DE ZILVEREN EEUW GOUDEN KANSEN!
KONINKLIJKE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ DER WETENSCHAPPEN
DE ZILVEREN EEUW GOUDEN KANSEN! Verslag van de Derde Jan Brouwer Conferentie 17 januari 2007 te Haarlem
Summary in English
Uitgave: Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds)
Colofon Deze uitgave 'De zilveren eeuw - gouden kansen!' vormt de neerslag van de Derde Jan Brouwer Conferentie gehouden op 17 januari 2007 in het Hodshonhuis te Haarlem. De conferentie stond onder voorzitterschap van Prof. Dr. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en is georganiseerd door de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en het Jan Brouwer Fonds. Het is de derde conferentie in een reeks over de demografische transitie. Uitgave: Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (mogelijk gemaakt door het Jan Brouwer Fonds) Redactie: Ger Tielen en Boudi Dortland Vormgeving en druk: StyleMathôt, Haarlem Drukkerij: StyleMathôt, Haarlem ISBN Nummer 978-90-78396-02-4 April 2007
Exemplaren van deze uitgave kunnen (zolang de voorraad strekt) worden besteld bij de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Postbus 9698 2003 LR Haarlem
[email protected] www.hollmij.nl
Inhoud
Pag.
Maarten van Veen - Voorwoord - De zilveren eeuw - gouden kansen! Ir. M.C. van Veen, voorzitter Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en voorzitter Jan Brouwer Fonds
7
Paul Schnabel - Voorwoord - Dagvoorzitter Mr. P. Schnabel, directeur Sociaal en Cultureel Planbureau
9
Karien van Gennip - Economische kansen van vergrijzing Mevrouw Ir. K. van Gennip MBA, Staatssecretaris van Economische Zaken Uitgesproken door Kaisa Ollengren Mevrouw Drs. K. Ollengren, plaatsvervangend Directeur-Generaal Ministerie van Economische Zaken
11
Antony Burgmans A. Burgmans MBA, voorzitter Unilever N.V.
21
Elco Brinkman - Bouwen op mensen van alle leeftijden Mr. Drs. L.C. Brinkman, voorzitter Bouwend Nederland
33
Bert Mulder - Innovatieve en strategische inzet van ICT in economie en samenleving B. Mulder, lector Haagse Hogeschool
47
Jacques Schraven - Slotwoord Mr. J.H. Schraven, voorzitter ILC Zorg voor Later
61
Summary - Silver age - golden opportunities!
67
Deelnemerslijst
71
6
Voorwoord De zilveren eeuw - gouden kansen! In de fraaie titel van de Derde Jan Brouwer Conferentie weerspiegelt zich de evolutie in het denken over vergrijzing en ontgroening. Wij krijgen oog voor de rijkdom aan kansen die productief ouder worden biedt aan economie en samenleving. Het Jan Brouwer Fonds en de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen presenteren daarom met genoegen dit verslag over de conferentie, waaraan zoals in eerdere jaren toonaangevende wetenschappers en personen uit het bedrijfsleven, de vrije beroepen, de overheid en de kunstwereld hebben deelgenomen. De eerste Jan Brouwer Conferentie in 2005 gaf een breed beeld van de uitdaging van de vergrijzing. Minister Aart Jan de Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid constateerde toen dat de werknemer vroeger veertig werkjaren de tijd had om voor gemiddeld zeven inactieve jaren inkomen op te bouwen, terwijl thans diezelfde werknemer dat in 35 jaar voor 17 inactieve jaren moet doen. Om uiteindelijk het hoofd te kunnen bieden aan vergrijzing en ontgroening zijn daarom een dynamische arbeidsmarkt en een modern sociaal zekerheidsstelsel nodig, met meer arbeidsparticipatie van vrouwen en betere mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren. In 2006 was het thema 'Van nazorg naar voorzorg'. De huidige informateur Herman Wijffels, toen nog voorzitter van de SER, betoogde toen dat de allergrootste uitdaging ligt in het op peil houden van ons sociaal-economisch bestel, door voldoende vitaliteit en aanpassingsvermogen en dát in de gegeven context van de vergrijzing. Er zou een responsief bestel moeten ontstaan dat kan reageren en anticiperen op de veranderingen die zich ook internationaal voor doen. Dat betekent, aldus Wijffels, majeure institutionele veranderingen op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt, arbeidsverhoudingen en sociale zekerheid. Vergrijzing moet aldus de aanstoot geven tot institutionele vernieuwing. In een interview in de Volkskrant van 13 januari naar aanleiding van een conferentie van de Sociaal Economische Raad en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over de toekomst van de verzorgingsstaat, zei de nieuwe SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan dat we in Nederland nog altijd veel te weinig gebruik maken van de kwaliteiten van de groep van 55 tot 75 jaar, zo u wilt de derde generatie. Dat is in een notendop het thema van de conferentie 'De zilveren eeuw - gouden kansen!'. Maak beter gebruik van de kansen van de vergrijzing. Op het terrein van werkvermogen, ervaring, inzetbaarheid en andere kwaliteiten van senioren. En op het gebied van nieuwe producten en diensten, die bijdragen aan langer gezond en vitaal leven. Kortom: speel in op de werkkracht en de koopkracht van de zilveren generatie.
7
Aandacht is nodig voor de internationale dimensie van het thema. Op de eerdere Jan Brouwer Conferenties hebben verschillende sprekers aandacht gevraagd voor aansluiting vanuit Nederland bij het wereldwijd opererende International Longevity Center, waarin op hoog niveau opbouw en uitwisseling van kennis plaatsvindt. Inmiddels is in Nederland de Stichting ILC-Zorg voor Later opgericht als een fusie tussen dit streven naar een Nederlandse tak van het ILC en de reeds bestaande beweging Zorg voor Later. De oprichting en de samenwerking is mede mogelijk gemaakt door een aantal sponsoren. De nieuwe organisatie is in het najaar officieel erkend door en toegetreden tot de internationale ILC organisatie, met zelfstandige vestigingen in onder meer New York, Londen, Parijs en Tokyo. Het accent in dit netwerk ligt thans bij 'productive ageing', productief en creatief ouder worden. Uit de doelstelling van ILC Zorg voor Later citeer ik graag het eerste punt: Wij zien de vergrijzing als een ongekende maatschappelijke prestatie. Nog nooit is het voorgekomen dat zoveel mensen zo oud kunnen worden in relatief goede gezondheid en onder zulke goede omstandigheden. Door deze prestatie komt maatschappelijk en economisch kapitaal van nog vitale burgers beschikbaar. Dit moet en kan worden verzilverd.
Maarten van Veen Voorzitter Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Voorzitter Jan Brouwer Fonds
V.l.n.r. de heren Schnabel, Van Veen en Schraven. 8
Paul Schnabel Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau
Dagvoorzitter Deze Jan Brouwer Conferentie snijdt een actueel onderwerp aan, dat ook aan de orde was op de recente conferentie van de Sociaal Economische Raad en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Daar zijn toch wel een aantal schokkende uitspraken gedaan. Zo zei Coen Teulings van het Centraal Planbureau met zoveel woorden: “We hebben het allemaal internationaal uitgezocht, maar het heeft dus geen zin om te investeren in ouderen, met name niet om ze nog iets te leren, want ten eerste kunnen ze dat biologisch gezien niet zo goed, ten tweede houden ze het niet vast, en ten derde verdienen ze het niet terug”. De zaal was ook niet zo jong dus u begrijpt dat er een behoorlijke opstand in de gelederen kwam. Teulings' commentaar moet ons wel te denken geven. Langzamerhand worden de generaties die uitstromen groter dan de generaties die instromen. Dat betekent een ander economisch perspectief en de noodzaak om wel te investeren in ouderen, er wel van uit te gaan dat ze nog kunnen leren en dat ook willen. We zullen daaraan niet ontkomen. Interessant is trouwens dat de arbeidsparticipatie van ouderen toeneemt. Dat is al een enorme stap geweest in de afgelopen jaren. Vooral tussen 55 en 60 jaar is de participatie heel sterk gestegen en ook daarboven schuiven we door. Uit onderzoek blijkt bovendien dat bij mannen de tevredenheid met het bestaan enorm toeneemt na het 55e levensjaar, vooral in samenhang met het hebben van werk. Dat is natuurlijk een tevredenheid over het feit dat je het nog kunt. Maar kennelijk is het ook leuk om het te doen en draagt het bij aan het gevoel van zinvolheid in het bestaan. Actief zijn en deel te nemen aan het bestaan. Vandaag gaan we daarover in een positieve toonzetting praten. De zilveren eeuw met gouden kansen. Een prachtig beeld, dat goed past in de lijn die we in de Jan Brouwer Conferenties de afgelopen jaren hebben getrokken. Kijken we bijvoorbeeld naar ziekteverzuimcijfers in relatie tot leeftijd, dan zie ik geen verband, in de zin dat ouderen meer ziek, zwak of misselijk zijn. Het zijn eerder jongeren die op maandagochtend zich een dagje afmelden. Vroeger dacht je ze hebben teveel gedronken in het weekend, maar tegenwoordig blijkt dat er gevaarlijke sporten zijn beoefend, en dat er blessures zijn opgelopen. De beelden over het verzuim van ouderen blijken in elk geval niet waar te zijn. Zoals meer beelden niet kloppen. De meeste ouderen blijken over een auto te beschikken, vaak zelfs twee. Waarom dan alle ouderen generiek gratis openbaar vervoer aanbieden? Alsof je op je 65e plotseling in een wereld staat waarin je moet gaan zitten achter geraniums die en masse worden aangevoerd, en waarin je in een bloemetjesjurk bij het loket van de spoorwegen staat te stuntelen. Allemaal onzin. Het blijft belangrijk om daar steeds weer op terug te komen. Er is geen reden om
9
op die manier met ouderen en ouder wordenden om te gaan. Nu de babyboomgeneratie zelf in die oudere leeftijdsfase komt, zal het wel net zo gaan als in de jaren zestig en zeventig: we zijn met velen en we zetten de zaak gewoon naar onze hand. De jongeren zullen nog wat mee maken! De inleiding van de staatssecretaris (die vanmorgen een blessure heeft opgelopen) zal worden uitgesproken door Kaisa Ollengren, plaatsvervangend directeur-generaal Economische Politiek van het ministerie van Economische Zaken. Ze neemt deze taak van de staatssecretaris over. U zult in haar verhaal een aantal thema's tegenkomen die voor vandaag van belang zijn. Daarover wil ik met u de discussie openen straks.
10
Karien van Gennip Staatssecretaris van Economische Zaken
Economische kansen van vergrijzing
D
e seniorenmarkt biedt volop mogelijkheden. Ook buiten onze landsgrenzen. Het zou mooi zijn als er over tien jaar tijdens handelsmissies niet langer alleen naar onze milieu- en waterkennis wordt geïnformeerd, maar ook naar onze innovatieve zilveren producten en diensten. Er liggen grote kansen voor de high-tech industrie, voor bouwers, de 'gewone' industrie, toerisme en recreatie. De overheid moet voorwaarden scheppen voor innovatie en regels en stelsels silverproof maken.
Uitgesproken door Kaisa Ollengren Plaatsvervangend Directeur-Generaal Ministerie van Economische Zaken
De staatssecretaris vindt het erg jammer dat ze hier niet bij kan zijn, omdat het onderwerp haar zeer aan het hart gaat. Ik kan er zelf van getuigen dat zij dit onderwerp binnen het ministerie en binnen het kabinet op de kaart heeft gezet. “Vanuit het standpunt van de jeugd is het leven een oneindig lange toekomst; vanuit het standpunt van de ouderdom een zeer kort verleden." Voor de vitale ouderen van tegenwoordig heeft deze uitspraak van Arthur Schopenhauer sterk aan betekenis ingeboet. Het leven is voor hen geen zeer kort verleden, maar een toekomst vol mogelijkheden en uitdagingen. Reizen, werk, sport, cultuur - de oudere van nu staat met beide benen in het volle leven. Senioren zijn gezond en actief. Ze zijn bovendien kapitaalkrachtiger. Het vermogen van een 65-plusser is gemiddeld anderhalf keer zo hoog als dat van een werkende onder de 50. Het vermogen van een 65-pusser is gemiddeld anderhalf keer zo hoog als dat van een werkende onder de 50. Tussen nu en 2038 zal het aantal 65-plussers toenemen van 2,4 miljoen naar 4,3 miljoen.
En hun aantal groeit. Volgens het CBS zal tussen nu en 2038 het aantal 65-plussers toenemen van 2,4 naar 4,3 miljoen. Daarmee zit het CBS 200.000 hoger dan in haar vorige prognose. Dat komt doordat de levensverwachting sterker toeneemt dan eerder verwacht. Bij mannen van 77,6 jaar in 2006 naar 81,5 jaar in 2050, bij vrouwen van 81,7 naar 84,2 jaar. Vergrijzing biedt kansen, zeker in de dienstverlening. De zilveren economie is 'booming
11
business'. Bedrijven als Philips - dat onlangs het Amerikaanse Lifeline overnam Numico en ABN AMRO hebben dat al langer door. Numico produceert voedingsmiddelen voor specifieke doelgroepen, waaronder ouderen, en is op dat gebied marktleider in Europa, maar ook in landen als China en Brazilië. ABN AMRO werkt al geruime tijd, samen met de ANBO, aan verbetering van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het betalingsverkeer voor senioren en levert specifiek op senioren gerichte sociaaljuridische informatie. Ik zou graag zien dat andere bedrijven volgen, zich realiseren dat de seniorenmarkt volop mogelijkheden biedt. Ook buiten onze landsgrenzen. Het zou mooi zijn als er over tien jaar tijdens handelsmissies niet langer alleen naar onze milieu- en waterkennis wordt geïnformeerd, maar ook naar Taak van de overheid is om de onze innovatieve zilveren producten en voorwaarden voor innovatie te diensten. Er liggen kansen voor de scheppen….we moeten onze regels high-tech industrie, voor bouwers, maar ook voor de 'gewone' industrie. en stelsels silverproof maken. Aparte vermelding verdient de toeristische en recreatieve sector. Vakanties die recreatie combineren met gezondheid, kuren en afroepbare zorg. Ze kunnen de positie van Nederland als seniorenvakantieland versterken. De provincies Limburg en Zeeland zijn al actief in het bevorderen van seniorentoerisme. En dat verdient intensivering en navolging. Taak van de overheid is om de voorwaarden voor innovatie te scheppen - denkt u aan de samenwerking met kennisinstellingen, aan de innovatievouchers, aan de borgstellingsregeling voor snelle groeiers. We moeten ook onze regels en stelsels silverproof maken en nagaan of ze nog wel voldoen aan de wensen van de nieuwe zilveren generatie. Dat geldt vooral voor de arbeidsmarkt, de woonmarkt en de gezondheidszorg. Arbeidsmarkt Meer mensen om voor te zorgen en minder mensen die dat kunnen doen. Hoe kunnen we het aantal werkenden op peil houden? Door een beroep te doen: 55-plussers, vrouwen en mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Van de 55-plussers werkt slechts 40%, van de 60-plussers zelfs maar 20%. Daar is nog een wereld te winnen. Werkgevers zullen anders over senioren moeten denken, hun rijke ervaring en vaardigheden meer moeten waarderen en inzetten. Ze zullen langer doorwerken aantrekkelijk moeten maken, zich flexibel moeten opstellen, bereid moeten zijn om taken en werkzaamheden aan te passen. Meer aandacht dus voor employability gedurende de gehele carrière en niet alleen bij een reorganisatie. Van nazorg naar voorzorg dat moet het motto zijn.
12
En de overheid? Dit kabinet heeft ervoor gezorgd dat minder werknemers voortijdig de arbeidsmarkt verlaten en het gemakkelijker gemaakt om ook na de 'deadline' van 65 door te werken. Het scheelt, maar voldoende is het niet. We moeten de barrières om 65-plussers in dienst te nemen verder opruimen, het nog gemakkelijker en aantrekkelijker maken. Zij die willen moeten ook makkelijk kunnen (door)werken. Een groeiend aantal senioren, een groeiend aantal kapitaalkrachtige senioren. Het zal leiden tot een grotere vraag naar persoonlijke diensten. Om de markt te stimuleren heeft dit kabinet de 'regeling dienstverlening aan huis' geïntroduceerd. Particulieren die minder dan vier dagen per week hulp inhuren voor werk in en rondom de woning worden vrijgesteld van premies en loonbelasting. Het inhuren van diensten wordt daarmee een stuk eenvoudiger en goedkoper. Wonen Vroeger trokken vader en moeder als ze oud waren bij de kinderen in. Tegenwoordig wonen de kinderen ver weg, hebben het druk met hun werk, hun eigen kinderen en sociale leven. Maar ook ouderen zelf voelen er steeds minder voor om een beroep op hun kinderen te doen. Ze blijven liever, zo lang het kan, zelfstandig wonen. Zorg en ondersteuning moeten dus gemakkelijk geleverd kunnen worden. Is individualisering leeftijdsspecifiek, een ontwikkeling die aan ouderen voorbij is gegaan? Gelukkig niet. Ook de moderne senior wil maatwerk. Zeker als het om wonen gaat. Er zijn senioren die in een woonzorgcomplex het beste op hun plaats zijn. Er zijn er die de voorkeur geven aan een appartement in de stad, met culturele voorzieningen en een fysiotherapeut om de hoek. En er zijn er die het liefst in een buurt met gezinnen wonen, een buurt waar kinderen op straat De provincies Limburg en Zeeland spelen, waar ze deel uitmaken van het zijn al actief in het bevorderen van lokale sociale leven. seniorentoerisme. Dat verdient Alles zoveel mogelijk gelijkvloers, met intensivering en navolging. zorg in de buurt. Tot 2015 zijn er in de categorie verzorgd wonen 115.000 woningen extra nodig. Daarvan zal ongeveer 40% nieuw gebouwd moeten worden. De rest moet komen uit de aanpassing en doelmatige toedeling van bestaande woningen. 50.000 nieuwe woningen die geschikt zijn voor senioren. Kan dat, is dat haalbaar? In de komende tien jaar zal 1 op de 5 woningen worden vernieuwd. Ruim een miljoen woningen in tien jaar, dat is ruim voldoende. Zeker als het levensloopbestendig bouwen - bredere deuren, geen steile trappen - een grotere vlucht zal nemen. Het is de taak van gemeenten, woningbouwcorporaties en private partijen om een
13
aantrekkelijk en passend aanbod van woningen voor ouderen te realiseren. Gelukkig begint dat besef door te dringen. Steeds meer woningcorporaties zoeken samenwerking met zorgaanbieders, om de kosten van domotica (technische verbetering) en zorg te delen. Ook projectontwikkelend Nederland heeft de groeiende markt voor senioren ontdekt. De rijksoverheid heeft de afgelopen jaren een aantal stimulansen gegeven voor innovatie en samenwerking en belemmeringen weggenomen. Gemeenten, corporaties en private partijen moeten elkaar nu vinden en aan de slag gaan, zodat we goed voorbereid zijn op de toekomst. Stoepen die niet te hoog zijn, parkeren voor de deur, gemakkelijk bereikbaar openbaar vervoer, straatverlichting, de politie die regelmatig patrouilleert. Voor senioren is de woonomgeving minstens zo belangrijk als de woning zelf. Ze moeten kunnen wonen en dat geldt zeker voor de oudere senior - in een toegankelijke en veilige omgeving. Zorg De vraag naar zorg stijgt met bijna 3% per jaar. Dat betekent: extra banen, veel extra banen. Om de vraag bij te houden is het wel noodzakelijk om de arbeids-productiviteit te verhogen. Grotere doelmatigheid, minder bureaucratie en regels, en het beter tegemoetkomen aan de wensen van senioren gaan hier hand in hand. ICT staat hierbij centraal. Er lopen veel mooie innovatieve Zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. projecten…maar ze zijn te Domotica - handige technische snufjes als een versnipperd en te klein. licht bedienbaar deurslot, een alarmsysteem, Het stelsel van financiering rookmelders - en telecommunicatie kunnen dat ideaal binnen bereik brengen. Videozorg, medivan zorg prikkelt instellingen sche consulten en bewaking op afstand, het kan onvoldoende tot innovatie en allemaal. Een goed voorbeeld is het Nocturneondernemerschap. project (Groningen). Door intensieve samenwerking van alle betrokken partijen is een dialysebehandeling ontwikkeld die dankzij ICT thuis kan plaatsvinden. Kwaliteit en doelmatigheid gaan hier hand in hand. Er lopen een heleboel mooie innovatieve projecten. Dat is hoopvol, maar er is helaas ook een andere kant: ze zijn te versnipperd en te klein. Belangrijke oorzaak: de financiering van de zorg. Het stelsel van AWBZ prikkelt instellingen onvoldoende tot innovatie en ondernemerschap. De klant moet centraal staan, aanbieders en verzekeraars geprikkeld worden om goede zorg te bieden. We kunnen leren van de nieuwe Zorgverzekeringswet: de groei van de uitgaven is verminderd, de wachttijden zijn afgenomen en cliënten en hun organisaties zijn tevreden. Gemeenten hebben er met de WMO een belangrijke taak bij gekregen. Dat biedt kansen om oudere inwoners optimaal huishoudelijke diensten ter beschikking te
14
stellen. Wat mij betreft blijft het daar niet bij. Gemeenten kunnen allerlei ondersteunende diensten die nu nog in de AWBZ zitten veel beter en op maat aanbieden. Ze moeten dan wel een succes maken van de WMO door goede diensten te leveren vanuit één loket. Slot Het is aan het bedrijfsleven om de kansen van de zilveren economie te benutten. Het is aan de overheid om de woon-, zorg- en arbeidsmarkten 'silverproof' te maken, om regels en stelsels tegen het licht te houden. Opgave voor ons allemaal is om economie en maatschappij zo vorm te geven dat senioren zich er thuis voelen en een actief leven Nederland vergrijst niet, Nederland verzilvert. kunnen leiden. Alleen dan zal het bedrijfsleven volop profiteren van de zilveren vraag, de arbeidsmarkt van zilveren ervaring en expertise, de samenleving van de kwaliteiten, wijsheid en het relativeringsvermogen van onze vitale opa's en oma's. Arthur Schopenhauer vond dat de eerste veertig jaren van ons leven de tekst leveren en de volgende dertig het commentaar daarop. Ik denk dat onze ouderen zinnig commentaar kunnen leveren op onze teksten. 'Nederland vergrijst niet, Nederland verzilvert'. Karien van Gennip (1968) behaalde de titel Natuurkundig Ingenieur in 1993 in Delft en in 1995 haar MBA in Frankrijk. Zij werkte in 1994 en van 1996 tot 2002 bij McKinsey&Company, in Amsterdam en San Francisco. Van september 2002 tot mei 2003 werkte ze bij de Autoriteit Financiële Markten. Zij was staatssecretaris van Economische Zaken in het Tweede KabinetBalkenende (2003-2007).
Discussie Voorzitter Schnabel: Ook al is de staatssecretaris er zelf niet bij, ik wil toch graag met de zaal het debat hierover aangaan. In de toespraak namens de staatssecretaris zijn heel veel thema's aangeroerd rond het wonen, werk, zorg, vrijetijdsbesteding en rond allerlei technische ontwikkelingen. Het zou aardig zijn als wij de tijd goed gebruiken om nog wat boodschappen mee te geven, in de hoop dat deze nog een plekje kunnen vinden in de departementale plannen voor een nieuw kabinet. Een nieuwe regering, van welke signatuur dan ook, hoe samengesteld ook, zou daar haar voordeel mee kunnen doen en op sommige punten een stevige stap naar voren kunnen zetten. Met zoveel braintrust als nu hier, moet dat kunnen. De heer Philips: Mijn gedachten gaan uit naar het punt van het in dienst nemen van 55-plussers. Een groot probleem daarbij is dat bedrijven en organisaties alleen maar
15
jongeren in dienst willen nemen. Dat is een punt voor oudere mensen die zonder werk zitten. Hun uitkering is gerelateerd aan het laatst verdiende loon en als ze voor een lager salaris ergens gaan werken, en ze zouden na 6 maanden weer werkloos worden, dan gaat hun uitkering ook weer naar beneden. Dat zijn dingen waar iets aan gedaan moet worden. Dus fiscale maatregelen om het echt aantrekkelijker te maken voor bedrijven om oudere werknemers in dienst te nemen en garanties, via het UWV bijvoorbeeld, om te zorgen dat mensen niet terugvallen naar een lager niveau van uitkering, als ze tussendoor een half jaar of een jaar voor een lager salaris gewerkt hebben. Schnabel: Interessant is dat u het meteen relateert aan het bedrijfsleven. Eigenlijk is het heel gek dat we dat altijd doen: als we gaan kijken waar de meeste banen zitten, ook voor ouderen, is dat nou niet zozeer het bedrijfsleven, maar eerder het gebied van zorg, onderwijs, en niet te vergeten de overheid zelf. Hebben we wel een beeld van hoe de overheid en dit soort organisaties zijn als werkgevers voor ouderen? Nemen die ze wel in dienst? De heer Vijlbrief: Ik werk bij de Algemene Bestuursdienst, verantwoordelijk voor de werving en selectie bij de top van het Rijk. De samenleving, en dat vind je ook in de manifesten van politieke partijen terug, doet een dringend beroep op een verlaging van de stand van ambtenaren. Wat ik graag zou willen meegeven is, dat als je toch de kwaliteit van het ambtelijk apparaat heel hoog in je vaandel hebt, dat je dan niet moet vervallen in maatregelen zoals een vacature stop en een tweede Remkesregeling. We moeten op een veel creatievere manier nadenken, hoe we met de verschillende doelgroepen binnen de ambtenaren, om kunnen gaan. Dus een balans vinden tussen de kwaliteit van ouderen, de noodzaak van instroom van jongeren, en toch tegemoet komen aan de wens van de samenleving om iets te doen aan de bureaucratie. Voorzitter Schnabel: Is het nu zo dat bij de Algemene Bestuursdienst, waar het toch gaat om de hogere ambtenaren bij het Rijk, van alle departementen, dat men daar nu ook die creatieve gedachte al heeft ontwikkeld? De heer Vijlbrief: Ik kan daarop heel positief reageren: twee jaar geleden toen ik bij de Algemene Bestuursdienst kwam en geconfronteerd werd met de Remkes-regeling, is daar gezegd: dit zou eigenlijk niet meer moeten gebeuren. En we zijn met ideeën gekomen, zoals het project 'verzilvering'. Ik ben zeer blij dat dit begrip, dat al een hele tijd doorzingt, nu ook al hier in deze conferentie een rol speelt. Het houdt in dat wij op dit moment ambtenaren in de leeftijdscategorie van 57 jaar en ouder, dus in de top van de departementen, heel direct vragen wat zij denken nog te kunnen bijdragen aan de rijksdienst. Een heel interessant en redelijk succesvol project. Maatwerk natuurlijk, maar we hebben al heel wat mensen aangesproken op wat ze op hun 57e, 58e ,59e nog zouden willen. En wat ze het Rijk nog te bieden hebben op basis van al hun kennis en ervaring. Sommige zeggen: “ ik zit goed in mijn vel, ik heb een fantastische functie, die maak ik af en dan ga ik met pensioen”. Anderen zeggen: “ik word uitgedaagd om er echt
16
over na te denken”. En die mensen komen met originele ideeën. Zo ontmoette ik anderhalf jaar geleden een ambtenaar die wat ontevreden was binnen het departement. Toen ik zei dat hij moest ophouden met zeuren en zeggen wat hij wil, zei hij dat hij graag zijn studie af wilde maken naar de toekomst van de verzorgingsstaat. Dat heeft hij kunnen verwezenlijken bij de WRR, waar zoals iedereen weet nu een mooi rapport ligt. Hij heeft er 1,5 jaar aan gewerkt, dus wat betreft de productiviteit valt het weer mee en dit naar aanleiding van de opmerking van Teulings. We hebben nu zo'n 50 mensen in de top in de beschouwing en proberen hen uit te dagen om te formuleren onder welke voorwaarden ze verder willen binnen hun eigen departement of daarbuiten. Voorzitter Schnabel: Er ligt een wetsvoorstel dat mensen in bestuurlijke functies zoals burgemeesters en commissarissen van de koningin toestaat na hun 65e door te werken als ze dat willen. Gaat het Rijk daar actief zelf iets aan doen? Of blijft het initiatief bij de betrokkenen? Worden deze oudere ambtenaren ook echt actief benaderd? Vijlbrief: Dat gaat gebeuren, dat voel ik. Mevrouw Salden: De provincie Limburg is zelf heel actief op het gebied van het stimuleren van de 'silver economy.' Maar ook de provincie Limburg heeft een zeer aantrekkelijke regeling gemaakt voor senioren om er uit te stappen. Er zijn mensen die 100 % of zelfs meer dan 100% van het eerdere salaris verdienen, maar dan wel buiten de provinciale organisatie. Ik zal zelf wel nooit een beroep kunnen doen op die regeling, want als we 10 15 jaar verder zijn zal het allemaal stukken schaarser zijn. Dat de provincie zo'n regeling heeft is wel lastig te rijmen met de beleidsmatige activiteiten rond het provinciale programma voor de 'silver economy' dat zich richt op de economische kansen, maar ook op de arbeidsmarkt, invoering van leeftijdsbewust beleid, inzetten op workability en employability en noem maar. De provincie wil daar een leidende en sturende rol in hebben, maar zal dat nieuwe beleid dus ook intern moeten vertalen. De heer Blokland: Als personeelsman van de spoorwegen dank ik Paul Schnabel voor de opmerking dat het gratis reizen voor senioren niet gestimuleerd moet worden. Als lid van de Nederlandse Vereniging Personeelsbeleid moet ik opmerken dat oudere werknemers nog steeds een fors risico moeten nemen als ze van baan veranderen of van werkgever. Dat is voor ons erg hinderlijk. Ze geven bij de overstap naar een nieuwe werkgever veelal over een groot aantal jaren opgebouwde rechten weg. Het is goed dat we geen hangmat constructie hebben waardoor mensen in luxe naar hun pensioen kunnen glijden, maar ik doe toch een klemmend beroep op het kabinet om een goed vangnet te construeren voor met name oudere mensen die het risico nemen om over te stappen. Dit is prohibitief, er is kapitaal te verdienen als je bij je oude werkgever blijft en je hebt veel te verliezen als je overstapt. Dat is een fundamentele belemmering voor mobiliteit. Personeelsmensen met hun mobiliteitscentra in veel bedrijven in Nederland kost het de grootst mogelijke moeite om mensen in beweging te krijgen. Wij stuiten op een fors wantrouwen bij werknemers die hun risico's inschatten. Onze mooie verhalen over mobiliteit zien ze dan als een truc om hen weg te krijgen. Dat staat haaks
17
op wat er macro gezien gedaan moet worden aan bevordering van heel veel te doen. arbeidsdeelname, een betere marktpositie, duidelijkere informatie, minder risico. De heer Burgmans: Ik heb bij Zalm wel eens neergelegd dat mensen na 37 of 38 jaar werken en premies betalen hun bijdrage wel geleverd hebben en dat je na een bepaalde leeftijd zou moeten komen tot een halvering van belastingbetaling. Een verlaging van 52% toptarief naar 26 % toptarief zou een behoorlijke prikkel zijn voor iedereen om gewoon door te werken. Voorzitter Schnabel: Klinkt aantrekkelijk. De heer Kohnstamm: Op het moment dat je 65 wordt, wordt de arbeidstoeslag gehalveerd, op het moment dat je 65 wordt houdt de zelfstandigenaftrek op. Eigen ondernemersschap kan niet meer. We hebben een grens van 1200 werkuren, dus we mogen dan parttime verder opereren. Kunnen we die volstrekt antieke leeftijdsgrens van 65 jaar niet schrappen? Een ander punt betreft een van de meest wezenlijke vergissingen die we de afgelopen 15 tot 20 jaar gemaakt hebben, namelijk dat we gedacht hebben dat ouderen op een gegeven moment bereid zouden zijn om te verhuizen naar dichte stedelijke gebieden. We hebben vergeten dat met name ouderen ingeworteld zijn in een bepaald sociaal netwerk. Als we dus voorzieningen willen aanbrengen of woningen willen bouwen dan zal dat in hun oude sociale omgeving moeten zijn. Ouderen zijn niet bereid om alleen maar vanwege een goed toegankelijke flat plotseling te verhuizen naar het midden van een stad waar je niemand kent. Mensen willen meestal gewoon wonen en leven met degenen waar ze groot mee geworden zijn, waarmee ze gevoetbald, gebridged of getennist hebben. En dat is stelselmatig gewoon vergeten. Voorzitter Schnabel: Dit is een van de dingen waar het Sociaal en Cultureel Planbureau in zijn publicaties op wijst en ook benadrukt heeft in bijvoorbeeld contacten met het ministerie van VROM. De doorstromingsgedachte is zo'n macrogedachte, vanuit volkshuisvestingsprincipes, die haaks staat op wat we willen. Mensen willen helemaal niet doorstromen. In de meeste gevallen willen ze zolang mogelijk blijven op de plek waar ze zich gevestigd hebben en geworteld zijn en het rare is dat dit eigenlijk nog steeds niet is doorgedrongen tot het beleid. Ik was ook nog benieuwd of iemand internationaal vergelijkende ervaringen heeft. Zijn we in ons land op een aantal punten antiek, of archaïsch? Zetten onze regelingen mensen vast? Terwijl andere landen laten zien dat het beter kan? Mevrouw Buien: In mijn contacten met sommige landen, zoals Israël, zie ik dat ouderen wel functies houden na hun pensionering. Ze genieten wel pensioen maar worden allemaal ingezet. Dat zie je hier veel minder: de vanzelfsprekendheid waarmee mensen zich ook verantwoordelijk voelen om een aandeel te leveren aan het grotere geheel. De heer Knipscheer: We spreken hier over een lange termijn kwestie. Eigenlijk hebben
18
we het over de leeftijdsgroep 40 tot 55 jaar, want die zal de komende vijftien twintig jaar de omschakeling naar een vergrijsde samenleving moeten realiseren. Van die leeftijdsgroep zijn hier niet zo heel veel mensen vertegenwoordigd. We moeten ons dus goed realiseren tot welk publiek we ons richten. Maar ik werk zelf ook een beetje aan de korte termijn problematiek. Ik zou de zorgsector en met name de intramurale ouderensector willen bewegen om 50-plussers in dienst te nemen. Terwijl de praktijk daar nu doorgaans is dat men op die leeftijd mensen begint te ontslaan. Mijn argument om toch meer 50-plussers in dienst te nemen is dat op de eerste plaatst deze mensen veel beter in staat zijn om met de bewoners te communiceren en een leefklimaat te creëren waar de bewoners zich thuis voelen. Ten tweede geeft het werkgelegenheid voor 50-plussers wat een heel moeilijke aangelegenheid is in dit land en het geeft oudere vrouwen een extra mogelijkheid om op de arbeidsmarkt terecht te komen. In die zin vangen we drie vliegen in één klap. Voorzitter Schnabel: Kunt u ook iets zeggen over de vraag waarom de drang om te ontslaan kennelijk zo groot is? De heer Knipscheer: Het beeld is nog heel sterk dat de verplegende en verzorgende sector zware belastende sectoren zijn. Dat geldt natuurlijk voor sommige of voor een deel van de activiteiten van verzorgenden en verplegenden. In verzorgingshuizen en verpleeghuizen is er 's morgens vaak fysiek zwaar werk te doen, maar de rest van de dag is het veel meer leefklimaat en helpen bij het eten en dat soort zaken en dat kan heel goed door 50-plussers over genomen worden De heer Van Eeghen: In de VS zie je dat er gewoon veel minder geregeld is en dat daar dus een veel natuurlijker overgang bestaat tussen jong en oud. Men heeft een eigen pensioen, er is strakke wetgeving tegen discriminatie, dus je moet ongelofelijk uitkijken als werkgever met uitspraken over leeftijd, gender, of wat dan ook. Dat heeft als nadeel dat de risico's misschien wat groter zijn, aan de andere kant zie je dat het probleem van plotselinge confrontatie met je leeftijd (je wordt 62 of 63) nauwelijks bestaat. Je bepaalt je bezigheden voor een groot gedeelte zelf, rechtstreeks in relatie met je werkgever. Voorzitter Schnabel: Maar stellen Amerikanen dan ook geen vragen in de trant van: “hoelang moet jij nog?” Van Eeghen: Als het gebeurt, is het tijdens de borrel. Mevrouw Geling: De Bertelsmann Stichting in Duitsland heeft onlangs een prijs voor goed omgaan met leeftijd bij de arbeid uitgereikt aan Finland. Opvallend is daar dat er allerlei maatregelen op gebied van preventie en gezondheid en allerlei fiscale maatregelen zijn getroffen, maar ook dat de overheid zelf heel erg het goede voorbeeld geeft, en allerlei maatregelen en personeelsbeleid ontwikkelt juist om oudere werknemers in dienst te houden. Dat is allemaal uitvoerig gedocumenteerd.
19
Voorzitter Schnabel: Ik ga dit punt afsluiten. We hebben een aantal punten verzameld, ik denk dat we er zeker iets mee kunnen gaan doen in de verslaglegging, misschien in een brief of stuk of een voorstel aan het kabinet of aan de informateur. We gaan eerst kijken, hoe het gaat met de ouder wordende mens, die in vitaliteit wil leven, gezond wil blijven, zich gezond wil voelen, en allerlei producten nodig heeft, waardoor dat ook kan. Niemand die ons dat beter kan vertellen dan Antony Burgmans, voorzitter van Unilever.
Enkele foto-opnamen tijdens de discussie.
20
Antony Burgmans voorzitter Unilever N.V.
O
nze hogere levensverwachting danken wij vooral aan 200 jaar ontwikkeling van beter sanitair, veilig drinkwater, persoonlijke hygiëne en betere voeding en pas de laatste 50 jaar ook aan medicijnen. Tussen gezond en niet gezond leven gaapt volgens onderzoekers een kloof van vijftien tot twintig jaar. Maar de levensverwachting stijgt al een tijdje niet meer in Japan en de knik naar beneden zal ook in Nederland wel niet uitblijven. Dat is het gevolg van te veel en verkeerd eten, roken, alcohol, stress enzovoort. Forse inspanningen zijn nodig om weer meer vitaliteit aan het leven toe te voegen, te beginnen bij de jeugd. Het onderwerp Healthy Ageing ligt ons bij Unilever na aan het hart. Het onderwerp is al heel oud. Hippocrates zei 400 jaar voor Christus, dat dikke mensen vroeg dood gaan. En er is ook het boek van Blankaart van 1683, waarin manieren staan om zonder ziekten lang en gezond te leven. Hierin wordt het nut van levensmiddelen beschreven, zoals fruit, groente, vis en gelukkig ook wijn en bier. Maar het boek waarschuwt voor teveel suiker. En het geeft advies over hoe men zich behoort te gedragen tijdens de maaltijd en hoe kinderen goede tafelmanieren bij te brengen zijn. U ziet het is een onderwerp dat al lang in de belangstelling staat. Sommigen vinden vergrijzing samen met terrorisme en global warming een van de grootste bedreigingen van de mensheid. Dat is wat vergezocht maar goed, overal in de wereld, in Europa, Noord-Amerika, Japan en China daalt het geboortecijfer, mensen leven langer. Het resultaat is een drastische daling van het aantal mensen onder de zestien en een evenredige stijging van mensen boven de 65. Vooral de groep van 85 + groeit sterk. Vanuit een zakelijk standpunt is het interessant om te zien, dat mensen boven Researchers schatten dat er 15 50 niet alleen snel in getal toenemen maar ook relatief rijk zijn. Dat is natuurlijk iets tot 20 jaar verschil in levenswaar een bedrijf als Unilever heel goed naar verwachting zit tussen gezond en kijkt. Waar zijn de consumentenbestedingen? niet gezond leven. In de VS hebben de 'over fifties' bijna driekwart van de rijkdom in handen. Dit leidt ook tot allerlei andere kwesties in de samenleving. De ratio tussen werkenden en niet werkenden verandert enorm. Politici maken zich terecht bezorgd om wat de pensioenscrisis wordt genoemd, met name in het Verenigd Koninkrijk, met zijn systeem van Pay as you go. Zoals in Duitsland en Italië waar een pensioenramp dreigt. Kun je dan zeggen: “Wat hebben wij ermee te maken, want wij zitten goed in Nederland met onze rijke pensioenfondsen?” Maar we zitten natuurlijk wel samen in de Eurozone dus let op je zaak. Natuurlijk gaan ook de kosten van de gezondheidszorg omhoog, in de VS is het al 15 % van GDP. De meeste mensen
21
menen dat dit niet komt door vergrijzing maar door technologische verandering. Maar laten we eens kijken naar een aantal fysieke aspecten.
Longevity has increased since 1830 85 80 75 70
Dit plaatje laat de leeftijdsverwachting in historisch perspectief zien. Vanaf 55 50 1600 tot ongeveer 1830 schommelt het 45 een beetje tussen de 35 en 40 jaar, als 40 35 gevolg van oorlog of vrede, goede of 30 1600 1650 1700 1750 1800 1850 1900 1950 2000 slechte oogst en dat soort dingen, maar Year het schommelt niet veel. Na 1830 schiet het omhoog in een rechte lijn. De landen met de hoogste levensverwachting zijn op dit moment IJsland, Japan en Zwitserland. In Japan haalt een op de vijf vrouwen de leeftijd van 100 jaar. Wat zijn de redenen? 65 60
Hier wil ik Nobelprijs winnaar Robert Fallwell van Chicago en David Cutler van Harvard University aanhalen. Die suggereren op grond van onderzoek oorzaken zoals beter sanitair, veilig drinkwater en verbeterde persoonlijke hygiëne; maar ook de eliminatie van ondervoeding, betere voeding en het voorkomen van slechte voeding. Betere medicijnen zult u ook zeggen, maar die hebben pas de laatste 20, 30, 40, 50 jaar een rol gespeeld, en niet 100 of 150 jaar geleden. Dus we denken bij Unilever dat onze branche wel degelijk een positieve bijdrage heeft geleverd. We weten dat Vitamine tekorten bij ouderen producten als margarine buitengewoon belangrijk waren in het verbeterde kunnen veel beter worden voorkomen voedingspatroon en ze zijn dat nog steeds. door gewone goede voeding dan Het gaat om de Holy Grail, zoals wij dat door voedingssupplementen. noemen, van een lang leven èn fit zijn. Het heeft weinig zin om lang te leven als je niet fit bent. Het kan onder andere worden bereikt door het bewaren van een gezond hart, gezonde bloedvaten, bijblijven, goede mentale en fysieke prestaties leveren, je in het algemeen goed voelen, en het gevoel te hebben er goed uit te zien. Unilever voert een research programma uit met de naam Healthy Ageing Program. Dat is er op gericht al dit soort factoren uit te pluizen en te zien hoe wij een bijdrage kunnen leveren aan een fit en lang leven. Dus het idee is om de statistieken in de richting te krijgen van meer mensen die lang gezond zijn. Wij organiseerden een symposium met onder meer Dr. Robert Butler van het International Longevity Center in New York en Prof. Dr. Rudi Westendorp van de Universiteit van Leiden. Toen hebben we gekeken naar de belangrijkste factoren die er voor kunnen zorgen dat we ons doel kunnen bereiken.
22
Onder andere kwamen er zaken naar voren zoals financiële zekerheid, toegang tot uitstekende gezondheidszorg, het kunnen deelnemen aan je sociale omgeving, keuzemogelijkheden en het hebben van een doel in het leven. Jung heeft al gezegd dat mensen die in de tweede helft van het leven actief zijn, en zich duidelijke doelen hebben gesteld, over het algemeen gelukkiger zijn dan mensen die dat niet doen. Vervolgens zijn er natuurlijk factoren die te maken hebben met de fysiologie van het lichaam, 'het zit in de genen', en natuurlijk de leefstijl, de manier van leven. Het hele gamma van voeding, dieet, mate van beweging, sport, voldoende slaap, al of niet roken, het beheersen van stress en persoonlijke verzorging. Sommige mensen denken dat onze levensloop van tevoren is gedetermineerd. Wij menen van niet. Maar er zijn opvallende verschillen. In Columbia worden in sommige stammen mensen meestal nog steeds niet ouder dan 25 jaar. Binnen het Verenigd Koninkrijk zijn er aanmerkelijke verschillen tussen Glasgow, waar men gemiddeld 59 wordt, en Kensington waar de gemiddelde leeftijd op 83 ligt. Binnen Nederland zijn de regionale verschillen veel kleiner, maar we hebben wel weer verschil tussen de grote steden, Lifestyle coaching is zeer die zo'n drie à vier jaar achterlopen op de gezonde buitenwijken en de rest van het land. belangrijk. Meer bewegen, vermijden van stress en
Deze verschillen worden natuurlijk allemaal bereikt met dezelfde menselijke genen, maar blootgesteld aan zeer verschillende omstandigheden. Dus er is geen enkel bewijs dat de levensduur van de mens is gemaximeerd of ingebouwd. Integendeel, het is duidelijk dat het lichaam geweldig effectieve afweersystemen heeft om schade aan het DNA te kunnen repareren. En de opvallende verhoging van de gemiddelde leeftijd over de laatste 175 jaar suggereert dat het proces van verouderen enorm plooibaar is, malleable Understanding age -relate conditions noemen ze dat in het Engels. Factoren Infection Pollution als voeding, hygiëne en leefstijl zijn van UV irradiation Stress Daily Unhealthy diet zeer grote invloed. Onze researchers Overweight challenges Poor lifestyle schatten dat er zo'n 15 tot 20 jaar Smoking verschil zit tussen gezond en niet gezond Healthy Compromised tissues tissues leven. absoluut stoppen met roken.
Hygiene Grooming Healthy diet Functional foods Physical activity Relaxation/sleep Weight control No smoking
Het is aardig om het verouderingsproces Repair te zien in termen van een continue beschadiging en een continue reparatie. Wanneer iemand een hartaanval krijgt is dat meestal niet het gevolg van iets dat hij vorige week heeft gedaan maar het gevolg van een accumulatie van zaken. Het doel is dus om het continue reparatie proces alle kans te geven, zodat de dagelijkse aanvallen op de gezondheid kunnen worden gepareerd. De vraag is: “kunnen we de biologische
23
klok verslaan”? In het algemeen weten we hoe we de biologische klok achter kunnen laten lopen ten opzichte van de chronologische klok. Maar het punt is natuurlijk hoe we motivatie, gedrag en gewoonten positief kunnen beïnvloeden voor al deze factoren. Het verouderingsproces kent vele factoren. Zijn er magic bullets of silver bullets om het verouderen te voorkomen? In Amerika wordt wel gesuggereerd, dat als je de calorie inname beperkt tot zo'n 30 % van wat je nodig hebt, dat dit een positief effect heeft. Ik weet niet of ik als fabrikant van voedingsmiddelen het daar De catwalk reclame richt wel mee eens kan zijn. Opgelucht zeg ik ook dat vooral bij meisjes van 15 tot er geen enkel bewijs voor is. En wat te zeggen 20 jaar enorme emotionele over een paar glazen wijn? Recente studies wijzen op het positieve effect op hart en bloedvaten van schade aan. Dove reclame een matige consumptie van rode wijn. Andere laat zien dat oud zijn niet voedingsstoffen met een gunstig preventief effect synoniem is met niet meer zijn groente en fruit, vis, olijfolie als onderdeel van een mediterraan dieet. Een van onze researactief of attractief zijn. chers suggereerde dat een 'poly-meal', dat wil zeggen een combinatie van knoflook, amandelen, chocolade, vis, fruit, groente en wijn zou kunnen resulteren in een negen jaar hogere levensverwachting. Kijk eens aan! Als we kijken naar 'survival rates', dat begrip uit een studie van Dallas, dan zien we dat iemand die zeer fit is, 80 procent kans heeft om nog in leven te zijn op zijn 70e. Iemand die niet fit is, heeft maar 50 procent kans. En een zeer fit mens heeft 4 x zoveel kans nog in leven te zijn op zijn 85e als iemand die niet fit is. Bij diabetici wijst onderzoek op enorme verschillen. Als je op je 40e diabetes krijgt, gaat je levensverwachting met 12 jaar omlaag. Wellicht even belangrijk is dat diabetes 18 jaar afhaalt van de tijd dat iemand goed gezond is. Wat is het zakelijke argument om te investeren in healthy ageing? We hebben de statistieken gezien. De huidige babyboomers hebben totaal andere aspiraties dan vroegere generaties, vooral dankzij een betere economische positie en omdat ze gezonder zijn. Want de huidige generatie van 50 tot 60 jaar is plus minus zeven jaar jonger op de biologische klok dan de vorige generatie. Ook het psychologische effect van het lege nest werkt door en er is meer focus op de eigen behoeften en de eigen gezondheid in plaats van het gezin. Normen veranderen, met andere woorden: deze groep is tegenwoordig meer bereid om te investeren in gezondheid en uiterlijk, afgezien van meer luxe en vakanties. Wanneer het lichaam ouder wordt, veranderen bepaalde systemen, zoals de hormoonspiegel. Deze kan worden gecorrigeerd door de verhouding van bepaalde voedingsstoffen te veranderen. Unilever heeft een uitstekende track record ten aanzien van het
24
verbeteren van de gezondheid. Zowel op het gebied van levensmiddelen als producten voor hygiëne in het huis, en persoonlijke verzorging. Kijk eens naar levensmiddelen, bijvoorbeeld het voorkomen van vitaminetekorten door middel van margarines, of betere technieken om producten langer houdbaar te houden, vervanging van verzadigde door onverzadigde vetten, en producten met fytosterolen om cholesterol terug te dringen. Denk aan hygiëne en ontsmettingsmiddelen voor het huishouden en antibacteriële zeep. Denk aan persoonlijke verzorging: tandpasta, om cariës te voorkomen en producten voor een gezonde huid en gezond haar. Producten zoals Becel Pro·activ zou je hier ook nog kunnen noemen. Er is weinig reclame specifiek gericht op vijftigers. Met reclame voor vijftigers moeten wij heel erg oppassen, die vereist een aparte aanpak. Attitude is belangrijk, maar 50-plussers zijn niet homogeen. Er zijn grote verschillen binnen de groep Bio -medical 50+ segmentation 50-plussers. Neem bijvoorbeeld dit drietal typeringen: je hebt 'Rebel 50-75 75+ Boomers', zoals Richard Branson, 'Silent • Weight loss is an issue • Weight maintenance • Satiety reduced/taste • Cholesterol control Radicals', zoals Prince Charles, en 'Stoic unaltered • Insulin resistance Seniors'. Met dit soort typeringen moet • Glycemic control poorer building • Muscle & bone mass down • Osteoporosis risk een bedrijf als Unilever wel degelijk • behavioural change wrt • Sarcopenia risk diet rekening houden. Er is dus een vrij • Vitamin & mineral deficiencies specifieke segmentatie die verschillend • Disability is in de groep van 50 tot 75 maar ook in de groep van 75-plus. Bij 75-plussers zijn er weer andere zaken aan de orde. Gewichtsverlies wordt vaak een kwestie. Smaak en smaakbeleving zijn erg belangrijk. Zie dit overzicht van zaken die wij bijzonder goed in de gaten houden. 'Food for the elderly' gaat over het voorkomen van vitaminetekorten door middel van gewone voeding in plaats van voedingssupplementen. Er is veel bewijs dat mensen veel liever hun vitaminen via gewone voeding opnemen dan via speciale preparaten. Erg belangrijk voor deze doelgroep zijn ook levensmiddelen die rijk aan energie en aan proteïnen zijn om gewichtsverlies te voorkomen en spiermassa te behouden, want dat kan ook een groot probleem zijn. Wij kijken heel goed naar dit soort zaken en dus hoe wij onze producten formuleren. Maar welke specifieke voedingsroutes en dieet routes ook worden gekozen, consumenten zijn niet bereid uitstekende smaakeigenschappen op te geven. Elke voedingsmarketeer weet: het product kan nog zo gezond zijn, misschien word je er 200 jaar mee, maar als het niet smaakt wordt het niet gegeten. En niet gekocht. Smaak en reuk blijven meestal tot op zeer hoge leeftijd behouden maar kunnen wel gestimuleerd worden. Het eerder genoemde vitaminegebrek bij mensen met een kunstgebit bijvoorbeeld kan verholpen worden door een andere textuur van producten. In elk geval is het belangrijk een dieet voor te zetten dat een hoog gehalte heeft aan micro-nutrients. Verpakking is
25
ook een factor; soms zijn verpakkingen slecht te openen door ouderen. Die zijn dus slecht ontworpen. Soms zijn ze te groot voor kleine huishoudens, of de tekst van de labels is soms onleesbaar voor ouderen. Bekende klachten, dacht ik zo. Waar ligt nu de kans voor de levensmiddelenindustrie om bij te dragen aan een gezonder langer leven? De basis wordt gevormd door producten met uitstekende smaak en eigenschappen die bijdragen aan een goede gezondheid, en een uitgebalanceerd dieet, om de bloedsuikerspiegel en het vet metabolisme onder controle te houden en dat rijk is aan mineralen en vitaminen. Lifestyle coaching is zeer belangrijk. De focus ligt hier op meer bewegen, vermijden van stress en zeker het ophouden met roken. In dit verband maken we ook producten die mensen helpen om hun vooruitgang te meten. Bijvoorbeeld met betrekking tot fitness, mentale prestaties en dieetkwaliteit. Er zijn allerlei apparaatjes die energieverbruik meten, of de kwaliteit van je slaap of de inname van verschillende vitamines. Het probleem is hoe het gedrag van mensen te verbeteren, hoe mensen in de sportschool te krijgen, of hun sportprogramma door te zetten ook na de maand januari. Er zijn voorbeelden van financiële prikkels door zorgverzekeraars gericht op lidmaatschap van een sportschool of het gebruik van Becel Pro·activ. Wij zijn daar ook heel erg voor. Dit is de missie van Unilever, die wij zeven of acht jaar geleden hebben geformuleerd. Ik lees het maar even voor want het is een prachtige missie: Unilever's mission is to add vitality to life.We meet everyday needs for nutrition, hygiene and personal care with brands that help people feel good, look good, and get more out of life.
Alle producten van Unilever hebben op de een of andere manier binding hiermee. Dus als we de driehoek 'gezond ouder worden' erbij halen van onze eigen R&D, dan ziet u vanzelf hoe het in elkaar zit, van roken, emotional wellbeing, infection control, body mass index en fitness tot macro- en micro-nutrients. De onderste trede is het stoppen met roken. De statistieken zijn bekend, gemiddeld vermindert roken een mensenleven met ongeveer tien jaar. De volgende stap is de persoonlijke hygiëne, schoon drinkwater, goed sanitair, reinheid in het huis in het algemeen. De enorme vooruitgang Laten we op onze lagere scholen een op deze gebieden heeft gezorgd voor een grote vermindering van kindersterfte. Dit blok vrij maken van 30 tot 40 uur was één van de factoren die in de voor basisvoedingsleer waarin kindenegentiende eeuw heeft bijgedragen aan ren leren wat goede voeding is. het oplopen van de levensverwachting. Zoals bekend is ons immuun systeem minder effectief op jongere en op latere leeftijd. Dus extra maatregelen op het gebied van hygiëne zijn essentieel voor deze twee groepen. Unilever brengt een groot aantal producten op de markt wereldwijd die een
26
grote rol spelen in dit punt, met name ook in ontwikkelingslanden. Ook hier is gedrag een punt. Nog relatief veel mensen hebben nog niet de gewoonte hun handen te wassen en voldoende vaak te wassen. Wij hebben enorme programma's hiervoor bijvoorbeeld in India. De volgende stap is het welbevinden. Het is een duidelijke zaak dat emotional wellbeing zeer belangrijk is. Het zal u verbazen, dat Unilever ook hiervoor producten heeft. Het is wat we noemen: 'Het zich goed voelen'. Dit is waar wij Magnum in de strijd gooien. Wist u dat er een positieve correlatie is tussen het aantal echte tanden dat u nog heeft en uw levensverwachting? Nou niet allemaal gaan tellen maar het is wel zo. Onze Research Afdeling kijkt heel goed naar dit soort zaken, en naar Communication micro nutrients. Ons vlaggenschip is natuurlijk Becel Pro·activ. Maar er zijn ook andere producten. Unilever is altijd heel goed geweest in de communicatie met zijn doelgroepen, een deel hiervan was gericht op het actief wijzigen van gedrag en gewoonten. Een voorbeeld was altijd al het aanraden en aanleren van goed gedrag als onderdeel van de communicatie van Becel. Dan is er het punt van communicatie en reclame. Onze samenleving is gericht op jongeren, en discrimineert in zekere zin de oudere generatie. Maar enkele van onze recente campagnes gaan hier tegenin. De campagne van Dove laat een dame van 96 jaar zien en suggereert dat oud zijn niet noodzakelijkerwijs inhoudt dat je niet meer actief of attractief kan zijn. Onderzoek laat zien dat met name in de leeftijd van 15 tot 20 jaar bij jonge meisjes de catwalk reclame enorme emotionele schade aanricht. We zijn met de Dove campagne 'beauty from within', duidelijk en bewust de andere kant opgegaan. U ziet deze prachtige dame: ze ziet er inderdaad fantastisch uit, net zoals de ouderen in de volgende twee reclamefilms die ik u nu laat zien. Concluderend: Veranderingen in ons dagelijks leven hebben een enorme bijdrage geleverd aan de hogere levensverwachting over de laatste 170 jaar. De financiële en sociale voordelen van langer leven zijn zeer overtuigend, maar misschien onderschatten we nog steeds de effecten. Het is fout om te denken dat de groep vijftigplussers homogeen is. Ik huiver bij de gedachte dat de overheid woningen laat bouwen voor deze groep. Want er is geen standaard oplossing. De groep is zeer divers en vraagt een diverse benadering. Het is natuurlijk zo dat het dieet en de voeding een zeer belangrijke rol spelen. Het gaat niet alleen om het dieet, het is een complexe zaak. Obesitas houdt ons op dit moment allemaal bezig. Als je het probleem van obesitas goed doordenkt, dan kom je erachter dat alleen een holistische benadering een oplossing kan zijn.
27
Eenvoudigweg stoplichten zetten op de verpakking van voedingsmiddelen leidt tot niets. Of het verbieden van reclame voor kinderen, dat leidt tot niets. Politiek heel interessant want het lijkt alsof je er echt iets aan doet maar het lost niets op. Dus dit vereist een zeer holistische benadering. Essentieel is om gezond gedrag te bewerkstelligen en de industrie kan hierbij een leidende rol spelen. Antony Burgmans (1947) volgde een studie politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Stockholm in Zweden, waarna hij een studie bedrijfskunde (MBA) afrondde aan de Universiteit van Lancaster in het Verenigd Koninkrijk. Hij startte zijn loopbaan bij Unilever in 1972, werd directeur in 1991 en was bestuursvoorzitter in de periode 1999 - 2007. Hij vervult diverse functies in het bedrijfsleven en is actief op het gebied van natuur en cultuur.
Discussie Voorzitter Schnabel: Ik dacht wel even toen ik die Bertolli dames zag, hoe staat het met hun gebit en zijn ze niet veel te dik? Mooie types maar misschien toch met een dubbele boodschap. De heer Burgmans: De boodschap is natuurlijk het mediterrane dieet. Er is geen twijfel over mogelijk dat dit dieet buitengewoon gezond is. Daar is de wetenschap het wel over eens. De heer De Beus: Unilever weet per definitie heel veel van communicatie, als het gaat over langer leven in vitaliteit en gezondheid. Toch heb ik het idee dat bepaalde groepen daarvoor benaderbaar zijn en andere groepen heel moeilijk. Als ik zo om me heen kijk is er toch ook een samenhang met het inkomen. Hoe ziet Unilever dat vanuit de eigen business, om dat te doorbreken, om bepaalde groepen toch te bereiken? De heer Burgmans: Wij hebben de vitaliteits filosofie niet alleen geformuleerd vanwege het vergrijzen van de bevolking maar wij hebben dat gedaan op basis van onderzoeken en van inzichten die we wereldwijd hebben opgedaan. Of dat nu in een klein dorpje in India is, op het platteland, of in Manhattan, overal zien we een 'quest for vitality.' Dit houdt mensen echt bezig, dus als je daar op inspeelt worden je producten, je merken attractiever. En je omzet groeit en je margeverwachtingen worden ook hoger. Dat zijn dus zakelijke overwegingen. Je ziet dat relatief weinig mensen buiten de boot vallen. Ik zeg niet dat iedereen er gevoelig voor is, maar we zien wel dat dit een trend is, die steeds meer toeneemt. De een is obsessief, de ander veel minder. Maar ook gestuwd door technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen is het inzicht in de eigen gezondheid aan het groeien. Teenagers zijn er natuurlijk minder ontvankelijk voor dan de groep boven de dertig, maar op het moment dat het ouderschap arriveert, begint men onmiddellijk over dit soort dingen na te denken. Dit is een zeer breed thema dat wereldwijd gedragen wordt. In een dorpje in India anders dan in Manhattan, maar het is toch een zeer breed gedragen thema.
28
Voorzitter Schnabel: Ik had het gevoel dat professor Westendorp vast iets zal willen zeggen over het punt dat er niet echt een verouderingsprogramma is? De heer Westendorp: Ik wil wel bevestigen dat alle data erop wijzen dat de 'will for vitality' er bij iedereen is, onafhankelijk van leeftijd en sociaal-economische klasse. Het probleem zit er in dat de mensen uit de lagere sociaal-economische klasse wel de behoefte voelen maar die niet kunnen beantwoorden. Als je twee kinderen hebt, en Turks bent van achtergrond, heb je dezelfde need for vitality, maar je krijgt wel andere producten. De zorg die aan het Turkse kind wordt besteed, bij hetzelfde probleem en dezelfde need for vitality, is absoluut minder. Het gaat er dus om hoe wij het aanbod genereren en neerzetten, maar het is niet zo dat mensen op hoge leeftijd of van een andere klasse dat anders voelen. De heer Burgmans: Ik wil zeker niet suggereren dat wij de hele wereldbevolking bereiken. Honderd vijftig miljoen mensen kopen wereldwijd elke dag één van onze producten, ja, dus wij bestrijken over een jaar miljarden mensen. Maar bereiken we iedereen? Daar is het antwoord helaas nee op. Ik zeg helaas, ook uit humane gronden, want een miljard mensen zijn ondervoed en leven van een dollar per dag of minder. Daar kun je zakelijk bijna geen relatie mee opbouwen. Die groepen vallen buiten de boot, ook binnen Nederland. Voorzitter Schnabel: Kunt u iets zeggen over het verouderingsproces? De vele herstelmogelijkheden, ook op heel hoge leeftijd, waaraan Burgmans refereert. De heer Westendorp: Mijn algemene oordeel zou zijn: het is correct wat hier wordt neergezet. Waar we allemaal stil van worden is die grafiek van de stijgende levensverwachting. Die stijging in rechte lijn van twee jaar per decade. Alsof je elke week dat je langer leeft er nog een weekend bij krijgt. Zo hard gaat dat. Maar iedereen voelt op zijn klompen aan dat de genetica, de oorspronkelijke bouw van het lichaam, de afgelopen 100 tot 200 jaar natuurlijk niet dramatisch is veranderd. Fenomenaal is dat we er al 40 jaar hebben bij gekregen, en het kan in de komende decade met dezelfde vaart doorgaan, wat bijna niemand zich realiseert. Er is veel meer mogelijk, maar er is helemaal geen programma, er is geen klokje voor de dood. Er is wel een programma voor beter overleven en als we dat fenomeen beter gaan begrijpen en ondersteunen is er veel meer mogelijk. De heer Hofman: Tijdens de wereldconferentie in Madrid destijds over de vergrijzing had ik de indruk gekregen dat de groei van de levensverwachting oneindig door kan blijven gaan. Totdat wij in Japan bij het Ministerie van Volksgezondheid en Welzijn te horen kregen dat zelfs Japan een knik naar beneden laat zien. Een topambtenaar zei dat de knik verklaard kan worden doordat vooral de jongeren minder gezond zijn gaan leven, sinds daar een jaar of wat geleden de McDonalds werden geopend. Inderdaad stijgen de cijfers niet meer in Japan. En in Nederland en internationaal zal tengevolge
29
van te dikke mensen, alcoholgebruik enzovoort de knik wel niet uitblijven. Er is al een en ander in gang gezet op het gebied van reclame voor sigaretten en alcohol, maar hoe ver kan de overheid gaan met voorschriften, geboden en verboden enzovoort? Waar begint en eindigt de rol van de overheid in het beïnvloeden van bepaalde manieren van leven? De heer Burgmans: Het antwoord op die filosofische vraag hangt heel erg af van je eigen opvattingen. Toen ik in Stockholm studeerde in '69 kwam er op een gegeven moment een pagina grote advertentie van de Zweedse overheid in de kranten met de mededeling dat ik drie bruine boterhammen per dag moest eten. Het was niet eens een verzoek, maar het was 'u moet!' Ik vind dat niet prettig. Maar ik geloof wel dat de overheid een rol heeft in termen van voorlichting. Ik bepleit al jaren, dat wij op onze lagere scholen, in de zesde klas of op de eerste klas van het voortgezet onderwijs, een blok vrij maken van 30, 40 uur voor basisvoedingsleer. Laten we onze kinderen leren wat goede voeding is, wat een goed dieet is en wat een slecht dieet is. Want vaak is het niet een kwestie van goede voeding of slechte voeding. Het is vaak een kwestie van een goed dieet of een slecht dieet. Je mag best een keer bij McDonalds eten, maar als je het iedere dag doet is het natuurlijk niet goed. Een blok van 30 uur is voldoende. Maar daarin is de overheid niet geïnteresseerd. Ik vind dat de overheid in dat soort kwesties juist een grote taak heeft. Voorzitter Schnabel: Minister Hoogervorst, die zichzelf bij uitstek ziet als een liberaal, zal vinden dat mensen zelf beslissingen over hun leven moeten nemen, maar over het roken bijvoorbeeld is hij duidelijk anders gaan denken. Mijn vermoeden is dat hij dat is gaan doen op een puur economische basis. Hij heeft gezien welke schade roken ook in economische zin aanbrengt. Van daaruit heeft hij het rookbeleid veel verder aangeschroefd dan men 10 jaar geleden voor mogelijk had gehouden. In Engeland speelt de discussie rond het eten op scholen. Moet dat per definitie zo vies, zo slecht en zo ongezond zijn? Het Jamie Oliver initiatief is een puur privaat initiatief. Wat kunnen we in Nederland hiermee? De heer De Caluwé: Ik ben jarenlang transitie manager geweest en ik zou een paardensprong willen maken. Ik ben sterk onder de indruk van het denken van Unilever over vitaliteit. Kunnen we het denken over de arbeidsvoorwaarden niet eens een tijdje uitbesteden aan Unilever? Ik bedoel niet de HR managers van Unilever, maar aan de mensen die nadenken over hoe de vitaliteit van mensen bevorderd kan worden. Ik heb sterk het gevoel dat onze arbeidsvoorwaarden voor een belangrijk stuk nog ontwikkeld worden vanuit de gedachte dat werken slecht voor je is. En dat we mensen moeten behoeden voor alles wat slecht is in het werk. Stel nou eens dat we gaan zeggen dat werk behoort tot de vitaliteit en dat we het zo lang mogelijk moeten doen. Wat zou er gebeuren als we de discipline van voedingsdeskundigen zouden toelaten in de denktanks over arbeidsvoorwaarden?
30
De heer Burgmans: Ik ben het heel erg met u eens dat participeren in het arbeidsproces het welzijn van de mens bevordert. Daarom vind ik een sociaal zekerheidsstelsel dat mensen aanmoedigt om vooral niet te werken en thuis te blijven asociaal en slecht. Je zou de prikkel moeten maximeren om mensen aan het werk te krijgen. Daar zijn we denk ik nog niet klaar voor in dit land, maar ik ben er van overtuigd dat het die kant op zal gaan. De heer De Caluwé: Met permissie, is het niet zo dat we de arbeidsvoorwaarden vanuit een oude traditie aansturen, terwijl we over een heel nieuw concept van arbeidsvoorwaarden zouden moeten praten. Mijn stelling is dat het met het Transitie Quotiënt van mensen in Nederland slecht gesteld is. Dat wil zeggen het vermogen om grote veranderingen in het leven goed door te komen. We zijn er zelf mede schuldig aan, dat we zo weinig bewogen hebben in de afgelopen jaren, mede door uitstekende arbeidsvoorwaarden. Kunnen we massaal het TQ van de bevolking verhogen? Ik denk dat we daarbij andere denkdisciplines nodig hebben, dan de disciplines die dit eeuwenlang hebben gedaan. De heer Burgmans: Ik denk dat het een interessante richting op gaat. Er is bijvoorbeeld steeds de gedachte dat je asociaal bent als je mensen van bijvoorbeeld 68 jaar laat doorwerken. Toen ik laatst in Boston elke morgen gebruik moest maken van een busje, vroeg ik aan de chauffeur hoe oud hij eigenlijk was. Hij bleek 72. Voor het geld hoefde hij het niet te doen. Hij zei, zo heb ik wat te doen, drie of vier dagen per week, dan ben ik van de straat. Dat is een andere mentaliteit, ik had niet het gevoel dat die man uitgebuit werd, absoluut niet. Maar ik ben het dus helemaal met u eens. Voorzitter Schnabel: Wat De Caluwé voorstelt sluit aan op een voorbeeld dat we in de gezondheidszorg hebben gehad, met gezanten uit andere sectoren, die op hun gebied in het kader van de actie 'Sneller Beter' een kijkje gingen nemen in de gezondheidszorg. Gespecialiseerde Shell mensen gingen bijvoorbeeld kijken naar de veiligheid in ziekenhuizen. Een aantal bedrijven heeft dat gedaan en het heeft geleid tot verscherping van het probleembesef in de zorg. Het zou interessant kunnen zijn om als bedrijf dat zich specialiseert in gezondheidsproducten eens te gaan kijken naar andere sectoren of naar arbeidssituaties. Wat is er goed? Wat zou anders moeten? De heer Pennings: Dat beeld van de 'holy grail' spreekt mij zeer aan. U noemde daarbij factoren die een positieve invloed hebben, zoals financiële zekerheid, sociale netwerken, zinvolheid, toegang tot de gezondheidszorg, levensstijl en de factor geluk. Is dit rijtje in volgorde van belangrijkheid vroeg ik mij af? Hangen hier gewichten aan? Ik heb zelf de indruk dat de factor levensstijl soms wat overgewaardeerd wordt. En ik kan dit een beetje staven met onderzoek dat in Amsterdam gedaan is aan de VU naar leeftijdscohorten waaruit bleek dat het ouderencohort zich duidelijk meer gelegen laat liggen aan gezonder leven dan het jongere cohort. Met name de generatie babyboomers laat zich liever niet teveel betuttelen en wil er eigenlijk niet zo veel aan doen, aan dat gezonde leven. Geven we die gezonde levensstijl niet teveel accent?
31
De heer Burgmans: Het is zeker zo dat verschillende groepen een verschillende gevoeligheid voor dit onderwerp hebben, maar ons eigen onderzoek laat wereldwijd zien dat, weliswaar in verschillende mate, praktisch iedereen gevoelig is voor gezondheidsaspecten. Wij geloven dat het te maken heeft met de stand van de wetenschap, de enorme doorbraken van de laatste tien tot twintig jaar. Inzichten in gezondheid zijn sterk verbeterd, voortdurend staat het in de krant, er is weer wat ontdekt, weer wat onderzocht, en mensen gaan dat lezen en steeds meer begrijpen dat ze een zekere mate van invloed hebben op de manier waarop zij zelf later ouder worden. Iedereen realiseert zich natuurlijk dat er geen garanties kunnen worden gegeven, maar je kunt er invloed op hebben. De heer De Waal: Als directeur van Humanitas kan ik zeggen dat bij ons zelfs mensen van zeventig de kans krijgen een aantal uren per week door te werken. Het komt voor bij niet overheidsinstellingen dat mensen hun uren uitbreiden in plaats van seniorenverlof te nemen. Maar of wij dit soort dingen in de handen van de denktanks van Unilever moeten geven, dat weet ik als oud vakbondsvoorzitter nog zo net niet. Er zal een grote vereniging in Nederland bezwaar tegen hebben denk ik, maar als je echt gaat kijken naar het bedrijf waar die Bertolli producten gemaakt worden dan zal de gemiddelde leeftijd daar aanzienlijk lager zijn dan het filmpje suggereert. Dit is een probleem dat we met zijn allen op moeten lossen en ik denk dat de bijdrage die Unilever daaraan kan leveren prachtig is. Maar een zeer wezenlijke is ook het sociale netwerk van mensen. Gelukkig ouder worden en niet in eenzaamheid en isolement is een groter risico voor lagere inkomensklassen. Dus als ik iets aan de overheid zou mogen zeggen, dan is het niet een pleidooi voor meer geld, maar om een zodanige omgeving te faciliteren waarin de betrokkenheid van mensen bij elkaar goed tot uitdrukking komt. En als ze dan ook nog Becel Pro·activ eten en gezond blijven dat is mooi meegenomen, maar om gelukkig te zijn heb je sociale netwerken nodig. Vrijwilligers die op elkaar betrokken zijn, dat zou mijn boodschap zijn. Burgmans: Ik sluit me hier volledig bij aan. Geluk, het is een holistisch onderwerp en de voedingsmiddelenindustrie kan maar beperkt een bijdrage leveren. Als al die andere zaken niet in orde zijn dan kun je nog zoveel Becel eten maar dan lukt het niet.
32
Elco Brinkman voorzitter Bouwend Nederland
Bouwen op mensen van alle leeftijden
B
ouwend Nederland staat voor forse opgaven. Minstens 75.000 nieuwe woningen zijn nodig, waarvan 25.000 geschikte en aanpasbare woningen voor ouderen. Ruim 2 miljoen woningen van de voorraad zijn technisch en qua energiebalans zeer aan verbetering toe. Demografie is een thema, want ook jonge starters staan massaal te dringen. Willen we de kant op van seniorensteden of willen we wonen in wijken voor alle leeftijden? En hoe dammen we de veel te grote uitstroom in van oudere bouwvakkers? In ons vol geachte landje met zijn overvloed aan instituties, regels en subsidies is het lastig laveren voor een bedrijfstak met 375.000 mensen in 6.000 bedrijven. Als minister van 35 jaar was ik halverwege de jaren tachtig in Japan op werkbezoek. Ik stelde ons gezelschap daar keurig voor: een directeur van 40, een directeur generaal van 45 en een secretaris generaal van 50 en toen vroeg de 80-jarige Japanse minister: “waar is de Nederlandse minister?” Ik zou niet zozeer deze 'jeugdherinnering' willen ophalen maar wel de missie van de toenmalige minister van Welzijn en Volksgezondheid naar Japan. Wij in Nederland weten hoe we met de oudedagsvoorziening om moeten gaan op het grensvlak van wonen en zorg, wij hebben namelijk allerlei voorzieningen en verzorgingshuizen. Maar in Japan liet men ons zien wat het Japanse antwoord op de toekomst was. Ze lieten een busje voorrijden in een wijk met veel oudere mensen, daar kwam een warmwaterinstallatie uit en een bad en dat werd het huis ingebracht en een keurige vrijwilligster, of misschien ook wel een beroeps, ging vervolgens de oude dame en de oude heer in dat pand even goed schrobben, en daarna ging het autootje weer naar het volgende huis. Ze zeiden woonaanpassing niet zo urgent te vinden. Ze zagen wel dat de kinderen niet meer zo zullen gaan zorgen voor de oudere generatie in Japan, maar dat was hun innovatieve antwoord. Het is goed om je af te vragen, wat is de bredere thematiek? Wat doen We zullen veel meer combinaties we eigenlijk om die oude dag zo min mogelijk moeten maken van wonen mogelijk bezorgd te maken? met zorg arrangementen waardoor de Ik geloof vanuit het perspectief van de verhuisbehoefte ook gemitigeerd wordt. bouw geredeneerd, dat we ons geen zorgen hoeven te maken. Ik zal enkele illustraties geven dat er veel werk aan de winkel is. We kunnen ook wel verzilveren dat er meer mondigheid, koopkracht en belangstelling is voor het wonen en voor een goed verzorgde woonomgeving. Ik vertelde die kleine anekdote over Japan om onszelf te pressen tot een andere gedachten wisseling. Ook wij waren gewend om te denken dat we er waren met een deur verhangen en drempels eruit. Maar er zullen nieuwe
33
concepten voor woningen en woonomgeving moeten komen en die zijn geleidelijk ook wel in discussie. Ik wil eerst een paar cijfers noemen. Als je mensen vraagt of ze willen verhuizen dan blijkt dat allemaal reuze mee te vallen. We moeten dus niet doen alsof ons een massale verhuisbeweging te wachten staat. Wel blijkt uit onderzoek dat bij mensen boven de 75 jaar de verhuisbehoefte aan De bouwsector het groeien is. Het gaat om zo'n 1,1 miljoen ouderen, veelal alleenstaande mensen, behoorlijke aantallen dus. functioneert in een In de tweede plaats: we hoeven niet allemaal te verhuizen, vol geacht land, met maar een woning moet wel aanpasbaar zijn, moet levensallerlei institutionele loop bestendig zijn, daar is ook nog wel wat over te zeggen. In de derde plaats valt het allemaal wel mee, mits wij belangen, waarin onze recreatie, onze tweede woning of onze caravan, het heel lastig kunnen behouden, en wij op de een of andere manier in werken is. binnen- of buitenland kunnen vertoeven. De eerste nota die ik als aankomend minister destijds in 1982 op het ministerie aantrof heette 'Ouderen in tel'.Die veronderstelde dat we allemaal, op ons 55e verzorgd zouden moeten worden door de gemeenschap. Van de minister van Welzijn werd dus verlangd om een beleid te ontwikkelen, dat er voor zorgde dat er voorzieningen gereed stonden voor de ouderen. Het is allemaal anders gegaan, gelukkig. Maar niettemin blijft het van belang dat ouderen niet alleen hun natje en droogje hebben maar ook de daadwerkelijke mogelijkheid van recreatie, om eens een keer ergens anders te kunnen vertoeven. De voorwaarde is naast betaalbaarheid veel meer dat wonen en zorg te combineren zijn. Daarover is heel veel competentie discussie, wie gaat daarover? Essentieel is in elk geval dat wij uit ons huisje kruipen, letterlijk (ook als bouwsector) en figuurlijk en dus veel meer combinaties van wonen met allerlei zorg arrangementen ontwikkelen waardoor de verhuisbehoefte ook gemitigeerd wordt. Dat verhuizen en ook het bouwen voor die verhuizing is toch ook wel een stevig probleem. Ik kom erop terug. Dus over het geheel genomen valt het wel mee. Geen volksverhuizingen in het verschiet, maar relatief is het toch nog een forse klus. Hoe ziet het bestand van de senioren eruit? Alleen even gemeten naar eengezinswoning en appartementen, blijkt dat bijna 70 procent van de 55-plussers in een eengezinswoning leeft en een kleine 30 procent in een appartement. En in de verhouding koop en huur is het ongeveer fiftyfifty. Die verhoudingsgetallen leveren op zichzelf een heel gemêleerd beeld, maar het merendeel van degenen die in een appartement wonen, vooral in een huurappartement, wordt gevormd door bewoners op oudere leeftijd. Dat is nu dus zo'n 32 procent van het totaal en dat zal groeien. Dat is allemaal keurig uitgerekend: er zal zo'n vijftien procent bijkomen. Ofwel meer dan 150.000 eenheden en dat zijn toch grote getallen. Wat de mensen in ieder geval willen is niet alleen die woning, niet alleen de caravan of een
34
tweede huis of een reisje, maar ook een woonomgeving die comfort biedt, die veilig is, die toegankelijk is en noem maar op. Wij moeten ons dan realiseren dat we het niet alleen hebben over het rollatorproof maken van woningen, maar ook over de woonomgeving. Niet alleen in termen van vrienden of kinderen in de buurt maar ook de fysieke kanten van de woonomgeving. Dus ook de variatie van deze elementen is erg belangrijk. En daarmee komen wij steeds dichter bij het publieke domein in de afwegingen. De reden hiervoor is dat de markt op het gebied van woningen en de woonomgeving bepaald anders werkt en moet werken dan bijvoorbeeld voor Unilever het geval is. Niet omdat we belangrijker zouden zijn, maar omdat we echt anders moeten opereren. Wij werken in een zeer geïnstitutionaliseerde sector. Er zijn tal van organisaties en overheden, paragouvernementele en andersoortige organisaties, die zich als het ware ophouden tussen de klant, de gebruiker de consument, de bewoner, de huurder, de koper aan de ene kant en degenen die als bouwer of ontwikkelaar het product aanbieden. Natuurlijk signaleren wij de veranderende vraag, maar het is buitengewoon lastig om door toevoeging aan de voorraad woningen en wijzigingen in de bestaande voorraad tegemoet te komen aan de marktvraag. Unilever kan relatief gemakkelijk, ook al kost het wat, een nieuw product in de markt zetten. De bouwsector functioneert in een vol geacht land, met allerlei institutionele belangen, waarin het heel lastig werken is. Het gaat om nieuwbouw en omvorming, die almaar belangrijker worden, omdat de nieuwe toevoegingen in de ruimtelijke ordening sowieso al lastig zijn en relatief altijd minder van betekenis dan herstructurering van de bepaalde omgeving. In de bestaande omgeving zijn de woningen van voor de oorlog nu geleidelijk aan wel gesaneerd of tot monumenten verklaard of anderszins in redelijke staat gebracht. Deze woningen zijn ook weer populairder aan het worden, maar de grote voorraad van woningen van eind jaren veertig en van de vijftiger De grote voorraad van 3,2 miljoen woningen en zestiger jaren (3,2 miljoen woningen) zijn in technisch van eind jaren veertig en van de vijftiger en slechte staat. Dan heb ik het nog zestiger jaren is in technisch slechte staat en niet eens over comfort en grosso modo zeer energie onvriendelijk. kwaliteit in deze woningen. Dit zijn allemaal aantallen die samen met de overheid zijn gemeten. Dit zijn woningen die grosso modo bovendien zeer energie onvriendelijk zijn terwijl mensen op hun oude dag graag gemiddeld enkele graadjes meer stoken, als ik mijn vader van 92 als maat der dingen mag nemen. Er is erg veel werk aan de winkel voor de bouw, en er komen toch wel een paar forse vraagstukken op ons af op het grensvlak van publiek en privaat. We moeten ons bovendien realiseren dat het gros van de mensen ook op hun oude dag in eengezins-
35
woningen en in grondgebonden woningen wil zitten. We wonen in een land dat letterlijk en figuurlijk graag plat en laag leeft, terwijl iedereen inziet dat er meer geconcentreerd moet worden gebouwd, het liefst in het stedelijke gebied. Achtereenvolgende kabinetten van verschillende kleur hebben steeds gezegd dat die en die woningen moeten worden gebouwd in die en die aantallen. Dat is nu ook weer het geval in de plannen voor de komende kabinetsperiode. De veronderstelling is dat ongeveer driekwart in het stedelijk gebied moet worden gebouwd. Maar na 1,5 jaar van de plan periode, kan ik al zeggen dat we al 45.000 woningen achter lopen in de stedelijke gebieden. Het is op zichzelf een planning waar markt en overheid heel precies naar kijken, dus dat is niet iets dat zomaar in theorie wordt bedacht. Dat is in de achtereenvolgende perioden steeds opnieuw gebeurd. Dus er is een enorme spanning tussen de wens om in het groen te leven, in Vinex-achtige wijken, en niet in stedelijke gebieden, terwijl de politiek waarschijnlijk ook de komende jaren wel weer gericht zal zijn op de stedelijke gebieden. Dit zijn algemenere trends en algemenere situaties die moeilijk beïnvloedbaar zijn in een situatie waarin je niet een echte verhouding hebt tussen vraag en aanbod. Ik vraag daar begrip voor. Er is al veel leed op tafel gelegd dus ik voeg mijn leed daar aan toe. En tegelijkertijd zeg ik: we moeten er niet bij stilstaan. Er kan natuurlijk wel het een en ander. Zoals heel veel ouderen zeggen: ik red me wel, ook op hogere leeftijd, met kleinere aanpassingen, De bouwsector heeft recent voor een extra het is allemaal niet zo'n probleem. programma, om werknemers langer voor We hebben daarom heel goed samen de bedrijfstak te bewaren, zo tussen de 50 met de zorgorganisaties, de overheidsorganisaties en de bouwen 60 miljoen beschikbaar gesteld. organisaties gekeken naar wat er in ieder geval wel zou moeten gebeuren, omdat in termen van zorgbehoefte, handicaps en dergelijke er zeker aanpassingen en toevoegingen moeten zijn. De berekeningen komen ruwweg uit op zo'n 400.000 nultrede woningen, dus drempelloze woningen, letterlijk en figuurlijk drempelloos. Dat betekent praktisch gesproken dat zo'n 25.000 nieuwe woningen per jaar in de komende periode, naast zo'n 5.000 te verbouwen woningen, heel specifiek op de zwaardere zorgvoorzieningen binnen de woning moeten worden toegespitst, dus om verhuizing naar een verzorgingstehuis te voorkomen. Belangrijk punt is dat zo'n 15.000 woningen per jaar door woonruimte herverdeling toegewezen moeten kunnen worden. We moeten proberen ons een voorstelling te maken van de problemen daarbij, want er komen weer wachtlijsten, kwantitatief en zeker ook kwalitatief, in termen van gewenste woonomvang, comfort, kwaliteit. Met vragen als: kun je als je de ene deur opendoet met je rollator of rolstoel nog wel een andere deur binnen? En dat in die woningen van de vijftiger en zestiger jaren, vaak gestapelde woningen. Bovendien zouden er dan nog eens vele duizenden zorgsteunpunten moeten zijn.
36
Als we die elementen van nieuwbouw, verbouw en herverdeling van woonruimte bij elkaar optellen, valt te begrijpen dat er in dat geïnstitutionaliseerde wereldje nogal wat gedebatteerd wordt voordat de ene steen op de andere wordt gezet. Wij hebben het hier niet over het grondbeleid en de vergunningen problematiek, of de vraag of we het met of zonder Polen moeten doen. Dat zijn wel thema's die langs komen, en waar iedere stad ook nog eens een keer zijn eigen opvatting over heeft, want wij leven in een gedecentraliseerd land. De vraag is hoe om te gaan met deze algemene beweging en deze algemene getallen, die in Apeldoorn echt anders zijn dan in Amersfoort. Hoeveel moeite moeten we anno 2007 nog altijd doen om bouwers en ontwikkelaars samen met zorgarrangeurs naar de maat en naar de concrete behoefte en verlangens van mensen in wijken daadwerkelijk aan de gang te kunnen laten gaan. Dat geldt op zichzelf ook voor de corporaties voor wie wij ook bouwen. Ik zei u al, het is allemaal te doen, het valt allemaal mee, maar er komen nieuwe vraagstukken bij. Bijvoorbeeld van de intergenerationele solidariteit, de verhouding tussen jong en oud. Er is uitgerekend dat ongeveer 75.000 woningen per jaar nieuw gebouwd moeten worden in dit land en daarvan zouden er dus minimaal 25.000 voor de senioren moeten zijn. En dat op het moment dat starters en beginnende doorstromers de grootste politieke aandacht hebben. Op zichzelf niets bijzonders, want we hebben wel vaker het probleem van de moeizame nieuwe toetreding gehad in een betrekkelijk gesloten markt, zoals de bouwmarkt en zeker in het stedelijk gebied. Maar je zit toch behoorlijk klem als je die 25.000 woningen voor senioren moet zien in te passen in die 75.000 die we met heel veel moeite per jaar gebouwd krijgen. Het vraagstuk van de woonruimteverdeling dus. Wij weten allemaal nog wel en zeker de babyboomers onder ons, hoe moeilijk het indertijd was om überhaupt een plekje te krijgen op de lijsten van de gemeenten. En nu zie je na een periode van liberalisering geleidelijk aan toch weer dat veel gemeenten weer aan het worstelen zijn met allerlei criteria en het ontduiken daarvan. Kort en goed, ik zie het vraagstuk van de insiders en de outsiders nu op ons afkomen. Alleen al in termen van ruimte en aanpasbaarheid en de eerder genoemde herverdeling van 15.000 woningen per jaar is dat een stevige bestuurlijke en politieke vraagstelling. Verbouwingen zijn technisch niet zo' n probleem, natuurlijk kunnen wij iets doen met de drempels, met het sanitair, met een traplift, met gewone liften en met domotica. Er is gelukkig heel veel op de markt. Maar de marktvraag naar grondgebonden woningen en patio woningen, waar je buitenlucht kan snuiven, gaat gepaard met een onevenwichtig gemiddeld grondgebruik. Als mensen niet echt in appartementen willen wonen, wordt het dus best lastig. En ook daar waar we geconcentreerd bouwen moeten we functies combineren, we moeten stapelen; we moeten onder de grond parkeren. En toch willen mensen wel de auto graag voor de deur, want een eindje verderop weet je niet of je straat wel veilig is.
37
Een kleine anekdote: Sinds kort hebben we wateroverlast in Leiden en in mijn buurt en men vroeg mij of ik met het gemeentebestuur eens even contact op wou nemen om dat te voorkomen. De behandelend ambtenaar van de dienst riolering en straten in de gemeente Leiden zei: “Wel meneer Brinkman, we kennen het probleem, maar een van de oorzaken is dat wij geen hoge stoepranden meer mogen maken, want dan kunnen de auto's en bussen en de brandweer in die kleine binnenstad niet meer de stoep in noodgevallen gebruiken. Vanuit een oogpunt van beter waterbeheer zouden we graag die hoge stoepranden gebruiken. Maar ik hoor net dat dit voor de senioren niet zo handig is.” Het is maar een voorbeeld, maar we merken in de bouw, want we doen niet alleen woningen maar ook infrastructuur, dat dit soort praktische kwesties in toenemende mate aan de orde komen. De woonomgeving is een abstract begrip. In ons goede vaderland zijn we jaren bezig geweest, ik neem dat niemand kwalijk, met beleid gericht op: hier wonen we en daar werken we, daar hebben we voorzieningen en verderop speelveldjes enzovoort. En nu willen we dat geleidelijk aan meer bij elkaar brengen. Wonen, werken, voorzieningen, jong en oud. De gemiddelde wijk is daarop niet ingericht dus we zitten met een enorm vraagstuk van herinrichting. Daar wordt veel op gestudeerd en er zijn natuurlijk conflicterende belangen. De problemen zijn niet van technische aard, de wil ontbreekt ook niet, we zijn het eens over maatregelen en over intersectoraal samenwerken, er zijn goede plannen en er zijn experimenten uitgevoerd, maar relatief is het toch altijd nog een forse opgave. Niet alleen vanwege de massieve omvang, maar ook tegen de achtergrond van de gewoonte in dit land om wonen primair als een collectief goed te beschouwen. Op zijn minst in die zin dat kopers niet alleen afhankelijk zijn van allerlei vergunningen, maar dat er ook allerlei bemoeienis is, onder andere via belastingaftrek. Het is onvoorstelbaar met hoeveel aspecten van het wonen op de koop- en huurmarkt de overheid zich bezighoudt. In ruil voor een gewoonte en een verslaving bij ons als burgers, huurders en kopers aan huursubsidie en hypotheekrente aftrek. Daar willen we meer van en geen huurliberalisatie of althans niet te fors. Als de verhoudingen zo zijn dan moeten we ook accepteren dat we er niet teveel voor betalen. Soms schrijven de kranten dat het allemaal zo duur is. Maar in de echte prijs voor het goed, voor de grond en de woning, zitten allerlei vervuilende mechanismen. Tekorten worden weg gesubsidieerd, er wordt verevend tussen rijk en arm. Als je in die zeer ingewikkelde mechaniek gaat rommelen dan geef ik u op een briefje dat er allerlei effecten in de woningmarkt ontstaan die juist niet bedoeld zijn. Stel men wil iets met de hypotheekrente aftrek doen, dan valt te voorspellen dat starters niet geholpen zijn. Als je bovenin iets doet, gaan degenen die daar niet aan hun gerief komen in het middensegment zitten, houden de doorstroming van onderop tegen, waardoor er minder dure woningen komen, de gemeenten geld tekort komen en de cirkel is rond. Inkomenspolitieke overwegingen hebben dan in de woningmarkt een
38
averechts effect. Uit een oogpunt van inkomenspolitiek is huurliberalisatie een verkeerd woord, maar als je de woningen wil saneren dan moet het wel ergens betaald worden. Natuurlijk, wie meer spaarlampen gebruikt, een beter geïsoleerd dak heeft, houdt wel geld over of betaalt minder aan het energiebedrijf, maar de aanvangsinvesteringen voor isolatie moeten wel ergens van bekostigd worden. De aannemer wordt verondersteld een gulle gever te zijn, maar is het natuurlijk niet. We moeten ons realiseren dat het toch meer een commodity is geworden. Een huis is vandaag de dag best financierbaar, maar het probleem is dat in het lage en middensegment te weinig aanbod is en dat heeft alles te maken met de ingewikkelde fiscale en subsidie constructies. Objectief is het heel lastig om vast te stellen wat nu de prijs van een woning is. Dat betekent praktisch gesproken dat de taken waar we hiervoor staan de betaalbaarheidsvraag blijven oproepen. Ik ben toevallig ook voorzitter van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. En vanuit die hoedanigheid weet ik dat het ABP pensioen in Nederland bekend staat als een heel goede voorziening. Dat is ook zo, maar als je kijkt wat nu de gemiddelde Nederlander, niet alleen de ABP-er, feitelijk aan AOW en pensioen krijgt op zijn 65e dan valt dat tegen. Het beeld is dat het 70 procent van het laatstverdiende loon is, ook al zijn we naar middelloon systematiek overgestapt. Het is een feit dat het pensioen gemiddeld nauwelijks de vijftig procent van het laatst verdiende loon haalt, dus gemiddeld gesproken is het geen vetpot. Slechts vijf procent van de ABP gepensioneerden heeft een pensioen van dertigduizend euro of hoger. Een dikke 500.000 mensen ontAls wij over de partijgrenzen heen geen vangen pensioen van het ABP. Zijn dat nu de grote pensioenen? Nu kan oplossing vinden voor de overmaat aan het zijn dat mensen hier en daar nog overheidsbemoeienis dan blijft het wat extra geld opzij hebben gezet, maar millimeteren en blijft de markt op slot. het is niet zo dat er dus tonnen weg gesjouwd worden uit Heerlen. Sterker nog, als je kijkt naar de kleine pensioenen bij het ABP, wellicht deeltijders, maar doorgaans toch echte volledige pensioenen, is dat bijna 60 procent van alle ABP gepensioneerden, die krijgen dus minder dan 10.000 euro op jaarbasis. Als je dit betrekt op het vraagstuk van de betaalbaarheid van de oudedagsvoorzieningen, dan is toch de vraag hoe lossen we dat op? Hoe financieren wij de vaak vrij forse uitgaven die gepaard gaan met wat ik wel eens noem het 'rollatorproof' maken van woningen? Dan verzeil je weer in de subsidie sfeer of de aftrek. Kort en goed daar ligt ook wel op het grensvlak van publiek en privaat iets waar we wat mee moeten doen. U kunt zeggen, u speelt als aannemer de bal wel heel erg terug naar de overheid en de
39
maatschappij, maar hier is nog heel veel werk, hier kun je een goede boterham aan verdienen. Dan moet je maar een beetje innovatiever werken en meer mensen in dienst nemen enzovoort. Maar we werken natuurlijk alleen in opdracht, dus als niemand het betaalt, dan wordt er ook niet gewerkt. Eerlijk gezegd hebben we nog een ander probleem. Ik ben zelf grootvader maar heel veel van de grootouders en ouders hebben de laatste jaren niet verteld dat hun kinderen in de bouw moesten gaan werken. We zitten met het imago van de blauwe boorden sector. En grootouders en ouders houden hun kinderen voor dat ze niet in de bouw maar op kantoor moeten gaan werken, of bij Unilever of in de handel. Het beroepsonderwijs is ook hoe langer hoe minder maakgericht geworden. Wij zijn niet de enigen die daar onder lijden, maar juist ook onze klanten op wat oudere leeftijd verlangen dienstverlening, ze verlangen personeel dat weet hoe een deur die piept verhangen moet worden. Dat kun je niet met een computer leren, daar moet je twee rechterhanden voor hebben. Daarmee zitten wij enorm, we hebben een grote uitstroom en een te beperkte instroom, 47 van elke duizend functies die we te bieden hebben is op het ogenblik vacant, dat is kolossaal, maar de uitstroom is bovendien gigantisch. En we zitten met een bestand dat gemiddeld tussen de 39 en 40 jaar is in de hele bedrijfstak. Dat is een grote bedrijfstak, met 375.000 mensen in 6.000 bedrijven. Het is niet gemakkelijk om het personeelsbeleid te organiseren in een bedrijfstak met heel veel variatie. Wat we dus na heel veel vijven en zessen besloten hebben is om te investeren in het verminderen van de uitstroom, het vasthouden van de Er zijn nogal wat studies kennis die we ook verliezen omdat mensen ook relawaar uit blijkt dat de tief snel, soms omstreeks hun 45e de tent al verlaten. behoefte aan 'seniorenDus zeer intensief werken aan minder ziekteverzuim, betere arbeidsomstandigheden en meer loopbaan steden' buitengewoon begeleiding. De investeringen zijn fors, misschien beperkt is. Er is veel wat laat maar ze zijn er wel. meer behoefte aan We hebben nu recent voor een extra loopbaan gemengde wijken. programma, om de mensen vast te houden en bij te scholen en langer voor de bedrijfstak te bewaren, zo tussen de 50 en 60 miljoen beschikbaar gesteld. Dat is voor een bedrijfstak organisatie toch echt veel geld. We moeten uiteindelijk uit het dal kunnen komen. Maar dit soort zaken, opleiding en heropleiding, moeten op de een of andere manier ook in de prijzen tot uitdrukking komen. De kostprijs van het bouwproduct is daarmee geleidelijk aan het stijgen: de verwarmingskanonnen bij de bouw, beschermingsconstructies, die er 15 jaar geleden niet waren, allerlei tilapparaten, en verhoogde specietroggen. Ik ben blij dat we die beweging met elkaar hebben ingezet, maar in termen van beroepsuitoefening hebben we dus te maken met vergrijzing, te veel uitstroom en te weinig instroom.
40
Aan de VNO-NCW tafel wordt de laatste tijd wel vaker gesproken over de versluiering van de kostprijs van woningen en woonomgeving. Het grote politieke en maatschappelijke debat van de komende jaren zal gaan over de kwaliteit van onze woningen, onze woonomgeving, het landschap en de bereikbaarheid. Grotere inspanningen zijn nodig. Mensen willen in grote meerderheid de auto voor de deur. Een derde van het verkeer is sociaal recreatief verkeer en neem maar aan dat het een almaar meer vergrijzend deel van de samenleving is wat daar rijdt. Willen we meer betalen voor de infrastructuur, mits de infrastructuur ook beter is en beter toegankelijk? Dat zijn de kwesties waar diegenen mee zitten, die op het grensvlak van het publieke en private domein hun spullen aan de man moeten brengen. De grote uitdaging is dus niet de techniek en ook niet het aantal mensen dat naar Zuid Frankrijk of Italië wil verhuizen. Dat is niet nodig, het wordt hier vanzelf warm, zeker als we hier niet goed isoleren. We zullen een aantal dingen eerlijk tegen elkaar moeten kunnen zeggen, voor niks gaat de zon op. We zullen letterlijk de hoogte en de diepte in moeten, en we zullen een aantal gewoontes moeten afleren, ook op het gebied van overheidsbemoeienis, en op het gebied van wonen en werken in wijken. Werk terugbrengen in de wijken, ook dat maakt het mogelijk voor mensen om op oudere leeftijd meer te werken. Dus wat wij willen is een plattegrond en een indeling van de wijk waarin combi's van wonen en werk weer mogelijk worden gemaakt. Het klassieke ontwerp van de 4,5 verblijfeenheid, een woonkamer, drie slaapkamers, een hal, toilet en douche is niet meer van deze tijd. Ook op oudere leeftijd wensen wij meer comfort, meer ruimte, en combinatiemogelijkheden in de wijk en in de woning. Dus die aanpassingsmogelijkheden in de woning zullen een grote uitdaging zijn. Afsluitend denk ik dat de allergrootste uitdaging niet zozeer de vraag is of wij die 3,2 miljoen woningen van net na de oorlog wel of niet moeten slopen, maar of wij in dit toch wat volle land gevoelsmatig ook bereid zijn om zeer geconcentreerd te bouwen. Als we dat namelijk niet doen, dan kunnen we straks in Zeeland noch in Zuid Limburg de ruimte snuiven; dan zal het daar straks heel erg vol zijn. Mr. Drs. Leendert Cornelis (Elco) Brinkman (1948) volgde doctoraalstudies politieke wetenschappen en publiekrecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Na zeer diverse wetenschappelijke en ambtelijke functies bij verschillende instanties en overheden was hij van 1982 - 1987 minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Hij is vanaf 1995 voorzitter van Bouwend Nederland en combineert dit met een veelheid aan functies in bestuurlijk Nederland, waaronder het voorzitterschap van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, vice-voorzitterschap van VNO-NCW en het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad.
41
Discussie De heer Knook: Ik woon niet zo ver van de heer Brinkman vandaan, in het doctorandussendorp Oegstgeest, en toen daar laatst Albert Heijn werd verbouwd stond er met grote letters op de bouwkeet geschilderd: hoera Piet gaat met de Vut! Ik begrijp uit uw opmerkingen dat u als werkgever allerlei programma's heeft om mensen opnieuw een andere invulling van hun beroep te geven. Wat ik merk als ik bij bedrijven als adviseur over de vloer kom, dat de werkgevers vaak wel willen, maar de werknemers helemaal niet. Heeft u ook een mogelijkheid om de mentaliteit van de mensen in uw sector zodanig te beïnvloeden dat u de titel van uw lezing kunt veranderen van bouwen op mensen van alle leeftijden naar bouwen met mensen van alle leeftijden? De heer Brinkman: Doctorandussen beginnen meestal op hun 23e - 25e met werken en de meeste van de bouwvakkers beginnen nog altijd op hun zestiende of zeventiende, vaak wel in een combinatie van leren en werken. Dus als het (niet kantoor) personeel veertig jaar lang dat werk heeft gedaan, dan denk ik dat ondanks alle verbeterde tilmethoden en werkmethoden mensen redelijk blij zullen zijn als ze op hun 55e wat anders kunnen gaan doen. Ik voel mij niet helemaal vrij om als witte boorden werker daarover makkelijke uitspraken te doen. We hebben er heel veel discussie over gehad, ook met collega-sectoren. Wij concentreren ons nu ook op hun inzet in de begeleiding op het werk en in de scholen, het beroepsonderwijs, om de technieken en de werkmethoden over te dragen. Die grote uitstroom is een serieus probleem en we investeren in een programma om dat te verminderen. …. De heer De Caluwé: Ik ben zelf ook grootvader en morgen ga ik naar mijn kleinzoon in Rotterdam om een piepende deur te herstellen. Ik weet dat er in Nederland ongeveer 2, 3 miljoen mensen boven de 50 niet aan de arbeidsmarkt kunnen deelnemen. Wat let ons om eens in overleg met Rens de Groot van het Centrum voor Werk en Inkomen te overwegen om mensen die dat willen, zich om te laten scholen tot klusser in algemene maatschappelijke dienst. Geef ze wat geld en laat de gereedschapskist bijvullen bij de Gamma en zet ze in bij aannemers, of waar dan ook. Zet mensen in op verbetertrajecten. Toen ik 25 jaar geleden directeur van de bibliotheek in Leiden was, hadden we allerlei regelingen om vrouwen van 40 te laten instromen. Ik ben onder de indruk van uw verhaal, wat let ons om de 40 miljard die we op dit moment jaarlijks aan uitkeringen geven, op een andere manier te gebruiken. Als financiering voor de grote slagen die inderdaad gedaan moeten worden. De meeste mannen en ook vrouwen van 55 blijken zodra ze opa of oma worden, ineens goede klussers te zijn. Zullen we niet eens heel serieus werk maken van dit soort ideeën? De heer Brinkman: We hebben een lange periode gehad waarin de bouw qua ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid zwaar boven het gemiddelde zat, dat hebben we door allerlei maatregelen enorm terug kunnen brengen, we zitten nu op en onder het gemiddelde. Mijn waarneming is, dat heel veel van de mensen die uit de bouw gaan, of
42
dat nu via vut, pensioen of via een uitkering is, zichzelf in de markt wel redden, omdat u als vragers die mensen wel weet te vinden. Dus het eerste probleem, om deze mensen weer actief in de markt te krijgen, is niet zozeer dat vraag en aanbod elkaar niet kunnen vinden. Het is veel meer een punt ze in te zetten voor de zaken die niet vanzelf gaan. Onderwijs en kennisoverdracht gaan niet vanzelf. De bouwmarkten zijn de drukst bezochte winkelketens, want er wordt heel veel geklust in dit land en dat wordt over het algemeen niet door de senioren zelf gedaan, maar door de mensen die ze hebben weten te vinden. Er is natuurlijk heel veel, in overleg met CWI en andere instanties, gezocht in de kaartenbakken. Wie zijn er geschikt, of geschikt te maken voor het bouwberoep, maar dat valt reuze tegen. Als er nog 15.000 geschikte mensen zijn, dan is het veel, op de 375.000 die we in totaal hebben rondlopen in de bedrijfstak. Niet te verwaarlozen, maar het is een heel klein deel. Dus veel belangrijker is behoud van de kennis in de actieve markt en daar mogen zeer graag ook ouderen aan deelnemen, laat daar geen misverstand over bestaan. Wat gebeurt er in andere landen eigenlijk? De heer Brinkman: Op het gebied van woningen voor ouderen/bejaarden zien we eigenlijk overal dezelfde typen maatregelingen. Daar is heel veel studie van gemaakt, er zijn heel veel werkbezoeken afgelegd. Het hangt een beetje af van het niveau van welvaart, van de soorten materialen die men gebruikt, in Scandinavië is het meer houtbouw, bij ons meer beton, dus dat is dat wat lastiger met verbouwingen. Gemiddeld gesproken is het allemaal hetzelfde materiaal, zelfs in Japan doet men geleidelijk aan veel meer dan alleen die badauto waar ik mee begon. In mijn politieke tijd werd er altijd laatdunkend gesproken over alles wat er uit Amerika kwam, maar we hebben al tien jaar geleden in Amerika gezien, dat het klusbedrijf, de loodgieter, de timmerman, de dakdekker booming business was. Dat soort klusachtige bedrijven is in Nederland ook in opkomst. Zelfstandigen zonder personeel, de ZZP-ers, zijn niet alleen in de actieve, reguliere markt bezig, maar ook in het seniorendomein, het half reguliere domein, waar gewoon een klusje een-op-een uitgevoerd wordt. De heer Dekker: Een vraag over de verhouding overheid bouwwereld. In alle bescheidenheid zou ik willen suggereren dat het nieuwe kabinet naar een grotere uitruil gaat, een soort deal: wij betalen wat minder, maar dan zullen we ons minder met de bouwwereld bemoeien. Een voorbeeld: Ik heb het voorrecht om in een dorp waar niet zoveel doctorandussen wonen een bejaardenhuis te mogen bouwen. En ik mag helemaal niet mopperen want in mijn drie jaar bestuurslidmaatschap is het project maar 2,5 jaar vertraagd. Vanwege de commissie saneringen, de commissie ziekenhuisvoorzieningen, het zorgkantoor, de cultuurhistorische effectrapportage en ga zo maar door. Dat is, denk ik, maar op één manier op te lossen, door de overheid zich iets te laten terugtrekken. De heer Brinkman: Vanuit allerlei organisaties die zich met de woningmarkt en de planologie bezig houden hebben wij zo'n uitruil gesuggereerd. Er kan best iets met de
43
hypotheekrente aftrek gebeuren, geleidelijk aan, mits er ook huurliberalisatie is, en ook meer vrijheid in termen van snellere vergunningen. Zeker ouderen hebben die tijd van wachten niet. Maar in het algemeen zit de woningmarkt echt veel te veel op slot. Het is helemaal niet meer zozeer een vraagstuk van ruimtelijke ordening, want over het algemeen is het wel bepaald waar in Nederland nog gebouwd mag worden, ook in het Groene Land gaat het veel meer om een herstructurering. En of die straat nou zus of zo loopt, dat moet je natuurlijk met de brandweer of de politie bespreken, maar dat zijn geen ideologische kwesties. Er kan veel meer, maar de wil moet daarvoor worden georganiseerd. Zo'n uitruil is te doen, maar op de een of manier speelt voortdurend inkomenspolitiek daarin een rol. Natuurlijk moet er ook voor het onderste segment gebouwd worden, dat doen wij ook, omdat wij van het bovenste segment alleen niet kunnen leven. Maar we moeten ons realiseren dat vooral in dat tussensegment veel verziekt is door die overmaat aan bemoeienissen. Ik houd van de overheid, altijd gedaan, maar hier kan ik na 10 jaar ervaring in de bedrijfstak zeggen, als je dit niet een keer over de partijgrenzen heen oplost, dan blijft het millimeteren en blijft de markt op slot. Mevrouw Salden: De laatste zin van uw betoog prikkelt mij natuurlijk. In Limburg zien we nu dat daar heel sterk het proces van vergrijzing speelt, tegelijkertijd ontgroening en zelfs bevolkingskrimp. Dat betekent op termijn meer ruimte en daarmee nieuwe vraagstukken van ruimtelijke ordening. Voor ons is het belangrijk om als provincie en gemeenten het gebied zo interessant mogelijk in te richten voor de senioren. Ik heb onlangs in Amerika de Senior Cities bezocht en wat mij zeer intrigeert is hoe de Amerikanen marktgericht kijken, vanuit de wensen van die doelgroepen. Ze bieden een heel grote variëteit aan woonmilieus. Dat vond ik ook interessant van uw betoog, het gaat niet zozeer om die woning, het gaat om die woonomgeving, het gaat om de sociale context, hoe mensen actief worden en om het gezondheidsaspect, hoe ze zich bewegen, de voorzieningen eromheen. Zonder dat we de Amerikanen willen kopiëren gaan we nu in Limburg de discussie aan over het concept, de vormgeving van een Seniorstad. Hoe kunnen we zoiets optimaal implementeren in het landschap. Met als doel dat we verschillende soorten woonmilieus aanbieden die de diversiteit van de doelgroep reflecteert. U bent uitgenodigd om mee te denken. De heer Brinkman: Ik durf u nauwelijks te corrigeren omdat u duidelijk studie hiervan hebt gemaakt, maar er zijn nogal wat studies waar uit blijkt dat de behoefte aan zo'n seniorenstad, buitengewoon beperkt is. Er is niet zo zeer een behoefte bij de senioren om allemaal bij elkaar te wonen, maar bij een toenemende zorgbehoefte is het vanuit het aanbod geredeneerd praktischer om de zorgbehoevende mensen wat dichter bij elkaar te zetten. Er is veel meer behoefte aan gemengde wijken. Ik zeg niet dat er incidenteel niet ook seniorenwijken kunnen zijn, maar laten we elkaar daarover niet teveel mythes vertellen. Dan een opmerking over de krimp die in meer regio's gaat plaatsvinden. De effecten zullen tegenvallen, omdat de gemiddelde woonoppervlakte altijd nog heel laag is. In mijn tijd op het ministerie waren we al bezig om de woon-
44
oppervlakte in de bejaardenwoning te vergroten. Dat ging geloof ik van 12 naar 15 m2 in die orde van grootte en dan inclusief de keuken. Maar heel veel van die woningen halen nu 60 tot 70 m2. In het appartementen aanbod zit op dit moment niet zoveel van boven de 100 m2, terwijl die grotere oppervlaktes nodig zijn, in verband met de wens van comfort en kwaliteit en het rollator-proof maken van woningen. Er zal dus in Limburg wel woonruimte vrijkomen, maar de behoefte bij jong en oud om ruimer te wonen zal ook ruimte vreten. Is het nu wel zo dat de overheid zich moet terugtrekken? Bouwprocessen vragen nu eenmaal lange voorbereiding, er is een lange productieduur, gronden moeten gereed gemaakt e.d.. Kan die structuur helemaal aan de markt worden overgelaten? Zijn de planningsmechanismen van dit moment en vooral de decentralisatie niet juist veel te ver doorgeschoten? Hebben wij niet behoefte aan juist veel meer visionaire centrale planning? En wat de markt betreft, veel ouderen behoren niet tot de meest sterke partijen op de markt. Is daarvoor niet een zekere overheveling van inkomen nodig, via de belastingen, wat is uw visie daarop? De heer Brinkman: Ik heb al gezegd, voor niets gaat de zon op, dus als je meer of betere kwaliteit wil, of een aantal aanvullende wensen wil vervullen, dan moet je daar ook geld voor vrijmaken. Niet zo zeer omdat het electoraat zojuist heeft gekozen voor een bepaald belastingtarief, maar omdat er meer in het algemeen bezwaren zijn verbonden aan teveel overheidsbemoeienis met de woningmarkt. Ik zou liever hebben dat de prijs, in termen van een bepaalde retributie, voor bepaalde woondiensten of onderdelen van het wonen, omhoog zou gaan. Dan kunnen we evengoed nog aan bepaalde groepen inkomensondersteuning geven, maar omdat nu steeds inkomenssteun en woningmarktbemoeienis door elkaar heen lopen en mensen onder het hoofdstuk van de algemene rechtvaardigheid recht hebben op een traplift, is de overheidsbemoeienis te algemeen en werkt ze kostenverhogend. We kunnen beter zeggen, we gaan de huurliberalisatie aanpassen, we gaan milieu aanpassingen in woningen in rekening brengen, en het vervoer, ja alles heeft zijn prijs, dan is de prijs meer op het product toegespitst. Maar bespaar ons al die diensten die namens de overheid studie hebben gemaakt en ons vertellen hoe de senioren willen wonen in een Haarlemse wijk, tot en met de keuze van het soort bomen en de balkons. Ik geloof niet dat de gemiddelde senior op die manier met mij als aanbieder van het bouwproduct zaken zou willen doen. Liever wat minder overheidsbemoeienis zou ik zeggen. U weet waar ik in het politieke spectrum sta. Voorzitter: Voor mijn gevoel is het duidelijk dat er na de moeilijke periode die de bouw achter zich heeft nog een geweldig stuk ontwikkeling en vernieuwing moet gaan plaatsvinden in de komende jaren en u heeft ons daar een goed beeld van gegeven.
45
46
Bert Mulder Lector Haagse Hogeschool
Innovatieve en strategische inzet van ICT in economie en samenleving
I
CT wordt steeds belangrijker voor de organisatie van het sociale leven. Nederland heeft op dit gebied een ontwikkelingsvoorsprong, maar daarvan vinden we in de dagelijkse praktijk van zorg en welzijn nog te weinig terug. De eigen zorg doeltreffend regelen, mantelzorg professioneel ondersteunen, werk vinden, de mogelijkheden voor nieuwe business zijn legio, maar in de zachte sectoren mankeert het aan agendasetting, kennis, opleidingen en leiderschap. De overheid, de bouwindustrie en de voedingsindustrie, die in de vorige presentaties aan de orde waren, maken al eeuwenlang deel uit van onze samenleving. Mijn onderwerp heeft nog nauwelijks geschiedenis en moet nog worden gerealiseerd. Daarom zal ik een aantal voorbeelden laten zien van actuele ICT-ontwikkelingen die de komende tien tot twintig jaar van een enorm belang zullen zijn voor de samenleving en voor het onderwerp van vandaag: de gouden kansen van de zilveren eeuw. Mijn presentatie heeft daarmee een meer instrumenteel karakter, wat directer en wat minder beschouwend. Het lastige van mijn vakgebied is, dat onderzoek nog niet mogelijk is. Aan de ene kant is er nog niet zoveel kennis verzameld, terwijl wij aan de andere kant vooraan lopen in de wereld op het gebied van de sociale en maatschappelijke toepassingen van ICT. Daarbij staan we in Nederland echt op nummer 1, zowel ten opzichte van Scandinavië als het Verenigd Koninkrijk, Canada en Australië. We zijn toonaangevend, terwijl we nog weinig reflectie kunnen organiseren. Maar feit is dat ICT een belangrijke en onmisbare component wordt in het sociale leven, Nederland is in de wereld toonaangedie we snel moeten gaan organiseren. vend in het ontwikkelen van sociale Een van de dingen waaraan we moeten toepassingen van ICT maar we zien werken is de relatie van ouderen en ICT, daarvan weinig reflectie in de praktijk. waarvan we altijd denken dat die op gespannen voet staat. Kijkt u even naar deze vrouw. Zij houdt als 95-jarige een dagelijks dagboek bij op internet. Zij is een van de meest bekende bloggers van Spanje. Het lijkt natuurlijk een grapje, niet alle mensen van 95 houden een weblog bij, maar er is toch een enorme fascinatie van oudere mensen van boven de 75 jaar met dit soort van ontwikkelingen.
47
De volgende citaten zijn van een 85-jarige mevrouw uit Den Haag: “Internet is ver van mijn bed, dacht ik, dat hoef ik dus niet. Maar je wordt er steeds met je neus opgedrukt. Ik ben nu blij dat ik met de cursus begonnen ben alhoewel ik het moeilijk vind. Tjonge jonge dat begrijp ik nooit. Ik zeg tegen de vrouw van de cursus, wat is toch een website?Ja zegt ze dat wil ik morgen behandelen. Grandioos! Ik heb Youp van 't Hek op internet kunnen bekijken en op papier mee kunnen nemen… Ooh wat geweldig is het internet!! Er is iets wakker geschud, eerlijk gezegd zou ik nog wel 100 jaar erbij willen hebben.” Het is dus niet zo dat ouderen niet geïnteresseerd zouden zijn in dit soort van technologie. Er zijn steeds meer ouderen die daar een belangrijke rol in spelen. De grootste groep mensen die telebankiert is tussen de 55 en 65. Telebankieren is het verrichten van complexe handelingen met aanzienlijke consequenties, net zoals het boeken van een vakantie of een vliegticket. Het zijn complexe handelingen waarvoor ouderen het internet gebruiken. Dat betekent dat ouderen, we praten toch een klein beetje over onszelf, vaak in staat zijn ICT goed te hanteren, ook daar waar het belangrijk wordt in ons dagelijkse leven. De komende 10 jaar schuiven de leeftijdscohorten op, wat betekent dat een grote groep online komt die goed in staat is om ICT te hanteren. Natuurlijk moeten we ook andere diensten blijven ontwikkelen. En de doelgroep van ouderen boven de 75 blijft een echte uitdaging vormen en is misschien niet een doelgroep om ons primair op te richten. Maar om ouderen online te krijgen zullen we veel van onze innovatie moeten wijden aan het verbeteren van de bruikbaarheid van ICT. Dat betekent dat we veel van de dingen die we eigenlijk willen doen met ICT zorg, leren, werken en samen leven nog moeten uitvinden. Ontwikkelingen Deze grafiek laat de ontwikkelingen in de zorg zien: de toenemende kosten, de personeelsbehoefte groeiende zorgbehoefte en een aantal kosten zorgbehoefte professionals dat gelijk blijft. Ik was laatst op bezoek bij een grote zorginstelling in ICT een gebied waar de vergrijzing ietsje sneller plaatsvindt dan in de rest van professionals Nederland. De directeur had deze algemene trend vertaald naar zijn eigen organisatie. Waar vandaag 2200 mensen het werk doen zijn er over 10 jaar in deze regio 6600 mensen nodig om dezelfde diensten te verlenen. Dat betekent 400 mensen per jaar extra om hetzelfde te kunnen blijven doen, dan maakt het dilemma in zorg vergrijzing
48
voelbaar. Een schijnbaar onoplosbaar dilemma en vanuit mijn vakgebied denken we dat ICT een belangrijke rol kan en moet spelen. Dat is een andere reden waarom de rol van ICT heel erg cruciaal gaat worden in de komende jaren. De uitdaging is duidelijk. Zelf geven u en ik veel geld uit aan ICT - honderden of soms duizenden euro's per jaar. De uitdaging is om die dagelijkse dingen, die we als consument vanzelfsprekend vinden, zo te gaan gebruiken dat het onze kwaliteit van leven ondersteunt. Dat we niet alleen af en toe iets opzoeken of een vakantie boeken, of een klein beetje naar muziek luisteren, maar dat we onze ICT thuis structureel gebruiken om onze gezondheid te ondersteunen en anders gaan leven. De ontwikkeling van ICT laat een exponentiële curve zien. Het betekent dat ICT in bepaalde tijdseenheden in intensiteit verdubbelt. De algemene aanname is dat ICT in elke twaalf tot achttien maanden in kracht verdubbelt. Voor een deel ontstaat dat door de toename van de individuele kracht van PCs, voor een deel door convergentie van verschillende technologieën. Om een beeld te schetsen van de kracht van een exponentiële ontwikkeling: dit betekent dat ik over vijf jaar voor ongeveer het zelfde bedrag een dertig maal zo Ontwikkelingen snelle PC kan kopen. Als ik over 10 jaar met datzelfde bedrag naar de winkel ga krijg ik apparatuur die 500 tot 1000 keer zo snel is. beeld van morgen! Het dilemma van deze snelheid van ontwikkeling is dat we er niet om vragen: we gaat er niet sneller om typen. We kunnen op een bepaald moment gewoon niet anders krijgen. Eén ding blijft waarschijnlijk hetzelfde: na enige tijd is een PC te klein en te langzaam.
ontwikkeling ICT exponentieel
Maar met die snelheid van ontwikkeling kunnen we ons niet goed voorstellen waar we mee bezig zijn. We kunnen ons niet goed voorstellen waar we voor moeten plannen. Om ontwikkelingen goed te kunnen plannen - op een tijdsschaal van 10, 15 jaar of 20 jaar - en we zouden ICT tot structureel middel in die ontwikkeling willen maken, moet ik een goed beeld van morgen hebben. Dat betekent dat we in staat moeten zijn in te schatten wat er over 10 jaar is. Want dat de ontwikkeling van ICT de komende 10 jaar nog een exponentiële curve volgt weten we al, omdat de nu bekende productietechnieken dat mogelijk maken. Wanneer we betrokken zijn bij ouderen, en de mogelijkheden van ICT willen ontwikkelen en inzetten zullen we onszelf moeten professionaliseren. We moeten een redelijk beeld opbouwen van wat we over 10 jaar kunnen verwachten. Anders kunnen we geen leiding geven en blijven we het slachtoffer van incidentele ontwikkelingen. Voor het structureel ontwikkelen van ICT is leiderschap nodig.
49
Het Internet is nu zo'n 35 jaar oud. Het eerste publieke internet in Nederland kwam in 1992 beschikbaar. Voor die tijd was het internet een wetenschappelijk netwerk en na 1992 groeide het uit tot een netwerk waarvan vandaag 75 procent van de bevolking gebruik maakt. Een paar maanden geleden gaf 50 % van de mensen in een onderzoek aan dat het internet voor hen onmisbaar is. Ik mail, ik zoek dingen op en ik telebankier: ik kan het gewoon niet meer missen. Maar als na tien jaar een groot deel Er is een enorme fascinatie van van de Nederlandse bevolking het internet onmisbaar verklaart, kan ik mensen tot boven de 75 jaar met ICT. dat gebruik dan niet verbreden naar De belangrijkste groep die telebankiert structurele toepassingen op het gebied is tussen de 55 en 65 jaar oud. van zorg, leren en arbeid? Nederland neemt nu een toonaangevende positie in op het gebied van internetgebruik kunnen we die positie de komende jaren vasthouden en een leider worden op het gebied van werkelijk belangrijke toepassingen die de kwaliteit van de samenleving direct kunnen versterken? In de loop van die tien jaar, en dat is heel belangrijk voor de rest van dit verhaal, hebben zich verschillende soorten toepassingen ontwikkeld. We zijn natuurlijk al langer gewend aan administratieve en registratieve toepassingen. Na die eerste periode zijn we allemaal persoonlijk dingen gaan doen. Dat hebben we eerst in het bedrijfsleven gedaan: kantoor automatisering met persoonlijke productiviteit, tekstverwerking en persoonlijke mail. Maar als meest recente ontwikkeling zien we nu het ontstaan Ontwikkelingen van het sociaal gebruik van ICT. De nieuwe generatie internet wordt Web sociaalgebruik 2.0 genoemd en ook wel omschreven als 'het sociale web'. Dat sociale gebruik van persoonlijk gebruik internet komt als een natuurlijk verschijnsel naar boven. En dat komt omdat de dichtheid van ICT steeds grobedrijfsmatig gebruik ter wordt en bijna iedereen thuis een PC 1970 1980 1990 2000 met een internet aansluiting heeft. Gebruikers vinden elkaar in brede 'communities': online gemeenschappen rond vrienden, business, soms foto's of gedeelde evaringen van lotgenoten. We weten wat internet in algemene zin is, wat bedrijfsmatig en economisch gebruik is en dat we online dingen kunnen kopen (e-commerce). Maar werkelijk persoonlijke en sociale toepassingen zullen we de komende jaren pas gaan ontwikkelen. Wat kunnen we daarin vooruit projecteren, met die exponentiële ontwikkelingscurve voor ogen? Het persoonlijke en sociale gebruik van internet vormen een nieuwe klasse van toepassingen die we de komende tien jaar zullen ontwikkelen. Wat gaan we in die tijd realiseren?
50
Vandaag kan ik mijn eigen zorg niet volledig organiseren of zelfs maar ondersteunen met ICT. De bewoners van mijn flatgebouw vormen nog geen community. Ik kan nog niet overleggen met de mensen in mijn wijk, ik heb nog geen vitaal netwerk dat voor mij kan zorgen wanneer ik een beetje vergeetachtig word. Het zijn voorbeelden van de nieuwe klasse van toepassingen die we de komende tien jaar zullen ontwikkelen en die een dragende en samenhangende infrastructuur in de samenleving zullen gaan vormen. Met de mogelijkheden van die nieuwe internet infrastructuur gaan we doen wat we altijd, elke dag doen: gezond leven, zorgen, werken, leren, ontspannen en samenleven. Wanneer ICT steeds kleiner, gemakkelijker en persoonlijker wordt, ga ik die dingen doen die voor mij belangrijk zijn, namelijk mijn dagelijks leven organiseren. De structurele ontwikkeling van internettoepassingen rond zorg en welzijn heeft een aantal consequenties. Nu denken we nog teveel over kleine, incidentele toepassingen en te weinig over het structureel inrichten van een brede ontwikkeling. Op dit moment hopen we dat dergelijke toepassingen zullen gaan ontstaan. Zo werken we aan tientallen gezondheidsportalen, bouwen allerlei ondernemers aan diensten die zorginformatie verspreid opslaan, groeien er in honderden projecten robotica oplossingen die niet met elkaar kunnen communiceren en werken grote bedrijven aan telemedische oplossingen die een marktpositie behalen door hun gesloten architectuur. We moeten ons afvragen welke soort coördinatie en planning er nodig is voor de ontwikkeling van een dergelijke infrastructuur. Het beeld dat ik schets is dat van een samenleving die niet alleen gedragen wordt door een fysieke infrastructuur, maar ook door een volkomen nieuwe virtuele infrastructuur, die de sociale kwaliteit heel erg gaat stimuleren met daarin allerlei diensten. Een dergelijke ontwikkeling hebben we nooit eerder meegemaakt en ook nog niet eerder georganiseerd. We weten niet hoe dat in elkaar steekt, we kunnen op die manier ook eigenlijk niet heel erg goed plannen. Het is niet gestructureerd terug te vinden in onderwijs en onderzoek. Een aantal voorbeelden. Eén van de ontwikkelingen van de laatste jaren is die van wijkgerichte internetsystemen. De laatste vijf jaar ben ik betrokken geweest bij internetsystemen die in acht aandachtswijken elke bewoner de beschikking geven over internet. Doel van die initiatieven is de sociale kwaliteit van leven te verbeteren. Er wordt gebruik gemaakt van een speciale toepassing die het voor iedere bewoner mogelijk maakt een eigen website te maken in vier klikken. Een eigen weblog maken, een fotoboek of een website kost maar een paar minuten. In een van de armste wijken van Emmen hebben 4300 huishoudens in een paar jaar tijd 4500 webpagina's gemaakt. Meer dan 1500 bewoners hebben daaraan meegedaan en 200 mensen zijn structureel betrokken. Dat is eigenlijk een grotere structurele betrokkenheid van mensen in een wijk dan een normale opbouworganisatie heeft. Dergelijke systemen zijn niet vanzelfsprekend en vereisen een speciaal ontwerp. Een
51
groot aantal ouderen in de aandachtswijken zijn geen witteboorden mensen, en moeten toch goed kunnen omgaan met dergelijke functionaliteit. In die aandachtswijk in Emmen werden 4500 pagina's gemaakt; ze waren niet allemaal even briljant, maar er was structurele aandacht. Om zo'n resultaat te bereiken ontwerpen we dergelijke systemen gericht op een 12-jarige, eerstejaars VMBO-er, want die staat model voor de gemiddelde intelligentie van 100. Het ontwerpen van dergelijke meer sociale systemen vereist ontwerpvaardigheden die nu in het informatica- en ontwerponderwijs niet worden geleerd. Op basis van de resultaten in de wijken raakten de daar actieve opbouw en welzijnsorganisaties geïnteresseerd. De kansen die dergelijke websystemen leveren is die van een hefboom die de professionele activiteiten in een wijk versterkt en verlengt. Daar waar beschikbare middelen kleiner worden en professionals steeds vaker projectgericht moeten werken, kunnen bewoners zelf ondersteunende websites maken die een dergelijk project een duurzamer karakter geven: wanneer de professionals verdwijnen blijven de websites (en de activiteiten van bewoners) bestaan. Daarom hebben we nu structurele relaties met de opbouw- en welzijns-organisaties die deze toepassing van internet als een strategisch gereedschap introduceren. Dergelijke ontwikkelingen vinden op dit moment plaats en het interessante is dat Nederland daar heel vroeg mee is. Zo vroeg dat op dit moment de Europese Unie in die ervaringen geïnteresseerd is en naar manieren zoekt om er in haar beleid aandacht aan te besteden. Op basis van dit voorbeeld wil de EU haar nieuwe beleid aanscherpen op het gebied van E-inclusion, dat wil zeggen: het aansluiten van mensen uit zwakke groeperingen van de samenleving. Voor de beleidsperiode 2008-2013 wordt daarom een nieuw aandachtsgebied uitgewerkt naast werkloosheid, multiculturaliteit en ongeletterdheid: community enhancement en social quality. Het sociaal gebruik van ICT kan ontstaan omdat de dichtheid van internet groot genoeg wordt. Een ontwikkeling van bijzonder belang niet alleen omdat zij de sociale kwaliteit van de samenleving kan ondersteunen en versterken, maar ook omdat Nederland model staat voor die ontwikkeling en leidend is in de ontwikkeling van EU beleid. Een ander voorbeeld is 'flatnet': een intranet in een flatgebouw met een oudere bevolking. Flatnet is een project dat wordt uitgevoerd door een van de woningbouwcorporaties in Den Haag. Het bevat bijvoorbeeld videocommunicatie en een telefooncirkel. Telefooncirkels zijn bekende methoden waarin oudere mensen elkaar bellen wanneer ze zijn opgestaan. Daardoor weten ze niet alleen van elkaar dat ze wakker zijn, maar op het moment dat iemand die cirkel verbreekt, belt degene die geen telefoontje krijgt het hoofd van de telefooncirkel en gaat iemand even kijken. Het is een effectief gereedschap voor ouderen die alleen staan en het risico lopen eenzaam te worden. Wij hebben deze dienst online gezet en uitgebreid met de mogelijkheid anderen uit te nodigen voor koffie, boodschappen doen of andere gezamenlijke activiteiten.
52
Flatnet integreert verschillende soorten diensten: reparatie, verbruiksgegevens van elektra en andere dingen. De vorm waarin dat gebeurt is opmerkelijk: het systeem dient als een persoonlijke portal voor de bewoner waarin de voor hem belangrijke diensten samenkomen. Daarbij is de identiteit van de aanbieder steeds minder belangrijk. Die ontwikkeling zou voorbeeldig kunnen zijn. Bij de start van een breedbandproject vroeg een woningbouwcorporatie ons hoe ze bewoners van een wijk zouden kunnen ondersteunen door het beter aanbieden van hun diensten. Maar als alle aanbieders diensten via websites aanbieden worden oudere bewoners geconfronteerd met 15 of 20 verschillende sites: één om eten te bestellen, één voor reparaties, meerdere voor zorg, één voor boodschappen. Om een dergelijke warboel te ordenen zou een enkele portal per huishouden nuttig kunnen zijn, een website die de verschillende diensten samenbrengt. Ik sprak met een verzorgingshuis, een thuiszorginstelling en een woningbouwcorporatie die allemaal ouderen graag sterker ondersteunen. In eerste instantie denkt elke organisatie aanbod gedreven en wil zijn eigen website neerzetten en klantgedreven inrichten. Maar wat nu als bewoners die websites niet nodig hebben, maar wel de diensten? Natuurlijk blijven allerlei verschillende diensten nodig, maar je wilt niet in de war gebracht worden door verschillende logo's, verschillende stijlen en verschillende bedrijven, wanneer je alleen Wie betrokken is bij ouderen en iets behoefte hebt aan de diensten. Daarmee wil met ICT zal moeten kunnen is de uitdaging wel geschetst maar vooruitzien en professionaliseren. duidelijk is dat de oplossing daarvan nog jaren ontwikkeling zal vragen. Anders kun je geen leiding geven. Dit beeld schetst duidelijk dat we voor het ondersteunen van ouderen moeten denken in termen van nieuwe diensten en samenwerkingsverbanden maar mogelijk ook andere technische architecturen nodig hebben. Een dergelijke professionele aandacht voor de ontwikkelingen is nog ongebruikelijk. De herstructurering van de zorgsector creëert een complexe problematiek. Partijen in wijken ontwikkelen nieuwe relaties met elkaar en weten niet of ze elkaars concurrent zijn of gaan worden, welke diensten ze samen moeten gaan aanbieden of juist niet en of ze elkaar misschien opkopen in de toekomst. Die ontwikkeling vraagt de komende 5 tot 10 jaar een enorme aandacht en inspanning van alle partijen. Dat nieuwe mogelijkheden van ICT in die situatie een katalysator kunnen vormen is misschien niet direct een oplossing, maar ook een extra belasting. Niet omdat de kansen er niet zouden zijn, maar omdat we de kennis, tijd en aandacht niet hebben. Dat maakt goed gebruik van ICT in zorg en welzijn een uitdaging met een speciaal karakter, waaraan we extra aandacht zullen moeten geven.
53
Een ander voorbeeld van de nieuwe mogelijkheden is Wikipedia, een online encyclopedie. De Engelse versie heeft nu 1,5 miljoen artikelen en de Nederlands versie is net de 250.000 voorbij. De kwaliteit van deze encyclopedie is, blijkt uit onderzoek, even goed als die van de Encyclopedia Britannica. Wikipedia wordt bijgehouden door individuele mensen die het leuk vinden om over een onderwerp te schrijven. Iedereen mag op elke pagina schrijven. Als iemand de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen een belangrijk onderwerp vindt, dan maakt zo iemand daar een lemma voor. En vervolgens kijkt een ander een paar dagen later en denkt: ik kan daar wel iets aan toevoegen of verbeteren. Elke Voor het verbinden van de pagina is een samenwerkingsverband tussen mogelijkheden van ICT met de allerlei verschillende mensen en er is geen ambities en behoeften van oudegrens aan het aantal mensen dat mag deelnemen. ren hebben we een andere technische architectuur nodig, een andere Twee weken geleden stond in de krant dat het dienstenstructuur en nieuwe aantal mensen in Nederland eigenlijk te klein is voor een kwalitatief hoogwaardige samenwerkingsverbanden. Nederlandse encyclopedie. Het idee is om actief ouderen te werven om de Nederlandse versie van de encyclopedie bij te houden. En dan zie je een merkwaardige verschuiving. Wikipedia bestaat al enige tijd, in ieder geval op het internet. Maar om die ontwikkeling met voldoende kwaliteit te kunnen volhouden hebben we dus gewoon behoefte aan mensen met kennis die tijd hebben en in kleinere populaties zoals die van Nederland blijkt dat een uitdaging. In die virtuele kennisinfrastructuur van de samenleving zie je nieuwe rollen voor mensen ontstaan, in dit geval onbetaalde rollen. Dit is geen business model, maar wel een nieuwe ontwikkeling van essentieel belang. Een ander verrassende mogelijkheid van internet ligt op het gebied van arbeid: die van het zoeken van ander werk met behulp van een website. Toen we bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg werkten aan nieuwe strategische toepassingen van internet, merkte een van de medewerkers op dat binnen de organisatie nogal wat mensen wel eens van werkomgeving zouden willen wisselen. Maar om dat mogelijk te maken zou de planningsoftware flexibeler moeten zijn. De inflexibele structuur van de planningsoftware stond het verbeteren van de arbeidsvreugde in de weg. De oplossing zou zijn flexibeler planningsoftware en internettoegang, zodat medewerkers thuis hun eigen inzet zouden kunnen aangeven. Die mogelijkheid kreeg een plotselinge strategische betekenis toen iemand suggereerde het systeem open te zetten 'voor iedereen'. In de regio woonden voldoende oud verpleegkundigen die ook wel eens drie of vier uur zouden willen werken. Dus als die zich zelfstandig kunnen inplannen winnen we misschien wel tientallen formatieplaatsen op een structurele basis. Die extra formatie kan je nu niet bereiken omdat de structuur, de flexibiliteit van het plansysteem, de technische infrastructuur en de organisatie dat niet toelaten. De vraag is hoe lang we ons dat kunnen veroorloven in een tijd waarin een toenemend gebrek aan professionals
54
steeds nijpender wordt. Dit voorbeeld toont een van de onverwachte mogelijkheden die binnen en buiten organisaties de voorwaarden scheppen om ouderen in flexibele arbeidsverbanden meer mogelijkheden te geven. Het toepassen van ICT voor zorghandelingen is een ander voorbeeld. Aan die enorme ontwikkeling wordt nu door alle grote producenten gewerkt, vooral de laatste vijf jaar. Ondernemingen zoals Philips, Siemens, Nokia en zelfs Intel hebben R&D afdelingen gestart op het gebied van digitale middelen voor zorg. Motiva is een productenreeks van Philips die nu in Amerika beschikbaar is. Op de afbeelding ziet u een aantal draadloze bloeddruk meters, glucose meters, ECG meters, weegschalen, hartslag meters en een heel klein kastje in het midden. U kunt uw gegevens zelf opnemen en het kastje in het midden stuurt de gegevens door via internet. Iemand aan de achterkant kan daarop advies geven en patiënten zien dat advies terug op uw televisie, advies op maat. Dat lijkt allemaal niet zo bijzonder, maar de resultaten zijn in sommige gevallen dramatisch. Onderzoek heeft uitgewezen dat het aantal ziekenhuisopnames na hartfalen erdoor met 70 procent is afgenomen. Wie na een hartinfarct uit het ziekenhuis thuis komt voelt vaak alsof het opnieuw dreigt te gebeuren. En in de afwezigheid van andere informatie legt een arts een patiënt preventief een dag in bed. Wanneer op zo'n moment iemand zijn eigen ECG kan opnemen en even kan praten met iemand die uitlegt waarom hij zich nu zo voelt, zorgt dat er voor dat er 70 procent minder opnames nodig zijn. Dergelijke oplossingen lijken bedrieglijk eenvoudig, maar vergen jaren van schaal: een nationale infrastructuur onderzoek, ontwikkeling en testen. proffessioneel
Telemedische oplossingen zullen een grote vlucht nemen. Het probleem hierbij is registratie. Allerlei systemen maken het mogelijk om zorggerelateerde informatie op te slaan en er ontstaan dus overal stukjes medische informatie. informeel Waar wordt die opgeslagen? In Nederland wordt die informatie beheerd door professionals. De huisarts is poortwachter en speelt een coördinerende rol, terwijl specialist en andere zorgpartijen daaraan bij kunnen dragen. In België is de huisarts als poortwachter al niet meer gebruikelijk. In Amerika zijn patiënten vaker degenen die weten waar informatie is. Daar is nu software beschikbaar waardoor zij zelf hun medische informatie beheren en op het internet beschikbaar hebben voor noodgevallen. Ze hebben een klein kaartje met een website adres en een code staan. In het geval van een ongeluk kan een arts de website bezoeken, de code intikken, en daar het noodgevallendossier vinden. Op dit moment gebruiken tienduizenden mensen in Amerika dergelijke diensten. De software ervoor kost 50 dollar en het nooddossier op internet een paar dollar in de maand. Hebben we in Nederland rekening gehouden met die actiegerichte ontwikkeling, terwijl we al jaren met moeite de infrastructuur voor professionals proberen in te richten? diagnose zorgtaken contact
proces
kwaliteit
55
Wij schreven voor het ministerie van VWS een stuk getiteld 'Samen zorgen voor jezelf'. De zorgbehoefte in Nederland wordt beantwoord door de professionele zorgsector en de mantelzorgers, zo'n drie tot vier miljoen mensen in Nederland die zorgen voor een naaste, een familielid, een buur. Als de komende jaren de zorgbehoefte toeneemt neemt het aantal mantelzorgers ook toe, maar waarschijnlijk het aantal professionals niet: er ontstaat een lacune wanneer de professionele ondersteuning achterblijft. ICT is daarin een essentieel gereedschap. In het rapport stellen we een nieuwe infrastructuur voor: een nieuwe infrastructuur voor zorginformatie, maar er op gericht om mensen zelfstandig hun zorg te laten regelen in elk van de zes miljoen huishoudens. Als we die ontwikkeling volledig beschrijven als een samenhangende infrastructuur, Het inzetten van ICT als moeten patiënten thuis digitaal ondersteund worden om de volgende vijf activiteiten te kunstructureel gereedschap in nen doen: het stellen van een diagnose, het de demografische en bepalen van de zorgbehoefte, het selecteren uit maatschappelijke het zorgaanbod van een behandeling, het inrichten en organiseren van die behandeling en het ontwikkeling vraagt om bewaken van uitvoering en kwaliteit daarvan. inventie en innovatie. We spreken over een situatie waarin professionele hulp niet langer vanzelfsprekend voorhanden is. Stel dat u ziek wordt en er is geen huisarts of u heeft zorg nodig en er is geen thuiszorg. Dan moet u dus uw eigen diagnose kunnen stellen, want u moet op basis van die diagnose kunnen bepalen wat uw zorgbehoefte is, dergelijke ontwikkelingen ontstaan nu. Zo zijn er verschillende websites in Nederland waar je 'een diagnose kunt stellen'. De site PsyQ (www.psyq.nl) in de GGZ sector is zo'n voorbeeld. De makers denken dat de verschillende testen in de site, die op maat aan gebruikers worden aangeboden een intake gesprek kunnen vervangen. Een ander voorbeeld is PZNnet (www.pznnet.nl). Dit Persoonlijk Zorg Netwerk is opgezet door een patiënt met een dwarslaesie (een verlamming vanaf de nek naar beneden) die 24 uur per dag afhankelijk is van zorg van derden. Zijn vrijwilligers organiseren zich via die website. Hij trekt ook nieuwe vrijwilligers aan, die regelen hun onderlinge communicatie en ook hun betaling in die website, dus een volledig georganiseerde infrastructuur, maar op basis van een website. Wij denken dat dergelijke toepassingen in de komende 10 tot 15 jaar een enorme groei zullen laten zien met een enorme uitstralende werking naar de professionele sector. Professionals schudden een aantal taken af en mantelzorgers worden geprofessionaliseerd. Maar wat betekent het wanneer we in het informele domein, dus bij mensen thuis en niet bij professionals, een infrastructuur kunnen installeren? Het zal een infrastructuur moeten zijn waarmee je zelf je zorgproces inricht en onderhoudt op een wijze die vertrouwen geeft en effectief handelen mogelijk maakt. Eigenlijk willen we alles wat we hebben aan functies in de professionele sector bij de mensen thuis neerzetten. Maar
56
wanneer we die mogelijkheden structureel gaan toepassen bij ouderen vraagt dat nogal wat. We kunnen de eigen eisen van de informele omgeving illustreren aan de hand van een kennisinfrastructuur. Een voorbeeld: ik ben wat ouder, mijn partner valt en moet drie weken lang plat liggen. Maar ik weet niet goed hoe ik iemand die plat ligt te eten en te drinken moet geven; een thuiszorgmedewerker weet dat wel, maar die is niet beschikbaar. Op dat moment wil ik op mijn PC een filmpje kunnen bekijken dat laat zien hoe eten en drinken goed kunnen bij een platliggende patiënt. Naar aanleiding van dat filmpje kan ik het proberen en als het niet goed gaat ga ik terug naar het filmpje. Die mogelijkheid zouden we kunnen beschrijven als een kennisinfrastructuur voor het informele domein. Individuele mensen kunnen kennis ophalen wanneer zij dat nodig hebben: 'just in time learning’. Het materiaal is toegankelijk en makkelijk begrijpbaar ook voor de 15 procent van de bevolking die functioneel analfabeet is. Het gaat om een infrastructuur die het mogelijk maakt om kennis die mensen nodig hebben direct beschikbaar te kunnen maken, en op het moment dat ze het niet meer nodig hebben kunnen vergeten. Het voorbeeld van een informele kennisinfrastructuur is een goede schets van het verschil tussen de eisen van de informele en de formele werelden. Wij kunnen heel goed alles in onze professionele instellingen organiseren, onze ziekenhuizen en thuiszorgorganisaties. Natuurlijk zouden we het beter willen doen maar we doen het al heel goed. Maar als ik diezelfde medische kennis voor het informele domein thuis wil organiseren stelt dat heel andere eisen. Hoe moet dat? Productiekosten, innovatiekosten, beheerskosten, wie gaat dat betalen? Is dat de werkelijke betekenis van het 'publiek domein'? Dokterdokter.nl is een goed initiatief van een aantal artsen, die door gecontroleerde vragenlijsten eenvoudige ondersteuning aan patiënten wilden geven. Dokterdokter.nl is nu door een verzekeraar opgekocht en door een inlogcode veel moeilijker bereikbaar geworden. Vervelend, want de initiatiefnemers waren van goede zin en het werk was van goede kwaliteit… Maar nu is het moeilijker bereikbaar, tenzij je lid bent van de verzekeraar. De vraag hier is hoe we het publieke domein bewaken: welke informatie moet daarin beschikbaar zijn? De beschreven voorbeelden schetsen allemaal delen van een infrastructuur die de kwaliteit van leven in de samenleving zal ondersteunen. Een dergelijke structurele benadering van de ontwikkelingen is nog ongebruikelijk. Natuurlijk vinden we allemaal dat we de mogelijkheden van ICT in moeten zetten op deze gebieden. Maar vaak denken we dat partijen in de samenleving daarvoor zullen zorgen. We zijn erg blij als Philips en Siemens iets doen, maar als dat van Philips niet communiceert met dat van Siemens of dat van Nokia laat staan dat van Intel heb ik een probleem. Ik meet bloeddruk, glucose en gewicht maar waar blijven mijn gegevens? Dat wordt dus een rommelige chaos. Hoe lossen we dat op?
57
Wanneer we de ontwikkelingen zo beschrijven lijkt het alsof de burger onvoldoende stem krijgt. Wie zorgt daarvoor? Opmerkelijk van Nederland is dat wij ons gewend hebben om niet te willen sturen in ICT ontwikkelingen. De overheid in andere landen is wat minder ambivalent. Maar de onze wil geen uitspraken doen over bijvoorbeeld standaarden. Niet in de zorgsector, niet in andere sectoren. De komende ontwikkelingen vragen een samenhangende infrastructuur in zes miljoen huishoudens en die burger krijgt geen stem. Merkwaardig. Onderwijs op dit gebied is niet georganiseerd. Alle ICT opleidingen zijn gericht op algemene ontwikkelingen en het bedrijfsleven, nooit op de non-profit sector. Er is in Nederland geen opleiding die zich richt op de elektronische overheid. Op de Haagse Hogeschool zijn we voor het eerst gestart met een opleiding ICT in de Zorg. Dat is des te opmerkelijker omdat de beschreven sociale toepassingen van ICT essentieel kunnen zijn voor de kwaliteit van leven. Wanneer we via e-commerce een boek bestellen en het valt pas drie dagen later in de bus, of we kunnen een vlucht pas drie dagen later bestellen is dat vervelend maar niet bedreigend. Veel essentiëler is dat u uw zorg een dag lang niet kunt krijgen als u gevallen bent of in de war geraakt of wat dan ook. We kijken naar het ontstaan van noodzakelijke toepassingen van ICT die in zekere zin dichter tegen de directe kwaliteit van het leven aanzitten, die een veel essentiëler belang voor de samenleving hebben dan e-commerce en e-government. Het lijkt erop alsof we de noodzakelijke herstructurering van de zorgsector hebben ingezet zonder te letten op de toerusting daarvan. Voor het werkelijk toerusten van de burger, het verschaffen van werkelijke gereedschappen die het zelforganiserend vermogen vergroten is nauwelijks iets georganiseerd: er is geen onderwijs, geen kennis, er staat niets op de agenda; er is hooguit wat incidentele technocratische ontwikkeling. Dat is des te uitzonderlijker omdat we als Nederland een unieke positie hebben: we zijn erg welvarend, hebben een hoog gebruik van ICT, en hebben als Nederlanders een sociale inslag. We zijn al toonaangevend in de ontwikkeling van sociale ICT toepassingen. Ik ben geen expert, maar er zou business moeten zitten in het ontwikkelingen van sociale en maatschappelijke toepassingen die straks gebruikt gaan worden in elke stad en dorp in Europa. Maar omdat de zorgsector is zoals ze is en we besturen zoals we besturen, ontstaat het niet. De Britten kijken voor sociale innovaties heel erg naar Nederland, ze vinden het geweldig wat hier gebeurt. En wij kijken allemaal naar Zweden en Finland. Maar het interessante van Nederland is, dat het niet alleen heel dicht is bekabeld maar dat de 16 miljoen mensen dicht bij elkaar wonen. Finland en Zweden hebben een veel lagere bevolkingsdichtheid en de sociale dynamiek daar is veel minder dan in Nederland. Nederland is eigenlijk een fantastisch levend laboratorium voor nieuwe sociale toepassingen van ICT. Ook Amerikanen, die toch erg met ICT bezig zijn maken zich geen zorgen over het publieke domein, '...something typically European'. Ontwikkelingen daar zijn sterk commercieel, geen zorgen over de burger.
58
Het veld van de sociale toepassingen van ICT voor zorg, leren en werk waar we nu de eerste schermutselingen van zien, zou voor Nederland een belangrijke grond kunnen zijn om een positie op te bouwen en die verder uit te baten. Ontwerp, ontwikkeling en uitvoering. Maar op dit moment zijn projecten te vaak ad hoc. In de bouw en de corporaties is de ontwikkeling van domotica nog erg vendor driven. Een actieve leverancier met Onderwijs en opleiding ontredelijke producten krijgt een praktische opdracht en richt tien huisjes in om te kijken breken. Kennis en ervaring hoe het werkt. Maar voor een land waarin ontbreken. De zorgsector is corporaties bijna de helft van woningvoorraad een lastige sector voor ICT. beheren is dat anno 2006 een onprofessionele manier van aanpakken. We hebben behoefte aan goed doordachte innovatie, ook in domotica, en die is nu afwezig. En in de Zorg ICT is de situatie nog veel slechter. Onderwijs en opleiding ontbreken. Kennis en ervaring ontbreken. Voor de zorgsector is ICT een grote uitdaging. Mijn lectoraat bij de Haagse Hogeschool speelt zich af op dat grensvlak tussen ICT en zorg, tussen ICT-ers en zorgprofessionals. Er is een heel diepgaand verschil tussen die beroepsgroepen. Ook de beschikbare kennis en ervaring binnen zorginstellingen vormt vaak een uitdaging. Enige tijd geleden, toen een directeur van een zorginstelling zijn hoofd automatisering vroeg om een strategische visie meldde deze zich ziek. Strategisch beleid maken was iets anders dan het beheren van een paar honderd werkplekken en een aantal applicaties. De laatste drie jaar zien directies en Raden van Bestuur in de zorg de strategische betekenis van nieuwe ICT toepassingen. Maar de automatiseerders in hun organisatie kunnen niet altijd de recepten voor de toekomst leveren. Strategisch denken vraagt om heel andere kwaliteiten. Het lijkt alsof de zorg een structurele ondersteuning op dit gebied mist en inventie en innovatie kan gebruiken. Tot slot iets over kosten en opbrengsten. Vaak wordt gevraagd wie al deze ontwikkelingen van ICT moet gaan betalen. Enige tijd geleden hebben we voor een breedband scenario geprobeerd opbrengsten te bepalen. De vraag daarbij was wat het zou opleveren als ik er, in een stad als Den Haag, in zou slagen om mensen die wachten op een verpleeghuisplaats een jaar langer thuis te laten wonen. Het bedrag dat daarmee gemoeid is bedraagt 80 miljoen per jaar. Een andere mogelijkheid blijft natuurlijk subsidies: er ligt nog een fonds van 500 miljoen innovatiegeld bij de verzekeraars waarvoor de verzekeraars tot nu toe weinig of geen aanmeldingen hebben ontvangen. Bert Mulder is Lector Informatie, Technologie en Samenleving aan de Haagse Hogeschool. Zijn achtergrond ligt in de sociale wetenschappen. Hij vervulde diverse functies op het gebied van informatie in maatschappelijke en politieke organisaties. Voorts hield hij zich bezig met onder meer het gebruik van internet voor het verbeteren van sociale cohesie en achterstandwijken, een stadsbrede infrastructuur voor digitale cultuur en de ontwikkeling van breedbandtoepassingen in wijken. 59
Discussie De heer Kohnstamm: Ik wil dit graag onderschrijven, maar we moeten denk ik ook niet al te bang zijn dat die ouderen dat allemaal niet kunnen volgen. In 1999 ben ik voorzitter van de Raad van Commissarissen geworden van Woningnet. Dat verdeelt woningen in de corporatie sector, met corporaties als aandeelhouder. De woonconsumenten konden toen nog een woning kiezen uit een woonkrant en reageren via een bonnetje of via de telefoon. We zijn nu zeven jaar verder. Er zitten 650.000 woningen in het systeem. En in een aantal plaatsten, (bijvoorbeeld Dordrecht en Groningen) is de woonkrant afgeschaft. Vraag en aanbod worden digitaal bijeen gebracht. Onze ervaring is dat het goed gaat. Of het nu ouderen of jongeren zijn. Wij hebben geen enkele opmerking gekregen van onze aangesloten corporaties dat de mensen deze ontwikkeling op het web niet kunnen volgen. Als ze zelf problemen hebben blijkt in de praktijk dat er altijd mensen in de buurt zijn, kinderen, anderen, die hen daar heel vaardig op kunnen maken. Dat betekent dus dat zeer grote veranderingen in een relatief korte tijd hebben plaatsgevonden, waardoor heel veel vernieuwing plaats vindt. Dus je moet op een gegeven moment ook gewoon in het diepe springen. De heer Mulder: Dat is zeker het geval. Ik heb geprobeerd om aan te geven dat die losse ontwikkelingen er zijn, maar dat wanneer je het echt structureel wilt maken in een nationale infrastructuur, dat je dan aan de maakkant nog een hele wereld aan nieuwe ontwikkelingen nodig hebt. Dat ouderen daarmee gemakkelijk om kunnen gaan dat is buiten kijf. Het gaat ook steeds sneller. De heer Hofman: Ik kan niet nalaten te attenderen op het bestaan van Seniorweb, tien jaar geleden ontstaan, op initiatief van onder anderen Ger Tielen. Seniorweb groeit als kool, met 100 tot 150 leden per week. In totaal zijn er nu 70.000 leden en 1200 vrijwilligers die door het hele land heen beschikbaar zijn om ouderen te leren en een handje te helpen. Een organisatie die werkelijk voor ouderen geweldig werkt.
60
Jacques Schraven Voorzitter ILC Zorg voor Later
Slotwoord
D
e titel van deze conferentie was ambitieus geformuleerd: 'De zilveren eeuw - gouden kansen!'. Ik meen dat de inleidingen en zeker ook de discussie er geen twijfel over hebben laten bestaan dat we aan het begin van een zilveren eeuw staan, die wij met zijn allen kunnen vergulden. Dat is heel wat beter dan de tobberige sfeer van twee mannetjes in een cartoon van het Financiële Dagblad gisteren, die zich afvroegen of grijs voortaan niet beter licht zwart of donker wit genoemd moest worden. Met andere woorden, ouderen moeten voor goud gaan en de jongeren moeten zich daarbij kunnen aansluiten. Het gaat om de benutting van kansen door mensen, maar ook door bedrijven, instellingen en de overheid. Er is een wereld te winnen.
Wij moeten de sprekers erkentelijk zijn. Er waren mooie beeldspraken. Karien van Gennip besloot haar voordracht met de woorden: Nederland vergrijst niet, Nederland verzilvert. Antony Burgmans vond Human ageing a malleable process. De dictionaire vertaalt dat woord malleable met verslaanbaar. Dat vond ik mooi, maar boud. Beter is plooibaar zoals Burgmans het noemde. Elco Brinkman vond dat wij ervoor moesten zorgen dat de oude dag zo min mogelijk bezorgd kan worden doorgebracht. En Bert Mulder behandelde de kansen op het gebied van het sociale gebruik van ICT. Wij moeten ook aan jongere In de eerste Jan Brouwer conferentie generaties een sociaal, economisch hebben wij vooral gekeken naar de en ecologisch duurzame wereld zorgelijke kanten van de vergrijzing. Dat nalaten. moest gebeuren. Het zou naïef zijn om de problemen van vergroening en vergrijzing De volgende generaties moeten niet te ontkennen. Ons bestuurslid Bernard van kunnen zeggen dat wij alle lasten Praag wijst er regelmatig terecht op dat het op hun schouders hebben gelegd. niet gaat om een tijdelijk verschijnsel en dat we ook niet moeten denken dat over pak weg dertig jaar de leeftijdsverdeling weer als vanouds zal zijn. We moeten ons instellen op een lastig demografisch probleem, tenzij onze kinderen bereid zijn om meer kinderen te nemen. Bernard heeft terecht gepleit voor een discussie over een Renaissance van de bevolkingspolitiek. Ik ga er nu niet verder over uitweiden; u kunt dat nalezen in het boek: Leve de vergrijzing, dat onlangs is uitgekomen.
61
In de tweede Jan Brouwer Conferentie hebben we ons gericht op de mogelijkheden om te anticiperen op een aantal gebieden. Niet voor niets was de titel 'Van nazorg naar voorzorg'. Deze conferentie geeft ons een beter inzicht in de economische kansen van de vergrijzing (of de verzilvering) op enkele voorbeeldterreinen. De sprekers hebben die kansen herleid naar opties voor vooruitziende burgers, ondernemers en organisaties. Uit deze opties kunnen wij in het verband van ILC Zorg voor Later putten voor nader onderzoek en internationale uitwisseling. Er moeten condities en prikkels komen voor mensen om zich een leven lang leergierig, productief en vrij te bewegen. En dat ook weer om te zorgen dat volgende generaties niet kunnen zeggen dat we er een puinhoop van hebben gemaakt, en dat wij Leeftijdsdiscriminatie of 'ageism' alle lasten op hun schouders hebben moet worden bestreden in het gelegd. belang van het functioneren van De staatssecretaris heeft in haar inleiding niet gerept over het thema gelijke behandeling, dat vooral in Amerika een belangrijk punt is geworden. Ageism zoals de Amerikanen dat noemen, moet worden bestreden. Dat is in het belang van het functioneren van markten. Het probleem is tweeërlei. Mensen moeten ongeacht leeftijd toegang hebben tot onderwijs, verzekeringen, kredieten en de nieuwe technologische producten van de informatiesamenleving. Van de andere kant is een voorkeursbehandeling van ouderen in de vorm van vervroegde uittreding, goedkoop gebruik van het openbaar vervoer en toegang tot musea , om maar een paar voorbeelden te noemen. Die voorkeursbehandeling op grond van leeftijd is volstrekt uit de tijd. markten.
Er is een enorme groei van ondernemerschap mogelijk op het terrein van beweging, voeding en persoonlijke verzorging. Antony Burgmans heeft dat perspectief geplaatst binnen de strategische doelstellingen van Unilever. De heilige graal van meer levensjaren in goede gezondheid. The Holy Grail of extending healthy longevity. Ik dacht dat hij door de wetenschappers in de zaal zou worden aangesproken op zijn bewering dat het verschil tussen een gezonde en ongezonde levensstijl wel 15 tot 20 jaar kan bedragen. Dat is niet gebeurd. Unilever staat - gelukkig - aan de kant van gezond leven. Een bekende Finse wetenschapper op het terrein van arbeidsparticipatie van ouderen, professor Ilmarinen, was een paar weken geleden in ons land, in Limburg. Hij heeft aangetoond dat een derde van de arbeidsuitval kan worden voorkomen door gezonde beweging en voeding. Een derde! Hij heeft ook aangetoond dat productiviteit niet afhankelijk is van leeftijd, ook al denken de meeste mensen dat. Productiviteit is in eerste instantie afhankelijk van hoe het werk is georganiseerd. Ook is het onwaar dat ouderen minder goed in staat zijn om nieuwe dingen te leren. Wel is het waar dat we anders leren naarmate we ouder
62
worden, maar als bedrijven daarop inspelen, kunnen heel goede resultaten bereikt worden. Antony Burgmans noemde onder meer het negatieve beeld van ouderdom in
marketing en reclame. Dat is een hardnekkig fenomeen. Een voorbeeld daarvan is dat vorig jaar Planet Internet de Loeki prijs heeft gewonnen met een TV-reclame waarin senioren lachwekkende onhandigheid laten zien met computers en navigatiesystemen. Is dat de manier om mensen te winnen voor nieuwe technologie? Het is ook tekenend dat in de Verenigde Staten inmiddels onder de auspiciën van het Amerikaans International Longevity Center een dialoog op gang is gekomen tussen professionals in de media, communicatie, reclame en marketing, om beter in te spelen op de belangstelling en de behoeften van een ouder wordende samenleving. Gelukkig zijn er ondernemingen die in hun ondernemingsstrategie hierop wel degelijk inspelen en het was goed om op deze conferentie de voorzitter van Unilever hierover gehoord te hebben. Toch zou ik willen pleiten voor meer interesse en actie van Nederlandse ondernemingen op dit terrein en dan praat ik in hun eigen commercieel belang. Dan rijst de vraag: wie bewaakt de integriteit van ondernemingen op dit vlak? Wie vormt een counter force in het wegen van kwaliteit, veiligheid en belangen in een op technologie gestoelde voedselproductie. Maar ook ten aanzien van andere producten die worden aangeboden. Wat betekent duurzaamheid daarin? De ILC's Het International willen een goede balans in kennis stimuleren door de Longevity Center wil bevordering van productive ageing en door wat zij kennis op het gebied noemen Health Literacy van individuen en groepen. van gezond leven Het doel is dat mensen in de verschillende fasen van (Health Literacy) hun leven goed geïnformeerd zijn over hun gezondbevorderen van heid en de condities die daaraan bijdragen. Daarvoor hebben we kritische, deskundige en onafhankelijke individuen en groepen. mensen nodig. Het deed mij groot plezier van Burgmans te horen dat hij zelf ook een groot voorstander is van onderwijs in voedingsleer, liefst al op de lagere school. Dat zou best eens een punt kunnen zijn voor ons als ILC om dat op te pakken. Elco Brinkman heeft gesproken over zijn taak destijds als minister van 35 jaar, om voor ons allemaal te zorgen vanaf de leeftijd van 55 jaar. Daarin is hij niet geslaagd en dat is maar goed ook. We willen kunnen doorgaan met werken, ontspannen en zorgen. En daarvoor moeten we kunnen bouwen op mensen van alle leeftijden en voor mensen van alle leeftijden. Als je 25.000 woningen in concurrentie moet bouwen, met te weinig aanwas van jongeren in de bouw, dan is dat geen eenvoudige zaak.
63
Daar waar Unilever de klant wat gemakkelijker kan vinden en bereiken heeft de bouwsector er heel veel moeite mee, vanwege al die instanties die er tussen zitten. Dat laatste brengt mij op de bijdrage van Bert Mulder. Zijn centrale stelling is dat ICT een belangrijke bijdrage zal en kan leveren aan de inspiratie, vitaliteit en zelf organiserend vermogen van ouderen. Hij heeft dat overtuigend onderbouwd voor de behoeften in de woonomgeving en op terreinen als zorg en arbeid in de zorg. Toch is het bemoedigend te horen dat zelfs in deze leerfase en ondanks gebrekkige sturing van onze overheid Nederland in een goede positie verkeert om de grote mogelijkheden van ICT te benutten en daarin zelfs een leiderschapsrol te vervullen. Wij moeten ook die kans oppakken. Dat zou mooi zijn, want de uitdagingen van de vergrijzing zijn internationaal, zoals ik dat vorig jaar al met enige cijfers uit ontwikkelde en ontwikkelingslanden heb getracht aan te tonen. Daarom hechten veel waarde aan het internationaal verband waarin wij als ILC/Zorg voor Later opereren. Wij willen graag een brug slaan tussen nationale en internationale kennis over wat mensen nodig hebben in een hoog technologische, vergrijzende samenleving. Het doel is dat mensen gezond, mobiel en productief blijven, dat zij hun lot in eigen handen kunnen houden, dat zij voor zichzelf en voor elkaar kunnen zorgen. Zij moeten ook aan jongere generaties een sociaal, economisch en ecologisch duurzame wereld nalaten. Daaraan werken we samen met andere ILC's. Tijdens de wereldconferentie van ILC's, afgelopen augustus in India, is onze stichting 'ILC Zorg voor Later' als volwaardig lid toegelaten. Het gaat zoals Maarten van Veen al heeft aangeduid, over burgerinitiatieven in verschillende landen, in dialoog met private partijen en ook overheden maar zonder directe overheidsinmenging van enigerlei aard. ILC is oorspronkelijk ontstaan vanuit Amerika en later heel sterk uitgezaaid naar landen als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Japan en een aantal andere landen. We hebben grote verwachtingen van dit internationale netwerk. We hebben veel plannen, maar de fondsenwerving in Nederland is natuurlijk wel wat anders dan in Amerika. In het kwartaalbericht van ILC USA werd gemeld dat in het vierde kwartaal van vorig jaar weer zeer forse bedragen bij elkaar zijn gebracht. We hebben inmiddels in Nederland een klein, maar effectief bureau opgestart. Samen met onze partners zijn we niet alleen financieel maar ook programmatisch bezig en met een actieprogramma om ook in dit land de kennis en maatschappelijke discussie op een hoger niveau te brengen. In ieder geval nodig ik u uit om onze website te bezoeken Ik eindig met te verwijzen naar een artikel in de Volkskrant van afgelopen zaterdag, waarin Alexander Rinnooy Kan en Peter van Lieshout pleiten voor een participatiemaatschappij waarin alle mensen, ongeacht hun leeftijd of ongeacht wat ook, actief
64
mee doen. Laat het aanzienlijke zilveren kapitaal in onze samenleving werken, schitteren en renderen. Het kan alleen maar mooier worden….
De conferentie centraal, beelden van ‘de wandelgangen’ er omheen.
65
66
Summary Silver age - golden opportunities! The silver economy was the theme of the third Jan Brouwer Conference, held on 17 January 2007 in Haarlem (The Netherlands). More than 100 leading representatives from scientific institutions, businesses and government agencies discussed the opportunities which productive ageing can offer society and the economy. Maarten van Veen, Chairman of the Jan Brouwer Foundation and the Royal Holland Society of Sciences and Humanities put it like this: Make better use of the opportunities ageing offers. These include the workability, experience, employability and other qualities of senior citizens. Develop new products and services which contribute to a longer and healthier lifespan. In short: Take advantage of the silver generation's workability and buying power. Paul Schnabel, Chairman for the day and Director of the Social and Cultural Planning Office of the Netherlands, said that generations retiring from now on will be increasingly larger than generations starting work. This will lead to a different economical perspective. It is necessary to invest in older people, to assume they can still learn and are willing to do so. Labour participation of older people, particularly those aged 55 to 60, has slowly increased over recent years, according to Paul Schnabel who described this as a big step forward. Under-secretary of state Karien van Gennip (Department of Economics) said that figures from Statistics Netherlands show that between now and 2038, the number of 65+ citizens will increase from 2.4 to 4.3 million people. This creates opportunities, particularly in the services sector. The Silver Economy is 'booming business' and Dutch companies like Philips (electronics), Numico (food) and the bank ABN-AMRO are taking advantage of these new developments and are conquering new markets. Wouldn't it be wonderful if in about 10 years time trade delegations not only consisted of experts on the environment and water management, but also included experts on our silver products and services? There are opportunities for the high-tech industry, for the building sector, but also for 'traditional' business sectors such as industry, tourism and recreation. If we can offer a combination of holidays and well-being, spas and care-on-demand, the position of the Netherlands as a country where older people choose to spend their holidays could be strengthened. Many innovative projects are being carried out in the care sector but, according to Karien van Gennip, they are too small and fragmented to be of any significance. This is due to regulations governing the financing of care, which do not stimulate institutions and companies to be innovative and enterprising. We need to make our regulations and systems 'silver proof' and make sure they meet the demands of the new silver generation. The customer must come first. Only then will businesses fully profit from the silver demand, will the labour market profit from silver experience and expertise and will society profit from the qualities, wisdom and the ability of older people to see things in perspective.
67
Antony Burgmans, Chairman of the Management Board of Unilever talked about new products and services in the field of food, hygiene and personal care as a contribution to healthy and vital ageing. He started by showing a life expectancy chart. Between approximately 1600 and 1830 life expectancy fluctuated from 35 to 40 years, according to whether the country was at peace or war, or whether it had good or bad harvests. From 1830 onwards, life expectancy increased in a straight line. Even today, life expectancy rises by 2 years on average per decade. According to researchers, this is mainly due to improved sanitation, safe drinking water, improved personal hygiene, the elimination of under nourishment, a healthier diet and the prevention of poor dietary habits. In the past 50 years, the availability of better drugs has contributed as well. The food industry has without doubt made a major contribution. A product like margarine, for example, was extremely important in contributing to a healthier diet and it still is. In the end it all comes down to the Holy Grail of staying fit and healthy all your life. This can be achieved by keeping the heart and blood vessels healthy, staying active physically and mentally, having an interest in current affairs, feeling good generally and also the feeling that you still look good. The food and beauty sectors play a role in all these aspects. Unilever has a research programme called Healthy Ageing, inspired by ILC Chairman Robert Butler, which aims at taking further steps on the road towards more healthy years for everyone. Even in wealthy countries the number of healthy years a person enjoys differs significantly between urban and rural areas. Ageing is a malleable process: Diet, hygiene and lifestyle are decisive factors. There are also economical arguments for higher investments in Healthy Ageing, in motivating people to adopt a sensible lifestyle. This should be taught in primary schools or even earlier. The financial and social advantages of the expansion of the lifespan are very convincing. These are tasks for society as a whole. Unilever considers its mission to be the improvement of vitality in life, especially at an advanced age. Unilever´s products and communication are geared toward this positive message of learning how to live a healthy life. It is a message intended for all ages and lifestyles, and it is one of the reasons why Unilever does not shy away from depicting old or even very old people in its advertising campaigns. We must avoid 'catwalk' advertising which can cause emotional damage, particularly in young girls. Being old does not mean one cannot be active and attractive. Beauty comes from within. And older people are so diverse that it is impossible to lump them all together. Elco Brinkman, Chairman of the Dutch association of construction companies described the complexity of decision making in the housing market against a background of a population with an increasing number of older citizens and fewer younger workers. New concepts include housing, the living environment and possibilities for recreation. Fortunately, policies with regard to ageing have changed drastically and have moved away from the trend in the eighties which was characterised by a culture of all-round care for people above the age of 55. Living self-sufficiently for longer and productive ageing are now viewed as being very important. Demand for sheltered housing is rising. The construction sector faces stark challenges. More than three million houses built
68
shortly after the war no longer meet modern requirements in areas such as living space, quality and energy-conservation. Every year 25,000 new, more accessible houses need to be built and 5,000 houses need to be adapted for the handicapped or those in need of care. This is one third of the total 75,000 houses which can be built every year. Therefore, the issue of inter-generational solidarity is a topical one because many young first-time buyers and those moving up the property ladder also need to find what they want and these groups are also in the political limelight. This is a challenge for construction companies who need to operate in a country that is considered to be 'full' and with a very institutionalised building industry. Countless organisations and government agencies, semi-governmental and other organisations find themselves stuck in between the customer, the user and consumer, the tenant, or the buyer on the one hand and the building company or project developer who is offering the product on the other hand. A fair amount of government intervention combined with the fiscally friendly treatment of mortgage interest and subsidies for housing, facilities and rent have created a very complicated situation, which makes it difficult to actually determine the price of a house. Mr Brinkman also mentioned that the vision of the gilt-edged pensions in the Netherlands needs to be put into perspective. Sixty percent of all retired civil servants have an annual income of less than 10,000. It is doubtful if these people can bear the costs for the necessary changes to houses. He also put the demand for building 'senior cities' into perspective. Senior citizens do not actually desire to live in isolated senior cities; the demand for housing for all generations in one neighbourhood is much higher. Another problem is that older employees are now leaving the building industry and there are not enough young people to take their place. The building industry, which has 375,000 employees, is investing 50 to 60 million euros in a wide-ranging career programme aimed at preventing the loss of workers due to health problems. Such measures are necessary, but they make housing more expensive. In the years to come, the political and social debate will centre on the quality of housing, our living environment, the landscape and accessibility. In the Netherlands we cannot avoid the fact that we will have to live together in built-up areas. Bert Mulder, lecturer at the Hague University, talked about developments in information and communication technology and the role they can play in the silver age. The Netherlands is a leading country in the area of developing and testing IT solutions for social problems. Our products are sold all over the world but in our own country they are hardly utilized. However, Mr Mulder said that older people (over 75) are very interested in IT solutions for everyday life and the possibilities offered by the Internet. In the next 10 years, the number of older people able to use the Internet, even for complex things like online banking, will rise steeply. Many new services will therefore be within the reach of large numbers of baby boomers and senior citizens. Since 1992, when the Internet was first introduced to the public in the Netherlands, its capacity has doubled each year. Seventy-five percent of the total population is online and half of all users say they would not be able to do without the Internet. Such rapid changes
69
make it difficult to predict the future. Social organisations have neither the professionalism, the insight nor the ability to take a leading role in developments in this field. But there does need to be leadership to create an infrastructure which makes it possible to use the Internet for social purposes, a virtual infrastructure which enhances social cohesion, supports smaller communities and enables people to anticipate their own need for care. Experiments in disadvantaged areas show that even people with very little education can than join virtual communities and benefit from them. Opportunities to provide services for older people range from telemedicine to electronic patient files. Older people themselves will become increasingly involved, as can be seen from Wikipedia, the Internet encyclopedia. In this way, (older) people will assume new roles. But the Internet can offer much more. For example, it can help matching older people to tasks or jobs, or help people organise their own informal care or other social needs. This requires creating a large accessible infrastructure which people trust and which makes it possible for them to continue playing a role in society. Chairman Jacques Schraven of the International Longevity Center in The Netherlands concluded by saying that the options presented call for further research, debate and international exchange. We must create conditions and incentives for people to remain eager to learn, productive and independent all their lives. In this way we can ensure that later generations will not blame us for burdening them with huge problems. A level playing field and equal opportunities in all areas are crucial for the optimal functioning of markets. People need to have access to education, insurance, loans and new technical products from the information society regardless of their age. There are countless opportunities for new entrepreneurs if sustainable and unrestricted participation of people is the starting point. ILC Netherlands will support the dialogue between professional workers from the business sector, the media, the academic world and politics to tune into the interests and needs which are linked to age diversity in society. The ILCs in several different countries want to stimulate the health literacy of individuals and groups. The goal is to keep people in the various stages of their life well informed about their health and the conditions which contribute to it, in order to influence their own future and that of their children and grandchildren in a positive way. To care for later is a task for all generations and IT will have an important role to play. In spite of lacking guidance from the government, The Netherlands seem to be well positioned to use the huge social possibilities of IT and even take a leading role. We must use this opportunity. Let's put the large silver capital in our society to work, let it shine and profit. It can only get better...…
70
Deelnemerslijst Titel
Voor letters
Achternaam
Prof. Dr.
W.G.
van Aken
Prof. Dr.
J.T.
Mevrouw Drs. B. Jhr. Dr.
P.A.C.
Mevrouw Mr. E.Y.
Drs.
D.J.
Drs.
C.
Prof. Dr.
M.G.
Prof. Dr.
P.
Mevrouw
M.
Drs.
A.C.M.
Drs.
J.
Mr. Drs.
L.C.
Mevrouw
M.J.C.
De heer
A.
Drs.
A.O.J.M.
De heer
K.J.A.
Instelling/bedrijf Functie
Universiteit Twente Hoogleraar Inwendige Geneeskunde Allegro ILC/Zorg voor Later Bestuurslid Bastiaanssen Woningcorporatie Portaal Senior adviseur Beelaerts van Nationaal Fonds Ouderenhulp Blokland Voorzitter Beelaerts van M.A.O.C. Gravin van Bylandt Blokland-van Schaijk Stichting Bestuurslid/directeur de Beus ILC/Zorg voor Later Lid algemeen bestuur Blokland Nederlandse Spoorwegen Directeur Human Resources Boekholdt ILC/Zorg voor Later Bestuurslid Brakman LUMC/TNO Emeritus hoogleraar van den Brandeler Raad van Advies Jan Brouwer Fonds Lid Breij Communication Concert Algemeen directeur Brinkhoff Ministerie van Economische Zaken Beleidsmedewerker Brinkman Bouwend Nederland Voorzitter Buijen Symfora Groep Voorzitter Raad van Bestuur Burgmans MBA Unilever N.V. Voorzitter Raad van Bestuur de Caluwé Phusis b.v. Directeur Collot d' Escury M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting Voorzitter
71
Titel
Voor letters
Achternaam
Instelling/bedrijf Functie
Ir.
J.A.
Dekker
Prof. Dr.
G.
van Dijk
Mevrouw Ir.
B.M.Th.
Dortland-Bier
De heer
M.M.D.
van Eeghen
Drs.
R.M.
Egberts
Mr.
G.W. baron
van der Feltz
Mevrouw
M.
Geling
Ir.
F.B.M.
Geraerts
Prof. Dr.
J.
Goudsblom
Prof. Dr.
F.H.M.
Grapperhaus
KIVI NIRIA President Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Secretaris Natuurwetenschappen Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Secretaris Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directeur generaal personenvervoer Ministerie van SZW Plv.hoofd specifiek arbeidsmarktbeleid Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Onder-voorzitter Het Netwerkhuis Secretaris Vebego-Toolbox 55 BV Directeur UvA Em. hoogleraar sociologie Universiteit Leiden Oud-bijzonder hoogleraar geschiedenis belastingrecht Catharsis Producties Cultureel ondernemer CWI Voorzitter Raad van Bestuur Deloitte Consultancy B.V. Manager RWI Regiegroep Grijs Werkt Projectsecretaris LAO Voorzitter Vereniging Aegon Bestuurslid Leids Universitair Medisch Centrum Lid Raad van Bestuur
Mevrouw Drs. C.
Groot
Drs.
R.
de Groot
Drs.
W.D.
Groot MBA
Mevrouw Drs. S.
van den Heuvel
De heer
H.
Hofman
Prof. Dr.
P.J.
Idenburg
Prof. Dr.
E.C.
Klasen
72
Titel
Voor letters
Mevrouw Drs. T. Prof. Dr.
C.P.M.
Prof. Dr.
D.L.
Prof. Drs.
P.P.
Prof. Dr.
J.B.
Mr.
R.G.
Ir.
A.
Mevrouw Dr. M.
Drs.
R.F.
De heer
A.W.
De heer
H.
De heer
A.
Mevrouw Drs. A.A. Mevrouw N.W. Mevrouw Drs. K.H. De heer
L.
Mevrouw Drs. F.M. Mevrouw
M.J.D.
Achternaam
Instelling/bedrijf Functie
van den Klinkenberg Zorg voor Later Bestuurslid Knipscheer Vrije Universiteit Emeritus hoogleraar Knook Leidsch UMC Emeritus hoogleraar gerontologie Kohnstamm Vereniging Aegon Voorzitter Kuné UvA Hoogleraar pensioenwetenschap Mazel Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties Plv Directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving Meerstadt Nederlandse Spoorwegen Directeur Mootz Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling Adjunct-secretaris Mouton, MPH De Open Ankh Hoofd Beleidszaken Mulder Haagse Hogeschool Lector Muller ILC Zorg voor Later Bestuurslid Nieuwenhuis Stichting Pensioenfonds ABP Stafmedewerker Strategische Marketingresearch Noordhof-de Vries Oerle-van der Horst Tweede Kamer der Staten-Generaal Lid CDA fractie Ollongren Ministerie van Economische Zaken Plv. directeur generaal economische politiek Ornstein Buitenhof Redacteur de Pater RC Oude Armen Kantoor Directeur van Pelt Odyssee b.v. Manager levensloop en arbeid
73
Titel
Voor letters
Achternaam
Instelling/bedrijf Functie
De heer
K.
Penninx
De heer
A.F.
Philips
Mevrouw
E.
Plaizier
Nederlands Instituut voor Zorg & Welzijn Senior adviseur/ programmamager Zilveren Kracht (NIZW) EMERGO BV Directeur Publicarea Junior Adviseur
Mevrouw Drs. H. Prof. Dr. B.M.S.
Mr.
R.E.
Mevrouw Drs. S.K.J. Mr.
T.H.M.
Prof. Dr.
P.
Mr.
R.F.
Mr.
K.W.
Prof. Mr.
A.
Drs.
A.A.M.
Drs. Ing.
P.
Drs.
H.A.M.
Mevrouw
D.F.
De heer
G.
Ir.
M.C.
van Praag van Praag
Lid Wetenschappelijke Raad Jan Brouwer Fonds Universiteitsprofessor UvA Rogaar Bestuur Jan Brouwer Fonds Penningmeester Salden Provincie Limburg Senior projectleider Senioreneconomie Schijf Vereniging Aegon secretaris Schnabel Sociaal en Cultureel Planbureau Directeur Schreuder Centrum Beleidsontwikkeling Gezondheidszorg Voorzitter Sluyterman van Loo Stichting Sluyterman van Loo Regent-secretaris Soeteman Jan Brouwer Fonds Secretaris Spoor Achmea Sociale Zekerheid Strategisch Adviseur Staal Arbo Unie Senior Consultant Suykerbuyk PPA Public Consultant Swart ILC/Zorg voor Later Projectcoördinator Tielen Demin Mede organisator van Veen Bestuur Jan Brouwer Fonds Voorzitter
74
Titel
Voor letters
Achternaam
Instelling/bedrijf Functie
Drs.
C.
Vermolen
Drs.
K.
Vijlbrief
Drs.
J.J.B.
van Vliet
CSO Ouderenorganisaties Nederland Directeur Ministerie BZK Algemene Bestuursdienst Deloitte Consultancy B.V. Partner Stichting Sluyterman van Loo Regent Raad van Advies Jan Brouwer Fonds Lid FIN Bestuurslid Humanitas Directeur Leids Universitair Medisch Centrum Hoofd afdeling Ouderengeneeskunde Vereniging Aegon Vice-voorzitter VNO-NCW Voorzitter Uitgeverij J.H. Gottmer/ H.J.W. Becht bv Directeur ILC/Zorg voor Later Secretaris
Mevrouw Dr. A.
Vollering
Dr.
A.A.
Voors
Drs.
H.J.C.
de Vries
De heer
L.J.
de Waal
Prof. Dr.
R.G.J.
Westendorp
Mr.
J.W.B.
Westerburgen
Mr.
B.E.M.
Wientjes
Mr.
C.G.A.
van Wijk
Mevrouw Mr. J.M.
Ytsma
75
76
77
78