De voorwaarden voor succes bij het geven van judo zijn: Het creëren van veilige lessen en het aanbieden van uitdagende oefenstof. De insteek voor het schrijven van deze reeks is om docenten meer handvaten te geven voor het aanbieden van grondjudo (ne waza) in het onderwijs. De thema,s zijn: Veiligheid, oefenstof en methodische opbouw. De oefenstof komt het beste tot zijn recht in de leeftijd van de midden-/bovenbouw PO en de onderbouw VO. Met kleine aanpassingen is de oefenstof voor elke doelgroep geschikt. Veiligheid in de les. Als docent is het onze taak om veilige lessen te geven, hierbinnen kan voor judo onderscheid gemaakt worden tussen lichaam en geest. Fysieke veiligheid is het voorkomen van ongelukken, door na te denken over welke keuzes gemaakt dienen te worden voor en tijdens de les. Hierbinnen is er onderscheid gemaakt tussen persoonlijke en omgeving/organisatie. Persoonlijke veiligheid. Als de verschillen binnen de beginsituatie te groot zijn heeft dit gevolgen voor het evenwicht tussen beide. Hierdoor neemt het spelplezier en de uitdaging af. Bij een mogelijke disbalans kunnen er zich eerder blessures/ongelukken ontstaan. Bij het formeren van twee- of drietallen dien je rekening te houden met het verschil in lichaamsbouw van de deelnemers: Gewicht, lengte en lichaamskracht. Duidelijk van te voren (spel) regels doornemen met de leerlingen: De actie makende beweger (tori) is verantwoordelijk voor het welzijn van de actie ondergaande beweger (uke). Er wordt rekening gehouden met de kwaliteiten en mogelijkheden van je medespeler. Een duidelijke noodsignaal afspreken, bijvoorbeeld: Stop is stop en/of aftikken op de mat of medespeler. Er worden geen schoenen gedragen. Het is niet toegestaan sieraden te dragen om de nek, om de pols en in het oor. Het is niet toegestaan om de handen in het gezicht plaatsen van de medespeler Het is niet toegestaan om handen of armen om de nek/keel te plaatsen. Het is niet toegestaan armen of polsen te overstrekken Het is niet toegestaan om te schoppen, bijten, slaan en te kietelen Als je tijdens de oefenvorm van de mat raakt stopt de opdracht, hierna op de mat opnieuw beginnen. Omgevings- en organisatorische veiligheid. Het aanleren van een aantal judotechnieken vindt plaats vanuit een statische houding: De zogenaamde basishouding. De actie ondergaande (uke) judoka zit normaal op handen en knieën. Het is beter om vanuit ellebogen en knieën te werken om te voorkomen dat de arm overstrekt raakt. Door het verlagen van het lichaamszwaartepunt ten opzichte van de grond is de impact bij het kantelen en vallen lager. Hoe ga je om met valmatten en de ruimte tijdens de les? Zorg voor voldoende afstand tussen de matten en de muur en/of banken. Zorg voor voldoende ruimte voor de leerlingen om te kunnen bewegen op de werkplek. Zorg voor voldoende afstand tussen de verschillende werkplekken. Zorg ervoor dat verschillende matten goed op elkaar aansluiten en dat er niet te veel hoogteverschil aanwezig is. Waar staat de lesgever in de zaal? Het is belangrijk om snel en accuraat te handelen indien noodzakelijk. Kies een positie waarin je het overzicht houdt over alle werkplekken en in korte tijd alle werkplekken persoonlijk kan bereiken.
Hoe handel je bij niet-tolereerbaar gedrag? Als de leerlingen niet kunnen voldoen aan de vooraf gestelde veiligheidsvoorwaarde dient de docent passend op te treden met als doel de persoonlijke- en groepsveiligheid te bewaken. Als er niet ingegrepen wordt kan dit ongelukken veroorzaken. Hoe ga je om met (judo) kleding in de sport en bewegen les? De voorkeur heeft het gebruik van specifieke judokleding. Dit geeft de leerlingen extra houvast en voorkomt mogelijke schuurplekken op de huid. Zijn deze niet aanwezig dan is het natuurlijk mogelijk om elke oefening uit te voeren met normale sportkleding. Als de leerlingen vooraf de keuze hebben is het aan te raden om niet de allernieuwste outfit te dragen en een lange broek/shirt heeft de voorkeur.
Emotionele veiligheid. Tijdens de les dien je rekening te houden met de diversiteit van de groep en dat het uitvoeren van de bewegingsopdrachten op zich al een hele overwinning is. Het kan zijn dat de leerlingen nog niet helemaal openstaan voor de bewegingsopdracht. Er zijn een aantal keuzes die het voor deze leerlingen makkelijker maakt om mee te kunnen doen aan de les:
Geef de beweger altijd 100% de keuze met wie hij/zij wil samenwerken. Geef ruimte bij het maken van groepen jongens en meisjes. Het verplicht samen laten werken kan averechts werken. Geef niet te veel nadruk op winst en verlies bij de opdrachten. Zorg voor succeservaring, door deelnemers bij de uitvoering van de opdracht weerstand te laten geven dat past bij het niveau van de medespeler. Sommige leerlingen kunnen het voordoen van de opdracht voor de hele groep als onprettig ervaren. Geef de leerlingen ruimte om niet als voorbeeld te hoeven fungeren. Indien mogelijk bouw het omgaan met lichamelijk contact geleidelijk op: 1. Van beperkt/deel contact (bijvoorbeeld alleen de handen) naar continu/ totaal contact. 2. Van onbewust (spel) naar bewust (techniek). 3. Van op afstand naar dichtbij. 4. Van bekend naar onbekend. 5. Van opdrachten in tweetallen naar opdrachten in groepen. 6. Van “gescheiden functies aanval en verdediging” naar “wisselende/ geïntegreerde functies aanval en verdediging”.
Met welke keuzes dienen we nog meer rekening te houden? Geven we klassikaal les of werken we in meerdere vakken met verschillende opdrachten? Deze keuze hangt van de volgende punten af: Hoeveel matten zijn er in de zaal aanwezig en hoe ga je deze gebruiken? Hoeveel ruimte is er om de gewenste judoplekken te creëren? Hoeveel judowerkplekken kan je creëren met het beschikbare materiaal? Wat is de beginsituatie van de doelgroep? Wat is de voorkeur lesgeefstijl van de docent? Hoe is de mate van zelfstandigheid van de leerlingen? Werken in twee of drietallen? Het werken in drietallen heeft de voorkeur, omdat: Een goede arbeid-rust verhouding, meer leerlingen in te delen per werkplek, binnen het drietal wordt natuurlijk doorgewisseld en hierdoor heb je vaker een ander bewegingsmaatje, tijdens het uitvoeren van de bewegingsopdracht kan de nummer drie andere rollen vervullen zoals; scheidsrechter, coach en/of observator. Uitleg over de begrippen voorbereidende stoeivormen, stoei-judo en belevingsjudo. Stoeivormen zijn zeer geschikt om de leerlingen voor te bereiden om de meer specifieke judo opdrachten. Het bezit de volgende positieve eigenschappen; uitdagend, veel vrijheid binnen de opdracht, snel op te starten, de beleving is hoog, het vereist geen specifieke technische kennis of vaardigheden, onbewust leren, leren rekening met elkaar houden en de intensiteit ligt hoog.
Er wordt spelenderwijs kennis gemaakt met de volgende beweegthema’s; vasthouden en loskomen, duwen en trekken, rollen en draaien, balans verstoren en bewaren, aanval en verdediging. Op een gegeven moment vindt er een verschuiving plaats naar het stoei-judo. Hier worden meer specifieke judo technieken, begrippen en regels voor het eerst toegevoegd, met behoud van de positieve elementen van de voorbereidende stoeivormen. De laatste stap is het technisch belevingsjudo, hierbinnen staat het toewerken naar de oefenvorm Randori centraal. Randori is een oefenvorm waarbij het doel is om de geleerde techniek in de praktijk te brengen. Het gaat niet om winst of verlies maar om elkaar wederzijdse bewegingskansen te geven de judoka zich optimaal kan ontwikkelen. We gaan uit van een totaalvorm waar alle eerder opgedane elementen, handelingen en inzichten gekoppeld kunnen worden, met als einddoel de medespeler een vooraf afgesproken aantal seconden in de houdgreep vast te houden. De opdrachten in de reeks staan beschreven in oplopende moeilijkheidsgraad op de gebieden van; motorische handelingen, spelinzichten, weerstandniveau en het aantal medespelers. Ze zijn naast elkaar of na elkaar aan te bieden. In de onderstaande tekst wordt gebruik gemaakt van de termen tori (actiemakende beweger) en uke (actie ondergaande beweger).
Hier onder staan 7 voorstellen met de titel: voorbereidende stoeivormen
Opdracht 1: Linten roof; probeer bij de ander het lintje af te pakken wat aan de achterkant van de broek uitsteekt. Aandachtspunten: Ze mogen elkaar vastpakken of vasthouden om het doel te bereiken, besteed niet alleen aandacht aan de aanval maar ook aan de verdediging. Spelregels: Als je een lint te pakken hebt, geef je deze weer terug aan je medespeler en begin je weer opnieuw. Differentiatie: Je maakt het makkelijker voor de aanvaller om de verdediger twee linten te laten dragen. Je maakt het moeilijker voor de aanvaller als de verdediger een kleiner stuk lint gebruikt. Als er judopakken aanwezig zijn is het een mooie variatie om het spel met de banden te spelen, draai de knoop van de band naar de rugkant en wie lukt het om het om de band/ knoop bij de ander los te krijgen? Opdracht 2: Vakkenspel; probeer de medespeler uit balans te brengen en over de lijn in jouw vak te krijgen. Aandachtspunten: Je zit op knieën tegen over elkaar, je pakt elkaar bij de pols of mouw vast, je kan afwisselen met rechter en linker hand of ieder twee handen. Spelregels: Op knieën blijven zitten en elkaar niet loslaten tijdens de actie. Wie de ander over de lijn heeft 1 punt. Best of 5. Wie heeft het eerste 3 punten? Differentiatie: Met de ruggen tegen elkaar en probeer je al duwend de tegenstander over de lijn in het vak te krijgen. Billen blijven aan de grond, je mag de ander niet vastpakken met de handen.
Opdracht 3: Sumoworstelspel: probeer de ander uit het vlak en/of cirkel te krijgen. Aandachtspunten: Teken met krijt een cirkel op de mat. Je zit op knieën tegen over elkaar en probeert door te duwen of te trekken de medespeler uit balans te brengen en hierdoor de ander uit de cirkel te krijgen. Spelregels: Van de mat af is altijd stoppen en opnieuw beginnen, als meer dan de helft van het lichaam uit de cirkel is dan is het doel behaald. Je mag niet gaan staan, maar wel verplaatsen op de knieën binnen het vlak. Differentiatie: Moeilijker maken door beide te starten met buiten de cirkel en is het doel om de ander juist in de cirkel te krijgen. Makkelijker maken door alleen de schouders te gebruiken om de ander uit het vak te botsen en/ of duwen.
Opdracht 4: Piraten pikken parels; twee piraten hebben op het strand parels gevonden, nu hebben ze ruzie over wie de parels mag hebben. Aandachtspunten: Werken in drietallen in verband met materiaal, arbeid-rust, oefenen met verschillende tegenspelers en het vervullen van regel taken. De beginsituatie van ke is 2 pa-
rels/ ballen in zijn armen en ligt op zijn buik, tori zit ernaast en probeert de ballen los te krijgen bij uke. Spelregels: Gewonnen als uke beide ballen kwijt is of het duurt langer dan 2 minuten. Differentiatie: Makkelijker voor uke; tori ligt op de rug, 3 ballen, twee bal afpakkers en tori mag maar een arm/ hand gebruiken. Moeilijker maken voor tori; kleinere bal en/of maar 1 bal om af te pakken. Moeilijker maken voor uke en makkelijker voor tori; uke mag maar een arm gebruiken, 3 ballen gebruiken, grotere ballen. Opdracht 5: boomstam rollen; uke ligt op de buik met armen naast het lichaam en tori ligt in de breedte met de rug boven op de rug van uke. Het doel van uke is loskomen en tori wilt juist uke vasthouden op de grond. Aandachtspunten: Zorg voor voldoende bewegingsruimte. Laat de leerlingen zelf nadenken over wat het beste werkt bij het vasthouden? Hoge- of lage lichaamsspanning? Meebewegen of tegenhouden? Spelregels: uke probeert doormiddel van rollen links of rechts om de eigen as. De spelers mogen de armen niet gebruiken. uke mag pas gaan staan en/of zitten als tori van de rug af is. Differentiatie:de opdracht kan voor uke moeilijker gemaakt worden tori met de buik op de rug van uke ligt en/of zijn armen ook mag gebruiken. Makkelijker maken voor uke door te kruipen en tijgerbewegingen te maken of zijn armen te gebruiken. Opdracht 6: Postbode met rugzak; Tori (postbode) zit op de mat en uke (rugzak) zit achter tori en klemt zijn benen om de middel van tori. Het doel is dat tori zich kan bevrijden/ loskomen van uke. Doormiddel van rollen, draaien, kruipen etc. Aandachtspunten: Wees voorzichtig met het samenknijpen van de benen in verband met pijnlijk voor tori. Uke past de weerstand van de greep aan het niveau van de medespeler, het doel is succeservaring. Spelregels: Tori en uke mogen de handen niet gebruiken om los te komen of vast te houden. Tori mag pas gaan staan/zitten als uke van zijn/ haar rug af is. Differentiatie: Makkelijker voor tori (moeilijker voor uke), hij mag zijn handen gebruiken. Moeilijker voor tori (makkelijker voor uke), uke maakt er een tweede omstrengeling bij met de armen om het bovenlichaam van tori. Opdracht 7: Wie is de koning van de teen? Wie van de twee heeft het eerste met zijn hand(en) de grote teen van de andere in de (houd)greep heeft het spel goed gespeeld. Aandachtspunten: De starthouding is met de ruggen tegen elkaar. 1 van de 2 spelers geeft startteken, bijvoorbeeld ha- jime of go. Spelregels: Op de knieën blijven het is grondjudo. Differentiatie: Moeilijker maken door alleen 1 voet/ teen als raakvlak. Makkelijker maken door de hele voet of enkel is raakvlak. Een van beide spelers mag maar een hand gebruiken.
De onderstaande opdracht is een duidelijk verbinding van voorbereidende stoeivormen naar stoeijudo. Opdracht: Beginnen vanuit startpositie: tori zit in kniezit met de zijkant van de heup direct contact met de zijkant van de heup van uke (ze kijken beide naar voren). Tori heeft zijn rechterarm om de schouder van uke. Uke heeft de linkerarm om de middel van tori, beide hebben bij elkaar de mouw en/of pols vast. We maken de kanteltechniek en spelvorm “Vrienden(innen) judo” Niveau 1: Het uitvoeren van de basis techniek zonder weerstand van uke. De actie bestaat uit dat tori met zijn heup voor de buik komt van uke en met de rechter- en linkerarm een draaiende en steurende beweging maakt gevolgd door “de luie ligstoel” hon- kesa- gatame. Technische omschrijving: Tori zit aan de linkerzijde van het bovenlichaam van uke. Hij/zij heeft zijn rechterarm om de nek en schouder en duwt met zijn/haar gewicht de rug van uke naar de grond. Hij/zij sluit de rechter arm van uke op onder zijn/haar eigen linkerarm en plaatst de benen wijdt uit elkaar en het hoofd gaat richting de mat. Niveau 2: Het uitvoeren van de basis techniek met weerstand van uke (de een is duidelijk tori en de ander uke). Er moet duidelijk sprake zijn van gescheiden aanval en -verdediging. Niveau 3: Het wordt nu een spel waar bij de aanval en verdediging continue van speler wisset met als doel de ander in de houdgreep krijgen. De starthouding is de startpositie, hierna is het vrij om keuzes
te maken. Aandachtspunt: er dient afwisselt te worden met wie de arm boven in de schouder en nek vast heeft, deze is namelijk in het voordeel. Klassikale inleidende of afsluitende oefenvormen.
Opdracht 1: Boze tovenaar (tikspel met verlos); de tovenaar woont in een donker bos en heeft een hekel aan kinderen. Als hij deze te pakken heeft (getikt bent) verander je in een versteende boom. Aandachtspunten: Bevrijden doe je door tussen de benen te kruipen (alleen van de voorkant in verband met botsen en mogelijk overstrekken benen v/d boom). Optie: Bevrijden doormiddel van de boom van zijn plaats te tillen (optillen van af de rugkant en armen op navel hoogte) Spelregels: Je kan bevrijd worden door tussen de benen te tijgeren en/ of met aanpassing optillen Differentiatie: je veranderd in een kleine steen op de grond en je kan bevrijdt worden doormiddel van het maken van een judorol over de steen heen of het maken van een kanteltechniek bij de steen. Opdracht 2: Het gezonde hamburger spel (stapelen van vlees) is een commando spel. De klas rent kris kras door de zaal. De docent geeft het commando “hamburger”. Dit is alleen met de buik op de grond gaan liggen, een “Big Mac” is met zijn tweeën boven op elkaar liggen (onderste met de buik op de grond) eneen “super Big Mac” is met zijn drieën op elkaar liggen (stapelen). Het doel is welke leerling en/ of groep blijft als laatste alleen over. Aandachtspunten: Voor de veiligheid accent leggen op rustig stapelen. Spelregels: Het groepje of de leerling dat als laatste de opdracht uitvoert valt af en gaat aan de kant zitten. Als de opdracht verkeerd uitgevoerd wordt ga je ook uit het spel. Differentiatie: In het begin kan je beste kijken naar het snelste groepje, hierdoor hoeft er niemand af te vallen. Geef verplichte stapelplaatsen (matten) aan, op deze manier is de opdracht ook geschikt voor in de gymzaal. Opdracht 3: “Pirateneiland”; welke piraat blijft alleen over met de schat op het eiland? De verhaallijn gaat als volgt: De piraten hebben een waardevolle schat gevonden op een onbewoond eiland. Ze willen de schat niet delen met de anderen., Ze proberen de andere piraten in de zee te duwen, daar worden ze namelijk op gegeten door de haaien of ze verdrinken. Aandachtspunten: Het speelvlak is ongeveer 5 x 5 meter, afhankelijk van het aantal leerlingen, om het speelvlak heen is minmaal 1 a 2 meter zee. De piraten die af zijn worden een haai en haaien mogen ook piraten vanuit het eiland in de zee trekken. Spelregels: Je mag niet staan, je bent in de zee als de helft van je lichaam over de lijn is. Voorzichtig met trekken aan de band, broek en/of jas(shirt) van de spelers. Differentiatie: Vak kleiner of groter maken, meer of minder spelers in het speelvlak.
Van stoei-judo naar technisch belevingsjudo. Suggestie: Als inleiding kan je een of meerdere oefenvormen van de eerdere les(sen) herhalen. In het eerste deel wordt gewerkt vanuit de startpositie als beginpunt, het verloop van het spel bepaalt hoe leerlingen verder tot hernieuwende posities komen. In het vervolg wordt gewerkt vanuit een startpositie die verandert per opdracht, tijdens de oefeningen wordt altijd weer teruggegaan naar de startpositie. Bijvoorbeeld na het wisselen van de bewegingsopdracht.
Opdracht 1: We beginnen vanuit de startpositie: Tori zit aan de zijkant van uke, uke zit op ellebogen en knieën (bokje). We maken de kanteltechniek “de bulldozer”: Tori maakt een actie met beide armen aan de zijkant van uke tori pakt binnendoor het verste been en arm, de benen en armen trek je naar de eigen buik gevolgd door de houdgreep ”pannenkoeken houdgreep” yoko-shiho gatame. Technische omschrijving: Tori ligt met de buik op de buik en schouders van uke. Hij/zij duwt hierdoor de rug van uke naar de grond, De linkerarm gaat onder het hoofd en klemt de schouder en de rechterarm. Sluit aan bij de andere arm en hierdoor is de linkerarm van uke ingeklemd.
Aandachtspunten: Overgang van kantelen naar de houdgreep; tori dient te blijven plakken buik op buik bij uke, tori dient de judopakking kraag en broek te blijven vasthouden bij uke. Differentiatie:123 check, uke heeft 3 tellen de tijd om uit de houdgreep te komen en hierdoor vindt een toetsmoment plaats of de houdgreep correct is gemaakt. Aanleren van hoe kom je uit de hierboven aangeleerde houdgreep? Houdgreep yoko-shiho gatame: 1. Uke rolt met de beweging van tori mee en komt hierdoor op de rug. 2. Uke pakt met beide armen het boven lichaam van tori vast en maakt een bruggende beweging naar links of rechts op zijn schouder en voeten. Hierdoor komt hij/zij boven tori terecht. 3. Tori maakt ruimte met zijn handen tussen hem en tori, hij/zij zorgt dat zijn rechter of linker been onder tori vandaan komt met resultaat dat tori nu tussen de benen van uke ligt en de houdgreep is verbroken. Differentiatie: Je kan samen nog een andere manier bedenken om uit de houdgreep te komen, wel de stoei-judo regels te respecteren. Opdracht 2: We beginnen vanuit de startpositie: Tori zit aan de voorkant (hoofdkant) van uke en zit op ellebogen en knieën(bokje). We maken de kanteltechniek “De grote haak”: tori legt aan de voorkant de linkerhand op de rug tussen de schouder bladen van uke. De rechterhand gaat langs de zijkant van het hoofd van uke onder de oksel en klemt de arm uke en komt weer retour bij zijn eigen linkerhand. Tori gebruikt dit als een hefboom om uke uit balans te brengen om hem/haar vervolgens in de houdgreep “de luie ligstoel” hon kesa- gatame te leggen.. Technische omschrijving: Tori zit aan de linkerzijde van het bovenlichaam van uke. Heeft zijn/haar rechterarm om de nek en schouder en duwt met zijn/ haar gewicht de rug van uke naar de grond. Sluit de rechter arm van uke op onder zijn eigen linkerarm en plaatst de benen wijd uit elkaar en het hoofd gaat richting de mat. Aandachtspunten:Tori dient ruimte te maken tussen hem en uke tijdens het kantelen en om in de richting van het steunverlies voor uke te draaien. Tijdens het kantelen moet tori de druk blijven geven en contact houden met de rug van uke. Differentiatie:123 check, uke heeft 3 tellen de tijd om uit de houdgreep te komen en hierdoor vindt een toetsmoment plaats of de houdgreep correct is. Tori start de techniek met de linkerkant en hierdoor linker houdgreep Aanleren van hoe kom je uit de hierboven aangeleerde houdgreep? Houdgreep hon- kesa- gatame: 1. Uke klemt met zijn been het rechter- of linkerbeen van tori, hierdoor is de houdgreep verbroken. 2. De schommel; de rechter arm van uke gaat onder zijn eigen linker knieholte en pakt de judojas in de nek van tori vast. Uke maakt nu een schommelende actie van voor naar achter. 3. Uke klemt de zijn beide armen in elkaar om de middel van tori, hij gaat op zijn zijkant liggen, zet met zijn voeten af tegen de grond en tilt tori zijwaarts over uke heen. Differentiatie: Kan je samen nog een ander manier bedenken om uit de houdgreep te komen, wel de stoei-judo regels te respecteren Opdracht 3: Ontwerp zelfstandig een bewegingssituatie (kanteltechniek en/of houdgreep). De startpositie is: Uke ligt op de buik en tori heeft als doel om uke om te draaien op de rug en een houdgreep te maken. Hoe pakt tori dit aan? Aandachtspunten: Ze hebben 5 minuten om samen iets te bedenken en te oefenen (doen). Beide deelnemers dienen de bedachte oefening te beheersen; waar gaat tori zitten? hoe en welke lichaamsdelen van uke worden gebruikt als hefboom? past de houdgreep bij de kanteltechniek? behoudt tori lichaamscontact met uke tijdens het kantelen? Differentiatie: Weerstand omhoog. Werkt de zelfbedachte oefening nog als uke weerstand geeft bij de uitvoering? Organisatievorm: denken, doen en uitwisselen: In de uitleg wordt aangeven dat na de 5 minuten het tweetal zich opdeelt in expert en leerling. De expert gaat in een tweede ronde zijn/ haar techniek aanleren aan een leerling van andere groep. Ze leren van elkaar en zijn aan het uitwisselen van kennis. Indien er tijd is kan je nog een derde ronde gebruiken of je kiest een mooie techniek uit van een van de groepen. Deze groep geeft klassikaal een voorbeeld en de rest van de klas gaat er daarna mee aan het werk.
Afsluitende spelen in groepsverband. Opdracht 1: De helft van de klas is Boef en de andere helft is politieagent. Het doel is om de andere deelnemers in een houdgreep te krijgen en te behouden gedurende 5 tellen. De verhaallijn gaat als volgt: De zaal is een stad waar een gevangenis staat, daar vanuit zijn boeven ontsnapt. Het is de taak voor de politie om deze weer te vangen. Aandachtspunten: De spelvreugde wordt verhoogd als er op een grote aaneengesloten mat bewogen kan worden. De docent zorgt dat de klas in twee gelijken groep verdeelt wordt zonder dat ze het van elkaar weten. Er wordt 1 met 1 gespeeld, je mag elkaar niet helpen, de leerlingen spelen zoveel mogelijk verschillende rondes en het is niet de bedoeling om medespelers te weigeren. Spelregels: Het is niet openlijk bekend wie boef of politie is. Lukt het om de andere in de houdgreep te krijgen dan Stel je de vraag: Wie ben jij? Wie wint geeft zijn functie (boef of politie) over aan de ander. Bij twee dezelfde functie gebeurt er niets. Het einddoel is wie er na bijvoorbeeld 10 minuten samen het grootste aantal vertegenwoordigen; zijn er meer politie of boeven? Differentiatie: Geen boeven of politie maar andere fantasie figuren of bij oudere deelnemers bijvoorbeeld iets recents teams wat meedoen aan WK voetbal. Duur van de houdgreep langer of korter maken. Opdracht 2: De hoogste kaart! Iedereen krijgt een speelkaart en gaat met een klasgenoot een stoeijudo partij aan. Met als doel erachter te komen welke kaart de ander heeft. Aandachtspunten: De spelvreugde wordt vergroot als er op een grote aaneengesloten mat bewogen kan worden. Er wordt 1 met 1 gespeeld, je mag elkaar niet helpen, de deelnemers blijven van de kaarten van een andere groepjes af. Bij het begin leg je blind beide kaarten even aan de zijkant van de zaal. De leerlingen spelen zoveel mogelijk verschillende rondes en het is niet de essentie ban de sport om medespelers te weigeren. Spelregels:. Als het lukt om de medespeler 5 tellen in de houdgreep te houden, ga je beiden kijken wat de ander voor kaart heeft. De winnaar neemt de hoogste kaart mee. De spelers weten van te voren niet wat de hoogte van de kaart van de ander is. De aas is de hoogst haalbare score. Differentiatie:Een joker toevoegen, deze werkt als een bom. Het maakt niet uit of je wint of verliest. Met de joker win je altijd. Na de ronde bepaal je of je joker inzet en de ander de kaart afneemt. Aan het einde van de tijd heeft de joker geen waarde. Verhoog de duur van de houdgreep.
Opdracht 3: Wie is de koning? De groep wordt in twee gelijke deelgroepen verdeeld. Beide groepen zitten tegen over elkaar op de mat. Elke groep wijst een leerling aan die tijdens het spel “de koning” is. Dit wordt geheim gehouden voor de leerlingen uit de andere groep. Op het teken van de docent kruipen beide groepen naar elkaar toe en wordt een judospel op de grond gemaakt (1-1). Spelregels: Als een leerling van groep A een leerling van groep B 10 tellen in een houdgreep heeft, moet de onderste persoon aangeven of hij/ zij de koning is. Zo niet, dan gaan de spelers weer opzoek naar een andere speler en proberen het opnieuw. Zo ja, het spel eindigt en de groep die de koning heeft ontdekt is de winnaar. Aandachtspunten: De spelvreugde wordt verhoogd als er op een grote aaneengesloten mat bewogen kan worden. Er wordt 1 met 1 gespeeld, je mag elkaar niet helpen, de deelnemers spelen zoveel mogelijk verschillende rondes en het is niet in de bedoeling om medespelers te weigeren. Differentiatie :Elke partij spreekt naast de koning een bom af. Als iemand van de andere groep deze persoon 10 tellen in de houdgreep heeft (boem), dan is zij/ hij af en gaat aan de kant zitten. Noot: Een aantal opdrachten heeft een verhaallijn om aan de sluiten bij de belevingswereld van het kind, er zijn ook opdrachten die gebruik maken van specifieke judotermen. Of je hier gebruik van maakt hangt af van je eigen lesgeefstijl en de doelgroep.
Literatuurlijst toevoegen? Aron Wallega, docent HAN sport en bewegen.
[email protected] Foto’s gemaakt door, Ralph Schmitz.