obs
De Weier
Kleutergym
Vissedijk 35c 7602 CP Almelo tel. 0546-491218 fax. 0546-491245
Lessen met Ballonnen: Experimenteren met ballonnen. Functie - uitwerkingen : Slaan: Omhoog of omlaag Voorwaarts, achterwaarts of zijwaarts Hard of zacht Met linker- of rechterhand Met andere delen van je hand, zoals je vuist, vinger, rug van de hand Vanuit verschillende uitgaanshoudingen bijvoorbeeld staand of zittend Op de plaats, lopend of dansend over het plein Doorlopend slaan waardoor de ballon niet op de grond komt Hoog of ver slaan en de ballon vangen Organisatievorm: Alleen of met tweetallen Vrij in en door de ruimte Slaan in combinatie met ander materiaal: Een baan uitzetten met pylonen, blokjes, hoepels en deze route l;aten lopen, terwijl de ballon hoog blijft Slaan met tennis- of badmintonrackets (korte steel), dubbelgevouwen foambuis of een opgerolde krant Schoppen: Hoe kun je schoppen? Omhoog Ver Met de rechter- of linkervoet Van de ene naar de andere voet, steeds afwisselen Hard of zacht Omhoog of ver schoppen en vangen Schoppen afwisselen door slaan Organisatievorm: Alleen, met tweetallen
www.jufjanneke.nl
Koppen: Hoe kun je koppen? Omhoog Vooruit In combinatie met vangen Doorlopend koppen Afwisselen door slaan en/of schoppen Vangen: Hoe kun je vangen? Met twee handen Boven het hoofd of laag bij de grond Voor het vangen een handeling uitvoeren, bijvoorbeeld in de handen klappen, de grond aantikken Organisatievorm: Alleen Vrij in en door de ruimte. Inleidende vormen: Met een touw aan een touw over het plein rennen (vliegeren) Twee aan twee een ballon vervoeren op een doekje of krant. Dit kan langzaam of snel. Of over en langs hindernissen heen. Ook dansante vormen kunnen worden gebruikt worden als inleiding. Afsluitende vormen: Leg de ballon op een groot laken. Laat de kleuters voorzichtig naar de overkant lopen zodat er geen ballon afwaait. De ballonnen liggen op een doek. De helft van de kleuters houdt het doek vast en op een teken van de lesgever gaan ze samen wapperen. De ballonnen die buiten het doek dwarrelen worden opgevangen of teruggeslagen op het doek. De ballonnen die op de grond komen moeten blijven liggen. Als het stopteken wordt gegeven worden de ballonnen die op het doek liggen en die de kleuters in hand hebben bij elkaar opgeteld. Daarna wisselen de groepen. Welke groep heeft de meeste ballonnen gevangen of teruggelagen op het doek? De helft van de kinderen houdt het doek, met de ballonnen erop,vast boven hun hoofd. Een kind gaat eronder staan en slaat tegen het doek aan zodat de ballonnen alle kanten opdwarrelen. De andere kinderen staan om het doek heen en slaan de ballonnen weer terug op het doek. De ballonnen die op de grond komen moeten blijven liggen. Een andere mogelijkheid is om te tellen hoeveel ballonnen er gevangen zijn. Daarna wisselen van functie. De kleuters houden twee aan twee een doekje of een krant vast met de ballon erop. Door middel van golven laten de kleuters de ballon springen en vangen ze de ballon op (geschikt voor oudste kleuters. De oudste kleuters kunnen met tweetallen de ballon samen verplaatsen, bijvoorbeeld tussen hun buik, rug, schouders, benen of hoofd. www.jufjanneke.nl
Dansante vormen: De kleuters houden op rustige new-agemuziek een ballon met zachte tikjes hoog. Dit is een bijzondere ervaring en levert een prachtig beeld op. Neem hierbij zeker de tijd om te kijken naar elkaar. Variaties: De ballon met andere lichaamsdelen hoog houden De ballon langs het lichaam laten rollen Met tweetallen: om de beurt tikken De kleuters zelf als een ballon door de ruimte laten zweven. Daarnaast je zich voor laten stellen dat ze zich langzaam leeglopen en weer opgeblazen worden in een steeds doorgaande ballonnen dans. Op de cd Dansspetters staat muziek die het opblazen en leeglopen van een ballon weergeeft.
www.jufjanneke.nl
obs
De Weier Vissedijk 35c 7602 CP Almelo tel. 0546-491218 fax. 0546-491245
Lessen met bierviltjes Functie - uitwerkingen: Gooien: Met de rechter- of linkerhand Vooruit, achteruit, zijwaarts of omhoog Dichtbij of ver weg Vrij over het plein of gericht Stilstaand of voortbewegend In combinatie met vangen Organisatievorm: Alleen Vrij en door de ruimte Schuiven: Hoe kun je schuiven? Met vasthouden of loslaten Vooruit, achteruit, zijwaarts of rond het lichaam Snel of langzaam voortbewegend Over een lijn of via lijnen op het plein Voortbewegend in 1 lijn, slingerend, bochten makend of zigzaggend Organisatievorm: Alleen of met tweetallen Vrij door de ruimte In een richting Schuiven in combinatie met ander materiaal: Tegen pylonen, blikken, plastic bloempotten Om bloempotjes, blikken, kokers of slalommen Rollen: Met twee handen of met 1 hand Met de linker- of rechterhand Zacht of hard Vooruit, achteruit of zijwaarts Over de lijnen op het plein Naar de overkant rollen: En voor de lijn pakken www.jufjanneke.nl
Inhalen en onder je benen door laten gaan Inhalen en erover springen
Organisatievorm: Alleen, met tweetallen Vrij in en door de ruimte In 1 richting In een hoek Rollen in combinatie met ander materiaal: Tussen touwtjes, blokken of isolatiebuizen door die op de grond liggen Hoe kun je dragen? Op je hoofd, rug of buik Voortbewegend: langzaam of snel, kleine of grote stappen, vooruit, achteruit of zijwaarts, rechtop, gebogen. Over lijnen lopen Organisatievorm: Alleen, met tweetallen Vrij in en over het plein Inleidende vormen: De bierviltjes liggen verspreid over het plein. De kleuters dansen op muziek om alle bierviltjes heen. Als de muziek stopt gaan ze op een bierviltje staan. Er liggen gekleurde bierviltjes verspreid op het plein. De kinderen rennen over het plein en op een teken van de lesgever tikken ze alle rode bierviltjes aan. Zo ook met de gele, groene enz. Er liggen heel veel bierviltjes dicht bij elkaar op de vloer. De kleuters stappen of springen van het ene op andere bierviltje zonder de grond te raken. Daarna het tempo iets verhogen. Afsluitende vormen: Schuifspel: teken vakken met cijfers. De kleuters schuiven vanaf een lijn het bierviltje in een vak. Elk vak heeft een aantal punten. De kleuters krijgen het aantal punten van het vak waar het bierviltje blijft liggen. De kleuters stapelen de bierviltjes en maken zo een toren. Idem een toren maken van rode, gele enz. bierviltjes. Welke torn is het hoogste? De kleuters leggen samen een mooi figuur. Dit kan ook met meerder groepjes, zodat ze elkaars figuur kunnen bewonderen. Iedere kleuter krijgt 3 enkele bierviltjes. De kleuters proberen hierop naar de overkant van het plein te komen zonder dat ze met hun voeten op de grond te komen. Ieder kind heeft een bierviltje. Je noemt een lichaamsdeel waarna het kind het viltje zo snel mogelijk hierop legt, bijvoorbeeld: hoofd, voet, rug, buik, schouder, nek of knie.
www.jufjanneke.nl
obs obs
De De Weier Weier
Vissedijk Vissedijk 35c 35c 7602 7602 CP CP Almelo Almelo tel. 0546-491218 tel. 0546-491218 fax. 0546-491245
fax. 0546-491245
Lessen met een binnenband Functie-uitwerkingen: Gaan: Hoe kun je gaan? Met de band in je handen: Met één voet op de band en één voet op de grond Met twee voeten op de band Vooruit, achteruit, zijwaarts of in het rond Kleine of grote stappen Langzaam of snel In combinatie met springen of hinkelen In een band (dubbel): Om de enkels of om de knieën Vooruit, achteruit of in het rond Kleine of grote stappen Langzaam of snel Organisatievorm: Alleen Vrij in en door de ruimte Het werken met tweetallen geeft de volgende mogelijkheden: Eén kind staat in de band en één kind staat erbuiten: Vooruit, achteruit of in het rond Via lijnen op het plein Zigzaggend of slingerend Langzaam of snel Beide kinderen staan in de band: De band op buik - of heuphoogte Vooruit, achteruit of in het rond De één staat stil en de ander beweegt, of beiden bewegen Via lijnen op het plein Zigzaggend of slingerend Langzaam of wat sneller Zittend of kruipend Achter elkaar, tegenover elkaar, naast elkaar of met de ruggen naar elkaar Let op dat ze niet te hard rennen anders kan het achterste kind vallen !!!!!!! www.jufjanneke.nl
Gaan in combinatie met ander materiaal: Tussen isolatiebuizen of blikken door Over blikken of bloempotten heen ( niet met dubbele band ) Om blikken of bloempotten heen Springen: Hoe kun je springen: Erin, eruit of erover Vooruit, achteruit, opzij Met afzet van één of twee voeten Met landing op één of twee voeten Langzaam of snel Met of zonder aanloop Wisselsprongen Samenwerken: meerdere banden achter elkaar leggen en ritmisch springen De binnenbanden op verschillende manieren op de grond leggen:
Hoe kun je ritmisch springen ? Ritmisch springen Langzaam of snel Afzet van één of twee voeten Landen op één of twee voeten Zonder of met draai Zonder of met gebruik van de handen Een doorgeknipte band met twee handen vasthouden: Hoe kun je touwtje springen ? Heen en terug zwaaien Ronddraaien Vooruit of achteruit Met afzet van op één of twee voeten Met drietallen: twee kinderen zwaaien heen en weer of draaien in het rond, één kind springt Organisatievorm: Alleen, met meertallen Vrij in en rond over het plein In een springhoek www.jufjanneke.nl
Springen in combinatie met ander materiaal: Zet twee pylonen of standaards iets uit elkaar en stop de uiteinden van de band in de gaten. Dit nodigt uit tot hoogspringen. Er kunnen meerdere hoogspringsituaties achter elkaar gezet worden. Slaan: Zorg dat de kinderen voldoende ruimte om zich heen hebben. Je kunt hoepels of tapijttegels verspreid op het plein leggen waar ze in of op moeten staan. Dit voorkomt dat ze elkaar raken. Hoe kun je slaan ? Met je linker- of rechterhand of met beide handen Zacht of hard Voor je, naast je of achter je Langzaam of snel Vanuit een draai Op de grond of tegen de muur Organisatievorm: Alleen Op een vaste plaats in de ruimte Gooien en vangen: Gebruik een ronde fietsband (zonder eind ) of een dubbelgevouwen band met een knoop erin, zodat een knoedel ontstaat. Hoe kun je gooien en vangen ? Met één of twee handen Met linker- of rechterhand Vanuit een prop gooien Het midden of het uiteinde van de band vasthouden en opgooien Hoog, hoger gooien Organisatievorm: Alleen Vrij in de ruimte Zwaaien en draaien: Zorg dat de kleuters voldoende ruimte om zich heen hebben. Je kunt de kinderen over het plein verdelen door er hoepels of tapijttegels neer te leggen waar ze in of op moeten blijven staan. Dan kunnen ze elkaar niet raken. Hoe kun je zwaaien en draaien ? Met twee of met één hand Met linker- of rechterhand Voor het lichaam, boven het hoofd of links en rechts van het lichaam www.jufjanneke.nl
Langzaam of snel Stilstaand, het lichaam draait mee Inleidende vormen: De banden liggen verspreid door de zaal Er tussendoor lopen, huppelen of rennen en op teken van de lesgever snel in een band gaan staan Idem, maar dan met muziek Idem, maar nu moeten de kleuters steeds weer hun eigen band opzoeken Samen in een band: Gaan zitten, staan, liggen, ronddraaien of lopen Samen de band vasthouden: Wie kan het hardst trekken Samen gaan zitten en weer staan Tegenover elkaar zitten en schuitje varen Paardje rijden met tweetallen ( band achter de nek langs, onder de oksels door ) De kleuters kunnen lopen, rennen of galopperen Elkaar door over het plein leiden: als de menner aan het rechterleidsel trekt dan moet het paard rechtsaf slaan, trekt hij aan het linkerleidsel dan moet het paard linksaf slaan. Wordt er aan beide leidsels getrokken dan moet het paard stoppen. Wie durft als paard de ogen te sluiten ? Afsluitende vormen: Paardje rijden in een lange rij achter elkaar, waarbij iedere kleuter de leidsels van het kind voor zich vasthoudt. Springen met twee- of meertallen: één kleuter heeft een band vast aan het uiteinde en draait in het rond, waarbij de band laag over de grond gaat. De anderen staan er in een kring omheen en springen wanneer de band langskomt. Als een enkele band tekort is kun je twee banden aan elkaar haken door de ene band met een lus aan de andere vast te maken. Stoelendans Spel: de banden liggen verspreid op het plein. Iedere kleuter staat in een eigen band. Er liggen een aantal banden. Als ze een lege band zien mogen ze daarheen rennen en erin gaan staan. Er wordt dus steeds gewisseld van band. Als ze doorhebben hoe het spel gaat, kun je een kleuter als tikker inschakelen die de kleuters mag tikken op het moment van overlopen naar een andere band Springen: Maak een lange ketting van de banden door ze met een lus aan elkaar te haken. De lesgever staat samen met een assistent of kleuter in het midden van het plein en zij houden de ketting vast. Op een teken lopen de kleuters naar de overkant en springen over de ketting De ketting wordt op de grond gelegd in verschillende breedtes
www.jufjanneke.nl
obs
De Weier Vissedijk 35c 7602 CP Almelo tel. 0546-491218 fax. 0546-491245
Lessen met een isolatiebuis Een isolatiebuis is niet sterk genoeg om trekspelletjes mee te doen !!!!!! Zorg dat de kleuters voldoende ruimte om zich heen hebben. Hoe kun je zwaaien en draaien? Met de linker- of rechterhand of met twee handen Voor het lichaam, boven het hoofd, links en rechts van het lichaam Hoog of laag bij de grond Langzaam of snel Stilstaand of voortbewegend “schrijven of tekenen” in de lucht of op de vloer Golven: op en neer, heen en weer Met tweetallen: Elkaar nadoen of spiegelen Samen zwaaien en draaien met één twee buizen, ieder houdt een uiteinde van de buis vast Organisatievorm: Alleen, met tweetallen Vrij in en door de ruimte In de kring waarbij de buizen, tussen de kinderen in, vastgehouden worden. Zwaaien en draaien met andere materialen: Met muziek Afstand houden. Slaan: Zorg dat de kleuters voldoende ruimte om zich heen hebben. Je kunt hoepels of tapijttegels verspreid over het plein leggen, waar ze in of op moeten staan, dit voorkomt dat ze elkaar raken.
www.jufjanneke.nl
Hoe kun je slaan ? Met de linker- of rechterhand, met beide handen Zacht of hard Voor je, naast je of achter je Langzaam of snel Ritmisch Vanuit draai of zwaai In de lucht de buis laten zwiepen (een uiteinde of het midden van de buis vasthouden) * van links naar rechts * van hoog naar laag * van voor naar achter * op de grond of tegen de muur Organisatievorm: Alleen Op een vaste plaats in de ruimte Gooien: Hoe kun je gooien? Met de linker - of rechterhand Onderhands of bovenhands Voorwaarts, achterwaarts, zijwaarts of omhoog Dichtbij of ver weg De buis in het midden of aan het eind vastpakken Als een speer Vanuit een draai of zwaai In combinatie met vangen Organisatievorm: Alleen Vrij door de ruimte In één richting Springen: Hoe kun je springen? De buis als vast object op de grond: Met afzet van één of twee voeten Met landing op één of twee voeten Voorwaarts, achteruit of zijwaarts Zonder of met draai Met of zonder aanloop Verschillende soorten sprongen: wisselsprong, hazensprong, kikkersprong Over een slootje van twee buizen Ritmisch: - over meerdere buizen heen die achter elkaar liggen - over buizen die in stervorm liggen www.jufjanneke.nl
Hoog: twee kinderen houden aan weerszijden de buis heel losjes vast, een klein stukje boven de grond, een derde kind springt erover (onderling wisselen) De buis als bewegend object:: Vasthoudend als springtouw Heen en terug springen Touwtje springen Met tweetallen: één kind beweegt de buis rustig en laag bij de grond: heen en weer of op en neer, de ander springt erover Met meertallen: één kind heeft de buis vast en draait ermee in het rond waarbij het lichaam meebeweegt. De kinderen die eromheen staan springen over de buis als hij langs komt. Organisatievorm: Alleen, met twee - of meertallen Vrij in en over het plein In stoomvorm Inleidende vormen: De isolatiebuizen liggen verspreid over het plein, de kleuters rennen tussen de buizen door en op een teken springen ze over de buizen heen. Bewegen op een liedje: “Zo gaat de molen” van de cd: Liedjes met een hoepeltje erom, deel 1. De kinderen draaien met hun buis voor het lichaam als de wieken van een molen. Het eerste deel gaat langzaam, het tweede deel snel. Bewegen op het liedje: “Helikopter” van de cd: Liedjes met een hoepeltje erom, deel 3. De kinderen draaien met hun buis boven het hoofd rond. Dit kan stilstaand, maar ook voortbewegend over het plein. Overloopspel: Schipper mag ik overvaren. Na “hoe ?” geeft de tikker aan hoe de kinderen mogen oversteken, bijvoorbeeld als kikkers, op één been of huppelend. De tikker moet ook bewegen. De getikte kinderen moeten terug en slaan één beurt over. Je kunt eventueel twee tikkers nemen. Staartentikkertje. Ieder kind houdt een buis losjes met één hand op de rug, dit is de staart. De tikker probeert alle staarten te pakken. De kinderen moeten hun staart loslaten zodra de tikker hem vastheeft. De kinderen die hun staart kwijt zijn gaan even aan de kant staan tot een andere tikker wordt gekozen. Dan mogen ze weer mee doen. Afsluitende vormen: Ieder tweetal heeft een isolatiebuis die ze aan het uiteinde vasthouden. De lesgever noemt een lichaamsdeel en de kleuters raken dit met het uiteinde van de buis bij zichzelf aan, bijvoorbeeld de voet, knie, buik, rug, hoofd, neus, schouder bil of oor. Idem, maar nu raken ze dit lichaamsdeel bij de ander aan. Figuur leggen. Verdeel de kleuters in groepjes. Ze moeten proberen samen van de buizen een mooi figuur te leggen. Daarna kunnen ze bij elkaar gaan kijken. Tovenaarsspel: De kleuters kunnen het liedje “Timpe, tampe tovenaar” zingen van de cd Liedjes met hoepeltje erom, deel 2. de lesgever tovert de kinderen om in een olifant (de buis wordt een slurf), een muis (de buis www.jufjanneke.nl
wordt een staart, een brandweerman of een stofzuiger (de buis wordt een slang), een toverheks ( de buis wordt een toverstokje) enz. De kleuters kunnen stofzuigen op het lied “Het stofzuigerlied” van de cd Liedjesspeeltuin 2 van Dirk Scheele. De tekst geeft de beweging aan. De kleuters kunnen een brand blussen op het liedje “Brandweerman” van de cd Liedjesspeeltuin 2 van Dirk Scheele. De tekst geeft de beweging aan. De kleuters kunnen in drietallen hoogspringen. Wissel van beurt. Zangspelen: Kies uit de volgende liedjes: Twee emmertjes water halen Schuitje varen, theetje drinken Zagen Van de cd Liedjes met een hoepeltje erom, deel 1. Bij deze zangspelletjes staan de kleuters met tweetallen tegenover elkaar waarbij ze met de buizen naar voren en naar achteren bewegen.
www.jufjanneke.nl
obs
De Weier Vissedijk 35c 7602 CP Almelo tel. 0546-491218 fax. 0546-491245
Lessen met lint
Materiaalbeschrijving: Gebruik stroken van ± 5 cm breed en 1 à 1 ½ meter lang, die je enkel kunt gebruiken of in de lengte kunt dubbelvouwen waardoor er twee slierten ontstaan. Voor de stroken kun je crêpepapier, haarlint, voeringstof, plastic of rood / wit gestreept afzetlint gebruiken. Bevestig een houten wasknijper aan het begin of in het midden om het lint aan vast te houden. Eigenschappen: Licht van gewicht, zacht, flexibel. Ontwikkelingskansen: Ontwikkeling van de grove motoriek Ontwikkeling van de voorkeurshand Oriëntatie in de ruimte Ontwikkeling van het muzikaal gevoel Nevenfuncties: Springen terwijl het lint op de grond ligt Als hindernis te gebruiken om eroverheen te springen of eronderdoor te kruipen Als markering Als routewijzer Experimenteerfase: Voor je een functie uit gaat werken moeten de kleuters eerst zelf ontdekken wat ze met een lint kunnen doen. Als je in een vervolgles een functie uit gaat werken laat ze dan eerst weer zelf de mogelijkheden met betrekking tot die functie ontdekken en ga in op wat je ziet. Functie - uitwerkingen Zwaaien en draaien: Zwaaien is: heen en weer, op en neer of van voor naar achter bewegen. Draaien is: in het rond bewegen, linksom of rechtsom. Zorg dat de kleuters voldoende ruimte om zich heen hebben. www.jufjanneke.nl
Hoe kun je zwaaien en draaien? Met de linker – of rechterhand Voor het lichaam, boven het hoofd of links en rechts van het lichaam Langzaam of snel Hoog of laag bij de grond Stilstaand of het lichaam draaiend Staand Op de plaats of voortbewegend: lopend, huppelend of dansend Met tweetallen: - elkaar nadoen - een of twee linten ieder aan een uiteinde vasthouden - in een kring met de linten tussen je in Organisatievorm: Alleen, met tweetallen, in een kring Vrij in en over het plein Gooien: Zorg dat de kleuters voldoende ruimte om zich heen hebben. Hoe kun je gooien? Bovenhands of onderhands Voorwaarts, achterwaarts, zijwaarts of omhoog Vanuit een zwaai of draai, vanuit een prop of als een speer Wasknijper vasthouden of het andere uiteinde van het lint vast houden In combinatie met vangen Organisatievorm: Alleen Vrij in en over het plein In één richting Gooien in combinatie met ander materiaal: Over een lijn, toverkoord Inleidende vormen: Laat de kleuter rennen, lopen, huppelen, springen en dansen over het plein, terwijl het lint achter hen aan waait, zwaait of draait Leg de linten zodanig op de grond dat er slootjes ontstaan waarover de kleuters kunnen verspringen Leg de linten twee aan twee in kruisvorm verspreid over het plein. Laat de kleuters alleen of met tweetallen vooruit, achteruit of zijwaarts springen. Of laat ze afzetten en landen op één of twee voeten. Een andere mogelijkheid is de kleuters met tweetallen symmetrisch te laten springen, met of zonder het vasthouden van elkaars handen.
www.jufjanneke.nl
Afsluitende vormen: Laat de kleuters met tweetallen in een rij achter elkaar gaan staan (flankrij). Ieder tweetal heeft een lint tussen zich in dat ze aan de uiteinden vast houden. De voorste twee houden het lint strak omhoog en de andere tweetallen kruipen eronderdoor. Ieder tweetal dat eronderdoor is houdt ook z‟n lint hoog. Idem, maar nu houden de tweetallen het lint laag bij de grond en stappen de anderen eroverheen De kleuters staan nu wat dichter bij elkaar. Het achterste tweetal gaat verder uit elkaar staan, houdt het lint hoog en strak en loopt naar voren waarbij ze met hun lint over alle kleuters heen gaan. Dan vertrekt het volgend tweetal dat achteraan staat. Dansante vormen: Alle bewegingsmogelijkheden van het lint kunnen geëxploreerd worden op muziek. Fijne muziek om op te zwaaien is bijvoorbeeld muziek van André Rieu. De kleuters geven uiting aan hun gevoel met behulp van het lint. Als je blij bent beweeg je anders dan dat je boos, bang of verdrietig bent. Dit kun je begeleiden met je stem. Bruikbare instrumentale muziek vind je op de cd Dansspetters van Maria Spett. Met allerlei kleuren linten kunnen verschillende dingen uitgebeeld worden: - Blauwe linten kunnen het water van de zee laten golven of laten regenen. - Groene linten kunnen groeiende planten of takken van bomen zijn. - Witte linten kunnen de sneeuw zijn, zelfs een heuse sneeuwstorm. - Gele linten zijn een stralende zonnedans. - Allerlei prachtige kleuren door elkaar kan vuurwerk zijn. Alles met bijpassende muziek en de bewegingen van het lint aangepast. Bruikbare muziek vind je onder andere op de cd‟s van Andreas Vollenweider. Linten kunnen al dansend overgegeven worden. Een paar kleuters hebben bijvoorbeeld een lint. Zij dansen op de muziek door de zaal, tussen de ander (stilstaande) kinderen door. Op een teken van de lesgever geven zij het lint aan een ander kind die verder danst. Fijne muziek bij dit soort vormen is Schotse en Ierse folkmuziek. Een verhaal dat de kleuters in de herfst uit kunnen beelden met hun lint: - Naar het bos: al zwaaiend en draaiend - De wind waait door de bomen: stilstaan en alle kanten opwaaien. - De bladeren vallen op de grond: gooien met het lint - Eekhoorntjes springen van boom naar boom: springen waarbij het lint golft - Spinnen maken een web: draden spannen met het lint, horizontaal, diagonaal en verticaal, vervolgens van binnenuit kleine en steeds groter wordende cirkels draaien. - Het is heerlijk in het bos: dansen met het lint www.jufjanneke.nl
- Het is al laat geworden: rennen naar huis waarbij het lint achter je aan gaat. Hierbij kun je allerlei instrumentale muziek gebruiken, zoals licht klassieke muziek van André Rieu. Laat de kleuters in een kring staan. Samen op een muziekje kunnen ze een dans uitvoeren met allerlei zwaaivormen die door henzelf bedacht zijn. Kinderdans: Lied “Twee emmertjes water halen”. Speelmogelijkheid: De kinderen staan tegenover elkaar in een rij. Ieder tweetal houdt twee linten aan het uiteinde vast. Op het eerste deel van het liedje maken ze golvende (of andere) bewegingen met hun lint. Als er gezongen wordt: „Van je ras, ras, ras”, houden de tweetallen hun linten hoog en strak en danst het tweetal dat vooraan staat onder de linten door. Lied “Mooie linten van papier” van de cd Kleuter in beweging: Speelmogelijkheden: - De kinderen bedenken zelf hoe ze op hun plaats kunnen zwaaien en draaien op het liedje. Iedere keer als het liedje zich herhaalt bedenken ze iets anders. - Idem terwijl ze over het plein bewegen. - Als het liedje wordt gezongen zwaaien of draaien de kleuters met hun lint op de plaats en op de melodie bewegen ze door de ruimte. - Bedenk samen met de kinderen een manier van zwaaien of draaien terwijl ze op de plaats staan. Bedenk ook een beweging met het lint terwijl ze over het plein gaan. Voer dit gezamenlijk uit en herhaal vaak - De kleuters gaan twee aan twee verspreid op het plein staan. Bedenk samen een beweging op de plaats en een beweging in de ruimte. Laat de kleuters deze uitvoeren op het liedje. - Idem op de melodie om elkaar heen dansen terwijl het lint een zwaaiende of draaiende beweging maakt. - Bedenk in de kring een beweging op de plaats voor als het liedje wordt gezongen. Op de melodie lopen of huppelen de kleuters naar binnen en naar buiten terwijl het lint naar voren en naar achteren zwaait. Een andere mogelijkheid is samen in de rondte dansen op de melodie. Lied “Kijk daar gaat een slinger” van de cd Kleuter in beweging. Speelmogelijkheden: - Op het liedje bewegen de kleuters met het lint op de plaats, op de melodie bewegen ze over het plein, ieder op hun eigen manier. - Bedenk samen met de kleuters hoe ze gaan zwaaien en draaien op het liedje. Voer dit gezamenlijk uit. Op de melodie gaan ze over het plein, ieder op zijn eigen manier. Herhaal dit vaak. - Idem, maar bedenk nu vormen van draaien. - De kleuters staan in een lange rij achter elkaar. De voorste mag bedenken hoe er gezwaaid of gedraaid wordt op het liedje en hoe hij het lint op de melodie achter zich aan zwaait of draait door de ruimte. De rest doet hem na.
www.jufjanneke.nl
-
De kleuters staan met tweetallen tegenover elkaar. Samen bedenken ze wat je op de plaats en over het plein gaat doen. Dit moeten ze steeds herhalen. - Idem in de kring. Lied “De wind” van de cd kleuter in beweging. Speelmogelijkheden: - Als het couplet gezongen wordt, zwaaien en draaien de kleuters op de plaats. Op het refrein bewegen ze over het plein met het lint achter hen aan. - Idem, maar nu vooraf de zwaai – en draaibewegingen bepalen. Lied “Als mijn vader en mijn moeder naar de markt toe gaan” van de cd Kleuter in beweging. Speelmogelijkheden: - Eerste deel: de kleuters lopen en bij “oh ja, ja zo”zwaaien ze het lint omlaag en omhoog. Tweede deel: herhaling van het eerste deel Derde deel: de kleuters rennen over het plein, terwijl het lint achter hen aan gaat. Bij “oh ja, ja zo” zwaaien ze het lint weer omlaag en omhoog. Herhaal dit vaak. - bij het eerste en tweede deel kunnen de kleuters het lint ook van links naar rechts of van voren naar achteren zwaaien. Bij het derde deel kunnen ze het lint op alle mogelijke manieren achter zich aan laten zwaaien en draaien. - Idem in rij – opstelling. - Idem in een kringopstelling.
www.jufjanneke.nl
obs
De Weier Vissedijk 35c 7602 CP Almelo tel. 0546-491218 fax. 0546-491245
Lessen met een Strandbal Materiaalbeschrijving: Strandballen zijn gratis als reclamemateriaal te verkrijgen bij winkelacties. Ook zijn ze voor weinig geld te koop in kledingsupermarkten. Hier zijn tevens foamballen te koop voor een zacht prijsje. Eigenschappen: Zacht, rond, indrukbaar, licht van gewicht. Ontwikkelingskansen: Oriëntatie in de ruimte Ontwikkeling van de grove motoriek Ontwikkeling van oog – handcoördinatie Nevenfunctie: Koppen Experimenteerfase: Voor je een functie gaat uitwerken moeten de kleuters eerst zelf ontdekken wat ze met een strandbal kunnen doen. Als je in een vervolgles een functie uit gaat werken laat ze dan eerst weer zelf de mogelijkheden met betrekking tot die functie ontdekken en ga in op wat je ziet. Functie – uitwerkingen. Gooien: Hoe kun je gooien? Met twee handen of met een hand Onderhands of bovenhands Dichtbij of ver weg Hard of zacht Hoog, hoger In verschillende richtingen: vooruit of achteruit (onder je benen door, over je hoofd) Gericht gooien zodat de bal voor je voeten, achter je, op je hoofd of op je rug terechtkomt In combinatie met vangen, koppen of schoppen Organisatievorm: Alleen, in tweetallen Vrij in en over het plein Gooien in combinatie met ander materiaal:
www.jufjanneke.nl
Met de zwaaidoek of laken: de helft van de groep gaat golven of wapperen met het zwaaidoek, de andere helft gooit de strandballen / foamballen in het wapperende zwaaidoek. De ballen die eruit vliegen worden er weer ingegooid. Slaan: Hoe kun je slaan? Met de linker – of rechterhand, met beide handen Onderhands of bovenhands Met de vuist of met de vlakke hand Omhoog of omlaag Voorwaarts, achterwaarts of zijwaarts Zacht of hard Vanaf de grond, uit de hand of uit de lucht Gevolgd door vangen of nog eens slaan Organisatievorm: Alleen Vrij op het plein Schoppen: Met de rechter – of linkervoet Zacht of hard Vooruit of achteruit Op de plaats of voortbewegend Vanaf de grond, vanuit je handen of vanuit de lucht Met tweetallen: - de afstand vergroten - onder elkaars benen door Organisatievorm: Alleen of met tweetallen Vrij over het plein Rollen: Hoe kun je rollen? Met twee handen of met één hand Met de linker – of rechterhand Zacht of hard Vooruit, achteruit, zijwaarts of om je heen Over lijnen op het plein Met tweetallen tegenover elkaar: - de afstand vergroten - onder elkaars benen door Organisatievorm: Alleen, met tweetallen Vrij over het plein In één richting Stuiten: Hoe kun je stuiten? Met twee handen, met één hand Hard, zacht In combinatie met vangen Op de plaats: in stand, in hurkzit www.jufjanneke.nl
Voortbewegend: gaan, huppelen, rennen Op een lijn Doorlopend stuiten Organisatievorm: Alleen of met tweetallen Vrij over het plein Stuiten in combinatie met ander materiaal: In binnenbanden Vangen: Hoe kun je vangen? Met twee handen Vanuit lage of hoge opgooi Stilstaand of voortbewegend Na slaan, schoppen of koppen Na een gooi in de lucht of op de grond Nadat een ander de bal toegegooid heeft Organisatievorm: Alleen, net tweetallen Vrij over het plein Inleidende vormen: Alle ballen liggen op het plein. De kleuters mogen iedere bal die ze tegenkomen in de lucht gooien Iedere bal die ze tegenkomen mogen ze wegschoppen Afsluitende vormen: De kleuters staan in een kring met gespreide benen en de voeten tegen elkaar aan. Het kind dat de bal heeft probeert hem tussen de benen van een ander door te rollen. De anderen proberen de bal met de handen tegen te houden. Als de groep te groot is kun je meerdere kringen maken, de kans dat ze dan tussen de benen doorrollen is groter. Gebruik eventueel meer ballen. Spel: “1, 2, 3 wie heeft de bal, die mooie bal van goud. Keer je maar om. Ik heb hem al, die mooie bal van goud”. De kleuters kunnen dit als liedje zingen of als tekst opzeggen. De kleuters staan verspreid op de helft van het plein. Eén kind staat met de rug naar de anderen toe en heeft een bal in de hand. Hij gooit de bal over zijn hoofd of onder zijn benen door naar achteren. Het kind dat de bal vangt of pakt, houdt hem achter zijn rug. Het liedje wordt gezongen of als versje opgezegd. Bij “Keer je om” draait het kind dat gegooid heeft zich om en moet raden wie de bal heeft. Twee kinderen hebben samen een strandbal die ze tussen hen in vasthouden met hun buik. De stop wordt eruit getrokken en ze drukken samen de strandbal leeg.
www.jufjanneke.nl
obs
De Weier Vissedijk 35c 7602 CP Almelo tel. 0546-491218 fax. 0546-491245
Lessen met een parachutedoek Materiaalbeschrijving: Gebruik voor het zwaaidoek: linnen, katoen, parachutestof, bij voorkeur in vrolijke kleuren. De afmeting is afhankelijk van de grootte van de groep: - vierkant zwaaidoek: ± 3 x 3 meter - rond zwaaidoek: een diameter van ± 3 meter, met of zonder gat in het midden Een dubbel genaaide rand geeft een goede houvast. Handgrepen geven een goede verdeling van de kleuters over het doek. Het doek moet voldoende stevig zijn om ermee te kunnen slepen. Eigenschappen: Zacht, soepel, flexibel, grote omvang. Ontwikkelingskansen: - sociaal – emotionele ontwikkeling - ontwikkeling van de samenwerking - ontwikkeling van de grove motoriek - ritmische en muzikale vorming Nevenfuncties: Dragen – materialen – overbrengen in het doek Experimenteerfase: Voor je een functie gaat uitwerken moeten de kleuters eerst samen ontdekken wat ze met een zwaaidoek kunnen doen. Als je in een vervolgles een functie uit gaat werken laat ze dan eerst weer samen de mogelijkheden met betrekking tot die functie ontdekken en ga in op wat je ziet. Functie – uitwerkingen Golven: Hoe kun je golven? Omhoog en omlaag golven - snel of langzaam - hoog of laag bij de grond - terwijl je staat of rondloopt Omhoog en omlaag golven en als het doek op het hoogste punt is: - lopen de kleuters naar elkaar toe en als het doek naar beneden gaat lopen de kinderen weer achteruit. - wisselen twee kleuters van plaats - rent een deel van de kleuters om de beurt onder het doek door www.jufjanneke.nl
- laten de kleuters het doek los De helft van de kinderen gaat golven, de andere helft danst om het doek heen Organisatievorm: Met meertallen, met de groep In de kring Golven in combinatie met ander materiaal: Met een strandbal, foambal, ballon: de kleuters leggen deze op het doek en door middel van golven gooien ze deze de lucht in Met gebruik van muziek Wapperen: Boven het hoofd, op borsthoogte of op heuphoogte Staand of op de hurken Snel of langzaam Terwijl je in de rondte loopt Terwijl je over het plein loopt Organisatievorm: Met meertallen, met de groep In de kring Wapperen in combinatie met ander materiaal: Met een strandbal, ballon of knuffel Inleidende vormen: De kleuters houden het doek met z‟n allen strak en lopen, huppelen of dansen samen over het plein. Deze vorm kan met of zonder muziek uitgevoerd worden Afsluitende vormen: De kleuters houden het doek strak en proberen door samen te werken een bal over het doek te laten rollen Idem, maar nu wordt de naam van een kleuter geroepen waar de bal naartoe gerold gaat worden Dansante vormen: Expressie: De kleuters kunnen de wind uitbeelden met het zwaaidoek. Het waait eerst zachtjes, dan wat harder en daarna gaat het stormen. Dit kan begeleid worden met je stem, met een liedje of met muziek. Zoek hiervoor muziek die afwisselend langzaam, snel en nog wat sneller gaat De kleuters kunnen de golven (hoge en lage) van de zee uitbeelden. Ook dit kun je weer begeleiden met je stem, een liedje of muziek De kleuters gaan dansend op de muziek over het plein en als de muziek stopt verstoppen ze zich snel onder het doek. Zo kan het doek bijvoorbeeld het muizenholletje zijn waar de muizen zich verstoppen als de kat in de buurt is. Gebruik hiervoor vrolijke dansmuziek of spannende muziek voor als de muizen door het huis sluipen. Laat de3 kleuters om beurten onder het doek kruipen als mollen onder de grond. Daarbij is het liedje “Onder de grond” heel toepasselijk. Een heel mooie uitvoering hiervan staat op de cd Cowboy Billy Boem. Een paar kleuters onder het doek maken met elkaar een wonderlijk wezen. Dit is heel spannend met griezelmuziek. Kinderdans: www.jufjanneke.nl
“Als mijn vader en mijn en mijn moeder naar de markt toe gaan” van de cd Kleuter in beweging. Bedenk samen met de kinderen wat ze met het zwaaidoek op het liedje kunnen doen.
Speelmogelijkheden: - Eerste deel: de kleuters lopen rond met het doek en bij “oh ja, ja zo”, laten ze het doek omhoog en omlaag gaan. - Tweede deel: zie eerste deel - Derde deel: de kleuters rennen rond met het doek. Bij “oh ja, ja zo”, laten ze het doek omhoog en omlaag gaan. -
Eerste en tweede deel: de kleuters lopen met een grote golf naar elkaar toe en gaan weer terug naar hun plaats. Bij “oh ja, ja zo” kunnen twee kleuters van plaats wisselen.
-
Derde deel: de kleuters wapperen met het doek of laat de helft van de kinderen een rondje om het doek rennen (wel even van te voren aftellen). Zij staan weer op hun plaats als het liedje afgelopen is.
Zorg voor veel herhaling. “De Wind”van de cd Kleuterbeweging Speelmogelijkheden: -
Couplet: de kleuters lopen rond met het doek. Refrein: de kleuters maken eerst lage en rustige golfbewegingen, daarna hoge en felle bewegingen. - Couplet: de kleuters maken op de hurken lage, rustige golfbewegingen. Refrein: de kleuters staan op, wapperen eerst rustig, daarna wild. “De Zee” van de cd Kleuterdansen 3 Speelmogelijkheid: -
Eerste deel: de kleuters bootsen de golven van de zee na door grote golfbewegingen. Tweede deel: laat de kleuters bij het instrumentale gedeelte zelf iets verzinnen. Mogelijkheden zijn: wapperen, rondlopen of dansen.
Gemaakt m.b.v.: Kleutergym met alternatief materiaal. Geschreven door: Ans Göring – Lamers Fineke ten Napel - Schuring
www.jufjanneke.nl