld of bedreiging in de gevallen van art. 472 Sw. met foltering Diefstal met geweld en bedreiging en met de dood tot gevolg. Men heeft hier niet de bedoeling om te doden, dus verschil met roofmoord. Met andere woorden waarover spreekt Assisen zich nog uit? Assisen doet moord en roofmoord Assisen kan dus niet meer verder uitgekleed worden dat dat nu al is Bij eendaadse samenloop tussen een correctionaliseerbaar en niet correctionaliseerbaar feit aan de andere kant (bv moord) => blijft Assisen voor bevoegd Waar assisen zich niet meer kan over uitspreken : pogingen tot moord. Dit is de belangrijkste wijziging Het criterium is echter niet zeer consequent doorgevoerd (zie verstraeten) o Op het eerste zich leek het het overlijden van het slachtoffer die als criterium diende, maar dat klopt niet o Brandstichting wanneer een van de personen zich in de woning bevonden (dus een brandstichting waarbij niet de intentie te doden maar er was nog iemand aanwezig). Dit is niet correctionaliseerbaar en dus niet consequent. Conclusie: heel wat minder misdaden voor Assisen en dat was ook de eerste bedoeling van de wetgever 3. ANDERE ALGEMENE WIJZIGINGEN 3.1. Aanpassing van de straffen correctionele rechtbank
Corr. Kon enkel straffen tot 10 jaar opleggen. Men stelde vast dat tien jaar voor die zware misdrijven eigenlijk te weinig was. Duur van de correctionele gevangenisstraf wordt verhoogd tot max 20 jaar: art. 25 Sw Dus minimum van de eigenlijke straf wordt maximum na correctionalisering Quid recidive? (art. 56, tweede lid Sw) Als de eigenlijke straf al 20 jaar is, kom men uit op vier jaar en dit is niet de bedoeling o Onduidelijkheid over de recidive en wetgever heeft daar niet aan gedacht o Art. 56, tweede lid= max. kan worden verdubbeld indien nieuw wanbedrijf voor 5 jaar verlopen o Zou er toe leiden dat wanneer met 20 jaar straf kan opleggen en dat die nog eens kan verdubbeld worden ook 83
CDP
o De correctionele rb zou zo zwaardere straffen kunnen opleggen dan Assisen => vergetelheid van de wetgever en was dus niet de bedoeling o Daarom verjaring aangepast 3.2. Aanpassing verjaring
10 jaar voor correctionaliseerbare misdaad strafbaar met 20 tot 30 jaar of levenslang 5jaar indien met minder strafbaar
3.3. Nietigheden Men vroeg zich af of het niet nuttig was om een speciale procedure in te voeren mbt afhandeling van nietigheden. Dus Voorstel om de nietigheden buiten jury om kunnen regelen (preliminaire zitting of KI) o Als er in het hof debat ontstond over de nietigheid, dat heel dat debat over de nietigheid zich ontspon voor de jury. En dat is niet gezond want al zegt men dat dat bewijs moet worden geweerd, de jury weet waarover het gaat en je kan dus niet uitsluiten dat dat mee een rol gaat spelen o Men heeft echter alles bij het oude gelaten
Men heeft wel art. 235 bis, §5 Sv. gewijzigd: de notie ‘openbare orde’ is verdwenen. Zuivering van nietigheden impliceert dat de middelen die aan het oordeel van de KI zijn onderworpen, niet meer kunnen worden opgeworpen voor de vonnisrecht. Maar die regel van de uitputting van de debatten geldt voor nietigheden, maar niet voor de bepalingen van openbare orde. Deze konden wel nog worden opgeworpen later. Nu niet meer. Andere nietigheid moet worden ingevoerd in limini litis. Nietigheden die pas nadien zijn ontstaan moeten voor het HvA worden aangevoerd. Dit is een gemiste kans want met de preliminaire zitting had men de kans om die nietigheden daar al te evacueren buiten de jury om. 3.4. De collegiale samenstelling van het hof : is behouden Dit blijft dus de rechters blijven met 3 (dus 2 assessoren worden niet geschrapt, want als je dat schrapt dan kunnen die 2 rechters uit eerste aanleg gewoon verder werken en worden die niet weggehaald van hun hof)
Voorzitter Assen en twee rechters uit Rechtbank eerste aanleg Bijzitters en assessoren worden toch door de assisenvoorzitters bekeken als een belangrijke aanvulling. Gezond en goed dat de voorzitter steun krijgt van die assessoren
84
CDP
4. VOORAFGAANDE PROCEDURE: geen structurele veranderingen, wel inhoudelijk 1. Gezworenen (lijst van vier jaar) Het aantal gezworene Heeft men bij 12 gelaten dus niet verlaagd Leeftijd Men heeft wel de leeftijd gewijzigd. Vroeger 30 minimum en 60 maximum. Maar dit was geen afspiegeling meer van de maatschappij. De leeftijd is nu maximum 65 jaar (kan dus juryleden hebben tot 69 want dat is de leeftijd dat je op de lijsten figureert waaruit de gezworene worden gekozen want om de 4 jaar worden zij uit die kiezerslijst jaar uitgekozen) en min 28 jaar (gespiegeld voor leeftijd magistratuur want je moet voldoende maturniteit hebben om een persoon te veroordelen en in de gevangenis jaren te laten opsluiten) Strafrechtelijke antecendenten gewijzigd Geen strafrechtelijke veroordeling hebben gehad tot meer dan 4 maanden (zelfs met uitstel) of een werkstraf met meer dan 60 uur o Werkstraf is redelijk recent en stond er dus nog niet in o Je moet ergens de grens leggen dus het kan zijn dat 4 maand celstraf met uitstel niet ernstig was of dat je niet zo een slechte burger bent dat je moet van dat recht uitgesloten te worden, maar je moet ergens de lijn trekken 2. Moraliteitsonderzoek verplicht (art. 62quater Sv.) Dit is het moraliteitsonderzoek van de beschuldigde niet van de juryleden. Vroeger was dit niet verplicht, maar gebeurde in de praktijk wel bijna altijd. 3. Preliminaire zitting: opstellen lijst van de getuitgen: dit is nieuw Doel: Alleen de partijen en de voorzitter zijn aanwezig. Er wordt een lijst van getuigen opgesteld die zullen worden opgeroepen. De bedoeling was dus het aantal getuigen te beperken en het proces zo zo kort mogelijk te houden want meest tijd kruipt in de defilé van de getuigen (je kan nu eenmaal niet gaan knippen in wat OM te zeggen heeft) De preliminaire zitting is nodig om de lijst van de getuigen te kunnen bepalen. Op basis van die lijst kan de rechterlijk dan de lijst opstellen. Onderscheid maken tussen de getuigen over de feiten (meestal zijn er niet zoveel) en de moraliteitsgetuigen (kunnen er wel veel zijn) omdat de lijst heel lang kan zijn en dit veel tijd in beslag kan nemen om ze allemaal op te roepen. De moraliteitsgetuigen moeten enkel vertellen over de persoonlijkheid van de getuige en niet over de feiten. Men wil vooral daar het aantal verminderen. Daarnaast moeten politiediensten die zaak gevolgd hebben moeten getuigen 85
CDP
Getuigen zijn belangrijk omdat de jury het dossier nog niet gezien heeft. Zij zien het dossier pas bij de beraadslaging (nl in het aantal uren die zij ter beschikking hebben). Er moeten dus voldoende getuigenissen zijn vooraleer men een beslissing kan nemen. Er is geen hoger beroep of cassatie mogelijk Eventueel gelasten van een BOM-controle 4. Samenstelling van de jury Minstens 2 werkdagen voor aanvang van het proces zodat men kan regelen hoe zij die weken gaan regelen waarin zij moeten zetelen (zelfstandige moet zorgen dat winkel blijft draaien, babysit…)
Wrakingen o Hieraan niet veel veranderd. OM en verdedigen mogen elk 6 wraken o Commissie Verstraeten –Frydman wou dat afschaffen maar is niet gebeurd. Zij stelde wel voor dat als het niet werd afgeschaft, het wel verplicht wel om wraking te motiveren. Dit is nog steeds niet verplicht. Niet meer dan 2/3den van hetzelfde geslacht o Genderproblematiek dringt hier dus ook door. Men wou een betere verhouding tussen de geslachten. Vroeger hield men hier geen rekening mee. Prof zegt dat als je er toch rekening mee houdt, 6/6 de beste verdeling is. o Staat expliciet in de wet o Men realiseert dat door het lot en wrakingen, de voorzitter heeft een supletief wrakingsrecht om dit op pijl te houden. En dit heeft de gewone rechter niet. o Er spelen ook andere factoren mee zoals herkomst, daar houdt men geen rekening mee o Commissie Verstraeten-Frydman was daar tegen Eedaflegging (art. 290 Sv.) Dit is niet substantieel gewijzigd Als jurylid de eed niet aflegt, kan hij strafrechtelijk worden vervolgd en tot een geldboete worden veroordeeld. Dit staat gelijk met een getuige die weigert te verschijnen. 5. PROCEDURE TEN GRONDE Voor 2000 waren er twee fasen, nu drie. Er was de fase van de schuldvraag en ingeval van schuldigverklaring een dat over de strafmaat. Dan was er de fase van de strafmaat samen met de rechters.
86
CDP
1) Beslissing over de schuldvraag Systeem van vragen blijft, eerst over het hoofdfeit en dan over elke verzwarende omstandigheid en over elke beschuldigde afzonderlijk (art. 329 en 329quater Sv.) o Is de beschuldigde schuldig aan doodslag? o Is er voorbedachte rade gepleegd? o Bv roofmoord door 3 personen. Er wordt op voorhand afgesproken geen geweld te gebruiken. Twee gaan binnen en één blijft buiten. Hoofdfeit is niet moord maar diefstal en diefstal wordt roofmoord wanneer daarbij doodslag wordt gepleegd om de diefstal te vergemakkelijken Dus de verzwarende omstandigheid (doodslag) is daar ernstiger dan hoofdfeit Dus men vroeg is A schuldig aan diefstal? Is B schuldig aan diefstal? Is C schuldig aan diefstal? Indien ja, dan vroeg men in 1 vraag voor alle drie of er sprake was van doodslag? EHRM veroordeelde België: groot verschil want diefstal zonder die verzwarende omstandigheid => je komt er vanaf op 5 jaar en anders duurt veel langer Zaak ging over een persoon die zei ik heb mee gedaan aan de diefstal en ik heb niet meegedaan aan de doodslag want ik was de vluchtauto + er was nooit afgesproken geweld te gebruiken en dus was juist doel daar te gaan stelen Daarom voor elk afzonderlijk bepalen!
Bewijsstandaard: beyond reasonable doubt = voor elke twijfel verheven Dit in tegenstelling tot vroeger ‘ innerlijke overtuiging’ Instructie aan de jury (= tekst die wordt voorgelezen aan de jury wanneer zij zicht in de beraadslagingskamer terug trekken en waarnaar ze kunnen kijken (art. 327 Sv) Waarschuwingen in verband met sommige steunbewijzen Verklaringen van de anonieme getuigen tellen leuter als steunbewijs. Een veroordeling mag niet op doorslaggevende wijze steunen op een anonieme getuigen. Dit geldt voor beroepsrechters, maar ook voor juryleden. De jury moet daaraan herinnerd worden. Jury beslist alleen over de schuldvraag (geen gemengd beraad)
Dus schuldvraag is beslissing van de jury. Er is geen tussenkomst van beroepsrechter. Deze mag ook niet binnengaan in de beraadslagingskamer. Als juryleden een technisch-juridische vraag hebben tijdens de debatten mag de voorzitter de vraag beantwoorden en binnengaan. Maar alle partijen moeten aanwezig zijn. Gaat hij alleen beginnen, komt dit zeker tot bij Cassatie (er is al cassatie over) Debat over de strafmaat is jury + hof (zonder Burgerlijke partij) 87
CDP
Beslissing van de strafmaat is dus door 15 personen Lange tijd heeft men zich afgevraagd of men geen gemengd beraad zou invoeren. Dus juryleden samen met beroepsrechter. Dit kan als voordeel hebben dat juryleden geen juridische fouten maken (bv anonieme getuigenis). Ander voordeel is dat een rechter wéét dat het fout is. Bv er wordt gebaseerd op anonieme getuigenis maar men zegt dit niet in de motivering, dan weet niemand dit. Maar tegenstanders zeiden: het is het één of het ander o Uiteindelijk heeft men dit niet veranderd.
Ter kennis brengen van het Hof dat er een beslissing is (art. 332 Sv.) (dit is een wijziging) Indien een gewone/eenvoudige meerderheid (7ja-5 nee stemmen) dan vraagt men het hof om zich over de schuldvraag uit te spreken. De drie rechters moeten dan ook beslissen en zich aansluiten. Sluiten ze zich aan is het 10 -5 en is hij schuldig. Doen ze dit niet is het 8-7 ten voordele van vrijspraak. Hier wordt het systeem plots geen zuiver juryrechtspraak systeem meer en dit is het bewijs dat de wetgever de jury wantrouwt. Indien 7-5 meerderheid => is te kleine meerderheid heb je twee mogelijkheden. Ofwel heb je vertrouwen in Assissen en wordt de kleine meerderheid gewoon gevolgd. Ofwel laat je rechters (3) een kant kiezen waardoor dan de meerderheid plots nog een 7-8 meerderheid kan worden. 2) Vervolgens beraadslaging hof en jury over de motivering: zaak taxuet Dit is de belangrijkste vernieuwing. Vroeger werden de twee fases niet gemotiveerd. Deze fase volgt onmiddellijk op de vorige. Er wordt dus na de beslissing, nog niets bekendgemaakt. Eerst gemotiveerd. Zie zaak Taxuet: De omvang van de motivering: Geen antwoord op alle neergelegde conclusies Voornaamste reden van de beslissing van de schuldvraag Opsomming van de belangrijkste bewijsmiddelen waarop beslissing is gebaseerd Zowel bij veroordeling als bij vrijspraak. Bij vrijspraak is het namelijk belangrijk voor de burgerlijke partij te weten waarom. EHRM zegt dat dit moet voor zijn recht op een eerlijk proces en rechten van verdediging. Ook indien er over de schuldvraag geen betwisting is? Prof zegt van niet.
Nieuw art. 336 Sv.: Eventueel verwijzing naar een nieuwe zitting Hof heeft die bevoegdheid nog steeds indien er sprake is van juridische vergissingen (geen vergissing over de grond van de zaak). Dit is de grote ontsnappingsclausule. De mogelijkheid
88
CDP
voor beroepsrechters om de uitspraak van de jury te vernietigen en overrulen. Ook hier weer blijkt wantrouwen van de wetgever. Enkel bij schuldigverklaringen o Stel: de jury heeft zich gebaseerd op een anonieme getuigen maar een anonieme getuigen mag slecht gebruikt worden als steunbewijs => men kan de rechter niet verplichten een vonnis te laten maken en men kan dan een nieuw assisen gaan samenstellen o Stel: voorbedachtheid werd misgeïnterpreteerd door de jury: idem o Maar niet indien rechter andere beslissing had genomen en daardoor een verbreking van de beslissing zou willen => gaat niet Bij juridische vergissingen en blijkbaar niet meer bij vergissingen over de grond van de zaak Unanimiteit van de beroepsrechters: zij moeten alle drie overtuigd zijn om een nieuwe assisenzaak te starten Rechters zijn gebonden door beslissing van de jury. Er is echter wel een ontsnappingsmogelijk. Vroeger kon de rechter verwijzen naar een nieuw assisen indien de jury zich manifest vergist had over de feiten. Dit was dus een uiterste redmiddel en werd maar zo een viertal keer gebruikt. 3) Voorlezing van de motivering 4) Nadien
Afzonderlijke debat over de strafmaat, zonder dat de burgerlijke partij aanwezig is. In het proces Degelder was hier discussie over omdat men dit discriminatoir vond. Ook deze beslissing moet worden gemotiveerd (was vroeger ook al zo) Dan wordt deze beslissing (over strafmaat) voorgelezen Zonder de jury wordt vervolgens een beslissing genomen over de burgerlijke belangen Kan een paar weken of maanden na de beslissing van de straf zijn
6. RECHTSMIDDELEN Geen hoger beroep mogelijk, ook niet na 2009 Contra: Geen voorstander van het hoger beroep want hoe moet je zo een hoger beroep beginnen organiseren? Assisen is juryRS dus eigenlijk kan je niet van juryRS naar een beoordeling van een beroepsrechter gaan Conclusie: moet dus ook juryRs zijn. Maar waarom zou die jury het beter doen dan de vorige? Het zijn wel beroepsrechters, maar ook in eerste aanleg is dit zo. In Frankrijk bestaat volwaardig hoger beroep in 2de aanleg en dat is juryRS
89
CDP
Pro: Daarnaast kan men zich afvragen waarom we alleen een eerste aanleg hebben? Bij hof van beroep is dat wel mogelijk, waarom dan geen hoger beroep bij Assisen? Zo kunnen we zoals in Duitsland een systeem in voeren maar dat vereist een hertekening van Sw en Sv Traest denkt dat we hier wel eens gaan voor veroordeeld worden door EHRM, want dubbele aanleg is onlangs supranationaal recht geworden. In Frankrijk laat men het proces opnieuw beginnen, als men in beroep gaat. Wel mogelijkheid tot verzet Men kan uitspraak doen bij verstek => dan kan Kamer van inbeschuldigingstelling over de ontvankelijkheid oordelen en indien ze oordelen dat de zaak ontvankelijk is wordt de zaak verwezen naar assisen waar een nieuwe (kortere) assisenprocedure wordt gestart
Gewone procedure van verzet (art. 187 Sv.) KI Doet uitspraak over ontvankelijkheid van het verzet Indien ontvankelijk: nieuw assisenproces
Enkel cassatie: maar dit gaat niet over feiten
Cass. aantekenen over de schuld EN het eindarrest samen (art. 359 Sv) dus twee arresten Openbaar ministerie kan nu ook beroep aantekenen tegen een vrijspraak bij Assisen art. 410Sv Cassatieberoep door de burgerlijke partij kan o Mogelijk over de burgerlijke belangen (art. 359 Sv.) o Ook kritiek op de beslissing op strafrechtelijk gebied o Maar indien men dan beslist over te gaan tot verbreken van de beslissing .Naar waar moet deze zaak dan worden verwezen want de zaak gaat enkel over de vordering van de BP dus best verwijst men naar de rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep want de jury spreekt zich toch niet uit over de burgerlijke vordering
7. CONCLUSIE o o o
o
Deze hervormingen zijn een gemiste kans tot onder andere de afschaffing van assisen. Het is al met al beperkt. De hervormingen zorgden voor de beheerbaarheid van Assisenzaken De vraag blijft wat met het hoger beroep, wanneer is dit mogelijk? In Frankrijk blijkt dat 1 op 4 in beroep gaat. Dus als het hier zou ingevoerd worden, is het niet zo dat het tot veel extra processen zou leiden. Er is ook het alternatief geopperd van beroepsrechters te laten oordelen in beroep. Maar dit eist een grondige hervorming. We zouden ook kunnen evolueren naar een college van beroepsrechters en lekenrechters samen, dit is in Noorwegen gebeurd voor de zaak Breivik. Motivering schuldvraag ingevoerd en dit is de belangrijkste hernieuwing 90
CDP
DEEL 5. MINNELIJKE SCHIKKING Of soms smalend genoemd: de afkoopwet 2 wetten in het jaar 2011: mogelijkheden gevoelig uitgebreid 1. HISTORIEK Er zijn 2 aspecten: 1. het technische aspect. 2. het ethische aspect. Dit staat zeer sterk ter discussie vandaag. Strafrecht en ethiek zijn 2 verschillende dingen, ze vallen niet noodzakelijk samen! De wet schrijft een bepaald stramien voor, dit is niet altijd gerechtvaardigd voorbeeld de minimum – en maximumstraffen. Om een straf met uitstel te krijgen, mag je een paar antecedenten hebben maar heb je teveel voorgaande straffen dan ga je geen opschorting of uitstel krijgen. De wettelijke minimumstraf, die de rechter verplicht moet uitspreken, kan nog teveel zijn. Het is niet rechtvaardig dat een bepaalde persoon die straf krijgt, maar als rechter sta je hier eigenlijk machteloos tegenover. Alles wat je uitspreekt, is effectief. Voorbeeld de minnelijke schikking, ook hier is er vaak een conflict tussen de wet en de ethiek. Ethiek is belangrijk, maar je moet dit objectiveren. Je moet niet van alles een ethisch probleem maken. Dit is vaak onnodig. 1.1 K.B. nr. 59 van 10 januari 1935 :beperkt tot politierechtbank Uit de historiek blijkt dat de minnelijke schikking niet iets “nieuws” is. De eerste vorm van eerste minnelijke schikking dateert van 1935, maar dit is beperkt namelijk tot de politierechtbank. De minnelijke schikking is het VSBG (: Verval van de Strafvordering mits Betaling van Geldsom). Er heeft nooit een recht bestaan op de minnelijke schikking. Dit is een gunst die je krijgt, je kan het gaan vragen aan de procureur. Als de procureur dit verbiedt, dan komt er geen minnelijke schikking. 1.2. VSBG (verval van straf mits betaling van geldsom) : wet van 28 juni 1984 : art. 216bis Sv. : Dit was het systeem tot 2011: beperkte draagwijdte Overtredingen en wanbedrijven: dus gevoelig uitbreiding in vgl met dat van ’35 zonder enige uitzondering. Misdaden, daden met meer dan 5 jaar gevangenisstraf, kwamen niet in aanmerking. Dit zijn er heel veel. Dit komt omdat wij het Franse systeem hebben geërfd (3 soorten misdrijven: overtreding, wanbedrijf en misdaad) en wij hebben een nieuw wetboek. Men heeft wel de techniek van de correctionalisering gecreëerd. De misdaden worden gedenatureerd tot wanbedrijven. De strafmaat zal dus voor een stuk zakken. Voorbeeld de valsheid in geschrifte (artikel 193-196 Sw.). Dit wordt bestraft met een gevangenisstraf van 5 tot 10 jaar. Dit is krankzinnig. Sinds de Wet op de Verzachtende Omstandigheden worden de misdaden verwezen naar de correctionele rechter en de maximale 91
CDP
straf wordt dan 5 jaar. In het Nederlands Strafwetboek blijkt dat de straffen lager zijn, maar in de praktijk stijgen deze omdat ze werken met strafschalen. In België zijn de straffen hoog maar we maken toepassing van de correctionalisering. Uiteindelijk komen de straffen op hetzelfde neer als in Nederland. Voorbeeld opzettelijke slagen en verwondingen (artikel 399 ev Sw). Dit kan leiden tot tijdelijke werkonbekwaamheid. De theoretische straf is boven de 5 jaar. Dit zijn feiten die onder de toenmalige wet niet in aanmerking kwamen voor minnelijke schikking. CONCLUSIE: Alles wat een misdaad was, kwam dus niet in aanmerking voor minnelijke schikking. Basis van de bestaande regeling: wel een beperking dat alleen maar kon als er nog geen rechter gevat was. Dus tijdens het opsporingsonderzoek. Heeft redelijk goed gefunctioneerd, veel gebruik van gemaakt, vooral sector wegverkeer maar ook daarbuiten. Overbelasting van de rechtbanken tegen gaan. Aanvaarde MS is verval van de strafvordering. Het dossier werd afgesloten 1.3. Wet van 10 februari 1994 : Lichte wijziging Toen wou men een strafzaak niet zonder enige reactie laten en dit zonder het strafrechtelijke systeem te belasten.
Mildering van vergoedingsvoorwaarde slachtoffer: De voorwaarden zijn dat een minnelijke schikking door het parket kan worden aangeboden als het slachtoffer volledig vergoed was. De schade moest dus volledig vergoed zijn, anders kon men geen minnelijke schikking krijgen. Moest deze voorwaarde er niet zijn, dan zou dit zeer nadelig zijn voor het slachtoffer. Het slachtoffer zou een afzonderlijke burgerlijke procedure moeten instellen om een schadevergoeding te bekomen. De houding was toen hard, zodat er geen minnelijke schikking kon aangeboden worden omdat er veel discussies waren omtrent deze voorwaarde. De niet-vergoeding was niet te wijten aan de onwil van de dader, maar men kwam niet overeen over het bedrag van de schade. o Erkenning aansprakelijkheid: geen discussie over verantwoordelijkheid dader o Betaling van niet-betwiste gedeelte. Voor het betwiste gedeelte moest men naar de burgerlijke rechter gaan, maar verantwoordelijkheid zelf kon niet meer worden betwist. Rechter moest dan oordelen over bedrag. Invoering van de bemiddeling in strafzaken ( 2de vorm van buitengerechtelijk afhandeling) Aan het systeem zelf werd er echter niet geraakt. De zaken waar een minnelijke schikking werd aangeboden en werd betaald waren nietfinanciële zaken. Dit had vooral betrekking op huis-tuinruzies. Dit systeem werkte tot 2011.
92
CDP
2. VOORGESCHIEDENIS VAN DE WETTEN In 2011 waren er 2 wetten die leiden tot een verruiming van de minnelijke schikking. Er zijn een aantal elementen die de wetgever er hebben toegebracht om deze te verruimen. De parlementaire voorbereiding was vertroebeld: 1. In de commissie financiën ingevolge de vuilbakwetten. 2. Er werd in de pers gezegd dat eigenlijk de verruiming hand in hand is gegaan met de versoepeling van het bankgeheim. Het bankgeheim is de laatste jaren sterk afgezwakt onder meer om opsporing van fraude te vergemakkelijken. De vermindering van het bankgeheim kreeg men erdoor door te beloven dat de minnelijke schikking zou verruimd worden. Echt te bewijzen is dit laatste niet. 2.1. Parlementaire bespreking (2011)
– Lange duurtijd van processen (doorlooptijd ecofindossiers ongeveer zes jaar)
–
– –
–
(doorlooptijd: begin van het onderzoek tot gerechtelijke uitspraak.) Problemen met criterium van de redelijke termijn. Dit heeft ook te maken met de complixiteit van de zaak en ook de internationale component van de zaak. Bv Luxemburg en Zwitserland hadden vroeger bankgeheim. Daadwerkelijke uitvoering van financiële sancties: bepaalde som wordt aan de staat betaald. Soms eindigden processen zonder dat er ook maar iets werd betaald. In Ecofin zaken is het niet altijd eenvoudig, zeker als het vermogen zich buiten Belgie of Europa bevindt. Ontwikkeling van strafrechtelijk beleid Als het OM meer vrijheid heeft om een MS te geven, zal het beleid veranderen. Ruimte voor de correctionele rechtbank om meer tijd en energie te investeren in betwiste zaken Nu tijd investeren in zaken die niet echt betwist worden. Zo is er nu meer ruimte voor de betwiste zaken. Consensuele herstelgerichte justitie Holle woorden in dit kader: bij verruimde ms gaat het uiteindelijk gaat het om de financieel economische zaken. Niet om het slachtoffer – individu! Het is meestal de staat, onder de vorm van de RSZ en de fiscus. Dit argument is er een beetje bijgesleurd.
2. 2. Voorgeschiedenis: – College PG “krachtlijnen voor een strategisch plan voor de modernisering van het OM”. Zeer zwaar ingezet op de ms. Redenering om: als we willen dat justitie performanter wordt, dan moeten we een paar zaken evacueren zodat er meer ruimte komt voor andere zaken. Om start van een pragmatische/managementaanpak. We kunnen deze ecofin zaken niet allemaal meer behandelen binnen een redelijke termijn. Daarom moeten er iets weg! Zodat er meer ruimte is voor andere zaken. Jaren 90 vizier justitie verruimd tot ecofin zaken. Ervoor zeer weinig, soms es een milieu zaak (witteboordcriminaliteit). Dit heeft natuurlijk gevolgen voor het systeem. De zaken in 93
CDP
de rechtbank (dit zijn niet de zaken die veel tijd vergen). Er zijn geen getuigen, soms niet altijd conclusies. Het zijn niet deze zaken die het systeem belasten. Deskundigen onderzoek, hoge complexiteit. Waarom is dat nu veel meer? Vroeger werd dat gewoonweg niet vervolgd. Er zijn nu niet meer ecofinmisdrijven. De gelegenheden zijn gewoon vermenigvuldigd. (denk maar aan de bankencrisis). Ons systeem laat zulke zaken toe, risicovolle beleggingen, dan creëer je een grenszone. Dat heeft strafrechtelijk wel zijn prijskaartje natuurlijk.
– Actieplan 2008-2009 staatssecretaris voor coördinatie fraudebestrijding Ook concluderende tot instituut van de MS
– Parlementaire onderzoekscommissie naar grote fiscale fraudedossiers : ‘mogelijkheid van akkoorden tussen administratie en belastingplichtige waardoor de strafvordering vervalt’ (één van de aanbevelingen). 3. OUDE REGELING • MS enkel voor overtredingen en wanbedrijven (verandert nu) (tot 2011 bestaan) • OM vordert enkel geldboete of geldboete met verbeurdverklaring. • Betaling van een geldsom die niet hoger is dan maximale geldboete die op misdrijf staat • Ev. afstand van goederen • Slachtoffer vergoed of erkenning van aansprakelijkheid en betaling van niet-betwiste gedeelte => bewijs moest voorgelegd worden aan de procureur. • Verval van de strafvordering • Niet mogelijk indien rechter gevat, dan was het te laat voor minnelijke schikking. Ook als onderzoeksrechter gevraagd was, MS niet mogelijk. 4. WETGEVINGSPROCES Fundamentele wijziging aan het strafprocesrecht en dit is maar gebeurd via een amendement. Onwaarschijnlijk maar dit is België. Wetten houdende diverse bepalingen (tussen kerst en Nieuwjaar en id zomer): dan moet een penalist zijn staatsblad in de gaten houden. Wetten zijn bedoeld voor punctuele zaken, details aanpassen, bedragen aanpassen, … maar toch niet voor fundamentele zaken. Niet besproken in de commissie justitie maar in de commissie financiën. Dat is er ook wat aan te zien.
•
•
Art. 84 Wet van 14 april 2011 houdende diverse bepalingen (ingevoegd bij amendement) Technische onvolkomenheid: correctionaliseerbare misdaden komen in aanmerking doch de voorwaarde van een vordering door OM van enkel een geldboete blijft bestaan. Art. 80 Sw. laat dit niet toe, enkel gevangenisstraf kan. Reparatiewet van 11 juli 2011: al een reparatiewet na 3 maanden! Technische fout gekropen in de vorige wet. Men had gezegd: de ms kan ook voor correctionaliseerbare 94
CDP
misdrijven. De voorwaarde bleef echter bestaan dat er dan pas MS als het om enkel een geldboete zou vorderen. Dan kan natuurlijk niet omdat correctionaliseerbare misdrijven minstens 1 maand gevangenis moet gevorderd worden door het om. 5. TOEPASSINGSGEBIED Indien de PdK meent dat het feit niet van die aard schijnt te zijn dat het gestraft moet worden met een hoofdstraf van meer dan twee jaar correctionele gevangenisstraf of een zwaardere straf Onder nieuwe regeling kan een ms indien de pdk voorzich zelf de afweging maakt als het misdrijf niet moet gestraft worden met een drempel van 2 j gevangenis straf. MS is dus mogelijk voor overtredingen, wanbedrijven, correctionaliseerbare misdrijven met wat strafbaar voor niet meer dan 20 jaar opsluiting. Als je dat laatste correctionaliseert dan kom je aan 3 jaar wat dus boven de limiet gaat. Deze komen er dus bij. Ofwel kon hij doen wat hij gedaan heeft ofwel met alle misdrijven op te sommen. Strikt juridisch zou dit mss wel juist zijn maar het zou meer tijd gevraagd hebben en het zou risicovol zijn, omdat bepaalde misdrijven vergeten zouden kunnen worden. Dat is toch wel een zeer grote groep? Min v Jus : juist maar het is het OM dat beslist van geval tot geval of de zaak zich daar toe leent. Aan het uitgangspunt is er niets veranderd. Het is immers geen recht! Geen recht op ms! Het is een gunst! Je kan er naar hengelen maar je hebt het niet sowieso. Als de pdk beslist dat jouw zaak daar niet voor in aanmerking komt, dan blijft dat zo. Komen in aanmerking : overtredingen, wanbedrijven en correctionaliseerbare misdaden strafbaar met niet meer dan 15 tot 20 jaar opsluiting (art. 80 Sw.) Komen niet in aanmerking : – Niet-correctionaliseerbare misdaden – Correctionaliseerbare misdaden strafbaar met meer dan 20 jaar opsluiting: wet van 1867 worden hier opgesomd. – Feiten die een zware aantasting inhouden van de lichamelijke integriteit, ongeacht de strafmaat (bemiddeling is wel mogelijk) dus ook als het minder is dan 20j. o Waarom?. Partnergeweld: juridisch vaak een ms mogelijk (lage vervolgingsgraad is een probleem). Parlementsleden niet tevreden vandaar deze uitzondering. Oorspronkelijk stond deze uitzondering er niet in o Wat is zwaar? Tja, procureur zal daar moeten over oordelen. Beetje zelfde vraag als bij AS bij vennootschappen => daar het criterium van aanzienlijke schade => wat is aanzienlijk. Uiteindelijk is bedoeling van wetgever wel duidelijk. o Geen Psychisch en moreel geweld? Geterroriseerd maar geen vinger naar uitgestoken. . Antw Minister: das juist maar morele schade is veel moeilijker in te schatten en te meten.
Gehanteerd criterium analoog aan dat van artikel 216 ter Sv. (bemiddeling) Dus parallellisme tussen 2 vormen van buitengerechtelijke afdwinging. 95
CDP
Komen dus nu in aanmerking : – Gemeenrechtelijke valsheid in geschriften art 193-196: bedoeling om iemand te bedriegen (5-10 jaar). Dit is belangrijk want bij ecofin dossiers gaat het hier bijna altijd over. Vroeger kon dit dus niet omdat het een misdaad is. Grote fraude dossier niet aanmerking voor ms. – Deelnemen aan beslissing in criminele organisatie en leidend persoon van de criminele organisatie. Niet de hele organisatie zelf. Parketten maken hier veel gebruik van. Sommige organisaties worden wel zo bestempeld door het parket maar zijn in realiteit geen georganiseerde organisatie. Traest vindt dit overkill. Als er een fraudecircuit is, dat er dan automatisch een georganiseerde organisatie is. Kwamen reeds in aanmerking : zijn steeds wanbedrijven geweest dus geen probleem. – Fiscale valsheid in geschriften: doel om fiscus te bedriegen – Witwassen – Oplichting Omzendbrief dd. 30 mei 2012: niet in bundel, wel op internet – Bij gevoelig dossier: verslag aan PG: dossier dat maatschappelijk gevoelig ligt en veel in de media komt. Dit kan een bepaalde precedentswaarde krijgen . Dan melden aan de overste, de proc generaal. – Alle ecofinfisc-zaken en sociale zaken komen in aanmerking doch akkoord van de PG is vereist Men wil vermijden dat er in het ene arrondissement de zaak zo beslist wordt, en in het andere arrondissement op een andere manier. En vermijden dat substituten op lager niveau (eerste aanleg) vrij zouden omspringen met de ms – Indicatieve lijst gevoegd bij omzendbrief dd. 30 mei 2012 (bijlage bij de omzendbrief wanneer een ms kan aangeboden worden en wanneer niet) bijvoorbeeld weerspannigheid, ja tenzij er sprake is van geweld met zwaarwichtigheid. Abortus buiten de limieten => neen; verkrachting => neen; bigamie => neen; familieverlating => neen. Onopzettelijke doding ook niet! Bijvoorbeeld ten gevolge van een verkeersongeval. Onopzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel => neen; schuldig verzuim => neen (eigenaardig want de straf is maar 2j). belaging => ja 6. VOORSTEL VAN DE PDK 6.1. Bedrag van de geldsom: – Minimum van 10 euro wordt opgeheven – Fiscale/sociale misdrijven : 10 (natuurlijke personen) of 15 (rechtspersonen) % van de ontdoken belasting/bijdrage (Omzendbrief Min. Just. En college PG’s dd. 30 mei 2012) 96
CDP
=> dit is een aanbeveling, heeft geen kracht van wet. De belasting zelf dient men dus te betalen + die boete.. – Proportionaliteitsvereiste wordt ingevoerd – Maximum blijft de in de wet voorziene boete, je kan nooit meer krijgen dan bij een vonnis 6.2. Termijn van betaling: – 15 dagen tot 3 maanden – Verlenging mogelijk wegens bijzondere omstandigheden – Verkorting mogelijk met instemming verdachte: 15d in gekort tot bv 3d. Als de zaak bijvoorbeeld voorkomt binnen 3 dagen, dan kan je inkorten om op de inleidingzitting naar de rechter te stappen met een akkoord. 6.3. Afgifte of afstand van in beslag genomen goederen of vermogensvoordelen (denk aan het kopen van een lamborghini die je hebt gekocht met het ‘foute’ geld) (betreft vermogensvoordelen uit art. 42.3° Sw.) Het woord vermogensvoordelen is nieuw. 6.4. Verjaring : – Voorstel gaat gepaard met onderhandelingen. Daarom: PdK en verlenging stuiten verjaring – Nochtans geen daad van onderzoek of vervolging – Schorsing van de verjaring logischer (in de wet staat een stuiting wat dus fout is), maar ja.. gemaakt door commissie financiën . Waarom is dat logischer? Zolagn de PG een voorstel (bv betalingstermijn 3 maanden) doet ligt het dossier stil. Je moet wachten tot de termijn is verstreken. In de voorbereidende werken heeft men bedoeld dat door de termijn van de betaling de verjaring niet meer ver loopt. 6.5. Omschrijving in tijd en ruimte van precieze feiten waarvoor de betaling voorgesteld wordt Omdat er later geen betwisting mag ontstaan voor welke precieze feiten de betaling wordt voorgesteld (in tijd en ruimte) 7. TEMPOREEL TOEPASSINGSGEBIED
•VSBG
ook mogelijk “wanneer de onderzoeksrechter met een onderzoek is gelast of wanneer de zaak reeds bij de rechtbank of het hof aanhangig is gemaakt,…, voor zover er nog geen vonnis of arrest is uitgesproken dat kracht van gewijsde heeft verkregen” •Tijdens GO, procedure eerste aanleg, procedure hoger beroep of cassatie. Kan dus tijdens de gehele procedure.
97
CDP
Wetgever heeft zich vergaloppeerd. Tijdens gerechtelijk onderzoek dus ook een ms. Onderzoeksrechter moet enkel onderzoeken, hij is geen rechter ten gronde. In principe overeenstemming, maar als dit voor de voorzitter gebeurd, dan is dat moeilijker. Je berooft de mensen van hun natuurlijke rechter. Hier maak je geen onderscheid tussen een or en een echte rechter. De bedoeling was om dit te kunnen doen na het gerechtelijk onderzoek. Als het onderzoek volledig is afgesloten, voor de rechtelijke fase. Bij rechters ten gronde komt dit niet goed over. Hun zaak kan worden gestopt als er tot MS wordt beslist. Komt over alsof men het even op een akkoordje gaat gooien. En dit is natuurlijk ook niet verenigbaar met ons rechtstelsel van de rechtstaat. Voor beklaagde niet altijd positief. Als de verjaring in zicht is zal hij misschien niet willen betalen. Maar als er toch een vonnis of arrest is, heeft hij geen verjaring. Dus dilemma 8. PROCEDURE Indien GO : PdK laat zich dossier in mededeling geworden door OR – OR kan advies geven over de stand van het onderzoek (facultatief) – Geen beoordeling van de opportuniteit VSBG – Geen vetorecht Inzage van het dossier: – Op vraag van verdachte of ambtshalve (quid met een vraag van het slachtoffer?) – Inzage voor verdachte, slachtoffer en hun advocaten => iedereen over de stand van het dossier in welke staat het zich dan bevindt. – Inzagerecht indien VSBG tijdens opsporingsonderzoek? Ja Toelichting door de PdK en vervolg: – Oproeping van verdachte, inverdenkinggestelde, beklaagde, slachtoffer en hun advocaten – Toelichting van voornemen VSBG (ook in opsporingsonderzoek?) – Bepaling van feiten omschreven in tijd en ruimte – Bepaling van geldsom, kosten en goederen of vermogensvoordelen waarvan afstand of afgifte dient te worden gedaan. – Bepaling van termijn binnen dewelke verdachte en slachtoffer tot een akkoord kunnen komen over de schade en de schadevergoeding – Indien akkoord wordt dit in PV geacteerd door de PdK – Indien geen akkoord : toepassing van §4 -> vervolging
Positie van sociale en fiscale administratie: 98
CDP
– Belastingen, sociale bijdragen en intresten dienen te zijn betaald, pas dan is minnelijke schikking mogelijk. – Administratie dient in te stemmen met VSBG • Inmenging in vervolgingsbeleid van het OM (dat is eigenlijk niet verantwoord). Administratie zal natuurlijk geen goedkeuring geven als de belastingen niet betaald zijn. • Vetorecht dat private slachtoffers niet hebben (als wij slachtoffer zijn, dan heeft men geen instemming nodig van ons. Oneerlijk dus => Traest verwacht dat dit nog voor het grondw hof kan gebracht worden.) Je kan zeggen het nadeel dat RSZ en fiscus leiden, identificeert zich met het algemeen belang. Het is maar zeer de vraag als ze daarvoor een vetorecht moeten krijgen.. Geen schending gelijkheidsbeginsel GWH februari 2013??? Gevolgen betaling: – Strafvordering vervalt – Geen effect op de strafvordering en de burgerlijke vordering tegen mededaders of medeplichtigen: je kan perfect als pdk een ms maken met een dader maar niet met een mede dader. Soms kiest men ervoor de kleine garnalen een ms voor te stellen, maar de grote bonzen voor de rechtbank te dagen. – Hoofdelijkheid tussen mededaders en medeplichtigen blijft bestaan. 4 daders, 1 brave dader, ik wil ms, pdk zegt: ok, maar de schade moet betaald zijn hé. Hoofdelijk, dus de schade aangericht door de 4. Je moet dus heel de schade betalen aan je slachtoffer en niet je mededaders. Je kan je partners overtuigen, maar dat lukt veelal niet. (kijk es naar 1251 BW). Het slachtoffer heeft immers niet te maken met wat er onderling bedisseld wordt. Jij betaalt dus alles, wel eventueel regres o.b.v. 1251 BW. Kennisgeving aan de gevatte rechter: PdK of PG geeft onverwijld kennis aan de rechter • Politierechtbank • Correctionele rechtbank • Hof van beroep • Hof van Cassatie • Onderzoeksrechter (en onderzoeksgerechten) OM vordert voor de rechter de vaststelling van het verval van de strafvordering (igv van GO de raadkamer of de KI) Het is niet door de ms dat de strafvordering vervalt, het moet wel nog vast gesteld worden door de rechter. Controle van de rechter: Rechter mag zich niet uitspreken over de opportuniteit. Hij kan enkel nagaan of de wet is nageleefd! Kwam dat misdrijf wel in aanmerking? Etc… = wettelijkheidscontrole, geen oppurtiteitsontrole!
formele toepassingsvoorwaarden van §1 eerste lid 99
CDP
Misdrijf vatbaar voor VSBG? • Geen zware aantasting van lichamelijke integriteit? • Voorstel VSBG ter controle voorgelegd (geen controle van de proportionaliteit)? Is het slachtoffer wel vergoed. Heeft de dader de schikking aanvaard? Is slachtoffer vergoed (of minstens erkenning aansprakelijkheid en betaling nietbetwiste deel)? Ev. Akkoord fiscale of sociale administratie? Schriftelijk akkoord moet in dossier zitten (formele toepassingsvoorwaarde •
Beslissing van de rechter – Stelt verval van de strafvordering vast als aan alle voorwaarden is voldaan. Hij mag zelf geen oordeel vellen als de voorwaarden vervuld zijn – Hoger beroep mogelijk. Als aan de voorwaarden niet is voldaan. Bij mislukking van VSBG – Als de onderhandelingen niet lukken, is er geen ms. Dan is er ook geen verval van strafvordering en loopt de procedure door. – Vertrouwelijkheid van documenten en mededelingen gedaan tijdens overleg – Geen gebruik in enige procedure (burger, straf en tuchtrechtelijke procedure) Onderhandelingen kunnen pas slagen als er een vertrouwen is. – Niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis De uitbreiding is in de eerste plaats van de overheid een pragmatische keuze geweest namelijk de economische crisis is daar ook niet vreemd aan. Men zegt dat al het geld dat de staat is misgelopen en dat we op die manier kunnen recupereren en terug naar België brengen. Het belangrijkste is dat het geld naar België komt, de manier waarop dat gebeurt doet er eigenlijk niet. de klassiek strafrechtelijke procedure in ecofin dossier niet verloopt hoe ze zou moeten lopen. Ze zouden beter hier energie insteken dat deze dossiers sneller verlopen. De wetgever wou een onmiddellijk oplossing. Maar men moet iets doen aan de gerechtelijke achterstand bij dat soort procedure. Als de doorlooptijd van ecofindossiers van 6 jaar kan gereduceerd worden door 3 jaar is dit al een grote stap. Reader bevat publicaties met kritiek. Traest denkt dat de wetgever te ver gegaan is, maar de parketten zullen waarschijnlijk toch geen gebruik er van maken. OR zijn er duidelijk sterk tegen gekant. OR hebben het bij het verkeerde eind, want zij zijn geen vonnisrechter. Het is natuurlijk niet leuk, als dat gebeurt, halfweg je onderzoek. Anderzijds heb je toch de vast stelling dat er toch enige genoegdoening is. De staat wordt er ‘beter’ van. Kritiek: tis klassenjustitie: geen geld, geen minnelijke schikking. Als je geen rijbewijs hebt, dan kan je het ook niet afgepakt worden. Moet je het daarom niet toepassen voor de anderen. Als je nu geflitst wordt, met je schamele roestbak of met een jaguar, dat doet er niet toe. Het bedrag blijft € 50. Weegt dat allemaal zwaar genoeg voor het niet toepassen van de wet? MS IS GEEN STRAF/SANCTIE 100
CDP
Examen: mondeling met schriftelijke voorbereiding. Wetgeving meenemen Voorbeeld: -
-
-
-
Algemene theoretische vragen Bv. Bespreek de persvoorlichting door een advocaat die lid is van de orde van Vlaamse Balies (art. 28 quinquies 4 .. en het reglement) Specifieke theoretische vragen Heeft de advocaat steeds zijn toestemming nodig van de cliënt om persmededelingen te doen in de fase van het vooronderzoek in strafzaken? Vergelijkingsvraag Bv. Persvoorlichting voor de pdK obv van bepaling Sv en persvoorlichting van de advocaat obv bepaling Sv Redeneervraag: bv is in een democratische rechtsstaat het idee van een absoluut beroepsgeheim gerechtvaardigd?
101
CDP