Columbus IV
Columbus IV
De vrijblijvendheid voorbij
De vrijblijvendheid voorbij
13-033
www.politieacademie.nl
Columbus IV
De vrijblijvendheid voorbij
2
School voor Politie Leiderschap
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
Inhoud 4
De vrijblijvendheid voorbij
drs. Anita Hazenberg MCM
prof.dr. Ko Colijn
6
In- en externe veiligheid steeds meer met elkaar verweven
8
Wees innovatief en creatief
Mondiale ontwikkelingen
12 15
De wereld op zijn kop
mr. Nicoline Bos
drs. Machiel Oeloff
drs. Ilana de Wild
Arnoud van den Bout
23
Voorwaarts verdedigen – een mondiale focus?
31
Waarom thuisblijven geen optie is
41
prof.dr. Willy Bruggeman en Minze Beuving
Police sector reform 2.0
48
Europese ontwikkelingen
51
ECIM - Harmony
Bert Westland MPA
Peter van Dalen BA
59
Vertrouwen, Confidence, Confiance
Onze buurlanden
66 69
Waar blijft de Benelux?
Jos van der Heijden
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
77
Integrale werkgebieden, ook over de grens?
Johan van Lare
drs. Iwan Doude van Troostwijk
85
Nederlands-Duitse politiesamenwerking: Geen woorden maar daden?
93
De nationale politie in internationaal perspectief
Leander Witjes
100
De ‘nieuwe’ praktijk: Europese bevelen
103
Het Europees arrestatiebevel
Henk Lindt MPM
Karin Krukkert EMPM
111
Europees onderzoeksbevel: het ei van Columbus?
119
Het Europees beschermingsbevel, beter mee verlegen dan onverlegen
129
Van wereld tot wijk
drs. bc. Koos Ursem MBA
Wim van Hulle
Frank Kornaat EMPM
137
Georganiseerde Real Time Intelligence: ook een internationale noodzaak!
145
Virtual Policing: Something new?
Borging in de structuur van de organisatie
152 155
Kaart of kompas?
163
Mariëtte Christophe MPA
Operationele slagkracht
126
3
mr. Dick de Boer MPA Grenzeloos goed politiewerk
drs. Simone Smit, politie Haaglanden
Bijlagen:
170
Literatuur en bronnen
186
Lijst geïnterviewden
4
School voor Politie Leiderschap
drs. Anita Hazenberg MCM
De vrijblijvendheid voorbij... Eind 2012 sloten 18 politieleiders uit Nederland en België het vierde Columbus leertraject af met de presentatie van hun essay over diverse aspecten van internationale politiesamenwerking. Ruim twee maanden later was de Nationale Politie officieel een feit. Is dit boekje met de 18 samengevatte essays daarmee gedateerd? Nee! Het biedt ons een soort ‘nulmoment’ van onze internationale werkelijkheid waartegen nieuwe nationale ontwikkelingen afgezet kunnen worden. En het maakt vooral op een prachtige manier inzichtelijk dat de externe focus veel beter in balans moet zijn met de interne focus. De essays tonen aan dat interne veiligheid nauw verweven is met de externe veiligheid. En daarmee is dit overzicht een prima bodem voor andere manieren van kijken naar en denken over ons politiewerk.
Het boek hanteert een trechtervorm: van wereld naar wijk. In het eerste cluster essays staat de wereld centraal. Welke ontwikkelingen dáár zijn regelrecht van belang voor ons? Daarna is er aandacht voor Europa, voor concrete Europese wetgeving, de Benelux en we eindigen dichtbij huis met de vraag wat de opgedane inzichten vragen van de nieuw te bouwen structuur in Nederland. De volgorde is niet voor niets zo gekozen. Onze veiligheid wordt namelijk in rap tempo beïnvloed door ontwikkelingen ver over onze grenzen. Tachtig procent van alle oorlogen zijn interstatelijke conflicten die nagenoeg altijd verbonden zijn met armoede, religieuze intolerantie, drugs, georganiseerde criminaliteit, corruptie, vluchtelingen en een toenemende vermenging van de boven- en onderwereld. Sluiten we onze ogen voor deze omstandigheden in fragiele staten of landen in (burger)oorlog of vinden we het onze verantwoordelijkheid om te kijken of we het probleem bij de bron kunnen aanpakken? Bij een bezoek aan de Britse crime fighting organisatie SOCA hoorde ik onlangs dat de cocaïnelijnen die voorheen via Zuid-Amerika naar Afrika liepen, nu opschuiven naar de Europese grenzen. Het komt allemaal steeds dichterbij.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
5
Wat wij als politie moeten doen is preventie bedrijven. Niet de klassieke criminaliteitspreventie met folders waarin staat: ‘Kijk uit, ze staan op uw stoep’, maar met elkaar zorgen dat ze niet op die stoep komen te staan! Ook niet de digitale stoep. Dat is niet alleen maar politiewerk. Groot Brittannië snapt dat al. Het gemenebest stelt elf miljoen pond beschikbaar voor opbouwwerk in onder andere Afrikaanse landen. Wij zijn nog niet zover. Nederland heeft een sterke lokale focus en als politie zijn we meer bezig met de uitwassen van bovengenoemde aspecten, dan met de aanpak aan de bron. Velen zien internationaal nog vaak als iets extra’s. Iets wat je in een latere fase kunt toevoegen. Alsof er nog criminaliteit bestaat die geen internationale dimensie kent. De komst van de Nationale Politie biedt dé kans om daarin een omslag te bewerkstelligen. Nu al is er één loket ontstaan voor het buitenland. Het is erg goed nieuws voor de internationale samenwerking dat we de versnippering voorbij gaan. Er is één korpschef, één afdeling Internationale Samenwerking en elke Eenheid heeft stafmedewerkers Internationalisering. Het is een herkenbare structuur geworden. Die vertaalslag zet zich door; het hebben van een aantoonbare internationale oriëntatie is een kwaliteitseis geworden voor politieleiders. Door ook nog aan te gaan sluiten bij mondiale en Europese samenwerkingsverbanden, laten we zien dat we het belangrijk vinden om sámen te investeren in een veilige wereld. De inrichting van de nieuwe organisatie kost tijd, maar als het om internationale samenwerking gaat, hébben we helaas niet veel tijd meer. Een aantal Europese afspraken – met name uit het Stockholmprogramma – leken veraf en vrijblijvend, maar zijn intussen dichtbij en binnenkort verplicht. Het vraagt iets van onze operationele slagkracht. Nu. Internationalisering is geen hobby, en geen taak van een handjevol mensen. Het hoort in de professionele toolbox te zitten van élke politieman en politievrouw. Daarom is het zo belangrijk dat in de afgelopen jaren vele tientallen politieleiders door LIPO en Columbus zijn opgeleid om verder te kijken dan hun voordeur, en te onderzoeken wat internationalisering voor onze operaties betekent. Ik nodig u uit om hun bevindingen te lezen, en mee te denken over de vertaalslag daarvan in ons vak.
drs. Anita Hazenberg MCM
6
School voor Politie Leiderschap
Prof.dr. Ko Colijn
In- en externe veiligheid steeds meer met elkaar verweven Columbus-deelnemers sluiten hun leerprogramma af met een essay dat ze verdedigen tegen over een jury. Dit jaar bestond de jury uit Patricia Zorko MPA (politiechef Landelijke Eenheid), drs. Anita Hazenberg MCM en de beide leercoaches prof dr. Willy Bruggeman en Minze Beuving. Wat vindt hij van het programma dat hij mede organiseert, en welke ontwikkelingen in de wereld zijn belangrijk voor de politieorganisatie?
‘Toen Instituut Clingendael nog maar net bestond, richtte het zich met name op Europa en op het thema veiligheid. Maar veiligheid werd toen nog uitsluitend geassocieerd met ‘militairen’ en ‘internationale veiligheid’. Nationale veiligheid ging nog totaal langs het Instituut heen’, vertelt Colijn. ‘Tegenwoordig ziet Defensie in dat inen externe veiligheid steeds meer met elkaar verweven zijn geraakt, en daarbij horen dus veel bredere consequenties, en ook breder weggelegde verantwoordelijkheden.’
Bezinning en reflectie ‘Voor ons is de rol van de politie daarmee heel belangrijk geworden, en daarom ben ik ook blij dat we een bijdrage aan het Columbus leerprogramma kunnen leveren. Missies kunnen niet meer zonder de inzet van Koninklijke Marechausee en politie, kijk maar naar Kunduz. En voor de politie is het enorm belangrijk dat ze weet wat er over de grens gebeurt. Het is mooi om tijdens Columbus te zien dat politieleiders die van origine gewend zijn om problemen dichtbij huis op te lossen, tijd nemen voor bezinning en reflectie op wereldwijde ontwikkelingen. Ze zijn daarin echt gegroeid. De essays waren dit jaar overigens ook van een uitstekend wetenschappelijk niveau.’
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
7
Vluchtelingenstromen ‘Welke internationale ontwikkelingen ik constateer op het gebied van veiligheid? Erg veel falende en fragiele staten waar criminaliteit een dermate vorm heeft aangenomen dat normaal bestuur onmogelijk is. Door burgeroorlogen en andere conflicten kunnen vluchtelingenstromen op gang komen die vroeger hooguit op de buurlanden waren gericht, maar nu ook onze samenleving kunnen ontwrichten.’
Cybercriminaliteit ‘Verder maak ik me zorgen over cybercriminaliteit. Sinds 9/11 hebben we ons afgevraagd: wat is dit eigenlijk voor dreiging? Is het oorlog? Is het criminaliteit? Iets voor defensie dus, of toch de politie? Dat geeft wat mij betreft aan dat er vooral veel samengewerkt moet worden. Cybercrime, terrorisme en georganiseerde grootschalige criminaliteit – zoals mensenhandel en drugs – zijn bijna economische branches geworden die vaak ontstaan in fragiele staten. Dat kan een diplomaat, agent of generaal niet alleen oplossen! We zijn de tijd echt voorbij dat defensie de problemen in het buitenland oploste, en de politie de problemen in eigen land. Tegenwoordig gaan veiligheidszaken dwars door alle grenzen heen.’
Civiele operaties ‘De Nederlandse politie is nog erg reactief en lijkt nog erg exclusief ingesteld op de aanpak van nationale problemen. We zijn nog niet op zoek naar waar problemen ontstaan en waar we ze dus het beste kunnen oplossen. In Europa wordt de waarde van civiele operaties gelukkig wel breed erkend. Daar ligt nog een enorm werkterrein! Europa kan daar onderscheidend in zijn. Kijk, Nederland gaat niet meevechten met de Amerikanen. Misschien hebben de Amerikanen gelijk dat Nederland op militair gebied meer mee zou moeten doen, maar ze zeggen niet dat onze aanpak niet werkt. Wij moeten het zoeken in complementariteit.’
Columbus ‘Tot slot wil ik graag zeggen dat ik het erg nuttig vind dat aan Columbus ook Vlaamse collega’s deelnemen. Dat is over en weer zeer leerzaam geweest. Politiemensen leren niet alleen van militairen en marechaussees over werken en samenwerken buiten het eigen land, maar ook van collega’s in andere landen. Dat maakt Columbus extra waardevol!’
prof.dr. Ko Colijn directeur Instituut Clingendael
8
School voor Politie Leiderschap
Prof.dr. Willy Bruggeman en Minze Beuving
Wees innovatief en creatief! Als het om internationale samenwerking gaat, zijn drie vragen van belang. Willen we eigenlijk wel samenwerken? Is de kennis bij onze mensen wel voldoende? Was de vorming van de Nationale Politie niet dé kans om internationale samenwerking goed vorm te geven en – dichterbij – de politiemensen in contact met de burger te brengen? Dat laatste is in elk geval de mening van de leersupervisors van Columbus IV, prof.dr. Willy Bruggeman en Minze Beuving.
Europa is niet alleen van belang. Europa is ook verplichte kost. En dat zien we nog niet altijd even scherp. Zeker in Nederland niet, waar we nog vaak de houding hebben ‘What’s in it for us?’. De Europese Unie is gemaakt voor meer vrede, een betere economie en meer veiligheid. Vrede hebben we al lang, de economie is een drama, dus het enige punt waarop Europa scoort is meer veiligheid. Op dat gebied is een enorm instrumentarium gecreëerd waarover in diverse essays ook geschreven wordt. Denk aan Joint Investigation Teams, het Europees Arrestatiebevel en het Europees Onderzoeksbevel. De veiligheid in Europa is gebaat bij deze teams en bevelen. Maar het is zaak dat we de succesverhalen daarover vertellen aan de burgers. Hoe wil je anders dat deze burger vertrouwen krijgt in open grenzen? Het is lastig om deze verhalen te vertellen, als we zelf nog niet helemaal zijn ingesteld op internationale samenwerking. Zo ontbreekt het veel politiemensen van hoog tot laag in de organisatie aan kennis over wat wel en wat niet kan. Zelfs in grensregio’s. Dat is niet zo vreemd als het lijkt, want wie gaat nu tien verdragen lezen met vele overlappingen en snapt het dan nog? Daarom zou het goed zijn als er één verdrag zou komen waar alles in vervat is. Prof. dr. Bruggeman werkt hier
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
9
momenteel aan met prof.dr. Vermeulen (Universiteit Gent) en anderen. Een 24/7 helpdesk zou daarnaast enorm helpen. Want we verlangen van de noodhulp dat ze paraat hebben wat de regels zijn rond bijvoorbeeld overlast door Polen, en dat ze weten wat de beste weg is om dit aan te pakken. Dergelijke specifieke kennis kan beter voorhanden zijn bij de helpdesk en real time gedeeld worden. Delen. Nog zo’n relevant onderwerp als het gaat om internationale samenwerking. Volgens de leersupervisors Bruggeman en Beuving is solidariteit niet alleen een zaak van alles samen doen en alles op dezelfde manier doen. Je kunt ook heel veel delen. Zo begeleidde onlangs een volledig Nederlands peloton ME onder aanvoering van een Belgische commandant een demonstratie in Brussel, huurt de Luxemburgse politie Franse en/of Belgische waterwerpers in, treden Nederlandse supporterbegeleiders in Nederlands politieuniform op bij Duits-Nederlandse interlands en staat een overlastgevende Roma in België bij het openen van de deur ineens oog in oog met een Bulgaarse collega in uniform. Internationale samenwerking moet je dóen. Er is een enorm scala aan bruikbare instrumenten beschikbaar, maar wees vooral innovatief en creatief. En loop niet altijd keurig op de kaart, maar durf de naald van het kompas te volgen.
Prof. dr. Willy Bruggeman Minze Beuving
10
School voor Politie Leiderschap
Columbus IV
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
11
12
School voor Politie Leiderschap
Van de leersupervisors prof.dr. W. Bruggeman en M. Beuving:
Mondiale ontwikkelingen Welke internationale ontwikkelingen kunnen door Belgische en Nederlandse politiediensten niet over het hoofd worden gezien?
Dit boekje begint met een blik op de wereld. Een logische, maar vooral noodzakelijke start. Zo zou elke visie op de zorg voor (nationale en internationale) veiligheid moeten beginnen. Welke internationale ontwikkelingen hebben dermate grote impact dat ook wij in Nederland en België daarmee geconfronteerd kunnen worden? En hoe gaan we daarmee om? Het essay van Nicoline Bos schetst een aantal belangrijke internationale ontwikkelingen in de wereld. Ze komt tot de conclusie dat deze impact hebben op de veiligheid in ons land en constateert dat de Belgische en Nederlandse politie zonder inzicht in de veranderende wereldorde onvoldoende in staat zijn de juiste strategische prioriteiten te bepalen. Machiel Oeloff bekeek op basis van deze ontwikkelingen met welke landen en
organisaties we strategische allianties moesten aangaan. Hij adviseert de Belgische en Nederlandse politie om de geschetste problemen bij de bron aan te pakken om te voorkomen dat we moeten dweilen met de kraan open. Het essay van Ilana de Wild kreeg het predicaat ‘beste essay’. Ze focuste op de opbouw van fragiele staten en vroeg zich af of deze opbouw bijdraagt aan het voorkomen van zware criminaliteit in ons land. Uit onderzoek blijkt dat er verband bestaat tussen migratiestromen en criminaliteit in Nederland. Deze informatie betrekken bij het maken van keuzes rond ontwikkelingssamenwerking, kan op langere termijn criminaliteit tegengaan.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
13
Arnoud van den Bout bekeek of onze inspanningen binnen deze fragiele staten
wel toekomst hebben. Hij concludeert dat Security Sector Reform missies alleen succesvol zijn als de gehele keten – Police Sector Reform, Justice Sector Reform én Penal Sector Reform – geïntegreerd wordt aangepakt. Hij adviseert om bij de ontwikkeling van het systeem van nationale veiligheid en justitie invulling te geven aan drie vormen van integraliteit: ketenintegraliteit, regionale integraliteit en hiërarchische integraliteit.
Deze bundel bevat samenvattingen van de 18 essays die de deelnemers aan Columbus IV schreven ter afronding van hun leertraject. De originele documenten kunnen worden opgevraagd bij de School voor Politie Leiderschap.
14
School voor Politie Leiderschap
‘Investeren in mondiale veiligheid is per saldo effectiever en goedkoper dan alleen investeren in nationale veiligheid.’
Mr. Nicoline Bos
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
15
Mr. Nicoline Bos
De wereld op zijn kop De wereld staat op z’n kop. China, Brazilië, Rusland en India zijn de nieuwe economische grootmachten. Europa probeert zich te verenigen, maar worstelt met de verschillende identiteiten. Landen als Pakistan en Noord-Korea beschikken over atoomwapens. Dankzij volksprotesten in Tunesië, Egypte en Libië zijn leiders en regeringen gevallen. Burgeroorlogen in Irak, Syrië en Afghanistan zorgen voor toenemende onrust. Het moslimextremisme groeit in Indonesië, Jemen en Somalië. Veel conflicten worden nog dieper uitgesleten door de economische crisis. Voedselprijzen stijgen wereldwijd. Armoede, uitbuiting en heftige conflicten in Afrika en het Midden-Oosten lijken onoplosbaar. Mondiale bijeenkomsten over klimaatbeleid en economische crisis eindigen in decepties. Het lijkt allemaal ver van ons bed, maar de realiteit is dat deze ontwikkelingen vaak veiligheidsissues met zich meebrengen die aan onze dagelijkse (politie)praktijk raken. Economische en politieke instabiliteit zorgen immers voor toenemende criminaliteit, en criminelen trekken zich niets aan van fysieke of digitale grenzen.
In dit essay wordt bekeken welke actuele, internationale ontwikkelingen op economisch, sociaal, juridisch, ecologisch en veiligheidsterrein van belang zijn voor de Belgische en Nederlandse politie.
Visies en verkenningen De Nederlandse en Belgische politie hebben op dit moment geen lange termijnscenario op papier staan.1 Wel heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie in 2012 een Strategie Nationale Veiligheid ontwikkeld2, en de conclusies die het ministerie van Defensie in 2010 trok in het Eindrapport Verkenningen3 staan in 2012 nog recht overeind. De Europese samenwerking biedt dankzij het Verdrag van Lissabon
16
School voor Politie Leiderschap
nieuwe mogelijkheden voor samenwerking op politie- en justitieterrein. Een belangrijke conclusie is dat investeren in mondiale veiligheid per saldo effectiever en goedkoper is dan alleen investeren in nationale veiligheid. Interpol heeft zijn bestaan te danken aan ingrijpende internationale ontwikkelingen. In haar Environmental Scan 2011 constateert Interpol dat de politie de mondiale ontwikkelingen in kaart moet brengen om nieuwe criminaliteit te bestrijden. ‘For example, technology is increasingly defining our every day environment and can thus increasingly be used to facilitate the perpetration of crime. In short, environmental changes impact crime because crime is a breach of the laws that shape the way people live together.’ 4
Economische chaos Een aantal belangrijke mondiale ontwikkelingen doet er op dit moment – zomer 2012 – echt toe voor de veiligheid in België en Nederland. Allereerst de economische en financiële crisis. Mensen die hun huishoudboekje niet op orde kunnen krijgen, komen in het gedrang. Solidariteit en cohesie komen onder grote druk te staan. Het is een wetmatigheid dat criminaliteit als diefstallen en woninginbraken toenemen bij economische neergang. Met het besluit een bankenunie overeen te komen (juni 2012) is de economische crisis ook een Europees rechtstatelijke crisis geworden. Dr. H. Wijffels beschouwt de toenemende Europese samenwerking als een vooroefening: ‘De ordening in steeds grotere verbanden leidt tot de logische vervolgstap dat de samenleving mondiaal georganiseerd wordt. De problemen zijn immers ook mondiaal.’ 5
Legitimiteitscrisis De druk op de politiek om met oplossingen te komen is groot. De burger en de overheid in de westerse wereld staan tegenover elkaar: de burger vindt dat de overheid niet levert en rekent de overheid af op het klassieke legitimiteitsprincipe. En dat terwijl de stabiliteit van een staat volgens prof. dr. J. Rood afhangt van de loyaliteit van de middenklasse. Verdwijnt die, dan ontstaan onrust en oproer met alle gevolgen van dien.6
1 2 3 4 5 6
De Belgische Federale Politie is wel bezig met een Visie 2020. Deze verschijnt eind 2012. Ministerie van Veiligheid en Justitie en ministerie van BZK, Strategie Nationale Verkenningen 2012 Ministerie van Defensie, Eindrapport Verkenningen Defensie 2010, pag. 294-297 INTERPOL, Environmental Scan 2011, pag. 3-4 Interview met dr. H. Wijffels, 15 juni 2012 Interview met prof. dr. J. Rood, Instituut Clingendael, 4 juni 2012
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
17
Ook de rapportage ‘Vertrouwen in burgers’ van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) stelt dat ‘gezag verdiend moet worden’. Organisaties als de politie kunnen meer gebruikmaken van de mondigheid van burgers. ‘Dit vergt aanpassingsvermogen van instituties en flexibiliteit in het handelingsrepertoire.’ 7 In hetzelfde rapport wordt gesproken over ‘veenbrandinitiatieven’: groepen mensen die zich met behulp van sociale media organiseren rond bepaalde irritaties. De WRR verwacht dat deze ondergrondse stromen zich steeds meer wereldwijd gaan manifesteren. Sociale ontregeling, opstootjes en andere negatieve effecten kunnen het resultaat zijn. De rellen in Londen (2011) en Haren (2012) zijn daar een goed voorbeeld van.
Burgerinitiatieven In de plannen voor de Nationale Politie is ‘governance’ een veelgebruikte term, maar ‘selfgovernance’ is er niet in terug te vinden. Selfgovernance gaat over lokale burgerinitiatieven.8 Volgens dr. H. Wijffels is de samenleving zich aan het ordenen van onderop: ‘Veiligheid moet vooral in interactie tussen politie, burger, en samenleving ontstaan. Mechanische sturing op lokale problemen werkt niet en de Nationale Politie is dan ook geen echt antwoord. De basisreflex om command- en controlemechanismen te ontwerpen is er een van de oude orde in de nieuwe tijd.’ Ook dr. W. Asbeek is van mening dat lokale kennis beter benut moet worden en niet alles in het keurslijf geduwd moet worden van een hiërarchische structuur: ‘Den Haag trekt aan de touwtjes, maar de uitvoering van het werk ligt lokaal.’
Migratiestromen Migratiestromen komen door verschillende ontwikkelingen op gang. Vergrijzing in een land doet de vraag naar arbeidskrachten toenemen, waarop migranten reageren. Ook klimaatveranderingen hebben grote invloed op migratiestromen. ‘Klimaatbeleid is veiligheidsbeleid’, aldus de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-Moon in zijn rede voor de VN-Veiligheidsraad op 20 juli 2011 in New York. Als delen van de aarde onbewoonbaar worden, ontstaan migratiestromen die destabiliserend werken op andere delen van de wereld. Klimaatveranderingen vermenigvuldigen bovendien de risico’s op armoede, honger en natuurrampen, wat kan leiden tot sociale onrust 9 en onderdrukking en schending van mensenrechten.10
7 Interview met dr. W. Asbeek-Brusse, secretaris van de WRR, 18 juni 2012 8 Zowel de WRR, de wetenschappers T. de Moor en M. de Winter (Iluster Alumni-magazine RUU, juni 2012) als drs. H. Wijffels wijzen naar deze ontwikkeling 9 Instituut Clingendael, Strategische Monitor 2012, hoofdstuk Klimaatverandering, pag. 45 10 Amnesty International’s Integrated Strategic Plan 2010 - 2016
18
School voor Politie Leiderschap
Oplossingen lijken ver weg. De grootste milieuconferentie ooit – de Rio+20 Top, Brazilië, juni 2012 – leverde ontgoochelde deelnemers op. Het slotdocument ‘The Future We Want’ heeft het debat tussen arme en rijke landen niet verder gebracht. Het bedrijfsleven is inmiddels wel ontvankelijk voor richtlijnen en wetgeving die de transitie naar een duurzame industrie mogelijk maken.11 Ook (milieu)activisten zijn van invloed op de veiligheid; Shell heeft bijvoorbeeld vijftig mensen in dienst die alle risico’s en bedreigingen in kaart brengen en analyseren.12
Tracing & tracking De groeiende informatie- en communicatietechnologie levert een ‘interconnected world’ op. Ongeveer 29 procent van de wereldbevolking is aangesloten op het internet. De eenvoudige toegang tot het wereldwijde web zorgt voor een toenemende kracht van percepties; een beeld is snel gevestigd en wereldwijd verspreid. Of het nu werkelijkheid is of niet. Neem bijvoorbeeld de YouTube filmpjes over het politieoptreden in juni 2012: ‘Rotterdamse agente schopt zwerver in zijn kruis’. Tegelijkertijd zijn internet en sociale media niet meer weg te denken middelen die de opsporing en handhaving versterken. Burgernet is een goed voorbeeld. Sociale media kunnen verder bijdragen aan meer vertrouwen in de politie en aan een toenemende dialoog met burgers.13 Twee technologische ontwikkelingen verdienen op deze plek aandacht. Met behulp van Radio Frequency IDentification (RFID) is het mogelijk om gegevens te verkrijgen via radiogolven tussen objecten en personen. Dit vergemakkelijkt ‘tracing en tracking’, wat de politie volop mogelijkheden biedt in het opsporingsproces.14 Ook geavanceerde camera’s maken het politiewerk succesvoller en makkelijker. Met het camerasysteem @migoboras kan de Koninklijke Marechaussee bijvoorbeeld mobiele controles uitvoeren en zo een belangrijk stap zetten in de strijd tegen mensenhandel, drugssmokkel, mensensmokkel en andere grensoverschrijdende criminaliteit.
Cybercriminelen Met transnationale criminaliteit, cybercrime en digitale aanvallen is het veiligheidsdomein enorm uitgebreid. Het hacken van vliegtuignavigatie of energiebesturingssystemen kan bijvoorbeeld enorme gevolgen hebben voor de mondiale of lokale 11 Unilever staat bekend om zijn duurzame productie. Bestuursvoorzitter Paul Polman praat regel- matig in het openbaar over Unilevers duurzame aanpak, verwoord in het Sustainable Living Plan 12 Aldus Nico den Boer, Security Strategy & Assurance manager bij Shell International B.V. 13 Een conclusie uit de conferentie Pearls in Policing, Singapore juni 2012 14 Zie het essay Technologie en politie in internationaal perspectief in het boekje ‘De Wereld binnen Handbereik’ van Columbus II, 2010
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
19
veiligheid van burgers. Het eindeloos aan elkaar geknoopte digitale web van voorzieningen en personen geeft cybercriminelen een gevaarlijk speelveld.15 Internationaal terrorisme lijkt in Europa weliswaar te zijn afgenomen, maar polarisatie en radicalisering nemen nog steeds toe en zijn niet altijd zichtbaar. Radicalisering kan leiden tot moeilijk te voorspellen eenlingacties (Anders Breivik) of massale aanslagen (New York, Bali, Madrid) en alles daar tussenin. Toch wordt het doemdenken over religieus terrorisme minder. Niet alleen dankzij specialistische militaire middelen (bijvoorbeeld drones), maar ook door ideologisch tegengas van de kant van gematigde moslims.16
Europa en veiligheid Het Schengenverdrag heeft de binnengrenzen in Europa weliswaar doen verdwijnen, maar de buitengrenzen worden steeds belangrijker. ‘Fort Europa’ moet migratie, rondtrekkende bendes en milieurampen buitenhouden. De aanstelling van een Hoge Commissaris voor Buitenland- en Veiligheidsbeleid met het Verdrag van Lissabon (2010), ondersteund door de European External Action Service (EEAS) heeft nog geen noemenswaardig verschil gemaakt, maar veiligheidsonderwerpen staan sinds het Verdrag van Lissabon en het Stockholmprogramma (2010-2014) wel veel prominenter op de Europese agenda. De codecisieprocedure zorgt sinds het Verdrag van Lissabon bovendien voor betrokkenheid van het Europees Parlement in de wetgevingsprocedure. De voorbereidingen voor een nieuw EU-beleidsprogramma op het gebied van veiligheid en justitie – Programma 2015-19 – starten op. Met de opvolger van het Stockholmprogramma kan de Belgische en Nederlandse politie beter inspelen op de vele uitdagingen.
Conclusies: de politie op zijn kop? Zonder inzicht in de veranderende wereldorde zal de Belgische en Nederlandse politie onvoldoende in staat zijn de aansluiting te maken en mondiale ontwikkelingen te vertalen naar strategische prioriteiten. Continu zicht houden op mondiale ontwikkelingen is dus zeer belangrijk, bijvoorbeeld door actieve deelname aan een mondiaal netwerk als Pearls in Policing. Van politieorganisaties in België en Nederland mag ten minste verwacht worden dat ze beschikken over een grensoverschrijdende blik, samenwerkingsgerichte houding en daadkrachtig handelen met vizier op het grotere geheel.
15 INTERPOL, Environmental Scan 2011, pag. 45 16 Instituut Clingendael, Strategische Monitor, pag. 70
20
School voor Politie Leiderschap
Buiten kijf staat de samenwerking binnen de EU. De politie moet zich meer dan voorheen verdiepen in wet- en regelgeving op Europees niveau (Europese Unie, Raad van Europa) om de consequenties te doorgronden en advies te kunnen geven aan de vakministeries. Vanwege de geografische nabijheid en gedeelde belangen zouden de Belgische en Nederlandse politie hun samenwerking moeten willen intensiveren. Hiervoor dient zich een nieuw instrument aan: de justitie- en politieagenda van het nieuwe EU-beleidsprogramma 2015-19. Investeren in de mondiale veiligheid is per saldo effectiever en goedkoper dan alleen investeren in de nationale veiligheid. Als een deel van de aarde onbewoonbaar wordt door klimaatverandering en er mensen op de vlucht slaan, gaat West-Europa daar steeds meer van merken. Zo zou de politie de door het ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkelde Strategie Nationale Veiligheid 2012 verder moeten uitwerken in scenario’s die duidelijk maken wat de ordehandhavingstaak van de politie is bij zowel internationale als binnenlandse calamiteiten en ‘veenbrandinitiatieven’. Het is belangrijk een visie op politiewerk te ontwikkelen met lokale toepassing en verankering en duiding van de eigen rol. De politie heeft nog wel het monopolie op geweldsgebruik, maar de private beveiligingssector verovert terrein. De politie is ook steeds sterker afhankelijk van partners in de veiligheidsketen. Het is daarom belangrijk de rol van de politie in de netwerksamenleving opnieuw te definiëren. Wat is die rol, wat is het hart van politiewerk? Flexibiliteit in het handhavingrepertoire wordt steeds belangrijker nu de samenleving minder voorspelbaar is geworden. De politie kan meer gebruik maken van mondiger burgers en burgerinitiatieven (selfgovernance). Burgers lijken meer dan bereid om actief bij te dragen aan een veilige woonomgeving. Het succes van Burgernet en een programma als Opsporing Verzocht laat zien dat de combinatie van burgerbetrokkenheid en (sociale) media een beter oplossingspercentage geeft. Bovendien geeft het de politie ‘public exposure’, hetgeen weer vertrouwen genereert. Selfgovernance in de zin van interactie tussen politie, burger en samenleving verdient dus verdere uitwerking. De digitale technische ontwikkelingen bieden kansen, maar ook valkuilen. De politie mag zich niet te lang als lerende organisatie opstellen omdat ze op dit terrein al veel politieke en burgerlijke goodwill verloren heeft. De burger wil een actieve politie zien: doorpakken als het moet, empathisch als het kan en gebruikmakend van ‘tracing and tracking’: op al deze fronten toont de politie zich een autoriteit.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
21
Tot slot Alle mondiale ontwikkelingen, van economische crisis tot klimaatverandering, eindigen in ieders portemonnee en achtertuin. De beste garantie voor een legitiem voortbestaan van de Belgische en Nederlandse politie is het organiseren van het politieoptreden vanuit de behoefte van de samenleving en door te redeneren vanuit mondiale ontwikkelingen en effecten.
22
School voor Politie Leiderschap
‘Ga, in aansluiting op de Europese agenda, vanuit de eigen soevereiniteit ook allianties aan met landen en organisaties buiten Europa.’
Drs. Machiel Oeloff
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
23
drs. Machiel Oeloff
Voorwaarts verdedigen - een mondiale focus? Inleiding De visienota ‘Politie in Ontwikkeling’ 2 sprak al over het internationale perspectief ‘politiewerk, van wijk tot wereld’. In 2007 is dit perspectief verder uitgewerkt in een visie op de internationalisering: ‘De normaalste zaak van de wereld’ 1. Internationale politiesamenwerking kent verschillende vormen: operationele samenwerking, informatie-uitwisseling en internationale rechtshulp en niet-operationele politiesamenwerking. De vorming van de Nationale Politie biedt kansen voor een herijking. In een strategisch concept 3 zijn de volgende uitgangspunten beschreven voor internationale politiesamenwerking:
•
• we zijn een betrouwbare partner
het veiligheidseffect is leidend (operationele resultaten staan voorop)
• er is één stuur op de internationale samenwerking
Dit artikel richt zich op het veiligheidseffect en dan met name op de meerwaarde van internationale politiesamenwerking voor de bestrijding van (zware georganiseerde) criminaliteit. Terrorisme wordt hier buiten beschouwing gelaten. Er komen twee onderzoeksvragen aan de orde: 1. Moet Nederland zich ten aanzien van internationale politiesamenwerking alleen richten op de Europese Unie, of zou de Nederlandse politie ook 1 2 3
Projectgroep Visie op de Politiefunctie, Raad van Hoofdcommissarissen, 2005 Dienst Internationale Politiesamenwerking (DINPOL), Korps landelijke politiediensten, 2007 Kansil, Vleesenbeek, De Witte en Van Kempen, Kwartiermaken Nationale Politie - Internationale (politie)samenwerking & Rechtshulp, Dienst IPOL, Korps landelijke politiediensten, 2011
24
School voor Politie Leiderschap
strategische allianties aan moeten gaan met landen en internationale organisaties buiten Europa? 2. Welke landen en organisaties zijn dit en wat is de meerwaarde van die samenwerking voor de bestrijding van (zware georganiseerde) criminaliteit? Allereerst bekijken we de criminaliteit vanuit een mondiaal perspectief. Vervolgens staan we stil bij het ambitieniveau van criminaliteitsbestrijding, waarna we inzoomen op de inspanningen in Europees verband. Tot besluit worden de landen en organisaties genoemd waarmee Nederland (en de Nederlandse politie) strategische allianties zou moeten aangaan.
Criminaliteit vanuit een mondiaal perspectief Men kan naar internationale criminaliteit kijken in termen van internationaal opererende, criminele groepen, en in termen van illegale markten met een vraag- en aanbodzijde. De belangrijkste internationale misdaadmarkten die een relatie met Nederland hebben, zijn die van drugs (cocaïne, heroïne, synthetische drugs en cannabis), mensenhandel en -smokkel, fraude (bijvoorbeeld fraude met illegale afvalstromen) en witwassen. Deze markten leveren stromen op, van en naar Nederland. Voor cocaïne loopt de stroom van Zuid-Amerika en West-Afrika naar Nederland. Voor heroïne zien we een stroom van Afghanistan, via Turkije en de Balkan naar Nederland. De nieuwste ontwikkeling is doorvoer via Rusland. Omdat Nederland synthetische drugs produceert en distribueert, is er een stroom van precursoren die
vanuit Oost-Europa en China naar Nederland loopt. De stroom van cannabis loopt nog steeds voornamelijk vanuit Marokko, al dan niet via Zuidwest-Europa, naar Nederland, evenals een stroom van Afghanistan, Pakistan en India naar Nederland via de Balkan. Slachtoffers van mensenhandel komen vooral uit Zuidoost-Europa, op afstand gevolgd door West-Afrika. Personen die gesmokkeld worden zijn veelal afkomstig uit Afrika en Azië en komen steeds vaker
de Europese Unie binnen via Turkije en Griekenland. Rond fraude en witwassen kijken we voornamelijk naar het verplaatsen van (contant) geld, bijzondere witwasconstructies en het ontnemen van crimineel vermogen. De stromen daaromtrent lopen vanuit Nederland naar Turkije, Marokko, de Antillen, Suriname, Zuid-Amerika, de Verenigde Arabische Emiraten en Pakistan. Illegale afvalstromen gaan vanuit Nederland onder andere naar West-Afrika en Azië 4. Met
betrekking tot internetgerelateerde criminaliteit is Nederland voor veel landen
4 Volgens: UNODC, 2010; Europol, 2011; DNR-KLPD 2010, 2012; Dienst Ipol-KLPD, 2008 en 2010
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
25
interessant vanwege de digitale infrastructuur 5. Rusland en de Oekraïne hebben zich in het bijzonder als herkomstland van cyberaanvallen laten zien. Wat in het bovenstaande opvalt, is dat Europa voor het grootste deel aan de ontvangende kant zit. Europol onderkent diverse logistieke knooppunten van illegale stromen binnen Europa. Nederland blijkt zo’n knooppunt te zijn – de zogenaamde Noordwest-hub – in de drugsdistributie 6. We zijn aantrekkelijk vanwege onze internationale oriëntatie, ligging, infrastructuur, handelsomgeving, handelsverkeer, het hebben van bruggenhoofden door de vele migrantengemeenschappen, en het veronderstelde milde strafklimaat. Deze bijzondere positie in het criminele krachtenveld schept bijzondere verplichtingen voor de aanpak ervan.
Ambitieniveau van criminaliteitsbestrijding Het aanpakken van criminele groepen heeft niet het meeste effect. Valt een groep weg, dan wordt de markt overgenomen door een andere groep. Effectiever is de aanpak van de markten zelf, in de zin van het bemoeilijken, verstoren en doen stoppen van criminele logistieke processen die zich internationaal manifesteren. Een belangrijke speler op het veld van internationale criminaliteitsbestrijding is de dienst Nationale Recherche (DNR). Op de bovengenoemde thema’s hebben zij criminaliteitsbeeldanalyses (CBA’s) gemaakt, die geleid hebben tot strategische doelstellingen en meerjarige werkprogramma’s. De filosofie die de DNR hanteert is dat internationale criminaliteit zich alleen kan manifesteren door het overbruggen van logistieke barrières. De kunst van het bestrijden ligt dus in het in beeld krijgen en vergroten van deze barrières. Deze aanpak kan als leidraad dienen voor de internationale ambities van de Nationale Politie met betrekking tot criminaliteitsbestrijding, en verder uitgewerkt kunnen worden als ‘strategie van het voorwaarts verdedigen’. Bij deze strategie begint de bestrijding dicht bij de bron. Gezien de beschreven stromen ligt deze bron dus vaak in het buitenland.
Inspanningen in Europees verband In Europees verband wordt sinds 2010 meer focus aangebracht met de ‘EUinternal policy cycle for organised and serious crime’ 7. Het ‘Comité pour la Sécurité Intérieure’ (COSI), een Europees overlegorgaan, stelt de prioriteiten vast en maakt afspraken over de coördinatie van operationele internationale politiesamenwerking. 5 Dienst Nationale Recherche (DNR), KLPD, 2012 6 Europol, 2011 7 Council of the European Union, 2010 en 2011
26
School voor Politie Leiderschap
Daarbinnen participeert Nederland in zes van de acht projecten van het ‘European Multidisciplinairy Platform Against Crime Threats’ (EMPACT). Alle projecten hebben een relatie met de eerder genoemde illegale markten en criminele stromen. In de nog korte praktijk van de EMPACT-projecten wordt steeds meer zichtbaar wat de meerwaarde is van het opereren in multilateraal verband. Verschillende landen hebben elk een ander stukje van de puzzel en samen kunnen we de puzzel leggen en de internationale criminaliteit effectief bestrijden. Dit laat onverlet dat we – aansluitend op de Europese agenda – ook zelfstandig activiteiten moet blijven ontplooien in het kader van de internationale criminaliteitsbestrijding. Het is volstrekt legitiem om vanuit de eigen soevereiniteit allianties aan te gaan met landen en organisaties buiten Europa. Het is alleen zaak hierin transparant te blijven naar de andere lidstaten, en de activiteiten in lijn te brengen met de Europese inspanningen.
Strategische allianties buiten Europa Als we ons dan niet uitsluitend op Europa en Europese samenwerking moeten richten, met welke landen en organisaties daarbuiten gaan we dan verder nog allianties aan? En wat is daarvan de verwachte meerwaarde? Tot nu toe is de Nederlandse politie voornamelijk bilaterale allianties aangegaan met landen waar intensieve (criminele) relaties mee bestaan. Het liaisonnetwerk heeft hierin altijd goed werk geleverd, maar inhoud geven aan het ambitieniveau ‘de strategie van het voorwaarts verdedigen’ betekent dat we ook strategische allianties met een multilateraal karakter aan moeten gaan. De eerste ervaringen in Europees verband hebben namelijk laten zien dat een multilaterale aanpak een betere informatiepositie en waarschijnlijk ook betere interventiemogelijkheden biedt. Er zijn meerdere invalshoeken mogelijk in de keuze van dergelijke allianties: •
internationale zusterorganisaties met een eigen multilateraal netwerk buiten de EU
•
regionale platforms voor criminaliteitsbestrijding met een aantal aangesloten landen buiten de EU
•
internationale brancheorganisaties en non-gouvernementele organisaties (NGO’s) met een informatiepositie op specifieke criminaliteitsterreinen en/ of -gebieden.
Daarnaast blijft het van belang om te investeren in landen waar al intensieve (criminele) relaties mee bestaan. De invulling van deze allianties moet plaatsvinden op
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
27
basis van het meest actuele dreigingsbeeld van de internationale criminaliteit, het ambitieniveau van de bestrijding ervan en in lijn met de politieke agenda; de minister van Veiligheid en Justitie is immers eindverantwoordelijk voor de internationale politiesamenwerking. Uitgaande van de mogelijke invalshoeken zijn de volgende allianties mogelijk voor de Nederlandse politie:
Internationale zusterorganisaties met een eigen multilateraal netwerk buiten Europa (EU): -
Serious Organised Crime Agency (SOCA)
Naast gezamenlijke belangen heeft SOCA vanuit de historie van het land een sterk internationaal netwerk, waaronder in Afrika, India en Pakistan.
-
Federale Politie België
Gebruikmaken van elkaars liaisons zoals intussen is afgesproken in Beneluxverband. Heeft sterke banden met delen van Afrika.
-
Bundeskriminalambt (BKA)
Vanuit gezamenlijke belangen zou gebruik gemaakt kunnen worden van de sterke internationale vertegenwoordiging van Duitsland in delen van de wereld.
-
Drugs Enforcement Agency (DEA)
De DEA heeft een goede informatiepositie in Zuid-Amerika (bron- en doorvoerlanden) en West-Afrika (doorvoerland).
-
Federal Bureau of Investigation (FBI)
De FBI is wereldwijd vertegenwoordigd en van grote waarde voor uitwisseling van intelligence en expertise. Sterke partner in samenwerking rond High Tech Crime.
-
Royal Canadian Mounted Police (RCMP)
Sterke relatie op het gebied van onder andere de synthetische drugsproductie, en ook van belang in verband met de relatie met China.
-
Australian Federal Police (APF)
Belangrijke afzetmarkt voor XTC. Heeft een goede informatiepositie in bronlanden in Zuidoost-Azië met betrekking tot precursoren. Biedt mogelijkheden voor het delen van hun netwerk.
28
School voor Politie Leiderschap
Regionale platforms voor criminaliteitsbestrijding met een aantal aangesloten landen buiten Europa (EU): -
Interpol
Beschikt over een wereldwijd netwerk met een groot bereik via welke informatie kan worden gedeeld.
-
Ameripol
Biedt de mogelijkheid van multilaterale samenwerking in Zuid-Amerika met bron- en doorvoerlanden.
-
Aseanapol
Biedt de mogelijkheid van multilaterale samenwerking in Zuidoost-Azië.
-
Southeast European Law Enforcement Center (SELEC)
Biedt de mogelijkheid van multilaterale samenwerking in het Balkangebied.
Internationale brancheorganisaties en non-gouvernementele organisaties (NGO’s) met relaties naar specifieke criminaliteits- terreinen en/of -gebieden: -
Brancheorganisaties banken en geldinstellingen
Van belang voor intelligence op het gebied van geldstromen, fraudes en witwassen. Van meerwaarde voor onderzoeken en het opwerpen van barrières.
-
Brancheorganisaties farmaceutische industrie
Beschikken over intelligence met betrekking tot de illegale handel in (vervalste) medicijnen. Van belang voor onderzoeken en preventie.
-
Greenpeace
Heeft een goede informatiepositie met betrekking tot internationale milieucriminaliteit. Kan inzicht bieden in criminele milieustromen.
-
Terre des Hommes
Heeft onder andere op basis van onderzoek een informatiepositie met betrekking tot kinderporno en kindersekstoerisme. De informatie is van waarde voor repressie en preventie.
-
Het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC)
Is een frontlijnorganisatie die hulp en bescherming verleent aan slachtoffers in conflictgebieden waar zelfs de Verenigde Naties nog niet actief zijn. Heeft op basis hiervan als eerste zicht op kwetsbare gebieden en de eventuele criminele dreiging voor ons land.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
29
-
Verenigde Naties
Hebben vanuit wederopbouwmissies in falende/fragiele staten zicht op de criminele dreigingen vanuit die gebieden. Van belang voor interventiestrategieën en keuzeproces voor deelname aan missies.
Specifieke landen Vanwege (criminele) relatie en/of specifieke criminele stromen kan het nodig zijn om bilaterale strategische allianties te sluiten met specifieke landen. Hiervoor komen onder andere in aanmerking: Turkije, Marokko, Verenigde Arabische Emiraten, Colombia, China, Rusland en Oekraïne 8.
Aanbeveling Uiteraard zijn de hierboven gemaakte keuzes arbitrair en bedoeld als voorbeeld van mogelijke strategische allianties die de Nederlandse politie aan zou kunnen gaan bij het bestrijden van de internationale criminaliteit. Het zoeken naar strategische allianties zou ook in partnerschap met een ander land (of landen) kunnen plaatsvinden, mits er sprake is van gedeelde belangen. Keuzes zijn in de tijd aan verandering onderhevig. Daarom is het belangrijk om eerst de visie, ambitie en strategie helder te hebben. Het strekt tot aanbeveling op zijn minst uit elke categorie (zusterorganisaties, platforms, brancheorganisaties en NGO’s) één strategische alliantie aan te gaan om vervolgens in de praktijk te beproeven of de hogere ambitie van de ‘strategie van het voorwaarts verdedigen’ in multilateraal verband waargemaakt kan worden. Dit zou moeten blijken uit internationale criminaliteitsbestrijding dichter bij de bron, een betere informatiepositie en als gevolg daarvan ruimere gezamenlijke interventiemogelijkheden (ook in het opwerpen van barrières). Als meer ervaring is opgedaan met de Europese afstemming binnen EMPACT-projecten, kan de (nieuwe) Nederlandse aanpak daar vervolgens naadloos bij aansluiten.
8 Dienst IPOL, KLPD, 2010 en Dienst Nationale Recherche, KLPD, 2012
30
School voor Politie Leiderschap
‘Er is verband tussen migratiestromen en criminaliteit in Nederland. Laat dit gegeven leidend zijn bij keuzes rond ontwikkelingssamenwerking.’
drs. Ilana de Wild
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
31
drs. Ilana de Wild
Waarom thuisblijven geen optie is Over de relatie tussen de situatie in fragiele staten en criminaliteit in Nederland In Nederland wordt criminaliteit niet alleen gepleegd door mensen die hier geboren en getogen zijn, maar ook door mensen uit fragiele staten die op zoek zijn naar betere leefomstandigheden, op economisch of op veiligheidsgebied. De Nederlandse overheid investeert in de opbouw van deze fragiele staten vanuit het geloof dat instabiliteit elders in de wereld gevolgen heeft voor de veiligheid in eigen land.
Dit artikel beschrijft welke factoren de stabiliteit van een staat bepalen en wat de lokale, regionale en mondiale effecten zijn van instabiliteit. Vervolgens richt het zich op de impact van migratie op criminaliteit, waarbij ingezoomd wordt op verdachten en daders die in Nederlandse gevangenissen zitten. Uit welke landen komen ze, waarom verlieten ze hun land, waarom kozen ze voor Nederland en hoe kwamen ze terecht in de criminaliteit? Na een viertal conclusies sluit het artikel af met aanbevelingen aan de overheid en de Nederlandse politie: welke keuzes op ontwikkelingsen samenwerkingsgebied verdienen voorrang als men de criminaliteit in Nederland op termijn wil verkleinen en tegelijkertijd wil bijdragen aan de ontwikkeling van fragiele staten?
Wat maakt een staat fragiel? Een fragiele staat is kort gezegd een staat waar geen stabiliteit is. Er zijn ernstige politieke en sociale spanningen, legitimiteit en capaciteit van de overheid ontbreken vaak en er is sprake van wetteloosheid, onveiligheid, een gebrek aan
32
School voor Politie Leiderschap
basisvoorzieningen en economische stagnatie of achteruitgang.1 Dit artikel volgt de ‘failed state index’ die jaarlijks door The Fund for Peace wordt samengesteld. Op deze lijst zijn 177 landen te vinden die zijn gescoord op twaalf politieke, sociale en economische criteria. Ze worden vervolgens ingedeeld op een schaal van (very) sustainable, via diverse stadia van stable en warning, tot uiteindelijk (very high) alert. In dit artikel doelen we met ‘fragiele staten’ op landen die scoren tussen less stable en very high alert.
Instabiliteit in een staat heeft mondiale effecten, ook in stabiele landen Inwoners van fragiele staten leven vaak in armoede en onder dreiging van geweld (ook door de eigen overheid). Toegang tot medische hulp is niet vanzelfsprekend, net zo min als onderwijs. Deze constante dreiging van geweld, gebrek aan economische kansen of andere negatieve omstandigheden drijven mensen er regelmatig toe hun land te verlaten. Ze doen dat noodgedwongen (als vluchteling), of vrijwillig (als migrant). Als we in dit artikel over ‘migrant’ spreken, doelen we op zowel vluchtelingen als economische migranten. De migrantenstroom kan de volgende negatieve effecten hebben op ontvangende landen •
uitbuiting, smokkel en beheersbaar houden van de toestroom;
•
verspreiding van ziektes;
•
ontstaan, voortbestaan en ontwikkeling van terrorisme (extremisme);
•
ontstaan, voortbestaan en ontwikkeling van criminele netwerken (veilige havens voor onder andere drugs-, wapen- en mensenhandel)
•
verlies van de energie, creativiteit, uitvindingen en mogelijkheden van migranten 2.
Stabiele landen kunnen dus niet de andere kant op kijken De Raad van de Europese Unie is van mening dat zwakke en falende staten speciale aandacht verdienen om te voorkomen dat zij een draaischijf worden van georganiseerde misdaad of terrorisme. Ook andere partijen, zoals de VN, het ministerie van Buitenlandse Zaken, politici en andere experts veronderstellen dat er een causaal 1 2
Website ministerie van Buitenlandse Zaken, www.rijksoverheid.nl/ministeries/bz, juni 2012 Aldus voormalig president van de Wereldbank Robert B. Zoellick tijdens zijn toespraak op de zesde Global Strategic Review Conference (2008), georganiseerd door het International Institute for Strategic Studies in Geneve
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
33
verband aanwezig is tussen de inzet in fragiele staten en het vergroten van de veiligheid in bijvoorbeeld Europa. Een bewuste en weloverwogen investering in fragiele staten is dus een ‘must’ voor ieder land, en ontwikkelingssamenwerking kent daarmee dan ook twee redenen: eigenbelang en medemenselijkheid. Maar hoe bepaalt de Nederlandse overheid in welke fragiele staten zij investeert?
In welke fragiele staten moet Nederland investeren? De Nederlandse overheid investeert in Afghanistan, Burundi, Colombia, de Democratische Republiek Kongo (DRC), Guatemala, Kosovo, Pakistan, de Palestijnse gebieden, Soedan, Zimbabwe, Bolivia en Libanon. De keuzes zijn gebaseerd op informatie vanuit diverse ministeries. Zo is Defensie gespitst op de ontwikkelingen op extremistisch gebied in Mali, de Koninklijke Marechaussee (KMar) op de migrantenstroom uit Ghana, en de politie op georganiseerde criminaliteit op de Balkan. Ook politieke belangen spelen mee; denk aan vroegere koloniën of toetreders tot de EU. En soms draait het volledig om ontwikkelingshulp, zoals bijvoorbeeld in Burundi. De Nederlandse politie is nog zoekende naar een duidelijke visie op internationale politiesamenwerking. Uiteraard werkt de politie al lange tijd bilateraal samen met verschillende landen, bestaan er landenprogramma’s en is er een netwerk van liaisons. Toch zijn betrokkenen op tactisch/strategisch niveau nog niet tevreden over de keuzes die worden gemaakt. In welke landen en projecten moeten wij als Nederlandse politie investeren?
Welke fragiele staten beïnvloeden de criminaliteit in Nederland? De exacte omvang en aard van criminaliteit die is gepleegd door mensen uit fragiele staten is niet bekend, maar als we onderzoek doen naar de Nederlandse gevangenispopulatie, blijkt dat bijna 29,9 procent van onze gevangenen uit fragiele staten (tussen less stable en very hig alert) komt. Ongeveer 55 procent is geboren in Nederland en de overige 16,1% betreft niet-fragiele staten. In de top10 van herkomstlanden van gevangenen staat Nederland op de eerste
3 4 5
Raad van de Europese Unie, ontwerp van een interne veiligheidsstrategie voor de EU, Naar een Europees veiligheidsmodel Nederland onderhoudt sinds een aantal jaren een actieve bilaterale ontwikkelingsrelatie met Burundi De meeste liaisons werken op operationeel niveau, met uitzondering van de liaisons in Washington, Paramaribo, Peking en Canberra die (ook) op tactisch/strategisch niveau hun werkzaamheden uitvoeren
34
School voor Politie Leiderschap
plaats, gevolgd door de Nederlandse Antillen en Suriname. Daarna volgen Marokko, Polen, Turkije, Roemenië, Somalië, Litouwen en Voormalig Joegoslavië. Alleen Nederland, Polen en Litouwen zijn geen fragiele staten.
Het is belangrijk om de verhalen te kennen van veroordeelden uit fragiele staten In juli 2012 is een indicatief onderzoek uitgevoerd om te weten te komen voor welke keuzes en verplichtingen mensen uit fragiele staten hebben gestaan. Het indicatieve onderzoek is verricht onder negen respondenten, uit zowel fragiele als stabiele staten. De respondenten waren gedetineerd in het Detentiecentrum Zeist en de Penitentiaire Inrichting (PI) Veenhuizen. Zowel de Somalische als de Bosnisch-Servische en Litouwse respondent noemen het (dreigende) geweld in hun land en de onveiligheid die daarmee samenhing als reden voor vertrek. Turkse en Marokkaanse respondenten noemen de economische situatie als belangrijkste reden, maar ook de Roemeense en Poolse respondent noemen de zeer lage levensstandaard in eigen land. Het ontbreken van een ziektekostenverzekering blijkt een belangrijke oorzaak van criminaliteit en migratie, net als analfabetisme. Waarom ze voor Nederland kozen, is soms helder en soms toeval. Een aantal respondenten is familie gevolgd. Een Somalische respondent vertelde dat de mensensmokkelaars bepaalden waar hij heen reisde. Een andere Somaliër strandde in Nederland op weg naar Engeland. Verder is Nederland aantrekkelijk vanwege de veronderstelde milde reactie op illegaal verblijf, en vanwege de toegangspoortpositie die Nederland richting achterland is. Overigens zijn veel gelukszoekers teleurgesteld; Nederland is toch niet het land van melk en honing. Waarom ze overgingen tot het plegen van criminaliteit blijkt vaak een kwestie van ‘op de verkeerde plaats en het verkeerde moment zijn’. Een aantal respondenten koos moedwillig voor een georganiseerde vorm van criminaliteit. Zo hielp een Litouwse respondent een vriend bij mensensmokkel, en smokkelde de Poolse respondent op verzoek van een Nederlander cocaïne om zijn huurschuld te kunnen aflossen.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
35
Veroordeelden uit fragiele staten worden meestal niet geresocialiseerd In Nederlandse penitentiaire inrichtingen (PI’s) zijn er geen re-integratieprogramma’s voor buitenlandse gevangenen die na hun straf Nederland moeten verlaten. Een van de respondenten wijst erop dat dit ertoe leidt dat (meer) gevangenen na vrijkomst terugkomen naar Nederland en doorgaan in de criminaliteit. Dit geldt zeker voor de langer gestraften.
Conclusies Uit literatuuronderzoek, bovengenoemd indicatief onderzoek en diverse gesprekken wordt een aantal zaken duidelijk:
Conclusie 1 Zowel onveiligheid als slechte economische omstandigheden leiden tot het vertrek van mensen uit hun eigen land De onveiligheid wordt veroorzaakt door het hoge geweldsniveau in een samenleving. De miserabele economische omstandigheden laten zich zien in het ontbreken van ziektekostenverzekeringen, maar ook in analfabetisme, lage lonen en het ontbreken van banen. Thuisblijven was voor de betrokken respondenten geen optie.
Conclusie 2 Er is geen indicatie dat Nederland extra aantrekkelijk is voor migranten uit fragiele staten die in Nederland criminaliteit plegen Nederland lijkt niet per definitie een vruchtbare bodem te zijn voor criminele activiteiten. Er zijn meer landen in Europa die over dezelfde aantrekkelijke kenmerken beschikken. De respondenten kozen niet voor Nederland vanwege kenmerken die uniek zijn voor dit land. Mogelijk kiest slechts een klein deel van de gevangenen specifiek voor Nederland vanwege bepaalde unieke kenmerken.
Conclusie 3 De herkomst van de Nederlandse gevangenispopulatie is de laatste jaren niet wezenlijk veranderd De top10 van geboortelanden van de gevangenispopulatie is tussen 2007 en 2012 nauwelijks veranderd. Alleen zijn Nigeria en Rusland van de lijst verdwenen, en
36
School voor Politie Leiderschap
hebben Roemenie en Litouwen die plaatsen ingenomen. De overige landen staan er dus al zes jaar op. Het is uiteraard interessant om na te gaan wat maakte dat het aantal gevangenen uit Nigeria en Rusland gedaald is.
Conclusie 4 De kans op terugval in criminaliteit is groter door het ontbreken van resocialisatieprogramma’s Het ontbreken van re-integratieprogramma’s voor gedetineerden vergroot de kans dat zij nogmaals criminaliteit zullen plegen in Nederland.
Aanbevelingen Op basis van het bovenstaande kunnen aanbevelingen gedaan worden voor de Nederlandse politie en overheid. Waarop moeten zij zich richten in fragiele staten en in Nederland?
Aanbeveling 1 Gebruik de Nederlandse gevangenispopulatie als noodzakelijke informatiebron Hoewel het indicatieve onderzoek een uitgebreid vervolgonderzoek verdient, kunnen op voorhand drie aanbevelingen gedaan worden. 1. Richt de ontwikkelingssamenwerking en politiesamenwerking op de fragiele staten in de top10 van de gevangenispopulatie. Er is namelijk een duidelijke relatie tussen die landen en de migratie- en criminaliteitsstroom naar Nederland. 2. Sluit in de ontwikkelingssamenwerking aan op factoren die in het land van herkomst leiden tot vertrek naar Nederland/Europa. Denk bijvoorbeeld aan adequate ziektekostensystemen. 3. Investeer in re-integratieprogramma’s in de Nederlandse gevangenissen om de terugkeer naar eigen land beter te laten verlopen en criminaliteit in Nederland te voorkomen.
Aanbeveling 2 Zoek naar patronen in criminaliteit gepleegd door mensen uit de landen van de top10 van de Nederlandse gevangenispopulatie
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
37
Behalve de herkomst van de Nederlandse gevangenispopulatie, is het ook interessant te onderzoeken of er patronen zijn in soorten criminaliteit. Beide uitkomsten kunnen de overheid helpen scherper te bepalen in welke fragiele staten en in welke programma’s het best geïnvesteerd kan worden. Een voorbeeld van een dergelijk onderzoek is dat van E. Snel e.a.6 Stel dat opvalt dat Litouwers zich in Nederland vooral richten op delict X, dan zou de Nederlandse politie delict X als prioriteit moeten kiezen in de internationale samenwerking. Onderling kunnen de Europese landen kijken naar eventuele overlap en hierop samenwerken. Dat is veel sterker dan geïsoleerd de eigen prioriteiten en veiligheidsproblemen aanpakken.7 Ook politieliaisons in de betrokken landen kunnen op deze prioriteiten aansluiten.
Aanbeveling 3 Voeg actuele ontwikkelingen op het gebied van migratiestromen toe aan de informatie over herkomst en patronen Wanneer men alleen de gevangenispopulatie als uitgangspunt neemt, bestaat het gevaar dan men onvoldoende anticipeert op actuele ontwikkelingen. Daarom is het aan te bevelen voor beslissers bij de Nederlandse ministeries ook informatie te betrekken van de IND en de vreemdelingendienst van de regionale politie-eenheden. Deze organisaties spreken iedere dag met binnenkomende migranten over de redenen van vertrek of vlucht uit eigen land. Er is nog een manier om te anticiperen op migratieontwikkelingen: actuele patronen concretiseren en deze koppelen aan actie om in de toekomst problematische migratiestromen te voorkomen. Neem Syrië, waar anno 2012 een burgeroorlog woedt. Kinderen komen er in de verdrukking en lopen trauma’s op. Deze trauma’s kunnen ertoe leiden dat over twintig jaar een verknipte generatie ontstaat die zich verspreidt over de wereld. Het leven in een voortdurend gewelddadige omgeving zal zich bij sommigen vertalen in (gewelds)criminaliteit. Bij inspanningen op het gebied van wederopbouw is sociaalpsychische hulp dus onmisbaar. Wanneer Syrië niet alleen in die behoefte kan voorzien, is hulp van andere landen noodzakelijk.
6 7
E. Snel e.a., Migratie, integratie en criminaliteit, migranten uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie in Nederland, Rotterdams Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk BeleidsOnderzoek (RISBO), 2000 Overigens zijn inmiddels EU-prioriteiten gesteld op het gebied van Justice and Home Affairs. EU-landen zijn verplicht om gezamenlijk prioriteiten te kiezen en tot uitvoering te brengen. Ieder land heeft daarnaast eigen prioriteiten
38
School voor Politie Leiderschap
Ten slotte Er bestaat een verband tussen migratiestromen en criminaliteit in Nederland. Deze informatie leidend laten zijn bij het maken van keuzes rond ontwikkelingssamenwerking, kan op langere termijn criminaliteit tegengaan. Het beïnvloeden van de toekomstige gang van zaken, dient niet alleen de veiligheid in eigen land, maar verbetert ook de kwaliteit van leven in fragiele staten. Thuisblijven is op termijn misschien wel een optie voor mensen uit fragiele staten, maar voorlopig geen optie voor de Nederlandse overheid.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
39
40
School voor Politie Leiderschap
‘Security Sector Reform missies zijn gedoemd te mislukken als Police Sector Reform, Justice Sector Reform en Penal Sector Reform niet worden geïntegreerd.’
Arnoud van den Bout
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
41
Arnoud van den Bout
Police sector reform 2.0 Dit essay beschrijft een model ter ondersteuning van het welslagen van een Security Sector Reform missie (SSR) in het algemeen, en in Afghanistan in het bijzonder. Het doel is verbetermogelijkheden aan te dragen voor de missie in Afghanistan en voor andere wederopbouwmissies van fragiele staten in het algemeen. De focus ligt in dit essay op de keten Police Sector Reform (PSR), Justice Sector Reform (JSR) en Penal Sector Reform. Ingegaan wordt op de noodzaak van een goede coördinatie en sturing bij de wederopbouw van het binnenlandse veiligheidsapparaat. Verder komt de rol van politieadviseurs in de opbouw van fragiele staten aan de orde. Het essay sluit af met aanbevelingen voor het politiek-bestuurlijk niveau en politieorganisaties.
Beschouwing Na decennia van oorlogen was Afghanistan totaal verwoest en ontwricht. Zowel de fysieke infrastructuur als de institutionele infrastructuur moesten opnieuw worden opgebouwd, maar de eerste prioriteit van de NATO lag bij het garanderen van de interne veiligheid. De tweede was de opbouw van de instituties, zoals ministeries, leger, politie en veiligheidsdiensten. Het doel was Afghanistan te transformeren tot een zelfstandige en onafhankelijke staat, inclusief een goed functionerend binnenlands veiligheidsapparaat. In de afgelopen jaren zijn, naast de NATO-missie, vele initiatieven opgestart door zowel gouvernementele organisaties (zoals UN en EU) als non-gouvernementele organisaties (zoals het Internationale Rode Kruis), maar ook door bilaterale initiatieven (bijvoorbeeld van Japan en China). Afstemming tussen deze initiatieven was en is een grote uitdaging. Internationale politieke krachtenvelden en belangen spelen ook in Afghanistan een grote rol en 1 In dit essay wordt SSR gebruikt als overkoepelend begrip. Het kan ook Rule of Law Reform inhouden
42
School voor Politie Leiderschap
maken coördinatie van ondersteunende activiteiten niet eenvoudig. Twee van de oorzaken worden nader toegelicht. Ten eerste heeft elke donor eigen doelstellingen en belangen die niet of nauwelijks zijn afgestemd met anderen. Ten tweede ligt het internationaal moeilijk om slechts één organisatie de overkoepelende leiding te geven over de wederopbouw. Hoewel NATO/ISAF een eenduidig systeem van politieopleidingen en -trainingen tracht te bewerkstelligen, voeren coalitielanden in een provincie vaak zelfstandig hun missie uit. Dit leidt tot aanmerkelijke verschillen in aanpak en uiteindelijk in de ontwikkeling van het land. Dit essay gaat in op bovenstaande problematiek. Het wil een model aandragen ter verbetering van dat deel van Security Sector Reform (SSR) dat zich richt op de keten Police Sector Reform (PSR), Justice Sector Reform (JSR) en Penal Sector Reform. Daarnaast wordt ingegaan op de vraag wat dit op politiek-bestuurlijk niveau kan betekenen en welke bijdrage politieorganisaties kunnen leveren. Met deze begrenzing van het onderwerp van dit essay wordt gekozen niet nader in te gaan op de zeker ook zeer complexe en dynamische onderlinge afhankelijkheid van de ontwikkeling van het nationale veiligheidsapparaat met andere ontwikkelingen in Afghanistan op de gebieden van onder meer economie, infrastructuur, onderwijs en handel.
Model: drie vormen van integraliteit Om een fragiele staat als Afghanistan te ondersteunen bij haar wederopbouw, is het wenselijk dat bij de ontwikkeling van het systeem van nationale veiligheid en justitie invulling gegeven wordt aan drie vormen van integraliteit:
1. ketenintegraliteit
2. regionale integraliteit
3. hiërarchische integraliteit
Ketenintegraliteit In Afghanistan sluiten het justitiële en politiesysteem nog niet goed op elkaar aan. Ook is de communicatie tussen politie en het lokale Openbaar Ministerie niet goed georganiseerd. Zo kan het gebeuren dat een verkrachte vrouw aangifte doet bij de politie, dat de dader wordt aangehouden, maar dat deze door een gebrek aan afstemming na twee dagen weer op straat staat en wraak kan nemen op de vrouw en haar familie. Wat andere vrouwen weerhoudt van het doen van aangifte. Bij ketenintegraliteit zijn het functioneren van politieman/-vrouw, openbaar aanklager, rechter en gevangenismedewerker lokaal op elkaar afgestemd, en functioneren de koppelvlakken tussen de organisaties naar behoren.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
43
Het ontbreken van ketenintegraliteit komt deels doordat donorlanden capaciteit/ fondsen leveren om één bepaald stuk van de keten te ondersteunen. Ook ligt het in de Afghaanse cultuur niet voor de hand dat een politiechef uit zichzelf contact legt met een openbaar aanklager om samen te werken. De Nederlandse comprehensive approach van de Integrated Police training Mission (IPM), die sinds medio 2011 wordt gerealiseerd in de provincie Kunduz, is overigens wél een goed voorbeeld van ketenintegraliteit. De missie traint niet alleen de Afghan Uniformed Police (AUP), maar draagt ook bij aan de ontwikkeling van de Rule of Law-keten in Kunduz.
Regionale integraliteit Diverse donorlanden en -organisaties hebben de afgelopen elf jaar in Afghaanse provincies en steden initiatieven genomen in het kader van Police Sector Reform en Justice Sector Reform. De vooruitgang laat echter zeer te wensen over, zeker binnen de Justice Sector Reform. Donoren hanteren hun eigen doelstellingen en daardoor wordt een rechter in de ene provincie anders opgeleid dan zijn collega in de andere. Soms wordt eenzelfde politiepost door verschillende donoren geadviseerd. Zo zijn er donorprojecten waar de focus ligt op de implementatie van een geheel westers rechtssysteem, terwijl bij andere projecten juist ook het Afghan owned traditionele rechtssysteem (met Shari’a en Jirga) een plaats krijgt. Van regionale integraliteit is sprake wanneer één (operationeel) systeem wordt geïmplementeerd in alle provincies/regio’s. Hiervoor is afstemming een vereiste. Omdat deze afstemming onvermijdelijk leidt tot aanpassing van doelstellingen en/ of werkwijzen, krijgen donoren problemen met de thuisbasis die immers zorgt voor opdracht en financiering.
Hiërarchische integraliteit Het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken in Kabul is verantwoordelijk voor de aansturing van de Afghan National Police (ANP). De minister is de Chief of Police. Centraal beleid is noodzakelijk om de taak goed te kunnen uitvoeren, maar cultuuraspecten als ‘gewoonte’ en ‘mondelinge overlevering’ zorgen er voor dat de noodzaak hiervan slechts beperkt wordt ervaren. En áls er bruikbaar beleid is, is vervolgens niet duidelijk hoe dat beleid moet worden geïmplementeerd. Hiërarchische integraliteit is gerealiseerd wanneer op nationaal niveau eenduidig beleid is geformuleerd en geaccordeerd, waarna dit door het gehele land – via
44
School voor Politie Leiderschap
hiërarchische lijnen – is geïmplementeerd. Donoren kunnen een belangrijke rol spelen als inhoudelijke specialisten en politiek-bestuurlijke adviseurs. Afstemming met het uitvoerend niveau bevordert het draagvlak en de uitvoerbaarheid. De afstand tussen de beleidsmakers in Kabul en de uitvoerende veiligheidsinstanties is echter groot, zowel om geografische als historische redenen.
Richting een oplossing in Afghanistan Welke organisatie gaat de sturing en coördinatie van de politiehervormingen oppakken nadat NATO/ISAF eind 2014 haar gevechtseenheden heeft teruggetrokken? Het Afghaanse bestuur heeft zeker nog tien jaar ondersteuning en advies nodig van de internationale gemeenschap. Het is van doorslaggevend belang dat één organisatie het mandaat krijgt om de donorprojecten te coördineren en aan te sturen. Hiervoor zijn drie denkbare opties: de United Nations, EUPOL en de onafhankelijk functionerende International Police Coordination Board (IPCB) 2 die weliswaar geen eigen operationele capaciteit heeft, maar waaraan wel twaalf landen en acht internationale organisaties deelnemen die actief betrokken zijn bij de hervormingen in Afghanistan. Sterk punt van de IPCB is verder dat het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken actief deelnemer is en de minister de vergaderingen van het Executive Board voorzit. Het IPCB heeft in mei 2012 aangegeven de Afghaanse overheid te ondersteunen bij de doorontwikkeling van de ANP na 2014. Van belang is nu wel of de hele internationale gemeenschap de IPCB steunt. De IPCB heeft al wel bewezen de uitgelezen organisatie te zijn om het model van de drie integraliteiten als leidraad binnen Afghanistan toe te passen. Daarmee kan het ook haar eigen positie versterken als ondersteuner van het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken.
Bruikbaarheid van het model Uit documentenstudie blijkt dat de integraliteitsproblematiek vergelijkbaar heeft gespeeld bij hervormingen in andere fragiele staten (bijv. Oost-Timor en Kosovo 3) waar de internationale gemeenschap SSR-initiatieven heeft ontplooid. Het model is dus breder toepasbaar dan in Afghanistan alleen. Voor het uitvoeren van SSR-missies is kennis van de keten Police, Justice en Penal Sector Reform noodzakelijk. Opgedane ervaring zou geborgd moeten worden in 2 Mission statement IPCB: www.ipcbafghanistan.com 3 Tussentijdse evaluatie missies en Security Sector Reform en Development activiteiten 2011, mei 2012, pag. 14
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
45
een expertpool 4 die het uit te zenden personeel beter kan voorbereiden op de missie. Helaas is dat nog niet van de grond gekomen. Samenwerking met andere landen is nóg efficiënter en zorgt voor een bundeling van de schaars beschikbare kennis en ervaring.
De rollen voor politieadviseurs binnen het model Waaraan moet een politieadviseur voldoen? Niet elke politieman/-vrouw is geschikt als adviseur. Het is van belang duidelijk in beeld te hebben welke competenties, kennis en ervaring politiemensen hebben die naar missiegebieden worden uitgezonden. Wat tot nu toe nog vaak mist, is politiekbestuurlijke ervaring, ervaring met het opbouwen van de governance van bijvoorbeeld een ministerie van Binnenlandse Zaken en zeker ook ervaring met Police, Justice en Penal Sector Reform. Ervaren politiemanagers kunnen meer bereiken op strategisch nationaal of regionaal niveau dan operationele functionarissen en hebben dus meer kans van slagen in het bevorderen van de hiërarchische integraliteit op nationaal niveau.
Conclusies Police Sector Reform is gedoemd te mislukken wanneer niet ook Justice Sector Reform en Penal Sector Reform worden ingevuld en met elkaar worden geïntegreerd bij SSR-missies. Het Nederlandse Comprehensive Mission Design van de Integrated Police training Mission is een goed voorbeeld van een geïntegreerde aanpak, ondanks het beperkte politieke mandaat. Persoonlijke ervaringen, interviews en documentenstudies leidden tot de conclusie dat in de afgelopen elf jaar goede vooruitgang is geboekt in de opbouw van de nationale veiligheidsketen in Afghanistan, en dat ook de wil om af te stemmen steeds meer aanwezig is bij de internationale donoren. Met het geïntroduceerde model van drie vormen van integraliteit wordt het welslagen van Police Sector Reform missies verder vergroot. Het model is niet alleen binnen Afghanistan toepasbaar. Na het vertrek van de NATO in 2014, is de International Police Coordination Board (IPCB) het meest voor de hand liggende orgaan om in Afghanistan leiding en sturing te geven aan de Police, Justice en Penal Sector Reform. Het kan de drie integraliteiten toepassen en daarmee de eigen positie versterken als adviseur van het 4 Adviesraad Internationale Vraagstukken. Crisisbeheersingsoperaties in fragiele staten: de noodzaak van een samenhangende aanpak, Den Haag: AIV, maart 2009, pag. 65
46
School voor Politie Leiderschap
Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken. De IPCB moet dan wel brede steun krijgen van de internationale gemeenschap. Politieadviseurs met politiekbestuurlijke kwaliteiten kunnen van grote betekenis zijn bij SSR-missies, zeker als zij hun ervaring inzetten ten behoeve van de versterking van de genoemde keten.
Adviezen Op basis van de bovenstaande analyse en conclusies worden enkele adviezen geformuleerd voor zowel het politiekbestuurlijk niveau als voor politiekorpsen uit donorlanden.
Adviezen voor het politiek-bestuurlijk niveau Het model met de drie vormen van integraliteit kan de ontwikkeling van SSR versnellen en versterken. Geadviseerd wordt dit model te gebruiken bij advisering en besluitvorming door donoren. Niet alleen in Afghanistan, maar ook bij andere SSR-missies. Bij toekomstige SSR-missies moet één organisatie het mandaat krijgen om de (weder)opbouw van de Police Sector Reform, Justice Sector Reform en Penal Sector Reform te bewerkstelligen. Het is een voorwaarde voor een integraal functionerend systeem van nationale veiligheid en justitie. Na terugtrekking van de troepen in 2014 kan Afghanistan het nog niet alleen. Geef de International Police Coordination Board brede steun en mandaat (ook v.w.b. Justice en Penal Sector Reform), zodat deze de SSR-ontwikkeling verder gestalte kan geven. Richt een interdepartementale organisatie op die een pool van uiteenlopende experts voorbereidt op deelname aan missies. Betrek bij de oprichting en uitvoering ook de eigen politieorganisaties en focus op advisering op politiekbestuurlijk niveau. Zorg dat uitgezonden politiemensen goed voorbereid hun missie aanvangen en daar ingezet worden waar hun expertise het best gebruikt kan worden. Of dat nu op operationeel of politiekbestuurlijk niveau is.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
47
Adviezen voor politiekorpsen Investeer in een pool van politiemanagers die uitgezonden kunnen worden als adviseur op politiekbestuurlijk niveau, en die kennis hebben van Police, Justice en Penal Sector Reform. Zorg dat ze optimaal voorbereid worden op hun rol, en werk daarin liefst samen met andere landen. Dit is efficiënter en zorgt voor een bundeling van de schaars beschikbare kennis en ervaring. Maak de functionarissen in deze pool bewust van de succesfactoren van een SSRmissie en van het model van de drie vormen van integraliteit. Zo kunnen ze deze bewust ondersteunen en bevorderen. Focus op het uitzenden van politiemanagers met strategische ervaring als politieadviseur op politiekbestuurlijk niveau. Zij hebben meer invloed dan de politieadviseur op lokaal niveau, en kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hiërarchische integraliteit. Laat politieadviseurs die opleiding en training geven aan de agenten van de ANP de ketenintegraliteit en regionale integraliteit ondersteunen en bevorderen.
48
School voor Politie Leiderschap
Van de leersupervisors prof.dr. W. Bruggeman en M. Beuving:
Europese ontwikkelingen Wat is de betekenis en doorwerking van Europese strategieën voor Nederlandse en Belgische politiediensten?
Na een blik op mondiale ontwikkelingen die van belang zijn voor politiediensten in Nederland en België, is het noodzakelijk om de focus iets dichterbij te leggen. Binnen Europa komt steeds meer op ons af. Nog maar al te vaak hebben we er als politieorganisatie nauwelijks notie van dat we ons er niet meer aan kunnen onttrekken. Welke Europese strategieën zijn voor ons van belang, en hoe kunnen we ons voordeel ermee doen? Bert Westland stond stil bij het European Crime Intelligence Model (ECIM) dat een
plek heeft gekregen in de Europese beleidscyclus Harmony. Het ECIM is gebaseerd op alle nationale dreigingsbeelden van de lidstaten. Prioriteiten die aan de hand hiervan door Europa worden bepaald zijn onontkoombaar. Ondanks dit gegeven heeft Nederland de eigen cyclus rond veiligheidsplannen nog niet afgestemd op de Europese Harmony-cyclus. België deed dat al wel. En als we allemaal roepen dat Nederland en België meer moeten samenwerken, waarom hebben beide landen de nationale dreigingsbeelden dan nog nooit naast elkaar gelegd en op basis daarvan plannen gemaakt? Peter van Dalen gaat in zijn essay verder dan onwetendheid. Hij onderzocht wat
het belang van vertrouwen is in de Europese (netwerk)samenleving, en welke eisen het stelt aan interorganisatorische netwerksamenwerking. Het mag geen verbazing wekken dat blijkt dat vertrouwen aan de basis ligt van álles wat met samenwerking te maken heeft. Verder maakt hij met voorbeelden inzichtelijk waarom Nederland vaak moeite heeft met dat vertrouwen, en daardoor worstelt met haar imago.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
49
50
School voor Politie Leiderschap
‘Laat de vorming van de Nationale Politie een kantelpunt zijn voor het implementeren van ECIM - Harmony in Nederland.’
Bert Westland
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
51
Bert Westland MPA
ECIM - Harmony De betekenis van het Europese Criminaliteit Intelligence Model en het project Harmony
De criminaliteit in Europa verandert. Nationale grenzen verdampen en culturele grenzen vervagen tot frasen in geschiedenisboeken. De complexiteit van criminaliteit is de laatste decennia toegenomen.1 Criminelen werken intensiever samen en niemand laat zich weerhouden door culturele verschillen of landsgrenzen. De bestrijding van de criminaliteit vraagt om een aanpak die – politiek, cultureel en juridisch – boven het nationale niveau kan uitstijgen.
De Europese overheid heeft daarom instrumenten gecreëerd die de criminaliteitsbestrijding vanuit Europees perspectief effectief kunnen maken. Dit essay bekijkt op welke manier de instrumenten European Crime Intelligence Model (ECIM) en het project Harmony behulpzaam kunnen zijn bij het versterken van de criminaliteitsbestrijding. Ook wordt stilgestaan bij de gevolgen van de toepassing van deze instrumenten voor de wetshandhavingautoriteiten op nationaal niveau, en voor Europese agentschappen. Verder wordt ingegaan op de betekenis van beide instrumenten voor de democratische legitimering van het politiewerk en de bijdrage ervan op de professionalisering van het tactisch/operationeel politiewerk en de ontwikkeling van Informatie en Intelligence. Vervolgens worden de consequenties van de toepassing van deze instrumenten voor de Europese en nationale wetshandhavingautoriteiten beschreven. Het artikel sluit af met een aantal aanbevelingen voor nationale overheidsinstellingen en Europese agentschappen.
1 Verslag over de toepassing van de Europese Veiligheidsstrategie, Veiligheid in een veranderende wereld, Brussel, 11 december 2008, S407/08, pagina 1, ISBN 978-92-824-2429-2
52
School voor Politie Leiderschap
Wat zijn ECIM en project Harmony? Het European Crime Intelligence Model (ECIM) en het project Harmony zijn bedoeld om afstemming te bewerkstelligen tussen de politieactiviteiten in de verschillende Europese staten. Beide instrumenten zijn een uitvloeisel van de in 2003 door de Raad van de Europese Unie geformuleerde Integrale Veiligheidsstrategie ten behoeve van de interne en externe veiligheid van Europa.2
ECIM Het ECIM is een vierjarige beleidscyclus die een methode aanreikt om zware- en georganiseerde criminaliteit in Europa te bestrijden. De cyclus ziet er als volgt uit: Stap 1. Samenstelling van de Serious Organised Criminal Threat Assessment (SOCTA) op basis van de nationale dreigingsanalyses van de lidstaten. Stap 2. Besluitvorming over beleid en prioriteiten in handhaving en opsporing door de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. Stap 3. Formulering van actieplannen voor de daadwerkelijke aanpak van het criminaliteitsprobleem door politiediensten op Europees, nationaal en lokaal niveau. Stap 4. Evaluatie van de resultaten en effecten, als richtinggever voor de volgende beleidscyclus.
Harmony Het project Harmony richt zich op het implementeren van de beleidscyclus (ECIM) in alle Europese lidstaten zodat een coherente benadering ontstaat. Activiteiten worden geadresseerd aan actoren in het veld van de wetshandhavingautoriteiten, op Europees en nationaal niveau. Harmony kwam tot stand onder Belgisch voorzitterschap, in samenwerking met Groot-Brittannië, Nederland en Europol.
De verbinding met nationaal niveau Voor de betekenis van ECIM - Harmony is de verbinding tussen Europese en nationale producten van belang. Kleinschalig onderzoek binnen de Belgische, Nederlandse 3 en Duitse 4 context toont aan dat op nationaal niveau sprake is van zowel een dreigingsanalyse als een nationaal veiligheidsplan. In Nederland is een merkbaar begin gemaakt met het organiseren van de aansluiting op de internationale besluitvormingsritmiek 5 en de Raad van Korpschefs appelleert 2 3 4 5
Ontwerp van een interne veiligheidsstrategie voor de Europese Unie: Naar een Europees Veiligheidsmodel, Raad van de Europese Unie, Brussel, 23 februari 2003 Politie (veiligheids)plannen maken in België en Nederland, prof. dr. W. Bruggeman, 2012 Interview P. Henzler, BKA, Schwere und Organisierte Kriminalität Interview mw. P. Bakker, Europese aangelegenheden Nationale Politie, en mw mr. C Monster, divisiechef Informatie en Intelligence, Noord- en Oost-Gelderland
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
53
aan het operationaliseren van de gestelde beleidsuitgangspunten.6 De koppeling tussen het Europees beleidsperspectief en de vele nationale operationele plannen van de Europese lidstaten verloopt echter traag, en de door Harmony voorgeschreven tijdsplanning zal niet worden gehaald.
Het belang van ECIM - Harmony De onderstaande drie betekenissen onderschrijven het belang van een goede en tijdige invoering van ECIM - Harmony:
1. Democratische legitimering ECIM - Harmony is van grote betekenis voor de democratische legitimering van het politiewerk op Europees niveau. Stap 2 van de beleidscyclus biedt namelijk een kader waarbinnen besluitvorming en het afleggen van verantwoording over resultaten en effecten onder democratische controle plaatsvinden.7 ECIM - Harmony adresseert deze taak aan de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. Deze wordt gecontroleerd door de Europese volksvertegenwoordiging. Dankzij ECIM - Harmony kunnen ook koppelingen worden gelegd tussen bijvoorbeeld grondrechten en de bescherming van persoonsgegevens van Europese burgers. Ook waarborgt het de verbinding tussen wetshandhaving en wetgevendeen rechterlijke macht.
2. Professionaliseren van politiewerk De kwaliteit van het politiewerk in de verschillende Europese lidstaten verschilt. ECIM - Harmony is van groot belang voor het doorontwikkelen en standaardiseren van het politievak doordat het richting geeft aan de ontwikkeling, verbetering en professionalisering van politiewerk in de EU. De dreigingsanalyse en de evaluaties dwingen politiediensten om met elkaar kritisch de gehanteerde werkwijzen en behaalde resultaten te onderzoeken en de aanpak van zware- en georganiseerde 6 7
Verslag Raad van Korpschefs d.d. 15 maart 2011 Harmony, a generic European Crime Intelligence Model, Europese Commissie, DG Binnenlandse Zaken, pag 17: ‘Formulating policy goals (..) is done at the level of the authorities who are politically responsible for the police’
54
School voor Politie Leiderschap
criminaliteit te verbreden. Het reactieve politiewerk verbetert dankzij de analyse en de probleemgerichte en integrale benadering van de veiligheidsproblematiek.
3. Informatie en Intelligence Ook voor Informatie en Intelligence is de invoering van ECIM - Harmony van grote betekenis. Het biedt een stevig en niet-vrijblijvend kader voor informatiegestuurde veiligheidszorg. ECIM - Harmony pleit voor een groter (dan nationaal) gevoel van verantwoordelijkheid bij lidstaten om informatie snel, meer systematisch en in een eerder stadium te delen met Europol.8 De koppeling tussen informatieproducten en beleidssturing zorgt niet alleen voor versnelling in het beschikbaar stellen van informatie op Europees niveau. Het stimuleert ook de paradigmashift in informatieland; van het beschikbaar stellen van informatie aan het hoger gelegen geografische niveau, naar het op eigen niveau toegankelijk maken van de informatieopslag ten behoeve van dat hogere niveau.9
Grijpen de systemen al in elkaar? Aan de ene kant kennen we in Europa een door nationale belangen gedreven georganiseerde bestrijding van criminaliteit. Aan de andere kant bestaan er Europese instrumenten als de Europese Veiligheidsstrategie, het Europees Criminaliteit Intelligence Model en Harmony. Voor een daadwerkelijk effectieve aanpak is de verbinding tussen beide fenomenen een must; de Europese- en nationale systemen moeten als raderen in elkaar grijpen. ECIM - Harmony maakt er een samenhangend geheel van. Op dit moment is echter slechts in een klein aantal lidstaten de invloed van ECIM - Harmony zichtbaar.
Conclusies Conclusie 1: Er is onvoldoende sprake van democratische legitimering van politiewerk op Europees niveau Noch het vaststellen van Europese prioriteiten, noch het afleggen van verantwoording over behaalde resultaten geschiedt momenteel in voldoende mate binnen de democratische omgeving. ECIM - Harmony geeft hiervoor aanwijzingen aan politiediensten op nationaal en Europees niveau.10 Nederland heeft op basis hiervan 8 Harmony, a generic European Criminal Intelligence Model, Europese Commissie, DG Binnenlandse Zaken, pag. 54: ‘Europol is still too dependent on the contribution of the member states’ 9 Interview mw mr. C Monster, divisiechef Informatie en Intelligence, Noord- en Oost-Gelderland 10 Harmony, a generic European Criminal Intelligence Model, Europese Commissie, DG Binnenlandse Zaken, pag. 95
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
55
binnen de Informatie en Intelligence sector inmiddels de eerste stappen gezet. Zolang politiediensten in Europa echter nog onvoldoende conform deze aanwijzingen werken, kan de democratische besluitvorming niet tot haar recht komen.
Conclusie 2: Tussen de politiediensten in de lidstaten bestaan grote kwalitatieve verschillen en is er onvoldoende afstemming over de aanpak Er bestaan grote verschillen in de kwaliteit van nationale politiediensten op het terrein van informatie- en intelligence. Bij de totstandkoming van dreigingsanalyses vindt onvoldoende uitwisseling plaats over methoden en werkwijzen, en de informatieproducten hebben niet in dezelfde mate invloed op de beleidsvorming en sturing van het operationeel proces. Ook maakt de probleemgerichte en integrale aanpak niet overal onderdeel uit van de tactiek binnen opsporing en handhaving. Kennis van elkaars aanpak, juridische omgevingen en succesvolle interventiemethoden ontbreekt.
Conclusie 3: De beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie laat te wensen over Informatie is van wezenlijk belang voor zowel het beleidsbepalingproces als voor de operationele aanpak. De beschikbare informatie is echter onvoldoende actueel en toegankelijk. In de Nederlandse context is weliswaar beleid ontwikkeld om informatielagen aan elkaar te koppelen 11, maar ook hier is de informatiedeling van nationaal naar internationaal niveau (Europol) kwantitatief en kwalitatief onvoldoende. De werkwijze met betrekking tot het beschikbaar stellen van informatie aan het naast hoger gelegen geografisch niveau is verouderd.
Aanbevelingen Aanbeveling 1: Versterk de coördinatie door Europol binnen het Europese besluitvormingsproces Om een daadwerkelijk democratisch gelegitimeerd besluitvormingsproces op Europees niveau mogelijk te maken, zou Europol de haar coördinerende rol sterker invulling moeten geven.12 Nationale politiediensten moeten deze coördinerende rol
11 Informatie en Sturingsmodel 2.0: van individu naar internationaal, W. Paulissen en E. Lassche, 2012 12 Treaty on the functioning of the European Union (TFEU), artikel 88
56
School voor Politie Leiderschap
respecteren en de vereiste informatieproducten in de ritmiek van de Europese besluitvormingsagenda bij hen aanleveren. Het is van belang dat op nationaal niveau een single point of contact wordt ingericht ten behoeve van de beleidscyclus op Europees niveau.
Aanbeveling 2: Laat ECIM - Harmony naast een hard beleidsinstrument ook een versneller zijn in het verbeteren van het politiewerk binnen de Europese Unie ECIM - Harmony kan als versneller werken als Europol een inhoudelijk forum zou creëren waar vakmensen met een opsporings-, handhavings- en/of informatieachtergrond gezamenlijk werken aan verbetering en afstemming. Niet alleen rond het vormgeven van dreigingsanalyses, maar ook in het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van probleemgerichte benadering, integrale aanpak en prioriteitstelling. Ook voor CEPOL 13 is hier een taak weggelegd. Met het vertrouwensbeginsel als uitgangspunt zou het programma’s moeten ontwikkelen waarin de bestaande best practices vanuit een lerende instelling op een respectvolle manier kunnen evolueren naar een eenduidige Europese aanpak. Van nationale politiediensten wordt gevraagd Europol te accepteren als onbetwist centraal coördinerend instituut en competente medewerkers beschikbaar te stellen voor het genoemde forum.
Aanbeveling 3: Ontwikkel een Europese informatiegestuurde veiligheidszorg Europol moet zich meer en meer manifesteren als dé Europese informatiehub. Daarnaast zal het expertise moeten ontwikkelen om de kwaliteit, beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie binnen Europa te vergroten. ECIM - Harmony biedt een uitstekende kans voor het vormgeven van het beleidsproces. Europol is de aangewezen instantie voor het wijzigen van de focus op het opslaan van informatie 14 (en beschikbaar stellen aan het naasthogere niveau) naar de focus op de verticale interface, de verbinding tussen de nationale informatiepunten. Voor nationale politiediensten moet het geen twijfel lijden dat informatieproducten tijdig én kwalitatief beschikbaar moeten zijn. En dat ECIM - Harmony daarvoor de ritmiek bepaalt.
13 Europese Politieacademie, agentschap EU 14 Een nieuw AWF-concept bij Europol, Dienst IPOL, KLPD, juli 2012
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
57
Aanbeveling 4: Laat het moment van de vorming van de nationale politie in Nederland, een kantelpunt zijn voor het implementeren van ECIM - Harmony in Nederland. In de voorbereiding op, en het vormgeven van, de nieuwe organisatievorm zal de Nationale Politie gestalte moeten geven aan de implementatie van ECIM - Harmony en het onderwerp aan te merken als prioriteit. Zo kan Nederland een wezenlijke bijdrage leveren aan het Europese streven de zich uitdijende internationaliserende criminaliteit een gevoelige slag toe te brengen. Op deze manier veroorzaakt ECIM - Harmony de beweging die nodig is om de tandwielen van de wetshandhavingsystemen op Europees en nationaal niveau de goede kant op te laten draaien.
58
School voor Politie Leiderschap
‘Samenwerking draait om vertrouwen. Waarom komt het woord ‘vertrouwen’ dan niet voor in het Harmony-document of het inrichtingsplan van de Nationale Politie?’
Peter van Dalen
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
59
Peter van Dalen BA
Vertrouwen, confidence, confiance De rol van vertrouwen in de Europese (netwerk)samenwerking in interne en externe veiligheid
Criminele organisaties werken tegenwoordig internationaal en intercontinentaal in een 24-uursbedrijf. Dat betekent voor de politie dat informatie halen, brengen en delen ook een internationaal 24-uurs proces is geworden. Internationaal denken en handelen is geen privilege meer voor een beperkt aantal politiemensen; het maakt deel uit van het standaardrepertoire van de huidige politieprofessional. Of hoort dat te doen. Aan samenwerking zijn kritische succesfactoren verbonden. Een van die factoren is vertrouwen. Zonder vertrouwen in elkaar worden geen goede zaken gedaan. Dit essay onderzoekt wat vertrouwen betekent, welke eisen het stelt aan interorganisatorische netwerksamenwerking en wat het belang is van ‘vertrouwen’ binnen de uitvoeringspraktijk van Europese (netwerk)samenwerking in interne en externe veiligheid.
Context Het project Harmony geeft strategisch vorm en inhoud aan de Europese samenwerking op het gebied van veiligheid. Europol verzamelt in dit kader de
60
School voor Politie Leiderschap
dreigingsanalyses van de lidstaten en stelt op basis hiervan een Organised Crime Threat Assessment (OCTA) samen. Aan de hand hiervan stelt de JBZ-Raad prioriteiten vast die weer worden uitgewerkt in actieplannen (Analytic Working Files) voor de lidstaten. Harmony giet dit hele proces in een beleidscyclus van vier jaar. De Nederlandse politie onderkent het belang van internationale samenwerking, maar het inrichtingsplan van de Nationale Politie 1 bevat geen expliciete verwijzing naar het belang van reciprociteit en/of vertrouwen in de internationale netwerksamenwerking. Impliciet wel, aldus de zinsneden ‘Vanuit een relatie van wederkerigheid tussen buitenlandse partners worden operationele resultaten geboekt’ en ‘Nederland is een betrouwbare partner in de rechtshulp in strafzaken’. Op institutioneel niveau volgt het belang van vertrouwen (en het zijn van een betrouwbare partner) uit het leveren van een bijdrage aan missies en aan de positie die wordt gekozen in non-operationele samenwerking. Zo was het begrip ‘vertrouwen’ een van de centrale thema’s van de Pearls of Police conferentie in Singapore, 2012. Het belang van vertrouwen in ‘partnership and cooperation’, ‘political influence’ en in het vraagstuk ‘proactive versus reactive’ werd in de discussies ruim onderschreven.
Probleembeschrijving Het politiewerk wordt in steeds ruimere mate beïnvloed door internationale aspecten. Ook volgens de Europese Commissie zijn veel van de huidige veiligheidsproblemen van grens- en sectoroverschrijdende aard 2. Dit heeft consequenties voor de inhoud en uitvoering van het politiewerk. De uitvoering is geen solistisch nationaal proces meer, maar een proces van internationale samenwerking met een gedeelde verantwoordelijkheid. Goede samenwerking veronderstelt dat de partijen vertrouwen hebben in elkaar. Het is daarom op zijn minst opvallend dat het woord ‘vertrouwen’ niet één keer voorkomt in het Harmony-document noch in het inrichtingsplan van de Nationale Politie. In de strategische uitgangsprincipes van de Europese Veiligheidsstrategie 3 staat het wél: ‘Natural trust as a key principle for successfull cooperation.’ Bewust werken aan vertrouwen in samenwerking is volgens Janowicz en Noorderhaven 4 van belang: ‘Rekening houden met elkaars belangen, het erkennen
1 2 3 4
Inrichtingsplan Nationale Politie, concept 25 juni 2012 Europese Commissie: 2010/673 Europese Veiligheidsstrategie 2010: 10 Janowicz, M., en Noorderhaven, N.G, Levels of interorganizational trust: conceptualization and measurement. In: R. Bachmann and A. Zaheer, Handbook of trust research, Cheltenham, UK: pag. 264-279
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
61
van het belang van de ander en het benoemen van het gezamenlijk belang heeft positieve invloed op het vertrouwen, en daardoor op de samenwerking.’ Anders gezegd: niet ‘what is in it for me’, maar ‘what is in it for us’. ”Het belang van vertrouwen in bilaterale samenwerking en binnen onze netwerken is enorm. Zonder vertrouwen kunnen geen zaken gedaan worden. Ik start iedere speech met de vier C’s: Confidence, Communication, Cooperation en Coordination, bewust in die volgorde. Alles start met het elkaar leren vertrouwen, daardoor kun je zinvol met elkaar gaan communiceren. Met elkaar communiceren leidt tot samenwerking en uiteindelijk tot gezamenlijke coördinatie.“ Michelle Coninsx, president Eurojust In algemene zin neemt Nederland een negatieve positie in als het gaat om de ‘Fort Europa’ 5 discussie. Het Nederlandse immigratiebeleid tendeert ernaar het meest strenge in Europa te zijn of te worden. De veronderstelde afkeer voor niet-Europeanen en anders-religieuzen in de samenleving bemoeilijkt de Nederlandse positie in internationale vraagstukken van externe veiligheid. Tegelijkertijd groeit de wederzijdse afhankelijkheid. De door de JBZ-Raad vastgestelde Europese opsporingsprioriteiten zijn niet vrijblijvend als lidstaten zich als (co) driver of volger committeren aan de inspannings- en resultaatverplichtingen. Ook grijpt Europa in op de bedrijfsvoering van nationale politiekorpsen. Het Salduz-arrest is hier een voorbeeld van. Verder zullen het Europees aanhoudingsbevel, onderzoeksbevel, beschermingsmodel en bewijsverkrijgingsmodel ingrijpende invloed hebben op het functioneren van de nationale politiekorpsen. Solistisch opereren is geen optie meer; samenwerking is een noodzaak. Vertrouwen is sterk verbonden met cultuur. Vanuit cultureel perspectief bezien is Europa echter geenszins een homogene groep landen. In tegendeel. Het opbouwen van vertrouwen en relaties vraagt dus om een bewustzijn van de verschillen. “De manier waarop andere landen hun vertrouwen in Nederland opbouwen verschilt en is intercultureel van aard. De voormalige Oostbloklanden kijken vooral naar het verleden en baseren daar hun gereserveerdheid of vertrouwen
5
Met de term ‘Fort Europa’ verwijzen critici naar de conservatieve houding van Europese politici tegenover economische migranten en niet-lidstaten. De term verwijst naar strenge wetgeving omtrent migratie en de strenge bewaking van grenzen, maar kan ook duiden op de houding van Europa in de globalisering van de wereldeconomie. Wikipedia, 2012
62
School voor Politie Leiderschap
op. Aziatische landen kijken meer naar de toekomst; wat kan dit land voor ons betekenen? Nederland baseert het vertrouwen vooral op hier en nu, wat levert de samenwerking ons nu op.”
Petra Bakker, politiecommissaris bij de Europese Unie
De relatie tussen interne- en externe veiligheid en vertrouwen Interne veiligheidsissues (georganiseerde criminaliteit en terrorisme) en externe veiligheidsissues (collectieve verdediging en crisisbeheersingssituaties) lopen steeds meer in elkaar over, constateerde lt.-kol. M. de Haas al in 2005 6. De Europese Commissie (2010:2) stelt: ‘We recognise the interdependence between internal and external security in establishing a global security approach with third countries.’ In een netwerk is de reciprociteit tussen de netwerkpartners van belang. Vertrouwen neemt toe als gevolg van een langere samenwerking en gelijkwaardigheid tussen netwerkpartners, waarbij de samenwerkende organisaties elkaars belangen respecteren en herkennen. Vertrouwen gaat verder dan de persoon. Maar geen institutie kan het vertrouwen blijven behouden zonder de continue reproductie van vertrouwen door middel van interpersoonlijke relaties.7
Conceptualisering vertrouwen Het begrip vertrouwen kan worden onderscheiden in vertrouwen bij de vertrouwer (trustor), en betrouwbaarheid van de vertrouwde (trustee). Terwijl de vertrouwer altijd een persoon is, kan de vertrouwde zowel een persoon als een organisatie zijn. De definities en talloze andere omschrijvingen komen op een aantal elementen overeen: •
vertrouwen is een ‘state of mind’;
•
de vertrouwer stelt zich kwetsbaar op en is bereid een risico te dragen;
•
de vertrouwer verwacht dat de vertrouwde zich niet opportunistisch zal gedragen;
•
6 7
het gaat om een wisselwerking tussen de samenwerkende partijen.
Lt.-kol. M. de Haas, Van defensiedoctrine naar nationale veiligheidsstrategie, Nederlands intern en extern veiligheidsbeleid in beweging, in: Jaarboek Vrede en Veiligheid 2005, Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’ Knights, D.E., et al, Chasing shadows: control, virtuality, and the production of trust. Organization Studies, 2001-22, pag. 311-313
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
63
Evers 8 stelt dat bij vertrouwen drie factoren van belang zijn: objecten (datgene waarin men vertrouwen heeft), grondslagen (de basis waarop het vertrouwen steunt) en factoren (de aspecten die het niveau van vertrouwen beïnvloeden).
Lessen uit de praktijk Welke ervaringen zijn op te tekenen uit de Europese samenwerkingspraktijk? Hieronder een aantal voorbeelden en denkbeelden die tijdens het onderhavige onderzoek zijn opgetekend uit interviews. Volgens Petra Bakker, commissaris van politie bij de Europese Unie, heeft Nederland de neiging vertrouwen op te hangen aan een incident. Al jaren wordt goed samengewerkt met Bulgarije op het gebied van de bestrijding van mensenhandel. Alle factoren en grondslagen voor vertrouwen zijn aanwezig: de Bulgaarse politie blijkt een betrouwbare partner, ze komt de afspraken na en er zijn intensieve persoonlijke contacten, maar het openlijke wantrouwen van Nederland is soms schaamteloos en dat komt lopende onderzoeken zeker niet ten goede. Bakker: ‘Cultureel bepaald is dat we ons in Nederland niet aan alle afspraken houden, en dus doen we dat ook niet met het buitenland. Het beeld over Nederland is ‘What’s in it for me?’ Dat zien anderen als onbetrouwbaar (grondslagen). Wij zijn niet handig als het om de lange termijn visie gaat, we scoren liever een korte termijn succes.’ Michelle Coninsx, president van Eurojust: ‘Zonder vertrouwen in elkaar, en respect en erkenning voor elkaars cultuur en wetgeving, zou de juridische coördinatie van grensoverschrijdende strafdossiers niet mogelijk zijn. Rond een grote terrorismecasus kwamen in juni 2001 zes landen bijeen. Engeland, Frankrijk en Spanje wilden eerst niets delen met de overige landen, maar door lang en vaak bij elkaar te komen en elkaar te leren kennen, tekende zich een gezamenlijk probleem af (grondslag).’ Ook ogenschijnlijk kleine culturele verschillen kunnen de samenwerking frustreren. Coninsx: ‘Tijdens de vergadering namen de Spanjaarden en Italianen hun gsm op en begonnen met luide stem een gesprek. De Noren en Zweden zetten hun telefoon uit en de Nederlanders en Belgen zetten hem op trillen. Individueel was het volstrekt normaal en geaccepteerd gedrag, maar samengaan deed het niet. Investeren in elkaar is bouwen aan acceptabel en door iedereen gedeeld gedrag.’ Binnen Eurojust (2002) kan in de expertgroepen inmiddels het uitgangspunt van eigen-resultaat-eerst overstegen worden. De statelijke focus op dossiers is 8 Evers. T.C.P.F., Vertrouwen en Controle binnen Inter-Organisatorische Relaties, een casestudy binnen een egocentrisch netwerk, 2005, Tilburg University, pag. 41-44
64
School voor Politie Leiderschap
opgeschoven naar een Europese focus, afspraken worden nagekomen en vertegenwoordigers hebben voldoende steun vanuit het land van herkomst (factoren). Het vertrouwen is geïnstitutionaliseerd. Ook met de lidstaten die te kampen hebben met corruptie is veel vertrouwen opgebouwd. Het is evident dat in alle gevallen veel geïnvesteerd moet worden in de samenwerking. Samenwerking kan met een stoptrein-instelling – met aandacht voor de plaatsen onderweg – of met een vliegtuig- instelling: enkel de vertrek- en aankomstplaats zijn van belang. Een vliegtuiginstelling leidt tot korte termijnresultaten. Een stoptrein-instelling, waarbij blijvend in elkaar wordt geïnvesteerd, leidt uiteindelijk tot betere en duurzame resultaten.
Conclusie Vertrouwen is een conditio sine qua non voor internationale politiesamenwerking. Niet alleen de theorie benoemt het belang van vertrouwen in inter-organisatorische (netwerk)samenwerking, ook de empirische gegevens ondersteunen de noodzaak van het bouwen aan een duurzame relatie. Om vertrouwen op te bouwen, te verdichten en te onderhouden is het van cruciaal belang dat het wordt gezien als een wezenlijke, kwalitatieve vereiste voor een zinvolle en resultaat opleverende samenwerking. Samenwerken is meer dan alleen samen zaken doen. Het belang van vertrouwen in de internationale samenwerking wordt binnen de Nederlandse politie niet bestreden, maar is ook niet herkenbaar benoemd als strategisch uitgangspunt. De logische focus op resultaat is niet gerelateerd aan de kritische succesfactor ‘vertrouwen’. Investeren in relaties en vertrouwen is momenteel ‘tegen de financiële stroom inzwemmen’. Internationale samenwerking is echter het enige antwoord op de huidige tendensen in criminaliteit, en hierbinnen levert een stoptrein-instelling de meeste resultaten op de lange termijn op.
Aanbevelingen ‘Vertrouwen’ moet een bewust onderdeel gaan vormen in de politiestrategie voor internationale samenwerking. Concretiseer het vertrouwen en de reciprociteit binnen internationale samenwerking door: •
een juiste en tijdige implementatie van de nieuwe reeks Europese rechten en plichten, zoals onder andere het Europees onderzoeksbevel, beschermingsmodel en bewijsverkrijgingsmodel.
•
de Nederlandse beleidscyclus af te stemmen op de Europese Harmony beleidscyclus.
•
de Europese (COSI) afspraken op de verschillende rechercheniveaus herkenbaar op te nemen in de resultaatafspraken voor de opsporing.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
•
65
analyse van de benodigde capaciteit voor de afhandeling van rechtshulpverzoeken, en deze capaciteit toe te delen in structurele en flexibele capaciteit.
•
de verwachtingen bij de samenwerkingspartners te managen. Wat kan de Nederlandse politie capacitair en kwalitatief inzetten voor de afhandeling van rechtshulpverzoeken.
•
op strategisch niveau Nederlandse politiemensen te positioneren in het hart van law enforcement (netwerk)organisaties, geprioriteerde landen en geprioriteerde gebieden, om zo een duurzame samenwerkingsrelatie op te bouwen die zijn gebaseerd op vertrouwen en wederkerigheid.9
8 Zie hiervoor inmiddels par. 6.4.1 concept inrichtingsplan Nederlandse politie, inrichting Politieprofessie, team Internationale Samenwerking
66
School voor Politie Leiderschap
Van de leersupervisors prof.dr. W. Bruggeman en M. Beuving:
Onze buurlanden Zowel Nederland als België kennen grote waarde toe aan strategische allianties met buurlanden. Welke prioriteiten moeten centraal staan en welke vorm van samenwerking is toekomstproof?
Via de wereld en Europa komen we steeds dichterbij huis. In dit cluster staan allianties centraal: de Benelux, de samenwerking tussen Nederland en België, de samenwerking met Duitsland en de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk. Elk essay maakt zichtbaar dat landen de eigen programma’s en prioriteiten niet of nauwelijks op elkaar afstemmen. Ook niet in grensgebieden. Het advies aan de Nationale Politie is om dit te betrekken bij de vorming van de nieuwe organisatie. Jos van der Heijden boog zich over de vraag of de Benelux nog wel nodig is nu
Europa zo groot is geworden. Wordt de Benelux volledig overklast door Europa of liggen er kansen? Het nieuwe Benelux-actieprogramma laat zien dat er nog toekomst zit in deze kleine samenwerkingsvorm. De Benelux als proeftuin. Johan van Lare onderzocht de samenwerking tussen België en Nederland. Hij con-
stateert dat we stilaan goed samenwerken in Joint Investigation Teams, maar dat de overige internationale samenwerking in de grensstreek nog onvoldoende is ingebed in de dagelijkse praktijk. Hij adviseert de samenwerking integraal te organiseren van opleiding tot straat, en dit op te nemen in het strategisch concept van zowel de Nationale Politie als de federale en lokale politie. Iwan Doude van Troostwijk bekeek de samenwerking met Duitsland. Hij con-
cludeert dat het Verdrag van Enschede weliswaar een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de verbetering van de samenwerking, maar dat met name de kennis van het verdrag nog verder verbeterd kan worden. Een centraal punt waar alle informatie op het gebied van samenwerking samenkomt en dat 24/7 te bevragen is, kan
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
67
hieraan bijdragen. Gemeenschappelijk criminaliteitsbeeld analyses en gekoppelde computersystemen zouden de samenwerking veel eenvoudiger maken. Leander Witjes bekeek ten slotte de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk.
Hij onderzocht of er aanknopingspunten waren om de onderlinge samenwerking te verbeteren en te intensiveren. Een van zijn conclusies is dat de nationale reorganisatie van beide politieorganisaties het momentum was voor het verder afstemmen en borgen van de intensieve samenwerking.
68
School voor Politie Leiderschap
‘De Benelux zijn als founding fathers en toners van vormbehoud een rolmodel voor andere samenwerkingsverbanden in Europa.’
Jos van der Heijden
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
69
Jos van der Heijden
Waar blijft de Benelux? Een toekomstverkenning vanuit het politieveld
In de hectiek van de economische malaise in Europa zal het velen ontgaan zijn, maar op 1 januari 2012 is het nieuwe Benelux-verdrag van kracht geworden 1. De daarmee opgerichte Benelux Unie heeft tot doel een proeftuin te zijn voor Europa. De drie landen streven naar versterking en verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking. Eén van de belangrijke pijlers onder het verdrag is het thema Politie en Veiligheid. De onderzoeksvraag die dit essay hoopt te beantwoorden is: ‘Hoe kan de Benelux als proeftuin van de Europese Unie (EU) op politieel gebied bijdragen aan versterking van de grensoverschrijdende samenwerking, en welke rol kan het Secretariaat Generaal daarin spelen?’
Founding fathers De Benelux kreeg in het verdrag van Lissabon 2 een bijzondere status: het is de Benelux-landen toegestaan om verder te gaan dan wat Europa voorschrijft. Met de recente akkoorden van Senningen (grensoverschrijdende samenwerking binnen de Benelux-landen) en Prüm (uitwisseling van opsporingsinformatie) toont de Benelux sindsdien vormbehoud. Toch is er ook zorg. Zo stellen Vos en de Ridder 3 vast dat
1 2 3
Verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie Artikel 350 Vos, H. & E. De Ridder, Calimero in Europa, over de toekomst van de Benelux in de Europese Unie, Internationale Spectator, 2007, Vol. 61 (11), pag. 530-532
70
School voor Politie Leiderschap
de Benelux op de meeste vlakken voorbij gehold is door de Europese integratie. Zij noemen de Benelux ‘Calimero in Europa’. Ook professor Rood constateert dat de Benelux door haar successen de eigen overbodigheid bewerkstelligt. Succesvolle initiatieven lopen immers over naar het Europese niveau. Kan het nieuwe Beneluxverdrag het tij keren?
Secretariaat Generaal, centrum van de Benelux Het Secretariaat Generaal van de Benelux positioneert zich als centrum van de samenwerking 4. Het Secretariaat is facilitator van ontwikkelingen in de Benelux en heeft mooie successen behaald op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking. Maar sommige critici 5 vinden het Secretariaat weinig zichtbaar en soms reactief. Het nieuwe verdrag biedt de mogelijkheid tot een meer proactieve en initiërende rol. Volgens artikel 21 heeft het Secretariaat Generaal tot taak ‘alle voorstellen te doen die nuttig zijn voor de uitvoering van het verdrag, met inachtneming van de bevoegdheden van de andere instellingen van de Benelux Unie’. Een grote verantwoordelijkheid.
Proeftuin Ter voorbereiding op een nieuw gemeenschappelijk werkprogramma heeft het Secretariaat Generaal een Benelux-groenboek opgesteld waarin de positie van de Benelux als proeftuin van Europa wordt benadrukt. Initiatieven die nog niet rijp zijn om op het Europese vlak behandeld te worden, kunnen soms gemakkelijker op kleinschaliger niveau worden opgepakt, aldus het groenboek. Maar wie het lopende werkprogramma ziet, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat een goede focus ontbreekt. “Als we werkelijk de ambitie hebben om onze politiële en justitiële werking verder op elkaar af te stemmen, dan is het essentieel dat we van de ‘proeftuingedachte voor Europa’ meer maken dan alleen een slogan”, aldus Dejongh in 2007 6. De proeftuingedachte kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken: als laboratorium, katalysator en als rolmodel.
Laboratorium De bottom up structuur van de Benelux is uitermate geschikt voor het vormen van nieuwe ontwikkelingen op kleine schaal, en deze uit te laten groeien naar
4 5 6
Rood, J.Q.T. (2011), Benelux-samenwerking: Hopen tegen beter weten in?, Internationale Spectator, vol. 65 (5), pag. 260-263 Adviesraad Internationale Vraagstukken, 2006 Dejongh, M (2007), Benelux: proeftuin of speeltuingedachte, Nederland is klein, denk groot, Internationale Politiesamenwerking, Politieacademie
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
71
Europese schaal. Critici zeggen dat de ontwikkelingen zich beperken tot technischoperationele aangelegenheden met een sterk bilateraal karakter. Direct betrokken actoren erkennen dit bilaterale karakter. Er is duidelijk behoefte aan een heldere en gemeenschappelijk gedragen visie op wat deze proeftuin moet voortbrengen en hoe de tuin dan moet worden ingericht. Een strategisch document als leidraad voor de komende vier jaar, uitgewerkt in concrete actieprogramma’s en projecten. Tot op heden is het daar nog niet van gekomen.
Katalysator Best practises uit het laboratorium kunnen prima gereed gemaakt worden voor implementatie in Europa. Omgekeerd kunnen Europese initiatieven ook uitstekend worden geïmplementeerd op de schaal van de Benelux. De Benelux anticipeert echter nauwelijks op Europese ontwikkelingen, behoudens dan de voortzetting van het CoPPRa-project.7 Rood (2011) doet de aanbeveling om in het Benelux-jaarplan een hoofdstuk op te nemen met concrete activiteiten die gericht zijn op de gemeenschappelijke implementatie van de EU-regelgeving, en die de rol als EU-proeftuin in kaart brengen. Een dergelijke focus zal leiden tot een effectievere implementatie van Europese regelgeving, en zal stimulerend werken op de verdere ontwikkeling en vernieuwing van grensoverschrijdende samenwerking.
Rolmodel De Benelux zijn als founding fathers en toners van vormbehoud een rolmodel voor andere samenwerkingsverbanden in Europa, zoals de Visegrad-groep, de Noordse Raad en de Baltische Raad. Recent is het Benelux-samenwerkingsverband aanbevolen voor een nauwere band tussen Albanië, Kosovo, Macedonië en Montenegro.8 Door te laten zien dat grensoverschrijdende samenwerking leidt tot kwaliteitsverbetering en verhoging van de veiligheid, en door aan te tonen dat een goede implementatie van Europese middelen regionaal effect kan hebben, worden anderen gestimuleerd tot een soortgelijke samenwerking. Dit tilt het totale Europese niveau omhoog.
7 CoPPRa is het project Community Policing and the Prevention of Radicalisation 8 Balkan ‘Benelux’ would speed up EU entry, www.EUobserver.com, 19-06-2012
72
School voor Politie Leiderschap
Aanbevelingen vanuit het veld Blijf in je kracht Uit interviews met politiemensen uit de drie landen, komt één wens naar voren: blijf in je kracht. Zonder uitzondering zijn ze trots op de politiesamenwerking in Benelux-verband. De formule van het laboratorium van de Benelux werkt, en moet daarom absoluut voortgezet worden. Het hoofddoel moet een betere operationele samenwerking zijn, ter verhoging van de veiligheid. Financiële en administratieve voordelen zijn meegenomen. Deze proactieve benadering brengt de Benelux in haar kracht en maakt het binnen Europa tot een sterk merk.
Dicht het gat met Europa De rol van katalysator binnen Europa pakt de Benelux – zeker op politiegebied – maar mondjesmaat op. België kent grote waarde toe aan een sterke vertegenwoordiging (ook vanuit de politie) in het Europese ‘circuit’. Door de krachten in Beneluxverband te bundelen maak je de positie van alle Benelux-landen in Europa sterker, zo luidt de Belgische visie. Omgekeerd kan de Benelux de schakel zijn tussen Europa en de individuele landen. Tot nu toe ontbreekt het echter nog aan een Europese focus en een gezamenlijke strategie. Als de Benelux dit gat niet dicht, wordt ze weer ingehaald door de Europese trein.
Ontwikkel concepten Het politieveld vindt het tijd voor een meer conceptuele benadering van de samenwerking. Ontwikkel vanuit een gedeelde visie op veiligheid concepten die aansluiten of vooruitlopen op ontwikkelingen binnen Europa. Maak maximaal gebruik van de mogelijkheden die Europa biedt, vertaal deze naar de situatie in de Benelux en ontwikkel nieuwe methodieken, technieken en allianties om hier invulling aan te geven. België wil een visie op veiligheid voor het jaar 2020 formuleren. Wellicht kunnen de andere Benelux-landen hierbij aansluiten en komen tot een Benelux-visie 2020; geen afbreuk aan de nationale beleidsplannen, maar wel houvast en een richtpunt voor de strategie voor de komende jaren.
Overwin verschillen Er bestaan duidelijke verschillen tussen de drie Benelux-landen en dat geldt met name voor het juridisch stelsel, de taalbarrière en de cultuur. Door de nadruk op verschillen te leggen, worden deze echter alleen maar groter. Wat je aandacht geeft, groeit. Door slim gebruik te maken van de verschillende mogelijkheden en
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
73
bevoegdheden in de drie landen, maak je van een belemmering juist een versnellende factor. Het kan de slagvaardigheid in de samenwerking vergroten.
Investeer in het Secretariaat Generaal De drie deelnemende landen zijn uitermate tevreden over de rol van het Secretariaat Generaal. Toch komt zijn echte aanjaagfunctie nog onvoldoende van de grond. Een versneller kan mogelijk gevonden worden in de vorm van de doorontwikkeling naar een denktank voor de politie, of een kennis- en expertisecentrum. Dan zullen Nederland en Luxemburg wel moeten voorzien in een permanente participatie door politiemensen aan het Secretariaat, in plaats van te werken met liaisons. Deze 3D-participatie borgt de koppeling met de nationale politiekorpsen, en versterkt de aansluiting van het Secretariaat op Europa. Ook zal beter inhoud gegeven kunnen worden aan de brugfunctie naar het Benelux-parlement, en de samenwerking in het COSI-overleg.9 Helaas is in Nederland voorlopig meer aandacht voor de uitwisseling van politiemensen op strategisch niveau dan voor daadwerkelijke participatie. En voor Luxemburg is de investering te zwaar in relatie tot de grootte van het politieapparaat.
Conclusies De Benelux kan niet zonder Europa en het is de uitdaging ervoor te zorgen dat Europa niet zonder de Benelux kan. Het nieuwe Benelux-verdrag biedt volop mogelijkheden voor vernieuwing binnen de Europese kaders. Ook voor de politie liggen er mooie kansen voor de toekomst. Het is de kunst om niet uitsluitend hoog in te zetten. De dagelijkse voordelen van samenwerking worden het beste gevoeld in de maatschappij en op de werkvloer. Die voordelen zorgen voor de herkenbaarheid en het draagvlak die nodig zijn voor de grotere ontwikkelingen. Je laat het merk Benelux niet alleen naar buiten haar werk doen, maar gebruikt de kracht van het merk Benelux ook naar binnen. Wat nodig is, is een gemeenschappelijk houvast: een gedeelde visie op veiligheid. Het Belgische Nationale Veiligheidsplan en de oprichting van de Nationale Politie maakt dit een geschikt moment om af te stemmen. In het politieveld wordt onterecht geaarzeld over de rol van het Secretariaat. Voor het bedenken van nieuwe concepten heb je een structurele denktank nodig. Een permanent adviesorgaan dat gericht is op het politieveld en vorm kan geven aan de
9 COSI is het permanent comité voor de operationele samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid van de EU, vastgelegd in art. 71 van het verdrag van Lissabon
74
School voor Politie Leiderschap
praktische toepasbaarheid van bedachte concepten. Belangrijk daarbij is wel dat het Secretariaat bemenst wordt met professionals. De Belgen hebben dat al langer door; zij hebben er permanent drie politiemensen geplaatst.
Benelux 3.0 Dit essay draagt de titel ‘Waar blijft de Benelux?’ Het is geen wanhoopskreet of verwijt over uitblijvende resultaten, maar meer een gewetensvraag naar de koers van de Benelux. Oud-basketbalcoach John Wooden zei het al: ‘Winning takes talent, repeating it takes character’. In de aanloop naar het nieuwe Senningen-actieplan is de timing perfect om het doorzettingsvermogen van de samenwerking te tonen. De Benelux blijft, dat staat wel vast. Het nieuwe Benelux-verdrag biedt ook de politie prachtige mogelijkheden om de grensoverschrijdende samenwerking verder uit te bouwen. De vernieuwing in de operationele samenwerking moet echter voorafgegaan worden door een vernieuwing van de proeftuin zelf. Immers: als je doet wat je deed, dan krijg je wat je kreeg. Om de stap te zetten naar de next-practice is een grote onderhoudsbeurt nodig, een herbezinning op de inrichting van de tuin en op een andere focus op de inhoud.
Advies Alles in ogenschouw genomen, luidt het advies aan de korpsleidingen van België, Nederland en Luxemburg als volgt: •
Handhaaf het strategisch overleg vanuit de korpsleidingen als richtinggevend orgaan voor de grensoverschrijdende samenwerking in de Benelux.
•
Gebruik dit strategisch overleg om te komen tot een Benelux-visie op veiligheid in 2020.
•
Laat deze visie én de ontwikkelingen in Europa leidend zijn voor het programma van de Benelux in de komende jaren.
•
Ontwikkel in Benelux-verband nieuwe concepten, gericht op de implementatie en doorontwikkeling van Europese regelgeving.
•
Richt je in het nieuwe Senningen-actieplan op de operationele activiteiten, en stimuleer en ondersteun lokale initiatieven voor grensoverschrijdende samenwerking.
•
Richt een kennis- en expertisecentrum in, bestaande uit ervaren politiemensen uit alle drie de landen. Koppel dit aan het Benelux-secretariaat en laat het zich richten op het ontwikkelen van nieuwe concepten van samenwerking en de ondersteuning van lokale initiatieven.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
75
76
School voor Politie Leiderschap
‘Er zijn nog steeds politiemensen die een achtervolging bij de grens afkappen door gebrek aan kennis.’
Johan van Lare
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
77
Johan van Lare
Integrale werkgebieden, ook over de grens? De grens tussen Nederland en België is gelegen tussen grenspaal 1 nabij de Grensmaas tot en met grenspaal 369 in het Zwin en heeft een totale lengte van 449,5 km. Iedere dag passeren mensen en goederen deze grens. Dagelijks werken in het grensgebied tienduizenden geüniformeerde politiemensen in de handhaving/noodhulp. Het gaat er niet om interstate veiligheid, maar om human security 1. Bij interstate veiligheid gaat het om de veiligheid van de staat bij onder andere oorlogsdreiging, en bij human security gaat het om het veiligheidsgevoel van de burger. Globalisering leidt tot toenemende mobiliteit van personen, goederen, geld en informatie. Lokale, interlokale en internationale veiligheid raken steeds meer met elkaar verweven 2. Politiewerk is in heel de wereld hetzelfde, de kern is universeel.
De burger wordt zich steeds meer bewust van de mogelijkheden tot samenwerken door overheidsdiensten in beide landen. Denk aan samenwerkingsverbanden tussen politie, gemeenten, provinciale overleggen en multidisciplinaire overleggen. Het zou beschamend zijn dat deze overheidsdiensten, zeker waar het de politie betreft, niet bekwaam zijn of niet wíllen samenwerken 3. Sterker nog: in het kader van grensoverschrijdende criminaliteit is samenwerking tussen politiediensten een vereiste. Een moderne politieorganisatie is hier dan ook functioneel en professioneel op geëquipeerd, van wijkagent tot strategisch leidinggevende. 1 Lezing prof. dr. K. Colijn, 14 maart 2012 2 M. vd Bosch en P. Zorko, Het Tijdschrift voor de Politie, 2008, jrg. 70, nr. 11 pag. 28-32 3 Prof. Dr. W. Bruggeman, Het Tijdschrift voor de Politie, 2011, jrg. 73, nr. 3 pag. 24-27
78
School voor Politie Leiderschap
Het doel van dit artikel is te komen tot een ‘toekomstproof’ samenwerkingsconcept, van samen opleiden tot samen uitvoeren, op nationaal en lokaal niveau. Centraal staat de vraag of de politiemensen die in de grensregio’s actief zijn in de noodhulp en opsporing voldoende geëquipeerd zijn voor een kwalitatief goede samenwerking. Het moet toch de normaalste zaak van de wereld zijn dat ze aan beide zijden van de grens weten wat hun bevoegdheden zijn, en dat ze opgedane ervaringen delen binnen de eigen regio of zone?
Verdieping De verdragsrechtelijke basis voor internationale politiesamenwerking tussen Nederland en België wordt onder andere gevormd door de verdragen van Prüm, Schengen, Lissabon, Senningen en door het Zweeds kaderverdrag. Het verdrag van Senningen, het Benelux politiesamenwerkingsverdrag, voorziet in de regeling voor transterritoriaal optreden en kent vijf doelstellingen: 1. verbetering van de operationele samenwerking in de grensstreek 2. het instellen van gemengde patrouilles of controles (Joint Hit Teams) 3. de mogelijkheid tot grensoverschrijdende persoonsbeveiliging 4. uitbreiding van de mogelijkheden tot grensoverschrijdende achtervolging en observatie 5. autonome informatie-uitwisseling tussen politiediensten in de grensstreek. Om deze doelen te verwezenlijken wordt het territorialiteitsbeginsel zo goed als opzij gezet. Territorialiteit wordt gerelativeerd en de legaliteit blijft. Door toepassing van de bevoegdheden uit de verdragen – met in achtneming van de nationale wetgeving en het gastland zelf – kan men binnen de betreffende juridische kaders werken. Het verdrag ziet voornamelijk toe op samenwerking in de grensstreek binnen de volgende segmenten: •
politieoptreden (preventief en repressief) 4
•
veiligheid
•
drugsbeleid
Buitenlandse ambtenaren houden zich aan het recht van de territorialiteitsstaat, de gaststaat. Samenwerking in het kader van het Senningenverdrag vindt altijd plaats binnen de grenzen van het nationale recht van de Verdragsluitende Staten. De
4 Onder politieoptreden wordt onder andere begrepen: achtervolgingen, bijstand, het recht van overpad, optreden op eigen initiatief, geweldsmiddelen gebruiken, informatie-uitwisseling en gezamenlijk opleiden
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
79
optredende ambtenaar staat dus onder gezag en bevel van de ter plaatse bevoegde autoriteit, respectievelijk leidinggevende. Vormen van succesvol bijzonder grensoverschrijdend politieoptreden zijn onder andere de Joint Hitteams 5, de Joint Investigation Teams 6 en de gemengde onderzoeksteams. Deze teams zijn een antwoord op de toenemende internationale criminaliteit. De basis tot samenwerking is verankerd in diverse verdragen en nationale wetgeving. De teams werken al jaren gestructureerd en kwalitatief goed samen 7. Een en ander is vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten tussen politiediensten aan beide zijden van de grens, en tussen de diverse parketten en Openbaar Ministeries.
De praktijk Buiten de hierboven genoemde teams, komt uit literatuuronderzoek en diverse interviews in Nederland en België naar voren dat de internationale component binnen de handhaving/noodhulp in de grensgebieden niet voldoende in de dagelijkse praktijk is ingebed. Dit ondanks de inspanningen van Nederlandse en Belgische politiedocenten die na inwerkingtreding van het Verdrag van Senningen tussen 2005 en 2008 in de grensstreek werkende politiemensen op operationeel en tactisch niveau hebben opgeleid. Het doel hiervan was om kennis te nemen van het verdrag en inzicht te krijgen in elkaars nationale wetgeving. Deze tweedaagse opleiding is na 2008 niet meer op structurele basis verzorgd. Wat als twee Nederlandse politiemensen op de snelweg rijden en met hoge snelheid worden ingehaald door een auto die richting België rijdt? Wat als ze net via de meldkamer hebben vernomen dat deze auto betrokken is geweest bij een overval waarbij veel geweld is gebruikt, en waarbij een grote hoeveelheid bankbiljetten is weggenomen? Weten de politiemensen die na 2008 in de grensstreek zijn gaan werken dan wel of zij de achtervolging over de Nederlands-Belgische grens mogen voortzetten? Weten zij welke bevoegdheden ze hebben, bijvoorbeeld als het gaat over het gebruik van het dienstwapen en in beslagname van goederen? Uit de interviews blijkt dat er politiemensen zijn die met een knoop in hun maag de achtervolging inzetten, of de grens niet overgaan en de actie afkappen door gebrek aan deze kennis.
5 6 7
Benelux politiesamenwerkingsverdrag, artikel 25 en 26 lid 1 t/m 3 Kaderbesluit van de Raad van Europa inzake gemeenschappelijke onderzoekteams, 2002/465/JBZ, 13 juni 2002 H. Sollie en N. Kop, Joint Investigation Teams, lessons learned, 2012
80
School voor Politie Leiderschap
Burenoverleg In het kader van de grensoverschrijdende samenwerking bestaat er al jaren georganiseerd burenoverleg. Denk aan het Scheldemondoverleg in de Nederlandse politieregio Zeeland en de Belgische politiezones Zelzate en Gent. Of het Taxandriaoverleg in de Nederlandse politieregio Midden- en West-Brabant en de Belgische politiezones Turnhout, Kempen Noord-Oost en Noorderkempen. De basis van deze overleggen vindt zijn oorsprong in de verdragen van Schengen, Prüm en Senningen. Het gaat veelal om informatie-uitwisseling en operationele samenwerking, zoals geïntegreerde controles en geplande acties. Een burenoverleg is meestal gebaseerd op individuele initiatieven, wat het meteen fragiel en kwetsbaar maakt. Daarbij wordt in een aantal burenoverleggen op hoog abstractieniveau gesproken, en handelt men vaak reactief op actuele casussen. Bovendien vindt onvoldoende inbedding plaats binnen de dagelijkse politiepraktijk 8. Bij internationale (politie)samenwerking is het veiligheidseffect leidend. Veiligheidsproblematiek vormt daarmee altijd het vertrekpunt voor internationale samenwerking. Sturing op internationale (politie)samenwerking vindt in Nederland plaats binnen de korpsleiding op nationaal niveau 9. In België vindt dit plaats op federaal en lokaal niveau. In het kader van het HRM beleid van de Nederlandse politie is voorzien in internationaal politieonderwijs en Internationaal Management Development, maar dan wel vrijwel uitsluitend gericht op het strategisch niveau, en veel minder of bijna niet op tactisch en operationeel niveau. Bovendien is op tactisch en operationeel niveau geen duurzame leeromgeving gecreëerd, waardoor eerdere initiatieven in de afgelopen decennia tot samen opleiden en oefenen niet gecontinueerd zijn of zijn ingebed binnen de bedrijfsvoering, zoals eerder in dit artikel beschreven. Het nationale veiligheidsplan van de Belgische politie voorziet in HRM beleid dat gaat over internationale politiesamenwerking. Dit heeft een hoog abstractieniveau. Binnen het onderwijs vindt op incidentele basis samenwerking plaats tussen Nederland en België. Deze samenwerking is veelal gebaseerd op persoonlijke contacten. Zo wisselen de School voor Gevaar- en Crisisbeheersing van de Politieacademie docenten uit met de federale politie in België. Een VAG-opleiding (Vaardigheden Aanhouden in Groepsverband) wordt in het Nederlandse onderwijs
8 Interview met R. Leys, korpschef zone Turnhout, J.A.H Lonink, burgemeester Terneuzen en D. Schouten, plaatsvervangend korpschef politieregio Midden- en West-Brabant 9 Kwartiermaken Nationale Politie, Internationale (politie)samenwerking & rechtshulp, pag.1
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
81
regelmatig geheel of gedeeltelijk verzorgd door Belgische docenten.10 Zij hebben de opleiding in Nederland gevolgd en beschikken over alle competenties. Binnen de kolom Onderwijs van de Politieacademie wordt dus voorzien in internationale politiesamenwerking, maar een concrete korte en lange termijnvisie met betrekking tot structurele samenwerking ontbreekt.
Conclusie en aanbevelingen We mogen op grond van het bovenstaande concluderen dat de gemiddelde politiemens in de grensstreek op tactisch en operationeel niveau onvoldoende gefaciliteerd wordt, en dus onvoldoende geëquipeerd is om internationaal goed samen te kunnen werken. Bij intergrenselijke samenwerking is er vaak een gebrek aan kennis.
Breed samenwerkingsverband formaliseren Daarom is het noodzakelijk dat binnen de Nederlandse politie, en de federale en lokale politie van België een duidelijk samenwerkingsverband komt dat het hele scala van opleiding tot uitvoering omvat. Dit zal geborgd moeten worden binnen de diverse curricula, en worden vastgelegd in het strategisch concept van de Nationale Politie en de federale en lokale politie. Er zal echter ruimte moeten blijven voor regionale belangen, de ‘couleur locale’ 11. Zorg er daarom voor dat de prioriteitstelling van beide landen in de volle breedte op elkaar is afgestemd 12. Alleen als internationalisering onderdeel wordt van de politiecultuur 13 zal de operationele samenwerking in de integrale gebieden nog professioneler kunnen plaatsvinden. Het delen van ervaringen en kennis in de praktijk zal leiden tot vakbekwamere politiemensen aan beide zijden van de grens.
Burenoverleg verankeren Het burenoverleg moet zeker in stand gehouden worden, maar wel duurzaam verankerd moeten worden binnen de huidige politieorganisaties. Er moet ruimte blijven voor regionale belangen, maar er dient een duidelijke coördinatie plaats te vinden op inhoud, proces en het delen van ervaringen. Alleen zo is een politiemens bij een onvoorziene actie minder afhankelijk van zijn professionele intuïtie 14, en kan hij zijn beslissing baseren op bevoegdheden die hem bijvoorbeeld in het verdrag van Senningen worden aangedragen.
10 Jaarplan School voor Gevaar- en Crisisbeheersing, Politieacademie, 2012-2013 11 Kwartiermaken Nationale Politie, Internationale (politie)samenwerking & rechtshulp, pag.2 12 Lezing prof. dr. M. De Boer, 15 maart 2012 13 Lezing prof. dr. W. Bruggeman, 19 april 2012 14 M. van Duin, P. Tops, V. Wijkhuijs, O. Adang en N. Kop, Lessen in crisisbeheersing, 2012, pag. 45
82
School voor Politie Leiderschap
Samenwerking tussen opleidingsinstituten Kijkend naar de toekomst zal samenwerking moeten plaatsvinden tussen de politiediensten én opleidingsinstituten van beide landen. Om tot een eenduidige kwalitatieve samenwerking te komen moeten we streven naar geïntegreerde opleidingen aan beide kanten van de grens. Toekomst Samenwerking scholen
Politieacademie Lokaal politieonderwijs
Architectuur politieonderwijs
Politiekorpsen Lokale politie Federale politie
Federaal politieonderwijs Modulaire bedrijfsvoering
Uitvoering toekomst ‘toekomst proof’
Zorg voor gestructureerde uitwisselingsprogramma’s met betrekking tot de uitwisseling van docenten en lesmateriaal. Laat zoveel mogelijk opleidingen op operationeel en tactisch niveau geïntegreerd plaatsvinden, waarbij een mix van Nederlandse en Belgische studenten ontstaat. De Belgische politie beschikt over een Referentiebrochure Internationale Politiesamenwerking 15. Deze is bestemd voor docenten in de basisopleiding INP en HINP, het basiskader binnen de Belgische politie op federaal en lokaal niveau. Dit is te vergelijken met het initieel en (deels) postinitieel onderwijs binnen de Nederlandse politie. De referentiebrochure zou binnen het internationaal onderwijs in Nederland en België gebruikt kunnen worden. In België zal het op provinciaal niveau georganiseerde politieonderwijs afgestemd moeten worden met het federale politieonderwijs.
15 Referentiebrochure internationale politiesamenwerking basisopleiding INP en HINP versie 2011
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
83
Architectuur politieonderwijs Stem het internationaal politieonderwijs tussen beide landen goed af, ook op het gebied van competenties en certificering. Maak in gezamenlijkheid een opleidingsagenda met een lange en korte termijnvisie. Een goed voorbeeld van een geïntegreerde internationale opleiding is de Gold Commander. Deze opleiding is ontwikkeld door de nationale school voor officieren te België, in samenspraak met de buurlanden. De opleiding voorziet commandanten en hun directe medewerkers van competenties voor grootschalige evenementen. Deelnemers aan de Gold Commander hebben het vertrouwen van veel burgemeesters en korpschefs waargemaakt. De opleiding vond in 2012 voor de derde keer plaats 16. Het is een goed voorbeeld van een opleiding die samen ontwikkeld en uitgevoerd is. Om deze opleiding toekomstproof te maken, zullen opleidingsagenda’s voor de komende jaren op elkaar afgestemd dienen te worden.
Modulaire bedrijfsvoering Bied aan beide kanten van de grens modulair onderwijs aan op uitvoerings- en toepassingniveau. Maak gebruik van elkaars competenties en durf het onderwijs gebiedsgebonden en casusgebonden aan te bieden. Deel de successen binnen de dagelijkse bedrijfsvoering zoals in de briefings en debriefings en zorg dat dit breed plaatsvindt; van wijkagent tot tactisch leidinggevende. Een goede afstemming tussen de opleidingsinstituten en de regionale/federale/lokale politie is noodzakelijk voor een duurzame verankering binnen het operationele veld. Door modulaire bedrijfsvoering toe te passen, ga je in op de vraag van de korpsen en kun je dit inbedden binnen hun reguliere capaciteit/beschikbaarheid. Bijvoorbeeld zoals binnen de zorgsector, waar in onderwijs wordt voorzien ‘on the job’, en wanneer de capaciteit het toelaat.
Toekomstproof Als men in de toekomst als professionele politieorganisaties wil samenwerken in de grensgebieden, is borging van het internationale politiewerk een must. Goede samenwerking, afstemming, inbedding en verankering – van opleiding tot uitvoering – zullen ervoor zorgen dat veiligheid en kwaliteit samengaan voor mens en organisatie. Hierdoor zal men zich er meer van bewust zijn dat integrale werkgebieden ook over de grens van toepassing zijn.
16 Interview D. Van Raemdonck en L. Lamine; Secretariaat- Generaal Benelux te Brussel
84
School voor Politie Leiderschap
‘Nederland en Duitsland stemmen de inzet van mensen en middelen nauwelijks af op gemeenschappelijke criminaliteitsbeeldanalyses. Dit leidt tot wederzijds onbegrip.’
Iwan Doude van Troostwijk
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
85
drs. Iwan Doude van Troostwijk
Nederlands-Duitse politiesamenwerking:
Geen woorden maar daden? Nederland heeft een zeer open economie en daardoor zeer veel contact met andere landen. Dit geldt in het bijzonder voor landen binnen de Europese Unie. Helaas beperkt dit contact zich niet alleen tot de bovenwereld, maar ook tot de onderwereld. Daarom zijn in de afgelopen decennia diverse verdragen getekend die de Europese samenwerking op het gebied van grensoverschrijdend (politie)optreden tot onderwerp hebben. In veel gevallen waren Nederland en Duitsland medeondertekenaar (Verdrag van Schengen, Verdrag van Prüm). Op het gebied van politiesamenwerking sloten beide landen een specifiek verdrag: het Verdrag van Enschede.
De veelheid aan verdragen roept de vraag op wat eigenlijk nog níet mogelijk is in de samenwerking. En wordt er wel optimaal gebruik gemaakt van alle mogelijkheden? Geen woorden maar daden! Om focus aan te brengen in het onderzoek, gaat de aandacht met name uit naar (de evaluatie van) het Verdrag van Enschede. Dit essay wil enerzijds komen tot een oordeel over de maatregelen naar aanleiding van de evaluatie van het Verdrag van Enschede. Anderzijds wil het een advies geven aan de kwartiermakers van de Nationale Politie hoe de samenwerking met Duitsland op basis van het Verdrag van Enschede verder verbeterd kan worden. Het essay is gebaseerd op literatuurstudie en diverse interviews met medewerkers van de Nederlandse politie, de Koninklijke Marechaussee, het Bundeskriminalambt, de Bundespolizei en het Euregionaal Politie Informatie en Coöperatie Centrum (EPICC).
86
School voor Politie Leiderschap
Het Verdrag van Enschede Uit onderzoek in opdracht van de Stuurgroep Internationale Politiesamenwerking (STIPS) kwam naar voren dat op bepaalde gebieden behoefte was aan een bredere juridische basis voor de Nederlands-Duitse politiesamenwerking. De voornaamste obstakels voor samenwerking in de grensstreek, zoals deze door de werkvloer werden ervaren, waren: •
bevoegdheden om op te treden in spoedeisende situaties;
•
samenwerking op het gebied van openbare orde en veiligheid;
•
informatie-uitwisseling.
Deze uitkomsten leidden in 2005 tot het Verdrag van Enschede. Het verdrag is een aanvulling op geboden mogelijkheden in andere verdragen, zoals het Verdrag van Schengen en het Verdrag van Prüm.
De evaluatie In 2009 is het Verdrag van Enschede door Nederland en Duitsland geëvalueerd. Geconcludeerd werd dat het verdrag een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de verbetering van de samenwerking tussen beide landen. De knelpunten die in eerder genoemd onderzoek van de STIPS werden benoemd zijn (grotendeels) weggenomen. In het bijzonder wordt opgemerkt dat met het verdrag een solide juridische basis is gelegd voor verdere operationele samenwerking. Het verschil in beide rechtssystemen (met het opportuniteitsbeginsel in Nederland en het legaliteitsbeginsel in Duitsland) wordt als knelpunt benoemd, maar tevens als uitgangspunt van de samenwerking. Een aantal verbeteringen is echter nog wel mogelijk. Er zijn duidelijke verschillen in abstractieniveau wat betreft de verbeteringen: sommige richten zich op de directe samenwerking aan de grens, andere richten zich op meer algemene zaken. Hieronder volgen de meest in het oog springende verbeteringen uit de beide evaluaties:
Kennis Uit de evaluatie komt nadrukkelijk naar voren dat de bekendheid van de inhoud van het verdrag verbeterd kan worden. Onder bekendheid wordt hier niet alleen het bestaan van het verdrag en de globale mogelijkheden bedoeld, maar ook kennis op meer gedetailleerd niveau. De Internationale Rechtshulpcentra (IRC) zijn voor spoedeisende zaken 24/7 te bevragen, maar voor meer praktische vragen bestaat deze mogelijkheid niet. Terwijl er wel behoefte bestaat aan een soort helpdesk die kan voorkomen dat de
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
87
mogelijkheden die het verdrag biedt, voorzichtigheidshalve niet worden benut. Dit centraal aanspreekpunt zou ook in een behoefte voorzien van politiemensen uit andere delen van het land. Interessant in dit verband is het ‘KMar Operationeel Werkvloer Activiteiten’ (KOWA) systeem, waar de KMar sinds enige tijd over beschikt. In dit online te raadplegen systeem staan de werkprocessen van de KMar met daaraan gekoppeld de relevante wet- en regelgeving en jurisprudentie. Het is een belangrijke vraagbaak voor operationele vragen. Hoewel na inwerkingtreding van het verdrag meer en gezamenlijk aandacht besteed is aan opleidingen (bijvoorbeeld een e-learning module GPS), worden deze opleidingen meestal maar één keer per jaar gegeven. Verder valt op dat aan Duitse zijde alleen leidinggevenden in de grensstreek een opleiding hoeven volgen op het gebied van het Verdrag van Enschede. In Nederland is het verplicht een basisopleiding te volgen die ingaat op het verdrag. In de evaluatie is wel gesproken over opleidingen, maar niet over personeelsbeleid. Terwijl tegenwoordig bij het werven van personeel steeds vaker de eis voor de hand zal liggen dat de kandidaat ervaring heeft met internationale samenwerking. Ten slotte kan de alledaagse samenwerking nog sterk worden verbeterd door over en weer meer kennis op te doen over taal (met name jargon) en cultuur, net als over het verschil tussen het opportuniteitsbeginsel en het legaliteitsbeginsel.
Wijze van samenwerken Uit de evaluatie en gesprekken met KMar- en politievertegenwoordigers komt het beeld naar voren dat een deel van de samenwerking is gebaseerd op persoonlijke interesse en kennis. Het is een feit dat de samenwerking beter is naarmate men elkaar beter kent en regelmatig fysiek ontmoet. Wat dat betreft zijn twee initiatieven het vermelden waard: de gemeenschappelijke patrouilleteams (GPT), waarvan dit jaar een evaluatie beschikbaar komt 1, en het EPICC. De GPT’s richten zich meer op het feitelijk samen op straat zijn en op die manier tot betere samenwerking komen. Het EPICC is van een andere aard en betreft het gezamenlijk bemannen van een bureau, waardoor politie-informatie sneller uitgewisseld kan worden. Het EPICC kent een regionaal georiënteerde juridische basis, maar heeft een breder werkterrein gecreëerd doordat ruimte bleek te bestaan op het gebied van Euregionale samenwerking en het behandelen van rechtshulpverzoeken van het (naastgelegen) IRC. Inmiddels
1 Deze evaluatie is op het moment van het schrijven nog niet beschikbaar
88
School voor Politie Leiderschap
heeft het EPICC contact met vergelijkbare instellingen binnen Europa. Het hoofd van het EPICC is van mening dat de snelheid van informatie-uitwisseling centraal staat en dat de huidige wet- en regelgeving de werkwijze van het EPICC toestaat. Als deze ruimte er al is, dan bestaat in elk geval het risico dat er verwarring ontstaat over taken en verantwoordelijkheden van het centrum. Dit staat wat mij betreft los van de service die het centrum verleent: snelle antwoorden op operationele vragen. Geconcludeerd kan worden dat het EPICC kennelijk voorziet in een operationele behoefte die binnen de andere, reeds bestaande en daarvoor bedoelde, structuren niet wordt vervuld. Voor de toekomst ziet het hoofd van het EPICC mogelijkheden op het gebied van Real Time Intelligence Centra en eventueel als 6e kanaal voor samenwerking van IPOL. Deze laatste ambitie staat in ieder geval haaks op de richtlijnen die IPOL hanteert.
Gemeenschappelijke analyses en prioriteiten Op dit moment wordt in de samenwerking tussen Nederland en Duitsland (nog) geen of onvoldoende gebruik gemaakt van gemeenschappelijk criminaliteitsbeeld analyses (CBA’s) op basis waarvan keuzes gemaakt worden voor de inzet van mensen en middelen. Dit leidt tot onbegrip aan beide zijden van de grens. Ook Sollie en Kop 2 onderstrepen deze mening in hun inventarisatie van het gebruik van Joint Investigation Teams (JIT). En als de wil er is, gooit de techniek roet in het eten. Omdat de computersystemen van beide landen tot op heden niet zijn gekoppeld, is het ook niet mogelijk geautomatiseerd bestanden uit te wisselen. Het achterwege blijven van de afstemming van dreigingsanalyses heeft aan onze zijde van de grens te maken met geldgebrek en een herprioritering binnen de vtsPN. Verder was de portefeuillehouder Duitsland niet erg overtuigd van de noodzaak: als professional moet je weten wat er speelt in je bewakingsgebied.
Gemeenschappelijk centrum In de evaluatie wordt een paar keer opgemerkt dat er geen centraal punt is waar alle informatie op het gebied van samenwerking samenkomt. Het betreft hier niet de internationale rechtshulpverzoeken, maar informatie op basis waarvan analyses kunnen worden gemaakt ten behoeve van de operationele inzet. Het ontbreekt aan overzicht op dit punt. De centra die reeds bestaan (Infodesk Twente, Lingen, Goch en het EPICC in Heerlen) hebben geen gelijke samenstelling, werken deels regionaal, deels nationaal en kennen verschillende openingstijden. De opmerking van
2 Sollie, H. en Kop, N., Joint Investigation Teams, lessons learned, 2012
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
89
het hoofd van het EPICC dat de structuur van gemeenschappelijke centra kan gaan veranderen met het introduceren van de Real Time Intelligence Centra, dient hier herhaald te worden.
Landenprogramma Duitsland 2011-2012 Het landenprogramma besteedt in grote lijnen aandacht aan de genoemde thema’s uit de evaluatie. Het grootste deel van de genoemde thema’s komt aan de orde. Wat opvalt is dat het programma deels beschrijvend is en deels richtinggevend. Ook wordt veel ruimte gelaten voor keuzes die lokaal gemaakt kunnen worden. Het landenprogramma richt zich nadrukkelijk op internationale en nationale prioriteiten, maar besteedt ook aandacht aan lokale problemen. Zo wordt voorzichtig gesproken over gemeenschappelijke analyses. Parallel daaraan wordt aandacht gevraagd voor een specifiek onderwerp: motorbendes. De vraag is echter of dit de juiste volgorde is: er wordt een probleem geconstateerd en naar aanleiding daarvan voorgesteld een gemeenschappelijke analyse op te stellen. Beter is het dit om te draaien. Uit een gemeenschappelijke analyse blijkt enz. Daarnaast wordt meerdere keren gesproken over de mogelijkheid of wenselijkheid van het inrichten van een JIT. Het programma maakt daardoor geen evenwichtige indruk. Oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat het programma geschreven wordt door de dienst IPOL van het KLPD, maar dat de ministeries van Veiligheid en Justitie en Buitenlandse Zaken hun (meer abstracte) prioriteiten er ook in willen herkennen.
Conclusie Het Verdrag van Enschede heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de verbetering van de samenwerking tussen Nederland en Duitsland. Er is een goede juridische basis gelegd om de problemen die aan de basis van het verdrag lagen, het hoofd te bieden. Op operationeel vlak is nog een aantal onderwerpen vatbaar voor verbetering. Het Landenprogramma Nederland-Duitsland heeft de belangrijkste verbeterpunten opgenomen. Met name de kennis van het verdrag kan nog verder verbeterd worden, zowel op opleidingsniveau als op straatniveau. Ook blijft investeren in taal en cultuur noodzakelijk. Wat betreft de fysieke samenwerking zijn de voorbeelden van het GPT en het EPICC interessant. Er zal voorkomen moeten worden dat onduidelijkheid ontstaat over de status en mogelijkheden van de centra die inmiddels zijn ontstaan. Daarbij wordt in het bijzonder gedoeld op de ambities van het EPICC. Kennelijk voorziet het EPICC in een bepaalde behoefte, maar het vormt eveneens een risico door de afwijkende werkwijze.
90
School voor Politie Leiderschap
Ook kwamen twee onderwerpen niet aan de orde in de evaluatie: personeelsbeleid en ICT ondersteuning. Deze zijn echter wel van belang voor de verbetering van de samenwerking. Tot slot nog de ondertitel van dit essay: ‘geen woorden, maar daden?’ Er zijn genoeg (juridische) woorden aan het onderwerp besteed; het is tijd voor daden. Dat laat onverlet dat er nog wel aanbevelingen zijn die tot (nog) verdere verbetering van de samenwerking kunnen leiden.
Aanbevelingen •
Kennis:
-
Besteed bij de werving en selectie van medewerkers die werkzaam gaan worden in het grensgebied al aandacht aan de kennis van taal en cultuur van het buurland.
-
Draag er zorg voor dat zowel leidinggevenden als medewerkers voldoende kennis hebben van de mogelijkheden die het Verdrag van Enschede biedt.
-
Onderzoek de mogelijkheid om meer kennis op de werkplek bereikbaar te hebben via het KOWA van de KMar.
•
Gemeenschappelijke analyses:
-
Geef prioriteit aan de ondersteuning van de vtsPN ten behoeve van de ICT middelen die nodig zijn om het maken van gemeenschappelijke analyses te vereenvoudigen.
•
Samenwerking:
-
Stimuleer initiatieven die fysieke samenwerking tot doel hebben.
-
Borg de samenwerking aan de grens door deze te institutionaliseren en niet persoonsafhankelijk te laten zijn.
•
Gemeenschappelijke centra:
-
Onderzoek aan welke operationele behoefte het EPICC tegemoet komt.
-
Borg de werkwijze van de gemeenschappelijke centra binnen een duidelijke uniforme structuur.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
91
92
School voor Politie Leiderschap
‘Het Verenigd Koninkrijk staat op de derde plaats van de ranglijst van prioritaire landen en toch hebben we er geen landenprogramma.’
Leander Witjes
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
93
Leander Witjes
De nationale politie in internationaal perspectief Een reorganisatie met voldoende aandacht voor samenwerking met het Verenigd Koninkrijk?
De transformatie van regionale naar nationale politie is een actueel en veelbesproken onderwerp. Het reorganisatieproces benoemt het aspect ‘internationale samenwerking’ als één van de hoofdprioriteiten. De reorganisatie biedt echter ook uitstekende mogelijkheden voor de positionering van het eigen land in relatie tot andere landen. Daarbij: buitenlandse organisaties kijken vaak met een andere bril naar problemen en daaraan gekoppelde oplossingen. Door die blik van buiten op de eigen (Nederlandse) organisatie te projecteren, kan men nieuwe inzichten opdoen en daarmee de eigen organisatie wellicht beter tot ontwikkeling laten komen.
Dit essay richt zich op aspecten van internationale samenwerking tussen de Nederlandse politie en de politie van het Verenigd Koninkrijk. Beide organisaties zitten middenin een reorganisatieproces. Dat biedt kansen. De centrale onderzoeksvraag is dan ook: ‘In hoeverre bieden beide (re-)organisaties aanknopingspunten om de onderlinge samenwerking in de breedte voort te zetten, en zo mogelijk kwalitatief en kwantitatief te verbeteren en te intensiveren?’
94
School voor Politie Leiderschap
De situatie in het Verenigd Koninkrijk Het Verenigd Koninkrijk heeft 43 politiekorpsen; 41 regionale korpsen, de Metropolitan Police en de Serious Organised Crime Agency (SOCA). De SOCA is met name verantwoordelijk voor de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit. Door de toenemende incidentgerelateerde inmenging door de politiek 1 kwam de focus de afgelopen jaren steeds meer te liggen op het behalen van doelstellingen (productie). Het feitelijk zorgen voor de veiligheid van de samenleving – en de burger – werd steeds meer naar de achtergrond gedrongen. De huidige reorganisatie beoogt het vertrouwen in de politie te herstellen, en een bezuiniging van 20 procent te bereiken voor 2015. De reorganisatie beoogt: 1. een directe verbinding tot stand te brengen tussen bevolking en politie met de komst van een gekozen Police Crime Commissioner. 2. de centrale operationele cijfermatige doelstellingen terug te brengen, de bureaucratie terug te dringen en de aanpak van criminaliteit weer over te laten aan professionals: de politie. 3. de oprichting van een National Crime Agency (NCA) ter ondersteuning van de constabularies. De NCA wordt met name verantwoordelijk voor de centrale coördinatie en de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit.2 4. nauwe samenwerking met externe partners. De rol van de Police Crime Commissioner (PCC) verdient een korte toelichting. De PCC houdt toezicht op de effectieve uitvoering van de politietaak op lokaal niveau. Hij is in feite de borging van het democratische proces binnen de politie. De PCC heeft een rol in de benoeming en het ontslag van een korpschef, en monitort deze op diverse punten. De PCC is onpartijdig. De NCA (punt 3) valt onder directe aansturing van de Home Secretary 3. De SOCA zal worden geïntegreerd in de NCA. De NCA onderhoudt de contacten met overige opsporingsdiensten, analyseert informatie en intelligence van aangesloten opsporingsdiensten en zorgt voor uitwisseling van deze informatie met andere instanties en buitenlandse korpsen. De NCA is de leidende organisatie in het Verenigd Koninkrijk waar het gaat om ondermijning van criminele organisaties en verstoring
1 Policing in the 21 century, 2010 2 Background briefing, 2012 3 The National Crime Agency, 2011
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
95
van criminele activiteiten. Zij herbergt tevens een nationale Cybercrime Unit. Als verbindende schakel tussen de politie, overige instanties en het buitenland is de NCA ook het centrale aanspreekpunt voor internationale samenwerking. De focus in dit essay zal daarom voor wat betreft Groot-Brittannië op de NCA gericht zijn.
De situatie in Nederland Vanuit Nederlands perspectief beperkt dit essay zich tot de inbedding van de component ‘internationaal’ in de nieuwe organisatie. Internationale samenwerking is één van de 15 hoofdthema’s van de reorganisatie. Het omvat operationele samenwerking, informatie-uitwisseling, internationale rechtshulp en niet-operationele samenwerking.4 De niet-operationele activiteiten moeten ondersteunend zijn aan de operationele activiteiten. De politiek-juridische kaders worden vastgesteld door de Minister. De korpschef is eindverantwoordelijk voor de resultaten. De uitvoering van de internationale samenwerking vindt plaats onder nationale regie binnen de eenheden. De korpsstaf werkt samen met een netwerk van experts in de regionale eenheden. Er wordt gewerkt met een landenprogramma gericht op prioritaire landen.5 Een landenprogramma wordt gekoppeld aan een eenheid, maar de eindverantwoordelijkheid ligt bij de korpschef. Naast landenprogramma’s zijn er – binnen nader vast te stellen kaders – beperkte mogelijkheden voor het onderhouden van internationale relaties op eenheidsniveau. Binnen de korpsstaf wordt internationale samenwerking geborgd in de directie Politieprofessie bij de afdeling Internationale Samenwerking. Ook strategische allianties 6 met buitenlandse partners zijn daar geborgd. Vanuit deze staf vindt de advisering en ondersteuning plaats met betrekking tot internationale politievraagstukken. De korpschef is eindverantwoordelijk voor de internationale samenwerking. De operationele informatie-uitwisseling binnen de EU dient zoveel mogelijk plaats te vinden via Europol. Op nationaal niveau hanteert Nederland het NIM-model. Op eenheidsniveau wordt uitvoering gegeven aan internationale rechtshulp. De Nationale Politie levert een actieve bijdrage aan de internationale rechtsorde door participatie in vredesmissies.
4 5 6
Concept inrichtingsplan Nationale Politie, 2012 De lijst met prioritaire landen wordt jaarlijks vastgesteld door de dienst IPOL van het KLPD, en is gebaseerd op de lijst ‘Rangorde Intensiteit Criminele Relaties’ Een voorbeeld van een strategische alliantie is het programma ‘Pearls in Policing’
96
School voor Politie Leiderschap
Nederland heeft besloten het aantal liaison officers terug te brengen. De Nederlandse politie wil vaker mobiele liaisons gaan inzetten die als een soort ‘internationale wijkagent’ gaan functioneren. De liaison officer in Londen zal in het najaar van 2012 zijn post verlaten.
Internationale / bilaterale samenwerking Het Verenigd Koninkrijk maakt deel uit van de EU, maar participeert niet binnen Schengen. Nederland is zowel lid van de EU als van Schengen. De Nederlandse politie hecht zeer veel waarde aan een intensieve samenwerking met de buurlanden, de zogenaamde eerste schil 7. Ook het Verenigd Koninkrijk wordt beschouwd als buurland 8. In 2011 kwamen 1438 rechtshulpverzoeken vanuit het Verenigd Koninkrijk op ons af, terwijl Nederland er 950 naar het Verenigd Koninkrijk deed uitgaan.9 Tussen 2004 en 2012 waren 5 Joint Investigation Teams (JIT) actief tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Met deze aantallen kan gesteld worden dat de noodzaak tot samenwerking meer dan aanwezig is. Het Verenigd Koninkrijk staat op de derde plaats van de ranglijst van prioritaire landen. Dit maakt een landenprogramma noodzakelijk, al is hiervan in de praktijk geen sprake.10 Er is hiervoor geen expliciete reden te vinden. Mogelijk verloopt de samenwerking ook zonder programma soepel vanwege het ontbreken van een taalbarrière. Er is formeel wel een portefeuillehouder Verenigd Koninkrijk, maar hoewel functioneel is dit toch vooral gebaseerd op persoonlijke interesse en een partnership tussen een Engels korps en het korps van de betrokken portefeuillehouder. Tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk bestaan geen specifieke bilaterale verdragen die de politiesamenwerking bevorderen of ondersteunen.11 Dat betekent dat voor iedere vorm van samenwerking individuele afstemming gevonden moeten worden. Binnen de EU is een aantal strategische thema’s vastgesteld waarbinnen men in een bilateraal of multilateraal samenwerkingsverband kan participeren. Deze thema’s worden vastgesteld binnen een zogenaamd SOCTA (Serious Organised Crime Threat Assessment). De door SOCTA aangereikte thema’s kunnen omgezet
7 De Nederlandse politie houdt bij de prioritering van internationale samenwerking rekening met de drie schillen: de 1e schil betreft de buurlanden, de 2e schil de overige EU-landen en de 3e schil de overige landen 8 Onze buurlanden zijn verder Duitsland, België en Luxemburg 9 Justitiële Informatiedienst Openbaar Ministerie, 2012 10 G. van Kempen, 2012; E. Trommelen, 2012 11 E. Trommelen, 2012; S. Lasschuit-Lavalaye, 2012
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
97
worden in een EMPACT-project 12. Nederland en het Verenigd Koninkrijk werken binnen EMPACT vrij intensief samen op een aantal projecten: Organised crime groups West Africa, Container smuggling, Cybercrime en Trafficking of human beings. Daarnaast wordt samengewerkt in een project rond cannabis tussen België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. In EU-verband werken Nederland en het Verenigd Koninkrijk ten slotte nog samen op de projecten Grensvademecum en E-campus. Zowel het Verenigd Koninkrijk als Nederland hebben actief geparticipeerd in de totstandkoming van het Harmony-model 13. Opvallend is dat ze dat beiden deden vanwege hun ervaring op het gebied van intelligence led policing. De coördinatie van EU-projecten is aan Nederlandse zijde in handen van de Commissaris van Politie EU-aangelegenheden. Zij geeft aan ongeveer een keer per drie à vier weken op strategisch niveau overleg te hebben met de Engelse partner. Zes Nederlandse politiekorpsen hebben op het moment van schrijven een vorm van structureel contact met een Engels korps. Het gaat om partnership, kennisuitwisseling en/of operationele samenwerking. De internationale criminaliteit heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot op mondiaal niveau 14. Internationale politiesamenwerking moet de (achterhaalde) reactieve benadering van het probleem ombuigen naar een proactieve benadering door middel van kennis- en informatiedeling, gemeenschappelijke analyses en door gezamenlijke operationele strategieën. Internationale beleidsbepaling dient op strategisch niveau plaats te vinden en een dynamisch karakter te hebben om de criminaliteit op de voet te kunnen volgen. Uit de gehouden interviews komt naar voren dat de gemiddelde Nederlandse politiemedewerker de internationale samenwerking zeer regelmatig onderschat. Men gaat er te gemakkelijk van uit dat het Engels dat ooit op school geleerd werd, voldoende is om professioneel te kunnen communiceren. Ook het gebrek aan kennis van cultuur, organisatie en wetskennis maakt dat de gemiddelde Nederlandse politiemedewerker – met enig understatement – onvoldoende professioneel kan functioneren. Collega’s in het Verenigd Koninkrijk geven aan dat de beste ervaringen in samenwerking zijn opgedaan met collega’s die vaker onderzoeken hebben 12 EMPACT: European Multidisciplinary Platform Against Crime Threats 13 Harmony is het Europese Criminal intelligence model dat bestaande opsporings-, informatie- en intelligence instrumenten samenbrengt en de centrale rol van Europol beoogt te versterken 14 T. Driessen, notitie Internationale Politie Samenwerking
98
School voor Politie Leiderschap
gedraaid en inmiddels de nodige ervaring hebben. Persoonlijke contacten bevorderen de snelheid van informatie-uitwisseling, afstemming en uitvoering van de opsporingsactiviteit.
Conclusies Literatuur- en bronnenonderzoek alsmede diverse interviews laten zien dat gesproken kan worden over een intensieve samenwerking tussen de Nederlandse politie en de politie van Groot-Brittannië. Men vindt elkaar niet alleen op bilateraal niveau, maar ook in Europees verband wordt actief samengewerkt in (EMPACT-)projecten, met als gemeenschappelijk doel de bestrijding van de internationale criminaliteit. Een veelvoorkomende valkuil is dat individuele politiemedewerkers de eigen capaciteiten te hoog inschatten. Dit kan afbreuk doen aan de kwaliteit van het internationale optreden. De beide reorganisaties bieden een geweldig momentum om de internationale politiesamenwerking tussen beide landen af te stemmen en te borgen, met als doel een gemeenschappelijk gedragen professionele samenwerking ter versterking van het operationele proces. Hoe dan ook geldt voor beide politiekorpsen: ‘Let’s keep in contact!’
Aanbevelingen De centrale onderzoeksvraag was: ‘In hoeverre bieden de beide (re-)organisaties aanknopingspunten om de onderlinge samenwerking in de breedte voort te zetten en zo mogelijk kwalitatief en kwantitatief te verbeteren en te intensiveren?’ Op basis van het vorenstaande, zijn de volgende aanbevelingen te doen: -
Zorg voor een gemeenschappelijke visie op internationale politiesamenwerking en overweeg om op korte termijn de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk te borgen in een (gestructureerd) landenprogramma.
-
Overweeg om het landenprogramma met het Verenigd Koninkrijk niet eenzijdig vanuit Nederlands perspectief op te stellen, maar deze – op strategisch niveau – af te stemmen met de Engelse autoriteiten. Laat het programma onder andere de volgende punten bevatten: een wederzijdse verkenning, gevolgd door afspraken rond het delen van ervaringen, innovatie, ontwikkeling en opleiding en wederzijdse professionele ondersteuning en advisering.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij
-
99
Overweeg een structurele verbinding tussen de politie in het Verenigd Koninkrijk – in casu de NCA – en de Nederlandse politie. Geef dit vorm door de permanente wederzijdse aanwezigheid van ervaren, deskundige en kwalitatief goed opgeleide medewerkers die onderzoeken initiëren en begeleiden.
-
Overweeg kwaliteitseisen op het gebied van taal, cultuur, organisatie en wet- en verdragskennis te stellen aan medewerkers van de Nederlandse politie die betrokken zijn bij internationale samenwerking. Pas hier het initiële en postinitiële onderwijs op aan.
-
Buiten EMPACT-verband ontbreekt het aan een actueel gemeenschappelijk overzicht van criminele ontwikkelingen. Overweeg een structurele, periodieke briefing met de politie van het Verenigd Koninkrijk om actuele criminele ontwikkelingen tijdig te herkennen en gezamenlijk op te pakken.
-
Het Verenigd Koninkrijk heeft zich tot doel gesteld het zogenaamde ‘micromanagement’ terug te dringen; het inmengen van het strategisch of politiek niveau in de uitvoering van het politiewerk. Overweeg om nog tijdens het lopende reorganisatieproces van dit soort ervaringen en voornemens te profiteren.
-
Tot slot: er is geen beleid mogelijk zonder te weten wat de resultaten van de eerder ontplooide activiteiten zijn geweest. Overweeg de samenwerking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk in een continue proces te monitoren en te evalueren. Overigens geldt dit voor de relatie met alle buurlanden.
100 School voor Politie Leiderschap
Van de leersupervisors prof.dr. W. Bruggeman en M. Beuving:
De ‘nieuwe’ praktijk: Europese bevelen Wat is de impact en betekenis van diverse Europese bevelen voor de politiële uitvoering en informatievoorziening?
Van mondiale ontwikkelingen, via Europese strategieën en allianties met buurlanden, komen we nu bij de praktijk: de impact van drie belangrijke Europese bevelen: het Europees Arrestatiebevel, het Europees Onderzoeksbevel en het Europees Beschermingsbevel. Als ergens duidelijk wordt dat we móeten samenwerken, is het hier. En ook hier is weer de vraag relevant: als we weten wat op ons afkomt, waarom organiseren we het dan niet integraal, en waarom bereiden we ons er dan niet optimaal op voor? Zelf een JIT is grotendeels voor te bereiden; áls het zover is, wie zorgt dan voor wat? Henk Lindt stond stil bij het Europees Arrestatiebevel. Hij stelde zich de vraag of bij
de beleidsvorming van de inrichtingsplannen van de Nationale Politie rekening is gehouden met de (door)werking van het Europees Aanhoudings- of Arrestatiebevel. Zijn conclusie is: nee, er is géén rekening mee gehouden, en het staat ook nergens beschreven. Het lijkt erop dat het EAB geen prioriteit heeft. Zelfs de bestaande rechtshulporganisatie lijkt passend gemaakt voor de nieuwe, en vooral de eigen (organisatie)belangen lijken leidend. Het essay van Karin Krukkert richtte zich op het – nog in ontwikkeling zijnde – Europees Opsporingsbevel. Er lijkt enorm veel werk op ons af te komen, maar de inschatting is dat het leeuwendeel tussen België en Nederland speelt. Als we dus
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 101
bilateraal afstemmen waar prioriteiten liggen, dan zal niet voor elk klein feitje een bevel worden afgegeven en de toevloed dus afnemen. Zaak is dus wederom dat we dat dóen. Mariëtte Christophe onderzocht het relatief nieuwe Europees Beschermingsbevel
dat slachtoffers van stalking en huiselijk geweld moet beschermen tegen de belagers. Ze komt tot de conclusie dat Beschermingsbevel het goede beoogd, maar dat reeds bestaande instrumenten wellicht ook voldeden. Samenwerken draait om Mogen, Kunnen, Willen en Moeten. Het lijkt erop dat de onmacht in Willen en Kunnen gecompenseerd wordt met Bevelen. Europa moet uitkijken dat het niet overdrijft.
102 School voor Politie Leiderschap
‘Het lijkt erop dat de oude rechtshulporganisatie passend is gemaakt voor de nieuwe situatie, en dat daarbij vooral gekeken is naar de eigen (organisatie)belangen.’
Henk Lindt
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 103
Henk Lindt MPM
Het Europees arrestatiebevel Internationale samenwerking is een kwestie van openheid van geest In de afgelopen jaren is de invloed van Europese wetgeving op de politiediensten van de Europese lidstaten steeds groter geworden. Denk aan de komst van het Europees Onderzoeksbevel (EOB), het Europees Beschermingsbevel en richtlijnen ten aanzien van informatie-uitwisseling, gegevensbescherming, opsporing en vervolging en het afpakken van crimineel verkregen vermogen. Dit essay besteed aandacht aan het al langer bestaande Europees Aanhoudings- of Arrestatiebevel (EAB). De centrale vraag is of bij de beleidsvorming van de nieuwe inrichtingsplannen van de Nederlandse Nationale Politie rekening is gehouden met de (door)werking van dit bevel, en op welke wijze dit dan is beschreven. De beantwoording van de onderzoeksvraag gebeurt aan de hand van een aantal deelvragen.
Welke rol speelt Nederland als handelsland in relatie tot het EAB? Nederland is sinds mensenheugenis een handelsnatie dankzij haar goede infrastructuur, geografische ligging, luchthaven, zeehaven en niet te vergeten de Hollandse handelsgeest. Dit alles heeft Nederland niet alleen welvaart bezorgd, maar door de eeuwen heen ook gelukszoekers en criminaliteit aangetrokken. En nu, in het digitale tijdperk en het wegvallen van de binnengrenzen van de Europese lidstaten, is men steeds meer van mening dat geen misdrijf meer gepleegd wordt zonder enige vorm van internationale dimensie. Veel opsporingsonderzoeken van andere lidstaten hebben een relatie met Nederland en dat leidt tot relatief veel rechtshulpverzoeken, en dus ook tot EAB’s.
104 School voor Politie Leiderschap
Wat is een EAB en aan welke rechtsbeginselen raakt het? Het EAB is te definiëren als een rechterlijk besluit dat in een lidstaat van de Europese Unie wordt genomen en waarin een andere lidstaat wordt verzocht een verdachte van een misdrijf, of een veroordeelde, aan te houden en over te leveren. Een vorm van rechtshulp dus. Rechtshulp wordt onderverdeeld in kleine en grote rechtshulp 1. Bij kleine rechtshulp worden geen essentiële delen van het strafproces overgenomen, bij grote wel. Het EAB valt onder grote rechtshulp; het gaat immers over overlevering, overdracht van rechtsvervolging of tenuitvoerlegging van veroordelingen. Aan internationale samenwerking op strafrechtelijk terrein liggen vier beginselen ten grondslag 2: het soevereiniteitsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het specialiteitbeginsel en het wederkerigheidsbeginsel 3. Vanuit het soevereiniteitsbeginsel is het belangrijk om stil te staan bij twee beginselen van strafvorderlijke aard: het opportuniteitsbeginsel en het legaliteitsbeginsel. Het opportuniteitsbeginsel houdt in dat het Openbaar Ministerie zelf beslist of van (verdere) vervolging zal worden afgezien op grond van het algemeen belang. Het legaliteitsbeginsel verplicht het Openbaar Ministerie te allen tijde een strafvervolging in te stellen zodra het kennis krijgt van enig strafbaar feit. Niet alle landen kennen het opportuniteitsbeginsel. Justitie en politie in Nederland maken in het kader van het algemeen belang dus hun eigen keuzes, ongeacht of er een rechterlijk besluit aan ten grondslag ligt.
Wat is de huidige procesgang rondom het EAB? Mede op basis van het eerder genoemd soevereiniteitsbeginsel is het in Nederland gebruikelijk dat een Europees kaderbesluit wordt vertaald in nationale wetgeving. Het kaderbesluit van de Europese Raad waarin het EAB aan de orde komt 4, is vormgegeven in de Overleveringswet 5. De Raad van de Europese Unie houdt regelmatig evaluatieonderzoeken naar de werking van onder andere het EAB-kaderbesluit.
1 2 3 4 5
Bureau Euregionale Samenwerking (2008), Praktische handleiding internationaal strafrecht in het Nederlands grensgebied, Maastricht, Openbaar Ministerie Nederland en Bureau Euregionale Samenwerking Bureau Euregionale Samenwerking (2011), Handboek regelgeving voor politiële en justitiële informatie uitwisseling, Maastricht, Openbaar Ministerie Nederland en Bureau Euregionale Samenwerking Van der Bel e.a. (2008), Informatie en Opsporing, Zutphen, Studiecentrum Rechtspleging Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees Aanhoudingsbevel, en de procedures van overlevering tussen lidstaten van de Europese Unie, 13 juni 2002 (2002/584/ JBZ) Wet van 29 april 2004 tot implementatie van het kaderbesluit van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en procedures van overleving tussen de lidstaten van de Europese Unie (Overleveringswet)
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 105
Deze onderzoeken kunnen leiden tot aanpassing van het kaderbesluit en dus indirect tot aanpassing van wetgeving op nationaal niveau. Uit een in 2008 gehouden evaluatieonderzoek van de Raad van de Europese Unie 6 komt naar voren dat: •
de Nederlandse implementatiewet grotendeels strookt met het kaderbesluit;
•
het deskundigenteam de indruk heeft gekregen dat Nederland een goed georganiseerd en goed werkend systeem heeft opgebouwd.
Nederland maakt onderscheid tussen inkomende en uitgaande EAB’s. De inkomende EAB’s lopen via het Openbaar Ministerie te Amsterdam. De uitgaande EAB’s gaan via de betrokken Officier van Justitie, die daarin autonoom is. De uitgaande EAB’s worden geregistreerd bij het Openbaar Ministerie te Almelo. De registratie en het daarvoor gebruikte systeem worden echter als onbetrouwbaar beschouwd. In Nederland kennen we zes internationale rechtshulpcentra (IRC’s) en één landelijk IRC (LIRC). Hoewel het Verdrag van Maastricht 7 uitgaat van (verdergaande) horizontalisering van de samenwerking binnen zowel justitie als politie, komen de rechtshulpverzoeken – en dus ook de EAB’s – gecentraliseerd binnen, terwijl de uitgaande rechtshulpverzoeken langs gedecentraliseerde weg verlopen. Het lijkt erop dat Nederland vooral uitgaat van het eigen belang, in plaats van te handelen volgens het Verdrag van Maastricht. De IRC’s kennen twee verschillende werkwijzen: het ‘Haagse model’ en het ‘Amsterdamse model’. Het Haagse model is een sterk geconcentreerde variant waar de afhandeling van rechtshulpverzoeken zo mogelijk binnen het IRC plaatsvindt. In het Amsterdamse model wordt de operationele uitvoering door andere organisatieonderdelen binnen de politie afgehandeld. Rechtshulpverzoeken / EAB’s worden gewogen met behulp van het nationaal intelligence model (NIM). Bij het bepalen van welke zaken worden opgepakt, kijkt Nederland vaak door de bril van het eigen belang; het heeft de neiging nationale zaken een hogere prioriteit toe te kennen dan internationale rechtshulpverzoeken. Terwijl het EAB een rechterlijk bevel is waar simpelweg uitvoering aan gegeven moet worden. 6 7
Raad van Europese Unie (2008), Evaluatieverslag van de vierde ronde van wederzijdse evaluaties, de praktische toepassing van het Europees Aanhoudingsbevel en de bijbehorende procedures voor overlevering tussen de lidstaten, Brussel (15370/1/08) Europese Unie (1992), Verdrag betreffende de oprichting Europese Unie, Maastricht
106 School voor Politie Leiderschap
Uit gehouden interviews en literatuurstudie komt nog een aantal opvallende zaken naar voren: •
De afwikkeling van EAB’s verloopt over het algemeen goed. Mogelijk biedt een recent onderzoek naar de Nederlandse afhandeling van Belgische rechtshulpverzoeken handvatten voor verdere verbetering.
•
Uit onderzoek blijkt dat het aantal uitgaande rechtshulpverzoeken vier keer lager ligt dan het aantal inkomende rechtshulpverzoeken 8.
•
Het aantal binnenkomende EAB’s stijgt 9: in 2010 ging het om 737 bevelen; een stijging van 10% ten opzichte van 2009. Van deze 737 zijn er 542 in behandeling genomen. De overigen zijn afgewezen, ingetrokken of hebben nog niet tot aanhouding geleid. In 2010 registreerden we 722 uitgaande EAB’s 10. In 2011 steeg dit naar 823. De balans tussen inkomende en uitgaande EAB’s lijkt redelijk te zijn.
•
Hoewel het EAB een verplichtend karakter heeft, staat er slechts een beperkte stok achter de deur. De Europese Commissie kan het niet-naleven benoemen in een evaluatierapport, of de lidstaat die de implementatie van wetgeving niet heeft bewerkstelligd voor de Europese Commissie dagen op grond van het Verdrag van Lissabon (inbreukprocedure).
De kritiek die sommige lidstaten op Nederland hebben waar het gaat om de uitvoering van EAB’s is vooral gelegen in het feit dat Nederland toetst op weigeringgronden, dat ze rechterlijke bevelen niet opvolgt, veelal lijkt te kiezen voor eigen belang en daarmee in zichzelf gekeerd lijkt te zijn. Ook veroorzaakt het Nederlandse sturingsmodel een trage besluitvorming. Nederland kijkt te veel naar ‘de ‘kosten’ en te weinig naar de ‘baten’ en schaadt daarmee het wederkerigheidsbeginsel.
Wat zegt de evaluatie van het EAB over de implementatie in Nederland? Hoe en wanneer vertaalt zich dit in Europese en nationale regelgeving? Het laatste evaluatieverslag betreffende het EAB dateert uit 2008 11. Het doel was de verschillende procedures te beoordelen die Nederland hanteert rond inkomende
8 Andersson Elffers Felix (2010), Impactanalyse Europees Onderzoeksbevel voor de Nederlandse Politie, Utrecht 9 Openbaar Ministerie Amsterdam (2010), Jaarverslag Europees Aanhoudingsbevel, Amsterdam, Openbaar Ministerie 10 Justitiële informatiedienst (2012), Gegevens uit het systeem Luris, Almelo, Openbaar Ministerie 11 Zie voetnoot 6
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 107
en uitgaande EAB’s. Er kwamen veertien aanbevelingen uit naar voren die met name gericht waren op de wijze van implementatie van het kaderbesluit in de Overleveringswet en de procesgang bij het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Slechts drie aanbevelingen raakten de politie. Het ging met name over het uitwisselen van informatie en opdoen van kennis.
Wat schrijft het inrichtingsplan Nationale Politie over het EAB / de rechtshulpverzoeken? Het inrichtingsplan Nationale Politie 12 stelt internationale samenwerking vast als prioriteit. Het korps zal inzetten op operationele samenwerking, rechtshulp en informatie-uitwisseling en niet-operationele thema’s. Binnen iedere regionale eenheid wordt een IRC ondergebracht. Het LIRC blijft bestaan. Het aantal IRC’s neemt daarmee toen van zes naar tien. Door de IRC’s te koppelen aan de tien regionale eenheden, kan de Nationale Politie voldoen aan het eerder genoemde beginsel van horizontalisering. Het LIRC en de IRC’s zijn ondergebracht in de informatieorganisatie. De uitvoeringscapaciteit is ondergebracht bij Dienst Landelijke Recherche en (op eenheidsniveau) bij de Dienst Regionale Recherche. Hiermee zijn informatie en uitvoering gescheiden. Het inrichtingsplan maakt duidelijk dat internationale operationele samenwerking plaatsvindt op basis van de mate waarin Nederland zich herkent in het veiligheidsvraagstuk. Dat veronderstelt dat er sprake is van een keuze! Niets is minder waar; rond EAB’s gaat het om het uitvoeren van rechterlijke bevelen. Nederland lijkt daarmee te tornen aan het vertrouwens- én wederkerigheidsbeginsel. Uit het inrichtingsplan blijkt verder dat Nederland de gezamenlijke capaciteit, competenties en expertise zo integraal en flexibel mogelijk in wil blijven zetten. Er is niets terug te vinden over onderliggende beleidstheorieën of -uitgangspunten. Het lijkt erop dat men de bestaande situatie heeft doorvertaald naar het nieuwe inrichtingplan.
Conclusies Terug naar de centrale onderzoeksvraag: Is bij de beleidsvorming van de inrichtingsplannen van de Nederlandse Nationale Politie rekening gehouden met de (door) werking van het Europees Aanhoudings- of Arrestatiebevel en op welke wijze dit is beschreven? Nee, er is géén rekening mee gehouden, en het is ook niet beschreven. Deels is dit verklaren door te kijken naar het principe van richten, inrichten en
12 Kwartiermaker Nationale Politie (2012), Inrichtingsplan Nationale Politie (concept), versie 1.0
108 School voor Politie Leiderschap
verrichten. Het EAB valt onder verrichten (uitvoeren) en staat in die zin dus niet expliciet beschreven in een inrichtingplan. Maar het is ook niet terug te vinden bij de beschrijving van de internationale component (rechtshulp) die wél in het inrichtingsplan aan de orde komt. Het lijkt erop dat het EAB geen prioriteit heeft. Kijkend naar beleidstheorieën lijkt een sterke politieke wil zich te vertalen in een IST- en SOLL-beschrijving, waarbij de route tussen beide een rechte lijn is. Als al een beleidstheorie gebruikt is, is dat de verouderde theorie van Hoogerwerf 13, maar het lijkt er eerder op dat de bestaande rechtshulporganisatie passend is gemaakt voor de nieuwe. En dat daarbij vooral gekeken is naar de eigen (organisatie)belangen.
Aanbevelingen Om te kijken of er voldoende draagvlak bestaat voor de gekozen beleidsinterventies, kan gebruik worden gemaakt van de argumentatieve beleidsanalyse 14 en het uitvoeren van een draagvlakanalyse met behulp van het model Bressers 15. Door internationale stakeholders en belangen te benoemen, kan met een meer ‘open geest’ vorm gegeven worden aan het beleid, en kunnen leidende beginselen, weten regelgeving en uitgangspunten opnieuw bekeken worden. Na het richten en inrichten is het tijd voor het beschrijven van het verrichten. Hierbij verdient de internationale component van het politiewerk - waaronder rechtshulp en het EAB – de nodige aandacht en prioriteit. Uit de interviews kwam ook een aantal praktische aanbevelingen naar voren: •
Zorg dat er voldoende kennis en kunde aanwezig is om binnen de internationale context goed te kunnen functioneren.
•
Zet op een beperkt aantal plaatsen kennisknooppunten op. Niet vanuit control en beheer, maar om een vraagbaakfunctie te vervullen voor executieve collega’s. Naar Belgisch voorbeeld kunnen binnen deze knooppunten ook problemen in de uitvoering van het EAB worden besproken en opgelost.
•
Zorg dat voldoende uitvoeringscapaciteit beschikbaar is en kies voor een model van uitvoering. De voorkeur gaat uit naar de geconcentreerde variant waarbij de gehele afhandeling van het EAB binnen één organisatieonderdeel plaatsvindt.
13 Prof.dr. A. Hoogerwerf(1992), Het ontwerpen van beleid, Groningen, Samson Sijthof, ISBN 9060926048 14 R. Hoppe en A. Peters (1998), Bouwstenen voor argumentatieve beleidsanalyse, Den Haag, Elsevier, ISBN 9057491524 15 J.A. Bressers en P.J. Klok (2004), Referentiekader beleidsontwikkeling en instrumentenkeuze, Enschede, MPM universiteit Twente, leergang 15
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 109
•
Zorg voor ‘dedicated capacity’; laat het werk uitvoeren door mensen die betrokken zijn en weten wat het is om in internationale context te werken.
•
Zorg voor korte lijnen tussen Openbaar Ministerie en de politie. De huidige opzet van de IRC’s zorgen hiervoor. Houd dit in stand.
•
Zorg voor continuïteit van mensen. Binnen internationale samenwerking is het principe van kennen en gekend worden van groot belang; het leidt tot meer vertrouwen.
•
Zorg voor een goed werkend registratiesysteem ten aanzien van de EAB’s. Naar Belgisch voorbeeld geldt de voorkeur voor een centraal punt waar zowel de inkomende als de uitgaande EAB’s worden geregistreerd.
•
Geef de afhandeling van rechtshulpverzoeken / EAB’s die prioriteit die het verdient door ze onderdeel te maken van managementgesprekken op alle niveaus.
En wellicht de meest belangrijke aanbeveling is: kijk met openheid van geest naar internationale ontwikkelingen en internationale samenwerking!
110 School voor Politie Leiderschap
‘Een EOB is geen kwestie van kiezen, maar een kwestie van moeten. Er lijkt verdragsrechtelijk gezien weinig speelruimte te zijn voor een stuurploeg.’
Karin Krukkert
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 111
Karin Krukkert EMPM
Europees onderzoeksbevel: het ei van Columbus? De huidige praktijk van de rechtshulpverlening in het kader van bewijsvergaring in strafzaken met een internationale dimensie is beoordeeld als te complex en te versnipperd. De introductie van het Europees Onderzoeksbevel (EOB) moet bijdragen aan een praktijk van rechtshulpverlening die eenvoudiger en eenduidiger is, en sneller verloopt. De richtlijn EOB is in concept gereed, en de verwachting is dat het nog minimaal drieënhalf jaar duurt voordat hij daadwerkelijk is geïmplementeerd. Daarom is het goed om juist nu de vraag te stellen wat de consequenties van de introductie van het EOB zijn voor de Nederlandse politie. Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van deelvragen.
Wat behelst het Europees Onderzoeksbevel? Een van de doelstellingen van het Stockholm-programma is te komen tot een alomvattend instrument voor onderzoek en bewijsvergaring in andere lidstaten. Het EOB, een initiatief van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Raad, heeft de ambitie een dergelijk instrument te zijn. Het berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Raad van
112 School voor Politie Leiderschap
Tampere (1999) beschouwd wordt als hoeksteen van de justitiële samenwerking binnen de Europese Unie (EU). De meest in het oogspringende elementen van het EOB zijn: -
Termijnen – In de conceptrichtlijn zijn termijnen opgenomen. Ze leiden tot meer snelheid in de afhandeling, en zijn voldoende realistisch en haalbaar.
-
Uniform certificaat – Het EOB biedt een uniform certificaat in plaats van de nu zeer diverse rechtshulpverzoeken.
-
Weigeringgronden – Het aantal weigeringgronden is aanzienlijk ingeperkt. Wel moet ieder EOB getoetst worden op proportionaliteit om te voorkomen dat het instrument ingezet wordt voor bagatelzaken.
-
Communicatie – Er zijn eisen opgenomen over de communicatie tussen de uitvaardigende en uitvoerende lidstaat.
Op het moment van schrijven is het EOB in behandeling bij het Europees Parlement. Het Parlement heeft 199 amendementen ingediend die met name gaan over inperking van de reikwijdte van het EOB en het opnemen van meer weigeringgronden. De inperking van de reikwijdte betreft hoofdzakelijk bijzondere onderzoeksmaatregelen (o.a. interceptie en infiltratie). Dit staat op gespannen voet met het oorspronkelijke doel van het EOB en daarmee met de toegevoegde waarde van het instrument voor de bestaande rechtshulppraktijk. Het aanscherpen van de weigeringgronden is gericht op het voorkomen van gebruik voor bagatelzaken. Op zijn vroegst heeft het EOB in 2016 kracht van werking.
Wat is de bestaande rechtshulpverleningpraktijk binnen de politie? In Nederland zijn de zes Internationale Rechtshulp Centra (IRC) en het Landelijk Internationale Rechtshulp Centrum (LIRC) belast met de afhandeling van rechtshulpverzoeken. De IRC’s werken óf volgens het ‘Haags model’, óf volgens het ‘Amsterdams model’. In het Haagse model is het IRC zelf belast met het hele proces van intake tot afhandeling. In het Amsterdamse model zorgt het IRC voor intake, administratieve voorbereiding en afhandeling, maar de operationele afhandeling ligt bij andere korpsonderdelen. Nederland heeft een slechte naam waar het gaat om het uitvoeren van rechtshulpverzoeken. De komst van de IRC’s hebben de situatie volgens het IRC Den Haag aanzienlijk verbeterd, maar een slechte naam ben je niet zomaar kwijt. Vooral de bedrijfsmatige benadering van de Nederlandse politie (wegen, prioriteren en sturen) is
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 113
verantwoordelijk is voor dit imago. De relatie met de buurlanden is dan ook gecompliceerd. België en Duitsland waren in 2010 verantwoordelijk voor tweederde van het totale aantal van 27.000 inkomende justitiële rechtshulpverzoeken. Vanwege de negatieve ervaringen die deze landen hebben met de afhandeling van rechtshulpverzoeken door Nederland, moeten IRC-medewekers vaak op hun beurt veel moeite doen om uitgaande rechtshulpverzoeken behandeld te krijgen. Het lijkt er ook op dat Nederland nog niet helemaal doordrongen is van het verplichtende karakter van de rechtshulpverlening. Een quickscan van jaarverslagen van politiekorpsen leert dat niets vermeld wordt over internationale politiesamenwerking en – in het verlengde daarvan – rechtshulpverlening.
Wat zijn de consequenties van de bestelwijziging voor de rechtshulpverlening? In het concept inrichtingsplan van de Nationale Politie is het strategische thema internationalisering doorvertaald naar de feitelijke inrichting. Het plan laat zien dat de Landelijke Eenheid en alle regionale eenheden beschikken over een IRC. Dit betekent ten opzichte van de huidige situatie dat er een uitbreiding plaats vindt van zes naar tien IRC’s. De (L)IRC’s zijn ondergebracht binnen de sturingslijn van de informatieorganisatie. Voor het LIRC is dat de Dienst Landelijke Informatieorganisatie en voor de IRC’s is dat de Dienst Regionale informatieorganisatie. De tactische capaciteit is ondergebracht in de sturingslijn van de recherchekolom (respectievelijk de Dienst Landelijke Recherche en de Dienst Regionale Recherche). Hiermee is in de nieuwe situatie de informatie/intelligence kant van de rechtshulpverlening gescheiden van de tactiek. De vorming van IRC’s binnen elke eenheid doet recht aan het principe van horizontalisering binnen de Europese rechtshulpverlening. Het creëert de mogelijkheid tot rechtstreekse toezending van rechtshulpverzoeken tussen de bevoegde autoriteiten (Vermeulen, 2010). Dit impliceert dat de afwegingen rond de uitvoering van rechtshulpverzoeken op eenheidsniveau liggen. Het inrichtingsplan maakt nog onvoldoende duidelijk wat de rol en de positie van het LIRC is ten opzichte van de regionale IRC’s. Binnen de Nationale politie lijken zich op het gebied van de rechtshulpverlening voorlopig twee varianten af te tekenen. Binnen de eerste variant vindt de rechtshulp plaats met niet-gelabelde capaciteit van de eenheid (districten, teams, de dienst recherche). In de tweede variant is meer capaciteit binnen de recherchekolom gelabeld voor de operationele uitvoering van de rechtshulpverzoeken.
114 School voor Politie Leiderschap
Welke (voorzienbare) impact heeft het EOB op het werkaanbod? De Nederlandse politie heeft een studie laten verrichten naar de impact van de invoering van het EOB op de capaciteit van de opsporing 1. Er is een vergelijking gemaakt tussen de capaciteit die de rechtshulpverlening nu kost, en na invoering van het EOB. Alle scenario’s gingen uit van een stijging van het aantal rechtshulpverzoeken. Het meest realistische scenario spreekt van een stijging van 2,5 procent naar 2,9 procent van de benodigde opsporingscapaciteit. In de studie is uitgegaan van een alomvattend instrument. Er is dus geen rekening gehouden met eventuele inperkingen van de reikwijdte van het EOB, en evenmin met de consequenties van het verruimen van de proportionaliteitscheck.
Conclusies Internationale politiesamenwerking, gebaseerd op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, is al lang geen kwestie meer van willen, maar van moeten. Het EOB onderstreept dit door in de richtlijn expliciet de verplichtingen op te nemen. Internationale samenwerking gaat echter verder dan ‘moeten’; vanuit het werk, en vanuit ontwikkelingen in de samenleving, zou de politie dit werk intrinsiek gemotiveerd moeten willen doen. Ze heeft immers een groot belang bij goede internationale samenwerking. Onderzoek naar zware en middencriminaliteit kent in bijna alle gevallen een internationale component, en zo is een goede samenwerking vaak onlosmakelijk verbonden met een goede afloop van het opsporingsonderzoek. En daarbij leveren onderzoeksvragen uit het buitenland regelmatig informatie over concrete strafbare feiten in eigen land op. Het belang van deze samenwerking zal in de toekomst alleen maar toenemen. De oriëntatie van de Nederlandse politie lijkt echter meer gericht op de rechten en het eigen belang, dan op de plichten die men heeft. Dat geldt trouwens niet alleen voor Nederland. Met de komst van het EOB zal de verhouding tussen rechten en plichten meer in balans komen, al is het maar omdat het verplichtende karakter veel nadrukkelijker in het instrument is uitgewerkt. Het EOB kost niet alleen (extra) capaciteit, maar biedt ook kansen. De Nederlandse politie houdt namelijk bij het al dan niet uitvaardigen van een rechtshulpverzoek op voorhand rekening met de kans dat dit ook daadwerkelijk leidt tot een tijdige en adequate opvolging. Achten zij die kans te gering, dan wordt een rechtshulpverzoek
1 Andersson Elffers Felix, (2010). Impactanalyse Europees Onderzoeksbevel (EOB) voor de Nederlandse Politie, Utrecht
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 115
niet uitgevaardigd, ook in zaken die nationaal gezien wel tot vervolging zouden leiden. Het EOB zou de slagingskansen aanzienlijk moeten vergroten aangezien dan voor alle lidstaten dezelfde spelregels gelden. De implementatie van het EOB zal samenvallen met het volledig in werking zijn van de Nationale Politie. Dit biedt mogelijkheden om op weg daar naartoe de rechtshulpverlening te optimaliseren, zodat de rechten en plichten in dit verband met elkaar in balans zijn. De inrichting van de organisatie biedt daar kans genoeg voor. Wel zijn in de voorgestelde inrichting een aantal kritische succesfactoren te benoemen die medebepalend zijn voor een goede rechtshulpverlening. Het feit dat de tactische capaciteit ten behoeve van de rechtshulp door een andere lijn wordt aangestuurd dan het IRC, kan in de praktijk spanningen met zich meebrengen of leiden tot extra coördinatiemechanismen die de snelheid van de uitvoering niet ten goede komen. Een van de grootste uitdagingen is de rechtshulpverlening te omarmen als een politietaak die doorwerking heeft in de hele politieorganisatie. Een goede intake, een goede structuur en deskundige en toegewijde medewerkers binnen de (L)IRC’s zijn kansloos als de operationele opvolging niet ook op een professionele manier georganiseerd is. Rechtshulpverlening is niet alleen van de IRC’s en de gelabelde capaciteit, maar van ieder organisatieonderdeel dat gevraagd wordt een uitvoeringshandeling te verrichten. Een van de geïnterviewden draaide de discussie om: ‘Het is onzin om te beweren dat capaciteit ten behoeve van rechtshulpverlening ten koste gaat van capaciteit voor nationale zaken. Rechtshulpverlening is een opgedragen taak waar je capaciteit aan moet toewijzen. Wat je overhoudt, kun je besteden aan je overige taken’. Een kritische beschouwing is op zijn plaats daar waar het gaat om het functioneren van stuurploegen – nu en in de toekomst – en de keuzes die daarin gemaakt (mogen) worden. Zoals al eerder vermeld is een EOB geen kwestie van kiezen, maar een kwestie van moeten. Verdragsrechtelijk gezien lijkt er dus weinig speelruimte te zijn voor de inmenging van een stuurploeg. Het inbrengen in stuurploegen is alleen aan de orde om een compleet tactisch beeld te krijgen en zicht op de benodigde capaciteit voor de aangegane verplichtingen. Vanuit een compleet tactisch beeld kan de stuurploeg in rechtshulpverzoeken strategische keuzes maken tot bijvoorbeeld het opstarten van parallelle onderzoeken of het inrichten van een JIT.
116 School voor Politie Leiderschap
Aanbevelingen Op basis van de conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan worden:
-
Onderhandelingen
Het grootste deel van de rechtshulpverzoeken is afkomstig uit de buurlanden Duitsland en België. In aanloop naar het EOB zal de Nederlandse politie op strategisch niveau onderhandelingen met de buurlanden moeten opstarten. Op deze manier kunnen over en weer de verwachtingen ten aanzien van elkaar worden uitgesproken en kunnen afspraken gemaakt worden over hoe naar elkaar toe om te gaan met het EOB.
-
Impactanalyse
Laat een nieuwe impactanalyse uitvoeren als het EOB is aangenomen en de (deel)realisatieplannen van de Nationale Politie gereed zijn. De uitkomsten resulteren in een nauwkeuriger inschatting wat de invoering van het EOB betekent voor de benodigde capaciteit.
-
Borging in de planning en control cyclus
Zorg dat de internationale samenwerking en – in het verlengde hiervan – de rechtshulpverlening integraal deel uitmaakt van de politietaak. Operationaliseer de te behalen resultaten en breng deze in sturing. Borg de resultaatsturing in de planning- en controlcyclus.
-
Commitment van het bevoegd gezag
Creëer commitment van het bevoegd gezag op de inspanningen en laat de resultaten meetellen als politieprestaties. Maak de prestaties duidelijk zichtbaar in de externe verantwoording.
-
Werking nationale politie
Draag zorg voor een goede functionele relatie tussen de (L)IRC’s en de tactische capaciteit. Expliciteer in de realisatieplannen de relatie tussen het LIRC en de IRC’s. Voorkom ook hier extra coördinatiemechanismen en daarmee gepaard gaande administratieve last.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 117
118 School voor Politie Leiderschap
‘Het Europees Beschermingsbevel krijgt meer toegevoegde waarde als we samenwerken met brugorganisaties.
Mariëtte Christophe
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 119
Mariëtte Christophe MPA
Het Europees beschermingsbevel Beter mee verlegen dan om verlegen In 1970 stelde John Lennon met de song ‘Woman is the nigger of the World’ 1 al aan de kaak hoe vrouwen wereldwijd het slachtoffer werden van onderdrukking en geweld. En nog steeds worden vrouwen geconfronteerd met geweld, zeker ook in huiselijke kring. Hun bescherming wordt wereldwijd gearticuleerd in wetten en verdragen. Zo kent de VS een voor alle staten geldende, federale wet: the Act on Violence Against Women. Ook het Stockholmprogramma (2009) benoemde geweld tegen vrouwen als topprioriteit. Dit leidde tot een ‘Handvest Geweld tegen vrouwen en Huiselijk Geweld’. Nederland bereidt zich voor om het handvest mede te ondertekenen.
Op initiatief van de toenmalige EU-voorzitter Spanje is op 6 januari 2010 een initiatief ingediend voor een richtlijn 2 van het Europees Parlement en de Raad: het Europees beschermingsbevel (EBB). Dankzij dit bevel kan een slachtoffer haar belager ontvluchten en naar een andere lidstaat verhuizen en/of daar tijdelijk verblijven. Het initiatief is op 13 december 2011 van kracht geworden. De richtlijn legt een juridische basis voor wederzijdse erkenning van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen. Over de wederzijdse erkenning in burgerlijke zaken wordt nog onderhandeld. Eind 2012 wordt de realisatie hiervan verwacht. Dit essay zal enkele kanten van het Europees Beschermingsbevel (EBB) belichten: wat houdt het bevel in en hoe werkt het, wat zijn de pro’s en contra’s, en hoe kan het EBB zonder teveel bureaucratie worden toegepast? 1 2
www.youtube: woman is the nigger of the world; interview John Lennon in de Dick Cavett show Een richtlijn is verbindend voor elke lidstaat, maar de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen zelf te kiezen (art.288 alinea 3 EU-Werkingsverdrag). Een verordening is direct van toepassing op de nationale wetgeving
120 School voor Politie Leiderschap
Het Europees Beschermingsbevel nader beschouwd Een beschermingsbevel bestaat meestal uit een verbod het gebied van een slachtoffer te betreden, vaak in combinatie met een verbod om, al dan niet via derden, contact op te nemen met het slachtoffer. Europa kent strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en administratiefrechtelijk beschermingsbevelen. Het slachtoffer kan de eigen lidstaat verzoeken om een beschermingsbevel als zij wil verhuizen naar – of tijdelijk verblijven in – een andere lidstaat. Ze kan ook de lidstaat waar ze naar ze wil verblijven om een EBB verzoeken. Deze lidstaat is verplicht om een bestaand EBB te handhaven en de hoogste graad van bescherming te bieden. Het EBB geldt voor alle maatregelen die nodig kunnen zijn (zowel justitieel als bestuurlijk of administratief) om de fysieke, psychische en seksuele integriteit en persoonlijke vrijheid van een persoon te beschermen. Het is van belang dat in het nieuwe land een rechtsgrondslag bestaat om een gelijkend beschermingsbevel aan te reiken. De bevoegde autoriteiten van beide lidstaten moeten direct contact met elkaar opnemen, en de kosten van de procedure en het handhaven van de beschermingsbevelen komen voor rekening van de lidstaat waar het slachtoffer naartoe verhuist. In aanloop naar het ontstaan van de richtlijn is onderzoek gedaan naar de reeds bestaande beschermingsbevelen in de lidstaten. Hieruit bleek niet alleen een enorme variëteit te bestaan, maar er kwamen ook bezwaren naar voren tegen het voorstel. Deze kwamen op het volgende neer: •
Te weinig slachtoffers komen in aanmerking voor een EBB; er is geen (thuis) land dat ze laat stikken als ze in gevaar zijn.
•
Wat is de toegevoegde waarde? Europese instrumenten als het Framework Decision on Supervision Measures en het Framework Decision on Probation Measures kunnen de beschermingsmaatregelen ook dekken.
•
Kan de wederzijdse erkenning van een maatregel die alleen voor strafzaken geldt ook voor civiele en administratieve zaken gelden, alleen maar om dat de richtlijn dat vaststelt?
•
Wat betekent de beschermingsmaatregel voor de werkdruk van politie en justitie en het gevangeniswezen, en wat gaat het kosten? 4
3 4
Dr. mw. S. van der Aa, Protection Orders in the European Member States: where do we stand and where do we go to from here, Intervict Tilburg, Eur J.Crim Policy Res DOI 10.1007/ s10610-011-9167-6 De melding bij AWARE krijgt een prio 1. De overtreding van een civielrechtelijk beschermingsbevel kost de dader een boete. Overtreding van het huisverbod is echter een misdrijf en dus werk voor de politie
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 121
•
Kan het slachtoffer niet gewoon meteen bij aankomst in de nieuwe lidstaat een beschermingsbevel aanvragen? Dat kan binnen een paar uur een feit zijn.
•
Het slachtoffer is niet geholpen met de problemen die ontstaan door de verschillen tussen de Europese lidstaten.
Omvang aantal slachtoffers In Nederland meldt 20 procent van de slachtoffers van huiselijk geweld zich bij de politie of een hulpverleningsinstelling.5 Het dark number is dus 80 procent. Spanje heeft een impactanalyse laten maken; op basis van bekende cijfers is ingeschat dat binnen de 27 lidstaten 100.000 slachtoffers beschermd moeten worden tegen hun belager 6. Maar als we uitgaan van een dark number van 80 procent, dan ligt dat aantal vele malen hoger. In de VS waren die aantallen onbelangrijk; het simpele feit dat vrouwen (en mannen) in levensbedreigende situaties naar een andere staat moeten verhuizen om hun belager te ontvluchten, rechtvaardigde een federaal/ nationaal beschermingsregister. De initiatiefnemers voor de richtlijn EBB hoopten dat Europa net zo zou reageren. Die hoop is nog niet bewaarheid.
Ontbrekende rechtsgrondslag voor stalking Veel geweld tegen vrouwen wordt veroorzaakt door ex-partners. Dat is een wereldwijd en Europees fenomeen. Het onderwerp stalking is echter in 15 lidstaten geen formeel juridisch issue, terwijl juist deze slachtoffers een dergelijk beschermingsbevel kunnen gebruiken omdat de kans aanwezig is dat de stalker hen achterna komt. Al zou maar één slachtoffer geholpen worden, dan is deze richtlijn er niet voor niets.7
Pro’s en contra’s EBB Dr. Suzan van der Aa en dr. Jannemieke Ouwerkerk hebben een kritische beschouwing geschreven op het Europees Beschermingsbevel, gebaseerd op documentstudies.8 Kernvraag in hun stuk is of het EBB toegevoegde waarde heeft voor slachtoffers boven reeds bestaande wet-en regelgeving. Zij komen met de volgende argumenten:
5 6 7 8
P.G.M.van der Heijden, M.J.L.F. Cruyff en G.H.C. van Gils, Bevolkingsonderzoek 2010 WODC: Omvang van huiselijk geweld in Nederland, Universiteit Utrecht, 2010 Memorie van toelichting op het initiatiefvoorstel, pag. 4 Explanatory Memorandum Initiative for a Directive of an European Protection Order, Council Document 5677/10, 22 januari 2010 Ph.D. mw. S. van der Aa en Ph.D. J. Ouwerkerk, The European Protection order: No time to waste or a waste of time?, Department of Criminal Law, Tilburg University.
122 School voor Politie Leiderschap
1. Er is een overlap tussen reeds bestaande EU-beschermingsregelgeving op de wederzijdse erkenning van beslissingen omtrent toezicht (supervision) en voorwaardelijke hechtenis van belagers die hun slachtoffer dreigen te volgen naar de nieuwe lidstaat. 2. Reclasseringstoezicht op het gedrag van de pleger (straatverbod, huisverbod, contactverbod) voor en na het strafproces is wederzijds erkend door de lidstaten. 3. Een pro voor het EBB is dat het artikel 5c van het EBB (niet in de buurt van je slachtoffer mogen komen) ook geldt na het proces, terwijl het Framework Decision on Supervision alleen voorafgaande aan het proces geldt. Opmerkelijk is wel dat het EBB slachtoffergericht is, en het Framework dadergericht. Beide schrijvers wijzen ook op de overlap van het EBB met de Council Regulation no 44/2001, waarin staat dat er wederzijdse erkenning is van rechterlijke uitspraken in civiele en economische zaken. De Council Regulation schrijft voor dat rechterlijke uitspraken in de ene lidstaat direct en zonder procedure erkend dienen te worden in de andere lidstaat. Dus een civiele beschermingsmaatregel in het ene land geldt ook voor een andere lidstaat. Art. 38 van de Council Regulation zegt dat een slachtoffer met een civiel beschermingsbevel een verklaring van handhaving kan vragen en dat dit bevel na enkele formaliteiten (art 41) van kracht kan zijn. Een (eerdere) gerechtelijke uitspraak is hiervoor dus wel nodig. De schrijvers gaan ook in op het stalkingprobleem. Stalkers achtervolgen hun slachtoffers, maar in de 15 lidstaten zonder anti-stalkingswetgeving heeft het EBB geen kans van slagen: er ontbreekt immers een rechtsgrond. Beide schrijvers concluderen uiteindelijk dat het nieuwe EBB wellicht niet veel toegevoegde waarde zal bieden, de bureaucratie zal vergroten en het voor slachtoffers moeilijker zal maken om tot een aanvraag te komen.9 Dit weerhield de Raad van de Europese Unie en het Europese Parlement niet van het vaststellen van de richtlijn EBB in december 2011.10 Het officiële besluit geldt alleen voor beschermingsbevelen in strafzaken. Over civiele en administratieve beschermingsbevelen wordt nog onderhandeld. De termijn van 20-dagen is geschrapt; elk land mag de aanvraag inbrengen in de eigen procedures. Bureaucratie kost tijd. Kostbare tijd in dit geval. 9 Ph.D. mw. S. van der Aa en Ph.D. mw. J. Ouwerkerk, The European Protection order: No time to waste or a waste of time?, Department of Criminal Law, Tilburg University 10 Richtlijn 2011/99/EU betreffende het Europees beschermingsbevel, PbEU 2011. L 338/2
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 123
Slachtoffers van huiselijk geweld en stalking zijn vaak uitgeput. Ze hebben niet vaak energie om te vluchten naar een ander land. De kans dat de belager hen achterna komt vóór het beschermingsbevel is gehonoreerd, is dus aanwezig.
Hoe nu verder? Nadat de richtlijn is aangenomen krijgen de lidstaten drie jaar de tijd om hier hun eigen wet- en regelgeving op aan te laten sluiten. Omdat het EBB nog niet geldt voor civiele beschermingsbevelen, lijken de lidstaten te wachten tot alles is geratificeerd. Claudia Hahn, deputy head of Unit Criminal Procedural Laws te Brussel geeft aan dat veel van de power en inspiratie in het initiatiefvoorstel is ‘weggemasseerd’. Ze acht de implementatie en uitvoering van de richtlijn a hell of a job. Over Nederland is ze positief; ons land is gestart met het in kaart brengen van het wettelijk kader van beschermingsbevelen, alsmede de aard, omvang en handhaving ervan. De uitkomsten worden begin 2013 verwacht. Dr. Lies Punselie is de juridisch adviseur binnen het directoraat Wetgeving van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Zij vindt het een buitengewoon ingewikkeld en technisch dossier door de vele verschillen tussen de lidstaten. Ze richt zich dan ook alleen op het civiele beschermingsbevel en onderhoudt geen contact met collega’s van hetzelfde departement die met het strafrechtelijke beschermingsbevel bezig zijn. Victor Jammers, plv. directeur Slachtofferhulp Nederland vindt de beschermingsmaatregel een ‘kanon dat op een mug schiet’. De uitwerking is dermate ingewikkeld en bureaucratisch dat het slachtoffer er niet mee gebaat zal zijn. David McKenna, de Schotse chair van Victim Support Europe (VSE) heeft ook zo zijn bedenkingen. Hij heeft veel vertrouwen in het Stockholmprogramma waarbinnen de wederzijdse erkenning voor de positie van het slachtoffer in alle lidstaten zal worden gerealiseerd, en het slachtoffer recht op bescherming moet krijgen voor, tijdens en na een procesgang. Hij heeft geen aanwijzingen dat verhuizing naar een andere lidstaat (vaak) voorkomt. Hij is wel erg blij dat de awareness voor slachtoffers door het EBB zal worden verhoogd. Rosa Logar, chair van Women Against Violence Europe (WAVE) erkende dat het EBB zoals het nu is vormgegeven de echte slachtoffers moeilijk zal bereiken. WAVE is een flexibel netwerk van vrouwenopvangorganisaties die snel kunnen samenwerken. Dit
124 School voor Politie Leiderschap
geldt ook voor de Global Association of Women Shelters (GAWS), een wereldwijde organisatie van vrouwenopvang die ook breed georganiseerd is in Europa.
Conclusie Het EBB laat zien dat ook in Europa een gedeelde awareness bestaat om geweld tegen vrouwen (en natuurlijk mannen en kinderen) uit te bannen, en hen bescherming te bieden. Het Europees Beschermingsbevel vergt van iedere lidstaat dat de nationale wet- en regelgeving moet worden aangepast om de werking te kunnen realiseren. En in elke lidstaat moet naar de juiste rechtsgrondslag worden gezocht. Dat maakt van het Europees Beschermingsbevel een juridisch ingewikkeld construct. De kosten van de uitvoering moet elke lidstaat zelf dragen; er blijkt geen bereidheid te zijn om centraal een ‘pot met geld’ en een juridisch adviespunt te creëren. De handhaving van het Europees Beschermingsbevel zal capaciteit van politie en justitie gaan kosten, maar onduidelijk is hoeveel, en in hoeverre het gevangenissysteem verder zal worden belast. Toch moet het Europees Beschermingsbevel wel toegevoegde waarde kunnen krijgen. Voor slachtoffers is Europa (en soms zelfs de lokale overheid) te ver weg. Daarom zijn brugorganisaties nodig. Pragmatiek en bureaucratie kunnen elkaar vinden, zeker in de huidige netwerksamenleving.
Aanbevelingen Aanbeveling 1: Breng experts van instituties en netwerken bij elkaar en ontwikkel gezamenlijk een werkwijze die voor slachtoffers direct zichtbaar en merkbaar is. WAVE, VSE, GAWS, Slachtofferhulp Nederland en de Federatie Opvang (Nederlandse brancheorganisatie die de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang ondersteunt van mensen in een maatschappelijk kwetsbare of onveilige situatie) zouden elkaar niet alleen kunnen ondersteunen in het creëren van een Europees netwerk, maar hierin ook samenwerken met de ambtelijke instituties van Europa.
Aanbeveling 2: Er dient een initiatiefvoorstel te komen om de stalkingswetgeving voor álle Europese lidstaten te harmoniseren. Dit levert meteen in alle lidstaten een rechtsgrond op voor een EBB.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 125
Aanbeveling 3: Organiseer analoog aan de VS bij de EU een centraal bureau en centrale gelden om het EBB te bekostigen. Dat verlicht de weerstand en komt slachtoffers ten goede, ook al is het maar één. Nu lijkt nog dat de 100.000 slachtoffers die in aanmerking kunnen komen voor een EBB onzichtbaar blijven. Toch kan het EBB voor één slachtoffer een oplossing zijn, of één leven redden. En dus de moeite waard zijn. Het EBB is meer dan wat het op dit moment nog lijkt: een richtlijn waar men beter méé verlegen kan zijn, dan óm verlegen.
126 School voor Politie Leiderschap
Van de leersupervisors prof.dr. W. Bruggeman en M. Beuving:
Operationele slagkracht Operationele internationale slagkracht; een paar thema’s verder uitgediept.
In cluster 5 komen we steeds dichter bij de operatie. Intelligence, en vooral real time intelligence, neemt hier een belangrijke plaats in. Welke rol speelt het in briefing en debriefing? Wat zijn de kansen en valkuilen van internationale real time intelligence en hoe gaan we om met cybercrime? Vooral het laatste onderwerp toont de onmacht van de huidige verdragen. Inmiddels wordt al teruggegrepen op een verdrag van de VN uit 2000 waarin de gecontroleerde levering aan de orde komt. Er staat niet beschreven dat het om drugs moet gaan, en dus vormt het verdrag op dit moment DE basis van de aanpak van ook andere vormen van ernstige en georganiseerde criminaliteit met repercussies buiten de EU. Koos Ursem beschreef in zijn essay hoe de internationale dimensie kan worden
meegenomen in de dagelijkse briefing/debriefing. Hij adviseert een E-briefing te ontwikkelen die gekoppeld is met nationale- en internationale generieke systemen. Verder is hij van mening dat de eenheden op straat ‘op maat’ bediend moeten worden bij een bevraging van Real Time Intelligence Centers (RTIC’s), ongeacht nationaliteit van het voertuig of van de persoon. Hierdoor gaat de internationale dimensie pas echt leven. Wim van Hulle stelt in zijn essay dat een politieambtenaar op straat niet goed ge-
noeg geïnformeerd kan zijn over de situatie waarin hij of zij zich begeeft. De huidige technologie staat toe dat informatie real time wordt opgehaald. Maar het risico van Real Time Intelligence (RTI) is dat men omwille van de snelheid genoegen neemt met de eerst ontvangen resultaten en deze onvoldoende worden getoetst. Hij stelt ook dat sociale media als element van RTI gezien moeten worden. Verder bepleit hij
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 127
het ontwikkelen van ‘Single Points of Contact’ (SPC) in de verschillende lidstaten, maar ook – overkoepelend – op Europees niveau. Frank Kornaat onderzocht het fenomeen cybercrime. Hij stelt de vraag of cyber-
crime eigenlijk niet meer is dan ons bekende criminaliteit waarbij het gaat over inbreken (hacken), frauderen, oplichten en bedreigen. Iets verderop vraagt hij zich af of het lamleggen van het netwerk van banken cybercrime is, of een terroristische daad of misschien wel een oorlogshandeling? En wie pakt het dan op; de politie of het leger? Een succesvolle aanpak van cybercrime blijft verbonden met de succesvolle inrichting en toepassing van ‘virtuele’ policing op alle niveaus van de (Europese) politieorganisatie. Nederland en Europa moeten daarom snel een heldere visie ontwikkelen op de politiefunctie in de virtuele wereld.
128 School voor Politie Leiderschap
‘Internationale slagkracht kan niet optimaal worden bereikt, als de informatie op nationaal niveau ontoegankelijk of te versnipperd is.’
Koos Ursem
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 129
drs. Bc. Koos Ursem MBA
Van wereld tot wijk Nationale Intelligence Agenda vertaald in basiseenheidbriefings/de-briefings
Informatie en intelligence dragen bij aan overzicht op en inzicht in de (inter) nationale veiligheidssituatie en aan intelligente sturing op het politiewerk. Dit artikel beschrijft de betekenis van de internationale dimensie vanuit het nationale intelligence model, ten behoeve van de dagelijkse briefing en debriefing binnen de basiseenheden die belast zijn met de gebiedsgebonden politietaak. Centraal staat de vraag op grond van welke internationale verdragen er informatie wordt uitgewisseld, en volgens welke informatiekanalen deze informatie wordt gedeeld met én vanuit de basiseenheden.
Informatiecoördinatie binnen de Nationale Politie Alle tien de regionale eenheden van de Nationale Politie beschikken over een Dienst Regionale Informatieorganisatie (RIO). In de Landelijke Eenheid is een Dienst Landelijke Informatieorganisatie (LIO) opgenomen. Ze werken samen als één informatieorganisatie en hebben tot doel uitvoerend politiemensen en beslissers te voorzien van juiste/passende informatie en de eenheid binnen de Nationale Politie te versterken. De Landelijke Eenheid, die belast is met de uitvoering van de internationale politiesamenwerking, vormt het centrale punt van de (inter)nationale informatie en intelligence binnen de Nederlandse politie.
Informatie-uitwisseling op grond van verdragen De Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) en informatiehuishouding van de Nationale Politie moeten voor de intelligence-uitwisseling in overeenstemming 1 Ontwerpplan Nationale Politie, januari 2012, pag. 36
130 School voor Politie Leiderschap
gebracht worden met de inhoud van het Verdrag van Prüm, het Verdrag van Enschede en het Zweeds Kaderbesluit, evenals met het Euregionaal Politie Informatie en Coördinatie Centrum (EPICC) te Heerlen.2 In het EPICC vindt door Nederland, België en Duitsland uitwisseling van gegevens plaats in het kader van opsporing en rechtshulpverlening. Het Zweeds Kaderbesluit 3 streeft ernaar de informatie-uitwisseling te bespoedigen tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van voorkomen, onderzoeken of opsporen van strafbare feiten. Het voorziet echter niet in de uitwisseling van informatie ten behoeve van gebruik als bewijs in een strafzaak. De Dienst IPOL, die wordt ondergebracht binnen de nieuwe Landelijke Eenheid, verricht hierin een ondersteunende rol. Samenhang tussen de verdragsvoorschriften is in werking getreden met de invoering van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009. Dit verdrag wordt wel de ‘Europese Grondwet’ van de Europese Unie genoemd.
Het Nationaal Intelligence Model De Engelse term Intelligence Led Policing (ILP) is in Nederland vertaald naar Informatie Gestuurde Politie (IGP). Het gaat echter weldegelijk om intelligence gestuurd politiewerk, mede omdat het gaat om de daadwerkelijke bijdrage van de politie aan het veiliger maken van de samenleving.4 Het Programma Intelligence Politie Nederland heeft de complexe opdracht gekregen om de Nederlandse politie verder te ontwikkelen naar één intelligence gestuurde organisatie. Sinds 2008 geldt het Nationaal Intelligence Model (NIM) als richtinggevend concernbrede visie op de informatiehuishouding van de Nederlandse politie. Het NIM is een samenhangend stelsel van districtelijke, regionale en nationale informatieknooppunten (DIK, RIK, NIK), stuurploegen en uitvoerende eenheden. Het streeft naar een samenhangende informatiehuishouding met standaards voor informatie-uitwisseling. Hiermee ontstaat volgens het Programma Intelligence Politie doorzettingskracht binnen de Nationale Politie. Ook krijgt het bevoegd gezag zo beter inzicht. Bekende informatieproducten zijn criminaliteitsbeeldanalyses (CBA’s) en het Nationaal Dreigingsbeeld (NDB). De landelijke stuurploeg stelt op basis van het NDB de Nationale Intelligence-Agenda (NIA) vast. Daarin zijn 10 thema’s vastgesteld. Een aantal thema’s komt terug in de Analytical Work Files (AWF) binnen Europol. Op die thema’s wordt intelligence gedeeld tussen Nederland en de betrokken Eurolanden. 2 Monica de Boer, Is de Nationale Politie klaar voor Europa?, Den Haag, februari 2012 3 Staatscourant 2008, nr. 1079, 28 november 2008, pag. 3 4 N. Kop en P. Klerks, Doctrine intelligencegestuurd politiewerk, Politieacademie, 2009
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 131
Het praktisch maken van de NIA-thema’s tot op basiseenheidbriefings loopt nog niet soepel. Wellicht kunnen de 10 thema’s worden toegewezen aan de diensthoofden van de 10 diensten RIO’s, evenals aan de coördinatoren AWF van Europol. De LIO van de Landelijke Eenheid kan dan zorg dragen voor de coördinatie, mede in verband met de contacten met Europol. Op deze wijze is een goede borging tussen wijk en wereld gegarandeerd. De briefing is een belangrijk onderdeel van het sturings- en informatieproces rond IGP. In een briefing worden de leden van de basiseenheden geïnformeerd over de problemen binnen hun gebied en de trends en ontwikkelingen op het gebied van openbare orde en criminaliteit. Hierbij wordt aangegeven welke informatie nog ontbreekt en waar nog behoefte aan is. In de debriefing wordt de door hen verkregen informatie vastgelegd, op basis waarvan weer vervolgacties kunnen worden gepland.
De huidige praktijk In de door de Raad van Hoofdcommissarissen aangenomen visie op de internationalisering van de Nederlandse politie – ‘De normaalste zaak van de wereld’ 5 – wordt gesteld dat internationalisering en internationale politiële samenwerking een integraal onderdeel zouden moeten vormen van alle werkprocessen binnen de politie. In de Nederlandse grensstreken vinden we diverse voorbeelden van grensoverschrijdende samenwerking.6 Zo maakt Midden- en West-Brabant deel uit van een zogeheten burenoverleg met drie lokale politiekorpsen in België: de politiezones Turnhout, Kempen Noord-Oost en Noorderkempen. Ze streven naar rechtstreekse toegangsrechten ten behoeve van elkaars systemen én willen komen tot een gestructureerde (en geautomatiseerde) informatie-uitwisseling van gewenste informatie. Noord- en Oost-Gelderland maakt gebruik van de tool Briefing/Debriefing uit de basisset IGP, en deelt de operationele informatie dagelijks met de Duitse collega’s uit het nabij gelegen Süderwick (Nordrhein Westfalen) waarmee ze gezamenlijk een politiebureau bemannen (Dinxperlo). Andere vormen van samenwerking met de Belgische politie zijn de zogenaamde ‘Hazeldonksamenwerking’ en het Cross-Channel-Intelligence-Committee waaraan naast korpsen uit Frankrijk, België en Groot-Brittannië, de Nederlandse korpsen
5 6
KLPD, DINPOL, De normaalste zaak van de wereld. Visie op de internationalisering van de Nederlandse politie, 2007 Signaleringsrapportage van de Politieonderwijsraad, Zicht op internationalisering, 2009 www.politieonderwijsraad.nl/cms/publish/content/downloaddocument.asp?document_id=149, 22 mei 2012
132 School voor Politie Leiderschap
Zeeland, Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid deelnemen. Onderwerp van de samenwerking is het gebied grenzend aan Het Kanaal.7
Huidige situatie van real time informatie Door de medewerker op straat 24/7 te informeren, kan hij betere keuzes maken en veiliger werken. Daarvoor moeten alle regionale meldkamers direct toegang krijgen tot alle beschikbare informatie. Voor het bevragen van het Integrale Bevragingssysteem Delta (bijvoorbeeld over mobiel banditisme) moet de meldkamer nu nog speciaal contact maken met de Deltadesk. Nog maar weinig korpsen hebben hun Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS) verbonden met GMS-KLPD. Dit is van belang in het kader van ‘heterdaadkracht’. Het KLPD kan dan real time meelezen met een melding in een andere eenheid en op grond hiervan direct de afweging maken of bijvoorbeeld de heli ondersteuning kan bieden. Daarnaast zijn systemen als de Basisvoorziening Handhaving (BVH) niet met elkaar verbonden. Internationale slagkracht kan niet optimaal worden bereikt, als de informatie op nationaal niveau ontoegankelijk of te versnipperd is. Een andere belangrijke bijdrage aan het (lokaal) integraal veiligheidsbeleid is de door alle politieregio’s verplicht te houden gebiedsscans 8. De scan helpt alle betrokken partijen bij het stellen van de juiste prioriteiten waarmee een effectieve aanpak wordt bevorderd. Verschillende instanties werken binnen deze aanpak samen om de geconcentreerde problematiek van criminaliteit, schoolverzuim en overlast aan te pakken. Vaak resulteert dit in een persoonsgebonden aanpak die wordt opgenomen in een briefing. Overigens brengen de gebiedsscans de relatie met de internationale dimensie onvoldoende in beeld. De jaarlijkse criminaliteitsbeeldanalyse (CBA) verschaft inzicht in de aard, omvang en trendmatige ontwikkeling van de geregistreerde criminaliteit in een politieregio. Deze analyse kan teruggebracht worden tot op gemeentelijk niveau. Uit het CBA 2011 van Lelystad blijkt bijvoorbeeld dat de regio last heeft van mobiel banditisme vanuit het voormalig Oostblok. Ze moeten dus zo snel mogelijk kunnen beschikken over datamateriaal, zodat ze ANPR hiermee kunnen vullen en op grond hiervan informatiegestuurde controles op verkeersstromen kunnen uitvoeren. Ook deze acties leveren informatie op. Dit geheel kan uitgewisseld worden met landen die 7 Politie Zeeland, Jaarplan 2012, pag.21 8 De gebiedsscan is gebaseerd op de gebiedsscan Criminaliteit & Veiligheid (Programma Politie & Wetenschap)
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 133
aangesloten zijn op Eucaris 9. Briefen en debriefen is ook hierbij een belangrijk aspect.
Gewenste situatie Internationale samenwerking draait om drie sporen: kennis, operationele informatie en contacten. Kennis/informatie delen is een must. Nog te vaak draait het om de wil tot delen in plaats van de plicht tot delen. Leiderschap kan hier een belangrijke gedragsverandering in bewerkstelligen. De E-briefing is een belangrijk instrument om die kennis te delen. Het kan als plenaire briefing en/of als zelfbriefing gebruikt worden, er zijn werkopdrachten aan te koppelen en de opbrengst kan worden teruggegeven in een debriefing. E-briefing is gekoppeld aan BVH, dat wordt gebruikt als centraal informatiesysteem voor het melden van incidenten en het maken van processen-verbaal. Operationele informatie moet gekoppeld zijn aan BVH en Summ-it (het informatiesysteem van de opsporing). Beide systemen worden gekoppeld aan de Basisvoorziening Informatie (BVI). Met BVI kun je Integrale Bevraging doen in regionale, nationale en internationale standaardregisters . Daarnaast is de koppeling aan het doelgroepensysteem Amazone belangrijk: dit is specifiek voor het monitoren van verdachte personen en veelplegers. Amazone is een nationaal systeem, maar kan gemakkelijk gekoppeld worden aan internationale systemen. De politie zou zich moeten richten op generieke systemen zodat nationale en internationale informatie met elkaar worden verbonden. Contacten zijn zeer belangrijk, ook binnen de informatievoorziening. Het gaat er niet altijd meer om dat je de kennis in je hoofd hebt, maar dat je weet hoe je met behulp van anderen de benodigde informatie uit de systemen kunt ontsluiten. Het bovenstaand in acht nemend: als eenheden op straat op maat worden bediend met informatie die even makkelijk een nationale of internationale component bevat, en zij op grond van hun bevindingen de debriefing kunnen voeden, pas dan gaat de internationale dimensie echt onderdeel uitmaken van de briefing/debriefing binnen een basiseenheid, en pas dan raken medewerkers echt gemotiveerd voor de internationale dimensie.
9 Eucaris: Europese auto- en rijbewijsinformatiesysteem dat autodiefstal en registratiefraude bestrijdt
134 School voor Politie Leiderschap
Conclusies en aanbevelingen Naar aanleiding van dit essay en onderliggend onderzoek zijn de volgende conclusies en aanbevelingen van toepassing: Binnen de Nationale Intelligence Agenda (NIA) zijn 10 thema’s vastgesteld. Op die thema’s wordt intelligence gedeeld tussen Nederland en de betrokken Eurolanden. Een aanbeveling zou zijn om voor de 10 NIA-thema’s de diensthoofden van de nieuwe Diensten Regionale Informatieorganisaties (RIO’s) verantwoordelijk te maken, evenals de coördinatoren Analytical Work Files (AWF) van Europol. De coördinatie kan liggen bij de Dienst Landelijke Informatieorganisatie (LIO) van de Landelijke Eenheid, mede vanwege haar rechtstreekse contacten met Europol. Zo is een goede borging en uitwisseling van informatie verzekerd. Aansluitend op de nationale briefing op strategisch niveau gaat de voorkeur uit naar een E-briefing ten behoeve van de Regionale Eenheden. Deze moet met betrekking tot de operationele informatie gekoppeld zijn met nationale- en internationale generieke systemen en moet de mogelijkheid bevatten een grensbriefingstool te integreren. De eenheden op straat moeten ‘op maat’ bediend worden bij een bevraging van Real Time Intelligence Centers (RTIC’s), ongeacht nationaliteit van het voertuig of van de persoon. Hierdoor gaat de internationale dimensie pas echt leven. Ter verdere vorming en ondersteuning zal een speciaal opleidingsprogramma ontwikkeld moeten worden. Hierbij is een rol weggelegd voor de Politieacademie. Rolvastheid met betrekking tot het informeren en consulteren van Interpol, Europol, IPOL en de Regionale Eenheden is een vereiste voor het uitwisselen en zoeken van informatie . Hierdoor vindt een correcte borging plaats van de relevante informatie. Persoonlijke kennismaking is ook belangrijk voor het maken van onderlinge afspraken. En laat de operationele aspecten met betrekking tot de internationale dimensie vooral over aan de medewerkers in de uitvoering. Regio’s hanteren verschillende systemen die niet op elkaar zijn aangesloten en medewerkers werken in worddocumenten die niet integraal te bevragen zijn. Hierdoor kan de (inter)nationale slagkracht niet altijd optimaal meegegeven worden in afwegingen en aansturing van medewerkers. IPOL mist hierdoor ook vereiste informatie.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 135
In de verplicht te houden gebiedsscans van de politie komen de internationale aspecten onvoldoende tot uitdrukking. Aandacht hiervoor is echter noodzakelijk om kennis van werkwijzen, verblijfplaatsen en netwerken in een internationale context inzichtelijk te maken. In de respectievelijke jaarplannen van de politie wordt tot op heden niet altijd voldoende tot uitdrukking gebracht wat de concrete bijdrage is met betrekking tot internationale samenwerking. De huidige Europese wet- en regelgeving biedt voldoende mogelijkheden voor het in Europees verband uitwisselen van informatie of toepassen van bevoegdheden. Medewerkers van de RTIC’s zullen echter goed toegerust moeten worden om de juiste internationale instrumenten en kanalen toe te passen.
136 School voor Politie Leiderschap
‘Sociale media moeten gezien worden als element van Real Time Intelligence; ze zijn real time, er zijn veel gebruikers en er is tweerichtingsverkeer.’
Wim van Hulle
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 137
Wim van Hulle
Real Time Intelligence:
Een internationale noodzaak! Intelligence-Led Policing of Informatiegestuurde politiezorg (IGPZ) heeft de afgelopen decennia heel wat aan belangstelling gewonnen in de moderne politievoering. Dankzij de digitalisering van de wereld is informatie wijdverbreid en laagdrempelig beschikbaar. Het is steeds eenvoudiger om informatie op de digitale snelweg van de virtuele wereld te krijgen. Zelfs op het moment dat feiten zich vormen of gebeurtenissen zich voltrekken.
Dit essay gaat over ‘real time intelligence’ (RTI). Politiediensten voelen het als een noodzaak zich aan te passen aan de digitale evolutie, maar aan de status van instant informatie zijn wel een aantal bedenkingen te koppelen. Welke middelen zijn we bereid in te zetten? Staan daar beperkingen op? Als we dan over de informatie beschikken, hoe krijgen we die tijdig verwerkt tot wat bruikbaars voor de organisatie? Wat is relevant en wat niet? Moeten we in deze gedachtegang de sociale media betrekken? Zo ja, wat is hier dan de impact van op de politiewerking? Hoe kan RTI ingepast worden in de internationale samenwerking? Boven dit alles hangt de vraag hoe real time intelligence ervoor kan zorgen dat de slagkracht van de politiediensten wordt vergroot.
Intelligence: meer dan informatie Intelligence is niet zomaar gelijk aan informatie. We maken gebruik van wat we waarnemen en ervaren, we bundelen deze gegevens, de informatie wordt geanalyseerd en na interpretatie ervan halen we kennis op en bekomen we ‘intelligence’ waarmee we de politiewerking en -organisatie kunnen aansturen, beslissingen kunnen nemen en mededelingen kunnen doen.
138 School voor Politie Leiderschap
Informatie doorloopt drie fasen: inzamelen, analyseren en gebruiken. Het ‘real time’-gegeven valt uiteen in twee dimensies: het à la minute inzamelen van informatie (preventief of op het moment dat iets aan de gang is), en het onmiddellijk gebruiken of ter beschikking stellen van informatie op het ogenblik dat dit relevant is. Elke stap vraagt investeringen van zowel materiaal als mensen. In tijden van besparingen is dit geen simpele opgave. Twee mechanismen lijken dan toepasbaar: het maken van goede afspraken over een lastverdeling tussen de betrokken diensten en overheden en het opzetten van een centrale dienst die belast wordt met dergelijke ‘real time’-taken. Zowel de Belgische Zonale Veiligheidsraad 1 als het Nederlandse driehoeksoverleg 2 is al sterk ingeburgerd in de politiewerking. Hier kan besloten worden welke en hoeveel middelen zullen worden ingezet, wie wat financieel zal bijdragen, en hoeveel mensen met welke functie zullen worden belast (lees: niet ‘buiten’ inzetbaar zijn). In Nederland is het inrichten van Real Time Intelligence Centra (RTIC) met een duidelijke doelstelling beschreven in het inrichtingsplan van de Nationale Politie. De tegenhanger in België zijn de Centra voor Informatie en Communicatie (CIC) 3. Uit tien jaar praktijk echter blijkt hier te weinig lokale en/of goede informatie rond te gaan.4 Het CIC blijft verstoken van veel informatiebronnen die politiezones of gemeenten aanboren (camerabewaking, e-loket voor aangiftes, etc).5 De CIC’s weren zelfs dergelijke informatie. Daardoor richten veel politiezones ‘second dispatchings’ in. Gevolg: de coördinatie verdwijnt en de arbeidsintensiteit neemt enorme proporties aan. De meldkamers zullen dus anders georganiseerd moeten worden. Misschien kan het Nederlandse frontoffice/backoffice-concept (FOBO) hiervoor model staan.6 Dit concept maakt informatie-uitwisseling mogelijk binnen een aanvaardbare termijn en in relevante vorm. Het vermindert tevens de administratieve werklast omdat de backoffice online kan overgaan tot het opstellen van bijvoorbeeld een procesverbaal, waardoor de politieambtenaar operationele tijd overhoudt. Maar Real Time Intelligence is niet van alle gevaar ontheven. Een groot nadeel vormt de kans dat men omwille van de snelheid genoegen neemt met de eerst ontvangen resultaten en deze onvoldoende worden getoetst. Ook de manier waarop de 1 2 3 4 5 6
Afdeling 3, art. 35 tem 37 van de wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst (1998) Artikelen 14, 20 en 27 van de wet tot vaststelling van een nieuwe Politiewet (1993) De CIC’s in België zijn provinciaal ingericht. Er zijn er dus tien W. Bruggeman, E. Devroe, M. Easton (eds), Evaluatie van 10 jaar politiehervorming: terugblikken naar het verleden en vooruitkijken in de toekomst, pag. 55 e.v., 2010 Ibidem School voor Politie Leiderschap, Hoe maak je als politieleider van FoBo een succes?, 2011
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 139
informatie verkregen is, kan het resultaat ongunstig beïnvloeden. Zeker in combinatie met de hierboven aangehaalde snelheidsfactor. Een ander nadeel is de investering in personeel. Hoe men het ook organiseert, RTI blijft werk genereren. Halen we medewerkers uit de operatie, of zetten we burgerpersoneel in zonder noodzakelijke kennis van het politiewerk?
Sociale media en RTI De politie maakt fundamenteel deel uit van de maatschappij. Het is dan ook evident dat een hedendaags politiekorps een krachtig antwoord biedt aan relevante nieuwe ontwikkelingen. Sociale media vormen niet meer dan een nieuw communicatiemiddel bovenop klassieke media als kranten, radio en televisie. Sociale media onderscheiden zich echter op drie eigenschappen van de andere media: ze zijn real time, hebben een groot potentieel aan gebruikers, en er is tweerichtingsverkeer tussen die gebruikers. Daarbij gooien de gebruikers zeer snel hun privacy overboord en zetten veel van zichzelf – of zaken waar ze weet van hebben – online. Het concept sociale media moet daarmee als een element van RTI gezien worden. Via sociale media kan de politie informatie delen met de buitenwereld, maar burgers kunnen ook hun informatie en motieven kenbaar maken bij de politiediensten. Buiten loutere spontaniteit, kan de politie ook gericht vragen stellen om de burgerparticipatie te stimuleren. De sociale media kunnen verder worden doorzocht op bruikbare informatie, zowel ter preventie als reactie. Misdaad met de sociale media als plaats van het misdrijf, of als hulpmiddel en facilitator. In die zin speelt het een onmiskenbare rol bij het vergaren van bewijsmateriaal.7 Hoe dan ook, de sociale media hebben een nieuw elan gegeven aan de relatie tussen politie en bevolking. Door de geboden inkijk in de werking van de politie, wint de organisatie aan legitimiteit. Toch zijn er ook bedenkingen rond sociale media die tot voorzichtigheid manen. Wanneer iets zo vlug een hype wordt, kan het evenzo snel verwateren. Een tweede argument is dat berichten ongefilterd rondgaan, en mogelijk onder valse identiteit zijn geplaatst. Verder verwacht de bevolking dat de door hen geplaatste berichten à la minute gelezen worden. Doet de politie dit niet, dan heeft dit negatieve impact op het imago. Doet men dit wél, dan kost het een flinke personele investering. Verder is aandacht voor medewerkers in relatie tot sociale media noodzakelijk. Zowel privé – wat plaatst men (over zich)zelf –, als
7 C. Conings en Ph. Van Linthout, Sociale media: Een nieuwe uitdaging voor politie en justitie, 2012
140 School voor Politie Leiderschap
beroepsmatig: incidentafhandeling kan – zeker in conflictsituaties – al vlug YouTube halen.
Internationale samenwerking: instant of niet? De open grenzen en het Europees fundamentele recht van vrij verkeer van personen, goederen en diensten, zorgen niet alleen voor een verbeterde mobiliteit in grensstreken, maar zelfs wereldwijd. En de criminaliteit internationaliseert mee. Het spreekt vanzelf dat politiediensten zich daaraan moeten aanpassen. Sedert het ontstaan van de EU is de aandacht voor internationale samenwerking binnen Europa stelselmatig gegroeid. Verschillende regelgevende initiatieven hebben die evolutie in de diverse samenwerkingsvormen mogelijk gemaakt. Voorbeelden daarvan zijn onder andere het Akkoord van Schengen (1985), het Verdrag van Prüm (2005) en het Zweeds Kaderbesluit (2006). Een bilateraal voorbeeld is het Beneluxverdrag (2004). De oprichting van Europese instellingen, zoals daar zijn Europol (1992), Eurojust (2002), Frontex (2004) en COSI (2007), waren een andere stap in het proces. Ook zijn diverse projecten opgestart, denk aan de EMPACT 8-projecten waar telkens een lidstaat trekker van is, en de ontwikkeling van het Harmonyproject onder Belgisch EU-voorzitterschap in 2010. Waar samenwerkingsverbanden tussen EU-lidstaten opgezet worden of aanwezig zijn, verloopt de uitwisseling van gegevens volgens een hoog real time gehalte. De meeste van die partnerschappen zijn immers gebaseerd op personele contacten, op noodzakelijke uitgewisselde mankracht binnen een bepaald project. Andere hebben informatie-uitwisseling tot doel, denk aan de Centra voor Politie- en Douanesamenwerking (CCPD’s). Nog andere zijn gebaseerd op een individuele interesse en openheid van leidinggevenden van politiekorpsen, denk aan de Taxandriawerkgroep 9. Zonder afbreuk te doen aan de waarde van bovenstaande initiatieven is de conclusie dat zij te punctueel, te beperkt en/of te vrijblijvend zijn. Het verder uitwerken van het Zweeds kaderbesluit zal het spontane karakter van de real time uitwisseling in positieve zin sterk doen evolueren. Men spreekt van een horizontalisering van de internationale samenwerking. De principes én de voorgeschreven termijnen 10 zullen ervoor zorgen dat men de uitwisseling binnen afzienbare tijd zal toepassen in de dagdagelijkse praktijk.11 Immers, ook de verantwoording 8 EMPACT: European Multi-disciplinary Projects Against Criminal Threats 9 Een samenwerkingsverband tussen de politiezones Turnhout, Noorderkempen en Kempen Noord- Oost langs Belgische zijde en de politieregio Midden- en West-Brabant in Nederland 10 Artikel 4 van het Zweeds kaderbesluit
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 141
in geval van nalatigheid is geregeld. Als het real time element aan belang wint in de internationale politiesamenwerking, zal ook hier de slagkracht en heterdaadkracht van de politie toenemen. De echte uitdaging zit in een permanent systeem met vaste invalspunten voor de overdracht van kennis, gegevens en informatie tussen al dan niet aangrenzende lidstaten. In Nederland heeft men daartoe bij de reorganisatie voorzien in Internationale Rechtshulpcentra (IRC’s). In België moet men terugvallen op de Arrondissementele Informatiekruispunten (AIK’s) die voor een stuk deze rol waarnemen in samenhang met de CIC’s. Internationaal gezien vervult Europol die rol. Men wil van Europol ‘the first channel of choice’ maken en de instelling omvormen tot een centrum voor real time intelligence, inclusief sociale media. Het is echter niet voldoende dat men hiervan alleen binnen Europol overtuigd is. Veel lidstaten, zeker België en Nederland, maken nog te weinig gebruik van het potentieel dat Europol te bieden heeft. Lidstaten zullen de verplichting moeten implementeren om Europol te voorzien van de nodige informatie.
Tot besluit Een politieambtenaar op straat kan niet genoeg geïnformeerd zijn over de situatie waarin hij of zij zich begeeft. Of dit nu heel specifiek naar aanleiding van een oproep moet gebeuren of het past in een algemene aanwezigheid in de openbare ruimte, maakt geen verschil. Evenmin of het gaat om werk in de wijk, of op internationaal niveau. Daarnaast kan die informatie niet vlug genoeg behandeld worden. De huidige technologische middelen laten toe dat informatie in real time wordt opgehaald, verwerkt en in bruikbare vorm wordt medegedeeld. Alleen moet nog afdoende binnen de politieorganisatie georganiseerd worden welke technologie wordt aangewend en wie wordt daarmee – op welke plaats – belast. Qua bronnen kan men zich de dag van vandaag niet meer beperken tot de eigen politiedatabases. Men moet over het muurtje willen en durven kijken. Bij de real time informatiehuishouding moet het eigen personeel van nabij betrokken worden bij de werking ervan, en daartoe ook efficiënt worden opgeleid. Belangrijk is de centralistische opvolging, het ontwikkelen van ‘Single Points of Contact’ (SPC). In de verschillende lidstaten afzonderlijk, maar ook – overkoepelend – op Europees niveau. Dit zorgt voor uniforme criteria rond het interpreteren, 11 Bijvoorbeeld de plicht tot uitvoering van Europese bevelen als het arrestatiebevel, opsporingsbevel, bewijsverkrijgingsbevel en beschermingsbevel. Of de consultatie van Europese databases als ECRIS en EPRIS
142 School voor Politie Leiderschap
verwerken en delen van de informatie. Het grootste voordeel dat men door een centralistische opvolging kan bekomen, is de verhoogde slagkracht en de heterdaadkracht van de organisatie. Zeker als men daarin ook de commandostructuur van de organisatie integreert; het beslissingsniveau valt dan samen met het informatieverwerkende element en de communicatielijnen. Wanneer iedere partner of deelnemer in het informatienetwerk dezelfde principes hanteert, wordt het mogelijk netwerken op elkaar af te stemmen en de wederzijdse werking in elkaar te laten vloeien. Informatie wordt op die manier een solide basis voor de goede briefings en debriefings waarop de structuur, organisatie en werking van een politiekorps draaien. Een gebrek aan informatie belemmert immers het gehalte aan kennis in het werkveld. Hoe breder dat werkveld is, hoe meer lacunes en hiaten zullen worden gevoeld.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 143
144 School voor Politie Leiderschap
‘Virtual Policing is onderdeel van de steeds veranderende dimensies van het politievak. Dit vraagt een open blik op de wereld om ons heen, en bereidheid tot internationale participatie.’
Frank Kornaat
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 145
Frank Kornaat EMPM
Virtual Policing: Something new? WikiLeaks openbaart Amerikaanse staatsgeheimen. Nederlander in Tsjechië opgepakt voor mega hack van Amerikaanse creditcards. Diginotar gekraakt. VS achter Stuxnet aanval op Iraanse kerncentrales. Minister zegt 150 man extra toe voor de aanpak van kinderporno op het internet. Eén ding kun je niet ontkennen: cybercrime is hot. Maar is cybercrime eigenlijk niet meer dan een verschijningsvorm van criminaliteit? Een vorm waarbij het gewoon gaat over inbreken (hacken), frauderen, oplichten en bedreigen? Maar als dat zo is, hoe zorgen we dan voor een effectieve en efficiënte (internationale) aanpak van dit vraagstuk?
Inleiding De context van dit artikel is cyberspace. Een ongekende wereldwijde ruimte van verbindingen tussen en met computers en computernetwerken, waarbinnen communicatie en datatransport plaatsvindt. Ook in cyberspace kennen we een boven- en onderwereld. Het gewone zichtbare internet zoals wij dat dagelijks zien en het nietzichtbare deel zoals de zogenaamde BOT 1, TOR 2 en Peer-to-Peer 3 netwerken. Beter bekend van het downloaden van illegale software, muziek en films. Inmiddels is het internet uitgegroeid tot een wereld die in een razend tempo en in vele verschijningvormen de fysieke wereld binnen dringt en daar niet alleen vertier brengt, maar ook bedreigingen. Het is onderdeel geworden van onze vitale infrastructuur.
1 2 3
BOTnet is jargon voor een collectie van softwarerobots of bots, die automatisch en zelfstandig opereren TOR (The Onion Router) is een open netwerk voor anonieme communicatie gebaseerd op een techniek genaamd Onion Routing Peer-to-peer netwerk (p2p) is doorgaans een computernetwerk waarin de aangesloten computers gelijkwaardig zijn
146 School voor Politie Leiderschap
Cybercrime In de jaren 80 van de vorige eeuw werden we voor het eerst geconfronteerd met computercriminaliteit. Cybercrime is inmiddels een bekende term, maar wat betekent het eigenlijk? Deze vraag is urgent; het bepaalt namelijk wie verantwoordelijk is voor de aanpak, en voor de manier waarop de aanpak wordt vormgegeven. Is bij het lamleggen van het netwerk van banken sprake van cybercrime, een terroristische daad of misschien wel een oorlogshandeling? Het Nederlandse Openbaar Ministerie omschrijft cybercrime als volgt: ‘Onder cybercrime vallen criminele activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van ICT 4. De criminele activiteiten kunnen zijn gericht tegen personen, eigendommen en organisaties of tegen elektronische communicatienetwerken en informatiesystemen.’
Cybercrime en juridische ontwikkelingen Sinds 1993 kent Nederland de Wet Computercriminaliteit. In 2006 is deze wet ingrijpend aangescherpt op het gebied van cybercrime. De definitie van hacken (inbreken) is flink uitgebreid en ook de regels over het afluisteren en aftappen van communicatie, en het kraken of hacken van beveiligde diensten zijn aangescherpt. Aan het Belgische Strafwetboek is in 2001 een nieuw hoofdstuk toegevoegd: Boek II, Titel IXbis: misdrijven tegen de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van informaticasystemen en gegevens die door middel daarvan worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen. Verder kennen we het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, oftewel het Cybercrime-vedrag (Boedapest, 2001). Ook kennen we het Verdrag van Lanzarote (2007), dat kinderen wil beschermen tegen seksuele uitbuiting en misbruik. Beide verdragen zijn door Nederland geratificeerd en in wetgeving opgenomen.
Cybercrime in internationaal en nationaal perspectief Juridische kaders alleen zijn onvoldoende voor een effectieve aanpak van cybercrime. Internationale organisaties als de G8, de Verenigde Naties en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) erkennen de grote politieke en economische afbreukrisico’s die aan het internet kleven. De OESO heeft opgeroepen tot een cultuur van veiligheid in informatiesystemen. De basis voor de Europese aanpak van cybercrime is te vinden in de Mededeling
4 Informatie- en Communicatietechnologie
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 147
‘Naar een algemene strategie inzake de bestrijding van cybercriminaliteit’ (Europese Unie, 2007). Inmiddels zijn diverse samenwerkingsverbanden ontstaan, en ondersteunen landen elkaar 24 uur per dag in de opsporing van internetcriminelen. The European Network and Information Security Agency (ENISA) speelt hierin een ondersteunende en coördinerende rol. Inmiddels hebben 200 landen in de wereld een Computer Emergency Response Team (CERT) dat in tijden van crisis snel kan ingrijpen, en kan adviseren over te nemen maatregelen. In Nederland is de CERT opgegaan in het Nationaal Cyber Security Centrum (2012), een voortvloeisel van de Nationale Cyber Security Strategie (NCSS) 5. Diverse sporen zijn uitgezet om te komen tot een betere aanpak van internetdreigingen. Een van die sporen is de oprichting van de Cyber Security Raad 6; een strategische alliantie tussen overheid, wetenschap en bedrijfsleven, die in tijden van crisis de regering kunnen adviseren. Een ander spoor is het maken van een dreigingsanalyse.
Het verschil Wat maakt de aanpak van cybercrime anders dan andere criminaliteitsvormen? De meeste van onze politieconcepten en strategieën zijn ook in cyberspace van toepassing. Pim Takkenberg, hoofd High Tech Crime, ziet echter twee grote verschillen: ‘In de eerste plaats weet je bij een onderzoek soms niet waar een computer of server staat, waardoor het in juridische zin onhelder is waar en wanneer iets plaatsvindt en welke wetgeving van toepassing is. In de tweede plaats is de virtuele wereld vaak ongedefinieerd verbonden met de fysieke wereld. Een eenling kan met zijn actie ergens in de wereld grote (maatschappelijke én materiële) schade toebrengen.
De politiefunctie binnen cyberspace De politiefunctie binnen cyberspace lijkt op de aanpak van gewone criminaliteit, maar dan gepleegd met een ander medium. Cyberspace wordt niet direct als mogelijk oorlogsgebied ervaren, en een gepleegde cyberaanval wordt niet direct aangemerkt als oorlogshandeling of oorlogsmisdrijf, maar eerder als crimineel handelen. De vraag is of dat zo zal blijven. Een groot probleem bij een potentiële cyberoorlog is dat niet alleen de militaire infrastructuur wordt getroffen, maar ook de infrastructuur die burgers gebruiken. Het Amerikaanse Ministerie van Defensie heeft al laten weten dat cyberaanvallen in bepaalde gevallen een militaire vergelding
5 Rapport van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, 22-02-2011 6 Ingesteld op 30 juni 2011 door de minister van Veiligheid en Justitie, mr. I. Opstelten
148 School voor Politie Leiderschap
rechtvaardigen. Hoe dan ook vraagt het om zowel een goede nationale als internationale aanpak, heldere scheidslijnen en een visie op de politiefunctie in de virtuele wereld.
De aanpak in Nederland De huidige aanpak van cybercrime ligt in eerste instantie op regionaal niveau. Heeft de zaak een gespecialiseerd karakter of raakt deze het maatschappelijk belang, dan wordt de zaak uitgevoerd door het team High Tech Crime van de Nationale Recherche, en komt ook het Nationaal Cyber Security Centrum in beeld. Het Cyber Security Centrum is een samenwerkingsverband waaraan ook de politie deelneemt. Hier wordt de bestrijding van Cyber Warfare, Cyber Terrorisme and Activisme, Cyber Spionage en Cyber Crime gecoördineerd. De eerste prioriteit is het elimineren van de dreiging, pas later komt een eventuele opsporing van de dader(s) aan de orde. Hoewel het bij de aanpak van cybercrime meestal gaat om een reactieve aanpak, is in het geval van kinderporno veeleer sprake van een proactieve vorm van opsporing.
Nieuwe dimensie Een nog onderbelicht deel van Virtual Policing is de Open Source Intelligence (OSINT). Hierbij scannen veiligheids- en inlichtingendiensten de open bronnen op internet (Facebook, Twitter, etc) om normafwijkend gedrag te detecteren of bewegingen van bepaalde groepen en activiteiten rond evenementen te signaleren. Dit detecteren van normafwijkend gedrag is een nieuwe vorm van policing. Binnen de Nationale Politie zullen Real Time Intelligence Centers hierin een rol gaan vervullen. Het Europese agentschap voor de rechten van de mens (FRA) is bezorgd over deze ontwikkelingen. In haar Multi Annual Framework (MAF) zijn negen gebieden genoemd waarin zij bekijkt of de grondrechten van de Europese burger geschonden kunnen worden. Een van die gebieden is ‘Information Society and Private Life’. Virtual Policing zal – net als policing in de fysieke wereld – rekening moeten houden met de vraag wat ethisch verantwoord is. In Nederland heeft deze discussie in het verleden bij voorbeeld geleid tot beperking in het zomaar doorzoeken van huisvuil van een mogelijke verdachte.
Conclusies en aanbevelingen Snelheid is in toenemende mate de bepalende succesfactor binnen de criminaliteitsbestrijding, en begrippen als tijd en plaats vervagen steeds meer. Dit vraagt iets van zowel nationale als internationale politieorganisaties. Een aantal conclusies en aanbevelingen.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 149
Paradigmashift in informatiedeling In de huidige politiecultuur gaat het om het afschermen van informatie; we doen het eerst zelf en betrekken er daarna pas experts en burgers bij. In een context waarin tijd cruciaal is en het begrip plaats verdwijnt, zal de opsporing moeten meebewegen naar een open, internationaal georiënteerd systeem waarin Interpol, Europol, burgers en burgerexperts meer en meer een rol krijgen. De nationale en internationale politieorganisaties zullen zich moeten richten op het breed vergaren en delen van informatie en kennis. Ondersteund door een modernere vorm van opsporingsberichtgeving, op Europees niveau verzorgd door Europol. De Nederlandse politie kan een trekkersrol vervullen door met de buurlanden kleine Europese proeftuinen op te zetten. Het Benelux secretariaat zou daar een geschikt platform voor kunnen zijn.
Verbeteren operationele slagkracht In de tweede plaats gaat het om het verbeteren van de operationele slagkracht en sturing in (inter)nationaal verband. De mogelijkheid om vanuit de operatie direct te kunnen sturen op de (inter)nationale inzet van mensen en middelen. De nieuw op te zetten Operationele Centra bieden hiervoor een mooie kans. Operationele Centra zijn een soort commandoruimtes van waaruit de bijzondere inzet van mensen en middelen wordt gecoördineerd. Deze centra zouden ook het schakelpunt moeten zijn voor internationale informatie-uitwisseling en het coördineren van spoedeisende rechtshulpondersteuning die bij de aanpak van cybercrime noodzakelijk is. Vanzelfsprekend is de beschreven inrichting pas internationaal effectief als binnen de overige lidstaten, Europol en Interpol een evenknie beschikbaar is.
Internationale opleidingen In de derde plaats is de samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten, politie en defensie niet vrijblijvend, maar noodzakelijk. Ook in internationaal verband. Dit betekent dat er meer gezamenlijke, internationale opleidingen moeten komen. Deze visie wordt ondersteund in het document van de Europese Commissie ‘Naar een algemene strategie inzake de bestrijding van cybercriminaliteit’ (2007). Volgens de EU moeten landen en organisaties relevante opleidingsprogramma’s met elkaar verbinden om de kwaliteit te verhogen. De rol van zowel het European Police College (CEPOL) als die van de Politieacademie zijn van cruciaal belang voor het creëren van eenduidige vaktaal en het vergroten van het kennisniveau, ook op het gebied van cybercrime. Ook het reguliere (leiderschaps)onderwijs moet meer aandacht aan dit onderwerp besteden.
150 School voor Politie Leiderschap
Solide intelligence basis In de vierde plaats moet de aanpak van cybercrime kunnen steunen op een solide nationale en internationale intelligence basis. Dat is nu nog niet het geval. Het gaat concreet om de afstemming tussen de Europese en de Nationale intelligenceagenda, het toewijzen van nationale en internationale middelen, het toerusten van Europol en Interpol op het thema Cybercrime en het verwerven van informatieposities op nationaal en internationaal niveau. Op internationaal niveau zou Europol een coördinerende rol kunnen vervullen bij het in kaart brengen van de informatiebehoefte en het invullen van de informatiepositie. Gelet op het soevereiniteitsbeginsel kunnen informanten geworven worden binnen de bestaande nationale wetgevingen. Voor Nederland past deze taak bij de CIE’s. De prioritering van de inzet van de CIE zou gelijke trend dienen te houden met de nationale en de Europese Intelligence-agenda.
Visie op de virtuele politiefunctie Een succesvolle aanpak van cybercrime blijft verbonden met de succesvolle inrichting en toepassing van ‘virtuele’ policing op alle niveaus van de (Europese) politieorganisatie. Er is voor Nederland en Europa een heldere visie nodig op de politiefunctie in de virtuele wereld. Hoe eerder we Virtual Policing zien als normaal onderdeel van het politievak, hoe efficiënter en effectiever aanpak van cybercrime wordt. De EU zou een Europese Strategie kunnen formuleren rond de veranderende politiefunctie in Europa, het ondersteunen van nationale programma’s en het versterken van het onderwijs rond dit thema.
Tot slot Virtual Policing is in de kern niet echt iets anders; het maakt onderdeel uit van de steeds veranderende dimensies van ons politievak. Dit vraagt van ons om met regelmaat anders naar de wereld om ons heen te kijken. Niet in de beslotenheid van het onderzoek, maar in openheid en met een oriëntatie op internationale participatie. Dat is de nieuwe sleutel tot succes.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 151
152 School voor Politie Leiderschap
Van de leersupervisors prof.dr. W. Bruggeman en M. Beuving:
Borging in de structuur van de organisatie Wat vraagt internationalisering aan structuurborging in een politieorganisatie?
In de voorafgaande clusters werden diverse zaken helder. Mondiale problemen zijn van invloed op de veiligheid in ons land. Die problemen kunnen het best bij de bron worden aangepakt. Nederland heeft nog geen voldragen visie op internationale samenwerking, en heeft de nationale cyclus rond dreigingsbeelden ook nog niet afgestemd op de Harmony-cyclus rond het European Crime Intelligence Model. De samenwerking met onze buurlanden lijkt hoge prioriteit te krijgen, maar in de praktijk ontbreekt het nog veel dienders aan relevante kennis. En op korpsleidingniveau is nog geen actie ondernomen om bijvoorbeeld de dreigingsbeelden naast elkaar te leggen of afspraken te maken over de workload die met de diverse Europese bevelen op ons afkomt. Real Time Intelligence is een instrument dat de agent op straat kan helpen de juiste beslissingen te nemen, ook als zaken een internationaal tintje hebben. Maar hoe borgen we alle inzichten in de bestaande organisaties? Dick de Boer constateert in zijn onderzoek naar de vraag wat internationale samen-
werking aan structuur en borging vraagt, dat het nieuwe Nederlandse IPS-model naar huidige Nederlandse opvattingen optimaal structurerend is voor een effectieve en efficiënte internationale politiesamenwerking. Toch geloven maar weinig respondenten dat de structuur bepalend is. Het is de vraag of je kiest voor kaart of kompas. Voor iets dat vastligt, of voor iets dat een koers aangeeft.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 153
Uit het essay van Simone Smit blijkt dat reputatiemanagement een belangrijke bijdrage kan leveren aan de positionering van de internationale samenwerking door het construeren van een proactief, geloofwaardig verhaal over goed politiewerk in de internationale context. Ze stelt dat de vorming van de Nationale Politie kansen biedt voor een eenduidige en consistente communicatie. Vanuit internationaal perspectief bezien is het zeer wenselijk dat de Nationale Politie gaat werken met één gezicht en één loket voor zowel operationele als strategische vraagstukken.
Tot slot Een mooi aanbod van teksten dus, die logisch en coherent op elkaar aansluiten en die op deze wijze ook de structuur van het Columbus-programma volgen. De voornaamste conclusie blijft dat de politie nog onvoldoende is voorbereid om voluit op de nieuwe ontwikkelingen aan te sluiten. Dit is nochtans niet alleen nodig op basis van meer en meer internationale (zeg maar Europese) bevelen, maar ook op het feit dat burgers actievere partners worden. Illustratief hiervoor zijn de impact van sociale media (ook grensoverschrijdend) en de nieuwe rechten van slachtoffers (en daders), die ook op basis van recente verdragen afdwingbaar worden.
Prof. dr. Willy Bruggeman Minze Beuving
154 School voor Politie Leiderschap
‘Samenwerking is meer het resultaat van een interactie van politiemensen uit veelal verschillende cultuurclusters, dan van vertrouwen in de structuur van de verschillende diensten.’
Dick de Boer
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 155
mr. Dick de Boer MPA
Kaart of kompas? Lopen in het landschap van de internationale samenwerking
De impact van internationalisering en globalisering is onderkend. Nog niet altijd is een optimale vertaling gevonden naar werkbare praktijken, maar dat is gezien de diversiteit binnen de lidstaten niet zo vreemd. Er is gelukkig ook veel dat ons bindt. Wie een veiligheid- of criminaliteitsprobleem heeft, vraagt zo nodig hulp aan het buitenland. Wie een bijdrage kan leveren aan de wereldvrede doet mee in peace-keeping missions of security sector reform (SSR) initiatieven. Wat vraagt internationale samenwerking aan structuur en borging, en hoe bepalend is de mate van centralisatie voor de effectiviteit en efficiency van die samenwerking? Of is daarvoor wat anders nodig?
Structurele en culturele diversiteit Europese lidstaten zijn zeer divers georganiseerd; er zijn (sterk) gecentraliseerde bestellen, (sterk) gedecentraliseerde bestellen en bestellen met kenmerken van beide vormen. Wat kunnen we zeggen over deze vormen als het gaat om de effectiviteit en de efficiency van de inrichting en borging van internationale samenwerking? Hoewel er weinig over bekend is, zijn wel noties te geven over wat iets ‘effectief’ en ‘efficiënt’ maakt, en wat vooral ook niet. Neem bijvoorbeeld het aantal diensten in een land: naarmate er meer zijn, mag je aannemen dat de complexiteit toeneemt (inefficiënt). Zo is ook het aantal sturingsniveaus op het terrein van gezag en beheer medebepalend, net als de schaalgrootte van een dienst en de culturele opvatting over wat efficiënt is en wat niet. Zoomen we wat meer in op de verschillende bestellen, dan zien we dat bij landen met één centrale politiedienst (bv Scandinavië) sturing en verantwoordelijkheden
156 School voor Politie Leiderschap
hoog belegd zijn, waarmee eenduidigheid van beleid en uitvoering wordt beoogd. Landen met meerdere centrale diensten (bv Spanje) kenmerken zich door hoge cultuurverschillen tussen die diensten en een sterke domeinscheiding met een risico op ‘stammenstrijd’. Landen met een sterk gedecentraliseerd bestel (bv Engeland) kennen geen nationale doorzettingsmacht en de fragmentatie in werkwijze levert veel versnippering op. Het ‘gemengde model’ (bv België) suggereert het beste van beide te hebben. Er is echter veel inspanning nodig om tot gezamenlijkheid te komen, en de informatiedeling wordt doorgaans als gebrekkig ervaren.
Inrichten en borgen voor internationale samenwerking Om aan internationale samenwerking efficiënt en effectief uitvoering te kunnen geven, moet ieder bestel voldoen aan een aantal voorwaarden: -
een vastgestelde nationale visie die blijk geeft van gevoelde urgentie en die vertaald is in een beleidskader voor politiediensten.
-
een adequaat besturingsmodel waaruit blijkt wie geacht wordt wat te doen, waarvoor men verantwoordelijk is en welke planning- en control instrumenten worden ingezet.
-
het inrichten van een informatieorganisatie met ‘technisch verbonden’ informatiesystemen.
-
de aanwezigheid van instituties die het proces van internationale politiesamenwerking (IPS) uitvoeren of faciliteren.
-
medewerkers en leidinggevenden die blijk geven van een geïnternaliseerd IPS-leiderschap en IPS-medewerkerschap, met internationaal bewustzijn als belangrijke competentie.
Efficiency Wat bepaalt of verhoogt de efficiency van internationale samenwerking? De suggestie wordt gewekt dat informatie-uitwisseling via Europol, Interpol, Sirene, de IRC’s en liaison-officers de enige efficiënte weg is. Verder wordt de efficiency vergroot door te voorzien in een onderliggende, samenhangende visie en de operationalisering daarvan. Het moet voor (buitenlandse) politiediensten volstrekt duidelijk zijn welke informatievraag waar geadresseerd wordt, met een voorkeur voor een ‘single point of contact’. Ten slotte werkt men ook daadwerkelijk overeenkomstig het ingerichte proces, met bijzondere aandacht voor de informatiegebruiker. Maar wat als de informatie-uitwisseling niet overeenkomstig het vastgestelde werkproces plaatsvindt? Signaleren we dat? Is alle informatie-uitwisseling traceerbaar?
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 157
En wijzen we de ‘overtreders’ dan op hun verzuim? En hoe zit het met kwaliteits- en prestatie-indicatoren; zijn die geformuleerd? Voor wat betreft de inzet van liaisons ligt efficiency(verhoging) besloten in een versterkte mate van samenwerking en flexibilisering van de functie, alsmede inzet op basis van een veiligheidsanalyse. Voor internationale rechtshulp geldt dat een heldere toedeling van verzoeken, duidelijkheid over wie het verzoek uitvoert en het garanderen van uitvoeringscapaciteit erg belangrijk zijn. Voor Joint Investigation Teams, landenprogramma’s, SSR-projecten en dagdagelijkse grensstreeksamenwerking gelden efficiencycriteria als een duidelijke visie, heldere doelstellingen en concrete uitvoeringsactiviteiten. Op bestuurlijk vlak zijn kritieke succesfactoren: de intensieve verbinding tussen bestuurders, departementale ambtenaren, korpsleiding en politie-experts, en een positionering van strategische liaisons bij relevante Europese partners.
Hollandse verankering Het concept Inrichtingsplan Nationale Politie schetst gedetailleerd hoe de ambitie en visie eruit zien, evenals het sturingsconcept. De nationale politiechef is eindverantwoordelijk voor de resultaten op het gebied van internationale politiesamenwerking. Hij is verantwoordelijk voor het nakomen van EU-wetgeving en internationale verplichtingen. De voortgang en de resultaten van de internationale samenwerking worden jaarlijks gemonitord. De nationale politiebaas stelt ook de uitvoeringskaders vast betreffende operationele samenwerking, informatie-uitwisseling, rechtshulp en niet-operationele samenwerking. Het is duidelijk dat een concernbenadering wordt voorgestaan. Over de praktische invulling is in het concept van het inrichtingsplan nauwelijks iets terug te vinden.
Cultuurelementen bepalen succes internationale politiesamenwerking Organisatiestructuren bepalen echter niet alleen de effectiviteit en efficiency van internationale samenwerking. Aan een effectieve en efficiënte internationale samenwerking ligt altijd een bestendige relatie ten grondslag. Culturele aspecten zijn belangrijk in het aangaan van een dergelijke relatie. Geert Hofstede 1 identificeerde vijf clusters van landen die elk een bepaalde combinatie van ‘Hofstede-dimensies’
1 G. Hofstede, Allemaal Andersdenkenden, Omgaan met cultuurverschillen, Atlas Contact, juni 2005
158 School voor Politie Leiderschap
vertegenwoordigen. In een kruistabel is af te lezen wat verwacht mag worden als op deze dimensies wordt geanticipeerd. ITIM-International borduurt voort op de dimensies van Hofstede en hangt labels aan de landen. Scandinavische landen (met één politiedienst) functioneren als ‘Network’, gekenmerkt door een lage macht-afstand, een grote mate van individualiteit en feminiteit. ‘Solar’ landen als Italië en Spanje (meerdere politiediensten) laten een hoge macht-afstand zien gecombineerd met een grote behoefte aan onzekerheid-vermijding en een grote mate van individualiteit. Het Verenigd Koninkrijk (decentraal bestel) krijgt het predikaat ‘Contest’ met een relatief lage macht-afstand en een geringe behoefte aan onzekerheidvermijding. Individualiteit en masculiniteit scoren hier hoog. België (gemengd bestel) heeft kenmerken van een ‘Solar’, maar ook van een ‘Network’. De internationale politiesamenwerking komt het gemakkelijkst tot stand tussen landen uit eenzelfde ITIM-cluster, en die samenwerking zal ook relatief snel bestempeld worden als efficiënt. Samenwerking met landen uit een ander cluster vereist een intensievere inleving in de context van dat land.
Werken in internationale samenhang: frontline politiewerk Om de efficiency en effectiviteit in relatie tot de inrichting van het politiebestel te beoordelen, is het goed om te kijken naar de inbedding van de internationale dimensie in het dagelijkse politiewerk. Snel over de juiste informatie kunnen beschikken is cruciaal voor het werken in nationaal, maar ook in internationaal verband. Het Nederlandse antwoord op de toenemende eisen aan deze informatie ligt in de inrichting van Real Time Intelligence Centers. Momenteel worden de nationale informatiekanalen in Nederland regelmatig vermeden. Teveel politiemensen proberen informatie via andere kanalen te krijgen, soms rechtstreeks bij buitenlandse collega’s die ze ooit hebben leren kennen. Ze beschouwen zichzelf als informatiemonopolist. Informatie delen doen ze ook nauwelijks; het ontbreekt hen aan vertrouwen in de afnemer en ze zijn bang hun monopolie te verliezen. Dan is er nog de rechtshulp. De regionale IRC’s verzorgen de intake en coördineren de uitvoering van rechtshulpverzoeken uit het buitenland. Eenvoudige verzoeken, waarbij geen specifieke tactische opsporingsactiviteiten of opsporingsbevoegdheden nodig zijn, worden binnen het IRC afgedaan. Verzoeken die de inzet van tactische opsporing of opsporingsbevoegdheden vergen, worden uitgezet bij het Team Rechtshulp dat op regionaal en landelijk niveau is ingericht. Het Landelijk IRC (LIRC) heeft inzicht in de aantallen, kwaliteit en afdoening van de inkomende en uitgaande
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 159
rechtshulpverzoeken en stuurt hierop. De Landelijke Eenheid fungeert voor internationale partners als één centraal aanspreekpunt (‘single point of contact’). De flexibiliteit en de capaciteit voor de behandeling van rechtshulpverzoeken is daarmee (veel) beter dan voorheen geborgd.
Conclusie Het werken in internationale samenhang komt op tal van manieren tot uiting. Steeds vaker zien we gemeenschappelijk gebruik van voertuigen, opleidingen en trainingen worden in internationaal verband gezamenlijk georganiseerd, handhaving en controles worden hand in hand uitgevoerd. In de praktijk vindt men elkaar. Maar er is ook nog veel te winnen! Veel initiatieven zijn sterk persoonsafhankelijk. Er zit veel kwetsbaarheid in de beperkte kennis van de internationale regelgeving en de vaak erg beperkte taalbeheersing. Er is nog maar weinig afstemming over gezamenlijk ervaren veiligheidsrisico’s; gemeenschappelijke veiligheidsplannen zijn een unicum. Eenvoudige werkinstructies (FAQ’s) ontbreken nog te vaak en het thema ‘internationaal’ komt nog veel te weinig terug in briefings. En welke methodiek hanteren we voor het uitventen van de ‘lessons learned’? Na literatuurstudie en diverse interviews blijkt het vrijwel ondoenlijk te zijn om de onderzoeksvraag te beantwoorden, zeker wanneer een bijna wiskundige causaliteit wordt verondersteld tussen de inrichting en borging van elementen van internationale politiesamenwerking en de resultaten in termen van effectiviteit en efficiency. Maar al te vaak worden interacties tussen individuen vertaald/opgeschaald als ware het interacties tussen diensten of zelfs landen. Hoewel begrijpelijk levert het niet de meest verantwoorde input voor algemene conclusies.
Aanbevelingen Het nieuwe Nederlandse IPS-model is naar huidige Nederlandse opvattingen optimaal structurerend (en wellicht ook cultiverend) voor een effectieve en efficiënte internationale politiesamenwerking, wanneer we de inrichtingscriteria tot uitgangspunt nemen. De tendens is voorlopig ‘centraliseren en structureren, dan komt het wel goed!’ Het geloof in cultiveren en differentiëren lijkt minder ontwikkeld. Toch geloven maar weinig respondenten dat de structuur bepalend is. Zij vinden dat de effectiviteit en efficiency van internationale samenwerking vooral wordt bepaald door waarden en percepties. Het is de vraag of men kiest voor kaart of kompas. Voor iets dat vastligt, of voor iets dat een koers aangeeft. Samenwerking is meer het resultaat van een interactie van politiemensen uit veelal verschillende
160 School voor Politie Leiderschap
‘cultuurclusters’, dan van vertrouwen in de structuur van de verschillende diensten. Op ‘cultuur’ kunnen wij dus het verschil maken! Vaak wordt gesproken over het feit dat wij af moeten van ‘vrijblijvendheid’. Maar hoe bereik je dat dan? Voor alle politieorganisaties geldt dat zij op de een of andere manier sterk door waarden gedreven worden. Richtinggevende, fundamentele waarden als Respect, Transparantie, Verantwoordelijkheid, Betrokkenheid, Betrouwbaarheid, Rechtvaardigheid en Balans. Waarden die ook internationaal van grote betekenis zijn en daarmee ook het aangaan van relaties beïnvloeden. De grootste katalysator voor een efficiënte IPS-uitvoering zou wel eens gelegen kunnen zijn in het afscheid nemen van de perceptie dat Nederland gestructureerd, kwalitatief hoogstaand en planmatig handelt. Ons imago is namelijk dat we zelfingenomen zijn, niet-flexibel en dat we lijden aan een gebrek aan inlevingsvermogen. Het loslaten van de vermeende culturele dominantie, de perceptie dat resultaten van IPS tot ‘een kruisje in Nederland’ moeten leiden, en het versterken van de reciprociteit zouden wel eens vele malen zwaarder kunnen tellen. Waardeneducatie en leiderschap dienen meer in dit licht te komen staan. Het streven naar een grotere mate van effectiviteit en efficiency in de internationale samenwerking is alom zichtbaar. Maar ga daarin niet ‘over the top’. Persoonlijke relaties tellen nog steeds zwaar wanneer het gaat om een efficiënte internationale samenwerking. Door ICT-innovaties dreigt dit relationele aspect verdrongen te worden. Een pleidooi voor een omgekeerd dienstverleningsconcept als ‘face-click-call’ 2 misstaat hier niet. Rond IPS ligt nog veel besloten in de geheugens en notitieblokjes van veel collega’s. Een overzicht in de vorm van een catalogus met opbrengsten, resultaten, ervaringen van en met internationalisering ontbreekt. Een ‘lerende organisatie’ zou daar anders mee om moeten gaan. Paul Ponsaers, hoogleraar aan de universiteit van Gent, waarschuwt dat een aanhoudend streven naar grotere effectiviteit en efficiency uiteindelijk de legitimatie van de politiefunctie onder druk zet. Het pragmatisme, opportunisme en de creativiteit
2
Binnen de dienstverlening wordt vaak het click-call-face-principe toegepast. Klanten worden gestimuleerd eerst zélf op internet te zoeken naar antwoorden op hun vragen (‘click’). Lukt dit niet dan kunnen ze telefonisch hulp vragen (‘call’), en als ook dat niet volstaat, is fysiek contact mogelijk (‘face’)
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 161
die veel politiemensen kenmerkt mogen er niet toe leiden dat slechts de papieren werkelijkheid zich plooit naar de nationale en Europose regels en richtlijnen en de operatie daar buitenom manoeuvreert. Voorwaar een mooie uitdaging! Zowel voor buitenlandse diensten als voor eigen medewerkers die moeten (leren) lopen op de landkaart van de internationale samenwerking. In deze fase begrijpelijk maar het kompas wijst in een andere richting. Borging en inrichting hebben voor mij veel minder een instrumenteel karakter; het is beter om op de lijn ‘wat maakt dat netwerken werken’ te koersen.
162 School voor Politie Leiderschap
‘Voor internationale samenwerking is het cruciaal dat de Nederlandse politie gezien wordt als 24/7 bereikbaar, met één gezicht naar buiten, in dialoog en effectief opererend.’
Simone Smit
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 163
drs. Simone Smit, politie Haaglanden
Grenzeloos goed politiewerk Over reputatiemanagement in relatie tot internationale politiesamenwerking
Nederland heeft geen al te beste reputatie opgebouwd als het gaat om de implementatie en uitvoering van EU-afspraken. De echte achilleshiel van onze betrouwbaarheid is de afhandeling van rechtshulpverzoeken. Het systeem van weeg- en stuurploegen kan op weinig begrip rekenen in het buitenland en verschaft Nederland het imago van ‘bureaucratisch’ en ‘traag’. We lijken ons onvoldoende te beseffen dat Europa steeds dwingender eisen stelt aan de Europese politiesamenwerking. In 2012 is de EU-beleidscyclus ingevoerd met als doel meer gezamenlijke focus binnen de internationale (politie)samenwerking en daardoor meer veiligheid binnen de Europese Unie.1 Nederland heeft zich gecommitteerd aan zes zogenaamde SOCTA 2-prioriteiten en zich daarmee ook gepositioneerd als samenwerkingspartner binnen de EU.3 Het is dus niet zozeer de vraag meer of de politie internationaal wil samenwerken.
Wat wél de vraag is, is hoe de Nationale Politie zich positioneert op het terrein van internationale samenwerking. In het Ontwerp- en Inrichtingsplan Nationale Politie lijkt het thema afgedaan te worden als sturings- en coördinatievraagstuk. Terwijl het verbeteren van de sturing en coördinatie alleen niet voldoende is voor het
1 2 3
Harmony, 2010 Serious Organised Crime Threat Assessment P. Bakker. EU beleidscyclus interne veiligheid 2012. Participatie door politie Nederland, reader Columbus IV, 2012
164 School voor Politie Leiderschap
verbeteren van de huidige reputatie. Wat ontbreekt is een geloofwaardig verhaal over de positie van de Nationale Politie in de internationale context. Waarom werkt de Nationale Politie internationaal samen en wat zijn de ambities voor de toekomst? Als Nederland er niet in slaagt de Europese politieke ambities tijdig te vertalen naar de politiepraktijk, dan raakt dit niet alleen de (inter)nationale veiligheid, maar verslechtert ook de reputatie van de Nederlandse politie. Corporate communicatie speelt een essentiële rol in de beïnvloeding van de reputatie.4 De vraag die dit artikel wil beantwoorden, is: ‘Op welke wijze kan reputatiemanagement een bijdrage leveren aan de positionering en legitimering van de Nationale politie, waar het gaat om internationale samenwerking?’
Corporate communicatie en reputatiemanagement Corporate communicatie betreft de inzet van alle communicatieactiviteiten en –middelen voor het verkrijgen van goede verhoudingen en verstandhouding met groepen van wiens oordeel de organisatie afhankelijk is. Corporate communicatie verhoogt zowel naar buiten als naar binnen de zichtbaarheid van de organisatie en speelt in op beelden en verwachtingen die stakeholders hebben van de organisatie.5 De wereld is open en grenzeloos. Mensen zijn kritischer; zeg je het alleen maar, of geloof je er ook in en dóe je het ook? Als je niet kunt waarmaken wat je vertelt, als je het niet kunt bewijzen, dan verliest een organisatie zijn geloofwaardigheid. Dat is waar reputatiemanagement over gaat: het hebben van een geloofwaardig verhaal en dat verhaal kunnen bewijzen. De corporate communicatiefunctie van de Nationale Politie richt zich onder andere op het werken aan vertrouwen door de verwachtingen van de omgeving goed aan te laten sluiten op de prestaties. Tevens draagt corporate communicatie bij aan de versterking van de feitelijke prestaties en het transparant maken ervan.6 De communicatieambitie van de Nationale Politie is gericht op het doordacht bouwen aan de reputatie. Dit is een belangrijk aangrijpingspunt voor de relatie tot internationale samenwerking.7 Hieronder worden vier belangrijke bouwstenen voor reputatiemanagement uitgewerkt, in relatie tot internationale samenwerking: -
4 5 6 7
identificeer de gewenste reputatie (hoe wil je gezien worden?)
Communicatiebeleidsplan Nationale Politie, Business Case Communicatie, 2011, 2012 C.B.M. van Riel, Identiteit en imago, Den Haag, SDU, 2008 Concept kader voor corporate communicatie Nationale Politie, 13 april 2011 Business Case Communicatie, 2011 en Communicatiebeleidsplan Nationale Politie, juli 2012
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 165
-
identificeer positie en thema’s (wat ga je communiceren)
-
identificeer de relevante doelgroepen (met wie communiceer je?)
-
identificeer de indicatoren (bewijskracht)
Gewenste reputatie De beeldvorming over de politie – en daarmee haar reputatie – is kwetsbaar. De politie is als overheidsinstantie erg zichtbaar op straat en wordt in hoge mate verantwoordelijk gehouden voor de veiligheid in de samenleving. De verwachtingen zijn hoog. Prof. dr. C. van Riel schrijft in 2004 al dat we ‘in een veel eerder stadium actief verwachtingen moeten managen’.8 De beeldvorming wordt verder in belangrijke mate bepaald door de spanning die bestaat tussen de rol van ‘crimefighter’ enerzijds en ‘verbinder’ anderzijds. De mate waarin de politie erin slaagt om tussen de rollen te schakelen, draagt bij aan de reputatie. Als ‘crimefighter‘ heeft de Nationale Politie de ambitie om zichtbare operationele doelen te bereiken in het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit. Tegelijkertijd wil ze zich positioneren als betrouwbare (inter)nationale samenwerkingspartner: de rol van ‘verbinder’. Op het terrein van de afhandeling en stroomlijning van rechtshulpverzoeken (‘crimefighter’) zou de Nationale Politie de betrouwbaarheid van de organisatie kunnen vergroten (‘verbinder’) door vroegtijdig en actief de verwachtingen te managen. Zo ook bij de landenprogramma’s. Iedere politieregio heeft de afgelopen jaren internationale contacten opgebouwd (‘verbinder’). Het ontbreekt echter aan een landelijk overzicht van de opbrengsten en het vertrekpunt was geen gemeenschappelijke visie, maar een geografische oriëntatie. In het Inrichtingsplan Nationale Politie staat dat de korpsstaf de regie op landenprogramma’s gaat voeren, maar het ontbreekt aan heldere keuzes en een helder standpunt omtrent de doelen die men per land nastreeft en welke interventies daar logischerwijs uit volgen. In de context van internationale samenwerking is het van cruciaal belang dat de Nederlandse politie gezien wordt als 24/7 beschikbaar en bereikbaar, met één gezicht naar buiten, in dialoog en effectief opererend.
Positie en thema’s De communicatie over internationale politiesamenwerking moet helder maken op welke manier het een bijdrage levert aan een veiliger samenleving. Argumenten 4 C.B.M. van Riel, Reputatiemanagement vergt meer dan een goed persbeleid, Tijdschrift voor de politie, 2004
166 School voor Politie Leiderschap
voor zijn onder andere het gezamenlijke streven naar een ‘area of freedom, security and justice’ 9 doordat diverse vormen van criminaliteit daadkrachtiger aangepakt kunnen worden dankzij internationale samenwerking. Boeven houden zich immers niet aan landsgrenzen. Samenwerking levert dus een directe bijdrage aan de kwaliteit van de democratie en mondiale veiligheid. Er zijn ook argumenten tegen internationale politiesamenwerking te bedenken: -
Het gaat ten koste van lokale capaciteit en daarmee veiligheid.
-
Het kost veel, maar levert weinig op.
-
Het risico van illegale opsporingsmethoden als gevolg van een grote diversiteit aan rechtsstelsels.
Voor de vraag ‘wat’ je gaat communiceren, is dus van groot belang dat de politie haar positionering helder maakt en telkens aangeeft waaraan internationale politiesamenwerking een bijdrage levert.
Relevante doelgroepen Wie willen we bereiken? Voor wat betreft de individuele medewerker geldt dat op alle niveaus en binnen alle eenheden een positieve houding tegenover internationale samenwerking moet zijn, en een zeker bewustzijn ten aanzien van de internationale dimensie en context van het politiewerk.10 Doen wat je zegt is belangrijk. Ook bestuurders en gemeenteraadsleden vormen een relevante doelgroep. Zij zorgen voor draagvlak in de wijk, en zullen zeer kritisch zijn over de inzet van mensen en middelen ten behoeve van internationale politiesamenwerking als niet helder is in welke mate de internationale georganiseerde criminaliteit de veiligheid op lokaal niveau raakt. Samenwerkingspartners als het Landelijk en Functioneel Parket, de Koninklijke Marechaussee, de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie, Europol, Interpol en Eurojust hebben grote invloed op de efficiënte werking van en dus beeldvorming over de politie. De vorming van de Nationale Politie is een natuurlijk moment om keuzes te maken wie in welk internationaal gremium vertegenwoordigd is, en aan welke onderhandelingstafel we zitten.11 Op nationaal niveau zijn diverse ministers verantwoordelijk voor aspecten van internationale politiesamenwerking. De minister van Veiligheid en Justitie krijgt in het nieuwe bestel meer gelegenheid om vanuit politieke overwegingen inzet te eisen.
9 Stockholm Programme, Official Journal of the European Union, 2010,C115/4 10 J. Candel, De normaalste zaak van de wereld? Het Europees denken van politiefunctionarissen. Masterscriptie Bestuur en beleid, Universiteit van Utrecht, 2011 11 M. den Boer, Is de Nationale Politie klaar voor Europa?, reader Columbus IV, 2012
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 167
Het zou enorm helpen als hij het belang van internationale politiesamenwerking zou onderstrepen en daaraan beleidsacties zou verbinden. Die politieke druk is tot op heden nog nauwelijks aanwezig. Het buitenland is als doelgroep een containerbegrip, maar wordt genoemd om helder te maken dat het buitenland behoefte heeft aan een snelle en zorgvuldige afhandeling van rechtshulpverzoeken en een helder aanspreekpunt. Zoals gezegd dient de Nederlandse politie bereikbaar, beschikbaar en benaderbaar te zijn en effectief in haar optreden. En tot slot de samenleving als doelgroep. Internationale politiesamenwerking moet een bijdrage leveren aan meer veiligheid en vertrouwen. Het publieke draagvlak voor Europese samenwerking neemt af, en dus moet zichtbaar worden wat het de burger oplevert.12 Deze verkenning van doelgroepen is niet uitputtend en zal verder verkend en beschreven moeten worden. Gezien de dynamische politiekbestuurlijke context zullen de relevante doelgroepen ook doorlopend veranderen. Het is belangrijk te constateren dat verschillende doelgroepen verschillende (en tegenstrijdige) belangen hebben waar het gaat om internationale politiesamenwerking.
Indicatoren Het zichtbaar maken van prestaties is belangrijk omdat de politie zo kan laten zien dat ze de goede dingen doet. Het is noodzakelijk dat vooraf nagedacht wordt over de prestatie-indicatoren waar de Nationale Politie in het kader van internationalisering op stuurt. Door zowel intern als extern aan te geven wat men van de politie kan en mag verwachten, kunnen verwachtingen gemanaged worden. Dit komt de reputatie ten goede. De indicatoren moeten inzichtelijk maken hoe het staat met de implementatie van verdragsrechtelijke afspraken in termen van tempo, tijdigheid en kwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan indicatoren met betrekking tot het vullen van de informatiesystemen, het aantal onderzoeken door joint hit teams en de afhandeling van internationale rechtshulpverzoeken. Hiermee kun je laten zien dat Nederland een betrouwbare samenwerkingspartner is. Ook door het zichtbaar maken van successen (bijvoorbeeld de inzet van joint hit teams) legitimeert de inspanningen op het vlak van internationale politiesamenwerking.
12 Zie ook: J. Rood, Democratie in Europa: tussen de markt en de straat, Internationale Spectator, reader Columbus IV, 2012
168 School voor Politie Leiderschap
Conclusie en advies Voor de positionering en legitimering van internationale politiesamenwerking is het essentieel om proactief helder te maken waarom internationaal moet worden samengewerkt, en wat de opbrengsten ervan zijn. Reputatiemanagement kan een belangrijke bijdrage leveren aan de positionering van de internationale samenwerking door het construeren van een proactief, geloofwaardig verhaal over goed politiewerk in de internationale context. Dat verhaal moet bewijskracht hebben en moet zowel intern als extern gecommuniceerd worden. De vorming van de Nationale Politie biedt kansen voor een eenduidige en consistente communicatie. Vanuit internationaal perspectief bezien is het zeer wenselijk dat de Nationale Politie gaat werken met één gezicht en één loket voor zowel operationele als strategische vraagstukken. Concreet zijn de volgende adviezen te geven aan de nieuwe korpsleiding: -
Maak helder hoe de Nationale Politie gezien wil worden door het buitenland, en verbind hieraan consequenties voor inrichting en aansturing.
-
Formuleer helder waarom we als Nationale Politie internationaal samenwerken.
-
Identificeer doelgroepen die pro en contra internationale politiesamenwerking zijn.
-
Maak helder welke bijdrage de Nationale Politie levert aan internationale politiesamenwerking.
-
Communiceer deze boodschap proactief, zowel intern als extern.
-
Zorg voor intern draagvlak door helder te maken welke bijdrage internationale politiesamenwerking levert aan de veiligheid in de wijk.
-
Maak helder wat de individuele bijdrage van iedere politiemedewerker zal zijn.
-
Formuleer te behalen indicatoren en stuur daarop.
-
Communiceer over behaalde successen.
Tot slot Reputatiemanagement kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de reputatie van de Nationale Politie als het gaat om internationale politiesamenwerking. In essentie gaat het erom dat iedere politiemedewerker zich bewust is van het feit dat hij of zij werkzaam is in een internationale context. Dit moet zichtbaar zijn in gedrag en communicatie. Het draagt bij aan een geloofwaardige en effectieve Nationale Politie, en is de basis voor grenzeloos goed politiewerk.
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 169
170 School voor Politie Leiderschap
Bijlagen Literatuur en bronnen Nicoline Bos (pag 15 - pag 21) - Amnesty International’s Integrated Strategic Plan 2010-2016, www.amnesty.org/en/integratedstrategic-plan - Bruggeman, W. (2012), Internationale Samenwerking, Maku - Den Boer, M.G.H., Is de Nationale Politie klaar voor Europa? Strafblad nr. 1, 2012 - Federale Politie België (2011), Nationaal Veiligheidsplan 2012-2015: Samen zorgen voor een veilige en leefbare samenleving, www.polfed-fedpol.be/pub - Instituut Clingendael, Continuïteit en Onzekerheid in een veranderende wereld, Strategische Monitor 2012, Den Haag - INTERPOL (2011), Environmental Scan 2011, Strategic Planning Directorate, www.interpol.int/ News-and-media/Publications#n627 - Koninklijke Marechaussee (2007), Het Wapen van de Toekomst, Den Haag - Ministerie van Defensie (2010), Houvast voor de Krijgsmacht van de toekomst, Eindrapport Verkenningen, Den Haag - Ministerie van Veiligheid en Justitie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2012), Strategie Nationale Veiligheid, Den Haag - Ministerie van Veiligheid en Justitie (2012), Concept-Inrichtingsplan Nationale Politie, Den Haag. www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/06/27 concept- inrichtingsplan-nationale-politie - Pearls in Policing, Executive Summaries 2012, 2011 en 2010, www.pearlsinpolicing.com - The Millenium Project, Global Futures, Studies & Research, Fifteen Global Challenges, www.millennium-project.org/millennium/challenges - United Nations on Drugs and Crime (2010), The Globalization of crime: a transnational organized crime threat assessment, www.unodc.org/unodc/en/data-and-analysis/tocta-2010 - Voorhoeve, J.J.C, (2011), Negen plagen tegelijk: hoe overleven wij de toekomst?, Contact, Amsterdam - Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2010), Aan het Buitenland gehecht: Over verankering en strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Amsterdam University Press, Amsterdam - Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2011), Vertrouwen in Burgers, Amsterdam University Press, Amsterdam
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 171
- Worldwatch Institute, State of the World 2012: Moving toward Sustainble Prosperity, www.worldwatch.org/stateoftheworld2012
Machiel Oeloff (pag 23 - pag 29) - Bakker, P. (2012), EU beleidscyclus interne veiligheid 2012 – Participatie door Politie Nederland, Den Haag/Brussel - Council of the European Union (2010), Council conclusions on the creation and implementation of a EU policy cycle for organised and serious crime, Brussel - Council of the European Union (2010), First main assessment and description report for internal debate (M.A.D.R.I.D. Report), Brussel - Council of the European Union (2011), Operational Action Plan template, Brussel - Dienst Internationale Politiesamenwerking (IPOL) - Korps landelijke politiediensten (2007), De normaalste zaak van de wereld, Visie op de internationalisering van de Nederlandse politie, Zoetermeer - Dienst IPOL - Korps landelijke politiediensten (2010), Criminele relaties tussen Nederland en andere landen: update en analyse van de intensiteit en trend, Zoetermeer - Dienst IPOL - Korps landelijke politiediensten (2008), Nationaal dreigingsbeeld 2008: Georganiseerde criminaliteit, Zoetermeer - Dienst Nationale Recherche - Korps landelijke politiediensten (2012), Internationale Agenda, Woerden - Dienst Nationale Recherche - Korps landelijke politiediensten (2010), Overall-beeld Aandachtsgebieden, Woerden - Europol (2011), OCTA 2011: EU organised crime threat assessment, Den Haag - Kansil, T., Vleesenbeek, V., de Witte, N., van Kempen, G. (2011), Kwartiermaken Nationale Politie - Internationale (politie)samenwerking & Rechtshulp, Dienst IPOL - Korps landelijke politiediensten, Zoetermeer - Kwartiermaker Nationale Politie (2012), Inrichtingsplan Nationale Politie (Concept), Den Haag - Kwartiermaker Nationale Politie (2012), Ontwerpplan Nationale Politie, Den Haag - Projectgroep Visie op de politiefunctie, Raad van hoofdcommissarissen (2005), Politie in Ontwikkeling, Nederlands Politie Instituut, Den Haag - United Nations Office on Drugs and Crime (2010), The globalization of crime: a transnational organized crime threat assessment, United Nations Office on Drugs and Crime, Wenen
Ilana de Wild (pag 31 - pag 38) - Dr. Platzer, M., Dr. Stummer-Kolonovits, J., Hofrat Kuhn, C. (2006), Africans in Austrian Detention Facilities: Criminals and/or Victims?, Institute of Criminology, University of Vienna, Austrian Ministry of Justice - Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 5 december 2011, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van
172 School voor Politie Leiderschap
Buitenlandse Zaken 2006 (Wederopbouw 2012-2015). - Europol (2011), EU Organised Crime Threat Assessment (OCTA) - INTERPOL (2011), Environmental Scan - The Fund for Peace (2012), Failed States Index - Adviesraad Internationale Vraagstukken, Falende staten, een wereldwijde verantwoordelijkheid, nr. 35, 2004 - Dienst Justitiële Inrichtingen (2012), Gevangeniswezen in getal, 2007-2011, ministerie van Veiligheid en Justitie - Geneva Declaration on Armed Violence and Development, Global Burden of Armed Violence 2011, Cambridge University Press - The Organisation for Economic Co-operation and Development (2011), Investing in Security, a global assessment of armed violence reduction initiatives - Scherrer, V. (2012), Measuring the Impact of Peacekeeping Missions on Rule of Law and Security Institutions, DCAF - Rotterdams Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk BeleidsOnderzoek (2000), Migratie, integratie en criminaliteit, migranten uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie in Nederland - Dienst IPOL - Korps landelijke politiediensten (2008), Nationaal dreigingsbeeld 2008: Georganiseerde criminaliteit, Zoetermeer - Raad van de Europese Unie (2010), Ontwerp van een interne veiligheidsstrategie voor de EU ‘Naar een Europees veiligheidsmodel’, Brussel - Ioannides, I., Collantes-Celador, G. (2011), The internal-external security nexus and EU police/rule of law missions in the Western Balkans, Conflict, Security & Development 11 - UNHCR (2012), Global trends 2011 - Veiligheid en ontwikkeling in fragiele staten, document 2007-2011 Rijksoverheid, Tweede Kamer, 2008 - Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (2012), Verslag over de interne veiligheidsstrategie van de Europese Unie, Europees Parlement, 24 april 2012 - Verslag over de toepassing van de Europese veiligheidsstrategie, Veiligheid in een veranderende wereld, Brussel, 11 december 2008 - Verslag over Veiligheid en Ontwikkeling in Fragiele staten, verslag van een algemeen overleg, vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, 12 maart 2009
Arnoud van den Bout (pag 41 - pag 47) - Adviesraad Internationale Vraagstukken (2009), Crisisbeheersingsoperaties in fragiele staten: de noodzaak van een samenhangende aanpak, Den Haag - Comprehensive Mission Design for Integrated Police training Mission in Afghanistan (restricted), 2011
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 173
- Conflict Research Unit (2012), CRU Policy Brief nr. 20, www.clingendael.nl/publications/2012/ 20120300_cru_brief_nr20.pdf - Department for International Development (2002), Understanding and supporting security sector reform, UK - Organisation for Economic Co-operation and Development (2007), The OECD DAC Handbook on Security Sector Reform (SSR) - Ministerie van Buitenlandse Zaken en ministerie van Defensie (2012), Tussentijdse evaluatie missies en Security Sector Reform en Development activiteiten 2011 www.rijksoverheid.nl/documentenen-publicaties/rapporten/2012/05/16/ tussentijdse-evaluatie-missies-en-security-sector-reform-en-development-activiteiten-2011 - Voorhoeve, J. (2007), From War to the Rule of Law. Peace Building after Violent Conflicts (WRR), Amsterdam University Press
Peter van Dalen (pag 51 - pag 57) - Dekker, H.C. (2004), Control of inter-organizational relationships: evidende on appropriation, concerns and coordination requirements, Accounting Organizations and Society, 2004-29, p32-33 - Europese Commissie, Towards a European Security Model, 548/2/10 REV 2, 2010, p2 - Europese Commissie, De EU interne veiligheidsstrategie in actie: vijf stappen voor een veiliger Europa, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, COM2010/673 def, p2 - Evers. T.C.P.F. (2005), Vertrouwen en Controle binnen Inter-Organisatorische Relaties. Een casestudy binnen een egocentrisch network, Tilburg University, p41-44 - Fukuyama, F (1995), Trust; the social virtues and the creation of prosperity, New York, Free Press - Janowicz, M., en Noorderhaven, N.G, (2006), Levels of interorganizational trust: Conceptualization and measurement, in: R. Bachmann and A. Zaheer, Handbook of trust research, Cheltenham, UK, p264-279 - Kasper-Fuehrer, E.V., Ashkanasy, N.M. (2001), Communicating trustworthiness and building trust in interorganizational virtual organizations, Journal of Management, 2001-27, p235-254 - Klein Woolthuis, R.J.A. (1999), Sleeping with the enemy - Trust, dependence and contract in interorganisational relationships, proefschrift, Universiteit Twente - Knights, D.E., Noble, F., Vurdabakis, T. & Wilmott, H. (2010), Chasing shadows: control, virtuality, and the production of trust, Organization Studies, 2001-22, p311-313 - Rousseau, D., Sitkin, S.B., Burt, R.S. & Camerer, C. (1989), Not so different after all, Academy of Management Review, 23-1998; p393-404 - Stone, C., Travis J. (2011), Towards a new professionalism in policing, Harvard Kennedy School, www.hks.harvard.edu/var/ezp_site/storage/fckeditor/file/pdfs/centers-programs/programs/criminaljustice/ExecSessionPolicing/NPIP-TowardsaNewProfessionalisminPolicing-03-11.pdf - Vlaar, P.W.L., van den Bosch, F.A.J., Volberda, H.W. (2006), Vertrouwen, formalisering en prestaties
174 School voor Politie Leiderschap
in interorganisationele relaties, MAB jan/febr 2006, p18 - Solana J. (2003), A secure Europe in a better World: European Security Strategy, Brussel - Harmony; a generic European Criminal Intelligence Model; bringing together the existing instruments and strengthening Europol’s central role, Brussel, 2010 - Europese Commissie (2010), De EU-interne veiligheidsstrategie in actie: vijf stappen naar een veiliger Europa, COM(2010)673 def, Brussel - Europese Commissie (2010), Internal Security Strategy for the European Union, Towards a European Security Model, 5842/2/10 Rev2, Brussel - Kwartiermaker Nationale Politie (2012), Inrichtingsplan Nationale Politie (Concept), Den Haag - Pearls of Policing, Executive Summaries 2012, Singapore, www.pearls-inpolicing.com
Jos van der Heijden (pag 69 - pag 74) - Adviesraad Internationale Vraagstukken (2007), Benelux, nut en noodzaak van nauwere samenwerking, no 53, p4 - Het Comité van Ministers van de Benelux (2011), Benelux Jaarplan 2012 - Coelmont, J. (2012), An EU security strategy: An attractive Narrative, Security Policy Brief, no. 34 - Couwenberg, S.W., Gysels, H. (2005), Naar een nieuwe Benelux, www.benelux2010.eu/nl/data/ manifestNL.htm, gezien 3-8-2012 - Dejongh, M (2007), Benelux: proeftuin of speeltuingedachte, ‘Nederland is klein, denk groot’, Internationale Politiesamenwerking, Politieacademie - Homan, K; Rood, J.Q.T. (2011), Nieuw leven voor de Benelux-landen, De Morgen, 16 juni 2011 - Lansloot, T. (2005), Benelux nog een meerwaarde voor Vlaanderen?, Internationale Spectator, nr. 5 p259-262 - Belang van de Benelux, Vlaams Parlement, www.vlaamsparlement.be/vp/informatie/pi/informatiedossiers/benelux/Benelux_belang.htm, gezien 4-6-2012 - Baldewijns, E., (2006), Liber Amicorum: Ben Hennekam, p50 - Rood, J.Q.T. (2011), Benelux-samenwerking: Hopen tegen beter weten in?, Internationale Spectator, vol. 65 (5), p260-263 - Rood, J.Q.T. (2011), De kracht van de Benelux in het Europa van de toekomst, www.benelux-parlement.eu/docs/documenten%20voor%20nieuwsberichten/kracht_van_de_benelux.pdf - Rood, J.Q.T. (2010), Een nieuw Benelux-verdrag: een nieuw elan voor de samenwerking, SEW, nr 5 - Vos, H. & De Ridder E. (2007), Calimero in Europa. Over de toekomst van de Benelux in de Europese Unie, Internationale Spectator, Vol. 61 (11), p530-532 - Verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, 2008 - Van Rompuy, H.A. (2012), Benelux Newsletter, februari 2012, nr. 1 - Fehlinger G., Krasniqi E., Balkan ‘Benelux’ would speed up EU entry, http://euobserver.com/opinion/116669, 19 juni 2012
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 175
Johan van Lare (pag 77 - pag 83) - Van den Bosch, M., Zorko, P. (2008), Tijdschrift voor de Politie jrg. 70, nr. 11, p28-32 - Prof. dr. Bruggeman, W. (2011), Tijdschrift voor de Politie, jrg. 73, nr. 3, p24-27 - Benelux politiesamenwerkingsverdrag artikel 25 en 26 lid 1 t/m 3 - Kaderbesluit van de Raad van Europa inzake gemeenschappelijke onderzoekteams (2002), 2002/465/JBZ, 13 juni 2002 - Sollie, H., Kop, N. (2012), Joint Investigation Teams, Lessons learned - Kwartiermaker Nationale Politie, Internationale (politie)samenwerking & rechtshulp, p1-2 - Jaarplan School voor Gevaar- en Crisisbeheersing (2012-2013), Politieacademie - Van Duin, M., Tops, P., Wijkhuijs, V., Adang O. en Kop, N. (2012), Lessen in crisisbeheersing, p45 - Referentiebrochure internationale politiesamenwerking basisopleiding INP en HINP, 2011 - Politie Zeeland, Jaarplan 2012 - Politieonderwijsraad (2009), Zicht op internationalisering - Nationaal Veiligheidsplan België 2012-2015 - Europese Unie, Verdrag van Maastricht, 7 februari 1992 - Van Middelaar, L. (2011), De Passage naar Europa, ISBN 978-90-6554-236-6 - Verslag over de toepassing van de Europese veiligheidsstrategie, Veiligheid in een veranderde wereld, Brussel, 11 december 2008
Iwan Doude van Troostwijk (pag 85 - pag 90) - Van der Bel, mr. D., Van Hoorn, mr. A.M., Pieters, mr. J.J.T.M. (2009), Informatie en Opsporing: Handboek informatieverwerving, – verwerking en – verstrekking ten behoeve van de opsporingspraktijk, Zeist, Kerckebosch Uitgeverij/Studiecentrum - Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland (2009), Evaluatie van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden - Kamerstuk 30407, vergaderjaar 2005-2006, Goedkeuringswet van het op 2 maart 2005 te Enschede tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiesamenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden, Den Haag, SDU - Landenprogramma Duitsland, 2011-2012 - Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2009), Resultaten Inventarisatie van de knelpunten inzake de politiesamenwerking Nederland-Duitsland betreffende het Verdrag van Enschede - Sollie, H. en Kop, N. ( 2012), Joint Investigation Teams: Lessons Learned, Den Haag, Boom Lemma Uitgevers - Traktatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2005), Verdrag tussen het Koninkrijk der
176 School voor Politie Leiderschap
Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijk aan-gelegenheden, jrg. 2005, nr. 86
Leander Witjes (pag 93 - pag 99) - Cachet, L., Sluis, A. ea (2009), Het betwiste politiebestel: een vergelijkend onderzoek naar de ontwikkeling van het politiebestel in Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Verenigd Koninkrijk & Wales, Apeldoorn, Politie en Wetenschap/Erasmus Universiteit - Driessen, T. (2012), Internationale politiesamenwerking, ready for the next step, intern beleidsdocument Korps landelijke politiediensten - Sollie, H. en Kop, N. ( 2012), Joint Investigation Teams: Lessons Learned, Den Haag, Boom Lemma Uitgevers - Home Office UK (2012), Background briefing and answers to your questions, National Crime Agency - Home Office UK (2011), The National Crime Agency, a plan for the creation of a national crimefighting capability - Home Office UK (2012), National Crime Agency Programme, version 1.4, 30 juli 2012 - Home Office UK (2010), Policing in the 21st century:Reconnecting police and the people, London, The Stationery Office Ltd - Harmony, A generic European criminal intelligence model, Bringing together the existing instruments and strengthening Europol’s central role, Belgian federal police, 2010 - Kwartiermaker Nationale Politie (2012), concept Inrichtingsplan Nationale Politie, versie 1.3, 25 juni 2012
Henk Lindt (pag 103 - pag 109) - Andersson Elffers Felix (2010), Impactanalyse Europees Onderzoeksbevel voor de Nederlandse Politie, Utrecht - Van der Bel, D., Van Hoorn, A.M., Pieters, H. (2008), Informatie en Opsporing, Zutphen, Studiecentrum Rechtspleging - Bressers, J.A. en Klok, P.J. (2004), Referentiekader beleidsontwikkeling en instrumentenkeuze, Enschede, MPM universiteit Twente, leergang 15 - Bureau Euregionale Samenwerking (2008), Praktische handleiding internationaal strafrecht in het Nederlands grensgebied, Maastricht, Openbaar Ministerie Nederland en Bureau Euregionale Samenwerking - Bureau Euregionale Samenwerking (2011), Handboek regelgeving voor politiële en justitiële informatie uitwisseling, Maastricht, Openbaar Ministerie Nederland en Bureau Euregionale Samenwerking - Europese Unie (1992), Verdrag betreffende de oprichting Europese Unie, Maastricht - Europese Unie (2002), Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees Aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen lidstaten van de Europese Unie, 2002/584/JBZ
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 177
- Hoogerwerf, A. Prof. dr. (1992), Het ontwerpen van beleid, Groningen, Samson Sijthof, ISBN 9060926048 - Hoppe, R. en Peters, A. (1998), Bouwstenen voor argumentatieve beleidsanalyse, Den Haag, Elsevier, ISBN 9057491524 - Justitiële informatiedienst (2012), Gegevens uit het systeem Luris. Almelo, Openbaar Ministerie - Kwartiermaker Nationale Politie (2012), Inrichtingsplan Nationale Politie (concept), versie 1.0 - Minister van Justitie (2009), Brief EU evaluatieverslag over Nederland betreffende de toepassing van het Europees aanhoudingsbevel en de bijbehorende procedures van overlevering tussen de lidstaten / evaluatie Overleveringswet, Den Haag, kenmerk 5585301/09/6 - Nederlandse staat, Wet van 29 april 2004 tot implementatie van het kaderbesluit van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en procedures van overleving tussen de lidstaten van de Europese Unie (Overleveringswet) - Openbaar Ministerie Amsterdam (2010), Jaarverslag Europees Aanhoudingsbevel, Amsterdam, Openbaar Ministerie - Raad van Europese Unie (2008), Evaluatieverslag van de vierde ronde van wederzijdse evaluaties van de praktische toepassing van het Europees Aanhoudingsbevel en de bijbehorende procedures voor overlevering tussen de lidstaten, Brussel, 15370/1/08
Karin Krukkert (pag 111 - pag 116) - Andersson Elffers Felix (2010), Impactanalyse Europees Onderzoeksbevel (EOB) voor de Nederlandse Politie, Utrecht - Boer, M. den (2012), Is de nationale politie klaar voor Europa? - Kabinetsreactie op het Groenboek van de Commissie over de bewijsverkrijging in strafzaken tussen lidstaten en het garanderen van de toelaatbaarheid van bewijs, COM (2009) 624 - Marchand, M. en Out, R. (2010), Het Europees Onderzoeksbevel, Hoofddorp/ Den Haag - Ministerie van Veiligheid en Justitie (2011), Brief over enkele Europese instrumenten in wording, Den Haag - Raad van de Europese Unie (2010), Initiatief voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken, Brussel, 9288/10 - Raad van de Europese Unie, (2011), Initiatief voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken, tekst die is overeengekomen als algemene oriëntatie, 18918/11 Brussel. - Vermeulen, G. en Van Damme, Y. (2010), Nederlandse afhandeling van Belgische rechtshulpverzoeken, Antwerpen/Apeldoorn/Portland, Maklu
178 School voor Politie Leiderschap
Mariëtte Christophe (pag 119 - pag 125) - Sack, E.J (2004), Domestic violence across state lines: the full faith and credit clause, congressional power, and interstate enforcement of protection orders - Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, titel v: de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (art. 67-89) en titel xxiii: civiele bescherming (art. 196). www.europadecentraal.nl/menu/538/ Stockholm_Programma.html - Aa, S. van der (2012), Protection Orders in the European Member States: where do we stand and where do we go to from here?, European Journal on Criminal Policy and Research, june 2012, volume 18, issue 2, p183-204 - Heijden, P.G.M.van der, Cruyff, M.J.L.F. en Gils, G.H.C., Bevolkingsonderzoek 2010 WODC: Omvang van huiselijk geweld in Nederland, Universiteit Utrecht, memorie van toelichting op het initiatiefvoorstel, p4 - Counsil of the European Union (2010), Explanatory Memorandum Initiative for a Directive of an European Protection Order, Council Document 5677/10, 22 januari 2010 - Aa, S. van der, dr. Ouwerkerk, J. (2011), The European Protection order: No time to waste or a waste of time?, European Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice 19/2011, p267-287 - Richtlijn 2011/99/EU betreffende het Europees beschermingsbevel, PbEU 2011. L 338/2 - Aa, S. van der (2012-2013), Onderzoek in opdracht van het WODC naar het wettelijk kader van beschermingsbevelen, de aard en omvang en de handhaving van beschermingsbevelen in Nederland (nog niet afgerond op het moment van publicatie).
Koos Ursem (pag 129 - pag 135) - Beke, B.M.W.A. (2009), Gebiedsscan Criminaliteit & Overlast, een methodiekbeschrijving, Den Haag, Reede Business - Boer, M. den. (2012), Is de Nationale Politie klaar voor Europa? - Bruggeman, W. (2011), Internationale Samenwerking - Den Hengst, M. & Commissaris, D. (2007). Informatie gestuurde politie, Tijdschrift voor de Politie, jrg. 69, nr. 7/8. - Gemeente Lelystad, Criminaliteitsbeeldanalyse 2011 - Gemeente Lelystad, Gebiedsscan 2010, Criminaliteit & Overlast - Hobbs, D. (2002), Going Down the Glocal: The local Context of Organised Crime, The Howard Journal of Criminal Justice, 37, p407-422 - Intelligence; 24 uur per dag geïnformeerd, Het Politievakblad Blauw, nr. 7/2012 - KLPD Dienst Internationale Politiesamenwerking (2007), De Normaalste Zaak van de Wereld: Visie op de internationalisering van de Nederlandse politie - Jong, J. de (2012), Midden- en Oost-Europese inbrekers op pad: Inzicht in de aard en omvang van mobiel banditisme in Nederland [Vertrouwelijk document], Driebergen: KLPD-DOS, Kamerstukken II
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 179
2010/11, 29 628, nr. 256 - Kop, N. & Klerks, P. (2009), Doctrine intelligence gestuurd politiewerk, versie 1.0, Apeldoorn, Politieacademie - Vrij spel voor inbrekers, “Crimineel amper bestraft, constateren analisten van het KLPD”, Noordhollands Dagblad, 20 juli 2012 - Ontwerpplan Nationale Politie, januari 2012. - Paulus, T. (2007), Big brother is watching you: succesvolle afronding Amazone, Tijdschrift voor de Politie, jrg. 69, nr. 12, p17-18 - Politie Zeeland, Jaarplan 2012 - Politie Flevoland, Dienders in de polder, Jaarplan 2011 - Politieonderwijsraad (2009), Signaleringsrapportage: Zicht op internationalisering - Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP), Nationale politie van wijk tot wereld? Standpunt van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie, Dordrecht, 2005 - Strijards, G. (2008), Van Schengen over Senningen naar Enschedé en Prüm met Lissabon als eindstation: een ongedachte reisroute. Tijdschrift voor de Politie, 2008, jrg. 70, nr. 10, p9-15 - www.bndestem.nl/algemeen/brabant/blauwinbuitenland/7810723/-Internationaal-is-de-gewoonstezaak-van-de-wereld.ece, gezien op 22 mei 2012 - http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2010:115:0001:0038:nl:PDF, gezien op 18 mei 2012 - www.forensischinstituut.nl/dna-databank/dna-themas/verdrag_van_prum/#paragraph1, gezien op 5 juli 2012 - http://europa.eu/agencies/regulatory_agencies_bodies/policy_agencies/frontex/index_nl.htm., gezien op 6 juli 2012 - www.polfed-fedpol.be/pub/archief/pol10/infoKruispunt_nl.pdf, gezien op 18 mei 2012.
Wim van Hulle (pag 137 - pag 142) - Bacon, F. (1597), Meditationes Sacrae De Haeresibus - Bacon, F. (1620), Novum Organum - Beirens, L. (2010). De politie, uw virtuele vriend? Nadenken over een beleidsmatige aanpak van criminaliteit in virtuele gemeenschappen in cyberspace, Orde van de dag, p13(49), p51-68 - Benelux-verdrag van 8 juni 2004 betreffende grensoverschrijdend politieoptreden, Besluit van de Raad 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust - Besluit van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) - Bruggeman, W., Devroe, E., Easton M. (eds) (2010), Evaluatie van 10 jaar politiehervorming: terugblikken naar het verleden en vooruitkijken in de toekomst - Conings, C. & Van Linthout, Ph. (2012), Sociale media: een nieuwe uitdaging voor politie en justitie - Concept Inrichtingsplan Nationale Politie (2012)
180 School voor Politie Leiderschap
- Frans, B. (2010), Harmony. A generic European Criminal Intelligence Model. Bringing together the existing instruments and strengthening Europol’s Central Role - Hoog Antink, A. (2012) Politie & social media in Nederland - Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie - Kaplan, A. en Haenlein, M. (2010), Users of the world, unite! The challenges and opportunities of social media - MFO-3 (14 juni 2002), Gemeenschappelijke richtlijn van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken betreffende het informatiebeheer inzake gerechtelijke en bestuurlijke politie - MFO 6 (9 januari 2003), Gemeenschappelijke en dwingende richtlijn MFO 6 van de ministers van Justitie en Binnenlandse zaken betreffende de werking en organisatie van de arrondissementele informatiekruispunten (AIK) - Nationaal Veiligheidsplan 2012-2015 (B) - Roelofs, A. (2011), Intelligence, de meldkamer en de diender - Puyvelde, S. van (2010), Meerwaarde van Europol kan nu nóg beter, Inforevue Europol, p26 - Verdrag van Maastricht van 7 februari 1992 betreffende de Europese Unie - Verdrag van Prüm van 27 mei 2005 - Verdrag van Lissabon van 13 december 2007 betreffende de werking van de Europese Unie. - Vermeulen, M. en De Hert, P. (2012), Toegang tot sociale media en controle door politie: een eerste juridische verkenning vanuit mensenrechtenlijk perspectief - Verordening (EG) nr. 2007/2004 (26 oktober 2004) tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie - Wet van 9 december 1993 tot vaststelling van een nieuwe Politiewet - Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus - Zouridis, S. & Tops, P. (2012), Sociale media: vehikels voor collectieve wijsheid of sociale verstoring?
Frank Kornaat (pag 145 - pag 150) - Convention on Cybercrime, Boedapest, 23-11-2001 - Ministerie van Veiligheid en Justitie (2011), Cybersecuritybeeld Nederland - Ministerie van Veiligheid en Justitie (2011), De Nationale Cyber Security Strategie, slagkracht door samenwerking - Smet, S. de, (2010), Een sociale mediastrategie voor de politie - European intellingence model, European intelligence agenda en National Intelligence agenda - Inrichtingsplan Nationale politie
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 181
- Stockholm Programma en Verdrag van Lanzarote (2007) - Magazine Nationale Veiligheid en Crisis Beheersing, aug. 2011 - Hoog Antink, A. (2012), Politie & social media in Nederland - Conings C., Van Linthout Ph. (2012), Sociale media: Een nieuwe uitdaging voor politie en justitie - Zouridis S., Tops P. (2012), Sociale media: vehikels voor collectieve wijsheid of sociale verstoring?, Maklu, Panopticon, 3/2012
Dick den Boer (pag 155 - pag 161) - Hofstede G. (2005), Allemaal Andersdenkenden, Omgaan met cultuurverschillen, Atlas Contact - Kwartiermaker Nationale Politie (2012), Concept-Inrichtingsplan d.d. 25 juni 2012, versie 1.3 - Fijnaut C., De organisatie van de politie in Zweden, Tijdschrift voor de Politie, 4/2000 - Jochoms T., Cachet L., Sluis A. van, Sey A. en Ringeling A., Het politiebestel betwist (reeks), Tijdschrift voor de Politie, jrg. 71, 2009/8, 9 en 10 - Fijnaut C. (1990), Het probleem van de internationale politiesamenwerking in West-Europa, in: Politie in beweging - Boer M. den (1999), Internationale politiesamenwerking, in: Politie, studies over haar werking en organisatie, onder red. Fijnaut, Muller, Rosenthal, Samson - Sollie H., Kop N. (2012), Joint Investigation Teams in de Nederlandse opsporingspraktijk, Tijdschrift voor de Politie, jrg.74, 2012/2 - Schans W. van der, Buuren J. van (2003), Keizer in lompen, politiesamenwerking in Europa, Dossier Europa2, Uitgeverij Papieren Tijger - National Police Directorate (2010), The Police in Norway, PDD publicatie 2010/07E - Holst L., Raaijmakers N., Griensven S. van (2012), Think glocal, act glocal, Heterdaadkracht in internationaal perspectief, Tijdschrift voor de Politie, jrg. 74, 2012/6
Simone Smit (pag 163 - pag 168) - Bakker, P. (2012), EU beleidscyclus interne veiligheid 2012, participatie door politie Nederland, reader Columbus IV - Boer, M. den (2012), Is de Nationale Politie klaar voor Europa?, reader Columbus IV - Bruggeman, W. (2011), Internationale Samenwerking, Maklu - Bruggeman, W (2011), Het Belgische EU-voorzitterschap, Tijdschrift voor de Politie - Candel, J. (2011), De normaalste zaak van de wereld? Het Europees denken van politiefunctionarissen, Masterscriptie Bestuur en beleid, Universiteit van Utrecht - Nationale Politie (2011) Concept kader voor corporate communicatie nationale politie - Nationale Politie (2012), Communicatiebeleidsplan 2012-2017 - Nationale Politie (2012), Inrichtingsplan (concept) - Europese Commissie (2010), Harmony. A generic European Criminal Intelligence Model, Brussel
182 School voor Politie Leiderschap
- Kwartiermaker Nationale Politie, Internationale (politie)samenwerking & rechtshulp, reader Columbus IV - Ontwerpplan Nationale Politie (concept), d.d. 17 oktober 2011 - Raad van Europese Unie (2010), Naar een Europees veiligheidsmodel, Brussel - Riel, C.B.M. van (2004), Reputatiemanagement vergt meer dan een goed pers-beleid, Tijdschrift voor de Politie - Riel, C.B.M. van (2008), Identiteit en imago, Den Haag, SDU - Stockholm Programme, Official Journal European Union (2010), C115/4 - Rood, J. (2012), Democratie in Europa: tussen de markt en de straat, Internationale Spectator (reader Columbus IV) - Sollie, H., Kop N. (2012), Joint Investigation Teams. Lessons learned, Lectoraat Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde, Den Haag, Boom Lemma
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 183
Verzamellijst geïnterviewden •
Aalbersberg EMPM, P.J., politiechef eenheid Amsterdam
•
Adang, prof.dr. O., lector Openbare Orde en Gevaarbeheersing, Politieacademie
•
Ark, van der M., dienst IPOL, unit Buitenland, Landelijke Eenheid
•
Asbeek-Brusse, dr. W., secretaris Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag
•
Assen, H.J. van, majoor, KMar stafmedewerker districtcommandant district Noord-Oost
•
Bakker, P., commissaris van politie EU-aangelegenheden, Landelijke Eenheid
•
Bax, S., senior adviseur dienst IPOL
•
Bemmel, L. van, senior beleidsmedewerker Federatie Opvang
•
Bik, R, plv. korpschef Nationale Politie
•
Boer, prof. dr. M.G.W. den, wetenschappelijk decaan Politieacademie en bijzonder hoogleraar Vrije Universiteit
•
Boer, N. den, Security Strategy & Assurance manager, Shell Corporate Security, Den Haag
•
Bok, K., coördinator internationale betrekkingen eenheid Utrecht
•
Buysscher, P. De, Belgische Federale Politie, Directeur International Police cooperation (CGI)
•
Charlier, T., hoofd team Justitie & Binnenlandse zaken, Secretariaat Generaal Benelux
•
Coppens, E., verbindingsambtenaar IRC Den Haag
•
Driessen, T., Landelijke Eenheid Nationale Politie
•
Esch, R. van, teamleider Operations, Landelijke Eenheid
•
Essen, mr. H.P. van, politiechef Den Haag
•
Früchtl, S., Polizeihauptkommissar, verbindingsambtenaar Bundespolizei in Nederland en België
•
Gelz, U., Kriminalhauptkommissar Duitse politieliaison in Nederland
•
Haemers, mr. P.J.G., hoofd EPICC
•
Hahn, C., deputy head of Unit Criminal Procedural Laws, Brussel
•
Hazel, B. van den, commissaris van politie, Directoraat International Police Cooperation Division, federale politie België
•
Heeres, F., politiechef Oost-Brabant, lid Strategisch Benelux Overleg
•
Hoefnagel, C., deelprojectleider Nationale Politie, eenheid Den Haag
•
Hooge, B. d’, diensthoofd International en European Institutions Department, federale politie België
•
Hoogeboezem, D., unithoofd Informatie, Nationale Eenheid
•
Hulle, W. van, plv. korpschef Gent (B)
•
Jammers, V., plv. directeur Slachtofferhulp Nederland
•
Kansil, T., hoofd Strategie & Beleid, Landelijke Eenheid
•
Kempen, G. van, beleidsadviseur Landelijke Eenheid
•
Kerstens, E., teamchef recherche Oost-Nederland
184 School voor Politie Leiderschap
•
Kommer, dr. M., coördinator Strategieontwikkeling, Directie Algemene Justitiële Strategie, ministerie van Veiligheid en Justitie, Den Haag
•
Koninsx, M., president Eurojust
•
Kuijl, E., digitaal expert Landelijke Eenheid
•
Kuik, H., wijkagent Klazienaveen, eenheid Oost-Nederland
•
Lamine, L., Secretariaat-Generaal Benelux te Brussel
•
Lasschuit- Lavalaye, S., senior manager prevention, department SOCA
•
Leijs, R., korpschef Lokale Politie Turnhout
•
Logar, R., chair WAVE( Women Against Violence Europe), Wenen
•
Lolkema, R., teamleider Landelijke Eenheid
•
Lonink, J.A.H., burgemeester Terneuzen
•
Lunshof, I, stafjurist Openbaar Ministerie Amsterdam, belast met coördinatie binnenkomende Europese Aanhoudingsbevelen
•
McKenna, D., chair Victim Support Europe
•
Meertens, F., senior beleidsmedewerker Directoraat Generaal politie internationaal, ministerie V&J
•
Meij, P. de, directeur Onderwijs Politieacademie
•
Nauta, S., unithoofd IRC, BRNON
•
Nazarski, drs. E., directeur Amnesty International Nederland
•
Oosterveld, mr. G., officier van Justitie, Landelijk Internationaal rechtshulpcentrum (LIRC)
•
Paulissen, W., Landelijke Eenheid
•
Ponsaers, prof. dr. P., hoogleraar, Universiteit van Gent
•
Port, C., Chief Constable, Avon and Somerset Police
•
Punselie, dr. L., juridisch adviseur, Directoraat Wetgeving van het ministerie van Veiligheid en Justitie
•
Raemdonck, D. van, Federale Politie, CGI, werkzaam bij Secretariaat Generaal van de Benelux
•
Reiff, majoor M, KMar liaison bij de Nederlandse Vertegenwoordiging in Duitsland
•
Riel, prof. dr. C.B.M. van, hoogleraar Corporate Communications, Rotterdam School of Management
•
Rood, prof. dr. J., senior wetenschappelijk medewerker Europese Integratie, Global Governance van Instituut Clingendael, Den Haag
•
Scheffer, G., ambassaderaad Veiligheid & Bestuur van de Nederlandse ambassade in België
•
Schouten, D., hoofd Operatiën eenheid Zeeland-West-Brabant
•
Schumacher, P., ambassaderaad Justitie & Binnenlandse Zaken van de Luxemburgse vertegenwoor-
•
Soest, R. van, verbindingsambtenaar IRC Den Haag
•
Steenpaal, J.W. van, coördinator internationale betrekkingen, Oost-Nederland
•
Stoffer, J., teamchef IRC Den Haag
diging bij de Europese Unie)
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 185
•
Takkenberg, P., hoofd High Tech Crime
•
Tally, A., liaison officer Britse ambassade, Den Haag
•
Tamerus, J., unithoofd Buitenland, Landelijke Eenheid
•
Thomissen, P., wnd. hoofd Communicatie, eenheid Den Haag
•
Tops, prof. dr. P., lid College van Bestuur Politieacademie
•
Trommelen, E., Nederlands liaison officer, Verenigd Koninkrijk, London
•
Ursem, K., voormalig plv. districtchef Flevoland, Midden-Nederland
•
Van der Velde, K., Benelux-secretariaat, Jeugdbeleid en maatschappelijke samenhang
•
Veld, S. in ’t, parlementslid D’66, Europees Parlement
•
Veldhuis, G., politiechef Limburg, portefeuillehouder Duitsland
•
Vermeulen, prof. dr. G., hoogleraar universiteit van Gent (België)
•
Verrest, mr. P., wetgevingsjurist Directoraat Generaal Politie Internationaal te Den Haag, en delegatieleider Europees Onderzoeksbevel
•
Vleesenbeek, V., coördinator Internationale Betrekkingen, eenheid Rotterdam
•
Vos, L., officier van justitie, IRC Den Haag
•
Weireld, mr. P. De, ministerie van Binnenlandse Zaken België, directoraat Internationale Relaties
•
Wijffels, drs. H., hoogleraar Duurzaamheid en maatschappelijke verandering Rijksuniversiteit Utrecht
•
Weille, G. de, unithoofd Dutch Desk Europol, Landelijke Eenheid
186 School voor Politie Leiderschap
Columbus IV - De vrijblijvendheid voorbij 187
188 School voor Politie Leiderschap
Colofon ‘De vrijblijvendheid voorbij’ is een uitgave van de School voor Politie Leiderschap
van de Politieacademie en bevat de essays van de deelnemers aan Columbus IV. Deze weergave maakt deel uit van de reeks ‘Blauwe Denkers’; een podium voor leerervaringen die binnen SPL-programma’s zijn opgedaan. Columbus IV is verzorgd in nauwe samenwerking met Instituut Clingendael. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de ingenomen standpunten ligt bij de auteurs. April 2013 Politieacademie - School voor Politieleiderschap
Postbus 834 7301 BB Apeldoorn The Netherlands Telefoon: (0575) 580057 Fax: (0575) 580099 E-mail:
[email protected] Internet: www.spl.politieacademie.nl Eindredactie: drs. Anita Hazenberg MCM Interviews en bewerking teksten: Angélique van Campen (Totaaltekst - Stolwijk) Correcties: Sylvia Rietman Vormgeving: Pieter Pijlman (b.ont - Den Haag) Foto’s: School voor Politie Leiderschap Drukwerk: Tuijtel (Hardinxveld-Giessendam)
Columbus IV
Columbus IV
De vrijblijvendheid voorbij
De vrijblijvendheid voorbij
13-033
www.politieacademie.nl