Antwoorden opgaven Ondernemings- en Sociaal recht
Deel 1 Ondernemingsrecht Hoofdstuk 1
Bedrijf en onderneming
1.1
De Keizer zal moeten betalen, het handelsregister is heilig. Art. 18 Hrgw. HR 2 januari 1953 (Sanders/Visser) en HR 3 februari 1984 (Damen/Geho). NB: art. 18 lid 4 sub a HRW bepaalt dat art. 18 HRW niet van toepassing is op art. 29 WvK. Dit wel echter niet zeggen dat de HRW (en de inschrijving van de vof op grond van de HRW) niet van toepassing is. Art. 29 WvK is in zoverre een specialis dat als de vof in het geheel niet is ingeschreven, het bepaalde van art. 29 WvK geldt ongeacht enige andersluidende bepaling in de HRW.
1.2
Art. 2:24a BW. Art. 2:406 BW.
1.3
Antwoord c is juist. Art. 6:225 lid 3 BW.
1.4
Ja. Art. 6:234 lid 1 sub c BW.
1.5
De (meerzijdige) conflictregel geeft aan welk (nationaal) rechtsstelsel van toepassing is op een internationale casus. De spil van de meerzijdige conflictregel wordt gevormd door de aanknopingsfactor. Dit kan zijn de woonplaats van de karakteristieke prestant (meestal de verkoper), of bescherming (van de consument). Hoofdstuk 2
Vennootschap onder firma
2.1 a Albert ontvangt €5.000, Bastiaan €2.500 en Carel €2.500. Art. 7A:1670 BW b Ieder ontvangt evenveel. Art. 7:815 lid 1 NBW. 2.2
De vennoten zijn verplicht om de vof in te schrijven (art. 23 WvK). Verzuimen zij dit te doen, dan kan de vof geen beroep doen op doeloverschrijding (art. 17 lid 2 WvK) en geen beroep doen op overschrijding van vertegenwoordigingsbevoegdheid (art. 17 lid 1 WvK). De vof zal dan steeds gebonden zijn (art. 29 WvK) en daarmee alle vennoten hoofdelijk mede verbonden zijn voor de schuld (art. 18 WvK).
2.3
Art. 1, 15 en 16 WvK.
2.4
De beherende vennoten zijn nu ook failliet: art. 18 WvK. De stille vennoot is zijn inbreng kwijt, art. 20 lid 3 WvK.
2.5
De openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid. De openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. De stille vennootschap, maatschap. Hoofdstuk 3
Rechtspersonen
3.1 a Ja. Hoewel art. 22 WvK voorschrijft dat de vof bij akte wordt aangegaan, bestaat deze toch bij het ontbreken van een akte. b Nee. Art. 2:4 lid 1 BW. De bv is rechtspersoon en zelf(standig) drager van rechten en plichten. Dit brengt met zich dat er geen onduidelijkheid mag bestaan over het bestaan van de rechtspersoon. In geval van een vof, geen rechtspersoon, is een vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vof (en dat zou hij ook zijn als hij namens zichzelf handelde).
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
1
3.2
Zes. Art. 2:19 BW.
3.3 a Geen. Art. 2:30 lid 1 BW. b De ava. Art. 2:44 lid 2 (jo art. 2:40 lid 1 BW). 3.4
Dat de leden of oud-leden niet hoeven bij te dragen aan een tekort van de coöperatie. Verhaalsmogelijkheden voor crediteuren zijn dus bij een dergelijke coöperatie kleiner dan bij een coöperatie BA of WA. Art. 2:56 lid 1 BW.
3.5
Nee. Handelingsonbekwaamheid speelt niet bij organen van rechtspersonen. Rechtshandelingen van minderjarigen zijn in beginsel vernietigbaar, maar dit is ter bescherming van de minderjarige. In dit geval is niet de minderjarige bestuurder gebonden, maar de stichting. Het is aan de stichting om te kiezen wie zij als bestuur(der) wil aanstellen. Art. 2:291 lid 1 BW. Art. 3:63 lid 1 jo 3:66 lid 1 jo 3:78 BW. Hoofdstuk 4
Nv en bv (oprichting en vermogen)
4.1
Art. 2:203 BW.
4.2
€900.000. Van het maatschappelijk kapitaal moet immers 20% van de aandelen bij de oprichting zijn geplaatst (art. 2:67 lid 4 BW), bij het nemen waarvan op dat moment ten minste 25% dient te worden gestort (art. 2:80 lid 1 BW).
4.3
Art. 2:195 lid 1 BW.
4.4
Aandeelhouders zijn postconcurrente crediteuren. Alleen uit de vrije reserves een mogen zij een uitkering ontvangen, art. 2:178 lid 3 jo 2:216 lid 2 BW.
4.5
Slechts onder de voorwaarden genoemd in art. 2:207 BW, zulks ter bescherming van de crediteuren van de bv. Het verkrijgen van (alle) niet volgestorte aandelen zou immers betekenen dat de bv geen eigen vermogen heeft. Niet-volgestorte aandelen zijn immers, evenals het maatschappelijk kapitaal en het Wereldtijdschrift voor handel, industrie en nijverheid, slechts bedrukt papier. Hoofdstuk 5
Nv en bv (organisatie en structuur)
5.1
In beginsel kan dit niet. Een uitzondering wordt gevormd door de situatie dat het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd: art. 2:114 lid 2 en 2:224 lid 2 BW.
5.2
Antwoord b is juist. Deze beperking van de vertegenwoordigingsmacht is niet toegelaten: art. 2:240 lid 2 BW. Dat deze beperking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (art. 2:6 lid 2 BW) doet daaraan niet af. De bv is partij en gebonden.
5.3 a Ja. Art. 2:192 BW. b Nee. Bijvoorbeeld art. 2:248 en 2:249 BW. 5.4 a Nee. Art. 2:140 lid 1 BW. b Ja. Art. 2:158 lid 1 BW. 5.5
2
Een aandeelhouder heeft twee rechten: stemrecht in de ava (en daarmee zeggenschap over de nv) en recht op dividend (winstuitkering), art. 2:118 en 2:105 BW. Een vijandige overname zou kunnen geschieden door op grote schaal aandelen op te kopen. Door certificering (Lat. certem facere, zeker maken) kan dit worden voorkomen, als de zittende aandeelhouders meewerken. Hierbij worden de aandelen overgedragen (art. 2:86 BW) aan een stichting die in ruil voor het aandeel een certificaat uitreikt. Dit certificaat belichaamt de winstgerechtigdheid (aanspraak op dividend). De zeggenschap (stemrecht) bevindt zich na certificering bij de stichting, meestal met eenzelfde bestuur als de nv.
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
Hoofdstuk 6
Intellectuele eigendom
6.1
Overeenkomsten binden alleen partijen. Ieder ander die ervan weet krijgt, is aan de geheimhoudingsverklaring niet gebonden en kan de stof/het product namaken en het op de markt brengen. Een octrooi is een absoluut recht dat door iedereen moet worden gerespecteerd. Een nadeel van een octrooi is dat de kennis moet worden gedeeld (opschriftstelling van het procedé en publicatie) en kostbaar is om in stand te houden.
6.2
Een licentie (Lat. licet = het is geoorloofd) staat een ander dan de gerechtigde toe om handelingen te verrichten met behulp van het octrooi die in beginsel zijn voorbehouden aan de gerechtigde zoals vervaardiging en verkoop (art. 53 lid 1 ROW). Een licentie ontstaat op de wijzen als genoemd in art. 56 lid 2 ROW, gewoonlijk bij overeenkomst.
6.3
Zolang hij wil en mits hij de verschuldigde rechten betaalt: art. 2:9 BIE.
6.4
Ja. Art. 3.17 lid 4 BIE.
6.5
In beginsel mag hij dat. Dit is slechts anders als hierdoor verwarring bij het publiek te duchten zou zijn (art. 5 HNW). Hoofdstuk 7
Faillissement en surseance van betaling
7.1
Het vonnis waarbij de schuldenaar in staat van faillissement wordt verklaard is uitvoerbaar bij voorraad (art. 4 lid 5 Fw).
7.2
50%. Art. 145 Fw.
7.3
Nee. Art. 195 Fw.
7.4
Nee. Art. 214 lid 4 Fw.
7.5
Dan verkeert hij van rechtswege in staat van faillissement zodra het vonnis van de rechtbank waarbij de schuldsaneringregeling is beëindigd in kracht van gewijsde is gegaan. Art. 350 lid 5 Fw. Hoofdstuk 8
8.1
Bewijs en procesrecht
Dan zal de rechter daarover geen oordeel uitspreken, althans niet in een vonnis: art. 24 Rv. Het is aan partijen om de omvang van hun geschil te bepalen.
8.2 a De regels van de absolute competentie, art. 42 Rv, zijn van openbare orde en het staat partijen dan ook niet vrij om daarover andersluidende afspraken te maken (met rechtsgevolg). b Hier is een forumkeuze in beginsel wel toegestaan, maar zie art. 180 lid 2 Rv voor wat betreft de kantonrechter en ook art. 6:236 sub n BW. 8.3
Dat je de rechter moet meekrijgen. Hij wint de zaak die de rechter meekrijgt, art. 152 lid 2 Rv.
8.4
De conservatoir beslaglegger dient verlof te hebben verkregen voor het leggen van het beslag van de president van de rechtbank en hij dient in de regel binnen acht dagen na de beslaglegging tot dagvaarding over te gaan, op straffe van verval van het beslag, art. 700 Rv.
8.5 a Ja, voor zover een partij zich daarop beroept, art. 1022 lid 1 Rv. b Ja, art. 1023 Rv. c Ja, maar voor de tenuitvoerlegging is nog een exequatur van de president van de rechtbank vereist; dit betreft slechts een formele of marginale toetsing, de zaak wordt niet opnieuw behandeld, art. 1062 Rv. Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
3
Hoofdstuk 9
Bestuursrecht
9.1
Het beginsel van concrete belangenafweging, ook wel genoemd het verbod van willekeur, art. 3:4 lid 1 Awb.
9.2
Toezicht, bestuursdwang, last onder dwangsom. Hoofdstuk 5 Awb. Over enige tijd zal hieraan de administratieve boete worden toegevoegd.
9.3
Ja, de buurman mag zijn bouwwerkzaamheden voortzetten. Art. 6:16 Awb. Als u wilt dat aan uw bezwaarschrift schorsende werking wordt verleend, dient u een verzoekschrift met die strekking te richten aan de president van de rechtbank: art. 8:81 lid 1 Awb.
9.4
Tegen besluiten op de negatieve lijst, opgenomen in de bijlage bij de Awb, staat geen beroep open. Art. 8:5 Awb.
9.5
Art. 8:72 lid 4 Awb. De rechter zal hiermee uiterst terughoudend dienen te zijn, maar de rechtbank kan bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het aangevochten besluit. Regel is dat de rechter een besluit vernietigt en het bestuursorgaan opdracht geeft een nieuw besluit te nemen, indien de rechtbank van oordeel is dat een beroep gegrond is. Hoofdstuk 10
Europees recht
10.1 De Europese commissie, art. 211 EG. 10.2 Door middel van een Richtlijn, art. 249 EG. Deze Richtlijn moet worden geïmplementeerd in nationale regelgeving (en mag niet krachteloos worden gemaakt door latere nationale regelgeving). 10.3 Art. 234 EG. Als het gaat om de uitleg van Europees recht – dat steeds prevaleert boven nationale regels, art. 10 EG – moet de hoogste nationale rechter een (bindende) uitleg vragen over dat Europees recht aan het Hof van Justitie. 10.4 Op de eerste plaats is dat de Commissie, art. 85 lid 1 EG. Ook de NMa houdt toezicht: art. 88 Mw. 10.5 Nee. Zij zijn alleen van toepassing op aanbestedingen door (semi-)overheden boven een bepaald drempelbedrag (> 5 miljoen).
Deel 2 Sociaal recht Hoofdstuk 11
Arbeidsrecht
11.1 Nee, dit mag ook mondeling. Door invoering van art. 7:653 BW is de werkgever wel verplicht vooraf schriftelijk informatie te verstrekken aan de werknemer. 11.2 De volgende overeenkomsten tot het verrichten van arbeid kunnen worden onderscheiden: – de arbeidsovereenkomst; – de overeenkomst tot aanneming van werk; – de overeenkomst van opdracht. 11.3 Bij de omschrijving van de begrippen inspannings- en resultaatsverbintenis dient men naar het einddoel te kijken. Bij een inspanningsverbintenis behoeft het einddoel niet bereikt te worden (of het kan mogelijk niet bereikt worden). Men behoeft zich slechts moeite te getroosten. Bij een resultaatsverbintenis dient het overeengekomen resultaat te worden geboekt.
4
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
11.4 a Naast werknemerschap dienen in de arbeidsovereenkomst ook persoonlijke arbeidsverrichting, loonbetaling en gezagsverhouding voor te komen. b De gezagsverhouding is het belangrijkste element. 11.5 Een concurrentiebeding kan alleen schriftelijk met een meerderjarige werknemer worden aangegaan. Hoofdstuk 12
Rechten en plichten
12.1 Te late melding van ziekte leidt tot een later ingaan van een eventuele WAO-uitkering en dus tot een langere eigenrisicoperiode voor de werkgever. 12.2 Indien een werkgever ten gevolge van een staking niet in staat is gebruik te maken van de arbeid van de werkwillige, dan heeft deze werkwillige in principe geen recht op loon. Ligt de staking in de risicosfeer van de werkgever (wilde actie van een kleine groep werknemers die het karakter heeft van een protest) dan is de werkgever wel gehouden het loon door te betalen. 12.3 Indien de werknemer de werkzaamheden niet naar beste vermogen verricht, pleegt hij (indien hem dat kan worden aangerekend) wanprestatie. Men onderscheidt het veroorzaken van schade aan de goederen van de werkgever of aan de goederen van derden. In beide gevallen is de werkgever aansprakelijk, tenzij het veroorzaken van de schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Hoofdstuk 13
Einde van de arbeidsovereenkomst
13.1 Het betreft een onregelmatig gegeven ontslag. De werknemer kan een volledige of gefixeerde vergoeding vragen. 13.2 Bij ontslag met wederzijds goedvinden behoeft geen opzegtermijn te worden gehanteerd. Het niet in acht nemen van een opzegtermijn kan door het UWV gezien worden als een benadelingshandeling. 13.3 Ontslag op staande voet dient aan de volgende eisen te voldoen: – Er moet sprake zijn van een dringende reden. – Het ontslag dient onverwijld na het constateren van de dringende reden te geschieden. – De dringende reden dient meteen na het constateren ervan, onverwijld aan de wederpartij te worden medegedeeld. – De dringende reden moet zowel objectief als subjectief blijken. 13.4 Er zijn twee mogelijkheden om het ontslag op staande voet aan te vechten: – de BW-weg, waarbij de opzegging geaccepteerd wordt, maar een schadevergoeding wordt gevraagd; – de BBA-weg, waarbij nietigheid van het ontslag wordt ingeroepen. 13.5 De maximale opzegtermijn bij faillissement is zes weken. Eventueel kan deze termijn door de overgangsregeling verlengd worden tot maximaal negentien weken (bij werknemers die op 1 januari 1999 ouder waren dan 45 jaar). Hoofdstuk 14
Regelingen rond de arbeidsovereenkomst
14.1 De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt over het algemeen door het verstrijken van die bepaalde tijd. 14.2 Er kunnen diverse cao’s worden onderscheiden, zoals reguliere cao, onderwerp-cao, ondernemings-cao, bedrijfstak-cao, standaard-cao, minimum-cao en de cafetaria-cao.
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
5
14.3 De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan een cao algemeen verbindend verklaren. 14.4 – Obligatoire of horizontale bepalingen zijn de bepalingen die gelden tussen de contracterende partijen. – Diagonale bepalingen zijn de bepalingen die het mogelijk maken dat een lid van een werkgeversvereniging door een vakbond wordt verplicht tot naleving van de cao-bepalingen die deel uitmaken van de cao die door de vakbond en de werkgeversvereniging is afgesloten. – De normatieve bepalingen vormen het eigenlijke motief voor het cao-overleg. Het zijn de gewenste arbeidsvoorwaarden die uiteindelijk in de nieuw tot stand te komen cao worden vastgelegd. Deze arbeidsvoorwaarden zullen binnen elke arbeidsovereenkomst van de aangesloten leden gaan gelden. 14.5 De Wet melding collectief ontslag legt de werkgever in geval van een voorgenomen ontslag van twintig of meer werknemers binnen drie maanden de verplichting op zowel het UWV WERKbedrijf als de werknemersorganisaties op de hoogte te stellen. Hoofdstuk 15 15.1 – – – –
Sociale zekerheid
Jansen is grootaandeelhouder en derhalve niet verzekerd. De Bruin en Hendriks zijn beiden verzekerd voor ZW, WW, WIA en WAO. Keizer is ouder dan 65 jaar en dus niet verzekerd. Kortman werkt in loondienst bij de bv. Het doet er niet toe voor hoeveel dagen of uren zij is verzekerd voor ZW, WW, WIA en WAO.
15.2 a Bezwaar, beroep en hoger beroep. b Na afgifte van een beslissing (primaire beslissing genoemd) door de uitvoerende instantie heeft de belanghebbende gedurende zes weken de gelegenheid een bezwaarschrift in te dienen bij die uitvoerende instantie. Als de belanghebbende het niet eens is met de beschikking op bezwaar, bestaat binnen zes weken de gelegenheid om een beroepschrift in te dienen bij de Sector bestuursrecht van de rechtbank. Binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak van de rechtbank bekend is gemaakt, dient hoger beroep te worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. 15.3 Bij resultaat uit overige werkzaamheden kunnen de opdrachtgever en de opdrachtnemer ervoor kiezen om de arbeidsrelatie aan te merken als een fictieve dienstbetrekking. Deze keuzemogelijkheid wordt opting in genoemd. 15.4 De looptijd van alle verklaringen arbeidsrelatie is maximaal één kalenderjaar. Hoofdstuk 16
Arbeidsongeschiktheid
16.1 Een verzekerde wordt arbeidsongeschikt geacht als hij wegens ziekte of gebrek ongeschikt wordt voor zijn werk, of indien hij zijn werk wegens mogelijke schade voor zijn gezondheid niet naar behoren kan verrichten. 16.2 Gedurende een bepaalde tijd na afloop van de verzekering kan alsnog aanspraak op een ZWuitkering worden gemaakt (de ZW-verzekering ‘werkt na’) mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1 Een ‘voorheen verzekerde’ wordt binnen een maand arbeidsongeschikt na een periode van twee maanden onafgebroken verzekering (die periode mag maximaal onderbroken zijn door zeven dagen van niet-verzekerd zijn). 2 Een ‘voorheen verzekerde’ wordt binnen acht kalenderdagen na het einde van de verzekering arbeidsongeschikt, mits hij in de twee maanden voor het einde van de verzekering ten minste 16 dagen verzekerd is geweest. 16.3 De werkgever is primair verantwoordelijk voor zowel ziektepreventie, begeleiding als herplaatsing van zijn zieke werknemers. 6
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
16.4 a De man van Anja is statutair directeur van de bv, waarin Anja werkzaam is. De bv-vorm en de relatie man-vrouw verhinderen geen verzekering werknemersverzekeringen. b Anja krijgt een uitkering in het kader van de Wet arbeid en zorg. 16.5 a Er is sprake van nawerking van de ZW. Visser wordt binnen één maand na beëindiging van de verzekerde werkzaamheden ziek. Hij valt dan ook onder het vangnet van de ZW. b Hij heeft recht op een ‘normale’ ZW-uitkering ten bedrage van 70% van het (gemiddeld) laatstverdiende loon. Hoofdstuk 17
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
17.1 De WIA heeft als doel verzekerden die arbeidsongeschikt worden toch zo veel mogelijk aan het werk te houden (‘werk boven uitkering’) en daarmee het beroep op een uitkering terug te dringen. Daarnaast beoogt de WIA een inkomensbescherming te bieden aan werknemers die, ongeacht de oorzaak, volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn geworden. De WIA kent twee soorten uitkering: – een uitkering voor mensen die helemaal niet meer kunnen werken, de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) en – een uitkering voor mensen die (meteen of op termijn) nog gedeeltelijk kunnen werken, de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). 17.2 Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt De verzekerde wordt volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geacht als hij ten gevolge van rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolgen van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% van het maatmanloon per uur te verdienen. Er is sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid als: – er een duurzaam verlies is van mogelijkheden tot functioneren en – er een medische en arbeidskundige situatie bestaat, waarbij op lange termijn (binnen 5 jaar) een geringe kans op herstel te verwachten is. Gedeeltelijk arbeidsgeschikt De verzekerde wordt gedeeltelijk arbeidsgeschikt geacht, als hij ten gevolge van rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolgen van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling met arbeid ten hoogste 65% van het maatmanloon per uur kan verdienen en niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. 17.3 Binnen de WIA kunnen de volgende uitkeringsrechten worden onderscheiden. 1 IVA-recht (= Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten). Een verzekerde heeft recht op een IVA-uitkering indien hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Een volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid kan zowel op medische als op arbeidsdeskundige gronden vastgesteld worden. 2 WGA-recht (= Uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten). Bij gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid ontstaat recht op een WGA-uitkering. 17.4 Het kan zijn dat een (ex) werknemer op het moment van ziek worden niet meer verzekerd is voor de WIA. Onder bepaalde voorwaarden kan dan toch nog recht op een WIA-uitkering ontstaan. Men noemt dat de 'nawerking' van de verzekering. Deze regeling komt overeen met die van de ZW. Er geldt echter een uitzondering voor WIA en WAO bij beroepsziekten. Indien de arbeidsongeschiktheid door bepaalde beroepsziekten ontstaat, dan kan nog jaren na afloop van de verzekering aanspraak worden gemaakt op een WAO/WIA-uitkering. De ziekte moet wel zijn veroorzaakt door werk waarvoor de (ex)verzekerde WAO- of WIA-verzekerd was. 17.5 Een geëindigde verplichte WIA-verzekering kan onder bepaalde voorwaarden vrijwillig worden voortgezet. Men moet zich daartoe binnen vier weken na het einde van de verplichte verzekering aanmelden voor de vrijwillige WIA. Het UWV is vervolgens verplicht om dit zonder medische keuring te accepteren. De aspirant vrijwillig verzekerde kan het verzekerde bedrag (loon) tot op zekere hoogte zelf bepalen, maar het kan nooit meer zijn dan het tot dan toe
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
7
geldende gemiddelde inkomen per dag en ook niet meer dan het maximum (premie)dagloon van €183,15 per dag. Hoofdstuk 18
Werkloosheidswet
18.1 De werknemer is werkloos. Hij verliest ten minste vijf uur per week. 18.2 De werknemer werkte 30 uur per week. Hij gaat naar 20 uur, dat is een verlies van meer dan vijf uur (tien), dus hij is werkloos. 18.3 – Het totaal van de aangetoonde uitkeringsjaren in de periode van vijf jaar noemt men het reële arbeidsverleden. – Wie voldoet aan de 4-uit-5-eis krijgt vervolgens de jaren vanaf het jaar waarin de leeftijd van 18 jaar wordt bereikt, tot en met 1997 ‘cadeau’. Dit ‘cadeau’ noemt men het fictief arbeidsverleden. – Het kan zijn dat in de 4-uit-5-periode geen vier arbeidsjaren worden bereikt, omdat een tot het huishouden behorend eigen, aangehuwd of pleegkind wordt verzorgd: Daarvoor geldt een aparte waardering. Men noemt dit het verzorgingsforfait. 18.4 a Albert heeft geen aanspraak op WW omdat hij werkzaam is conform overeenkomst van opdracht. Dit leidt niet tot verzekeringsplicht, of: is geen dienstbetrekking. b Betty heeft geen aanspraak op een WW-uitkering, omdat zij niet voldoet aan de 26 uit 36 weken eis (of referte-eis). c Cornelis heeft wel aanspraak op een WW-uitkering, omdat hij aan alle drie criteria heeft voldaan: hij is werknemer, hij is werkloos voor meer dan vijf uur of de helft van zijn arbeidsuren en hij heeft in de 36 weken voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag in ten minste 26 weken gewerkt. d Dorothea heeft geen aanspraak op WW-uitkering, omdat zij ouder is dan 65 jaar. De verzekeringsplicht en het recht op uitkering eindigen met ingang van de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt (uitsluitingsgrond WW). 18.5 a/b Carla is werkneemster en derhalve verzekerd voor de WW. Voor het recht moeten we de periode bekijken van 22- 04-2008 t/m 31-12-2008. In deze periode heeft zij exact 26 weken gewerkt en zij voldoet derhalve aan de arbeidsverledeneis. Vervolgens bekijken we de periode 1998 t/m 2008. 1998 52 loondagen (gewerkt) 1 1999 52 loondagen (gewerkt) 1 2000 52 loondagen (gewerkt) 1 2001 52 loondagen (gewerkt) 1 2002 52 loondagen (gewerkt) 1 2003 52 loondagen (verzorgingsforfait) 1 2004 52 loondagen (verzorgingsforfait) 1 2005 52 loondagen (verzorgingsforfait ) 1 2006 52 loondagen (verzorgingsforfait) 0,5 2007 52 loondagen (verzorgingsforfait) 0,5 2008 52 loondagen (verzorgingsforfait) 1 –––––– 10 jaar reëel arbeidsverleden Carla wordt 18 jaar op 19 maart 1996. Periode fictief arbeidsverleden 1996 t/m 1997 = 2 jaar. Totaal arbeidsverleden is twaalf jaar, dus één jaar loongerelateerde uitkering. Hoofdstuk 19
Enkele van belang zijnde wetten en regelingen
19.1 De WAZO is een verzamelwet voor bestaande en nieuwe verlofregelingen, zoals zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof en verlof bij loopbaanonderbreking. Ook wordt in deze wet de uitkering tijdens andere verlofvormen geregeld. 8
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
19.2 De WMM garandeert een algemeen verplicht minimumloon voor iedere werknemer van 23 tot en met 64 jaar. Daarnaast heeft deze werknemer recht op een minimumvakantiebijslag. Deze bedraagt 8% van het in het vakantiejaar uitbetaalde loon. 19.3 Voorzieningen zijn re-integratiemiddelen die het gemakkelijker maken om te re-integreren. Er zijn persoonsgebonden voorzieningen, maar ook voorzieningen die voor de werkgever zijn bestemd. 19.4 Functioneel beperkt is iemand die een uitkering op grond van de WIA (WGA), WAO, Waz, Wajong of Ziektewet (ZW) ontvangt, of naar het oordeel van het UWV of het UWV WERKbedrijf een structurele functionele beperking heeft. Hoofdstuk 20
Wet op de ondernemingsraden
20.1 Deze wet onderscheidt al naar gelang de grootte van het bedrijf, in bevoegdheden oplopend, de personeelsvergadering, de personeelsvertegenwoordiging en de ondernemingsraad. 20.2 Indien binnen de onderneming minimaal 10 maar minder dan 50 personen werkzaam zijn, is de werkgever verplicht om zijn personeel (mits geen personeelsvertegenwoordiging of ondernemingsraad is ingesteld) ten minste twee maal per jaar bijeen te roepen om aangelegenheden te bespreken die voor de onderneming van belang zijn. 20.3 Indien binnen de onderneming minimaal 10 en maximaal 50 personen werkzaam zijn, kan de werkgever op verzoek van een meerderheid van de werknemers verplicht worden een personeelsvertegenwoordiging (PVT) in te stellen. Deze komt dan in de plaats van de personeelsvergadering. 20.4 Indien binnen de onderneming minimaal 50 personen werkzaam zijn, is de instelling van een ondernemingsraad (or) verplicht. De omvang van de arbeidstijd van de werknemers is daarbij niet van belang. 20.5 Minimaal moet de personeelsvergadering worden ingesteld, of op verzoek van de meerderheid van de werknemers een personeelsvertegenwoordiging. 20.6 a/b Adviesrecht.
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
9
Antwoordsleutel voorbeeldexamen SPD Recht
Onderdeel Ondernemingsrecht Opgave 1 1
Jan Bakker heeft ongelijk; er is bij een eenmanszaak geen afgescheiden zaaksvermogen, dus zijn zijn schulden op zijn gehele vermogen verhaalbaar. Art. 3:276 BW.
2
Hans de Boer heeft ongelijk, gezien art. 29 WvK.
3
De waarde zal minstens €18.151 (18.000) moeten zijn, art. 2:178 lid 2, en er dient voldaan te zijn aan het gestelde in art. 2:204a lid 1 en lid 2 BW.
4
Een emissiebesluit wordt genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders. Art. 206 lid 1 BW.
5
De bv kan tegen haar aansprakelijkheid art. 2:7 BW in stelling brengen. Opgave 2
1
Ja, hij heeft minstens 10% van het geplaatste kapitaal en kan aan de voorzieningenrechter machtiging vragen een ava bijeen te roepen. Art. 2:220 BW.
2
Nee, Bernhard heeft geen gelijk. Art. 2:230 lid 2 BW. Uit art. 2:224 en 2:225 BW blijkt dat alleen een te korte termijn van oproepen of het niet als agendapunt opnemen ertoe kunnen leiden dat een besluit niet rechtsgeldig genomen kan worden. Uit art. 2:227 BW – iedere aandeelhouder is bevoegd de ava bij te wonen – blijkt dat ook de ongeldigheid van een oproeping de ongeldigheid van een ava meebrengt.
3
Nee. Art. 2:224 BW.
4
Door een notariële akte. Art. 2:196 BW.
5
Inschrijving in het aandeelhoudersregister. Art. 2:196a BW. Opgave 3
1
De hypotheekhouder is separatist en kan dus zijn rechten uitoefenen als ware er geen faillissement, art. 57 lid 1 Fw. Hij kan derhalve het verbonden goed uitwinnen op de wijze beschreven onder art. 3:268 lid 1 BW.
2
Gelegde beslagen vervallen en ingezette executies nemen een einde. De schuldeiser kan dus zijn executie niet voortzetten, art. 33 lid 1 Fw.
3
Ja, de curator kan dat. Hoewel de retentiegerechtigde na de faillietverklaring zijn recht van retentie behoudt, art. 60 lid 1 Fw, kan hij door de curator worden voldaan tegen afgifte van de zaak. Ook kan de curator de zaak opeisen en executeren en bij de uitdeling de voorrang van de retentiegerechtigde in acht nemen, art. 60 lid 2 Fw.
4
Ja, die mogelijkheid bestaat. De rechter-commissaris kan op verzoek van elke belanghebbende, dus ook van de curator, een afkoelingsperiode van een maand gelasten, eventueel met één maand te verlengen. Het moet dan wél gaan om goederen die in de macht van de gefailleerde zijn; de computer is niet in de macht van de gefailleerde. Tegen de retentiegerechtigde geldt deze maatregel dus niet, art. 63a Fw.
10
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
5
De curator is in beginsel bevoegd het bedrijf van de gefailleerde voort te zetten, art. 78 lid 1 jo 98 Fw. Hij heeft daartoe evenwel de machtiging nodig van de commissie van schuldeisers, of bij het ontbreken daarvan, van de rechter-commissaris. Opgave 4
1
Een concurrentiebeding kan slechts rechtsgeldig worden overeengekomen met een meerderjarige werknemer en het beding dient schriftelijk te zijn vastgelegd. Art. 7:653 lid 1 BW.
2
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan tussentijds worden opgezegd indien dat schriftelijk is overeengekomen en ieder der partijen dat recht toekomt. Art. 7:667 lid 3 BW.
3
Er is niet rechtsgeldig opgezegd omdat de daartoe vereiste, door het UWV WERKbedrijf te verlenen, ontslagvergunning ontbreekt. Art. 6 lid 1 BBA 1945.
4
Westra dient de nietigheid van het ontslag binnen zes maanden in te roepen. Art. 9 lid 1 jo lid 3 BBA 1945.
5
De bevoegde rechter in arbeidszaken is de kantonrechter (absolute competentie) waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht dan wel de kantonrechter in de woonplaats van gedaagde (relatieve competentie). Art. 93c Rv. Art. 99 lid 1 jo 100 Rv. Opgave 5
1
Het aan Karel toekomend loon waarop hij recht krijgt tijdens het faillissement is een boedelschuld (art. 40 lid 2 Fw), hetgeen wil zeggen dat aan deze vordering een zeer hoge preferentie toekomt.
2
De curator behoeft geen ontslagvergunning. Art. 6 lid 2 sub c BBA jo art. 68 Fw. Ingevolge art. 40 lid 1 Fw kan door de curator worden opgezegd met een opzegtermijn van maximaal zes weken.
3
Alleen Karel komt in beginsel voor een WW-uitkering in aanmerking. Gerard en Simon niet aangezien zij als directeuren-grootaandeelhouders niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.
4
De WW kent alleen nog maar een loongerelateerde uitkering. Voor deze uitkering, voor zover hij de basisuitkering van drie maanden te boven gaat, dient de onvrijwillig werkloze niet alleen te voldoen aan de wekeneis (26/36), maar ook aan de 4-uit-5-eis: in de vijf kalenderjaren onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin zijn werkloosheid is ingetreden gedurende ten minste vier kalenderjaren over 52 dagen of meer dagen per jaar loon hebben ontvangen.
5
Nee. Tijdens de eerste dertien weken van zijn ziekte heeft Karel (in beginsel, als voldaan wordt aan de wekeneis) recht op een uitkering krachtens de WW. Daarna, als hij dan nog ziek is, bestaat er een aanspraak op een uitkering krachtens de Ziektewet.
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
11
Onderdeel Sociaal recht Opgave 1 1
Een schriftelijke vorm is niet voorgeschreven, de arbeidsovereenkomst komt vormvrij tot stand. Bepaalde onderdelen van de arbeidsovereenkomst dienen wél op schrift te staan, zie bijvoorbeeld art. 7:655 BW.
2
Op grond van art. 7:629 lid 3 BW is Bul verplicht mee te werken aan zijn re-integratie. De werkgever kan de loondoorbetaling schorsen als Bul niet meewerkt (art. 7: 629 lid 5 BW). Voor de werkgever geldt normaliter een loondoorbetalingverplichting gedurende de eerste 104 weken van ziekte (art. 7:629 BW) als de werknemer zonder goede reden niet of niet voldoende meewerkt aan zijn re-integratie.
3
Als directeur-grootaandeelhouder komt Olivier B. Bommel niet in aanmerking voor een uitkering krachtens een der werknemersverzekeringen.
4
Van een tussentijdse opzegmogelijkheid blijkt niets uit de casus (art. 7:667 lid 3 BW). Dus ofwel ontslag op staande voet op grond van de dringende reden dat hij ongeschikt is voor zijn werk (art. 7:678 lid 2 sub b BW) ofwel ontbinding door de kantonrechter (art. 7:685 BW).
5
Het aan Bul toekomende loon waarop hij recht krijgt tijdens het faillissement is een boedelschuld (art. 40 lid 2 Fw), hetgeen wil zeggen dat aan deze vordering een zeer hoge preferentie toekomt. Voor lonen voor werkzaamheden, verricht vóór het faillissement, zijn werknemers schuldeisers met een algemeen voorrecht (art. 3:288 onder e BW).
6
Nee. De curator behoeft geen ontslagvergunning. Art. 6 lid 2 sub c BBA. (Ingevolge art. 40 lid 1 Fw kan door de curator worden opgezegd met een opzegtermijn van maximaal zes weken.)
7
Alleen Bul komt in beginsel voor een WW-uitkering in aanmerking. Olivier B. en Doddeltje niet aangezien zij als directeur-grootaandeelhouders niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.
8
In dat geval heeft Bul recht op een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (WWB).
9
Bul is ten tijde van het faillissement arbeidsongeschikt. Hij wordt door het faillissement werkloos. Vanaf de datum van het faillissement ontvangt hij een uitkering op grond van de Ziektewet (zogenoemde vangnetregeling: de loondoorbetalingverplichting is hier immers niet van toepassing). De uitkering bedraagt 70% van het laatstverdiende salaris. Na twee jaar van arbeidsongeschiktheid kan Bul aanspraak maken op een uitkering ingevolge de WIA. Opgave 2
1
De vier vereisten voor een arbeidsovereenkomst zijn: – het persoonlijk verrichten van arbeid; – betaling van loon; – er is sprake van een gezagsverhouding; – het verrichten van arbeid gedurende zekere tijd. Art. 7:610 BW.
2
Mevrouw Zwartjes heeft in casu wel een arbeidsovereenkomst gesloten met De Spooren, omdat zij de arbeid persoonlijk verricht tegen betaling van loon. Er is bovendien sprake van een gezagsverhouding, omdat zij verplicht is ten minste 4 uur per dag te werken (dus de verplichting om een minimale hoeveelheid per dag te werken) en zij één keer per week overleg moet hebben met het Hoofd Psychologische Ondersteuning. De werkzaamheden worden weliswaar grotendeels vanuit huis verricht, maar ze behoren wel tot de ‘gewone bedrijfsarbeid’.
12
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
3
Mevrouw Zwartjes krijgt tijdens haar ziekte inkomsten van De Spooren gedurende de looptijd van haar dienstverband (art. 7:629 lid 1 BW), dus i.c. tot 1 juni 2009. De hoogte van de inkomsten is ten minste 70% van het naar tijdvak vastgestelde loon, maar tot het einde van haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ten minste op het voor haar geldende wettelijke minimumloon. Indien mevrouw Zwartjes na afloop van haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nog ziek is, heeft zij recht op een ZW-uitkering. De hoogte van de ZW-uitkering is 70% van het dagloon.
4
Mevrouw Zwartjes valt wel onder de kring van verzekerden van de Ziektewet, omdat zij werknemer is in de zin van de Ziektewet (art. 20 jo 3 lid 1 ZW), als aangenomen mag worden dat er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen haar en De Spooren.
5
De bewering van de medewerker van het UWV dat mevrouw Zwartjes niet in aanmerking komt voor een uitkering, aangezien De Spooren nooit premies voor haar heeft afgedragen klopt niet, omdat zij aan de voorwaarde van ‘verzekerde’ voldoet krachtens de Ziektewet. Zij is dan van rechtswege verzekerd. (NB: voor de verzekering is geen premie verschuldigd, aangezien de ZW-uitkering gefinancierd wordt uit sectorfondsen en het Algemeen werkloosheidsfonds.) Opgave 3
1
De proeftijd die tussen Tom Poes en ‘De Grootgrutter’ is overeengekomen, is wel geldig, omdat de overeenkomst is aangegaan voor drie jaar, waarvoor op grond van art. 7:652 lid 4 sub b BW een proeftijd van maximaal 2 maanden mag worden overeengekomen. I.c. is de proeftijd 1,5 maand (6 weken).
2
De twee vereisten voor ontslag op staande voet zijn: dringende reden en gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij (art. 7:677 lid 1 BW). Het ontslag op staande voet is vernietigbaar, omdat objectief gezien de dringende reden ontbreekt en bovendien de dringende reden (indien die al aanwezig is) niet gelijktijdig is medegedeeld. Een week na het incident de dringende reden meedelen is gezien de omstandigheden van de casus niet ‘gelijktijdig’.
3
Tom Poes kan het ontslag op staande voet aanvechten door de nietigheid in te roepen van het ontslag (art. 9 BBA) wegens het ontbreken van een ontslagvergunning van het UWV WERKbedrijf.
4
De twee vereisten voor het recht op een WW-uitkering zijn: – de werknemer dient niet-verwijtbaar werkloos te zijn: art. 16 lid 1 WW; – referte-eis: in de 26 weken voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag moet hij in ten minste 26 weken hebben gewerkt: art. 17 aanhef en onder a WW. Tom Poes komt hiervoor in aanmerking vanaf 1 mei 2008, mits hij aan de referte-eis voldoet. Dit blijkt niet duidelijk uit de casus. Hij is vanaf die datum wel werkloos.
5
Tom Poes dient in ieder geval aan de volgende twee verplichtingen te voldoen, wil hij de WWuitkering ook daadwerkelijk te gelde kunnen maken: a Hij dient te voorkomen dat hij werkloos blijft omdat hij zich niet voldoende inspant om passend werk te verkrijgen (art. 24 WW). b Hij dient alle feiten en omstandigheden mee te delen die van invloed kunnen zijn op zijn uitkering: art. 25 WW. Opgave 4
1
De bepaling dat Terpen Tijn recht heeft op 18 dagen vakantie is rechtsgeldig, omdat Jan per jaar recht heeft op minimaal vier maal het bedongen aantal arbeidsdagen per week. In dit geval is dat bij een werkweek van vier dagen 16 vakantiedagen (vier × vier dagen). Art. 7:634 BW.
2
Het standpunt van AWS Consultancy is niet juist, aangezien het beding in strijd met de wet is. Er mag namelijk niet ten nadele van de werknemer van de wettelijke verjaring van Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten
13
vakantieaanspraken worden afgeweken. Deze verjaringstermijn is vijf jaar. Terpen Tijn heeft dus nog aanspraak op vakantiedagen van drie jaar geleden. De relevante wetsartikelen zijn: 7:645 en 7:642 BW. 3 4
Quarles dient het ontslag op staande voet te vernietigen. Het relevante wetsartikel is art. 9 BBA. a Quarles kan op grond van art. 7:677 lid 2 BW schadevergoeding eisen. b Quarles kan in dat geval beide soorten schadevergoeding vorderen, dus óf g gefixeerde óf volledige schadevergoeding (zie ook art. 7:677 lid 4 BW).
5
De arbeidsovereenkomst van Marlinde de Canteclaer eindigt niet van rechtswege, omdat er op grond van art. 7:668a lid 1 sub a BW sprake is van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd (per 1 juni 2005).
6
Marlinde de Canteclaer kan tijdens haar zwangerschap wel op staande voet worden ontslagen, want het opzegverbod geldt niet indien er sprake is van een dringende reden voor ontslag (art. 7:670b lid 1 BW).
14
Antwoorden Ondernemings- en sociaal recht © 2009 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/ Houten