VERSLAG VAN AANVULLENDE STOF- EN KWARTSMETINGEN
December 2014
-2-
VERSLAG VAN AANVULLENDE STOF- EN KWARTSMETINGEN
W.J.T. van Alphen, veiligheidskundige (V1) en arbeidshygiënist (12768)
-3-
-4-
INHOUDSOPGAVE
1.
Aanleiding
2.
Aantal aanvullende metingen
3.
Overzicht aanvullende metingen in 2014
4.
Condities
5.
Gebruik van oudere gegevens
6.
Resultaten
7.
Betrekkelijkheid van de resultaten
8.
Beoordeling meetresultaten
9.
Conclusies
10. Geraadpleegde documentatie
Bijlage 1. IHSTAT (Industrial Hygiene Statistics) berekeningen 2. Referentiewaarden voor de maximale waarden in de inademingslucht 3. Adembescherming
-5-
1. Aanleiding Naar aanleiding van de gesprekken tussen VOBN en de Inspectie SZW, is gekozen voor aanvullende metingen naar kwartsstof en respirabel stof. Het betreft een aantal aanvullende metingen op het rapport: “Verslag stof- en kwartsmetingen bij zes betonmortelcentrales VOBN” van september 2012. Mt deze aanvullende metingen wordt bereikt dat er minimaal 6 meetgegevens beschikbaar komen per zogenaamde Homogene Blootstellingsgroep van werknemers (HBG), anders gezegd: per functiegroep. Bij de aanvullende metingen is rekening gehouden met eerder uitgevoerde metingen in 2000 zoals beschreven in het zogenaamde Andromirapport van 15 maart 2001 (“rapportage Respirabel kristallijn kwartsblootstelling in de betonmortelindustrie en analysemodel”), rapporten verkregen van de Inspectie SZW en de metingen uit 2012. Dit rapport moet als aanvulling gezien worden op het meetrapport van 2012. Om veel herhalingen te voorkómen, wordt voor de teksten over de combinatiefactoren die tot blootstelling kunnen leiden, de meest stofbelastende werkzaamheden, de beschrijving van de functies van de medewerkers, de eigenschappen van stof, kwarts en cement, de blootstelling voor de verschillende functietypen, de vergelijking met de uitgangspunten in de startnotitie verwezen naar de rapportage van september 2012. 2. Aantal aanvullende metingen Oorspronkelijk werd voorgesteld 20 aanvullende metingen te doen. Het aantal metingen is gereduceerd tot 14 omdat de metingen bij het uithakken van truckmixers zijn komen te vervallen. Voor die truckmixers worden tegenwoordig andere technieken gebruikt. Daarbij geldt dat wanneer nog op de conventionele wijze de truckmixers handmatig woorden uitgehakt, de concentratie aan stof en kwarts voor de betreffende medewerker in de truckmixer(ketel) ordes hoger liggen dan de grenswaarde. Zeer strikte adembescherming is dan noodzakelijk. Metingen verrichtten naar die concentratie is weinig zinvol en bovendien nagenoeg onmogelijk omdat binnen relatief zere korte tijd de filters verstopt zullen zitten. Eerder is aangegeven dat in het verleden de functies meer eenduidig waren, maar dat thans er sprake is van een grotere multifunctionaliteit. Functie en taak zijn niet altijd goed te scheiden en lopen in de omschrijvingen dan ook door elkaar. Daar waar medewerkers meer taken hebben, is een persoonsgebonden meting uitgevoerd om zo de blootstelling voor stof en kwarts voor de betreffende personen goed in kaart te brengen. Er zijn géén aanvullende terreinmetingen gedaan. Dit omdat de resultaten daarvan niet toegekend kunnen worden aan een of meer specifieke medewerkers. Daarbij komt dat voor alle medewerkers die over het terrein lopen of daar werkzaamheden uitvoeren, aparte functiegerichte metingen zijn uitgevoerd. En het gaat uiteindelijk om inzicht in de blootstelling aan stof en kwarts voor die medewerkers en niet om inzicht in de hoogte van de concentraties aan stof en kwarts op verschillende punten van het terrein. 3. Overzicht aanvullende metingen in 2014 Op alle plaatsen was het zeer droog weer; windkracht ≥ 4 Bft. Het stof is gravimetrisch gemeten (MDHS 14/3) en het respirabel kwarts (CAS nr. 14808-60-7) volgens FT-IR / NIOSH 7602. Tussen haakjes staat bij elke meting de meettijd aangegeven. Dinsdag 20 mei 2014 Rotterdam
-6-
Opijnenstraat 3 Rotterdam Menger (432 minuten) Kraan (423 minuten) Dinsdag 20 mei 2014 Europoort MEBIN Dintelweg 125 Europoort Kraan (545 minuten) Bobcat (445 minuten) Menger (532 minuten) Vrijdag 12 september 2014 Haarlem Ir. Lelyweg 30 Waarderpolder in Haarlem Menger (176 minuten) Bobcat (171 minuten) Donderdag 18 september 2014 Zoeterwoude Hoge Rijndijk 271 Zoeterwoude Bobcat (121 minuten) Vrijdag 14 november 2014 Maassluis Betoncentrale Maassluis Heldringstraat 37 Maassluis Chauffeur shovel (159 minuten) Chauffeur bobcat (167 minuten) Vaak met open ramen Opvallend: stofnetten om de voorraadbakken. Dit omdat de centrale pal tegen een woonwijk aan ligt. Kan ook voor andere centrales een inperking zijn voor stofbelasting naar de omgeving. Vraag is hoe effectief die grove netten zijn tegen fijn stof. Vrijdag 14 november 2014 Rotterdam Betoncentrale Rotterdam Schaardijk 509 Rotterdam Chauffeur shovel (121 minuten) en Chauffeur bobcat (121 minuten). 20 november 2014 Tiel Van Hesteren Betonmortel Zuiderhavenweg 44 Tiel Chauffeur shovel (292 minuten en 282 minuten) Chauffeur bobcat (211 minuten) Kwarts en stof gemeten. Door een fout bij RPS zijn de stofmetingen mislukt. Hierover is een brief van RPS met excuses. 4. Condities Bij het verrichten van de aanvullende metingen in 2014 waren weer de gebruikelijke verzwarende omstandigheden aanwezig om de metingen uit te voeren. Ruim van te voren moet de meetapparatuur gereserveerd worden, omdat er slecht een beperkt aantal meetpompjes aanwezig is. De weerscondities zijn ruim van te voren niet goed te voorspellen. Dat betekent dat verschillende meetdagen op het laatste moment werden afgelast, omdat het weer niet goed was (te nat, geen of te weinig wind). Bij verschillende
-7-
betonmortelcentrales was geen of nauwelijks productie. Bij verschillende centrales waren geen shovels of bobcats. Doordat door deze variabelen door gelaveerd moest worden, bleek veel meer tijd nodig te zijn voor het verrichten van de aanvullende metingen. Bij alle aanvullende metingen zijn alleen metingen gedaan wanneer de windkracht 4 Bft (Beaufort) of hoger was en het geruime tijd (minimaal 1 dag lang) droog weer was (geen regen of andersoortige neerslag). 5. Gebruik van oudere gegevens Slechts een beperkt aantal metingen uit eerdere meetsessies waren bruikbaar omdat niet bij alle meetdagen de weerscondities waren aangegeven. Slechts op die dagen waarbij wel de weerscondities vermeld waren en deze vielen onder de categorie droog en winderig, zijn de betreffende meetresultaten uit het Andromirapport gebruikt. Bij de rapporten van de Inspectie-SZW waren de weerscondities niet vermeld en ging het in een aantal gevallen niet over betonmortelcentrales. Daarom konden die gegevens niet gebruikt worden. De metingen die wel gebruikt konden worden. Bij bedrijf A: 1 september 2000 Bij bedrijf B: 14 juni 2000 Bij bedrijf C: 29 en 30 juni 2000 Bij bedrijf D: 25 en 30 augustus en 11 september 2000 Daarbij gaat het om de functies: kraanmachinist: 4 metingen, truckmixerchauffeur: 7 metingen en shovelmachinist: 2 metingen 6. Resultaten Hieronder de samenvatting van de bevindingen. Voor de volledige meetresultaten wordt verwezen naar het bijgaande excelbestand. Bij deze tabel is uitgegaan van de 10% van de normwaarde. Functie
Mengmeester
Vulopening truckmixers 1
Laborant
Kraanmachinist cabine
Aantal metingen
Soort
Rek. gem.
Geom. Gem.
Min
Max
Kans op Risicoclasnormoversch sificatie rijding (%) *
6
Stof
0,08
0,0763
0,05
0,13
0
GROEN
6
Kwarts
1,26
1,19
0,926
1,99
0
GROEN
7
Stof
0,067
0,063
0,04
0,1
0
GROEN
7
Kwarts
1,03
1,02
0,854
1,31
0
GROEN
6
Stof
0,082
0,078
0,05
0,11
0
GROEN
6
Kwarts
1,42
1,24
0,866
3,38
0
GROEN
9
Stof
0,107
0,094
0,04
0,21
0,1
GROEN
9
Kwarts
2,13
0,415
0,019
13,3
10
ROOD
-8-
Terrein 1
Chauffeur truckmixer
Chauffeur shovel
Centrale bij de menger
Bobcat
6
Stof
5
Kwarts
7
0,075
0,07
0,05
0,12
0
GROEN
1,48
1,38
0,876
2,17
0
GROEN
Stof
0,301
0,235
0,06
0,58
18,4
ROOD
8
Kwarts
0,359
0,106
0,02
1,29
0,5
GROEN
5
Stof
0,58
0,19
0,05
2,43
26,4
ROOD
7
Kwarts
4,49
1,28
0,022
20,2
20,8
ROOD
6
Stof
1,26
0,841
0,13
2,87
67,8
ROOD
6
Kwarts
9,97
4,9
0,94
37
37,3
ROOD
5
Stof
0,28
0,221
0,05
0,5
18
ROOD
6
Kwarts
3,53
3,16
1,03
4,75
6.9
ROOD
In hoofdstuk 9 is voor deze dubbele veiligheid gecorrigeerd en is uitgegaan van de 100% normwaardes i.p.v. van de 10% van de normwaardes van respirabel stof en kwarts. De kleurcodering is conform annex D van de NEN689. Bij overschrijdingskans < 0,1 % Groen: de blootstelling is acceptabel. Als overschrijdingskans 0,1 -5 % Oranje: de blootstelling lijkt voldoende beneden de norm, maar periodieke metingen moeten de situatie bewaken en deze conclusie bevestigen. Als overschrijdingskans > 5% Rood. Dan is de kans te groot dat de norm wordt overschreden en zijn maatregelen nodig om de concentratie terug te brengen 7. Betrekkelijkheid van de resultaten De hoogte van de blootstelling wordt door een aantal factoren bepaald. Natuurlijk spelen voor buitensituaties de weersinvloeden daarbij een grote rol. Bij langdurig droog en winderig weer, is de kans op verspreiding van fijn zand over het terrein veel groter dan bij nat weer en daarmee kan er een grotere blootstelling optreden. Maar naast die weersinvloeden zijn ook andere factoren bepalend. Het wel of niet schoonhouden van het terrein d.m.v. water, zodat fijn zand niet ophoopt en zich door wind of bewegingen van voertuigen kan verspreiden. Bij de laborant: wanneer deze zijn werkruimte regelmatig schoonspuit en de plaatselijke afzuiging met de flexibele arm heel dicht bij de bron positioneert, zal er slechts een zeer kleine blootstelling zijn. Wanner hij daarentegen niet de werkvlakken en vloer schoonspuit maar schoon borstelt (stoffer een blik) en de vloer schoonveegt met een veger, dan is de stofbelasting veel groter. Stofbelasting van de bobcatchauffeur hangt sterk af van de fijnheid van het materiaal in het ruim van het schip, de vochtigheid daarvan en de werkwijze. De bobcats zijn veelal nog open systemen (geen gesloten cabines met overdrukventilatie). De werkwijze zowel t.a.v. het rustig of wild aanschuiven met de bobcat van het materiaal en het handmatig schuiven of aanvegen van het materiaal. Bij vegen kan heel rustig worden geveegd maar ook ‘wild’.
-9-
Wanner het materiaal dan droog en fijn is (hetgeen onderin het ruim van het schip veelal niet het geval is) dan kan door die werkwijze een grote blootstelling optreden. De stofbelasting bij de chauffeur van de shovel. Ook deze wordt in belangrijke mate bepaald door de werkwijze. Veelal hebben de cabines van de shovels nog geen overdrukventilatie. De blootstelling wordt dan bepaald door de rijsnelheid, de stoffigheid op het terrein, het wel of niet gesloten houden van de cabineraampjes, het van grotere hoogte laten vallen van fijn zand of het rustig deponeren van geringere hoogte. De werkwijze van de kraanmachinist: het van grotere hoogte laten vallen van ladingen in de vulbakken of juist voorzichtig vanuit lagere hoogtes het materiaal deponeren. De werkzaamheden bij naburige bedrijven wanneer daar stoffige bewerkingen worden uitgevoerd en niet de juiste maatregelen getroffen zijn om stofverspreiding te voorkómen. Bovengenoemde factoren kunnen voor een sterke dag op dag variatie zorgen. Voor een belangrijk deel kan dit de grote spreiding in de meetresultaten verklaren. Dit betekent echter wel dat in de worst cases (langdurig zeer droog weer en winderig) serieus rekening moet worden gehouden met verhoogde blootstelling en dat dan juist een verscherpt regiem van maatregelen moet worden genomen (terrein frequenter besproeien, langzame snelheden, andere wijze van beladen, enz.). Bij gunstigere weersomstandigheden kan dat regiem dan lichter zijn. In vorstperiodes kan niet gesproeid worden en zal de verspreiding van stof meer moeten zitten in de andere maatregelen (langzame snelheden, andere wijze van beladen, sneller spills ruimen, enz.). Zoals eerder gesteld: bij alle aanvullende metingen zijn alleen metingen gedaan wanneer de windkracht 4 Bft (Beaufort) of hoger was en het geruime tijd (minimaal 1 dag lang) droog weer was (geen regen of andersoortige neerslag). 8. Beoordeling meetresultaten Als grenswaarden zijn gehanteerd: • Kwarts 0,075 mg/m3 = 75 µg/m3 • Inhaleerbaar stof: 10 mg/m3 • Respirabel stof: 5 mg/m3 Als maatstaf wordt hier de 10%-waarde van genomen. Te weten: • Kwarts 0,0075 mg/m3 = 7,5 µg/m3 • Inhaleerbaar stof: 1 mg/m3 • Respirabel stof: 0,5 mg/m3 Statistisch is gekeken naar de meetresultaten. De gemeten concentraties dienen altijd lager te zijn dan de grenswaarde van de gemeten stoffen. Voor de risicoclassificatie van de meetresultaten van respirabel stof en kwarts zijn statistische berekeningen gemaakt om de kans op normoverschrijding te bepalen. Zowel de kans op overschrijding van de grenswaarde voor respirabel stof als voor kwarts zijn berekend. Hierbij is gebruik gemaakt van het softwareprogramma IHSTAT (Industrial Hygiene Statistics). Als referentienorm is gekozen voor de NEN689. Uitgaande van deze norm wordt gesteld dat een kans op normoverschrijding van meer dan 5% als ontoelaatbaar wordt beschouwd. Als dat het geval is moeten direct maatregelen worden genomen om de blootstelling te verlagen. Zie in bijlage 1 voorbeelden van de IHSTAT berekeningen.
- 10 -
- 11 -
9. Conclusies Op basis van de 10% norm werden verschillende relatief hoge waardes gevonden. • •
• • •
Voor de truckmixerchauffeurs kan overschrijding van de stofnorm (10%-norm) optreden. Kans op normoverschrijding is 18,4%. Kraanmachinist: in Rotterdam Opijnenstraat op 20 mei 2014 werd in de cabine van de kraanmachinist de 10% van de grenswaarde van kwarts overschreden met ca. een factor 2 (13,3 µg/m3). Deze extreme waarde maakt dat de kans op overschrijding van de kwartsnorm ca. 10% is. Als deze extreme waarde buiten beschouwing wordt gelaten, ligt de overschrijdingskans beneden de 5%. Voor de shovelchauffeurs geldt dat er een kans op normoverschrijding is voor zowel stof als kwarts (26,4 respectievelijk 20,8%). Menger: bij het werk binnen in de menger is zeer grote kans op normoverschrijding van stof en kwarts van respectievelijk 67,8 en 37,3%. Voor de bobcatchauffeurs geldt dat er een kans op normoverschrijding is voor zowel stof als kwarts (18 respectievelijk 6,9%).
Bedacht moet wel worden dat In deze berekening uitgegaan is van 10% van de officiële normen. Wanneer van de 100% waarde wordt uitgegaan is het beeld veel gunstiger. Ook moet worden bedacht dat bij deze berekening is uitgegaan van een 8-uurs blootstelling. Voor verschillende functies is dat ook zo. Voor de chauffeur van de bobcat is dat echter niet zo. De bobcat komt alleen in actie voor het aanvegen van de laatste restanten lading in het ruim van het schip. Dus bij ieder schip komt de bobcat een keer in actie (ca. 30 minuten). Wanneer er vier schepen per dag gelost worden, is de totale actietijd van de bobcat ca. 2 uur. De verblijfstijd in de menger is in het algemeen zeer gering (tot maximaal 1 uur per dag). Wel zijn er dan soms hoge concentraties. De beperking in de blootstelling moet dan gezocht worden in het dragen van adembescherming; zie hiervoor bijlage 3. Bespreking conclusies (zie de geel gearceerde cellen in de excelfile) Truckmixers De oudere waardes uit het Andromi rapport uit maart 2001 trekken het geometrisch gemiddelde sterk naar beneden. In bijgaand excel bestand waarin alle meetresultaten zijn gepresenteerd, is dit duidelijk te zien. In de periode van die oudere metingen (juni t/m september 2000) waren er veel minder voorzorgmaatregelen op de centrales aanwezig. Dit betekent dat annex 2012-2015 de situatie veel gunstiger is, hetgeen ook blijkt uit de lagere meetwaardes in die nieuwe periode (zie de excelfile bij de chauffeur van de truckmixer en de chauffeur van de shovel). In de excelfile is een rij tussengevoegd bij de chauffeur van de truckmixers (bij de stofbelasting) waarbij de waardes uit het Andromi-rapport weggelaten zijn. De kans op normoverschrijding is dan gedaald tot 0% en de kleurcodering wordt dan Groen. Kraanmachinist De hoge waarde van de overschrijdingskans bij de kraanmachinist (van de kwartsblootstelling) wordt veroorzaakt door slechts één meetresultaat (13,3) die vergeleken met de andere 8 waardes buitensporig hoog is. In de wetenschap is het heel gebruikelijk dit soort exoten dan buiten beschouwing te laten. Wanneer dat wordt gedaan is de overschrijdingskans gedaald tot 4,6 % en valt dan niet langer meer in de rode zone. Zie hiervoor de extra tussengevoegde rij in de excelfile.
- 12 -
Dit betekent dat de blootstelling voldoende beneden de norm zit, maar dat periodiek conform de NEN689 gemeten moet worden om de situatie te bewaken (oranje zone). Shovels De hoge waarde van de stofbelasting voor de chauffeur van de shovel is te wijten aan één meting. Wanneer voor deze exoot wordt gecorrigeerd, is de kans op norm overschrijding voor respirabel stof gedaald tot 0,7%. Voor kwarts daalt de kans op overschrijding zonder exoot van 20,8 naar 13%, dus blijft nog te hoog. Menger en bobcats Bij de menger (bij de bediening bovenin de centrale) en de bobcats is een significante kans op normoverschrijding. Maar bedacht moet worden dat dit om relatief kortstondige activiteiten gaat. SLOTOPMERKING In bovenstaande berekeningen is telkens uitgegaan van de 10% waarde van de officiële grenswaardes. Te weten de 10% waardes zijn: • Kwarts 0,0075 mg/m3 = 7,5 µg/m3 • Inhaleerbaar stof: 1 mg/m3 • Respirabel stof: 0,5 mg/m3 Vervolgens is met de vanuit deze 10% waardes gerekend met de kans op (de 10%-)norm overschrijding. Daarbij is als zekerheidsmaatstaf aangenomen dat de overschrijdingskans niet boven de 5% mag komen, anders zijn aanvullende maatregelen nodig. De NEN689 gaat echter uit van de 100% norm en heeft daar die staffels in overschrijdingskansen voor opgezet, te weten Overschrijdingskans < 0,1% (van de 100% norm): Groen: blootstelling is acceptabel Overschrijdingskans 0,1% - 5 % (van de 100% norm): Oranje: blootstelling is voldoende beneden de norm, maar periodieke metingen moeten de situatie bewaken. Overschrijdingskans > 5 % (van de 100% norm): Rood. Kans is te groot dat de (100%) norm wordt overschreden: maatregelen nodig. Hierbij gelden dus als normen: • Kwarts 0,075 mg/m3 = 75 µg/m3 • Inhaleerbaar stof: 10 mg/m3 • Respirabel stof: 5 mg/m3 Bij de VOBN is ooit echter uitgegaan van 10% van de grenswaardes, waardoor er een zekerheid op zekerheid gestapeld is die niet de bedoeling is en nu versterkend negatief uitpakt. Wanneer volgens de officiële normen en de NEN 689 statistiek wordt uitgegaan, vallen de overschrijdingskansen natuurlijk aanzienlijk lager uit en is alleen in de centrale (menger) qua stofbelasting sprake van 5,7% kans op normoverschrijding. Verder is nergens meer sprake van een kans van > 5% op de normoverschrijding. Zie hiervoor ook de laatste kolom in de excelfile. T.a.v. van die menger wordt dan uitgegaan van een 8 uurs werk aldaar wat niet het geval is.
- 13 -
In onderstaand plaatje is een del van excelfile weergegeven. Kans op Risicoclassif normoversch icatie rijding (%) *
Functie/plaats
Mengmeester
Stof
95 Boven/o percen nder tiel waarde
Kans op overschrijding (100%) norm waarde
Na tijdscorrectie
1,1 0,2
GROEN
0
GROEN
0,132
Onder
0
GROEN
2,08
Onder
0
GROEN
0,117
Onder
0
GROEN
1,274
Onder
0
GROEN
0,133
Onder
0
GROEN
2,852
Stof
0,1
GROEN
0,233
Onder
Kwarts
10
ROOD
16,96
zonder exoot
Kwarts
4,6
ORANJE
6,88
Boven Onder
Terrein 1
Stof
0
GROEN
0,134
Onder
Kwarts
0
GROEN
2,73
Onder
18,4
ROOD
0,933
Boven
0
GROEN
0
GROEN
0,835
Onder
0
GROEN
0,5
GROEN
1,606
Onder
1,6 0
GROEN
GROEN
GROEN
Kwarts
Vulopening truckmixers 1
Stof Kwarts
Laborant
Stof Kwarts
Kraanmachinist cabine
Chauffeur truckmixer
Stof
Chauffeur truckmixer
Stof zonder Andromiw aardes Kwarts
Chauffeur shovel
Stof
26,4
ROOD
2,363
Boven
Zonder exoot
Stof
0,7
GROEN
0,294
Onder
Chauffeur shovel
Kwarts
20,8
ROOD
45,8
Zonder exoot
Kwarts
13
ROOD
20,8
Boven Boven
Centrale bij de menger
Stof
67,8
ROOD
5,355
Boven
1,1 5,7
Kwarts
37,3
ROOD
42,39
Boven
1,9
- 14 -
GROEN
GROEN
GROEN
Bobcat
Stof
18
ROOD
0,959
Boven
Kwarts
6.9
ROOD
8,26
Boven
0 0
EINDCONCLUSIE Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat alle meetresultaten uitwijzen dat aan de (100%)-norm wordt voldaan met een voldoende kleine kans op normoverschrijding (groen). Bij representatieve omstandigheden wordt de 10% van de grenswaarde van kwarts dus nergens overschreden (lichte regime). Bij worstcase omstandigheden is met het eerder geformuleerd pakket van maatregelen (zware regime) een situatie te creëren die zorgt dat er nog steeds ruim aan de norm wordt voldaan. 10. Geraadpleegde documentatie •
• • • • • • • •
Rapportage Repirabel kristallijn kwartsstofblootstelling in de betonmortelindustrie en analysemodel (inclusief 12 bijlagen), Adromi BV (Adviesbureau voor Ruimtelijke ordening en milieu), 15 maart 2001. Verificatiemetingen respirabel kristallijn kwartsstof ten behoeve van het VOBN analysemodel (inclusief Schema’s Analysemodel VOBN), Adromi BV, 2 november 2001. Meetrapport Onderzoek naar de respirabel (kwarts) stofconcentratie, Stichting Technisch Centrum voor de Keramische Industrie (TCKI), 1 oktober 2004. Risico-inventarisatie en –evaluatierapporten van verschillende locaties (2009-2011). Arbocatalogus betonmortelindustrie. Startnotitie tri-plus voorjaar 2012. Adembescherming; Arbouw. Abomafoon, editie 2014 van Aboma. Handboek Arbeid en Gezondheid 2014, Vakmedianet.
- 15 -
GROEN GROEN
Bijlage 1 IHSTAT (Industrial Hygiene Statistics) berekeningen Occupational Exposure Limit (OEL) = GBB (Grenswaarde voor beroepsmatige Blootstelling)
- 16 -
- 17 -
- 18 -
- 19 -
- 20 -
- 21 -
- 22 -
Bijlage 2 REFERENTIEWAARDEN VOOR DE MAXIMALE WAARDEN IN DE INADEMINGSLUCHT Tot 2007 werden er voor chemische stoffen MAC-waarden gesteld door de overheid; dit zijn blootstellingswaarden om een veilig gebruik van deze chemische stoffen in bedrijven mogelijk te maken. De verschillende lijsten met MAC-waarden omvatten samen zo'n 700 stoffen. Voor alle overige stoffen moesten door bedrijven een soortgelijke blootstellingswaarde worden gehanteerd, om een veilig gebruik van chemische stoffen mogelijk te maken. Met de nieuwe Arbowet van 1 januari 2007 is een nieuw grenswaardenstelsel ingevoerd. Grenswaarden worden beschouwd als een middel om een gezonde werkplek te bereiken. Daarom kent de Arbowet nog maar een beperkt aantal wettelijke grenswaarden. Van de 1000 MAC's (MAC = Maximaal Aanvaarde Concentratie) uit 2006 zijn er 100 overgenomen als wettelijke grenswaarden en zo'n 50 als wettelijke (publieke) grenswaarden kankerverwekkende stoffen. De vervallen 850 grenswaarden (waaronder die voor inhaleerbaar stof) zijn zoveel mogelijk vervangen door gezondheidskundige grenswaarden uit andere betrouwbare, ook private, bronnen. Bij het vaststellen van een grenswaarde wordt zoveel mogelijk als uitgangspunt gehanteerd dat die concentratie bij herhaalde blootstelling (8 uur per dag, 5 dagen per week, een arbeidsleven lang) in het algemeen de gezondheid van zowel de werknemers als van hun nageslacht niet benadeelt. Gedurende een werkdag van 8 uur mag de gemiddelde concentratie van een stof niet hoger zijn dan de grenswaarde TGG 8 uur (Tijd Gewogen Gemiddelde over 8 uur). Gestreefd wordt naar een concentratie die zo ver mogelijk onder de grenswaarde ligt. In versterkte mate is dit het geval bij kankerverwekkende stoffen. Volgens de Arbeidsomstandighedenwet heeft de werkgever een algemene zorgverplichting: het beleid binnen de onderneming (afdeling) moet gericht zijn op een zo groot mogelijke veiligheid en een zo goed mogelijke bescherming van de gezondheid van de werknemers binnen het bedrijf of inrichting. Hierbij hebben de medewerkers zelf ook een eigen verantwoordelijkheid. In dit kader moeten de grenswaarden (de oude MAC-waarden) dus niet gezien worden als maximale waarden die probleemloos kunnen worden opgevuld, maar als referentiepunt bij de inspanningsverplichting om de blootstelling aan schadelijke stoffen zo laag mogelijk te houden. De waarden zijn bovendien (deels) vastgesteld op basis van gezondheidseffecten door blootstelling aan enkelvoudige stoffen. Per januari 2007 is een systeem van private en publieke grenswaarden ingevoerd. De private grenswaarden worden door de branches zelf vastgesteld. De publieke grenswaarden worden door de overheid vastgesteld. Onder die publieke grenswaarden vallen die van de kankerverwekkende stoffen, waartoe ook silicium(di)oxide (kwarts) behoort. Voor stof wordt het grove stof (inhaleerbaar) en het fijne stof (respirabele) onderscheiden waarvoor publieke grenswaarden zijn vastgesteld. Het respirabele stof kan tot diep in de longblaasjes doordringen en is daardoor schadelijker dan het grovere (inhaleerbare) stof. Grenswaarden • Kwarts 0,075 mg/m3 • Inhaleerbaar stof: 10 mg/m3 • Respirabel stof: 5 mg/m3
- 23 -
Als maatstaf wordt hier de 10%-waarde van genomen. Te weten: • Kwarts 0,0075 mg/m3 = 7,5 µg/m3 • Inhaleerbaar stof: 1 mg/m3 • Respirabel stof: 0,5 mg/m3 Zie echter onderaan hoofdstuk 9 omdat door deze werkwijze een dubbele veiligheidsfactor is ingebouwd die niet vereist is.
- 24 -
Bijlage 3 ADEMBESCHERMING Tenslotte over de te gebruiken adembescherming. Ademhalingbescherming tegen stof bestaat uit maskers en filters. Het masker bepaalt de bescherming en het filter het soort stof waartegen wordt beschermd. Stoffilters Stoffilters (P1, P2 en P3; P van particle) kunnen gecombineerd gedragen worden met kwart-, half- of volgelaatsmasker. worden onderscheiden in type 1, 2 of 3. Type 3 houdt dus stof het beste tegen, type 1 het minste. P1 stoffilter. Deze geven maar een matige bescherming. Ze worden gebruikt tegen inert stof (grenswaarde 10 mg/m3). Voor gebruik in de bouw zijn ze niet geschikt. Immers daar is veel fijner stof dat niet door de P1 filter wordt tegen gehouden. P2 stoffilter. Deze geven een beter bescherming. Ze worden gebruikt tegen stof met een grenswaarde tussen 0,1 en 10 mg/m3. P3 stoffilter. Dit type filter houdt het beste het stof tegen. Zij bieden bescherming tegen stof met een grenswaarde kleiner dan 0,1 mg/m3. Door het grote filtrerende vermogen van de P3stoffiolter geeft deze ook meer weerstand bij het ademen, waardoor het gebruik daarvan inspannend is. Bovendien kan door de onderdruk die bij het inademen binnen het filter ontstaat stof via de randen naar binnen lekken. Daarom moet een P3-filter bij voorkeur gecombineerd worden met een masker dat goed op het gelaat aansluit. Om de uitademing te vergemakkelijken kan gekozen worden voor een P3-filter met een uitademingsventiel. Er zijn ook stofmaskers waarbij het hele masker uit filtermateriaal bestaat (snuitjes en stofkapjes). Dit type stofmaskers draagt de aanduiding FFP. FFP staat voor Filtering Face Piece. Hier zijn ook weer 3 types van namelijk FFP1, FFP2 en FFP3. De P3 geven betere bescherming dan de P2 die weer beter beschermen dan de P1 maskers. Aangedreven maskers Er zijn ook aangedreven maskers, helmen en kappen Deze maskers, helmen (voorzien van een gelaatsscherm) en kappen zijn voorzien van een ventilator waarmee de ademlucht door het filter in het beschermingsmiddel wordt geblazen. Het ventilatortje inclusief het filter wordt vaak aan de heupgordel gedragen, hetgeen prettig is omdat het dan niet op het gezicht zit. Bovendien wordt de luchtstroom over het gezicht vaak als verfrissend ervaren. Door de overdruk biedt dit soort maskers bovendien nog een betere bescherming dan de onderdrukmaskers omdat nooit verontreinigingen van buiten naar binnen kunnen lekken. Bovendien geldt bij de overdrukmaskers dat de vorm van het gezicht daar minder verstorend op kan werken dan bij een onderdrukmasker. Dat geldt ook wanneer er baarden, snorren of bakkebaarden worden gedragen. Codes Er worden nog een aantal andere codes gebruikt. • S (solid) voor vaste deeltjes, • L (liquid) voor vloeistofdeeltjes, met name oliedeeltjes. • TM wordt als aanduiding gebruikt voor adembeschermingsmiddelen die gebruik maken van aangedreven gefilterde lucht en voorzien zijn van een masker. • TH wordt als aanduiding gebruikt voor adembeschermingsmiddelen die gebruik maken van aangedreven gefilterde lucht en is voorzien van een helm of kap,
- 25 -
Net als voor de P-filters geldt ook voor de TM- en TH-aanduidingen, hoe hoger het nummer, hoe hogere beschermingsfactor zij bieden. De beschermingsfactor geeft de verhouding aan tussen de concentratie stof of gas buiten en binnen het masker. Door de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA) zijn in zijn algemeenheid voor bescherming tegen stof de volgende beschermingsfactoren aanbevolen.
Door Aboma is deze voor het werken met kwarts nader gespecificeerd in de Abomafoon 6.23. Tabel van de te dragen adembescherming bij oplopende concentraties kwarts in de ademzone.
- 26 -
Voor plaatsen waarover duidelijk sprake kan zijn van een zeer grote stofblootstelling, zoals tijdens werkzaamheden bij de menger en bij het handmatig uitbikken van truckmixers moet uitgegaan worden van aangedreven halfmaskers (TM2P of TM3P) of volgelaatsmaskers (TM2P of TM3P). Het is bij zwaar werk, zoals bij het uitbikken van een truckmixer, bijna niet te doen om door een filter te ademen. Daarom wordt aanbevolen bij zware arbeid te kiezen voor een adembeschermingsmiddel met toevoer van gefilterde lucht of voor een middel met toevoer van schone (pers)lucht via een slang. Bij zwaar werk wordt zoveel lucht ingeademd dat bij adembeschermingsmiddel met aangedreven gefilterde lucht de ventilator te weinig lucht levert. Daardoor kan verontreinigde lucht naar binnendringen. Een betere oplossing voor zwaar werk is een adembeschermingsmiddel waarbij de hoeveelheid toegevoerde lucht wordt afgestemd op het luchtverbruik van de gebruiker.
- 27 -