“De Vrijblijvendheid Voorbij” Op naar een effectieve multidisciplinaire informatievoorziening bij grootschalig gezamenlijk optreden in onze gedecentraliseerde eenheidsstaat
Advies van de ACIR Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding Uitgebracht aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Maart 2005
1
Advies van de ACIR
Beschikbaar op bijgesloten CD ROM:
Adviesrapport ACIR: “De Vrijblijvendheid Voorbij” Bijlagen (achtergrondinformatie) I
Instellingsbeschikking ACIR/Benoemingsregeling ACIR
II
Inventarisatie deskresearch inzake informatievoorziening bij grootschalig gezamenlijk optreden (foto’s) IIa Foto multidisciplinair (met literatuurlijst) IIb Foto politie (met literatuurlijst) IIc Foto brandweer (met literatuurlijst) IId Foto GHOR (met literatuurlijst) IIe Foto Openbaar Bestuur (met literatuurlijst) IIf Foto financieel (met literatuurlijst) IIg Verschillenanalyse III
Inventarisatie interviews inzake informatievoorziening bij grootschalig gezamenlijk optreden (Rode Draad: samenvatting) IIIa Rode Draad Haagse interviews: ministeries (met lijst van geïnterviewde personen) IIIb Rode Draad veldinterviews (met lijst van geïnterviewde personen) IV
Analysedocument: knelpunten in de informatievoorziening bij grootschalig gezamenlijk optreden en de achterliggende oorzaken
V
Plan van Aanpak ACIR-traject
VI
Leden secretariaat ACIR
VII Geraadpleegde literatuur
“Denn was jeder einzelne will, wird von jedem andern verhindert und was herauskommt, ist etwas, das keiner gewollt hat” Friedrich Engels (1890)
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
2
Inhoudsopgave Samenvatting
......................................................................................................................................................................................................................................5
1. Inleiding ..........................................................................................................................................................................................................................................9 Instelling en Opdracht ......................................................................................................................................................................................9 Verantwoording werkwijze .......................................................................................................................................................................10 2. Aanpak ACIR ...........................................................................................................................................................................................................................15 Inventarisatie van informatievoorziening .................................................................................................................................9 Knelpunten in de informatievoorziening benoemd ......................................................................................................9 Aanbevelingen geformuleerd ....................................................................................................................................................................9 Toetsing door klankbordgroep ................................................................................................................................................................9 Methodiek ........................................................................................................................................................................................................................9 3. Analyse ...........................................................................................................................................................................................................................................19 Knelpunten in de Informatievoorziening ..................................................................................................................................9 Achterliggende oorzaken ...............................................................................................................................................................................9 4. Aanbevelingen met betrekking tot de Informatievoorziening .....................................................................23 Advies van de ACIR op hoofdlijnen .................................................................................................................................................23 Op zeer korte termijn beschikbaar en toegankelijk maken van ‘in ieder geval’ benodigde informatie .....................................................................................................................................................................................23 Pijler I. Informatiebehoefte landelijk uniformeren en effectief en efficiënt invullen door het stellen van criteria voor een gegarandeerde kwaliteit .............................................25 Pijler II. Borgen van de integraliteit en informatievoorziening op regionaal niveau ........37 Pijler III. ‘Stok achter de deur’................................................................................................................................................................44 Tijdelijk toezicht op voortgang verbetering informatievoorziening........................................................50 Overzicht van concrete aanbevelingen aan de minister van BZK .................................................................49 5. Plan van Aanpak .................................................................................................................................................................................................................51 Inleiding ...........................................................................................................................................................................................................................51 Acties nader uitgewerkt .................................................................................................................................................................................51 Appendices............................................................................................................................................................................................................................................57 Leden ACIR .....................................................................................................................................................................................................................57 Leden Klankbordgroep ACIR .....................................................................................................................................................................58 Geraadpleegde literatuur .............................................................................................................................................................................59 Begrippenlijst .............................................................................................................................................................................................................60
3
Advies van de ACIR
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
4
Samenvatting Inleiding De informatievoorziening ten behoeve van de rampenbestrijding is onvoldoende op orde. Dit leidt ertoe dat de kans op slachtoffers en materiële schade als gevolg van een ramp groter is dan nodig. De urgentie om dit te verbeteren blijkt uit talloze voorbeelden uit binnen- en buitenland. Daarom heeft de minister van BZK op 5 maart 2004 de ACIR ingesteld. De ACIR – Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding – is een onafhankelijke adviescommissie met de opdracht om een plan van aanpak op te stellen voor het verbeteren van de informatievoorziening ten behoeve van de rampenbestrijding. De ACIR is van mening dat een goede informatievoorziening ten behoeve van de rampenbestrijding is gestoeld op goede informatievoorziening in de reguliere situatie. Daarbij is de grens tussen een crisis, een incident en een ramp niet scherp te trekken. Het gaat uiteindelijk om grootschalig gezamenlijk optreden door de betrokken ketenpartners. De ACIR heeft geconstateerd dat de knelpunten in de informatievoorziening veelal een achterliggende oorzaak hebben in de bestuurlijk/financiële en organisatorische context. Technische oplossingen kunnen op zichzelf derhalve geen significante verbetering van de informatievoorziening opleveren. Als gevolg daarvan doet de ACIR vanuit het perspectief van de structurele verbetering van de informatievoorziening aanbevelingen op bestuurlijk/financieel en organisatorisch niveau.
Bestuurlijk/ Financieel
Operationeel/ Organisatorisch
B/F
doelstellingen, uitgangspunten & beleid
oorzaken
oplossingen
bestuurlijke structuur & organisatie
oorzaken
oplossingen
proces-inrichting
oorzaken
oplossingen
O
Informatievoorziening
i
informatievoorziening
knelpunten
oplossingen
Technisch
T
technische invulling (ICT)
oorzaken
oplossingen
Figuur 1 Door ACIR gehanteerde methodiek
5
Advies van de ACIR
Analyse: knelpunten en oorzaken De ACIR heeft een analyse gemaakt van de bestaande knelpunten en de achterliggende oorzaken op basis van deskresearch ten aanzien van de gehele keten en de ketenpartners, en door een groot aantal gesprekken bij ministeries en betrokken partijen in het veld. De analyse en de hoofdlijnen van de aanbevelingen zijn getoetst met een breed samengestelde klankbordgroep. De belangrijkste knelpunten in de informatievoorziening vallen in twee categorieën uiteen: 1. het hebben van informatie: beschikbaarheid en toegankelijkheid van correcte en volledige informatie voor een effectieve uitvoering van taken en ten behoeve van besluitvorming; 2. het delen van deze informatie tussen betrokken partijen: ketenpartners, regio’s, door de hiërarchische lijn, tussen ministeries, via en door de meldkamer en eventueel ter beschikking stellen van de pers. Voor deze – in totaal elf benoemde – knelpunten is gekeken naar de achterliggende oorzaken op Bestuurlijk, Organisatorisch en Technisch niveau. Deze oorzaken zijn gebundeld in een negental clusters, welke in onderstaand schema in onderling verband zijn weergegeven. Op elk niveau zijn vervolgens oplossingsrichtingen gedefinieerd welke zijn vertaald in concrete aanbevelingen. rampenbestrijding heeft geen prioriteit
ontbreken visie en beleid
B/F
O
i
T
gemeentelijke en regionale schaal is te klein
locale autonomie dominant
strijd om macht en geld
organisaties kennen elkaar niet, concurreren met elkaar
onvoldoende kwaliteit en capaciteit
onduidelijkheid van organisatie
onvoldoende informatie beschikbaar
geen koppeling met informatie van derden
onvoldoende uitwisseling van informatie
eiland-automatisering
Figuur 2 Conclusie analyse knelpunten informatievoorziening en achterliggende oorzaken
Aanbevelingen De ACIR doet op basis van haar analyse van knelpunten en achterliggende oorzaken de volgende aanbevelingen aan de minister van BZK: • uniformeer de informatievoorziening landelijk; • borg informatiemanagement bestuurlijk en operationeel op tenminste regionaal niveau; • organiseer een stok achter de deur om besluitvorming af te dwingen, indien eenduidigheid achterwege blijft.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
6
Als eerste dient op zeer korte termijn de in ieder geval benodigde informatie beschikbaar en bereikbaar te worden gemaakt (zie Figuur 3). Dit kan direct opgestart worden. Daartoe is het instellen van een task force van groot belang.
objectinformatie
bevolkingsinformatie
planinformatie
communicatieinfrastructuur
ramp capaciteitsinformatie
activiteiteninformatie
effectinformatie dynamisch: tijdens
semi-statisch: vooraf
geo-informatie
voorspellingsinformatie
modelmatig: vooraf + input tijdens ramp
Figuur 3 Overzicht van informatiecategorieën die ‘in ieder geval’ beschikbaar en toegankelijk dienen te worden gemaakt (zie Figuur 10 in hoofdstuk 4 voor een uitgebreid overzicht)
Het advies kent drie pijlers:
0. op zeer korte termijn beschikbaar en toegankelijk maken van ‘in ieder geval’ benodigde informatie I
II
III
informatiebehoefte landelijk uniform realiseren
informatiemanagement en multidisciplinariteit op regionaal niveau
stok achter de deur
1. landelijke vraagarticulatie 5. consistente beslissingen op per discipline regionaal niveau uit integraal 2. landelijke perspectief/ 1 aanspreekpunt multidisciplinaire inzake coördinatie en realisatie vraagarticulatie, landelijke regionaal I-beleid, en afstemming over operationele afstemming tussen infovoorziening tussen disciplines disciplines 6. gezamenlijk opleiden en 3. efficiënte en geharmonioefenen informatievz. seerde realisatie ICT 7. invullen integraal 4. snelle inhoudelijke informatieknooppunt binnen en inhaalslag tussen disciplines 8. borging informatie-management binnen disciplines
9.
wettelijke besluitkracht om door te kunnen pakken 10. conformeren van partijen aan landelijke afspraken: verticaal en horizontaal 11. kwaliteitseisen 12. tegenwicht bij BZK en integrale visie
tijdelijk toezicht op voortgang verbetering informatievoorziening (voortgang aanbevelingen)
Figuur 4 Aanbevelingen ACIR (‘wat’ er dient te gebeuren)
7
Advies van de ACIR
Pijler I
Informatiebehoefte landelijk uniformeren en effectief en efficiënt invullen door het stellen van criteria voor een gegarandeerde kwaliteit
De betrokken organisaties hebben hun informatiebehoefte onvoldoende helder en eenduidig in beeld. Dit heeft mede geleid tot een grote diversiteit van niet-koppelbare informatiesystemen (eilandautomatisering) en onvoldoende beschikbaarheid en uitwisseling van informatie. Voor effectief grootschalig gezamenlijk optreden is het noodzakelijk dat er landelijk meer eenheid komt in de definiëring van de informatiebehoefte, en dat deze op effectieve en efficiënte wijze wordt ingevuld. Daartoe dient op landelijk niveau een aantal eenduidige, standaardiserende keuzes te worden gemaakt binnen en tussen de disciplines. Vervolgens dienen deze keuzes op effectieve wijze tot uitvoering te worden gebracht. Door een inhaalslag kan benodigde informatie beschikbaar en toegankelijk worden gemaakt voor de hulpverleningsdiensten, en kan de informatiebehoefte integraal inzichtelijk worden gemaakt ten behoeve van nadere prioritering. Pijler II.
Borgen van de integraliteit en informatievoorziening op regionaal niveau
De ACIR heeft geconstateerd dat de samenwerking tussen disciplines onvoldoende is geborgd om een goede informatie-uitwisseling tijdens grootschalige incidenten en rampen mogelijk te maken. Daarnaast blijkt dat de inbedding van informatievoorziening binnen de betrokken organisaties nadrukkelijk verbetering vereist. De ACIR beveelt aan om de Veiligheidsregio te hanteren als het bestuurlijke niveau waarop zowel de noodzakelijke multidisciplinaire integraliteit van gezamenlijk optreden, als de (ook monodisciplinaire) informatievoorziening tenminste dient te worden ingevuld. Pijler III. ‘Stok achter de deur’ De bovenstaande maatregelen vereisen een gezamenlijke landelijke besluitvorming. Door de huidige constellatie met veel nevengeschikte besturen en een bestuurscultuur van consensus bestaat een groot risico op ‘stilstaand water’. Daarbij kunnen bestaande belangentegenstellingen de besluitvorming belemmeren en/of vertragen. De noodzakelijke verbeterslag kan hierdoor onvoldoende snel en doeltreffend worden doorgevoerd. De ACIR stelt dan ook dat het de verantwoordelijkheid is van de minister van BZK om ervoor te zorgen dat bovengenoemde voorgestelde maatregelen ook snel tot besluitvorming over de gewenste essentiële verbetering leiden. De huidige mogelijkheden die de minister hiertoe heeft zijn echter beperkt. Daarom beveelt de ACIR aan om de minister van BZK specifieke aanvullende bevoegdheden te verstrekken om standaardiserende beslissingen inzake informatievoorziening te kunnen nemen. Het gaat hier feitelijk om het inrichten van een bestuurlijke hiërarchie met betrekking tot informatievoorziening. Ook ten aanzien van de overige ministeries dienen in Kabinetsverband bindende afspraken gemaakt te worden. Tot slot beveelt de ACIR aan om externe druk op een daadkrachtige uitvoering van de aanbevelingen te organiseren door het inrichten van een ‘aanjaagfunctie’.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
8
9
Advies van de ACIR
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
10
1. Inleiding Instelling en Opdracht Tijdens een groot aantal gebeurtenissen in het (recente) verleden bleek dat er veel lacunes zijn in de informatievoorziening bij de rampenbestrijding in Nederland. Onderzoeken van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid bevestigen dit beeld keer op keer. De verschillende hulpverleningsdiensten en besturen blijken nog niet te beschikken over het gewenste niveau van informatievoorziening, er bestaan geen eenduidige landelijke en regionale richtlijnen voor informatievoorziening en er is ook nauwelijks sprake van standaardisering in ICT-systemen. Als gevolg van versnipperde lokale en regionale ontwikkelingen ontstaat zonder landelijke sturing geen eenheid in de informatievoorziening, die wel nodig is om op effectieve wijze gezamenlijk te kunnen optreden. Het gevolg hiervan is een onnodig grote kans op slachtoffers en materiële schade bij optreden van een ramp. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft daarom op 5 maart 2004 de ACIR ingesteld, de Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding1. Haar opdracht luidt om voor 1 april 2005 een plan te maken om de informatievoorziening in de rampenbestrijding te verbeteren. Op verzoek van de minister van BZK heeft de ACIR haar advies eerder opgeleverd.
Huidige knelpunten in de informatievoorziening Knelpunten in de informatievoorziening ten behoeve van rampenbestrijding hebben grote gevolgen. Uit enkele voorbeelden blijkt dat de bestaande situatie urgent verbetering behoeft: • In New York (VS) stond één van de torens na de aanslag van 11 september op instorten, wat werd gezien door een nabij vliegende politiehelikopter. Deze heeft vervolgens de lokale politie-eenheden gewaarschuwd. Helaas is de brandweer van deze observatie niet op de hoogte gesteld, waardoor de instorting voor hen volkomen onverwacht kwam; • In Gijslingen (Ghislengien, België) was de brandweer die bij het gaslek is gaan kijken noch op de hoogte van de omvang van de gasleiding ter plaatse, noch van de mogelijke hoeveelheid gas en daarmee van de risico’s die daardoor bestonden. Als gevolg daarvan stonden teveel brandweermensen te dicht bij de ontploffing. Een situatie die zich evengoed in Nederland zou kunnen voordoen, want ook in Nederland is er onvoldoende zicht op het ondergrondse leidingennet; • Bij de vuurwerkramp in Enschede was men geruime tijd beducht voor het ontploffen van de ammoniaktank van de brandende Grolsch-fabriek. Ruim twee uur nadat dit gevaar was bedwongen, geeft de meldkamer ambulance nog door dat het terrein dient te worden ontruimd. Ook de bestrijding van de brand heeft hierdoor veel langer geduurd; • In augustus 2002 krijgt de meldkamer politie en brandweer meldingen van lekkage van een giftige stof uit een ketelwagen op het station te Amersfoort. De (gecolokeerde) meldkamer ambulancezorg wordt hier pas 40 minuten later over geïnformeerd. 1 Een overzicht van de samenstelling van de adviescommissie is opgenomen in de Appendix.
11
Advies van de ACIR
Omwonenden krijgen ondertussen tegenstrijdige berichten over blijven of vertrekken. De rampenzender wordt pas na 50 minuten in werking gezet; • In Arnhem was op 22 november 2004 een incident met een trein met een gevaarlijke stof. Echter, tot uren na bekendwording van het incident was onbekend welke stof het hier precies betrof en welke risico’s hieraan waren verbonden. De betrokken bestuurders konden daarom in deze periode geen onderbouwde beslissing nemen: feitelijk koersten zij blind; • Op 11 juli 2001 brak er tijdens de ochtendspits brand uit in een ondergrondse schakelruimte van de Schipholtunnel. Hierdoor strandden zeven treinen met 550 passagiers. De brandweer ging pas anderhalf uur nadat zij hadden vernomen dat er geen spanning meer op de bovenleiding was, blussen met water. Twee uur na het begin van de brand werden de hulpverleners op de hoogte gebracht dat de treinen niet zelfstandig de tunnel konden verlaten en werd een ontruimingsplan gemaakt. De passagiers waren daar in de tussentijd zelf al mee begonnen, gezien de rookontwikkeling en de hitte. • Bij de Hercules-ramp was de brandweer onvoldoende op de hoogte gebracht van het feit dat er zich nog passagiers in het brandende vliegtuig bevonden, en heeft zich in de bestrijding van de brand daarop ingesteld. Deze voorbeelden geven aan dat een kwalitatief goede informatievoorziening een fundamentele vereiste is voor een effectieve besluitvorming en taakuitvoering door bestuurders en operationele organisaties. En dat in de huidige situatie zich zeer regelmatig incidenten voordoen waaruit blijkt dat de informatievoorziening onvoldoende is. Het is daarom in ieders belang – burgers, bestuurders en de betrokken operationele organisaties – dat de informatievoorziening in dit kader sterk wordt verbeterd.
Verantwoording werkwijze Doel van het advies De ACIR beoogt met haar advies een zodanige verbetering van de informatievoorziening te bereiken dat de effectiviteit van de taakuitvoering van de bij grootschalig gezamenlijk optreden betrokken organisaties en bestuurders sterk verbetert, zowel in de reguliere als in de opgeschaalde situatie. De ACIR stelt zich niet alleen tot doel dat de aanbevelingen op lange termijn resulteren in verbeteringen, maar dat ook binnen relatief korte termijn knelpunten worden opgelost. De ACIR is een onafhankelijke commissie, met leden die zijn benoemd op persoonlijke titel. De leden hebben ervoor gekozen hun eigen deskundigheid vanuit kennis en ervaring in te brengen, om daarmee gezamenlijk een advies op te stellen dat een significante versnelling van lopende verbeteringsprocessen betekent. De ACIR acht het uiteraard wel noodzakelijk dat de minister de relevante koepels betrekt bij het concreet invulling geven aan de aanbevelingen.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
12
Reikwijdte van het advies Rampenbestrijding In de formele opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) wordt het onderzoeksdomein van de ACIR afgebakend tot informatievoorziening voor de ‘rampenbestrijding’. De grens van rampenbestrijding is echter niet scherp te trekken. Rampenbestrijding betreft de gecoördineerde grootschalige inzet van meerdere hulpverleningsdiensten, en besluitvorming op bestuurlijk en operationeel niveau onder onzekerheid. Dit vereist een goede informatievoorziening ten behoeve van grootschalig gezamenlijk optreden, of het nu een crisis, een (groter) incident of een ramp betreft. Daarnaast illustreert de term ‘grootschalig’ al dat de afzonderlijke taken veelal ‘schaalbaar’ zijn vanuit de reguliere taken. Deze vormen de basis voor effectief grootschalig optreden . Om de informatievoorziening tijdens een ramp te verbeteren is het dus noodzakelijk om in ieder geval de informatievoorziening in de reguliere situatie te verbeteren. De ACIR spreekt daarom in dit adviesrapport over de reguliere en de opgeschaalde situatie en ‘grootschalig gezamenlijk optreden’.2 Het niet taakgericht maar juist procesmatig werken in de reguliere situatie met gegevens die men ook bij grootschalig gezamenlijk optreden nodig heeft, bevordert de vertrouwdheid met het proces bij opschaling. Anders gezegd: de reguliere taakuitoefening zou zodanig vormgegeven moeten worden, dat daar bij opschaling zo min mogelijk van behoeft te worden afgeweken: bij opschaling moet er dus niet van iedereen ineens een andere wijze van werken worden gevraagd. De reguliere taakuitoefening dient derhalve aan een gegarandeerd, uniform en procesgericht kwaliteitsniveau te voldoen. De commissie is daarmee geen voorstander van een afzonderlijke rampenbestrijdingsorganisatie en/of –systemen. Deze hebben in het verleden bewezen nauwelijks effectief te zijn3.
Informatievoorziening Informatievoorziening staat niet op zichzelf, maar is sterk verweven met de bestuurlijk/ financiële en organisatorische context van de betrokken organisaties. Informatievoorziening als zodanig is dus geen puur technische kwestie, maar veeleer een bestuurlijk/financieel of organisatorisch aspect. Technische oplossingen dienen een afgeleide te zijn van de bestuurlijk/financiële en organisatorische inrichting, en kunnen niet worden gebruikt om bestuurlijke knelpunten op te lossen. Daarom wordt – voor goed begrip – door de ACIR geen keuze voor een technische standaard of systeem uitgesproken. In haar analyse ontrafelt de commissie de oorzaken van de huidige knelpunten in de informatievoorziening bij de rampenbestrijding, en verwoordt zij oplossingen rekening houdend met die bestuurlijk/financiële en organisatorische verwevenheid.
2 Het begrip ‘ramp’ kent een wettelijke basis, zoals in de WRZO. Het grootschalig gezamenlijk optreden van betrokken
organisaties vindt echter niet alleen plaats tijdens gedefinieerde rampen, terwijl ook in die situaties de informatievoorziening op orde dient te zijn. De ACIR is van mening dat het trekken van een harde grens ten aanzien van de rampenbestrijding c.q. crisisbeheersing een constructieve discussie in de weg staat. 3 Denk bijvoorbeeld aan de BB (Bescherming Burgerbevolking) en het Nationaal Noodnet.
13
Advies van de ACIR
Internationale context Mede gelet op de beperkte doorlooptijd waarover de commissie beschikt voor het uitbrengen van haar advies, heeft de ACIR zich conform de opdracht niet gebogen over de internationale context. Daaruit mag echter geenszins worden geconcludeerd dat de ACIR dit aspect niet relevant vindt. Het tegendeel is nadrukkelijk het geval. De ACIR geeft de minister derhalve met nadruk in overweging dit in een later stadium alsnog erbij te betrekken. De internationale dimensie wordt – gelet op de recente crises – immers steeds belangrijker. De ACIR gaat er overigens vanuit dat door het verbeteren van de informatievoorziening in Nederland, (het maken van afspraken over) grensoverschrijdende samenwerking wordt vereenvoudigd.
Uitgangspunten voor het advies Eenheid in de gedecentraliseerde eenheidsstaat Nederland is een gedecentraliseerde Eenheidsstaat waarbij de autonome decentrale eenheden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor die eenheid. Dat geldt ook voor de organisatie van de rampenbestrijding c.q. grootschalig gezamenlijk optreden. Bouwen op decentrale verantwoordelijkheden kent een aantal voordelen, maar heeft geleid tot verschillen in en zelfs onvoldoende kwaliteit van informatievoorziening. Dit proces ligt aan de basis van een aantal knelpunten in de informatievoorziening bij grootschalig gezamenlijk optreden, met als consequentie dat onvoldoende doeltreffend (juiste beslissingen nemen, juiste dingen doen) kan worden opgetreden. Het gevolg hiervan is dat de kans op schade bij incidenten en rampen – onder andere in termen van mensenlevens van burgers èn hulpverleners - groter is dan nodig. Deze situatie behoeft urgent verbetering, voor de burger, voor de betrokken organisaties, en voor de verantwoordelijk bestuurders. De aanbevelingen van de ACIR richten zich voor een belangrijk deel op het invullen van de eenheid binnen de gedecentraliseerde Eenheidsstaat op het gebied van informatievoorziening. De essentie hiervan is dat de decentrale eenheden verantwoordelijk zijn voor het leveren van inhoudelijke bijdragen. Vervolgens is er op landelijk niveau een afstemmingsorgaan nodig die de diverse bijdragen coördineert en daar één beleidslijn van maakt (eenduidige besluitvorming). Indien er in het afstemmingsorgaan geen besluitvorming plaatsvindt, dient de centrale overheid deze beslissing te nemen. Deze dient er tevens op toe te zien dat decentrale eenheden zich aan de gezamenlijke afspraken en besluiten houden.
“Denn was jeder einzelne will, wird von jedem andern verhindert und was herauskommt, ist etwas, das keiner gewollt hat” Friedrich Engels (1890)
Het is de verantwoordelijkheid van de centrale overheid om een gegarandeerd en uniform kwaliteitsniveau te bepalen voor de informatievoorziening ten behoeve van grootschalig
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
14
gezamenlijk optreden. Dit doet de overheid onder meer door het stellen van wettelijke kwaliteitseisen ten aanzien van de informatievoorziening. De decentrale eenheden zijn verantwoordelijk voor het realiseren van het benoemde kwaliteitsniveau. De kwaliteitseisen zijn derhalve bepalend voor de benodigde inrichting en omvang van de betrokken organisaties. Het is aan de desbetreffende besturen om te besluiten op welke wijze zij aan deze kwaliteitseisen voldoen: zelfstandig, in onderlinge samenwerking tussen of door integratie van diverse organisaties.
Oplossing in preparatiefase Momenteel zijn er grote verschillen in kwaliteitsniveau en het niveau van informatievoorziening tussen disciplines, regio’s en organisaties. Deze verschillen dienen juist in de voorbereidende fase (proactie, preventie en met name preparatie) te worden aangepakt, opdat deze zijn opgelost vóór daadwerkelijk grootschalig gezamenlijk optreden.
Aansluiten bij bestaande structuren en initiatieven Bij het definiëren van de oplossingsrichtingen heeft de commissie zich op het standpunt gesteld dat er – wellicht met aanpassingen of aanvullingen – waar mogelijk zou moeten worden aangesloten bij bestaande initiatieven en structuren. Dit om een snellere en meer kostenefficiënte implementatie van oplossingen mogelijk te maken, mede door gebruik te maken van bestaande kennis en ervaring.
Lopende initiatieven De ACIR heeft een globale inventarisatie van lopende ICT-initiatieven uitgevoerd. Na bestudering daarvan heeft de commissie vastgesteld dat deze initiatieven in het algemeen (nog) geen aantoonbare bijdrage (hebben kunnen) leveren aan het verhelpen van de geconstateerde knelpunten. Voor de lopende politiek-bestuurlijke initiatieven geldt een soortgelijke redenering: in de loop van het ACIR-traject hebben deze in het algemeen nog niet geleid tot algehele verbetering dan wel oplossing van een knelpunt. Gezien de status van deze initiatieven zou dit op termijn natuurlijk wel mogelijk kunnen zijn.
Randvoorwaarden voor het advies Bij haar werkzaamheden heeft de ACIR rekening gehouden met een aantal – deels zelf opgestelde – randvoorwaarden: • voor de verbetering van ICT heeft de commissie zich aangesloten bij de gebruikelijke logica binnen het themagebied Informatiemanagement; • naar het oordeel van de commissie moeten de kosten van de maatregelen nadrukkelijk in verhouding staan tot de baten. Het is een politieke keuze wat veiligheid de Nederlandse maatschappij zou mogen c.q. moeten kosten. Deze keuze zou expliciet gemaakt dienen te worden; • omdat men op meerdere plaatsen met gelijksoortige ontwikkelingen op informatiegebied bezig is, stelt de ACIR als randvoorwaarde dat de effectiviteit en efficiency van bestaande budgetten dienen te verbeteren – bestaand geld moet dus beter worden besteed door synergievoordelen te benutten – alvorens extra middelen worden vrijgemaakt.
15
Advies van de ACIR
Voorbeeld uit de praktijk Vanwege de Wet Openbaarheid van Bestuur zijn enorm veel gegevens over woningen, bedrijfspanden en vergunningen publiek toegankelijk. Politie (en justitie) heeft echter geen inzicht in het disproportioneel opvragen van dit soort gegevens, wat een aanwijzing kan zijn van het beramen van criminele activiteiten
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
16
2. Aanpak ACIR In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de ACIR te werk is gegaan. Daarbij stonden de vier disciplines (politie, brandweer, ghor, en het openbaar bestuur - en in het laatste geval in het bijzonder de gemeenten) centraal. Door de integrale aanpak die de ACIR gekozen heeft, is een grote hoeveelheid informatie over het functioneren van de bij grootschalig gezamenlijk optreden betrokken organisaties boven water gekomen. Omdat de informatievoorziening, zoals gezegd, verweven is met de bestuurlijk/financiële en organisatorische context van organisaties, kunnen de aanbevelingen ten behoeve van de verbetering van de informatievoorziening logischerwijze eveneens leiden tot verbetering van deze bestuurlijk/ financiële en organisatorische context. Samenvattingen en conclusies op basis van de hieronder genoemde documenten zijn opgenomen in de bijlagen II, III en IV.
Inventarisatie van informatievoorziening Deskresearch Op basis van deskresearch zijn zes zogenaamde ‘ foto’s’ gemaakt, één van elk van de vier afzonderlijke disciplines (of kolommen), één van de multidisciplinaire context (de gehele keten) en één van de financiële context. Hiermee is de huidige situatie ten aanzien van rampenbestrijding c.q. grootschalig gezamenlijk optreden in kaart gebracht.
Bestuurlijk • wettelijk kader • betrokken organisaties • structuur: gezag en beheer • knelpunten
• • • • •
Operationeel/ organisatorisch taken (primaire) processen verantwoordelijkheden en bevoegdheden informatiestromen knelpunten
Technisch • hulpmiddelen en materieel • ICT-voorzieningen • ICT-organisatie • knelpunten
Financieel • financieringsbronnen • omvang budgetten • uitgaven • knelpunten
Zowel per discipline als multidisciplinair is gekeken naar:
Interviews Er zijn ruim 20 interviews op diverse niveaus gehouden bij departementen die bij de rampenbestrijding betrokken zijn, te weten de ministeries van VWS, LNV, VROM, V&W, EZ en Defensie. Er zijn daarnaast ruim 60 interviews in het veld gehouden, eveneens op diverse niveaus: bij de politie, bij de brandweer, bij de partners in de ghor, bij decentrale overheden (gemeente, provincie, waterschap), met externe deskundigen en bij IT-bedrijven die actief zijn in het veiligheidsveld. In alle interviews is gevraagd naar de knelpunten in de informatievoorziening en -uitwisseling bij grootschalig gezamenlijk optreden en naar de achterliggende oorzaken. Daarbij is tevens de link gelegd naar de reguliere situatie.
17
Advies van de ACIR
Resultaat is de constatering dat de informatievoorziening ten behoeve van grootschalig gezamenlijk optreden een groot aantal knelpunten kent. Dit betreft enerzijds de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie bij partijen die deze nodig hebben. Anderzijds betreft dit de uitwisseling van informatie: binnen en tussen disciplines, op bestuurlijk en operationeel niveau tussen regio’s, tussen ministeries, in de hiërarchie van de rampenbestrijdingsorganisatie, met de pers, en door de meldkamer. De resultaten van deze twee interviewrondes hebben geleid tot een tweetal documenten over de geconstateerde knelpunten. In Bijlage III (rode draad uit de gesprekken) is een overzicht opgenomen van de personen die hebben meegewerkt aan de gesprekken. verkennende ICT-inventarisatie Tot slot is er aan de hand van een toegestuurd inventarisatieformulier een verkennende inventarisatie, een quick scan, gemaakt van lopende of recent afgeronde multi- en monodisciplinaire ICT-initiatieven. Dit resulteerde in een zeker niet volledig overzicht van een 80-tal deels overlappende initiatieven op vooral gemeentelijk en regionaal niveau, en opvallend weinig landelijke initiatieven. De conclusies uit dit overzicht zijn meegenomen in de analyse en conclusies. De aanpak is schematisch weergegeven in Figuur 5.
Knelpunten in de informatievoorziening benoemd De hierboven beschreven stukken zijn gebruikt als input voor een analysedocument, waarin elf kernknelpunten in de informatievoorziening worden benoemd in relatie tot de belangrijkste achterliggende oorzaken. Als kader hiervoor dienen de bestuurlijke en financiële context, de relatie met de wettelijke en organisatorische structuur van de rampenbestrijding (inclusief de daarbij betrokken organisaties) en de technische invulling4. Immers: knelpunten in de informatievoorziening en in de ICT hebben in het algemeen organisatorische of bestuurlijk/financiële oorzaken.
Aanbevelingen geformuleerd Het grote aantal oorzaken van de knelpunten in de informatievoorziening is teruggebracht tot een beperkt aantal clusters van hoofdoorzaken op bestuurlijk, operationeel/organisatorisch en technisch niveau om van daaruit oplossingsrichtingen te formuleren. De vele mogelijke oplossingen uit deskresearch en interviews zijn hierbij meegenomen. De methodiek is uitgewerkt in Figuur 6.
Toetsing door klankbordgroep Ten behoeve van de toetsing van de denkrichtingen van de ACIR heeft de ACIR een beroep gedaan op een klankbordgroep. Deze klankbordgroep is twee keer bijeengeweest: de eerste keer voor toetsing van de analyse, de tweede keer voor toetsing van de oplossingsrich-
4 Dit zijn de zogenaamde B/F, O en T-factoren die als kader voor de benoeming van de knelpunten worden gebruikt: B/F:
Bestuurlijk/Financieel, O: Operationeel/Organisatorisch, T: Technisch.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
18
tingen en aanbevelingen. De klankbordgroep is samengesteld uit ongeveer 30 personen, allen senior-leidinggevende of eindverantwoordelijke uit de diverse disciplines. In de appendix is een overzicht opgenomen van de leden van de klankbordgroep.
fotoʼ s (6)
>20 interviews ministeries
> 60 externe interviews
rode draad Haagse ivws.
rode draad externe ivws.
samenvatting fotoʼs
Analyse & Conclusies toetsing KBG Aanbevelingen
Plan van Aanpak
Figuur 5 Overzicht gevolgd proces met producten
Methodiek Een goede informatievoorziening is afgeleid van de bestuurlijke en operationele context: doelstellingen, uitgangspunten en beleid is leidend voor de taken die dienen te worden uitgevoerd. Vervolgens wordt een bestuurlijke structuur en organisatie gekozen om op effectieve wijze invulling te geven aan de te bereiken doelstellingen. Processen dienen te worden ontworpen om invulling te geven aan de diverse taken. Informatievoorziening dient ertoe om de diverse processen (uitvoerend en besluitvormend) op effectieve wijze uit te kunnen voeren. Tot slot zorgt de technische invulling voor een versnelling en vereenvoudiging van het proces van informatievoorziening.
Bestuurlijk/ Financieel
Operationeel/ Organisatorisch
B/F
doelstellingen, uitgangspunten & beleid
oorzaken
oplossingen
bestuurlijke structuur & organisatie
oorzaken
oplossingen
proces-inrichting
oorzaken
oplossingen
O
Informatievoorziening
i
informatievoorziening
knelpunten
oplossingen
Technisch
T
technische invulling (ICT)
oorzaken
oplossingen
Figuur 6 Door ACIR gehanteerde methodiek
19
Advies van de ACIR
De ACIR is gevraagd om aanbevelingen te doen om knelpunten in de informatievoorziening op te lossen. Deze knelpunten kennen echter veelal oorzaken die op ‘hoger’ niveau liggen. Om de knelpunten in de informatievoorziening op te lossen, doet de ACIR derhalve aanbevelingen die op hetzelfde niveau liggen als de achterliggende oorzaken. Zo dienen organisatorische knelpunten door organisatorische aanpassingen te worden opgelost.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
20
3. Analyse In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de knelpunten. De hieronder genoemde knelpunten zijn niet op elke organisatie steeds in dezelfde mate van toepassing. In het algemeen kan echter worden gesteld dat op de onderstaande elf punten een nadrukkelijke verbetering noodzakelijk is.
Knelpunten in de informatievoorziening In de informatievoorziening kunnen twee aspecten worden onderscheiden: • het hebben van (goede) informatie; • het uitwisselen (delen) van deze informatie. Deze aspecten zijn tegelijkertijd de twee hoofdknelpunten, namelijk het niet hebben, en het niet uitwisselen van informatie. Deze twee hoofdknelpunten kunnen in een aantal onderliggende knelpunten worden ontrafeld.
het ʻhebbe nʼ van inf ormatie
het ʻdelen ʼ van info rmatie (uitwisseling)
1
sommige benodigde informatie is niet beschikbaar
informatie wordt onvoldoende uitgewisseld met andere disciplines
6
2
veel benodigde informatie is niet (snel) toegankelijk
informatie wordt onvoldoende uitgewisseld met andere regioʼs
7
3
deel van benodigde informatie is niet bruikbaar
informatie wordt onvoldoende uitgewisseld binnen de hiërarchie
8
4
benodigde informatie wordt onvoldoende structureel verzameld
informatie wordt onvoldoende uitgewisseld tussen ministeries
9
5
deel van informatie wordt onvoldoende goed geïnterpreteerd
informatie wordt onvoldoende uitgewisseld met pers en bevolking
10
coördinatie & afstemming vindt onvoldoende plaats
11
F
Figuur 7 Overzicht van knelpunten in de informatievoorziening ten behoeve van grootschalig gezamenlijk optreden
Elk van deze onderliggende knelpunten in de informatievoorziening is individueel in relatie gebracht tot de bestuurlijk/financiële, organisatorische en technische factoren die het knelpunt in de informatievoorziening veroorzaken.5
5 Zie bijlage IV: Analysedocument
21
Advies van de ACIR
Achterliggende oorzaken Een samenvatting van de analyse tot clusters van knelpunten en achterliggende oorzaken leert dat er onvoldoende informatie beschikbaar is en onvoldoende informatie uitgewisseld wordt tussen de betrokken partijen omdat er een tekort aan sturing op eenheid is:
rampenbestrijding heeft geen prioriteit
ontbreken visie en beleid
B/F
O
i
T
gemeentelijke en regionale schaal is te klein
locale autonomie dominant
strijd om macht en geld
organisaties kennen elkaar niet, concurreren met elkaar
onvoldoende kwaliteit en capaciteit
onduidelijkheid van organisatie
onvoldoende informatie beschikbaar
geen koppeling met informatie van derden
onvoldoende uitwisseling van informatie
eiland-automatisering
Figuur 8 Conclusie analyse knelpunten en achterliggende oorzaken De oorzaken op bestuurlijk/financieel niveau zijn: • rampenbestrijding heeft onvoldoende prioriteit en krijgt daardoor te weinig aandacht en financiële middelen; • visie en beleid zijn onvoldoende gedefinieerd op Rijksniveau, waardoor initiatieven onderling onvoldoende consistent zijn. In een eenduidige visie dient zo snel mogelijk te worden voorzien; • de gemeentelijke en regionale schaal zijn niet altijd voldoende om een afdoende professioneel niveau te garanderen. Een kleine gemeente KAN zich - binnen de beschikbare middelen - zelfstandig onvoldoende voorbereiden op een ramp en dient hier binnen een breder verband afspraken over te maken; • lokale autonomie is dominant, wat mede een knelpunt wordt omdat rampenbestrijding weinig prioriteit heeft. De noodzaak tot afstemming en samenwerking met betrekking tot informatievoorziening is te klein als er zich zelden tot nooit een ramp voordoet. De behoefte om zelf controle te houden over de informatievoorziening kan dan prevaleren. • er vindt een voortdurende competitie plaats: tussen gemeenten, provincies en het ministerie van BZK, tussen ministeries, en tussen de hulpverleningsdiensten per discipline en onderling. Deze strijd gaat over de verdeling van bevoegdheden en de financiële middelen. De noodzaak tot samenwerking en onderlinge afhankelijkheid wordt onvoldoende gevoeld. Door de afwezigheid van besluitkracht (doorzettingsmacht, doorzettingskracht) kan men bij bestaande belangentegenstellingen, en de vele nevengeschikte besturen moeilijk tot eenheid komen.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
22
De oorzaken op organisatorisch/operationeel niveau zijn: • de organisaties kennen elkaar vaak onvoldoende, en concurreren in een aantal gevallen met elkaar om bevoegdheden en middelen. Er is echter ook binnen de huidige structuur altijd ruimte voor samenwerking: er zijn geen wettelijke belemmeringen voor gemeenten en regio’s om samen te werken. Dit gebeurt echter onvoldoende. • er is in het algemeen bij de betrokken organisaties onvoldoende kwaliteit en capaciteit (kritische massa) om afdoende professioneel niveau met betrekking tot informatievoorziening te garanderen. Dit geldt zowel inhoudelijk, operationeel als bestuurlijk. Dit leidt ertoe dat de betrokken organisaties in het algemeen hun informatiebehoefte niet eenduidig, en met name onvoldoende, in kaart hebben gebracht: een randvoorwaarde om de informatievoorziening op orde te hebben. Zonder centrale sturing blijken samenwerking en professionalisering van de keten en de betrokken partners echter onvoldoende van de grond te komen; • de organisatie van grootschalig gezamenlijk optreden is onduidelijk: de complexiteit van de omschreven rampenbestrijdingsorganisatie geeft veel onduidelijkheid t.a.v. de rollen. Als de eigen rol en de rol van de ander niet helder zijn, blijft onduidelijk welke informatie men zelf én welke informatie de ander nodig heeft. De oorzaken op technisch niveau zijn: • er bestaat eilandautomatisering, zowel tussen als binnen de vier disciplines waardoor informatie technisch niet kan worden uitgewisseld; • er zijn nauwelijks koppelingen met informatie van derden (buiten de direct betrokken hulpverleningsorganisaties en bestuurslagen), terwijl deze gegevens van groot belang zijn om een volledig beeld te krijgen van de situatie; noodzakelijk voor besluitvorming. De ACIR is van mening dat in het huidige systeem onvoldoende oplossend vermogen is ingebakken. Het heeft hoe dan ook geen zin om iets of iemand de schuld van bovenstaande knelpunten te geven (“don’t look back in anger”). Het gaat er tenslotte om vooruit te kijken om de knelpunten op structurele wijze op te lossen. Daarop zijn de aanbevelingen van de ACIR gericht.
23
Advies van de ACIR
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
24
4. Aanbevelingen met betrekking tot de Informatievoorziening Advies van de ACIR op hoofdlijnen De ACIR doet, op basis van haar analyse van knelpunten in de informatievoorziening ten behoeve van grootschalig gezamenlijk optreden en de achterliggende oorzaken, de volgende aanbevelingen aan de minister van BZK.
0. op zeer korte termijn beschikbaar en toegankelijk maken van ‘in ieder geval’ benodigde informatie I
II
III
informatiebehoefte landelijk uniform realiseren
informatiemanagement en multidisciplinariteit op regionaal niveau
stok achter de deur
1. landelijke vraagarticulatie 5. consistente beslissingen op per discipline regionaal niveau uit integraal 2. landelijke perspectief/ 1 aanspreekpunt multidisciplinaire inzake coördinatie en realisatie vraagarticulatie, landelijke regionaal I-beleid, en afstemming over operationele afstemming tussen infovoorziening tussen disciplines disciplines 6. gezamenlijk opleiden en 3. efficiënte en geharmonioefenen informatievz. seerde realisatie ICT 7. invullen integraal 4. snelle inhoudelijke informatieknooppunt binnen en inhaalslag tussen disciplines 8. borging informatie-management binnen disciplines
9.
wettelijke besluitkracht om door te kunnen pakken 10. conformeren van partijen aan landelijke afspraken: verticaal en horizontaal 11. kwaliteitseisen 12. tegenwicht bij BZK en integrale visie
tijdelijk toezicht op voortgang verbetering informatievoorziening (voortgang aanbevelingen)
Figuur 9 Overzicht aanbevelingen ACIR (‘wat’ moet er gebeuren)
Hieronder volgt een korte toelichting op de aanbevelingen. De pijlers worden vervolgens per aanbeveling nader uitgewerkt. ad. 0.
Als eerste dient op zeer korte termijn de in ieder geval benodigde informatie beschikbaar en bereikbaar te worden gemaakt. Dit kan direct opgestart worden. Daartoe is het instellen van een task force van groot belang.
25
Advies van de ACIR
ad. Pijler I. Informatiebehoefte landelijk uniformeren en effectief en efficiënt invullen door het stellen van criteria voor een gegarandeerde kwaliteit De betrokken organisaties hebben hun informatiebehoefte onvoldoende helder en eenduidig in beeld. Deze onduidelijke behoefte is mede oorzaak van de grote diversiteit aan nietkoppelbare informatiesystemen (eilandautomatisering) en onvoldoende beschikbaarheid en uitwisseling van informatie. De ACIR stelt dat randvoorwaardelijk de ‘in ieder geval benodigde’ informatie beschikbaar en toegankelijk wordt gemaakt. Voor effectief grootschalig gezamenlijk optreden is het noodzakelijk dat er landelijk meer eenheid komt in de definiëring van de informatiebehoefte. Hiertoe beveelt de ACIR aan op landelijk niveau besluitvorming te laten plaatsvinden ten aanzien van de invulling van de informatiebehoefte. Dit betreft zowel de individuele betrokken disciplines als (en vooral) de integrale informatievraag. Hierbij wordt nadrukkelijk gebouwd op de decentrale eenheden. Op basis van landelijke besluiten dient ervoor gezorgd te worden dat de prioriteiten inzake informatievoorziening op effectieve en efficiënte wijze wordt ingevuld. Hiertoe wordt voorzien in landelijke regie over de ICT. Dit betekent dat randvoorwaardelijk een aantal eenduidige standaardiserende keuzes worden gemaakt binnen en tussen de disciplines. Vervolgens dienen deze keuzes op effectieve wijze tot uitvoering te worden gebracht. De ACIR is van mening dat voor dit gestructureerde proces een snelle inhaalslag wenselijk is. Dit betreft de inventarisatie van de informatiebehoefte en het zorgen voor de beschikbaarheid van informatie die in ieder geval noodzakelijk is voor grootschalig gezamenlijk optreden. ad. Pijler II. Borgen van de integraliteit en informatievoorziening op regionaal niveau De ACIR heeft verder geconstateerd dat de samenwerking tussen de betrokken partners onvoldoende is geborgd om een goede informatie-uitwisseling mogelijk te maken tijdens grootschalig gezamenlijk optreden. Daarnaast blijkt dat de inbedding van informatievoorziening binnen de betrokken organisaties nadrukkelijk verbetering vereist. De ACIR beveelt aan om de Veiligheidsregio te hanteren als het bestuurlijk niveau waarop zowel de noodzakelijke multidisciplinaire integraliteit van gezamenlijk optreden, als de (ook monodisciplinaire) informatievoorziening wordt ingevuld. Het is hiervoor noodzakelijk dat op regionaal niveau één aanspreekpunt komt op bestuurlijk en operationeel niveau. Daarnaast dient binnen de regio informatievoorziening een nadrukkelijker positie te krijgen in opleidingen en oefeningen. De meldkamer dient – als informatieknooppunt binnen en tussen disciplines – tijdens grootschalig gezamenlijk optreden geïntegreerd te kunnen optreden. Dit betekent dat de meldkamer hierop is voorbereid. Tot slot dient informatiemanagement binnen de disciplines een nadrukkelijker positie te krijgen. De ACIR heeft hiervoor een aantal concrete aanbevelingen. ad. Pijler III. ‘Stok achter de deur’ De bovenstaande maatregelen vereisen een gezamenlijke landelijke besluitvorming. In de huidige constellatie met veel nevengeschikte besturen en een bestuurscultuur van consensus bestaat een groot risico op ‘stilstaand water’. Daarbij kunnen bestaande
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
26
belangentegenstellingen de besluitvorming belemmeren en/of vertragen. De noodzakelijke verbeterslag kan hierdoor onvoldoende snel en doeltreffend worden doorgevoerd. Het is daarom nodig dat op landelijk niveau voldoende besluitkracht wordt georganiseerd ten aanzien van de verbetering van de informatievoorziening. Hiertoe beveelt de ACIR aan om de minister van BZK specifieke aanvullende bevoegdheden te verstrekken om standaardiserende beslissingen inzake informatievoorziening te kunnen nemen. Vervolgens is het noodzakelijk dat betrokken partijen zich conformeren aan de gezamenlijke landelijke afspraken. Hiertoe beveelt de ACIR aan om doorzettingsmacht te organiseren voor de minister van BZK, zowel ten aanzien van de decentrale (Veiligheids)besturen als de collega-ministeries. Het belangrijkste middel om landelijk een gegarandeerde, uniforme en procesgerichte kwaliteit van de informatievoorziening te borgen is door het opstellen van kwaliteitseisen. Deze dienen wettelijk te worden vastgelegd. Het is aan de besturen van de decentrale partijen op welke wijze zij aan de kwaliteitseisen willen voldoen. De minister dient zijn ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van de informatievoorziening te kunnen waarmaken. Dit vereist ook een integrale visie op Veiligheid en een daarvan afgeleide visie op informatievoorziening ten behoeve van grootschalig gezamenlijk optreden. Tot slot beveelt de ACIR aan om externe druk op het uitvoeren van de aanbevelingen te organiseren door het tijdelijk inrichten van onafhankelijk toezicht (‘aanjaagfunctie’).
Op zeer korte termijn beschikbaar en toegankelijk maken van ‘in ieder geval’ benodigde informatie Op basis van de inzichten uit gesprekken en deskresearch is gebleken dat de informatiecategorieën uit het navolgende schema door alle partijen herkend worden en dat er behoefte is over deze informatie te kunnen beschikken. De ACIR geeft dan ook als randvoorwaarde aan dat deze informatiecategorieën in ieder geval beschikbaar en toegankelijk zijn. Op landelijk uniforme wijze dient dit nog grotendeels gestalte te krijgen. De ACIR wil nogmaals onderstrepen dat de informatie uit de informatiecategorieën in Figuur 10 noodzakelijk zijn voor een effectief grootschalig gezamenlijk optreden, maar in veel gevallen ook in de reguliere situatie. Daarom beveelt de ACIR aan dat deze informatie op zeer korte termijn beschikbaar en toegankelijk wordt. De task force dient hiervoor te zorgen (zie aanbeveling 4 uit Figuur 9). De ‘semi-statische’ informatie dient in de preparatiefase geschikt te worden gemaakt. Hierbij gaat het erom dat deze informatie: • op landelijk uniforme wijze beschikbaar is; • 24 x 7 (altijd) toegankelijk is voor de betrokken diensten en organisaties; • zo up-to-date mogelijk en gevalideerd is; • in een bruikbare vorm wordt aangeboden.
27
Advies van de ACIR
objectinformatie
bevolkingsinformatie
geo-informatie
NAW + G medische gegevens, … t.b.v. evacuatie en identificatie slachtoffers
aanrijroutes objectidentificatie in risicozone locaties loodsposten, gewondennesten, etc. …
planinformatie
vergunningen vervoerde stoffen opslag vluchtroutes aantal mensen adresgegevens, …
rampenplannen aanvalsplannen/ bereikbaarheidskaarten plan voor elk deelproces, ….
communicatieinfrastructuur
ramp capaciteitsinformatie
effectinformatie
beschikbare mensen, middelen, materieel o.a. IC-capaciteit bijstand/ aflossing/ vervanging ...
gebied slachtoffers soort effecten (gas, brand, straling, water, ziekte) restrisicoʼs
activiteiteninformatie maatregelen wie doet wat, wanneer en hoe (voortgang) ... logging t.b.v. evaluatie
dynamisch: tijdens
semi-statisch: vooraf
voorspellingsinformatie mogelijke effecten over tijd X capaciteitsbehoefte op tijd X (modellen/ scenarioʼs - decision support)
modelmatig: vooraf + input tijdens ramp
Figuur 10 Overzicht van informatiecategorieën die ‘in ieder geval’ beschikbaar en toeganklijk dienen te worden gemaakt
Pijler I. Informatiebehoefte landelijk uniformeren en effectief en efficiënt invullen door het stellen van criteria voor een gegarandeerde kwaliteit 2. Bestuursraad 1. monodisciplinaire vraagorganisaties
vraagarticulatie
vraagarticulatie
vraagarticulatie
vraagarticulatie
3. Aanbodorganisatie
4. task force
POL
BW
ghor
OB
Figuur 11 Overzicht pijler I (nummering verwijst naar specifieke aanbevelingen in Figuur 9)
De informatiebehoefte van de betrokken organisaties is – in verschillende mate - momenteel nog onvoldoende in kaart gebracht, en niet landelijk uniform benoemd. Dit maakt het moeilijk om de informatievoorziening op effectieve en efficiënte wijze in te vullen.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
28
De ACIR beveelt aan dat vanuit een integraal perspectief achtereenvolgens de volgende stappen worden gezet voor de gehele keten en de individuele ketenpartners: 1. eenduidig en onderling samenhangend definiëren van de bestaande wettelijke taken en doelstellingen van de diverse betrokken organisaties vanuit een integraal perspectief: grootschalig gezamenlijk optreden; 2. bepalen van effectieve en samenhangende reguliere en opgeschaalde processen om de integrale set van taken uit te voeren; 3. inventariseren van de integrale informatiebehoefte en informatiestromen op basis van de procesdefinities6; 4. bepalen van de lacunes en de prioriteiten in het invullen van de informatiebehoefte; 5. organisatorisch en technisch realiseren van de informatievoorziening voor het invullen van de informatiebehoefte. Organisatorische realisatie betekent: - eenduidig begrippenkader; - afspraken over de wijze van uitwisseling van informatie; - definitie van informatiestromen. Technische realisatie betekent: - gemeenschappelijke technische faciliteiten en standaardprogrammatuur: computers, netwerken en database managementsystemen; - gemeenschappelijke gegevens en kennis: gegevens met regels over de samenhang tussen die gegevens; - gemeenschappelijke toepassingsprogrammatuur: applicaties en componenten. De ACIR beveelt de minister van BZK aan om de betrokken decentrale partijen handvatten aan te reiken die hen in staat stellen om gezamenlijk de eenheid in de informatievoorziening te realiseren. Deze handvatten betreffen het stellen van kaders, randvoorwaarden en eisen. Het is de bedoeling om zo min mogelijk nieuwe organisaties en structuren op te tuigen. De ACIR gaat daarom zoveel mogelijk uit van bestaande structuren op voorwaarde dat er bij de bestaande organisaties een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden dient te zijn tussen vraag en aanbod, waarbij de vraagzijde leidend is.7
Aanbeveling 1. Monodisciplinaire vraagarticulatie in landelijke vraagorganisaties De ACIR beveelt aan dat per discipline een landelijke vraagorganisatie wordt ingericht om de informatiebehoefte van de eigen discipline in kaart te brengen voor zowel de reguliere als de opgeschaalde situatie (vraagarticulatie). Daarbij dient uiteraard zoveel mogelijk te worden gebouwd op reeds bestaande initiatieven en kennis. De informatiebehoefte voor de multidisciplinaire taken en voor de besluitvormende/bestuurlijke taken wordt geïnventariseerd door een Bestuursraad (zie aanbeveling 2 in Figuur 9).
6 Binnen de diverse disciplines zijn initiatieven die zich op deze vraagstelling richten of hebben gericht. De ACIR beveelt
aan om hiervan optimaal gebruik te maken. 7 Zie verder aanbeveling 1, 2 en 3 met betrekking tot monodisciplinaire vraagarticulatie, Bestuursraad en aanbodorganisa-
tie (zie Figuur 9).
29
Advies van de ACIR
POL
BW
vraagarticulatie
vraagarticulatie
vraagarticulatie
vraagarticulatie
1. monodisciplinaire vraagorganisaties
ghor
OB
Figuur 12 Aanbeveling 1 - Landelijke vraagarticulatie
Opdracht De vraagorganisatie krijgt van de minister van BZK de opdracht om: • de eigen processen te definiëren op basis van de taken, doelstellingen en kwaliteits criteria met betrekking tot grootschalig gezamenlijk optreden; • op basis van deze processen de informatiebehoefte te definiëren, inclusief het belang van de betreffende gegevens voor een effectieve taakuitoefening; • aan te geven welke gegevens binnen de discipline zelf beschikbaar zijn, en welke gegevens men van andere partijen (binnen en buiten de keten) nodig heeft8; • hierbij dient tevens een kosten-batenanalyse te worden opgesteld, om zodoende een zorgvuldige afweging te kunnen maken voor de wijze van gegevensverstrekking. De ACIR beveelt aan dat de minister vervolgens in wetgeving vastlegt dat deze gegevens op de door de discipline gewenste wijze beschikbaar en toegankelijk worden gemaakt; • aan te geven welke gegevens de discipline zelf aan andere disciplines of externe betrokken partijen kan en zou moeten verstrekken; • de minister te adviseren inzake het stellen van prioriteiten in het realiseren van de beschikbaarheid van de gegevens. • De ACIR realiseert zich dat binnen diverse disciplines reeds (deels) stappen zijn gezet, wat een prima vertrekpunt kan zijn voor verdere verbetering volgens de aanbevolen lijn.
Samenstelling De ACIR beveelt aan dat het bestuur van elke monodisciplinaire vraagorganisatie wordt samengesteld uit gemandateerde bestuurders uit het veld. De minister van BZK stelt hiertoe de kaders voor en het profiel (aard van de samenstelling) van ieder bestuur op.
8 In het programma ‘Stroomlijning basisgegevens’ worden reeds diverse gegevenscategorieën gedefinieerd die landelijk
voor alle overheidsdiensten verplicht zullen worden gesteld en toegankelijk worden gemaakt. Dit is een uitstekend vertrekpunt voor het beschikbaar hebben van gegevens. De monodisciplinaire vraagorganisaties dienen dan ook lopende het programma hun functionele eisen ten aanzien van deze basisgegevens kenbaar te maken. Dit geldt uiteraard evenzeer voor de Bestuursraad ten aanzien van de multidisciplinaire vraagarticulatie. De Task force zal hierbij een sturende rol spelen.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
30
Ten behoeve van de slagkracht en de werkbaarheid beveelt de ACIR aan dat het bestuur beperkt in omvang blijft. Het bestuur van elke landelijke vraagorganisatie wordt bij het uitvoeren van haar opdracht ondersteund door een compact hoogwaardig bureau en geadviseerd door een inhoudelijk deskundig adviescollege. Het adviescollege heeft als taak om inhoudelijke dilemma’s te vertalen in alternatieven ten behoeve van besluitvorming door het bestuur. In het adviescollege dienen ervaren (operationeel dan wel informatiekundig) betrokkenen zitting te hebben.
Concretisering Voor enkele disciplines zijn reeds bestaande structuren aanwezig waar de taak van vraagorganisatie zou kunnen worden belegd. De ACIR beveelt aan dat de minister een keuze maakt uit de daartoe beschikbare en geschikte organisaties per discipline. De input voor het definiëren van de informatiebehoefte komt logischerwijs vanuit de organisaties in het veld. De ACIR stelt voor dat elke organisatie ten minste op regionaal niveau beschikt over een informatiemanager die operationeel eindverantwoordelijk is voor informatievoorziening en -management. Dit wordt nader uitgewerkt in aanbeveling 8 (informatiemanagement binnen disciplines). Per discipline heeft dit de volgende concrete consequenties:
Brandweer De brandweer heeft geen landelijke vraagorganisatie, en wordt nog voornamelijk op gemeentelijke schaal bestuurd. De ACIR acht het noodzakelijk dat er door en voor de brandweer een landelijke vraagorganisatie wordt ingericht. Het bestuur hiervan wordt samengesteld uit gemandateerde bestuurders vanuit de integrale Veiligheidsbesturen (zie aanbeveling 5). De ACIR adviseert dat het bestuur van de landelijke vraagorganisatie voor de brandweer wordt ondersteund door een klein hoogwaardig bureau. Het adviescollege voor de landelijke vraagorganisatie brandweer wordt vormgegeven uit de verantwoordelijken voor informatiemanagement van de regionale brandweer.
Politie De politie beschikt reeds over een landelijke vraagorganisatie, het CIP (Concern Informatiemanagement Politie). De minister dient te beslissen of het CIP de taak krijgt om conform de opdracht zoals eerder beschreven als vraagorganisatie voor de politie op te treden. Het bestuur van de CIP wordt momenteel gevormd door korpschefs die zijn aangewezen door de algemene ledenvergadering. Op regionaal niveau kent elk korps een CIO (Chief Information Officer) die verantwoordelijk is voor de informatiehuishouding. De ACIR adviseert CIP om – indien nog niet aan-
31
Advies van de ACIR
wezig – een adviescollege samen te stellen. Hierin zouden de CIO’s een belangrijke rol kunnen spelen.
Voorbeeld uit de praktijk Wanneer een woonwijk wordt ontruimd vanwege een bommelding of de ontmanteling van een vliegtuigbom, wordt deze na onderzoek weer vrijgegeven. Het is geen uitzondering dat de bevolking hierover eerder is geïnformeerd door de pers dan de politie die de toelating van burgers dient te voorkomen het van de leidinggevenden heeft vernomen
Ghor De organisaties betrokken in de ghor hebben – als zodanig – geen landelijke vraagorganisatie. Wel kent de zorg een instelling die momenteel feitelijk en informeel op deze wijze opereert: NICTIZ – Het Nationaal ICT Instituut in de Zorg. Voor de vraagorganisaties geldt een aantal criteria ten einde een adequate uitoefening van de taken te garanderen. De ACIR beveelt de minister aan om een organisatie de taak te geven om als vraagorganisatie voor de ghor te opereren. Hierbij zijn er naast NICTIZ ook alternatieve mogelijkheden, waaronder het RIVM. Het bestuur van de vraagorganisatie voor de ghor krijgt van BZK (kaders) en VWS (opdrachtgever) de opdracht de informatiebehoefte voor de zorgketen voor de acute zorg in reguliere en opgeschaalde situatie in kaart te brengen. Vanuit het oogpunt van slagkracht lijkt het wenselijk om een klein bestuur samen te stellen uit de (gemandateerde vertegenwoordigers van de) besturen dan wel vertegenwoordigers van de binnen de ghor betrokken organisaties. Dit zijn onder andere de huisartsen, ambulancediensten, GHOR-bureaus, GGD’en, traumacentra en ziekenhuizen. De ACIR beveelt aan dat het adviescollege van de vraagorganisatie voor de ghor wordt samengesteld uit Informatiemanagers uit de witte kolom.
Openbaar Bestuur Het Openbaar Bestuur kent een grote verscheidenheid aan organisaties en taken. Binnen de rampenbestrijding zijn zowel ministeries, gemeenten, provincies als waterschappen actief, maar hebben vooral gemeenten en waterschappen een uitvoerende taak. Binnen de taak van de landelijke vraagorganisaties gaat het met name om de informatievoorziening ten behoeve van de uitvoerende taken. De beleidsmatige informatiebehoefte wordt door de Bestuursraad geïnventariseerd (zie aanbeveling 2 in Figuur 9). Derhalve beveelt de ACIR aan om voor het openbaar bestuur een landelijke vraagorganisatie in te richten die zich in eerste instantie exclusief richt op gemeenten en waterschappen. Het bestuur wordt samengesteld uit door het veld gemandateerde bestuurders. De ACIR adviseert de minister om uit de geschikte organisaties één te kiezen die als vraagorganisatie Openbaar Bestuur kan optreden. De Stichting ICTU voert reeds een groot aantal landelijke Informatieprojecten voor de diverse bestuursniveaus uit. Hierdoor zou tevens de aansluiting met het project stroomlijning basisgegevens worden geborgd, dat complementair is aan de doelstellingen van de vier vraagorganisaties. De scheiding tussen vraag en aanbod dient echter wel geborgd te zijn.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
32
Het adviescollege voor de landelijke vraagorganisatie Openbaar Bestuur kan in eerste instantie worden samengesteld uit vertegenwoordigers van Informatiemanagers van gemeenten en waterschappen. De beleidsmatige taken van gemeenten, evenals de taken van provincies en rijk, zijn veeleer multidisciplinair van aard. De ACIR stelt voor om de vraagarticulatie ten behoeve van deze taken te beleggen bij de Bestuursraad (zie aanbeveling 2). Overigens kan de ACIR zich voorstellen dat op termijn ministeries met tevens een uitvoerende taak tijdens grootschalig gezamenlijk optreden (zoals Defensie) voor deze uitvoerende taken wel meegenomen worden door de vraagorganisatie Openbaar Bestuur. Dit heeft uiteraard consequenties voor de samenstelling van bestuur en bureau.
Aanbeveling 2. Bestuursraad voor definiëren en realiseren van gezamenlijke landelijke informatiebehoefte
2. Bestuursraad 1. monodisciplinaire vraagorganisaties
POL
BW
ghor
OB
Figuur 13 Aanbeveling 2 - multidisciplinaire vraagarticulatie en afstemming informatievoorziening Voor een effectieve en efficiënte informatievoorziening is het noodzakelijk dat alle ketenpartners in ieder geval gegevens met elkaar kunnen uitwisselen, en waar mogelijk en noodzakelijk van dezelfde toepassingen gebruik kunnen maken. Daarbij is het nodig dat het integrale perspectief op landelijk niveau wordt bewaakt. Hiertoe beveelt de ACIR aan om, boven de vier monodisciplinaire vraagorganisaties, een overkoepelende multidisciplinaire vraagorganisatie in te richten die de minister adviseert vanuit de systeemverantwoordelijkheid van de minister.
Opdracht De landelijke Bestuursraad krijgt van de minister van BZK de opdracht (zie a in Figuur 14) om: • de multidisciplinaire informatiebehoefte in kaart te brengen: - voor de multidisciplinaire taken tijdens grootschalig gezamenlijk optreden9; - voor de beleidsteams op gemeentelijk, regionaal, provinciaal en Rijksniveau; • de prioriteitsvolgorde te bepalen bij het invullen van de informatiebehoefte met ICT, uit oogpunt van kosten/baten voor de samenleving; • de overlap in de monodisciplinaire informatiebehoefte op efficiënte wijze in te vullen, opdat de aanwezige synergie wordt gerealiseerd.
9 er zijn diverse definities en begripsomschrijvingen ten aanzien van de uitvoerende taken tijdens grootschalig gezamenlijk
optreden. Zie bijvoorbeeld de WRZO (artikel 3, lid 5) en het Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding. Het is aan de Bestuursraad, voorbereid door de Task force, in de integraliteit van grootschalig gezamenlijk optreden onderscheid aan te brengen in de monodisciplinaire en de multidisciplinaire taken.
33
Advies van de ACIR
Dit vereist: - het definiëren van een uniform begrippenkader voor alle disciplines, opdat gegevens van één discipline door een andere discipline op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd; - het aansturen van de technische realisatie van standaarden en systemen; - het opzetten en inrichten van een multidisciplinair informatiecentrum, dat als ondersteunend knooppunt en intermediair kan fungeren tussen externe gegevensbronnen en de regionale meldkamers. De ACIR is van mening dat het informatiecentrum voor de zekerheid op meerdere (3-5) fysieke locaties zou dienen te worden gevestigd. Huisvesting op enkele verspreid gelegen grotere meldkamers ligt voor de hand (zie aanbeveling 9 voor nadere uitwerking); • aan te geven welke informatie verplicht door derden dient te worden aangeleverd, op welke wijze, en onder welke voorwaarden (omstandigheden, gebruik). De minister zal per situatie dienen te besluiten in hoeverre deze verplichting wettelijk wordt geregeld, op basis van een onderbouwde kosten-batenanalyse; • bindende afspraken te maken tussen en binnen de disciplines met betrekking tot de uitwisseling en het gebruik van vertrouwelijke en privacy-gevoelige informatie die noodzakelijk is voor effectief grootschalig gezamenlijk optreden. Deze landelijke afspraken dienen ervoor te zorgen dat de betrokken organisaties toegang hebben tot voor hen noodzakelijke vertrouwelijke informatie. De landelijke vraagorganisaties en de Bestuursraad maken gebruik van input uit het veld (b).
Besluitvormingsproces De minister heeft zijn ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van de informatievoorziening gedelegeerd aan de Bestuursraad, maar behoudt daarbij de eindverantwoordelijkheid. De Bestuursraad acteert daarbij als besluitvormend orgaan10. In onderstaande figuur is het besluitvormingsproces schematisch weergegeven.
minister BZK c. gedelegeerde besluitvorming a. opdracht + kaders: kwaliteitscriteria
c. evt. escalatie voorstellen: mono- èn multidisciplinair d. besluit
Bestuursraad e. uitvoering + implementatie
c. voorstel (4x)
Vraagorganisatie Vraagorganisatie Vraagorganisatie Vraagorganisatie b. input
e. uitvoering + implementatie
b. input
Veiligheidsbestuur Veiligheidsbestuur Veiligheidsbestuur
Overige besturen Overige besturen Overige besturen e. uitvoering + implementatie
e. uitvoering + implementatie
Figuur 14 Overzicht besluitvormingsproces om te komen tot eenheid in de informatievoorziening 10 De Bestuursraad heeft daarmee een vergelijkbare rol en positie als de Raad voor de rechtspraak ten opzichte van het
ministerie van Justitie en de gerechten.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
34
De Bestuursraad bereid besluitvorming voor, en neemt ook besluiten. Daarbij beoordeelt hij tevens de voorstellen van de monodisciplinaire vraagorganisaties (c). Indien de Bestuursraad zelf niet tot besluitvorming kan komen, escaleert hij deze naar de minister van BZK. De minister van BZK toetst de besluiten van de Bestuursraad, en ziet toe op de voortgang van de besluitvorming om tot voorstellen te komen (d). Tevens ziet de minister van BZK erop toe dat de Bestuursraad (en de overige vraagorganisaties) binnen de door hem gestelde kaders acteren (zie aanbeveling 9 in Figuur 9). De decentrale besturen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de gemaakte afspraken en voor de implementatie van de bekrachtigde besluiten (e). De Bestuursraad acteert namens de minister, en legt aan hem verantwoording af over de genomen besluiten. Tevens zal de Bestuursraad de vraagorganisaties en het veld dienen te informeren over de voorgestelde beleidsprioriteiten en de besteding van middelen. De Bestuursraad stelt eisen ten aanzien van de basis informatievoorziening van de betrokken disciplines. De ACIR vindt het daarnaast van belang dat regio’s zelfstandig eigen aanvullende systemen kunnen ontwikkelen, op voorwaarde dat het inderdaad gaat om een aanvulling op en geen vervanging van de systemen die in opdracht van de Bestuursraad worden ontwikkeld. De ACIR stelt hiervoor de volgende procedure voor: • het regionale Veiligheidsbestuur dan wel het bestuur van een andere betrokken ketenpartner dient een voorstel in bij de Bestuursraad; • die beoordeelt of het initiatief landelijk wordt ontwikkeld, of dat dit een regionaal initiatief blijft; • indien dit laatste het geval is, schrijft de Bestuursraad voor op welke wijze gegevens vanuit regionale systemen dienen te worden uitgewisseld (uitwisselingsstandaard); • het betreffende (Veiligheids)bestuur financiert de ontwikkeling en implementatie uit eigen middelen.
Samenstelling De Bestuursraad is onafhankelijk en deskundig, en bestaat uit een bestuur dat is samengesteld uit zowel (externe) deskundigen als onafhankelijke bestuurders met ervaring in het veld, en heeft een onafhankelijke voorzitter. De minister van BZK stelt daartoe het profiel op van het bestuur, en benoemt de voorzitter en de leden op persoonlijke titel. De onafhankelijkheid van de Bestuursraad is nodig zolang er nog onvoldoende bestuurlijke integratie op regionaal niveau is en ‘het veld’ verdeeld is. Een onafhankelijke Bestuursraad staat boven de partijen en de leden hoeven daarom geen eigen – mogelijk onderling tegenstrijdige – belangen te verdedigen. Bij de verdere ontwikkeling naar een integraal Veiligheidsbestuur acht de ACIR het wenselijk dat vertegenwoordigers daaruit in de Bestuursraad worden opgenomen. De Raad voor de rechtspraak kan hierbij als voorbeeld dienen. De Bestuursraad wordt ondersteund door een kwalitatief hoogwaardig en inhoudelijk deskundig bureau, dat daartoe intensief samenwerkt met de bureaus van de vier vraagorganisaties. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de input en expertise van de Regionale
35
Advies van de ACIR
Informatiemanagers (aanbeveling 5 in Figuur 9). Het is daarmee niet nodig dergelijke taken op het departement uit te voeren (en dus dubbel uit te voeren).
Financiering Momenteel dienen in het decentrale budget al middelen te worden vrijgemaakt voor een adequate informatievoorziening. Deze middelen zullen worden gebruikt om de voorstellen te financieren. De ACIR ziet twee alternatieven om deze bestaande middelen ter beschikking te stellen aan de Bestuursraad: 1 door BZK afromen van bestaande budgetten op basis van een verdeelsleutel. Voordeel hiervan is de eenvoudiger verantwoording van de uitgaven en begrotingscyclus, en het voorkomen van rondpompen van geld; 2 op basis van gezamenlijke afspraken tussen Bestuursraad, Veiligheidsbesturen en overige besturen inzetten van bestaande budgetten. Het voordeel hiervan is een grotere betrokkenheid en draagvlak van de decentrale besturen.
Aanbeveling 3. Efficiënte realisatie ICT door landelijke aanbodorganisatie
2. Bestuursraad 1. monodisciplinaire vraagorganisaties
3. Aanbodorganisatie
POL
BW
ghor
OB
marktpartij marktpartij marktpartij marktpartij marktpartij marktpartij
Figuur 15 Aanbeveling 3 - op efficiënte en geharmoniseerde wijze realiseren van ICT-voorzieningen De Bestuursraad draagt de verantwoordelijkheid voor het definiëren van de behoefte. Daarnaast is er ook behoefte aan een landelijke multidisciplinaire organisatie die in continuïteit zorgdraagt voor de technische invulling: ontwikkeling, beheer en onderhoud van standaarden, infrastructuur en applicaties. Hiervoor is een afzonderlijke organisatie nodig, om een scheiding tussen vraag en aanbod te bewerkstelligen en belangen functioneel te scheiden. Hierdoor kunnen namelijk de beleidsprioriteiten zuiver worden opgesteld, en wordt een efficiënte (zoveel mogelijk marktconforme) technische invulling van de informatiebehoefte gerealiseerd. De aanbodorganisatie werkt exclusief in opdracht van de Bestuursraad en de vraagorganisaties; de vraag is derhalve leidend voor het aanbod. Hierbij acteert de aanbodorganisatie als hoofdaannemer en regisseur, die zoveel mogelijk uitbesteedt aan marktpartijen op basis van prijs/prestatie en continuïteit. Daar waar uitbesteding aan commerciële partijen uit oogpunt van geheimhouding ongewenst is, neemt de aanbodorganisatie zelf de ontwik-
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
36
keling, het onderhoud en het beheer voor haar rekening. De Bestuursraad ziet toe op de keuzes die in dit kader gemaakt worden, en op de marktconformiteit van de prijsstelling.
Opdracht De aanbodorganisatie is verantwoordelijk voor de technische uitwisselbaarheid van gegevens tussen de systemen van de betrokken disciplines, en de uitwisselbaarheid van gegevens van derden. Hiertoe worden, zoveel mogelijk onder regie, functionele eisen en wensen ontwikkeld, beheerd en onderhouden. Indien mogelijk wordt gebruik gemaakt van standaard applicaties, en indien nodig worden (onder regie) applicaties ontwikkeld, beheerd en onderhouden. Waar regio’s dan wel organisaties zelf informatiesystemen ontwikkelen, schrijft de aanbodorganisatie de uitwisselingsstandaard voor.
Samenstelling De aanbodorganisatie heeft een multidisciplinair bestuur, met vertegenwoordigers uit de betrokken disciplines. Het bestuur heeft een onafhankelijke voorzitter, en wordt benoemd door de minister van BZK. Het bestuur legt verantwoording af aan de minister van BZK over het te voeren beleid (binnen de door de minister gestelde kaders), en aan de Bestuursraad voor wat betreft de besteding van middelen en specifieke projecten. Er bestaat reeds een landelijke ICT-aanbodorganisatie op het gebied van Veiligheid, de ISC (ICT-Service Coöperatie Politie, Justitie en Veiligheid). De minister dient te beslissen of de ISC de taak krijgt om conform de opdracht als aanbodorganisatie op te treden.
Aanbeveling 4. Versnelling door tijdelijke task force De ACIR voorziet dat, ook al wordt aangesloten bij de bestaande organisaties, de bestuurlijke en organisatorische inrichting van vraag- en aanbodorganisaties geruime tijd in beslag kan nemen. Tegelijkertijd vindt de ACIR het van belang dat met spoed de informatievoorziening wordt verbeterd. De commissie is van mening dat met de structurele oplossing de continuïteit wordt geborgd, maar dat door het initiëren van een task force de noodzakelijke inhoudelijke versnelling kan worden gerealiseerd.
Samenstelling De task force wordt samengesteld vanuit staande organisaties, aangevuld met tijdelijke medewerkers vanuit het veld en externe deskundigen ten behoeve van de inhaalslag en noodzakelijke versnelling. De vaste medewerkers van de task force kunnen tevens de nucleus vormen voor het bureau van de Bestuursraad dan wel monodisciplinaire vraagorganisatie(s). De task force kan in eerste instantie onder verantwoordelijkheid van BZK opereren, dat deze zo snel mogelijk overdraagt aan de Bestuursraad.
Opdracht De task force is verantwoordelijk voor een snelle (inhaal)slag op de volgende terreinen: • ervoor zorgen dat de informatie die ‘in ieder geval moet worden geregeld’ (zie Figuur 10) beschikbaar komt voor de hulpverleningsdiensten. Hierbij wordt onder andere een versnelling van het project Stroomlijning Basisregistraties beoogd, in ieder geval voor zover het gegevens ten behoeve van grootschalig gezamenlijk optreden betreft;
37
Advies van de ACIR
• maken van een analyse van de informatiebehoefte voor politie, brandweer, GHOR, openbaar bestuur en multidisciplinair. De multidisciplinaire informatiebehoefte betreft zowel de operationele multidisciplinaire taken als de informatiebehoefte van de betrokken bestuurders op regionaal, provinciaal, en Rijksniveau. De informatiebehoefte dient te worden bepaald op basis van eenduidige procesbeschrijvingen. Extra voordeel van deze aanpak is dat de processen in grootschalig gezamenlijk optreden uniform kunnen worden gedefinieerd, waardoor de onderlinge samenhang (integraal) kan worden beschouwd; • maken van een (eerste) opzet voor het multidisciplinaire informatiecentrum; • opstellen van de algemene kwaliteitseisen, in ieder geval ten aanzien van de borging van informatiemanagement op regionaal niveau. Bij het uitvoeren van de diverse taken zal de task force zich bedienen van de decentrale (bestuurlijke en operationele) eenheden.
Bekostiging van de eerste pijler De informatievoorziening van de betrokken disciplines is de verantwoordelijkheid van de besturen van de ketenpartners. De ACIR is dan ook van mening dat voor het concreet verbeteren van de informatievoorziening deze (decentrale) besturen de kosten hiervan dienen te financieren. Het betreft tenslotte een reeds bestaande verantwoordelijkheid van deze besturen. De ACIR vindt dat aanvullende financiering noodzakelijk is vanuit het Rijk om de gewenste versnelling en de invulling van de randvoorwaarden te bekostigen: • de jaarlijkse bestuurskosten van de vier vraagorganisaties, de Bestuursraad en van de aanbodorganisatie; • de jaarlijkse bureaukosten van de vier vraagorganisaties en de Bestuursraad, daar waar het de specifieke opdracht betreft van de minister van BZK. Dit betekent dat geen extra financiering ter beschikking wordt gesteld voor de huidige taakuitvoering van de reeds bestaande structuren en organisaties, en evenmin voor de bureaukosten van de aanbodorganisatie; • de eenmalige projectkosten voor de task force; • de eenmalige opstartkosten voor het multidisciplinaire informatiecentrum; • eenmalige frictiekosten: de ACIR kan zich voorstellen dat – op basis van de versnelde inventarisatie van de informatiebehoefte – door de Bestuursraad besloten wordt tot het stopzetten van enkele reeds lopende ICT-initiatieven. Het lijkt redelijk de financiers van deze initiatieven te compenseren voor hun investering. Aangezien het meerdere jaren zal duren om de bestaande IT-systemen te vervangen, betreffen de kosten hiervan voornamelijk afschrijving. Deze horen bij de reguliere uitgaven van de desbetreffende organisaties. In Hoofdstuk 5, ‘plan van aanpak’, is een indicatieve schatting van de kosten per aanbeveling opgenomen.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
38
Pijler II. Borgen van de integraliteit en informatievoorziening op regionaal niveau 5. bestuurlijke en operationele integraliteit
Veiligheidsbestuur
Veiligheidsdirectie 7. Gemeenschappelijke Meldkamer
Veiligheidsbureau RIM
IM
IM
IM
coördinatie
IM
8. informatiemanagement binnen disciplines 6. gezamenlijk opleiden en oefenen POL
BW
ghor
OB
Figuur 16 Overzicht pijler II (nummering verwijst naar specifieke aanbevelingen uit Figuur 9) Effectieve informatie-uitwisseling vereist een goede samenwerking tussen de betrokken organisaties, en afdoende bewustzijn van het belang en borging van informatievoorziening binnen deze organisaties. De ACIR beveelt in het belang van een goede informatievoorziening aan om de integraliteit van grootschalig gezamenlijk optreden en de informatievoorziening bestuurlijk en organisatorisch te borgen op tenminste regionaal niveau. Het Veiligheidsbestuur is naar mening van de ACIR een goede regionale borging. Het is evident dat territoriale en bestuurlijke congruentie een keiharde randvoorwaarde is voor een succesvolle Veiligheidsregio, en daarmee van goede informatievoorziening. De ACIR beveelt dan ook aan om met spoed de nog bestaande incongruenties op te lossen. Met name met betrekking tot Schiphol, één van de meest risicovolle gebieden in Nederland, is langer voortbestaan van de huidige incongruentie bijzonder onwenselijk. De minister van BZK heeft (samen met de minister van Justitie) aangegeven direct na de zomer hierover een besluit te nemen11. De ACIR juicht dit toe. Territoriale congruentie betekent overigens ook dat een territoriale herindeling dan wel reductie van het aantal politieregio’s, zoals eventueel middels de evaluatie van het politiebestel kan worden geadviseerd, met de andere disciplines dient te worden afgestemd. De ACIR onderschrijft dan ook de regionalisering zoals deze in het Kabinetsstandpunt Veiligheidsregio’s is benoemd, en pleit op deelaspecten voor verdergaande en versnelde regionalisering en integratie. Hiertoe heeft de ACIR de volgende aanbevelingen geformuleerd. 11 zie diverse persberichten/ANP op 17 januari 2005
39
Advies van de ACIR
Aanbeveling 5. Integraliteit van informatievoorziening regionaal borgen op bestuurlijk en operationeel niveau Integraal Veiligheidsbestuur Het is in het belang van een goede informatievoorziening noodzakelijk dat binnen de Veiligheidsregio consistente beslissingen worden genomen vanuit een integraal Veiligheidsperspectief, mede ten aanzien van de individuele disciplines. Daarbij is naar het oordeel van de ACIR één bestuurlijk aanspreekpunt op regionaal niveau van belang. De ACIR is verder van mening dat samenwerking tussen disciplines begint bij eenduidige bestuurlijke aansturing - met name in de preparatiefase. De ACIR beveelt daarom aan dat het zich ontwikkelende Kabinetsbeleid naar een integraal Veiligheidsbestuur (van politie, brandweer en GHOR) versneld wordt doorgezet12. Door integratie van deze besturen wordt de besluitvorming ingedikt. De ACIR realiseert zich dat het proces van integratie nog een behoorlijke tijd in beslag zal nemen, waardoor de landelijke Bestuursraad voorlopig onafhankelijk dient te zijn. In het integrale Veiligheidsbestuur hebben alle burgemeesters uit de regio zitting. Daar waar het om specifieke politiezaken gaat, is de regionaal Hoofdofficier van Justitie adviserend lid van het bestuur. Qua bestuurlijke vormgeving stelt de ACIR zich voor dat het Veiligheidsbestuur ook enkele commissies kent die zich bezig houden met monodisciplinaire issues. In het Veiligheidsbestuur dient een portefeuillehouder voor informatievoorziening te worden benoemd. De portefeuillehouder Informatievoorziening is de bestuurlijke contactpersoon voor de Bestuursraad in het regionale Veiligheidsbestuur, en zorgt voor voldoende aandacht en bewustzijn voor informatievoorziening binnen het bestuur. De meldkamer bevindt zich in de portefeuille Informatievoorziening. Voorbeeld uit de praktijk Bestuurders kijken tijdens een grootschalig incident vaak naar de locale en nationale televisie, omdat hier meer of actuelere informatie wordt getoond dan via de normale lijn tot hen komt. Hier baseren zij dus een deel van hun beslissingen op, terwijl de media geen directe toegang tot het incidentterrein heeft en dus over onvolledige of onjuiste informatie beschikt
Veiligheidsbureau met Regionaal Informatiemanager Het regionale Veiligheidsbestuur wordt ondersteund door een Veiligheidsbureau, dat is samengesteld uit gedetacheerde medewerkers van de betrokken disciplines. De ACIR beveelt vanuit het perspectief van informatievoorziening aan om binnen dit Veiligheidsbureau een Regionaal Informatiemanager (RIM) aan te stellen, die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de multidisciplinaire informatievoorziening binnen de regio. De RIM heeft direct contact met de informatiemanagers van de individuele disciplines binnen de regio, en borgt de implementatie van landelijke en regionale afspraken ten aanzien van de informatievoorziening. De RIM ondersteunt daarbij op regionaal niveau bij de planvorming en het ontwikkelen, onderhouden en implementeren van procedures, vanuit het oogpunt van informatievoorziening. 12 zie AO inzake beleidsplan Crisisbeheersing (29668, nummer 3)
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
40
Tijdens grootschalig gezamenlijk optreden is het in het belang van een goede besluitvorming dat een verkenningsploeg de oorzaak van de ramp of incident in beeld brengt, evenals de effecten en de voortgang van de bestrijding. Uit oogpunt van een effectieve bestrijding dient het beeld dat de verkenningsploeg geeft eenduidig te zijn en zinvol voor alle disciplines. De verkenningsploeg dient dan ook multidisciplinair te worden samengesteld, opdat de vertegenwoordigers van de diverse disciplines over de eigen grenzen heen kijken. De RIM is eindverantwoordelijk voor de taakuitvoering van deze multidisciplinaire verkenningsploeg.
Veiligheidsdirectie voor operationele afstemming op regionaal niveau Naast de bestuurlijke integraliteit, is de ACIR van mening dat ook op operationeel leidinggevend niveau de multidisciplinaire samenwerking structureel gestalte dient te krijgen. Dit wordt algemeen erkend als een kritieke succesfactor voor een effectieve samenwerking tussen de betrokken disciplines. Hiertoe beveelt de ACIR aan om in elke regio een Veiligheidsdirectie13 te formaliseren, waar in ieder geval de korpschef, de regionaal brandweercommandant, de RGF, en een regionaal coördinerend gemeentesecretaris deel van uitmaken. Per regio kunnen, afhankelijk van de situatie, ook andere functionarissen op structurele basis worden toegevoegd. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de (secretaris-) directeur van het waterschap. De Veiligheidsdirectie zorgt voor de operationele afstemming van gezamenlijke activiteiten, de ambtelijke voorbereiding ten behoeve van het Veiligheidsbestuur, en voor de directe leiding over het Veiligheidsbureau in het uitvoeren van de diverse multidisciplinaire taken.
Aanbeveling 6. Gezamenlijk opleiden en oefenen op het gebied van informatievoorziening Competentiegericht opleiden Ook tussen de diverse organisaties acht de ACIR het nodig om meer invulling te geven aan de onderlinge samenwerking en aan het elkaar beter leren kennen. De ACIR beveelt daartoe aan om op regionaal niveau gezamenlijke (meerdere disciplines tegelijkertijd) trainingen en opleidingen inzake informatievoorziening te houden, waarbij een gelijk/vergelijkbaar competentieniveau van de diverse disciplines wordt geëist.14 Het ligt voor de hand dat de diverse landelijke opleidingsinstituten deze opleidingen verzorgen. De gezamenlijke opleidingen hebben als primaire doelstelling de competenties van de mensen in de betrokken disciplines te vergroten, opdat zij beschikbare gegevens beter kunnen gebruiken voor een meer effectieve taakuitvoering.
13 In een aantal regio’s bestaat reeds een Veiligheidsdirectie. De samenstelling, taken en bevoegdheden hiervan verschillen 14 In de opleiding op het gebied van informatievoorziening dient tevens aandacht te worden besteed aan het aspect
‘mediacommunicatie’. Dit blijkt namelijk in toenemende mate een complicerende factor bij grootschalig gezamenlijk optreden
41
Advies van de ACIR
Realistisch oefenen van informatievoorziening Daarnaast beveelt de ACIR aan om meer en betere gezamenlijke oefeningen te houden op regionaal niveau. Gezamenlijke oefeningen dienen realistisch te zijn, opdat: • procedures en werkwijzen kunnen worden getest; • men ervaring opdoet in dergelijke situaties; en • men leert op elkaar te vertrouwen. Bij deze oefeningen is het noodzakelijk dat ook de informatievoorziening als vast onderdeel wordt geoefend. Het testen van de informatievoorziening is noodzakelijk om zodoende de knelpunten vast te kunnen stellen, en verbeteringen door te kunnen voeren. De RIM is bij deze oefeningen verantwoordelijk voor de analyse en het doorvoeren van de verbeteringen inzake informatievoorziening. Het is daarvoor niet noodzakelijk dat alle oefeningen grootschalig zijn: ook kleinschalige oefeningen op deelaspecten kunnen aan de gewenste doelstellingen beantwoorden, terwijl de kosten veel beperkter zijn. Grootschalige oefeningen dienen te worden ingezet om de complexiteit van de informatievoorziening bij grootschalige incidenten te oefenen.
Aanbeveling 7. Gemeenschappelijke meldkamer: geïntegreerd optreden ten tijde van grootschalige gezamenlijk optreden De gemeenschappelijke meldkamer is in de huidige constellatie in het algemeen niet in staat gebleken15 om bij grootschalige incidenten een regierol te vervullen als informatieknooppunt. Dit is het gevolg van een te kleine schaal (en het niet schaalbaar zijn) van meldkamers, de verschillende rol van de meldkamer binnen de disciplines, de specifieke kennis en ervaring van de centralisten, en onvoldoende voorbereiding op grootschalige incidenten. De consequenties hiervan zijn dat juist in het kritische begin van een ramp (‘golden hour’) te lang het overzicht over grootschalig gezamenlijk optreden kan ontbreken. De betrokken hulpverleners kunnen daarbij over verschillende – onderling mogelijk tegenstrijdige - informatie beschikken.
Visie ACIR op effectieve invulling regierol De ACIR is van mening dat het - in het belang van een goede informatievoorziening - noodzakelijk is dat de regierol wordt ingevuld door een integraal (regionaal) informatieknooppunt binnen en tussen alle betrokken organisaties. In lijn met kabinetsbeleid16 dient dan ook op langere termijn te worden gestreefd naar een integrale meldkamer. Randvoorwaarden hiervoor zijn (zoveel mogelijk) landelijk geharmoniseerde meldkamerprocessen voor de hulpverleningsdiensten individueel en onderling. De mogelijkheden van harmonisatie dan wel integratie van een aantal werkprocessen op de meldkamer blijken overigens volop aanwezig17.
15 zie onder andere het rapport “Melding en opschaling, informatie en communicatie bij acute rampen’ van de Inspectie
Brandweerzorg en Rampenbestrijding uit 2001 16 zie het actieprogramma “Bewust Veiliger”, p.19 17 zie het rapport van Inpact: “Processen gemeenschappelijke meldkamer Zuidoost-Brabant” en “Aanbevelingen integratie-
mogelijkheden GMK Zuidoost-Brabant, 2005
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
42
De ACIR realiseert zich dat het komen tot een integrale meldkamer een aantal bestuurlijke en operationele belemmeringen kent, en dat dit derhalve een langere tijd in beslag kan nemen. Ter overbrugging acht de ACIR het noodzakelijk dat tijdens grootschalig gezamenlijk optreden de disciplines binnen de meldkamer geïntegreerd optreden. De preparatie ten behoeve hiervan dient zodanig te zijn, dat bij een grootschalig incident geïntegreerd kan worden opgetreden. De ACIR beveelt aan om kwaliteitseisen te stellen aan de meldkamer inzake de voorbereiding op en de prestatie tijdens grootschalig gezamenlijk optreden. De ACIR adviseert daartoe in de erkenningsregeling voor de RAV op te nemen dat de meldkamer ambulancezorg haar bijdrage levert aan een adequate voorbereiding op grootschalig gezamenlijk optreden. Het Veiligheidsbestuur maakt vervolgens concrete afspraken met het bestuur van de RAV over de invulling van de kwaliteitseisen. De ACIR beveelt aan om een beslissing te nemen over de optimale inrichting van de gemeenschappelijke meldkamers ten behoeve van de reguliere en de opgeschaalde situatie, vanuit de functie van de gemeenschappelijke meldkamer als informatieknooppunt binnen en tussen disciplines. Deze beslissing dient in ieder geval betrekking te hebben op de optimale schaalgrootte, personeelsinvulling, organisatorische vorm en procesvoering. Deze beslissing dient landelijk uniform te worden doorgevoerd om de schaalbaarheid van de meldkamer te borgen. De ACIR stelt voor de volgende doelstellingen en randvoorwaarden daarbij in acht te nemen: • verbetering van de effectiviteit en de kwaliteit; • het belang van en de dienstverlening aan de burger; • geen stijging van de kosten. De ACIR realiseert zich dat de meerderheid van de meldingen momenteel monodisciplinair van aard is. Het is daarom noodzakelijk dat het kwaliteitsniveau van de huidige monodisciplinaire meldkamers tenminste gehandhaafd blijft. Het spreekt voor zich dat dient te worden voldaan aan de wettelijke kwaliteitseisen. Overigens lijkt wel een verschuiving gaande naar steeds meer gezamenlijk optreden, ook bij reguliere meldingen. Dit is voor de ACIR een aanvullende reden om te streven naar een integrale meldkamer.
Landelijk multidisciplinair informatiecentrum Naast de regionale gezamenlijke meldkamers is er behoefte aan één grootschalig multidisciplinair informatiecentrum dat de koppeling maakt tussen de diverse (landelijke) gegevensbronnen en de betrokken hulpverleningsorganisaties (zie Figuur 17). Het voordeel van deze opzet is dat de vertrouwelijkheid van gegevens beter kan worden geborgd. Daarnaast heeft een dergelijke structuur kritische massa, is kostenefficiënt en is binnen redelijke termijn te realiseren. De ACIR stelt voor te onderzoeken of het LOCC, dat nog in ontwikkeling is, deze taak zou kunnen invullen18. Uit oogpunt van beschikbaarheid is het van belang dat er een fall-back faciliteit bestaat voor het informatiecentrum.
18 Aanvullend voordeel van deze aanpak is dat via het landelijke informatiecentrum een aantal specialistische expertises
landelijk kunnen worden aangeboden/ontsloten. Te denken valt hierbij in ieder geval aan expertise op het gebied van mediacommunicatie, zoals dat in het Expertisecentrum Risicocommunicatie is voorzien
43
Advies van de ACIR
gegevens van overheid en derden
Derhalve stelt de ACIR voor meerdere onderling gekoppelde fysieke locaties aan te wijzen waar het informatiecentrum wordt gevestigd.
gegevensbron
functie: maken eenduidige vertaalslag van gegevens naar betekenisvolle veiligheidsinformatie
Regionale Meldkamer
gegevensbron gegevensbron
Regionale Meldkamer
informatie -centrum
gegevensbron
Regionale Meldkamer
gegevensbron
Regionale Meldkamer
gegevensbron
POL
Regionale Meldkamer
ziet toe op juiste (gevalideerd, Regionale toegankelijk) centrale ontsluiting Meldkamer van gegevens vertrouwelijke gegevens eenvoudiger te beveiligen relatief kostenefficiënt rol voor LOCC?
BW
GHOR
OB
Figuur 17 Rol en positie landelijk informatiecentrum ten opzichte van de regionale meldkamers
Aanbeveling 8. Borging van informatiemanagement binnen de disciplines op tenminste regionaal niveau De ACIR heeft geconstateerd dat informatiemanagement in veel betrokken organisaties nog onvoldoende aandacht krijgt. Dit kan ertoe leiden dat de informatievoorziening kwalitatief onvoldoende is vormgegeven en onvoldoende gestoeld is op een effectieve en procesmatige uitoefening van de taken van de organisatie. De ACIR is van mening dat er in verschillende mate binnen de disciplines een inhaalslag nodig is. De ACIR beveelt dan ook aan om binnen alle disciplines de functie informatiemanagement nadrukkelijker vorm te geven op tenminste regionaal niveau. Aanvullend voordeel is dat de kosten hiermee lager zijn voor de betrokken organisaties.
Concretisering Het invullen van informatiemanagement op regionaal niveau heeft ook organisatorische consequenties. Per discipline wordt de volgende invulling beoogd:
Politie Op regionaal niveau kent elk politiekorps reeds een CIO (Chief Information Officer) die verantwoordelijk is voor de informatiehuishouding van het korps. Daarnaast wordt nu werk gemaakt van de meer operationele functie CHIN (Chef Informatie) in het kader van het referentiekader CCB (Conflict- en Crisisbeheersing). De ACIR vindt dit een positieve ontwikkeling.
Brandweer De ACIR is van mening dat de huidige constellatie, van zowel regionale brandweerkorpsen als gemeentelijke korpsen, zonder onderlinge gezagsrelatie, onvoldoende basis biedt voor
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
44
het op effectieve en efficiënte wijze inbedden van informatiemanagement binnen de organisaties. Binnen elk regionaal brandweerkorps dient een informatiemanager te worden aangesteld die verantwoordelijk is voor de informatievoorziening van de brandweer in de regio, naar analogie van de CIO bij de politie. De functie informatiemanagement dient geborgd te worden in het management team van het brandweerkorps, ten behoeve van voldoende managementaandacht voor informatievoorziening. Ter bevordering van de informatievoorziening en de professionalisering van de brandweer in de regio stelt de ACIR voor om tot een verdergaande regionalisering van de brandweer te komen.
Ghor/acute zorg De ACIR heeft geconstateerd dat de complexiteit van de witte kolom het extra ingewikkeld maakt om de informatievoorziening voor de acute zorgketen op orde te brengen. Volgens de ACIR kan dan ook niet worden volstaan met één enkele regionale informatiemanager voor alle organisaties (o.a. huisartsen, ambulancediensten, ziekenhuizen/traumacentra, GHOR-bureaus). De ACIR beveelt dan ook aan om binnen enkele toonaangevende organisaties een informatiemanager te benoemen, waarbij één formeel de regierol heeft. Daartoe wordt het volgende voorgesteld: • in lijn met de coördinerende verantwoordelijkheid van de RGF wordt binnen het GHORbureau een informatiemanager aangesteld die de informatievoorziening van de ghorpartijen binnen de regio coördineert. Dit betekent dat hij daartoe ook de bevoegdheid dient te krijgen om ten aanzien van de informatievoorziening afspraken te kunnen maken met de overige betrokken partijen in de witte kolom. Deze afspraken dienen te worden gemaakt binnen de kaders en eisen die kunnen worden vastgelegd in erkenningsregelingen, prestatiecontracten of kwaliteitseisen waaraan de individuele zorgpartijen dienen te voldoen. • binnen een traumacentrum wordt een informatiemanager ‘Acute Zorgketen’ aangesteld. Deze is vanuit een regisserende rol verantwoordelijk voor de ontwikkeling en onderhoud van een informatieplan acute zorg. Tevens is betreffende functionaris vanuit een regierol betrokken bij implementatietrajecten van ketentoepassingen binnen de acute zorg; • de ACIR stelt voor binnen de GGD/Regionale GGD een informatiemanager aan te stellen, die het perspectief van bijvoorbeeld infectieziekten kan inbrengen. Daarbij tekent de ACIR aan dat, bij de geplande meer landelijke aanpak van infectieziekten en de voorbereiding daarop (bij het RIVM), een informatiemanager bij de GGD zich kan beperken tot operationele afspraken; • binnen de geïntegreerde meldkamer dient ook een functionaris te worden aangewezen die verantwoordelijk is voor de informatie van meldkamer ambulancezorg. Onder regie van de Informatiemanager GHOR zal er binnen elke regio een structureel overleg acute zorg plaats dienen te vinden ten behoeve van permanente afstemming en toetsing van procedures, protocollen, technologieën en kwaliteitsmanagement inzake de communicatie, informatieoverdracht en registratie binnen de gehele keten van acute zorg. Dit overleg vindt plaats tussen de bovengenoemde informatiemanagers.
45
Advies van de ACIR
De ACIR beveelt daarbij aan dat alle partijen in de acute zorgketen een aanspreekpunt hebben met betrekking tot de eigen informatievoorziening ten behoeve van een effectieve keten. De ACIR realiseert zich dat de marktwerking in de zorg een volledig transparante bedrijfsvoering in de weg staat. Daarom dient te worden vastgesteld welke informatie in het maatschappelijk belang dient te worden uitgewisseld. De ACIR beveelt aan dat via wettelijke kwaliteitseisen19 deze uitwisseling wordt verplicht. Voorbeeld uit de praktijk Bij een relatief eenvoudige kettingbotsing op één van de Nederlandse snelwegen, kan de ambulance zeer moeilijk bij de getroffen slachtoffers komen. Zodra zij er zijn, kan niet worden vastgesteld wie het is, ondanks dat dit aan het kenteken wel zou zijn te achterhalen. Indien het wel bekend is, heeft de ambulance geen inzicht in het medisch dossier van het betreffende slachtoffer, terwijl dit in het ziekenhuis en bij de huisarts bekend is. Diabetespatiënten bijvoorbeeld kunnen in een dergelijke situatie de verkeerde behandeling krijgen, en daar aan overlijden
Openbaar Bestuur Binnen het openbaar bestuur zijn het op decentraal niveau met name de gemeenten die een operationele taak bij grootschalige incidenten en rampen vervullen. Daarnaast beschikken de gemeenten over veel gegevens die voor de hulpverlening van essentieel belang zijn. De ACIR beveelt aan om op regionaal niveau een coördinerend gemeentelijk informatiemanager aan te stellen, die met de gemeenten overlegt op welke wijze zij de informatievoorziening regelen. Dit kan door zelf een eigen informatiemanager aan te stellen, of door de coördinerend gemeentelijk informatiemanager deze positie te geven. De ACIR stelt voor dat ook bij de waterschappen een functionaris wordt benoemd die de verantwoordelijkheid heeft voor de informatievoorziening. Deze functionarissen van alle waterschappen en Rijkswaterstaat zorgen gezamenlijk voor de verbetering van de informatievoorziening. De Unie van Waterschappen heeft reeds een project op dit terrein geïnitieerd. De ACIR juicht dit toe.
Financiering van de tweede pijler Op dit moment dienen in het decentrale budget al middelen te worden vrijgemaakt voor een adequate informatievoorziening. Door het stellen van en toetsen aan kwaliteitseisen (zie aanbeveling 11 in Figuur 9) dient gegarandeerd te worden dat de decentrale eenheden vanuit hun budget afdoende middelen inzetten om de maatregelen uit de tweede pijler door te voeren. Het is aan de decentrale besturen te besluiten over de concrete invulling en de daartoe te maken kosten.
19 Er lijken mogelijkheden te bestaan in de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Wet Toelating Zorginstellingen (voorstel)
om individuele zorginstellingen te verplichten preparatief/regulier bepaalde informatie te verstrekken
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
46
Pijler III. ‘Stok achter de deur’ De ACIR is van mening dat bovengenoemde maatregelen een sterke verbetering van de informatievoorziening bij grootschalig gezamenlijk optreden kunnen opleveren. Door de veelheid aan autonome organisaties, disciplines en regio’s in verschillende niveaus van ontwikkeling van hun informatievoorziening kunnen belangentegenstellingen echter besluitvorming in de weg staan. Dit, hoewel alle betrokken organisaties gebaat zijn bij eenduidigheid en effectieve invulling van de informatievoorziening en derhalve het nemen van beslissingen hieromtrent. Door de huidige constellatie met veel nevengeschikte besturen en een bestuurscultuur van consensus bestaat een groot risico op ‘stilstaand water’.
Bestuursraad Informatievoorziening Veiligheid
12. countervailing power
minister BZK 9. aanwijzing
bestuur monodisciplinaire vraagorganisatie
11. kwaliteitseisen
OB GHOR
10. doorzettingsmacht
BW POL
Veiligheidsbestuur
overige ministeries
keten NCC-PCCRCC-GRS
Figuur 18 Overzicht aanbevelingen pijler III (nummer verwijst naar specifieke aanbevelingen in Figuur 9)
De ACIR beveelt dan ook aan dat de minister van BZK in staat wordt gesteld om zijn ministeriële verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening te nemen, door hem de bevoegdheden te geven om landelijke kaders te stellen en, indien nodig, in te grijpen in het besluitvormingsproces. De aanbevelingen van de ACIR inzake doorzettingsmacht (bestuurlijke hiërarchie) doen niets af aan de mogelijkheid en goede behoefte van besturen (van onderop), maar deze aanbevelingen voorzien daarmee wel in de noodzaak tot het kunnen doorbreken van impasses en het effectueren/afdwingen van standaardisering. Vandaar dat de ACIR aan deze pijler de titel ‘stok achter de deur’ heeft meegegeven. De bevoegdheden van de minister dienen wettelijk te worden verankerd. Momenteel beschikt de minister van BZK nauwelijks over deze bevoegdheden20. Het sanctie-instrumentarium dient hierop te worden aangepast. Deze bevoegdheden van de minister van BZK dienen te bestaan uit een drietal aspecten, zoals opgenomen in de aanbevelingen 9, 10 en 11.
20 De minister heeft op grond van onder andere de Politiewet (artikel 53) enige bevoegdheden met betrekking tot de infor-
matiehuishouding van de politie, maar deze zijn niet zo verstrekkend als de ACIR beoogt
47
Advies van de ACIR
Aanbeveling 9. Aanwijzingsbevoegdheid op de landelijke vraag- en aanbodorganisaties Volgens eerdere aanbevelingen van de ACIR dient de minister van BZK besluiten te nemen omtrent de informatievoorziening op advies van de Bestuursraad, de besturen van de monodisciplinaire vraagorganisaties en het bestuur van de aanbodorganisatie. De ACIR beveelt aan dat de minister enerzijds de kaders stelt waarbinnen deze besturen opereren, anderzijds toeziet op de voortgang die deze besturen maken bij het invullen van hun verantwoordelijkheid. Dit betekent ook dat de minister in moet kunnen grijpen en zelf beslissingen moet kunnen nemen indien de desbetreffende besturen volgens de minister onvoldoende voortgang boeken. Concreet beveelt de ACIR het volgende aan: • de minister van BZK geeft de Bestuursraad en het bestuur van de monodisciplinaire vraagorganisaties de opdracht om binnen de in het Plan van Aanpak benoemde termijn (zie Hoofdstuk 5) de informatiebehoefte voor de reguliere en opgeschaalde situatie in kaart te brengen, en hem te adviseren over de beleidsprioriteiten in de realisering daarvan. Daartoe stelt hij kaders op waaraan de voorstellen dienen te voldoen, stelt hij het profiel van het bestuur van de Bestuursraad en van de monodisciplinaire vraagorganisaties op, en benoemt hij de onafhankelijke voorzitters (zie aanbeveling 1 en 2 in Figuur 9); • de minister delegeert zijn ministeriële verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening aan de Bestuursraad, waarbij hij de eindverantwoordelijkheid behoudt; • de Bestuursraad neemt besluiten, mede over de voorstellen van de vraagorganisaties; • indien een bestuur van een vraagorganisatie of de Bestuursraad binnen de gestelde termijn niet tot een goed onderbouwd besluit komt, dient de minister zelf te kunnen beslissen over de prioriteiten en de invulling hiervan. Dit betekent ook dat hij beslist over het daartoe ter beschikking staande budget; • indien de aanbodorganisatie onvoldoende voortvarend het opstellen en de realisatie van de diverse beleidsplannen ter hand neemt, dient de minister in te kunnen grijpen in het bestuur van de aanbodorganisatie.
Aanbeveling 10. Doorzettingsmacht van de minister van BZK De idee achter de landelijke vraag- en aanbodorganisatie is dat centraal afspraken kunnen worden gemaakt om gezamenlijk tot eenheid te komen. Het bestuur van de Veiligheidsregio is verantwoordelijk voor de invulling van deze afspraken in de preparatiefase. De ACIR beveelt daartoe aan dat de minister van BZK de bevoegdheid krijgt om de centrale afspraken te bekrachtigen (via KB of AMvB)21, en dat hij daarmee doorzettingsmacht heeft richting de Veiligheidsbesturen. Hij bedient zich hierbij van de Bestuursraad. Het is evident dat hiervoor de integratie van het Veiligheidsbestuur urgent dient te worden opgepakt. Deze verticale doorzettingsmacht heeft tevens betrekking op de bestuurlijke lijn minister – CdK – Veiligheidsbestuur – burgemeester. De verticale doorzettingsmacht van de minister
21 De minister dient nader te bezien welke wetgeving hiervoor relevant is
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
48
van BZK verloopt via het Rijksorgaan van de CdK op de Veiligheidsbesturen. Naar mening van de ACIR kan de CdK deze rol in de preparatiefase invullen binnen zijn bestaande toezichtspositie inzake de Politiewet en de WKR (toezien op uitvoering regionaal beheersplan rampenbestrijding).22 In de repressie- c.q. responsfase geldt de reguliere bestuurlijke kolom: minister – CdK/coördinerend bestuurder – burgemeester, middels de wettelijke aanwijzingsbevoegdheden. Ook tussen ministeries dient er ten behoeve van gezamenlijk optreden eenheid in de informatievoorziening te zijn. Hierover worden tussen ministeries en in de ministerraad collegiale afspraken gemaakt. Daarnaast dient de coördinerende rol van de minister van BZK concreet gestalte te krijgen middels afdwingbare afspraken binnen het Kabinet.
Aanbeveling 11. Kwaliteitseisen Op dit moment zijn er nauwelijks formele kwaliteitseisen voor de bij grootschalig gezamenlijk optreden betrokken organisaties. De verantwoordelijkheid voor het kwaliteitsniveau ligt momenteel grotendeels bij het regionale bestuur, dat tevens de budgettaire consequenties draagt. Dit leidt tot zeer verschillende invulling en kwaliteitsniveaus tussen regio’s en ketenpartners. De ACIR beveelt aan dat de minister van BZK kwaliteitseisen voor de betrokken hulpverleningsdiensten bij wet23 vastlegt, in ieder geval met betrekking tot de informatievoorziening (organisatorisch en technisch). Het is de verantwoordelijkheid van het regionale bestuur om de budgettaire middelen vrij te maken om dit vastgelegde kwaliteitsniveau ook te kunnen realiseren. Het ministerie van BZK is reeds een project Basisvereisten voor Brandweer en Rampenbestrijding gestart. De ACIR adviseert om dit project versneld tot uitvoering te brengen, en daarnaast ook kwaliteitseisen voor de andere betrokken organisaties op te stellen. Er dient uiteraard wel een redelijke overgangstermijn te worden opgenomen waarin de organisaties de tijd krijgen om aan de eisen te gaan voldoen. In het project Basisvereisten voor Brandweer en Rampenbestrijding is reeds specifieke aandacht voor informatievoorziening. Deze dient ingekleurd te worden op basis van voorstellen van de Bestuursraad en de aanbodorganisatie. De Inspectie OOV en de Inspectie Gezondheidszorg hebben de taak om de betrokken organisaties te toetsen, en krijgen met een bindend pakket aan kwaliteitseisen een instrument in handen om de geleverde prestaties transparant te maken naar de minister van BZK (en VWS). Deze dient de besturen van organisaties die niet voldoen aan de kwaliteitseisen te kunnen sanctioneren.
22 WRZO, artikel 10 (op basis van de WKR) beschrijft de bevoegdheid van de CdK ten aanzien van de toetsing van de
uitvoering van de regionaal beheersplannen rampenbestrijding (RBR). Daarbij dienen nog nadere eisen ten aanzien van de inhoud van de RBR wettelijk (bij AMvB) te worden vastgelegd met betrekking tot informatievoorziening 23 De minister dient nader te bezien welke wetgeving hier relevant is. Het betreft het wettelijk regelen dat de minister de
bevoegdheid heeft om kwaliteitseisen te stellen. De inhoud van deze eisen kunnen in een regeling (AMvB of KB) worden vervat
49
Advies van de ACIR
Aanbeveling 12. ‘Countervailing power’ (of tegenwicht) op het ministerie van BZK De ACIR beveelt aan dat de minister binnen zijn ministerie beschikt over voldoende kwalitatief hoogwaardige ondersteuning bij de voorbereiding van zijn besluitvorming inzake informatievoorziening, indien de Bestuursraad geen besluit kan nemen of onvoldoende voortgang boekt. Een en ander uiteraard zonder daarbij in de taken van de inspectie te treden.
Bekostiging van de derde pijler Voor wat betreft de financiering van de derde pijler, dient de minister van BZK aanvullende middelen ter beschikking te stellen om inhoud te kunnen geven aan de diverse bevoegdheden binnen en in naam van het ministerie van BZK.
Tijdelijk toezicht op voortgang verbetering informatievoorziening (voortgang aanbevelingen) De kwetsbaarheid van de Nederlandse samenleving neemt alsmaar toe: bewoning bevindt zich steeds dichter bij risicovolle activiteiten, en de dreiging van terrorisme maakt de risico’s veel minder voorspelbaar. Daarbij is de burger steeds minder genegen om wankelmoedig optreden van de overheid op het gebied van veiligheid door de vingers te zien. Deze huidige context maakt langer uitstellen van de noodzakelijke verbeteringen in de informatievoorziening onverantwoord. De minister van BZK heeft, met het pakket van aanbevelingen van de ACIR, instrumenten in handen om gezamenlijk met de decentrale overheden een effectieve informatievoorziening voor grootschalig gezamenlijk optreden concreet gestalte te geven.
Vo V oo or rw wa aa ar rd de e:: T To oe ez zi ie en n o op p d de e u ui it tv vo oe er ri in ng g v va an n d de e a aa an nb be ev ve el li in ng ge en n
De ACIR stelt echter voor om de snelheid van het doorvoeren van de aanbevelingen, zowel door BZK als door de decentrale overheden, vast te houden. Dit kan bijvoorbeeld middels een tijdelijke onafhankelijke ‘aanjaag’commissie die in de komende twee jaar elk half jaar een evaluatie uitvoert naar de voortgang die in deze periode is geboekt, en die hierover aan de minister rapporteert. De halfjaarlijkse voortgangsevaluaties kunnen op langere termijn worden uitgevoerd door de inspectie(s). De inspectie dient zich op korte termijn vooral te richten op toetsing aan de kwaliteitseisen.
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
50
Overzicht van concrete aanbevelingen aan de minister van BZK Beschikbaar en toegankelijk maken van ‘in ieder geval’ benodigde informatie Pijler I – informatiebehoefte landelijk uniform realiseren 1 komen tot landelijke uniforme vraagarticulatie c.q. informatiebehoefte voor politie, brandweer, GHOR en openbaar bestuur inrichten landelijke vraagorganisatie voor elke discipline (4) 2 komen tot landelijk uniforme vraagarticulatie voor multidisciplinaire taken, en voor de bestuurlijke informatiebehoefte op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau; - komen tot landelijke afstemming en besluitvorming omtrent synergie inzake realisatie van de monodisciplinaire informatiebehoefte; inrichten overkoepelende multidisciplinaire Bestuursraad 3 efficiënte en geharmoniseerde realisatie van de ICT (technisch) inrichten multidisciplinaire aanbodorganisatie: 4 snelle inhoudelijke inhaalslag ten aanzien van informatiebehoefte en informatievoorziening inrichten tijdelijke task force voor snelle inhaalslag Pijler II – informatiemanagement en multidisciplinariteit op regionaal niveau verankeren 5 komen tot consistente beslissingen vanuit integraal perspectief, met aandacht voor informatiemanagement, coördinatie en realisatie van regionaal informatiebeleid, en operationele afstemming door leidinggevenden ten aanzien van informatiemanagement integreren van regionale besturen in één regionaal Veiligheidsbestuur, inrichten van een Veiligheidsbureau en van een Veiligheidsdirectie 6 stellen van eisen inzake gezamenlijk opleiden en oefenen op het gebied van informatievoorziening 7 invullen integraal informatieknooppunt binnen en tussen disciplines stellen van eisen inzake de integratie van de meldkamer 8 stellen van eisen inzake de borging van informatiemanagement binnen elke discipline op tenminste regionaal niveau Pijler III – stok achter de deur 9 wettelijke besluitkracht om door te kunnen pakken wettelijk vastleggen van aanwijzingsbevoegdheid op landelijke vraag- en aanbodorganisaties 10 conformeren van partijen aan landelijke afspraken: verticaal richting Veiligheidsbesturen en bestuursketen; horizontaal richting zusterministeries wettelijk vastleggen van doorzettingsmacht op de regionale Veiligheidsbesturen 11 wettelijk vastleggen van kwaliteitseisen (zie onder meer aanbeveling 6-10) 12 inhoud geven aan besluitkracht c.q. aanwijzingsbevoegdheid; - integrale visie ten aanzien van veiligheid, daarbinnen informatiebeleid organiseren van tegenwicht op het ministerie van BZK Toezicht op de voortgang van de aanbevelingen instellen van tijdelijke onafhankelijke ‘aanjaag’commissie
51
Advies van de ACIR
0. op zeer korte termijn beschikbaar en toegankelijk maken van ‘in ieder geval’ benodigde informatie I
II
III
informatiebehoefte landelijk uniform realiseren
informatiemanagement en multidisciplinariteit op regionaal niveau
stok achter de deur
1. landelijke vraagarticulatie 5. consistente beslissingen op per discipline regionaal niveau uit integraal 2. landelijke perspectief/ 1 aanspreekpunt multidisciplinaire inzake coördinatie en realisatie vraagarticulatie, landelijke regionaal I-beleid, en afstemming over operationele afstemming tussen infovoorziening tussen disciplines disciplines 6. gezamenlijk opleiden en 3. efficiënte en geharmonioefenen informatievz. seerde realisatie ICT 7. invullen integraal 4. snelle inhoudelijke informatieknooppunt binnen en inhaalslag tussen disciplines 8. borging informatie-management binnen disciplines
9.
wettelijke besluitkracht om door te kunnen pakken 10. conformeren van partijen aan landelijke afspraken: verticaal en horizontaal 11. kwaliteitseisen 12. tegenwicht bij BZK en integrale visie
tijdelijk toezicht op voortgang verbetering informatievoorziening (voortgang aanbevelingen)
Figuur 4. Aanbevelingen ACIR ('wat' er dient te gebeuren) Figuur 19 ‘Wat’ er gerealiseerd dient te worden
0. op zeer korte termijn beschikbaar en toegankelijk maken van ‘in ieder geval’ benodigde informatie
I
II
III
informatiebehoefte landelijk uniform realiseren
informatiemanagement en multidisciplinariteit op regionaal niveau
stok achter de deur
1. landelijke vraagorganisatie per discipline 2. overkoepelende multidisciplinaire Bestuursraad 3. landelijke multidisciplinaire aanbodorganisatie 4. versnelling door task force
5. integraal veiligheidsbestuur, veiligheidsbureau met RIM en veiligheidsdirectie 6. gezamenlijk opleiden en oefenen 7. gezamenlijke meldkamer 8. informatiemanagement in organisaties borgen op tenminste regionaal niveau
9.
aanwijzingsbevoegdheid op landelijke vraag- en aanbodorganisaties 10. doorzettingsmacht op decentrale (veiligheids-) besturen 11. kwaliteitseisen 12. tegenwicht bij BZK
onafhankelijk orgaan dat toezicht houdt op uitvoering aanbevelingen
Figuur 20 ‘Hoe’ de aanbevelingen gerealiseerd dienen te worden
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
52
5. Plan van Aanpak De minister van BZK heeft de ACIR gevraagd om een plan van aanpak om de verbetering van de informatievoorziening concreet gestalte te kunnen geven. In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen uit het vorige hoofdstuk als een actielijst vormgegeven. In het Plan van Aanpak gaat de ACIR ervan uit dat alle aanbevelingen in zijn geheel worden overgenomen per 1 april 2005.
Inleiding In dit plan van aanpak zijn de aanbevelingen uitgewerkt in volgorde waarop de acties dienen te worden opgepakt. De volgende acties zijn op hoofdlijnen voorzien: 1 inrichten van task force en uitvoeren van de desbetreffende acties; 2 inrichten van vraag- en aanbodorganisaties en uitvoeren van desbetreffende acties; 3 toetsing en controle van uit te voeren acties; 4 besluitvorming; 5 uitvoering: ontwikkeling en implementatie van informatievoorziening 6 technische realisatie
Acties nader uitgewerkt Overzicht van acties 1. Task force a. De task force dient te worden ingericht door BZK, en heeft de opdracht om binnen een bepaalde termijn het volgende op te leveren: b. ervoor zorgen dat de informatie die ‘in ieder geval beschikbaar dient te zijn’ (zie Figuur 10) ook daadwerkelijk beschikbaar komt voor de hulpverleningsdiensten; c. een analyse van de informatiebehoefte voor politie, brandweer, GHOR, openbaar bestuur; d. een analyse van de multidisciplinaire informatiebehoefte; e. een (eerste) opzet voor het landelijk multidisciplinaire informatiecentrum; f. algemene kwaliteitseisen, in ieder geval ten aanzien van de borging van informatiemanagement op regionaal niveau. 2. Vraag- en aanbodorganisaties De volgende acties dienen hiertoe te worden uitgevoerd: a. er dient een bestuur te worden benoemd voor de vraagorganisaties, de Bestuursraad en de aanbodorganisatie;
53
Advies van de ACIR
b. er dient een organisatie te worden aangewezen waar de taak wordt belegd om het bestuur van de vraagorganisaties, de Bestuursraad en de aanbodorganisatie te ondersteunen; c. uitvoering van haar taken door de respectievelijke vraagorganisaties: monodisciplinair, Bestuursraad: - verzoek om input van decentrale besturen; - aanleveren input door decentrale besturen; - voorbereiding besluitvorming door bureauorganisatie; - (eventueel:) toetsing door adviescollege; - prioriteren en beleggen bij aanbodorganisatie en in de regio; uitvoering van taken door aanbodorganisatie; d. opstellen van een transitieplan waarin wordt aangegeven welke informatievoorziening op welk moment in de toekomst geregeld zal zijn (monodisciplinair en multidisciplinair); e. er dient te worden onderzocht welke wetten dienen te worden gewijzigd dan wel welke aanvullende wetgeving benodigd is ten behoeve van de formalisering van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de vraag- en aanbodorganisaties; f. de wetswijziging - dan wel –ontwikkeling uitvoeren. 3. Toetsing en Controle a. wettelijk verankeren van kwaliteitseisen inzake informatievoorziening; b. inventarisatie benodigde wetswijzigingen ten behoeve van aanwijzingsbevoegdheid en doorzettingsmacht; c. uitvoeren wetswijzigingen ten behoeve van aanwijzingsbevoegdheid en doorzettingsmacht; d. start inspectie van regio’s op kwaliteitseisen; e. instellen van een onafhankelijke commissie ter toetsing van voortgang op aanbevelingen f. uitvoeren van de toetsing elk half jaar. 4. Besluitvorming a. aanstellen van personeel ten behoeve van tegenwicht bij BZK; b. besluiten ten aanzien van de optimale invulling van de meldkamer als informatieknooppunt; c. besluiten ten aanzien van de territoriale congruentie, o.a. Schiphol; d. besluiten ten aanzien van de beleidsprioriteiten voor de invulling van de informatievoorziening. 5. Uitvoering De uitvoering van de verbetering van de informatievoorziening vindt decentraal plaats. Hiervoor heeft de ACIR de Veiligheidsregio als bestuurlijk niveau op het oog. De volgende acties dienen in dit kader te worden uitgevoerd: a. komen tot een bestuurlijke structuur waarbij integrale beslissingen kunnen worden genomen op het terrein van informatievoorziening; b. komen tot een integraal Veiligheidsbestuur; c. komen tot een regionaal Veiligheidsbureau;
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
54
d. benoemen in elke regio van een Regionaal Informatiemanager; e. komen tot een regionale Veiligheidsdirectie; f. informatievoorziening vast onderdeel van opleidingen: aanwijzen van opleidingsinstituten; g. informatievoorziening vast onderdeel van oefeningen; h. preparatie meldkamer op grootschalig geïntegreerd optreden; i. informatiemanagement binnen disciplines geregeld; j. wetswijziging inventariseren en doorvoeren. 6. Technische realisatie: ontwikkeling, onderhoud en beheer van ICT
55
Advies van de ACIR
Verantwoordelijken en doorlooptijd per actie In het onderstaande schema is beknopt weergegeven wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de verschillende taken, en binnen welke termijn de ACIR voorziet dat de taak zou kunnen worden afgerond.
wat 1 a b c d e f 2 a
b c d e f 3 a b c d e f 4 a b c d 5 a b c d e f g h i j 6
Task force inrichten task force in ieder geval informatie regelen informatiebehoefte monodisciplinair informatiebehoefte multidisciplinair multidisciplinair informatiecentrum kwaliteitseisen Vraag- en aanbodorganisaties benoemen bestuur: Monodisciplinair Bestuursraad Aanbodorganisatie aanwijzen organisaties uitvoering opdracht opstellen transitieplan wetten inventariseren wetten wijzigen Toetsing en controle kwaliteitseisen verankeren wetten inventariseren doorz. macht wetten wijzigen doorz.macht inspecteren regioʼs instellen commissie uitvoering toetsing door commissie Besluitvorming aanstellen personeel BZK meldkamer territoriale congruentie – Schiphol beleidsprioriteiten informatievoorziening Uitvoering organisatorische inrichting tijdelijke bestuurlijke structuur Veiligheidsbestuur Veiligheidsbureau benoemen RIM Veiligheidsdirectie infovoorziening in opleidingen infovoorziening in oefeningen meldkamer geprepareerd informatiemanagement disciplines wetten inventariseren en wijzigen technische realisatie ontwikkeling onderhoud en beheer
wie
startdatum
einddatum
Doorlooptijd (mnd) (12) 3 9 9 9 9 9
BZK Task force Task force Task force Task force Task force
1/4/05 1/7/05 1/7/05 1/7/05 1/7/05 1/7/05
1/7/05 1/4/06 1/4/06 1/4/06 1/4/06 1/4/06
Veld BZK-VWS BZK-VWS BZK-VWS organisaties24 organisaties BZK BZK
1/4/05 1/4/05 1/4/05 1/7/05 1/10/05 1/4/06 1/4/05 1/7/05
1/7/05 1/7/05 1/7/05 1/10/05 1/7/06 1/7/05 1/7/06
3 3 3 3 continu 3 3 12
BZK BZK BZK Inspectie BZK commissie
1/4/06 1/4/05 1/7/05 1/4/06 1/4/05 1/7/05
1/10/06 1/7/05 1/7/06 1/7/05 1/7/07
6 3 12 continu 3 24
BZK BZK-VWS BZK-JUS organisaties
1/4/05 1/4/05 1/4/05 1/7/06
1/10/05 1/4/06 1/10/05 1/10/06
6 12 6 3
Regioʼs Regioʼs Regioʼs Regioʼs Regioʼs Veld25 Veld Veld Veld BZK Veld + aanbodorg.
1/4/05 1/4/05 1/4/05 1/7/05 1/4/05 1/7/05 1/7/05 1/4/05 1/4/05 1/4/06
1/10/05 1/4/06 1/1/06 1/1/06 1/7/05 1/7/06 1/4/06 1/10/05 1/4/06 1/7/06
6 12 9 6 3 12 9 6 12/cont. 15
1/4/06 1/4/06
afh. van prioriteiten
24 Daar waar in deze kolom verwezen wordt naar ‘organisaties’ betreft dit het bestuur van de respectievelijke vraagorgani-
saties, van de Bestuursraad èn van de aanbodorganisatie. Deze organisaties voeren hun taken uit op basis van input door het (gehele) veld 25 De ACIR voorziet hier een rol voor de Veiligheidskoepel in samenspraak met het Korpsbeheerdersberaad
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
56
Bekostiging per actie De ACIR laat in haar aanbevelingen beleidsvrijheid aan de decentrale besturen voor de wijze waarop zij de technische voorzieningen binnen het landelijke kader wil realiseren: gezamenlijk of zelfstandig. Dit betekent tevens dat de kosten die hiermee gemoeid zijn mede afhankelijk zijn van de keuzen die de decentrale besturen in dit kader maken. De ACIR gaat in de aangegeven bekostiging uit van een pragmatische en kostenefficiënte invulling van de aanbevelingen. De aangegeven kosten betreffen een eerste schatting. Op hoofdlijnen zijn de volgende kosten te voorzien per actiepunt: 1. inrichten task force en uitvoeren van hun opdracht € 8 mln (financier BZK) eenmalig budget: 2. inrichten van vraagorganisaties en aanbodorganisatie € 5.175.000 per jaar (financier BZK, i.o.m. VWS voor ghor) structureel budget: de kosten hiervan betreffen: • de kosten voor de besturen van de monodisciplinaire vraagorganisaties (4 x 25.000), de kosten voor de Bestuursraad (50.000) en de kosten voor het bestuur van de aanbodorganisatie (25.000); • de kosten voor de ondersteuning van het bestuur van de vraagorganisaties en van de Bestuursraad (totaal 5 miljoen). De ondersteuning van het bestuur van de aanbodorganisatie wordt gefinancierd vanuit decentrale middelen op basis van de landelijke prioriteiten. 3. toetsing en controle reguliere toetsing vanuit bestaande budgetten op Rijksniveau € 50.000 per jaar (financier BZK) structureel budget: ten behoeve van toetsing voortgang van aanbevelingen 4. besluitvorming € 500.000 per jaar (financier BZK) structureel budget: personeel om invulling te geven aan countervailing power (tegenwicht) 5. uitvoering op decentraal niveau vanuit bestaande budgetten op decentraal niveau 6. ontwikkeling, onderhoud en beheer van ICT afhankelijk van budget dat vanuit decentraal niveau ter beschikking wordt gesteld om aan kwaliteitseisen te voldoen. De ACIR kan zich voorstellen dat - op basis van de versnelde inventarisatie van de informatiebehoefte - besloten wordt tot het stopzetten van enkele reeds lopende ICTinitiatieven. Het lijkt redelijk dat BZK de financiers van deze initiatieven compenseert voor hun investering (frictiekosten).
57
Advies van de ACIR
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
58
Appendices Leden ACIR Voorzitter van de ACIR is drs. L.M.L.H.A. Hermans, voorzitter van MKB Nederland. De secretaris van de ACIR is ir. W.H. de Bruin. De leden van de ACIR zijn: • ing. C. te Boekhorst, regionaal commandant Brandweer Amsterdam e.o.; • F.P. Goudswaard, korpschef politieregio Zeeland; • mevrouw P.C. Krikke, burgemeester van de gemeente Arnhem; • J.J. Rooijmans MPM, regionaal commandant Brandweer Zuidoost-Brabant; • mr. B. Staal, commissaris van de Koningin in de provincie Utrecht; • mr. W.P.M. Urlings, burgemeester van de gemeente Hoogeveen; • drs. P. van der Velpen, regionaal geneeskundig functionaris, regio Brabant Noord. De ambtenaren die door de minister zijn aangewezen om de ACIR te informeren en te adviseren (de adviserende leden) zijn26: • ing. G.A.J.M. van Strien, BZK, directeur Brandweer & GHOR (tot 31/12/2004, daarna op persoonlijke titel), met als vervanger mevrouw drs. S. Berk (tot 31/6/2004); • drs. H.G. Geveke, BZK, directeur Crisisbeheersing (vanaf 1/9/2004), met als vervanger mevrouw dr. B.G. Marsman (vanaf 1/9/2004); • mevrouw. drs. S.E.B. Siregar, BZK, waarnemend directeur Strategie (tot 31/12/2004, daarna waarnemend voor drs. F.C. Gronsveld), met als vervanger mevrouw ir. M.J. Diependaal.
26 Conform de Instellingsbeschikking heeft de minister van BZK een aantal ambtenaren aangewezen waartoe de leden van
de ACIR zich kunnen wenden voor het inwinnen van inlichtingen en adviezen. Deze ambtenaren zijn aanwezig bij de ACIR-bijeenkomsten
59
Advies van de ACIR
Leden Klankbordgroep ACIR De klankbordgroep van de ACIR bestaat uit de volgende leden
Ghor/Acute zorg Rode Kruis GHOR ZO Brabant/AZN GHOR, Utrecht Voorzitter stuurgroep traumaregistratie traumacentra Traumacentrum Tilburg Traumacentrum Utrecht Alysis ziekenhuis Arnhem RIVM
de heer M. Hofstra de heer W. de Vrij de heer R.J. Schouwerwou de heer drs. C. Hoogendoorn de heer D. Meeuwis Prof. dr. L.P.H. Leenen de heer L.A. van Eijk dr. M.J.W. Sprenger, MD, PhD
Politie Nederlands Politie Instituut Politie Walcheren ISC KLPD Politie Rotterdam, ICT-regieraad Politie Politie Amsterdam Amstelland
de heer R. Merten de heer J. Kasse de heer G. Landman de heer D. van Putten de heer A.J. Meijboom de heer R.M.J. Staijen
Brandweer Directie Brandweer en Crisisbeheersing Brandweer Amstelveen Brandweer Rotterdam, NVBR voorzitter Brandweer Haaglanden, LBRB Brandweer IJsselvecht
de heer H. Tromp de heer A.F.M. Schippers de heer J.D. Berghuijs de heer R. Brons de heer J.H. Arends
Openbaar Bestuur/Departementen Ministerie van VROM, Inspectie Ministerie van EZ Ministerie van VWS, dg Publieke zorg Ministerie van VWS Ministerie van Defensie/DTO Ministerie Defensie, commandant KMar Ministerie van BZK, inspectie OOV IPO ICOOV, Gelderland Provincie Noord-Holland, CdK Provincie Overijssel, CdK Gemeente Lelystad, burgemeester Gemeente Almere, burgemeester Dienst Waterbeheer en Riolering
de heer C. Dijkens de heer R. Verbeek de heer ir. J.I.M. de Goeij de heer L. Kliphuis de heer R.L. Roling Generaal-Majoor M.A. Beuving de heer Simon G.J. van der Doorn de heer H.C. Veldhoen de heer H.C.J.L. Borghouts de heer mr. G.J. Jansen de heer Ch. Leeuwe mevrouw A. Jorritsma-Lebbink de heer ir. R.R. Kruize
Overige expertise COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement Schiphol Group KPN
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
60
Prof. mr. dr. E.R. Muller de heer J.C. Jans de heer P. Buijs
Geraadpleegde literatuur • Kabinetsstandpunt Vuurwerkramp, 2001 • BZK, “Bewust Veiliger”, Actieprogramma rampenbeheersing en brandweer 2002-2006, oktober 2002 • ROB, Veiligheid op Niveau – een bestuurlijk perspectief op de toekomst van de Veiligheidsregio’s, 2003 • Kabinetsstandpunt Veiligheidsregio’s, 2004 • Beleidsplan Crisisbeheersing, 2004 • BZK, Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding, 2003 • ROB/RVZ, advies ‘de GHORdiaanse knoop doorgehakt’, 2004 • Kabinetsstandpunt over ‘de GHORdiaanse knoop doorgehakt’, 2004 • Inspectie Brandweerzorg & Rampenbestrijding, Rapport Melding en opschaling, informatie en communicatie bij acute rampen, 2001 • BZK, visiedocument LOCC, 2004 • ICTU, jaarverslag 2003 • www.rechtspraak.nl/gerechten/rvdr inzake de Raad voor de rechtspraak • AO beleidsplan Crisisbeheersing, Kamerstuk 29668, nummer 3 • Persberichten inzake territoriale congruentie Schiphol, 17 januari 2005 • Inpact, Rapport “Processen gemeenschappelijke meldkamer Zuidoost-Brabant” en “Aanbevelingen integratiemogelijkheden GMK Zuidoost-Brabant”, 2005 Diverse wetteksten en wetsvoorstellen: Wet Rampen en Zware ongevallen, Wijzigingswet Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding, Politiewet, Wetsvoorstel Ambulancezorg, Wet GHOR, Brandweerwet, Wet gemeenschappelijke regelingen. Dit overzicht van geraadpleegde literatuur verwijst slechts naar de documenten die direct ten grondslag hebben gelegen van opmerkingen in het adviesrapport. In het kader van deskresearch is een uitgebreide lijst van geraadpleegde literatuur gebruikt. Deze lijst treft u in bijlage VII.
61
Advies van de ACIR
Begrippenlijst De volgende afkortingen zijn in de tekst gehanteerd: ACIR AMvB BB CCB CdK CHIN CIO CIP CPA GBA GGD ghor GHOR ICT ISC IT KB LOCC NICTIZ RAC RAV RBR RGD RGF RIM RIVM
Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding Algemene Maatregel van Bestuur Bescherming Burgerbevolking Conflict- en Crisisbeheersing (politie) Commissaris der Koningin Chef Informatie (politie) Chief Information Officer Concern Informatiemanagement Politie (www.politie.nl/overige/overdepolitie/cip) Centrale Post Ambulancevervoer (meldkamer ambulance) Gemeentelijke Basisadministratie Gemeentelijke GezondheidsDienst, ook wel Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (www.ggd.nl) Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen – alle betrokken partners in de zorgketen Het GHOR-bureau, met de RGF als leidinggevende Informatie- en CommunicatieTechnologie ICT Service Coöperatie Politie, Justitie en Veiligheid (www.isc.nl) Informatietechnologie Koninklijk Besluit Landelijk Operationeel CoördinatieCentrum (www.minbzk.nl/veiligheid/rampenbeheersing/landelijk) Nationaal ICT-instituut in de Zorg (www.nictiz.nl) Regionale Alarmcentrale (meldkamer brandweer) Regionale Ambulance Voorziening Regionaal Beheersplan Rampenbestrijding Regionale Gezondheidsdienst (regionale GGD) Regionaal Geneeskundig Functionaris, leidinggevende van GHOR-bureau Regionaal Informatiemanager Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (www.rivm.nl)
Ministeries van: BZK Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties EZ Economische Zaken LNV Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit V&W Verkeer en Waterstaat VROM Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
62
Aantekeningen
63
Advies van de ACIR
Colofon Dit is een uitgave van de Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ontwerp: Druk:
Studio Blauw, Rijswijk Edauw & Johannissen, Den Haag
© Maart 2005
“De Vrijblijvendheid Voorbij”
64