De vinger op de zere plek: solidariteit met Zuidelijk Afrika 1961–1996 http://www.aluka.org/action/showMetadata?doi=10.5555/AL.SFF.DOCUMENT.nizap1034
Use of the Aluka digital library is subject to Aluka’s Terms and Conditions, available at http://www.aluka.org/page/about/termsConditions.jsp. By using Aluka, you agree that you have read and will abide by the Terms and Conditions. Among other things, the Terms and Conditions provide that the content in the Aluka digital library is only for personal, non-commercial use by authorized users of Aluka in connection with research, scholarship, and education. The content in the Aluka digital library is subject to copyright, with the exception of certain governmental works and very old materials that may be in the public domain under applicable law. Permission must be sought from Aluka and/or the applicable copyright holder in connection with any duplication or distribution of these materials where required by applicable law.
Aluka is a not-for-profit initiative dedicated to creating and preserving a digital archive of materials about and from the developing world. For more information about Aluka, please see http://www.aluka.org
De vinger op de zere plek: solidariteit met Zuidelijk Afrika 1961–1996 Author/Creator
Van Beurden, Jos; Huinder, Chris
Publisher
Uitgeverij Babylon-De Geus
Date
1996-00-00
Resource type
Books
Language
Dutch
Subject Coverage (spatial)
South Africa, Southern Africa (region), Netherlands
Coverage (temporal)
1961 - 1996
Source
NIZA
Rights
By kind permission of Jos van Beurden, Chris Huinder, and Uitgeverij Babylon-De Geus.
Description
History of the Angola Committee and KZA 1961–1996. With a preface by Nelson Mandela.
Format extent (length/size)
203
http://www.aluka.org/action/showMetadata?doi=10.5555/AL.SFF.DOCUMENT.nizap1034
http://www.aluka.org
NEPERLAND
NEPERLAND PE VINGER OP DE ZERE PLEK De vinger op de zere plek
De vinger op de zere plek Solidariteit met Zuidelijk Afrika 1961-1996 Jos van Beurden en Chris Huinder Met een voorwoord van Nelson Mandela Babylon - De Geus © 1996 Jos van Beurden en Chris Huinder / Babylon-De Geus No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from thc publisher. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Uitgeverij Babylon-De Geus, Rapenburg 33, io1 iv Amsterdam, telefoon 02o 6225773. Omslag: Studio Tint, Den Haag Illustratie omslag: Opland Eindredactie: Mireille Vroege Drukwerk: Haasbeek bv Niet alle rechthebbenden van illustraties konden worden achterhaald. Degenen die menen aanspraak te kunnen maken op een vergoeding kunnen contact opnemen niet de uitgever. Deze uitgave kwam mede tot stand met financiële steun van Reaal-verzekering en het Prins Bernard Fonds. ISBN 90 6222 312 5 NU;li 641/654 Inhoud Voorwoord van Nelson Mandela 7 Dankwoord 9 Inleiding IO Belangrijk beschavingswerk. Van Algerije naar Portugees Afrika 196o-i962 13 Zak met aardappels. Deserteurs uit een NAVO-land 1963-1970 29 Caissières barsten in tranen uit. De boycot van koffie uit Angola 1970-1973 49 Via Moçambique naar Den Haag.
De wending naar het midden 1971-1976 67 De mythe van de multinationalbedwinger. De oliecampagne 1977-1990 85 De politiek van het wisselgeld. Cultuur- en sportboycot 1982-1983 107 Het best bewaarde geheim. Fondswerving en coöperantenprogramma 1975-1996 121 Vrienden, ja, kameraden, dat nooit! Samenwerking niet andere groepen 1971-1996 141 Meneer Mandela wacht op antwoord. De omslag I99O-I996 I59 Noten 175 Bronnen 195 Personenregister 203
Voorwoord Het Komitee Zuidelijk Afrika heeft vijfendertig jaar lang zij aan zij gestaan met het volk van Zuid-Afrika in onze lange mars op weg naar vrijheid. Het heeft in aanzienlijke mate deel uitgemaakt van de internationale krachten die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ondersteunen van de strijd tegen racisme en kolonialisme in onze regio. Anti-apartheidsbewegingen in Westerse landen hebben vaak het hoofd moeten bieden aan hun eigen regering die al dan niet openlijk steun verleende aan de onderdrukkende regimes. Het Komitee Zuidelijk Afrika is deze uitdaging samen met andere Nederlandse groeperingen aangegaan en heeft een bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van de internationale consensus die zich later aangaande apartheid, een misdaad tegen de mensheid, gevormd heeft. Gedurende de vijfendertig jaar van zijn bestaan heeft het Komitee Zuidelijk Afrika er in belangrijke mate voor gezorgd dat het bewustzijn van het Nederlandse en het Europese publiek voor de ontwikkelingen in ons land aangescherpt werd. We herinneren ons met name de materiële steun voor het net onafhankelijke Angola in 1975-1976, toen Zuidafrikaanse troepen het land binnenvielen. We herinneren ons ook de campagne ter ondersteuning van vrije verkiezingen in Zimbabwe in 198o, in Namibië in 199o en ten slotte in ZuidAfrika in 1994. We zullen ons het Komitee Zuidelijk Afrika ook herinneren vanwege zijn geweldige praktische inspanningen om materiële steun voor het ANc bijeen te krijgen. Het feit dat de Nederlandse regering bereid was om enige steun via het Komitee Zuidelijk Afrika aan het ANc en de swAPo te leveren, geeft wel aan hoeveel vertrouwen het comité de laatste jaren gewonnen heeft. Ik vertrouw erop dat het Komitee Zuidelijk Afrika zijn jarenlange ervaring nu zal aanwenden om ons te helpen bij het bouwen aan vrede en veiligheid en het leggen van de basis voor wederopbouw en ontwikkeling. Nelson Mandela
Dankwoord Veel mensen hebben ons bij het schrijven van dit boek geholpen. Sietse Bosgra, Bert Freriks en Joost Hartog van het Komitee Zuidelijk Afrika hebben alle hoofdstukken verschillende keren kritisch gelezen. Hun commentaar is van grote waarde geweest. Ook andere (oud-)medewerkers van het comité zijn wij dank verschuldigd voor de vele uren die zij op ons verzoek hebben gestopt in het opduiken van archiefstukken en tekst en uitleg geven over hun organisatie. Ook (oud-)medewerkers van andere Zuidelijk-Afrikagroepen zijn wij erkentelijk voor hun hulp die ons in staat stelde het werk van het comité in een juist perspectief te plaatsen. Wij danken bovendien alle andere genterviewden, met name de mensen uit het bedrijfsleven en anderen die in het verleden geen prettige relatie met het comité hadden. Dat enkele medewerkers van Kairos, de voormalige AABN en de Eduardo Mondlane Stichting belangeloos veel archiefstukken ter beschikking stelden, heeft ons zeer geholpen. We bedanken ook onze eigen buitenwacht, met name Louise Boelens en Saskia van Eenbergen, die vanuit hun eigen ervaringen als schrijfsters én als partners veel steun hebben gegeven. Wij danken president Nelson Mandela van Zuid-Afrika voor zijn bereidwilligheid een voorwoord te schrijven. Inleiding Het is woensdagmorgen. In de Damstraat laat je op de tweede brug de Amsterdamse rosse buurt links liggen en sla je bij coffeeshop Extase rechtsaf. Op nummer 173, het vierde huis na de Waalse Kerk, ligt het kantoor. Om half negen arriveert de eerste medewerker. Na het openen van de twee zware sloten op de groene voordeur loopt hij naar de receptiekamer om te kijken of er gisteren na sluitingstijd nog een fax of E-mail is binnengekomen. Alleen iets van de Europese Commissie over projecten in ZuidAfrika. In zijn kamer op de bel-etage gaat hij aan de slag. Vanaf negen uur druppelen de meeste andere betaalde medewerkers binnen, gevolgd door enkele vrijwilligers die op kantoor helpen. Om kwart over negen komt de postbode langs. De stapel van vijftien centimeter valt mee. Iedereen zit op zijn plek. Het in 1961 opgerichte Angola Comité, dat sinds 1976 Komitee Zuidelijk Afrika heet, is een van Nederlands meest succesvolle actiegroepen. Het comité was een onmisbare steun voor bevrijdingsbewegingen in Portugees Afrika en later Zuidelijk Afrika en voorzag hen vaak, buiten alle publiciteit om, van onschatbare ondersteuning, ook paramilitair. Begonnen als een links-radicaal groepje heeft het in de loop van 35 jaar contacten opgebouwd met vrijwel alle maatschappelijke groeperingen in Nederland. Het speelde een rol bij het doorbreken van het KoudeOorlogsdenken in de jaren zestig. In de jaren zeventig en tachtig dwong het bedrijven als Albert Heijn, Douwe Egberts en Shell hun relaties met de Portugese koloniën in Afrika of Zuid-Afrika te herzien. Het zette parlementsleden en regeringen tot een andere politieke koers aan. Menig minister van Buitenlandse Zaken, van Joseph Luns in de jaren zestig tot Hans van den Broek begin jaren negentig, kon niet om de invloed van het comité heen. Tijdens de 35 jaar van zijn
bestaan wist het zich aan te passen aan de veranderende maatschappelijke situatie en tijdgeest. En, ondanks het soms grote aantal vrijwilligers en betaalde medewerkers, is het, in vergelijking met de giganten die het tegemoet is getreden, een kleine club gebleven. De vinger op de zere plek is een kritische terugblik op de periode van 1961 tot 1996. Het comité werkt nu aan een samengaan met twee andere organisaties, het uit de Anti-Apartheids Beweging Nederland voortgekomen Instituut voor Zuidelijk Afrika en de Eduardo Mondlane Stichting. Op i januari 1997 moet de fusie plaatsvinden. Dan zal het Komitee Zuidelijk Afrika niet meer bestaan. Dit boek is gebaseerd op archiefonderzoek en gesprekken met meer dan veertig personen. Uit de overweldigende hoeveelheid materiaal, dat door het comité zelf is geproduceerd of over zijn meningen en acties is geschreven, hebben we een selectie gemaakt. Wij hebben het werk van het comité ook voorgehouden aan buitenstaanders: mensen aan de top bij Albert Heijn en Shell, parlementsleden, vooraanstaande leden van het African National Congress. We hebben gedeeltelijk inzage gekregen in de archieven van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BvD) en de Amsterdamse politie. Kranten en tijdschriften zijn door ons nageplozen om te zien hoe persorganen het werk van het comité beoordeelden. We hebben aan leden van andere Zuidelijk-Afrikagroepen gevraagd wat hen onderscheidde van het comité en wat hun kritiek was. Dat alles levert hopelijk een boeiende inkijk in de wederwaardigheden van wellicht de belangrijkste en meest effectieve DerdeWereldactiegroep van Nederland. Er staan geen noten in de tekst. Achterin is een notenapparaat opgenomen, waarbij aan de hand van een kernwoord een bron wordt vermeld. Ondanks de inbreng van velen zijn wij als auteurs als enigen volledig verantwoordelijk voor de inhoud van dit boek. i maart 1996 Jos van Beurden Chris Huinder
Belangrijk beschavingswerk Van Algerije naar Portugees Afrika 196o-i962 'Van buiten af leek onze keuze voor het Angolese verzet heel stevig, maar na een jaar werken hadden we nog nooit een zwarte Angolees ontmoet of een brief van het Angolese verzet ontvangen. We maakten ons meer druk om het foute buitenlandse beleid van Nederland dan dat we ons verbonden voelden met de vrijheidsstrijd in Angola. De Nederlandse steun aan de Portugese koloniale onderdrukking in Angola was even onaanvaardbaar als die aan de Franse in Algerije.' In de zomer van 1961 demonstreren enkele mensen voor het Gerechtshof op de Prinsengracht in Amsterdam. Binnen staan de Nederlander Sal Santen en de Griek Michel Raptis terecht op verdenking van betrokkenheid bij de oprichting van een wapenfabriek in Marokko en het drukken van valse persoonsbewijzen en Franse francs ten behoeve van het Algerijnse Bevrijdingsfront (FLN). Hoewel de twee
deel uitmaken van een trotskistische partij zijn er onder de demonstranten ook partijloze mensen. Op sandwichborden klagen zij Frankrijk aan, dat als NAVOland ongestraft in het Noordafrikaanse land terreur uitoefent. Onder de demonstranten bevindt zich een jong stel: Sietse Bosgra en To van Albada. De eerste, in 1935 in Groningen geboren in een behoudend milieu, is natuurkundige en werkt aan zijn proefschrift. Vanaf zijn studententijd is hij lid van de sociaal-democratische studentenvereniging Politeia. Als daar een lezingencyclus over sociaal-democratische partijen in verschillende landen wordt opgezet en Bosgra die in België krijgt toegewezen, beperkt hij zijn verhaal - zeker niet tot ieders genoegen - tot de Belgische misstappen in Kongo (thans Zaïre). Bosgra is anti-oorlog, anti-militaristisch en anti-koloniaal. 'Mijn anti-koloniale houding ontstond door de kwestie Indonesië. Tijdens mijn studie ploeterde ik in de leeszaal van het Tropeninstituut alle boeken over Indonesië door.' Zijn vriendin, To van Albada, die medicijSietse Bosgra wordt weggesleept tijdens een sit-down demonstratie ter gelegenheid van het proces tegen Sal Santen en Michel Raptis, zomer 1961 nen studeert, komt uit een progressiever nest. Haar tante, bij wie zij zes jaar inwoont, is medeoprichtster van de Pacifistisch-Socialistische Partij (PsP). Zij en Bosgra worden ook lid van die partij. De twee zijn bovendien lid van de Amsterdamse Werkgroep Anti-militaristische Studenten (WAS) en vanaf 1957 maken zij deel uit van de Actie Informatie Algerije. De leden van deze laatste groep organiseren informatie-avonden en zijn betrokken bij picket-lines en demonstraties voor het Franse consulaat in Amsterdam. Zij vertalen een rapport van het Internationale Rode Kruis over Franse martelingen en Bosgra en Van Albada bezoeken Algerijnse vluchtelingen, die vlak over de grens in Marokko een onderkomen hebben gezocht. Het anti-koloniale verzet, duizenden kilometers zuidelijker in Angola, krijgt op 4 februari 1961 onverwacht aandacht van de wereldpers. Al dagen wachten correspondenten van Europese en Amerikaanse bladen in Luanda, hoofdstad van de Portugese kolonie Angola, op de aankomst van het luxe passagiersschip Santa Maria. Kort na het vertrek uit de haven van Curaçao is het door de Portugese kapitein Henrique Galváo en zeventig aanhangers gekaapt. Ze protesteren daarmee tegen het autoritaire, verkalkte regime van Portugals heerser, António de Oliveira Salazar. Het wachten is tevergeefs, want wat er ook afmeert, het is niet de Santa Maria. Die gaat veilig voor anker in een haven in Brazilië. Toch blijven de journalisten in Luanda die dag niet van nieuws verstoken. De tot dan toe onbekende Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola (MPLA) heeft besloten gebruik te maken van de aanwezigheid van de buitenlandse pers om de stilte rond Portugals wandaden te doorbreken. Vroeg in de ochtend bestormen honderden MPLA-strijders een politiebureau en een gevangenis om aanhangers te bevrijden. In de dagen daarna koelen de blanken hun woede op de bewoners van de zwarte volkswijken. De aanval luidt het begin van een dertien jaar durende guerilla-oorlog in. 'Onrust in Angola na Santa Maria-coup, gevangenissen bestormd, Lissabon geeft samenhang toe' kopt dagblad Het Parool groot op de
voorpagina. In maart komen de arbeiders van de katoen- en koffieplantages van Noord-Angola in opstand. Hun acties verlopen evenmin succesvol. Met behulp van bewapende Portugese grootgrondbezitters en hun privé-legers vermoorden Portugese soldaten tienduizenden Angolezen. Honderdduizend anderen slaan op de vlucht naar het kort tevoren onafhankelijk geworden Kongo. In Nederland roepen de berichten verscheidene reacties op, vooral ingezonden brieven. Tien leden van een Doopsgezinde Vredesgroep schrijven naar de rubriek 'Maar meneer...' van Het Parool: 'Met verbijstering en ontzetting hebben wij kennis genomen van de berichten in dag-, week- en maandbladen over de onmenselijke moordpartijen in Angola. Als christenen vragen wij ons af hoe deze mensonterende handelingen plaats kunnen vinden in een samenleving die zich christelijk noemt.' OudSpanjestrijder Jef Last noemt de gebeurtenissen in een artikel 'geen opstand meer, maar een oorlog. Men schat het aantal vermoorde Portugezen op duizend, dat der gevallen negers op het twintig- tot dertigvoudige... Wij lezen de brief van een hoofdofficier, die niet gecensureerd is: "De troepen hebben niet slechts tegen de 'terroristen' te strijden, maar ook tegen de blanke kolonisten, die de negers terroriseren. In hun panische angst ranselen kolonisten vreedzame burgers op straat af, schieten op hun hutten, of steken die in brand, zonder dat de bewoners zich kunnen redden. Hele stammen vluchten voor deze terreur naar Kongo, en slechts de mannen komen terug... gewapend."' De publiciste Margrit de Sablonière - pseudoniem voor mevr. Bicker Caarten-Stigter, zo achterhaalt de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BvD) - schrijft, eveneens in Het Parool, dat de Portugese gouverneur in Angola door zijn regering is gemachtigd alle Afrikanen, die 'verdacht zijn of als gevaarlijk worden beschouwd' te doden of gevangen te zetten. Blanke zendelingen beschrijven tegenover het Internationale Rode Kruis de 'bestialiteiten' van de Portugese grootgrondbezitters en het leger. Afrikanen die leiding kunnen geven moeten verdwijnen. Dorpen met opstandelingen mogen met napalmbommen worden platgebrand. 'Verheft zich hierbij de stem der Westerse landen zoals bij de verschrikkingen in Hongarije is gebeurd? (Daar sloegen troepen van de SovjetUnie in 1956 met harde hand een opstand neer - JvB/CH) Neen,' concludeert zij. Portugal is lid van de NAVO, maar lapt de beginselverklaring van deze militaire verdragsorganisatie over het verdedigen van de vrijheid, de beschaving der volkeren en de democratie aan zijn laars. De brieven en artikelen zijn koren op de molen van Bertus Dijk, een 36-jarige student, die net als Bosgra en Van Albada actief is in de WAS. Sinds de opstand van 4 februari in Angola heeft Dijk grote interesse gekregen in dit land. Hij is nu ruim zeventig en treedt niet meer naar buiten. 'Nee, het is in Angola allemaal zo veel slechter gelopen dan we indertijd dachten. Ik wil er liever niet meer over praten.' Zo gauw Dijk in het voorjaar van 1961 van de slachtpartijen in Angola verneemt, vindt hij dat er een protest moet komen dat verder gaat dan ingezonden brieven. Het moet 'direct gericht zijn tot de Portugese regeringsinstanties en personen [...] de NAVO [...] en ten slotte [...] onze regering, die met dezelfde karakteristieke lafheid als in de kwestie Algerije zich onthoudt van stemming of
protest.' Wat hem betreft, komt er zo snel mogelijk een actiecomité. 'Bertus Dijk kwam regelmatig bij ons thuis,' herinnert Sietse Bosgra zich nog goed, 'Hij vond dat we na ons Algerije-werk door moesten gaan met Angola.' Bosgra heeft de Algerije-acties altijd weinig bevredigend gevonden: 'We zijn indertijd te laat begonnen en hebben niets wezenlijks kunnen doen, de publieke opinie niet kunnen mobiliseren, noch contacten kunnen opbouwen met TweedeKamerleden om uit te leggen dat die oorlog fout was. Het aankaarten van een kwestie als Algerije of Angola, de opbouw van een eigen aanhang en het leggen van contacten met pers en politici kost jaren. Dat is indertijd de reden geweest om in een vroeg stadium met Angolaacties te beginnen.' Omdat de onafhankelijkheid van Algerije in zicht komt en het werk van Actie Informatie Algerije er dus bijna op zit, schakelen de leden over naar Angola en nemen zij al die ervaringen mee. Een enkeling valt af omdat hij specifiek in Algerije en Frankrijk is geïnteresseerd. De WAS levert nieuwe leden. Bovendien sluit Aart ter Stege zich bij het nieuwe comité aan, een echte mobilisator. Ter Stege werkt bij de Amsterdamse gemeentegiro en ronselt daar zo veel leden, dat op het laatst tweederde van het comité - vijf van de acht leden - bij de gemeentegiro werkt. Ze verlaten regelmatig via de achterdeur hun werk om handen spandiensten te verrichten. De Algerije-actie is een confrontatie met een bevrijdingsoorlog, waarin alle NAvO-landen actief bij de onderdrukking door Frankrijk zijn betrokken. Een half miljoen Algerijnen komt om het leven. De oprichters van het Actiecomité Angola behoren tot een tamelijk geisoleerde minderheid, die beweging probeert te krijgen in het pro-NAvo en pro-Amerikaanse beleid van de Nederlandse regering. Ook de publieke opinie en de pers zijn gevangenen van het zwart-witdenken van de Koude Oorlog. Bosgra: 'Het Westen had steeds de mond vol over vrijheid en democratie, maar voerde vooral oorlog voor onvrijheid en onderdrukking.' Daartegen strijden lijkt vechten tegen de bierkaai. De samenleving zit vastgeroest in de waarden van de naoorlogse opbouw: hard werken, zuinig zijn en politieke gehoorzaamheid aan de sociaal-politieke zuil, waartoe men door geloof of politieke overtuiging behoort. Van de ongeveer achtduizend studenten aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam houdt het merendeel zich op in apolitieke studentencorpsen en op gezelligheid gerichte studentenverenigingen. Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam studeren knapen die, als zij al politieke belangstelling hebben, zich steevast op de Anti-Revolutionaire Partij (ARP)of de Christelijk-Historische Unie (cHu)oriënteren. Terwijl de Communistische Partij Nederland (CPN) trouw de Moskou-lijn volgt en elk intern debat over de koers verafschuwt en onderdrukt, staat de Partij van de Arbeid (PvdA) achter het Franse optreden in Algerije. Pas als de Franse president Charles de Gaulle in 1959 de Algerijnse opstandelingen zelfbestuur aanbiedt, gaat deze partij daarin mee. In de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stemt Nederland als een van de laatste landen in met de onafhankelijkheid van Algerije.
Onder leiding van de in veel kringen populaire minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns wordt vanaf begin jaren vijftig een conservatief buitenlands beleid gevoerd, dat de volledige instemming heeft van de grote partijen PvdA, VVD en de christelijke partijen Katholieke Volkspartij (KvP), ARP en CHu. Luns beheerst het buitenlandse beleid volkomen. Katholiek, conservatief en geen tegenspraak duldend verwerpt hij elk kritisch geluid. Aan de enkele Kamerleden en senatoren die - na de opstanden in Noord-Angola - vraagtekens plaatsen bij zijn proPortugalbeleid geeft hij toe dat er zich 'nare zaken in Angola hebben afgespeeld, maar dat men daarvan niet de Portugezen in eerste instantie [kan] betichten.' Portugal heeft bovendien volgens de minister 'in de loop der eeuwen in zijn overzeese gebiedsdelen, en dit geldt uiteraard ook voor Angola, belangrijk beschavingswerk verricht'. Van een protest tegen de Portugese onderdrukking van die opstanden wil de bewindsman niets weten: '[...] de banden, welke ons met Portugal als NAVO-bondgenoot binden, dien[dien te prevaleren.' Het zijn uitspraken die de oprichters van het jonge Actiecomité Angola, dat tot het einde van het ministerschap van Luns in 1971 voortdurend met hem zal botsen, in felle woede doen ontsteken. Daarin staan ze haast eenzaam alleen. Bijna niemand in Nederland heeft ooit van Angola gehoord, zoals amper iemand in Nederland voor 1995 weet waar Tsjetsjenië ligt. Groepen als de WAS, Politeia en haar evenknie Pericles van aanhangers van de CPN opereren in de marges van de universiteiten. In 1957 richten weliswaar vredesactivisten en onafhankelijke socialisten de antiDemonstranten met sandwichborden attenderen voorbijgangers op het Portugese schrikbewind in Angola Koude-Oorlogspartij Psp op, die twee jaar later twee zetels in de Tweede Kamer weet te veroveren, maar deze partij wordt de eerste jaren door zowel de PvdA als de CPN met de nek aangekeken. De meeste kranten en tijdschriften laten het ook afweten, met als uitzondering het weekblad Vrij Nederland. Het blad, ontstaan als verzetskrant in de Tweede Wereldoorlog, is wars van autorii9 teitsgevoelig denken, roomse mooipraterij en het verkopen van eigenbelang als naastenliefde. 'Angola is verschenen op de agenda van de vergadering van de Verenigde Naties' heet het in het nummer van 22 juli 1961. 'Nederland heeft geen kleur durven bekennen in deze kwestie, waardoor het bij de Afro-Aziatische naties een slechte beurt heeft gemaakt.' Dat is minister Luns zeker kwalijk te nemen. Bertus Dijk, initiator en aanvankelijk centrale man, zoekt voor zijn comité contact met mensen die in ingezonden brieven of op andere wijze hun betrokkenheid bij de gebeurtenissen in Angola hebben laten blijken. Aanvankelijk gebeurt dat in de beleefde u-vorm, zoals in een brief aan Margrit de Sablonière, waarin Dijk zijn plannen voorlegt: de publieke opinie wakker schudden; hulpacties organiseren; protesteren bij minister-president Salazar; de kerken erbij halen, zoals al door de Wereldraad van Kerken wordt gedaan; invloed op de politieke partijen uitoefenen met een handtekeningenactie, 'zodat een herhaling van het beschamende blanco-
stemmen door Nederland voorkomen wordt' en bij de NAVO protesteren. De Sablonière reageert positief. Dat doen ook enkele hoogleraren. Via-via komt Dijk achter de adressen van twee vrouwelijke leden van de Doopsgezinde Vredesgroep, die de 'Maar meneer...'-brief aan Het Parool hebben geschreven. Zij zullen enige tijd meewerken. Dilemma Er zijn enkele priesters en predikanten die veelal vanwege de contacten van hun kerken of congregaties op de hoogte zijn van de feitelijke situaties in arme landen in het Zuiden. Zoals Johan Buskes, Nederlands-Hervormd predikant te Amsterdam, die na een studiereis in zijn boekje Zuid-Afrika' apartheidsbeleid onaanvaardbaar (1955) met het apartheidssysteem de vloer heeft aangeveegd. Als een jaar na het verschijnen van het boek een groot aantal tegenstanders van de apartheid is gearresteerd, onder wie Oliver Tambo, Nelson Mandela, Walter Sisulu en Joe Slovo, allen lid van de Zuidafrikaanse bevrijdingsbeweging African National Congress (ANC), wil Buskes een steuncomité voor hen opzetten. Dat is al gebeurd in Zuid-Afrika en Groot-Brittannië. Hij wil bovendien dat de emigratieregeling tussen Nederland en Zuid-Afrika, waardoor vanaf 1947 30.0oo Nederlanders met geld van de regering naar Zuid-Afrika zijn vertrokken, wordt stopgezet. Een kunstveiling ten bate van de gevangenen, die Buskes' Comité Zuid-Afrika (czA) eind 1957 in het Minerva-paviljoen in Amsterdam organiseert, brengt f9.5oo op. Karel Roskam, de latere buitenlandcommentator van de VARA-radio, die net terug is van een studiereis naar ZuidAfrika, stimuleert Buskes om het CZA nieuw leven in te blazen. In maart 196o wordt het inderdaad opnieuw opgericht, met steun van de grote partijen in de Tweede Kamer maar zonder de psp en de CPN, die er om politieke redenen buiten worden gehouden. Dijk legt contact met de dominee. Het doodschieten op 21 maart 1961 door de Zuidafrikaanse politie van 69 vreedzame demonstranten in Sharpeville roept felle reacties op bij Frits Moll, een zwarte Surinamer. Als voorzitter van de Federatie van Surinaamse Verenigingen in Nederland, keert hij zich 'tegen de bloedige onderdrukking van de negers'. Hij noemt Zuid-Afrika een 'pigmentocratie, die in de geschiedenis haar weerga niet heeft gevonden en waarin een slavenopstand was uitgebroken' en pleit in dit vroege stadium voor een boycot van Zuidafrikaanse produkten. Ook hem vraagt Dijk - tevergeefs - tot het comité toe te treden. De herstart van het Comité Zuid-Afrika door Buskes en Roskam is reden voor Dijk, Bosgra en Van Albada niet zelf een ZuidAfrikacomité op te richten. Bosgra anno 1995: 'We hadden er geen zin in voortdurend tegen een te slap bestuur te moeten opboksen en wilden daarom niet op hetzelfde terrein aan de slag. Dan hadden we de oorlog binnengehaald.' Maar Sharpeville, de daarna afgekondigde noodtoestand, de arrestatie van 22.000 mensen en het verbod op organisaties als het Pan-Africanist Congress (PAc), het ANC en de Zuidafrikaanse Communistische Partij (sAcP) brengen de initiatiefnemers van het Actiecomité Angola aanvankelijk wel aan het twijfelen. Moeten zij Zuid-Afrika wel helemaal laten liggen? En waarom zich niet blijven inzetten voor Algerije, zolang daar nog
geen sprake is van volledige onafhankelijkheid? In september 1961 stelt Bertus Dijk aan Margrit de Sablonière voor een petitie tegen het kolonialisme aan de Nederlandse regering te richten, ondersteund door een handtekeningenactie, waarin naast Angola ook Moçambique, Algerije en Zuid-Afrika worden genoemd. De bedoeling is de Nederlandse regering op te roepen het kolonialisme niet langer te steunen. Bertus Dijk zelf gaat vooral met de petitie aan de slag. Ter goedkeuring stuurt hij een ontwerptekst naar een twintigtal bekende personen uit pacifistische en socialistische hoek. Van hen leveren veertien commentaar, onder wie de dominees Johan Buskes, Krijn Strijd, Nico van der Veen en Hannes de Graaf en de hoogleraren Jan Romein, Flip Geers en Jacques Presser. Zij zijn bereid hun naam aan de actie te geven. Op het allerlaatste moment wordt de tekst aangepast. Aanvankelijk wordt ook het standpunt van de Nederlandse regering over ZuidAfrika aangeklaagd. Maar de leden van het comité komen er op tijd achter dat Nederland eerder dat jaar voor een VN-resolutie heeft gestemd, waarin de apartheid wordt afgekeurd. De definitieve tekst wordt daarom: 'Ondergetekenden constateren, dat in Algerije reeds zeven jaren lang een genadeloze oorlog gevoerd wordt, die al meer dan een miljoen mensenlevens gekost heeft; dat na de opstand tegen de mensonterende slavernij in Angola reeds 30.000 á 5o.ooo mensen het slachtoffer van de Portugese terreur werden, terwijl meer dan 15o.ooo Angolezen naar Kongo moesten vluchten. Ondergetekenden constateren echter eveneens, dat op 2o december 1960 Nederland tegen het houden van een referendum in Algerije onder toezicht van de Verenigde Naties stemde; dat Nederland, toen op 15 maart 1961 in de Verenigde Naties een onderzoek naar de toestand in Angola gevraagd werd, weigerde dit voorstel te steunen; dat in deze gevallen, waarin bescherming van de mensenrechten en afkeuring van onrecht en discriminatie werden gevraagd, de Nederlandse regering verstek liet gaan; dat deze houding lijnrecht in strijd is met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die mede door Nederland ondertekend is; ondergetekenden kunnen zich niet met deze politiek verenigen en verzoeken de Nederlandse regering dringend om zowel in de Verenigde Naties, in de NAVO, als bij ander internationaal overleg: de totstandkoming van een onafhankelijk Algerije te bevorderen; de Portugese terreur in Angola duidelijk te veroordelen.' Een van de weinige aangeschrevenen die zich niet met de petitie kunnen verenigen, is Lou de Jong, buitenland-commentator van Vrij Nederland en directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Zijn argumentatie ademt de sfeer van de Koude Oorlog: 'Het komt mij voor dat Uw tekst geen enkele rekening houdt met het feit dat president de Gaulle juist bezig is voor Algerije een oplossing te bewerkstelligen die de macht aan de FLN geeft en een einde zal maken aan de (over en weer) wrede strijd. Wat U over Angola en Zuid-
Afrika schrijft, heeft mijn volledige instemming... Intussen meen ik dat, door democratische verontrusting ingegeven, protesten als het Uwe alleen dan politiek verantwoord zijn indien men zijn kritiek ook tegen het ons vijandige kamp richt. Protesteren tegen deze wandaden - en niet tegen de politieke terreur in OostDuitsland? Ik acht dit niet billijk; ik acht het in zijn effect, met name in de huidige internationale situatie, schadelijk.' Overigens zal Vrij Nederland kort daarna toch zijn lezers aansporen het verzoekschrift te ondertekenen. Vervolgens wordt een auteur gezocht voor de eerste brochure over Angola. Uiteindelijk schrijft De Sablonière de brochure zelf. Ze heeft dan al een boekje over de apartheid op haar naam staan. In het archief van het KZA zitten nog steeds briefjes aan Bertus Dijk - ze schrijft er twee, drie per week, steeds in grote haast en vol typefouten - waarin ze hem informeert over haar vorderingen, naar de vertaling van Engelse termen vraagt en voorstellen doet voor een titel. Dat wordt uiteindelijk: 'Angola, feiten en achtergronden van de opstand'. Het is het eerste produkt van het Actiecomité Angola, twintig pagina's dik en in eigen beheer uitgegeven. De uitgave leunt zwaar op artikelen uit de Britse pers en op gegevens uit een onderzoeksrapport uit 1947 van de al eerder feiten en achtergronden van de opstand en eea margrit de sablontere Omslag van de eerste brochure van het Angola Comité, geschreven door Margrit de Sablonière, in 1961 verschenen 24 genoemde kapitein Henrique Galváo over de sociale verhoudingen in Angola en Moçambique. Het uitermate kritische rapport leidde toen tot Galváo's arrestatie en ontsnapping naar Latijns Amerika. Zonder zich officieel op te richten bestaat het Actiecomité Angola vanaf september 1961. Het werkt niet als een stichting of vereniging, maar als een club vrienden en bekenden. Vergaderingen worden niet gehouden. Er wordt getelefoneerd. Persoonlijke briefjes gaan rond. Men gaat bij elkaar thuis op bezoek om het werk te verdelen. Het eerste jaar fungeert het huis van secretaris Bertus Dijk als kantoor. Sietse Bosgra doet de financiën. Later wordt de etage van Bosgra en Van Albada op de Vinkenstraat 132 het kantooradres. Begin oktober verstuurt het comité driehonderd exemplaren van de handtekeningenlijsten voor de petitie naar kerken en verenigingen, waaronder een grote organisatie als het Humanistisch Verbond en een kleine als de vijftig leden tellende Socialistische Ontmoetings Kernen. Bertus Dijk, die naast een drukkerij woont, vraagt zijn buurman enkele weken later tienduizend lijsten bij te drukken. Wanneer de VARA-televisie aankondigt op i november de documentaire 'Angola, land van oorlog' uit te zenden - anders dan nu is er slechts één tv-kanaal -, laat hij er nog eens tienduizend bij drukken. Het comité is blij met de uitzending, maar, zo vraagt Bosgra twee dagen later, kan de VARA niet verder helpen door in haar gids en voor radio en televisie op de actie en de brochure over Angola te wijzen?
De brochure is tegen betaling van dertig cent in postzegels bij het comité verkrijgbaar. Het is tekenend voor het pragmatisch gerichte werken van het jonge comité. Waar men een kans ziet de zaak van Angola onder de aandacht te brengen - onder professoren, dominees, journalisten, het Humanistisch Verbond, een omroeporganisatie, een socialistische actiegroep - wordt die volop benut. Pragmatisme blijft ook de jaren daarna een handelsmerk. Op i december 1961 wordt de petitie officieel aan de regering overhandigd. Bertus Dijk schrijft aan Margrit de Sablonière dat de aanbieding goed is verlopen, hoewel... 'Door de regen waren er maar vier mensen opgekomen, behalve de aanbieders en wij. De persconferentie was goed bezocht, vooral Haagse kranten. Het getal van 683o handtekeningen moet 638o zijn. De tocht langs de twee ambassades [de Franse en de Portugese - JvB/CH] is te beschrijven als: "Hoe nat het was en hoe ver"... De persconferentie hebben wij misschien wat overschat.' Het Parool doet het gebeuren af met een berichtje op pagina vijf. Het comité realiseert zich hoe stil het blijft in Nederland over Afrikaanse gebieden waar een NAVO-bondgenoot oorlog voert. Het wil die stilte doorbreken door te informeren, te informeren en nog eens te informeren. In november 1962 verschijnt het eerste van een lange reeks Angola Bulletins. Voor veel journalisten, politici en anderen zal het bulletin, dat in 1977 opgaat in Amandla, zich tot een belangrijke nieuwsbron ontwikkelen. Op die eerste vier gestencilde velletjes passeren de verschillende verzetsbewegingen in Angola de revue, wordt melding gemaakt van het anti-Portugese verzet in Guinee-Bissau en van de innige banden van de Portugese president Salazar met de blanke heersers in Zuid-Afrika en Rhodesië. Als nieuwtje geldt het politiek asiel dat de Portugese consul in het Amerikaanse Boston heeft aangevraagd in de Verenigde Staten. Het Actiecomité Angola wil ook de dictatuur in Portugal aan de kaak stellen. Velen, onder wic vooraanstaande PvdA-leden, bewonderen Salazar en zijn corporatieve stelsel. De bevrijding van Angola is voor het comité nauw verbonden met de bestrijding van de Portugese dictatuur. Het geeft daarom in 1962 een aparte brochure uit, geheten 'Portugal onder Salazar'. Bovendien neemt het in dat jaar in Parijs deel aan een Europese conferentie voor amnestie voor Portugese politieke gevangenen en voert het voor hen een eigen nationale campagne. Het vooral op de PvdA gerichte Comité Zuid-Afrika, daartoe uitgenodigd, gaat niet mee naar Parijs, omdat het tegen het uitoefenen van politieke pressie is. Het wil zich beperken tot 'moreel-ethische' druk. Het Actiecomité Angola benadert Vrij Nederland-redacteur Fons Hermans, samen met dominees en hoogleraren lid van het comité van aanbeveling voor de petitie aan de Nederlandse regering en ook actief in de Actie Informatie Algerije, voor een gedegen boek over Angola. Dat moet het al gedeeltelijk verouderde boekje van De Sablonière vervangen. Hermans, die veel in Afrikaanse landen heeft gereisd, heeft al een boek over de geschiedenis en de bevrijdingsstrijd in Algerije geschreven. In 1963 heeft hij de tekst gereed van Angola in Opstand. Pas de zesentwintigste uitgeverij, die het Actiecomité Angola
aanschrijft, is bereid het in een oplage van 5ooo uit te geven. In samenwerking met Vrij Nederland organiseert het comité daarnaast lezingen van Portugese, Moçambiquaanse en Angolese ballingen en vanaf 1963 ook vertegenwoordigers van bevrijdingsbewegingen. Zij vertellen direct voor een Nederlands publiek over hun ervaringen onder het Portugese koloniale regime. Als er in de Nederlandse pers iets over de Portugese koloniën verschijnt, zijn het vaak hun verhalen. Op het Iberisch schiereiland - Spanje gaat gebukt onder de fascist Franco heersen rust en orde, althans zo lijkt het. Onderhuids broeit de ontevredenheid. Het 'Eeuwige Portugal', waar vanwege zijn uitgebreide koloniale bezittingen in Afrika en Azië de zon nooit ondergaat, wordt langzaam maar zeker fundamenteel ondermijnd. Op 2o december 1961 klinkt er de hele dag rouwmuziek uit de Portugese radio. 's Avonds is er in de uit 1500 daterende kloosterkerk van Jerónimo in Belem een speciale mis opgedragen. Belem, nu een voorstad van Lissabon, was ooit het centrum van de eens machtige Portugese koningen. Het Standbeeld der Ontdekkingen staat daar. 'Het klonk, en het was in feite,' zo schrijft een waarnemer, 'als de begrafenis van een groot rijk. Het plotselinge verlies vernietigt eens en voor altijd de mythe die jarenlang het Salazar-bewind heeft ondersteund.' Op die winterdag moet Portugal zijn piepkleine kolonie Goa afstaan aan India. Sinds zijn onafhankelijkheid in 1948 heeft New Delhi Goa al opgeëist en uiteindelijk heeft het Indiase leger maar enkele dagen nodig om de Portugese troepen te verdrijven. Het verlies van Goa is het begin van het einde van Portugals vijfhonderd jaar oude status als koloniale machthebber. Maar António Salazar heeft niet alleen zorgen over Goa en Angola. Ook uit Moçambique, Guinee-Bissau en Kaapverdië komen zorgelijke berichten. In januari 1963 zal de gewapende strijd losbarsten in Guinee-Bissau en in september 1964 in Moçambique. Steeds meer Portugezen beginnen de oorlog aan den lijve te ondervinden. Binnen enkele maanden hebben een handjevol Algerije-demonstranten en enkele verontwaardigde brievenschrijvers een petitie aan de regering opgesteld, die door duizenden mensen wordt ondersteund. De eerste brochure over Angola is gereed. Het comité begint een netwerk op te zetten van progressieve mensen in kerkelijke, academische, politieke en journalistieke kringen. Met een eigen bulletin, nieuwe boeken over Portugal en Angola en lezingen in het hele land door ballingen, informeert het een links georiënteerd publiek. De stootrichting is helder: het regelrecht aanklagen van Nederland en andere Westerse landen voor hun betrokkenheid bij de onderdrukking van het Angolese en ander anti-koloniaal verzet. Aanvankelijk worstelt het comité met de vraag hoe ruim zijn actieradius moet zijn. De oprichters voelen zich onderdeel van een bredere anti-koloniale beweging, een Derde-Wereldbeweging voor landen als Angola, Vietnam, Cuba, Moçambique en Indonesië. Pas na de onafhankelijkheid van Angola en andere Portugese koloniën midden jaren zeventig wordt die vraag definitief beantwoord met de omvorming van het Actiecomité Angola tot Komitee Zuidelijk Afrika. Het comité is vooralsnog klein. De acht leden betalen alles uit eigen zak. Om subsidies vragen ze niet. Het baseert zijn informatie sterk op de buitenlandse pers. Door contacten met een enkele buitenlandse missionaris en zendeling en met
ballingen uit Portugal en de koloniën krijgt het comité zicht op de werkelijke situatie in Angola en Moçambique. Twee jaar na de oprichting krijgt het ook directe banden met verzetsbewegingen in de Portugese koloniën. Zak met aardappels Deserteurs uit een NAVO-land 1963-1970 'De komst van Portugese vluchtelingen stelde het door vrijwilligers gerunde Angola Comité voor dilemma's. Moest het zich wel voor hen inspannen? Hoe onderscheidde je politieke van niet-politieke vluchtelingen? Een goede opvang vereiste een grondige juridische en praktische aanpak. Hoeveel moesten we er opvangen, hoe lang zou het comité dat volhouden?' 'Mede door de zwak ontwikkelde contacten met de Afrikaanse bevrijdingsbewegingen gold onze woede in de beginjaren niet zozeer de Portugese misdaden daar, maar veel meer de betrokkenheid van de NAVo daarbij.' In het voorjaar van 1963 smeden Sietse Bosgra en leden van het Comité 29 november 1962 in het geheim een plan. Zij zijn erachter gekomen dat die zomer in het Olympisch Stadion in Amsterdam een NAVO-taptoe zal worden gehouden, waaraan het orkest van de Portugese Nationale Garde zal deelnemen. Het alleen in kleine kring bekende Comité 29 november 1962 dankt zijn naam aan de dag waarop zijn leden in Den Haag zijn berecht vanwege een Ban-de-Bom sitdownactie op het Buitenhof. Het is voorstander van vreedzame acties, waarvoor aan politie of burgemeester geen toestemming wordt gevraagd. Naast een handvol leden van het Comité 29 november 1962 treft Bosgra op een van de eerste bijeenkomsten ook de voorman aan van de radicale Socialistische Jeugd, de latere hoogleraar en oud-topman van Vendex, Arie van der Zwan. Zij gaan op minutieuze wijze te werk. Bosgra: 'Alle afspraken werden zonder telefoon of brieven gemaakt. Enkele uren voor het begin van de actie krijgen de I5o opgetrommelde deelnemers op verschillende adressen in de stad instructies over het hoe en wat. Toch moet er iets zijn uitgelekt.' De Amsterdamse politie en de BVD, zo blijkt anno 1995 uit vrijgegeven rapporten, weten niet meer dan dat er 'een grote stunt' wordt voorbereid. De pers weet van niets. Het plan bestaat uit twee delen: een demonstratie voor het stadion, de zogenaamde buitendemonstratie, en een demonstratie in het stadion, de zogenaamde binnendemonstratie. De buitendemonstranten krijgen als opdracht een uur voor aanvang van de taptoe met sandwichborden het publiek te wijzen op de Portugese moordpartijen in Angola. Bovendien moeten ze pamfletten uitdelen met de toepasselijke naam: 'Weet U van toeten en blazen?' Op okergeel papier staat het een en ander over de politiestaat Portugal en de betrokkenheid van de NAVo en dus ook van Nederland bij de oorlog in Angola. De binnendemonstratie bestaat uit drie delen: een actie op het veld, een op de tribune en een vanuit de grote toegangspoort tot het veld, de Marathonpoort.
Op basis van getuigenverhoren, die de politie later op verzoek van PvdAburgemeester Gijsbert van Hall maakt, kan de gang van zaken binnen het stadion worden gereconstrueerd. Voor de 'veldactie' onder leiding van Arie van der Zwan worden stevigc jongeren gekozen. Zij moeten direct voor het optreden van het orkest van de Republikeinse Nationale Garde van Portugal met spandoeken over de afrasteringen klimmen, het middenveld oplopen en daar een demonstratie houden. Een eveneens uit stevige jongelui bestaande 'tunnelgroep' onder leiding van Bosgra en de gebroeders Rudolf en Arthur de Jong moet door de Marathonpoort heen met de Portugese Nationale Garde mee opmarcheren. De vooral oudere 'tribunedemonstranten' die, geleid door Amsterdamse psp'ers, tot de derde groep behoren, moeten vanaf hun zitplaatsen spandoeken ontvouwen. Op vrijdagavond 5 juli stroomt het stadion redelijk vol. Onder de toeschouwers zijn veel toeristen. Het muziekprogramma begint zoals voorgeschreven. Op- en afmarcherende muziekmakende, soms zelfs dansende militairen. Bosgra: 'Toen de Portugese muzikanten door de Marathonpoort liepen, riepen wij 'Fascista, fascista'. De politie, die geen raad weet met deze volkomen nieuwe soort actie, begint onbeheerst te meppen. Bosgra, zoals opgetekend in het toenmalige getuigenverhoor door de politie: 'Toen ik mij in looppas naar de tunnelingang begaf [...] schreeuwde een agent van de politie, terwijl hij op mij toekwam, "Lange ellendePolitie-optreden tijdens de anti-NAVO taptoe, 5 juli 1963 ling, nou zal ik je krijgen." Hij sloeg mij daarbij met een gummiknuppel [...] op mijn hoofd [...] waarbij mijn bril van mijn gezicht geslagen werd. De agent bleef echter doorslaan. Mijn bril is daarbij niet vernield.' Vrijwel de hele tunnelgroep rent het stadion uit en probeert de gummiknuppel te ontlopen door zich achter en onder auto's te verbergen, maar de meppartij door 31 agenten te paard of op motor met zijspan gaat door. Bosgra: 'Toen de veldgroep de grasmat op kwam, begon het publiek te fluiten en boe te roepen. Zij waren boos op ons.' Het Parool over die veldgroep: 'Nauwelijks had het Portugese muziekcorps de Marathonpoort achter zich, of er lieten zich zeker wel op twintig plaatsen razendsnel demonstranten [...] langs de wielerbaan naar beneden glijden. Terwijl enkelen voor de opmarcherende muzikanten trachtten een spandoek te ontrollen, renden anderen uit alle hoeken in de richting van de band, die onverstoorbaar doorging [...].' De veldgroepleider Van der Zwan komt er goed van af. Hij rent ook het stadion uit, wordt door een motoragent klemgereden en afgevoerd naar het Amsterdamse Bos, vanwaar hij zelf voor vervoer naar de stad terug mag zorgen. Na een persconferentie van de actievoerders ontstaat er in de media een hausse aan commentaren en ingezonden brieven. Amsterdamse dominees en docenten van leerlingen, die klappen hebben gekregen, tonen hun verontwaardiging over het brute politieoptreden. Zij verklaren hun instemming met de principieel juiste doelstellingen van de actie, ook al is de gekozen actievorm wellicht onbezonnen geweest. De gemeenteraad van Amsterdam wijdt er twee debatten aan. De PvdA
en de rechtse partijen verdedigen het beleid van Van Hall: streng politie-optreden tegen verstoorders van de openbare orde is noodzakelijk. De linkse partijen, met de Psp en de CPN voorop, uiten juist kritiek op het harde politie-optreden en rechtvaardigen het principiële verzet van de demonstranten. Van Hall geeft de rijkspolitie opdracht het optreden van de Amsterdamse Herinandad te onderzoeken. In anderhalve maand worden 9i getuigen gehoord: 47 demonstranten, 27 agenten en 17 andere betrokkenen, onder wie de burgemeester als hoofd van de politie, suppoosten en organisatoren van de taptoe. In november 1963 brengt zij haar rapport uit. Terwijl de ondervraagde demonstranten het treffen met de politie in en bij de Marathonpoort betitelen als 'spitsroeden lopen', zijn 'wij rapporteurs [...] echter van mening, dat [daarvan] geen sprake is geweest.' In hun vertrouwelijke eindrapport, dat zelfs niet aan de Amsterdamse gemeenteraadsleden ter inzage wordt gegeven, worden zeven leden van het Comité 29 november 1962 en Bosgra genoemd als aanstichters van de actie. De gelijkgeschakelde pers in Lissabon veroordeelt het Nederlandse taptoeincident in krachtige bewoordingen, maar het transport van tienduizenden manschappen naar de koloniën in Afrika houdt de gemoederen in Portugal meer bezig. Het aantal Portugese troepen neemt in Guinee-Bissau toe tot 40.000 manschappen en in Angola en Moçambique elk tot 6o.ooo. De koloniale oorlogen worden geïntensiveerd. Militaire expedities slurpen in 197o bijna de helft van de nationale begroting op. De prijzen van de dagelijkse levensmiddelen stijgen enorm. De economie keldert. Honderdduizenden Portugezen emigreren naar Duitsland, België, Nederland en vooral Frankrijk. Een aantal van hen richt oppositiegroepen op. In het nauw gedreven stelt Salazar het land open voor buitenlandse staatsleningen en particuliere investeringen. Daarmee wil hij de oorlogen in Afrika en de noodzakelijke binnenlandse ontwikkeling financieren. Maar deze beperkte economische liberalisering gaat niet gepaard met een politieke. Met bruut geweld en terreur van de PIDE, de geheime dienst, worden doorgaans vreedzame uitingen van studentenverzet, stakingen en andere protestvormen onderdrukt. Vooralsnog blijven de fascisten van Salazar verreweg het machtigst. Hoge militaire en politiefunctionarissen, rijke grondeigenaren, rooms-katholieke autoriteiten, veel kolonisten en industriële ondernemers steunen het bewind. Maar Salazar krijgt ook te maken met gemor in eigen gelederen. Generaal Humberto Delgado, pionier van de Portugese luchtmacht en aanvankelijk een trouw aanhanger, doet in 1958 een gooi naar het presidentschap. Hij is door de machinaties van zijn voormalige patroon kansloos. Het jaar daarna wordt in zijn naam een poging tot een staatsgreep gedaan, maar die mislukt. Delgado - Sietse Bosgra: 'We konden niets met hem. Hij was vooral bezig postzegels te ontwerpen met zijn eigen kop erop.' moet vluchten. Uiteindelijk sluit hij zich in Algerije aan bij het door kapitein Galváo opgerichte Patriottisch Front voor Nationale Bevrijding (FPLN). Begin 1965 wordt Delgado's lijk in Spanje gevonden, vlak over de Portugese grens. In Algerije raken de Portugese oppositievoerders voor het eerst aan de praat met nationalistische leiders uit Angola, Moçambique en Guinee-Bissau.
De oppositie wint pas aan kracht, als in Afrika het anti-koloniale verzet losbarst. Dat bindt openlijk de strijd aan met de dictatuur. De Portugese anti-Salazaristen zijn verdeeld. Naast Delgado's FPLN, dat met een staatsgreep de situatie in het land wil veranderen, zijn er de leiders van de ondergrondse Communistische Partij van Portugal (pcP). Zij zien meer in een algemene opstand om van Portugal een democratisch en socialistisch land te maken en de koloniën onafhankelijkheid te bieden. De rcp is met de roomskatholieke kerk de best georganiseerde groepering van het land. In enkele steden ontstaan ondergrondse oppositiegroepen van progressieve katholieken. De sociaal-democraten zijn onbeduidend en vechten hun onderlinge verschillen vanuit hun ballingenoorden in Europese hoofdsteden uit. De meesten willen onafhankelijkheid voor Angola, Moçambique en Guinee Bissau, zijn voorstander van hervormingen in de landbouw en voor een snelle industrialisering van Portugal. In Nederland stellen enkele radicale jongeren, die hebben deelgenomen aan de anti-NAVO-taptoe, op het PvdA-congres van mei 1964 het Portugese lidmaatschap van het militaire bondgenootschap aan de orde. De partij dient 'zich ondubbelzinnig uit te spreken over de kwestie Portugal'. De partijleiding komt met een vaag en vrijblijvend antwoord. Een enkeling in de partijtop ziet in dat de tijden veranderen. Zo betoogt PvdA-fractieleider Anne Vondeling eind 1964 in de Tweede Kamer, dat de Koude Oorlog weldra overschaduwd zal worden door een andere tegenstelling: 'De nieuwe scheidslijn [...] zal spoedig niet meer OostWest, maar Noord-Zuid zijn [...] De klassenstrijd der continenten staat levensgroot voor ons. Is de regering zich dat bewust?' Op het partijcongres van 1965 roepen vijfhonderd jongeren het PvdA-congres opnieuw op om 'het fascistische regime in Portugal, dat met NAVO-wapens zijn eigen bevolking en die van zijn koloniën onderdrukt, te veroordelen'. Deze keer aanvaardt het congres hun resolutie maar dat verandert geen jota aan de opstelling van de regering-Cals, waarvan de PvdA deel uitmaakt. Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel verklaart, dat de regering 'zo spoedig mogelijk' verandering wil om Angola en Moçambique zelfbeschikkingsrecht te geven, maar zich niet aansluit bij een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, omdat die 'weinig doordacht' is en 'op onvoldoende vooroverleg' gebaseerd. Vergelijkbare woorden zullen in de jaren zeventig en tachtig worden gebruikt om geen boycotmaatregelen tegen Zuid-Afrika te hoeven instellen. De PvdA'er Van Hall heeft meer oog voor de rust en orde in zijn stad dan voor de politieke woede van enkele burgers over Portugals wandaden in Afrika. Als Arnilcar Cabral, leider van de Afrikaanse Partij voor Onafhankelijkheid van Guinee-Bissau en Kaapverdië (PAI(;C), in april 1965 naar Amsterdam komt om in hotel Krasnapolsky een lezing te houden, vindt hij daar een gesloten deur. Hij heeft een film bij zich, 'Lala Quema' (De moerassige vlakte vat vlam), maar Van Hall staat een openbare vertoning niet toe. Als de verzetsleider doorkrijgt dat de politie zijn paspoort wil zien, vertrekt hij in alle stilte. Zijn reisdocument is van een bevriend land en staat niet op zijn naam. Hij is ervan overtuigd dat de
Nederlandse politie de informatie aan de IDE door zal geven. Het Angola Comité - deze naam raakt meer ingeburgerd dan Actiecomité Angola - maakt van de nood een deugd en benadert de VARA-omroep. Die zendt de film de avond daarop op de televisie uit, waar de filmcensuur niet geldt. Bovendien stuurt zij een jaar later een filmploeg naar Guinee-Bissau om de eerste Nederlandse documentaire in door de PAIGC bevrijd gebied te schieten. Een ingang vinden in I)en Haag, een gesprek met een hoge ambtenaar, laat staan met een bewindsman blijkt telkens illusiepolitiek te zijn. Zo ziet een hoge ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken 'geen aanleiding' voor een gesprek met Cabrals collega uit Moçambique, dr. Eduardo Mondlane van het Frelimo. In feite weet Buitenlandse Zaken niet eens wie en wat Mondlane en Frelimo voorstellen, noch wat het Angola Comité wil. De betrokken directiechef geeft de BVD opdracht een en ander uit te zoeken en stuurt het rapport door naar zijn minister. Mondlane is in Nederland met zijn vrouw, die betrokken is bij het Moçambique-instituut, zo bericht de dienst. Het comité is niet extremistisch'. En de bijeenkomst die het met de Mondlanes heeft gehouden - 'waarvoor door de minister van Justitie onder bepaalde voorwaarden toestemming was verleend' - is door ongeveer tachtig personen bezocht en heeft 'een rustig verloop' gehad. Vliegtuigkaping Een onbezonnen actie van een Portugees zet het comité aan tot een andere activiteit. In april 1962 kaapt de 3o-jarige Portugese bordenwasser op Schiphol, Edgar da Silva Franco, een KLMvliegtuig. De man heeft met zijn daad kapitein Galváo willen nadoen, die een jaar eerder het schip Santa Maria had gekaapt. Reden voor de kaping is, dat Da Silva door een arts is afgekeurd en dus werkloos emigrant wordt. Hij krijgt de aanzegging naar Portugal terug te gaan. Omdat hij op zijn vroegere werk in Portugal zijn mening over de dictatuur niet onder stoelen of banken heeft gestoken, vreest hij bij terugkeer 'arrestatie, marteling of erger'. Als hij toch op een vliegtuig wordt gezet, dwingt hij de piloot met een gasalarmpistool naar Oost-Berlijn te vliegen. De piloot keert echter terug naar Schiphol. Da Silva Franco wordt overmeesterd, gevangengezet en uiteindelijk veroordeeld tot twee jaar en drie maanden cel. Het Angola Comité, dat niets met de kaping heeft te maken, kent Da Silva Franco niet en, herinnert Sietse Bosgra zich van een bezoek aan hem in de gevangenis van Haarlem, 'de afstand tussen ons comité en deze politieke avonturier was enorm'. Als Da Silva Franco na het uitzitten van zijn straf begin 1965 geboeid aan boord van een vliegtuig wordt gebracht om naar Lissabon te worden uitgezet, maakt hij zo veel trammelant in het vliegtuig dat de gezagvoerder weigert op te stijgen. De autoriteiten staken daarop hun poging. Omdat het comité een tweede poging vreest, waarbij Da Silva mogelijk verdoofd zal worden, doet het met succes een beroep op de Zwitserse autoriteiten - alle KLM-vliegtuigen met bestemming Portugal doen eerst Zwitserland aan - om niet mee te werken aan de uitlevering. Ook een uitzetting met de trein via België mislukt, doordat Brussel toestemming weigert. Uiteindelijk slagen de Nederlandse autoriteiten erin hem met een klein vliegtuig zonder tussenlanding naar Lissabon te brengen.
Hoewel Nederland beweert dat Da Silva in Portugal niets zal overkomen, wordt hij voor een draaiende Nederlandse televisiecamera door de geheime politie afgevoerd. Een jaar later ontsnapt de man uit de psychiatrische inrichting waarin hij is opgesloten. Vanuit Parijs zoekt hij opnieuw contact met het comité, dat onmiddellijk met een cameraploeg afreist. De actualiteitenrubriek 'Achter het Nieuws' zendt het interview met de ex-kaper enkele dagen later uit. Vanaf 1963 krijgt het comité contact met in Nederland verblijvende migranten, vluchtelingen of studenten uit Portugal. Er zit een enkele Angolees onder, zoals de vluchteling-student internationaal publiek recht Fernando José Dias-van Dunen. Deze biedt het comité zijn diensten aan en wordt voor de MPLA de eerste verbindingsman met het comité. Nog later, begin jaren negentig, wordt hij minister van Buitenlandse Zaken van Angola. De meeste vluchtelingen met wie het comité te maken krijgt, zijn echter jonge Portugezen die niet aan de koloniale oorlogen willen deelnemen. Aanvankelijk blijven ze in Frankrijk steken, waar ze een onzeker leven als migrant beginnen, of ze vragen en krijgen asiel in Zweden. Asiel in een NAVO-land wordt door hen uitgesloten geacht. Langzamerhand komt er ook een stroom naar Nederland op gang van vooral studenten die hun talen spreken en hun bezwaren tegen de koloniale oorlogen beter onder woorden kunnen brengen. Deze komen in grote aantallen naar Nederland als gevolg van een campagne van het comité onder Nederlandse studentenorganisaties om delegaties naar Portugal te sturen die hun solidariteit met het studentenverzet in Portugal moeten overbrengen. Bovendien leidt de groei van het Portugese leger in Afrika tot steeds meer dienstweigeraars en deserteurs. Ook van hen komt een aantal naar Nederland. Dat geldt eveneens voor een flink deel van de studenten die vanaf 1968 het land ontvluchten, als opstanden aan de universiteiten in Lissabon, porto en Coïmbra zijn neergeslagen. Groeiende aantallen melden zich bij het comité voor advies, onderdak en hulp. Het comité blijkt niet voorbereid op de vereiste massale opvang. Steun aan de bevrijdingsstrijd in de koloniën is iets anders dan werken met vluchtelingen. Toch besluit het comité zich voor hen in te zetten. Bosgra: 'Het voornaamste argument was niet om mensen in nood een handje te helpen, hoewel dat zeker meespeelde. Maar steun aan deserteurs en dienstweigeraars kon bijdragen aan het demoraliseren en verzwakken van het koloniale leger. Tienduizenden vluchtten weg uit het land. Na de Anjerrevolutie in april 1974 bleek, dat 8o.ooo jonge Portugezen zich aan de dienstplicht hadden onttrokken. Bovendien bood die steun gelegenheid om nog eens op de misdaden in Portugal en Portugees Afrika te wijzen. We wilden ook de schijnheiligheid aan de kaak stellen, dat Hongaren, Tsjechen en andere Oosteuropese vluchtelingen met veel publiciteit werden onthaald en opgevangen en dat opposanten van een Westerse dictatuur in alle stilte werden opgepakt en uitgewezen.' Vaak vluchten dienstplichtigen tijdens hun verlof. Vrienden of familieleden zetten hen af bij de Spaans-Portugese grens. Zelfs zonder paspoort is die makkelijk te overschrijden. Dan komt het moeilijkste stuk, de bergachtige grensovergang van Spanje naar Frankrijk. De Pyreneeën worden veelal in kleine groepen onder
leiding van een gids te voet overgestoken. Van Frankrijk gaat het per trein naar België en Nederland. Langs die route vlucht ook António Joaquim Neves Boura, die na zijn militaire training naar Guinee-Bissau zou worden uitgezonden. De Rotterdamse vreemdelingendienst, die de dienstweigeraar na een illegaal verblijf van enkele maanden in Nederland te pakken krijgt, beweert echter dat Neves Boura 'liegt': 'De Portugese afdeling van Interpol [heeft] verklaard hem niet te kennen.' Daarom wordt hij in mei 1966 in een afgesloten cel op een koopvaardijschip teruggestuurd. Als hij vanuit een militaire gevangenis in Portugal schrijft dat hem zes jaar dwangarbeid boven het hoofd hangt, trekt het comité aan de bel. Tweede-Kamerleden van de PvdA en de PsP stellen voor het eerst vragen over de mogelijkheid tot verblijf van Portugese vluchtelingen. De minister van Justitie wil daarvan niets weten. Portugezen kunnen hoogstens een verblijfsvergunning voor een jaar krijgen, maar die is gekoppeld aan een werkvergunning. Zonder werk echter geen werkvergunning en dus het gevaar van terugzending naar Portugal. Er is dus wel enige ruimte om een verblijf te ritselen, maar Portugezen zijn geen Oost-Europeanen en de vluchtelingenwetgeving is uitsluitend op deze categorie gebaseerd. Veel Portugezen kiezen er daarom voor zich niet als politiek vluchteling aan te melden, maar proberen als emigrant aan een werk- en verblijfsvergunning te komen. Dat past in het verdrag, dat Nederland in 1963 met Portugal heeft gesloten over het werven van gastarbeiders voor de bloeiende Nederlandse industrie. Omdat de wet discrimineert, is het zaak voor het comité een strategie uit te denken waarbij een Portugees die wel asiel wil aanvragen, politiek en publicitair goed wordt begeleid. In 1968 vragen 13 Portugezen om politiek asiel, een jaar later 55 en in 1970 178. De eerste Portugese vluchteling die van de nieuwe strategie profiteert, is de 22-jarige José António Rodrigues Monteiro. Zijn vlucht en opvang staan model voor die van veel andere Portugezen die bij het comité aankloppen. Als dienstplichtig soldaat deserteert hij nog voor zijn uitzending naar de koloniën. Met een schip komt hij in Nederland aan. Door contacten met Portugese organisaties is het Angola Comité op de hoogte van zijn komst. Monteiro wordt enkele maanden in stilte bij een familie ondergebracht. De familie en het comité vinden werk voor hem in een drukkerij. In die paar maanden kan het comité zich ervan vergewissen dat Monteiro's motieven eerlijk zijn. Hij is actief geweest in een kleine verzetsgroep in Porto, waarvan verscheidene leden door de PIDE zijn opgepakt en gemarteld. In juli 1968 wordt hij in gezelschap van een PvdA-Kamerlid en een advocaat naar de Haagse vreemdelingendienst gebracht om politiek asiel aan te vragen. Het comité heeft de pers enkele dagen eerder op de hoogte gesteld. Ondanks een wantrouwende politie krijgt de Portugees een verblijfsvergunning. Deze strategie wordt tientallen malen herhaald. Vooral als een tv-ploeg mee naar het politiebureau gaat is succes verzekerd. In een jaar tijd helpt het comité twintig Portugezen aan een verblijfsvergunning, vijf worden ondanks de nieuwe strategie uitgewezen. Druk van door het comité ingeschakelde Kamerleden, vooral van de Psp en de PvdA, zorgt ervoor dat de politieke aandacht voor Portugese vluchtelingen toeneemt. De
vreemdelingenpolitie krijgt de kritiek dat het Portugezen tegenhoudt een asielaanvraag in te dienen. Naast deze openlijke strategie van het comité is er ook een heimelijke, waar het indirect bij is betrokken. Het comitélid Aart ter Stege stort zich niet alleen onverdroten op de opvang van PortuAart ter Stege (rechts) met José Antonio da Silva Marques, Portugees deserteur (oktober 1969) gezen. Zijn adres, dat zowel bij clandestiene organisaties in Portugal als in emigrantenkringen in Parijs en Brussel bekend raakt, is ook knooppunt in een geheim netwerk met leden van de Socialistische Jeugd en de r sr. Het is een semiclandestiene organisatie die buiten het Angola Comité valt, maar waar andere leden van het comité wel weet van hebben. Het netwerk heeft niet alleen met Portugezen te maken, maar ook met Amerikanen die niet of niet meer aan de oorlog in Vietnam willen deelnemen, en met Griekse verzetsmensen, die vanaf 1967 het kolonelsregime van Georgios Papadopoulos ontvluchten. Vanuit Duitsland, Frankrijk en België of rechtstreeks - in geval van de Portugese vluchtelingen - komen ze Nederland binnen. De beginnende journalist Frits Eisenloeffel is lid van het netwerk. Bij een groot artikel van zijn hand in het toenmalige Amsterdamse Algemeen Handelsblad over een Amerikaanse deserteur uit 1968 staat een foto, waarop een sticker zichtbaar is met daarop de naam 'Rita' en een telefoonnummer. Dit soort stickers wordt op en rond de Amsterdamse Zeedijk op lantaarnpalen en pissoirs bevestigd. Ze zijn bedoeld voor de veelal zwarte Amerikaanse soldaten die prostituées bezoeken. In pamfletten worden ze opgeroepen zich niet meer bij hun legeronderdeel in Duitsland te melden, zodat ze niet in Vietnam tegen de bevrijdingsbeweging hoeven te vechten of dood per lijkenzak naar huis terug te keren. Daarover kunnen ze dag en nacht met Rita bellen. Wie het nummer draait, krijgt het kantoor van de Socialistische Jeugd aan de lijn. Achter Rita gaat de organisatie 'Resistance In The Army' schuil. De zes leden van dit netwerk - terugkijkend noemt Eisenloeffel het een autonome groep - coördineren de vluchtroutes en zorgen voor de opvang, het transport en de noodzakelijke identiteitspapieren. Zij hebben adressen van tientallen studenten, families en woongroepen die voor de onderduik zorgdragen. Een enkele hoogleraar of docent laat weleens op verzoek van leden van het netwerk een deserteur bij zich studeren, ook al beschikt de betrokkene niet over de juiste vooropleiding. Reden is, dat een deserteur met een studentenpas betere mogelijkheden krijgt om de bureaucratische molen voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning te doorlopen. Drukkers, retouchetekenaars en fotografen zorgen voor vervalste identiteitspapieren en paspoorten. Eisenloeffel levert ze af, soms samen met in Nederland gedrukte Portugese vertalingen van Marx en andere linkse literatuur, op een contactadres in Parijs. De komst van een nieuwe Portugees wordt telefonisch doorgegeven in de trant van: 'Zak aardappelen aangekomen. Kwaliteit twijfelachtig. Kom eens kijken.' En Eisenloeffel of iemand anders gaat erheen. Als Ter Stege hem belt met: 'Ik heb
hier twee jongens. Kun jij ze onderbrengen?' zegt Eisenloeffel ja. Ze wonen een half jaar bij hem op zolder. Enkele jaren later, als in Portugal de Anjerrevolutie is gewonnen, zal Eisenloeffel, dan als medewerker van De Groene Amsterdammer, hun land bezoeken. Bij het betreden van het terrein van het Belem-paleis, waar president Kenneth Kaunda van Zambia op dat moment wordt ontvangen, houden twee gewapende wachten in camouflagepak hem tegen. Na enig knipperen met de ogen blijken het zijn voormalige zolderbewoners te zijn. De BVD is op de hoogte van het feit dat het Angola Comité zich inspant voor de opvang van en financiële-steuncampagnes voor Portugese vluchtelingen. Ook van het heimelijke werk weet het iets af. In de archieven van de dienst staan diverse gevallen beschreven, maar dat is kennelijk geen reden om in te grijpen, tenminste zolang de illegale vluchtelingen met vervalste identiteitspapieren niet naar een ander land worden doorgetransporteerd. Het bovengrondse werk roept wel de ergernis op van enkele hoge ambtenaren en zij klagen in de pers over het 'publicitair uitbuiten van het lot van de Portugese vluchtelingen'. Een topambtenaar van het ministerie van Justitie vindt 'de wijze waarop het Angola Comité te werk gaat [...] een rotstreek [...] Het speelt met mensen [...] De stelling van het comité is, als we geen rel schoppen gaan ze eruit. Maar ik zeg dat we ze in beginsel nemen en dat altijd mijn deur openstaat, dan vind ik, als ze in optocht naar het politiebureau gaan met Kamerleden en al, die waarschijnlijk ook hun eigen zaak dienen, vind ik dat een schurkenstreek.' De Stichting Nederlandse Federatie voor Vluchtelingenhulp (NFV), die voor de opvang van Oost-Europeanen is opgericht, heeft er ook niets mee op: 'Het Angola-Comité is geen zuivere koffie. Wij veroordelen hun acties, omdat het acties zijn tegen de Portugese regering,' laat het weten. De organisatie dringt bij Justitie wel aan op duidelijke regels voor het toelaten van Portugese asielzoekers. Die komen er begin 1970. Vluchtelingen die rechtstreeks - binnen een maand na hun vertrek uit Portugal - naar Nederland komen, krijgen automatisch een voorlopige verblijfsvergunning. Anderen moeten zo'n vergunning in het land, waar ze een tijdje gebleven zijn, aanvragen. Ze kunnen verder proberen als politiek vluchteling te worden erkend, waarbij beroep tegen de ministeriële beschikking mogelijk is. Hangende het beroep mogen ze in Nederland blijven. Terugzending naar Portugal mag alleen met toestemming van de departementsleiding. De nieuwe richtlijnen worden aan 'strikte geheimhouding' onderworpen om een aanzuigende werking te voorkomen. Maandelijks moet de minister op de hoogte worden gehouden van de precieze gang van zaken. Na jarenlange druk van de groepen waarbij Portugezen, Spanjaarden en Grieken voor een eerste opvang aanklopten - naast het Angola Comité en het Universitaire Asielfonds zijn dat ook de jeugdadviesburo's van het JAC en Release - wijzigt ook de NFV haar beleid. Rekeningen voor opvang van Portugezen kunnen worden vergoed. Aart ter Stege duikt er onmiddellijk op en vraagt de tientallen onderduikadressen van het comité een rekening op te stellen, waarin de opvangkosten precies staan aangegeven, gemaakt voor 'voeding, huisvesting, kleding, vervoer, dokter en overige'. Met steun van kerkelijke
vluchtelingeninstellingen staat de NFV bovendien toe dat in mei 1970 in Amsterdam het eenmansadviesbureau voor Portugezen van Emiel Blanken wordt geopend. Hiermee kan het moeizame, veelal clandestiene vluchtelingenwerk van het Angola Comité worden overgedragen. In vier jaar tijd, tot de Anjerrevolutie van april 1974, begeleidt het bureau van Blanken ongeveer 400 van de 6oo à 700 vluchtelingen. In die jaren versoepelt de regering het beleid ten aanzien van Portugezen steeds verder. Aart ter Stege heeft dit hele verhaal niet kunnen vertellen. Na het helpen versjouwen van 150.000 overdrukken van een weekblad over Angola overlijdt hij plotseling, in augustus 1971. Bosgra: 'Aart heeft ontzettend veel Portugezen geholpen, soms kwamen ze met een vriend of een vrouw, een enkele maal met een kind. Hij wist in het hele land gezinnen te vinden die ze op wilden nemen. Aart kreeg dan ook vaak te maken met problemen met opvanggezinnen, waar een vluchteling veel langer bleef dan was afgesproken. De desillusie bij beide partijen kon groot zijn. Hij moest dan snel een andere familie vinden. Het krijgen van studiefinanciering, een verblijfsvergunning, een vaak illegaal baantje en gratis medische zorg waren enorm tijdrovend. En Aart was iemand die je dag en nacht kon bellen.' Anne Vondelings uitspraak over de Noord-Zuidtegenstelling in 1964 en de herhaalde oproepen van de Socialistische Jongeren vinden uiteindelijk weerklank bij de steeds sterker wordende linkervleugel van de PvdA. De binnen de partij opererende groep Tien over Rood wil, in navolging van het Angola Comité, in 1966: òf Portugal òf Nederland uit de NAVO. In het partijprogramma van een jaar later wordt die eis overgenomen: Portugal moet uit de NAVO. Op de Rotterdamse i mei-bijeenkomst van deze partij in 1969 mag Bosgra een toespraak houden over het Portugese kolonialisme. Hij put daarbij uit de gegevens die het comité al jaren verzamelt over de rol van de andere NAVO-leden bij de oorlogen in Portugees Afrika. Onder de toehoorders zit een officier van de Koninklijke Marine, Chris van Krimpen. Hij stapt na afloop op Bosgra af. Ook hij beschikt over veel relevante informatie en beide mannen besluiten die bij elkaar te leggen. Een maand later - het debat in de vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken over Portugal heeft dan opnieuw niets opgeleverd - is de eerste druk van Portugal en de NA ro gereed. In zestien bladzijden worden talloze feiten aangevoerd die de 'directe betrokkenheid' van de NAVO bij de 'slachtpartijen' in Portugees Afrika aantonen en die 'de leugens van de NAVO-landen moeten ontmaskeren'. 'De zomervakantie daarna,' herinnert Bosgra zich, 'zijn we - voor hotels hadden we geen geld, we sliepen of in de auto of ergens in een park- langs de militaire bibliotheken van verschillende Westeuropese landen gegaan.' Met de extra informatie die dat oplevert, komt in oktober een tweede druk van het rapport van Bosgra en Van Krimpen uit, en er volgen vertalingen in het Engels, Frans en Duits. Het wordt enthousiast door de bevrijdingsbewegingen ontvangen. Namens hen doet de voorzitter van de PAIGC, Amilcar Cabral, bij de Verenigde Naties zijn beklag over de NAVO-landen. Wanneer in november 197o de NAVOassemblee in de Ridderzaal in Den Haag bijeenkomt, probeert het comité
rechtstreeks in het hol van de leeuw zijn materiaal te verspreiden. Ioegang wordt echter geweigerd. Maar Bosgra glipt de kelder in, waar dames stapels documenten op lange tafels sorteren om die in mappen voor de deelnemers te stoppen. Hij schuift het materiaal van het comité tussen de stapels en ziet met genoegen hoe de dames ook dat materiaal in de assembléedossiers schuiven. Zelfs minister Luns kan niet om de informatie heen. In zijn partij, de Katholieke Volkspartij (KVP), is het sterke standpunt pro-Portugal niet meer voor iedereen vanzelfsprekend. Begin 1969 biedt de Commissie Internationale Politiek, met als rapporteur Dries van Agt, aan de partij een rapport aan. Daarin toont zij zich bezorgd over Portugals autoritaire binnenlandse beleid en koloniale politiek. Het land is 'een belastende factor in de internationale betrekkingen'. De Commissie gaat echter niet zo ver dat Portugal uit de NAVO moet. Het Angola Comité deelt deze conclusie niet, maar wil het rapport gebruiken om de discussie Ex-minister Joseph Luns geeft juni 1973 in Kopenhagen zijn eerste persconferentie als secretaris-generaal van de NAVO. Sietse Bosgra is als journalist van Vrij Nederland aanwezig en voelt een woedende Luns aan de tand over de levering van NAVO-wapens aan Portugal binnen gevestigde christelijke instellingen aan te zwengelen. Het krijgt van de KVP toestemming het te drukken en in een oplage van enkele duizenden te distribueren. Vanaf dat moment tot de Anjerrevolutie in 1974 in Portugal vormen de leveranties van NAVO-wapens een van de belangrijkste onderwerpen bij de debatten over het buitenlandse beleid in de Tweede Kamer. In februari 197o aanvaardt de Tweede Kamer een resolutie, waarin zij elke steun aan de koloniale onderdrukkingsoorlog in Afrika afwijst. De regering krijgt opdracht er bij de NAVO-partners op aan te dringen de VN-resoluties inzake wapenleveranties aan Portugal naar letter en geest te eerbiedigen. Luns voert de motie niet uit. In juni 1970 ontvangt Luns beide auteurs van de rapporten over Portugal en de NAVO. Ook dat levert niets op. Als hij kort daarna Tanzania bezoekt, neemt president Julius Nyerere hem om zijn pro-Portugese standpunt geducht onder handen. Het comité heeft de president en de pers van het Afrikaanse land van tevoren geïnformeerd over Luns. In Tanzania wordt zelfs een affiche met spotprenten over hem verspreid. Als de bewindsman bij terugkeer door demonstranten in de perskamer van Schiphol wordt opgewacht, grist hij woedend hun strooibiljetten weg, maakt er proppen van en gooit die terug. Eind van dat jaar geeft de halsstarrige Luns de Nederlandse vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties opnieuw opdracht zich van stemming te onthouden bij resoluties ten nadele van Portugal. In november 1971 komt de derde druk van Portugal en de NATO - dan al tachtig pagina's - uit. Luns heeft dan zijn ministerschap verruild voor de post van secretaris-generaal van de NAVO. Hij hoeft niet langer in de Tweede Kamer te verdedigen dat het NAVO-lidmaatschap van Portugal onontbeerlijk is voor de Westerse defensie en dat Nederland op geen enkele wijze bij de oorlogen in Afrika is betrokken. Bosgra en Van Krimpen houden op basis van vooral militaire bronnen vol dat Portugal naast oorlogsmaterieel uit de Verenigde Staten, West-
Duitsland en Frankrijk in Afrika ook gebruik maakt van uit Nederland geleverde Fokker-vliegtuigen en DAF-trucks. Het comité publiceert advertenties uit de Portugese militaire pers, waarin DAF zijn vrachtwagens aanprijst. Volgens het comité neemt Fokker deel in de bouw van negen Transall c-16o transportvliegtuigen voor Zuid-Afrika en is het bedrijf betrokken bij de bouw van SA-33 PUMA-helikopters voor Portugal en Zuid-Afrika. Daarnaast bouwt het samen met 'Oude Delft' aan nachtverkenningsapparatuur ten behoeve van die landen. Het speurwerk heeft enig resultaat. De KVP'er Norbert Schmelzer, opvolger van Luns op Buitenlandse Zaken, zegt een onderzoek toe naar het mogelijk gebruik van Fokker-vliegtuigen in Afrika. En minister Cees Boertien (ARP) van Ontwikkelingssamenwerking doet een concessie door melkpoeder beschikbaar te stellen voor Moçambiquaanse vluchtelingen in Tanzania. De verstoring van de NAVO-taptoe schiet, hoe geslaagd ook - het brute politieoptreden wordt zelfs later een van de oorzaken voor het ontslag van burgemeester Van Hall - zijn doel voorbij. Het plaatst meer het politie-optreden dan Portugals oorlogen in Afrika in de schijnwerpers. Dat het Angola Comité daarna in de hoek van radicaal-links wordt geplaatst, deert weinig. Omdat kritiek op de NAVO heiligschennis is in Nederland, kan het alleen op steun uit die hoek rekenen. Het relatieve isolement ten opzichte van de politieke hoofdstromen wordt pas met de actie voor een boycot van koffie uit Angola begin jaren zeventig doorbroken. Het bestoken van het parlement en de publieke opinie met de brochure Portugal en de NA 7-0 wordt een voorproefje van de manier waarop het comité later zijn strategie naar het maatschappelijk middenveld zal bepalen. Hoeveel Portugese migranten en vluchtelingen het Angola Comité in de periode 1966-I97o aan een verblijfsvergunning heeft geholpen, is niet bekend. Het gaat in ieder geval om enkele honderden. Wel zijn de ingrediënten van het opvangwerk duidelijk: vroegtijdige informatie, enkele maanden op een onderduikadres voor acclimatisering van de vluchteling en het inwinnen van informatie over hem, dan ofwel veel publiciteit en inschakeling van Kamerleden en juristen om de vluchteling bij zijn bezoek aan de vreemdelingenpolitie te begeleiden ofwel hem via-via helpen aan werk en woning. Hoewel de intensieve campagnes 'Portugal en de NATO' en de opvang van Portugese deserteurs en dienstweigeraars bij pers en publiek de ogen openen, leiden zij niet tot een daadwerkelijk ander beleid van de regering. 'Af en toe was het werk zelfs een zwak vlammetje,' herinnert Bosgra zich. 'We begonnen te twijfelen of het wel zin had. Hoeveel jaar - tien? twintig? - moet je het volhouden?' Enkele comitéleden besteden hun tijd liever aan steun voor de bevrijdingsstrijd in Vietnam, waarvoor meer aandacht is. Het gaat hen om steun aan de anti-koloniale strijd, waar ook ter wereld. 1 Angola-koffie, bloed-koffie Caissières barsten in tranen uit
De boycot van koffie uit Angola 1970-1973 'Die druppel bloed. Ze plakten posters en stickers met een druppel bloed op de ramen van mijn werkkamer.' Cees Groen, in 1972 secretaris van de directie van Douwe Egberts, herinnert zich nog goed wat er gebeurde bij het hoofdgebouw langs het Merwedekanaal in Utrecht. 'Dat raakte. Het kwam heel dichtbij.' 'Dat plaatje met die handkoffiemolen, waar tussen slinger en opvangbakje een Angolees hoofd is gemonteerd, daar werd ik misselijk van. Walgelijk vond ik het.' Oud-directeur inkoop Piet Ligtenstein van Albert Heijn kan er nog boos over worden. 'Als ik echt zou weten dat er bloed, martelingen of mishandelingen aan die bonen kleefden, zou ik ze niet verkopen!' 'Met dat bloed en die afgehakte hoofden had ik moeite,' weet Trineke Weijdema van het Angola Comité nog. 'Tot onze verbazing hadden ze zelfs uitwerking op politiek bewuste mensen. Het comité wilde niet op gevoelens inspelen. Later bij de Shell-boycot zat er weer een druppel bloed op de stickers. Ik vond het nog steeds moeilijk.' In september 1970 publiceert het dagblad Trouw een ingezonden brief van een Nederlands ontwikkelingsechtpaar in Zambia. Angolese koffiebonen worden gekweekt op plantages die door Portugezen zijn ingepikt, terwijl de oorspronkelijke Afrikaanse bezitters er nu als 'uitgemergelde Afrikaanse dwangarbeiders tegen een karig loon' werken. Die laatsten plegen al vanaf maart 1961 verzet en daarom verspreiden Portugese vliegtuigen nu 'ontbladeringschemicaliën', waardoor de cassave en zoete aardappelen binnen twee dagen volkomen zijn uitgedroogd. 'De door Nederland gekochte koffie [...] brengt Portugal de nodige gelden in het laadje om de koloniale oorlog en de chemische wapens te kunnen bekostigen. Wie Angolese koffie drinkt, drinkt bloed!' De schrijvers roepen christenen, politici en anderen op de invoer van koffie uit Angola te helpen stoppen. Het Angola Comité bestaat dan bijna tien jaar. De aanhang onder radicaal-links is sterk. Bij een deel van de PvdA slaagt het comité erin de pro-NAVO- en proPortugalkoers om te buigen. De positie van het Angolese verzet is uitgekristalliseerd. Het comité kiest voor de MPLA en wendt zich af van de Nationale Unie voor de Totale Onafhankelijkheid van Angola (UN ITA) van Jonas Savimbi en het Nationale Front voor de Bevrijding van Angola (FNLA) van Holden Roberto. De keuze van het comité stemt overeen met die van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE). Toch heeft de MPLA ook zo zijn problemen. Er zijn interne spanningen. Het leiderschap opereert vaak onhandig in zijn contacten met andere verzetsbewegingen en met Afrikaanse regeringen. Ook is niet duidelijk in hoeverre de MPLA de bevolking voor de strijd weet te mobiliseren. In zijn zoektocht naar manieren om een breder publiek aan te spreken stuit het comité op de mogelijkheid van een actie rond koffie uit Angola. In Kosmokomplot '70, een uitgave van de Werkgroep Vredesweek van het
Interkerkelijk Vredesberaad, wordt het idee gelanceerd om op elk pak koffie een 'bevrijdingsbelasting' van tien procent te heffen. De opbrengst is bedoeld voor bevrijdingsbewegingen en 'het verzet tegen de bestaande wanorde'. Een groep in Rotterdam, de Werkgroep Denken en Doen, heeft een analyse van de wereldkoffiesituatie gemaakt met onder meer een beschrijving van de arbeidsomstandigheden op plantages in Angola. Hieruit ontstaat de op 5 mei 1971 gelanceerde actie 'Boontje komt om zijn loontje'. Al spoedig wordt de vraag opgeworpen of het niet beter is op zoek te gaan naar een 'zuivere koffie', waarvan de opbrengst alleen arme boeren ten goede komt. In zo'n koffie mogen in ieder geval geen bonen uit Angola voorkomen. Als het alternatieve bedrijfsosWereldhandel in Guatemala een dergelijke koffie vindt, gaat 'Boontje komt om zijn loontje' eind 1971 als een nachtkaars uit. Op basis van de analyse en verder eigen onderzoek naar de winsten die Portugal maakt met koffie uit Angola, polst het comité tientallen opiniemakers in Nederland over de opzet van een koffie-actie. Een van hen is Joop den Uyl. De leider van de oppositiepartij PvdA antwoordt dat Nederland de invoer van Angolese koffie alleen in Europees verband kan aankaarten. Hij vraagt zich af of 'we via onze handelspolitiek regimes moeten trachten te veranderen' en laat weten 'daar niet afwijzend tegenover' te staan. Probleem vindt hij, dat Nederland ook voor bijna dertig procent koffie uit Brazilië invoert, een land dat evenzeer aan kritiek onderhevig is. 'Een mogelijkheid voor actie zie ik liggen in een soort boycotactie van het publiek tegen koffie afkomstig uit Angola,' waarbij Den Uyl een parallel trekt met de door de wereldwinkels gevoerde consumentenactie voor aankoop van rietsuiker uit ontwikkelingslanden. Als oud-directeur van Albert Heijn, Piet Ligtenstein, nu van die brief hoort, reageert hij verontwaardigd: 'Ik vind de suggestie van een consumentenboycot voor een man in die positie onverantwoord. Dit soort acties hoort geen overheidssteun te krijgen. Dan moet de overheid flink zijn en zelf maatregelen nemen. Ik vind het laf als een politicus gaat zeggen: gebruik dat middel maar, want ik kan in de politiek niets bereiken.' Voor het comité is Den Uyls brief een stimulans. In september 1971 richt het zich voor het eerst tot de koffiebranders in Nederland. Het stelt de wantoestanden in Angola aan de orde en verzoekt de bedrijven op te houden met de invoer van koffie uit dat land. Het verzoek wordt in december herhaald en alle branders - groot en klein krijgen bezoek van leden van het comité. Op dat moment is Trineke Weijdema - na vijf jaar maatschappelijk werk in Frankrijk en Suriname - de eerste betaalde medewerker van het comité geworden: 'Wij koesterden aanvankelijk niet de illusie dat we de koffiebranders zouden kunnen dwingen van de inkoop van Angolese bonen af te zien.' De boycot is vooral bedoeld om het publiek te informeren en bewust te maken. In diezelfde maand gaat daarom een stencil naar wereldwinkels en vredeswerkgroepen, die ook al interesse hebben getoond in 'Boontje komt om zijn loontje' -en naar plaatselijke Zuidelijk-Afrikagroepen, in totaal zo'n zevenhonderd clubs. De informatie is kort maar krachtig:
'Nederland koopt jaarlijks voor bijna honderd miljoen gulden koffie uit Angola. Hiervan gaat minstens 13 miljoen een gulden per Nederlander per jaar - direct naar de oorlogsuitgaven van Portugal in Angola. Nederland voert meer Angolese koffie in dan alle andere Westeuropese landen (behalve Portugal) samen. De Afrikanen werken op de koffieplantages onder het systeem van dwangarbeid. In vele gevallen is hun eigen landbouwgrond in bezit genomen door de grote Europese koffieplanters. Vanaf 4 februari 1972, de elfde verjaardag van het begin van de bevrijdingsoorlog in Angola, wil het comité branders ertoe dwingen hun koffieaankopen te verleggen naar onafhankelijke Afrikaanse landen als Tanzania, Togo en Kameroen.' Als het Angola Comité begin 1972 per brief de vakbonden vraagt hun naam aan de boycotactie te geven, vermeldt het expliciet dat de actie de steun heeft van de gematigde maar eigenlijk al niet meer bestaande actie 'Boontje komt om zijn loontje'. De brief wordt ondertekend door Sietse Bosgra van de 'Koffie-actie "Boontje komt om zijn loontje"' met als adres dat van het Angola Comité. Comitéleden geven nu toe dat dat 'een vorm van annexeren' is geweest. Ook voor de financiering van de boycot tovert het comité een konijn uit de hoed. Het adviseert plaatselijke groepen om gelden van de Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie (NCO) te gebruiken voor betaling van de door het comité vervaardigde affiches en informatie. Aanvragen moeten worden geplaatst in het kader van de VN-conferentie over handel en ontwikkeling UNCTAD, die in 1972 plaatsvindt in het Chili van Salvador Allende. De NCO heeft voor activiteiten rond de conferentie 50.000 gulden beschikbaar. Het comité kiest er verder voor niet de importeurs van koffie uit Angola tot speerpunt van de boycot te maken, maar de voor het publiek veel meer herkenbare branders en verkopers. De brieven aan de laatste zijn even kort als opvallend krachtig. Het comité wil 'graag een duidelijk antwoord hebben op twee vragen: is het betrokken bedrijf bereid een einde te maken aan de verwerking van Angolakoffie in al zijn melanges? Indien het antwoord ja is, wanneer verwacht het bedrijf dan dat de Angola-koffie volledig uit de pakken met koffie zal zijn verdwenen?' Het begint met Douwe Egberts en Albert Heijn, de eerste is met bijna vijftig procent marktaandeel Nederlands grootste brander, de tweede Nederlands grootste koffieverkoper. Als filialenbedrijf is Albert Heijn direct afhankelijk van de consumenten. Daarom is het kwetsbaarder dan brander Douwe Egberts. Die consumenten zijn van zeer verschillende politieke en maatschappelijke pluimage. Voor een grootgrutter als Albert Heijn zijn acties dan ook altijd onwelkom. Komt zo'n actie vanuit links, dan willen de rechtsere klanten daar niets mee te maken hebben, en andersom. Onrust in de winkel is de dood voor Sinkel. Bij Albert Heijn buigen de directieleden Gerrit-Jan Heijn, Wil Scholte en Piet Ligtenstein zich over de aangekondigde actie. De drie zijn niet erg onder de indruk van de informatie van het comité over Angola. In een interview in NR(. Handelsblad vraagt Gerrit-Jan Heijn zich af of Bosgra wel weet wat zich in Angola afspeelt. De informatie van het comité is 'eenzijdig en [...] helaas nergens weersproken'. Albert Heijns koffie-inkoper, Gerben Eyskens, kwam volgens
Ligtenstein 'in 1971 met andere verhalen terug uit Angola. Volgens hem hadden de Portugezen fantastische plantages gecreëerd, niet alleen produktie-technisch, maar ze deden ook veel voor de arbeiders, zoals behoorlijke woninkjes en opleiding. Laten wij eerlijk zijn,' relativeert hij zijn eigen enthousiasme, 'hij beleefde het land vanuit zijn contacten met Portugezen en die zullen hem niet het lelijkste hebben laten zien.' Aanvankelijk zijn de drie directeuren helemaal niet van plan op de eisen in te gaan. Toch stelt Ligtenstein enkele aanpassingen in de winkels voor. Voortaan zal op elk produkt het land van oorsprong worden vermeld, ook in de advertenties. 'De klant moet op individuele basis produkten kunnen weigeren.' Hiermee hoopt het bedrijf het Angola Comité te overtuigen. De poging van Albert Heijn om op 27 december 1971 in een gesprek het comité van zijn plannen af te brengen maakte volgens Ligtenstein geen enkele indruk. 'Het was geen onhebbelijk gesprek, maar we hadden het net zo goed achterwege kunnen laten.' Albert Heijn neemt geen risico. Twee weken na het gesprek, ver voor de officiële start van de boycot, schrijft Ligtenstein aan de Da Costastraat dat het bedrijf al enige tijd bezig is het aandeel van Angolese koffie in zijn melanges te verminderen en dat er halverwege 1972 helemaal geen Angola-koffie meer in voorkomt. 'Onze beslissing is gebaseerd op een aantal commerciële overwegingen,' zo laat hij weten, 'onder andere op het feit dat vergelijkbare koffie-aanbiedingen komen uit jonge Afrikaanse staten.' Jef de Jager, auteur van een recent boek over het concern, plaatst dit besluit in het kader van de vermaatschappelijking van de onderneming en van wat hij noemt het 'consumentisme', beide 'een produkt van de jaren zestig'. Consumentisme gaat verder dan klantgerichtheid en houdt ook rekening met wat de klant niet wil. Het hoerageroep in de Amsterdamse Da Costastraat na het besluit van Albert Heijn wordt nog sterker als ook winkelketens als Co-op, De Gruyter en Edah volgen. In de directiekamer van Douwe Egberts aan de Vleutensevaart in Utrecht zakt de stemming daarentegen. 'Er zijn binnenskamers wel boze woorden gevallen,' vertelt voormalig directie-secretaris Cees Groen nu, 'maar het probleem is dat Albert Heijn tegelijk concurrent en klant is. Dat leidde vaker tot complicaties. De plek waar de DEkoffie op hun schappen staat, bepaalt mede onze verkoopcijfers.' Douwe Egberts heeft al in september 1971 zo'n twintig reacties ontvangen van consumenten die ingaan op de ingezonden brief over Angola in Trouw. De koffiebrander, dan nog een gesloten familiebedrijf, reageert anders dan de Zaanse grootgrutter. 'De boycot is de eerste confrontatie met de buitenwereld,' vertelt Groen. 'We dachten eerst dat de actie een briesje was, dat voorbij zou gaan.' Op II januari 1972 stuurt het comité een brief met eisen aan Douwe Egberts. Op 17 januari volgt een gesprek. Groen herinnert zich de vertegenwoordigers van het comité als 'idealisten en doorzetters, ze gedroegen zich correct'. Zijn directie weigert echter gehoor te geven aan hun oproep. 'De actie, hoe sympathiek ook, was een kwestie voor de politiek. We hadden wel door dat het er in Angola hier en daar slecht aan toe ging en waren al begonnen de aankopen uit dat land te verminderen. Maar we zeiden nee, uit angst een precedent te scheppen. Natuurlijk wisten we van de consumentenacties van Ralph
Nader in de Verenigde Staten, maar we dachten dat die in Nederland niet zouden aanslaan, daar zijn Nederlanders te nuchter voor.' Daarmee is de kous niet af. Binnen de directie en de rest van het bedrijf wordt hevig gedebatteerd. Ook bij Douwe Egberts gaat men rekening houden met een andere houding van de consument. Zo schrijft de directie aan haar vertegenwoordigers '[...] de klant heeft altijd gelijk. Dit was OK, zolang de klant alleen was geïnteresseerd in de smaak van de koffie. Voor het eerst brengt de klant nu een mening naar voren over iets anders.' Op 2 februari laten de actievoerders weten dat het bedrijf speerpunt wordt in de boycot. In een persverklaring stellen zij dat de Utrechtse firma 'per jaar vijf tot tien miljoen gulden bijdraagt aan de directe oorlogsuitgaven van Portugal in Angola'. Bijgestaan door plaatselijke groepen begint het comité folders te verspreiden aan de poorten van de fabrieken in Utrecht en Joure. Daags daarna protesteert DE tegen een NCO-gift van 9.500 gulden aan het Angola Comité voor de actie, vooral omdat die alleen tegen DE is gericht. Cees Groen: 'We waren helemaal niet te spreken over Nco-voorzitter prins Claus. We zijn toen landelijk bekende politici als Jelle Zijlstra, Piet de Jong en anderen gaan mobiliseren.' Minister Cees Boertien (Anti-Revolutionaire Partij) van Ontwikkelingssamenwerking weigert later het Nco-besluit te tekenen, omdat prins Claus niet in een politieke discussie verzeild mag raken. De prins, die voor de subsidie heeft gestemd en enkele twijfelaars tot zijn standpunt heeft overgehaald, trekt zich terug als voorzitter van de Nco. Binnen het Angola Comité is dan al heel wat gepraat over de NCO-subsidie. Tot dan toe is er zonder subsidies gewerkt en enkele comitéleden vragen zich af of hun onafhankelijkheid niet in gevaar komt. Een particulier schenkt uit verontwaardiging over het optreden van Boertien tienduizend gulden aan de actie. De boycot is reeds begonnen als een man aanbelt op de Da Costastraat, waar sinds enkele maanden het nieuwe onderkomen van het comité is gevestigd. Daar is op dat moment Trineke Weijdema aan het werk. Aan zijn uiterlijk te zien en de spaarzame woorden te horen is hij Portugees. Hij biedt een envelop aan en verdwijnt meteen. 'Mijn eerste gedachte was: is dit een bombrief?' vertelt Weijdema nu. In de envelop zitten vier foto's, elk van twaalf bij zeven centimeter, met een kartelrand. De negatieHet afgehakte hoofd van een zwarte man boven op een berg koffiebonen ven zitten erbij. Een Portugese militair heeft ze in 1971 gemaakt op een koffieplantage in Angola. Op een ervan is het afgehakte hoofd van een zwarte man boven op een berg koffiebonen geplaatst. Op een andere staan lijken van arbeiders afgebeeld die zich hebben verzet tegen de Portugese eigenaren. 'Ze sloegen in als een bom. We waren er volstrekt door geschokt.' Binnen het comité brandt een heftige discussie los. Aan de authenticiteit wordt niet getwijfeld. De vraag is of dit soort afschuwelijke foto's in de publiciteit mag worden gebruikt. Er zijn meer vragen. Mag het woord 'bloed' in de leuze van de campagne voorkomen? Die vragen hebben ook een juridisch aspect. Het Angola Comité heeft geen rechtspersoonlijkheid. Alleen de individuele leden kunnen worden
vervolgd. Een proces is echter gratis publiciteit. Doorslaggevend wordt uiteindelijk de grote behoefte van het comité aan beeldmateriaal uit Angola. De foto's kunnen een sterke troef worden. De keuze pakt goed uit. Drie dagen later zijn posters beschikbaar met daarop het afgehouwen hoofd van de man op een berg bonen. Weijdema geeft de foto's een plek in de brochure Koffie voor Nederland: bloed van Angola. Tal van kranten publiceren er een of twee. De foto's zorgen ook bij Douwe Egberts voor opschudding. Cees Groen: 'Medewerkers van de personeelsafdeling toonden zich als eersten geschokt. Die hebben meer met de vakbonden te maken en horen daardoor ook meer. Zij plaatsten vraagtekens achter de stellingname van de directie.' Stickers met een druppel bloed en pamfletten aan de poorten en demonstraties voor winkels waar DE-koffie te koop is brengen de boycot heel dichtbij. 'Medewerkers vroegen zich verontrust af of ons marktaandeel en daarmee hun werkgelegenheid in gevaar kwamen.' De aanvankelijke steun van de ondernemingsraad voor het directiestandpunt brokkelt in de loop van februari af. De ondernemingsraad dringt aan op toegeven. Uit eigen marktonderzoek blijkt een deel van de consumenten een zekere weerstand te krijgen tegen Angola-koffie. 'De leus "DE-koffie = bloedkoffie" kwetste het ergst. En ronduit gemeen was een bericht in de Utrechtse muurkrant van I8 februari 1972 over een van onze directeuren. Die zou tijdens de oorlog foute dingen hebben gedaan. Daarmee maakten ze hem kapot.' Als de vakbonden zich eind februari achter de boycot scharen, blijft het bedrijf, net als de meeste andere branders en verkopers, weinig keus. Na slechts vier weken van boycotacties gaat het bedrijf op 4 maart 1972 om. In grote advertenties in de kranten zeggen Douwe Egberts, Van Nelle en Niemeyer toe geen bonen uit Angola meer te zullen verwerken. '[...] dat was een heel moeilijk moment voor de directie.' Groen schat dat er tijdens de acties sprake was van een omzetdaling van vijf procent. Bij de meeste kleine branders vallen de eisen van het comité slecht. Enkele, zoals De Pelikaan uit Zutphen, zijn bang om klanten te verliezen. Zij buigen gedwee het hoofd. Andere, zoals de Nv Thee- en Koffiehandel v/h Wijs & Zn uit de Amsterdamse Warmoesstraat, doen hetzelfde, zij het onder protest. Zij hebben geen bezwaar tegen het doel van de actie, maar verafschuwen het middel van een boycot. Wijs & Zn schrijft het comité: 'dat wij in de oorlog op de zwarte lijst van de Duitsers stonden en nu blijkbaar op de zwarte lijst van het Angola-comité. Om te verhoeden dat wij binnenkort op de zwarte lijst van de overledenen komen te staan. doodgedrukt tussen de agressieve politiek van de grote koffiebranders en de pressie van andere zijden, zullen wij desgevraagd onze verklaring inzenden.' Van slechts twee branderijen, de Nv Koffiebranderij en Theehandel Insulinde uit Groningen en Simon Levelt NV uit Amsterdam, komen positieve reacties. Hans Levelt, dan directeur van Levelt NV: 'Ik was toen progressief en ben dat nog steeds. Ondernemerschap is meer dan winst maken. Door mijn standpunt raakte ik wel geïsoleerd binnen de Vereniging van Koffiebranders en Theepakkers. De Vereniging belegde extra vergaderingen.
Men was het niet gewend en raakte nerveus, vooral omdat een boycot de ondernemers afhaalde van wat zij willen, namelijk zaken doen.' In een persverklaring stelt de Vereniging 'dat uitsluiting van bepaalde produkten op de weg ligt van het parlement en de Nederlandse regering, maar bepaald niet van de ondernemingen.' Uiteindelijk doen 250 plaatselijke groepen actief mee aan de boycot. Met elkaar tellen ze zo'n vijfduizend leden. Soms liegen hun teksten er niet om. De Werkgroep Vrede- en ontwikkelingswerk van de Raad van Kerken Beltrum Eibergen - Rekken in de Achterhoek adviseert de veertig kruideniers en bakkers geen DEkoffie meer op de plank te zetten en op een ander merk over te schakelen. In een kansel- en persmededeling schrijven zij: 'Wist U dat wij er gezamenlijk voor kunnen zorgen dat de verschrikkelijke onderdrukking van de Angolese bevolking door Portugal belangrijk kan verminderen [...1 door geen Angolese koffie meer te gebruiken [...] Vooral voor de geloofwaardigheid van de kerk bij de jeugd lijkt het erg belangrijk dat U er allen zo veel mogelijk tijd en zorg aan besteedt [...j We kunnen door deze boycot als christenen daadwerkelijk meehelpen aan het beëindigen van de uitmoording van het Angolese volk.' Opvallend is ook het schrijven van de vrouw van een zeeman die Angolese havens aandoet. 'Het is een publiek geheim,' zo haalt zij een brief van haar man aan, 'dat Angola-koffie naar Brazilië wordt verscheept, daar in zakken met opdruk "Brazil" wordt gedaan en zo naar Rotterdam wordt verscheept.' Het comité kan er weinig mee, zolang er geen hard bewijs op tafel ligt. De Nederlandse vakbeweging heeft haar steun aan de koffieactie gebaseerd op een verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in Genève, dat er in Angola nog steeds dwangTrineke Weijdema (rechts) bij een standje op het Spui te Amsterdam, april 1976 arbeid voorkomt. Zowel de Portugese ambassade als De Telegraaf zetten de tegenaanval in met een verslag van ILO-rapporteur Pierre Juvigny, waarin deze ontkent dat die dwangarbeid er nog is. Hij trekt die conclusie na een reis van twaalf dagen door Angola en Moçambique, waarbij hij steeds is begeleid door hoge Portugese ambtenaren. Alfonso Mendes, directeur van het arbeidsinstituut in Angola, is daarbij zijn belangrijkste informatiebron. Dezelfde Mendes, zo achterhaalt het comité dankzij zijn contacten in Portugal, heeft een jaar eerder een rapport voor de Portugese legerleiding geschreven, waar met grote letters 'secreto' boven staat en waarin hij uitvoerig beschrijft wat er allemaal mis is met de arbeidsomstandigheden in Angola. De Portugezen hebben een slechte naam vanwege hun wandaden in het verleden, de grote economische kloof tussen Portugezen en inheemsen, de rechtsongelijkheid en de manier waarop zij met de Afrikaanse landbouwers en veehouders omgaan. Als journalisten aan de Portugese ambassadeur in Den Haag vragen of Mendes' eerste rapport echt is, durft hij dat niet te ontkennen. Weijdema herinnert zich de invloed van die publicatie nog goed: 'Het was meteen raak. Niet alleen in de Tweede Kamer, maar ook in het buitenland werd het rapport een gezaghebbende bron.' Het comité biedt de ILO de originele geheime tekst en een Engelse vertaling
daarvan in Genève aan. Met een overweldigende meerderheid aanvaardt de arbeidsorganisatie een resolutie, waarin zij Portugal vanwege haar wanbeleid in de koloniën scherp veroordeelt. In de zomer van 1973 stuurt een sympathisant van het comité een kopie van een brief van de Koninklijke NedLloyd aan ScanLloyd in Gothenburg, met afschriften aan ScanLloyd in de Angolese hoofdstad Luanda en aan de firma Ruys in Rotterdam en Amsterdam. Daarin wordt gewag gemaakt van een lading van vijftig ton Angolese koffie, 'de eerste Angola-koffie die sinds de start van de boycot is gekocht'. De lading is bedoeld voor Albert Heijn. Ligtenstein, die bij zijn hoofd-inkoop Gerben Eyskens navraag heeft gedaan, herinnert zich de brief in eerste instantie niet. 'De hoofd inkoper heeft mij bezworen dat er nooit meer één kilo Angola-koffie is geïmporteerd.' Volgens het comité is de partij bestemd voor de nieuwe melange 'Indonesia', een mengsel van bonen uit Indonesië, Kameroen én Angola. In tweede instantie zegt Ligtenstein 'dat het om een reeds lang bestelde partij ging, die met veel vertraging binnenkwam maar meteen werd doorverkocht, naar Zweden of Duitsland'. Volgens Albert Heijn-biograaf De Jager is er toen wél sprake geweest van nieuwe aankopen uit Angola. Volgens hem speelde de rechtse rakker en kruidje-roer-me-niet Max Lewin, voorzitter van de Partij Nieuw Rechts, daar een rol in. Op de aandeelhoudersvergadering verwijt deze de Raad van Bestuur het hoofd te hebben gebogen voor linkse actievoerders. Hoe het ook zij, het Angola Comité trekt meteen aan de bel als Albert Heijn de Indonesia-koffie op de schappen zet. Het roept op 28 augustus 1973 zijn achterban tot een tweede boycotactie op, 'maar vermijd alles wat als "dwang' of "intimidatie" kan worden opgevat'. Met een brief aan de directie van Albert Heijn, waarin zij met acties dreigen, scharen de vakcentrales zich opnieuw achter de actie. Uit het interne AH-Weekbericht van 6 september 1973 blijkt dat de directie behoorlijk ongerust is. 'Voorkom onnodige moeilijkheden,' schrijft zij, 'en laat geen pakken Indonesia-koffie voor de ramen plaatsen. Het zou kunnen gebeuren dat men - speciaal hierdoor getrokken - de betreffende ruit ingooit.' Paginagrote advertenties met de leus 'Een vrije keus voor vrije mensen' moeProtestboot voor het Albert Heijn-kantoor in Zaandam, 2o september 1973 ten de lancering van de nieuwe Indonesia-melange tegen de actie van het comité in ondersteunen. Ook Ligtenstein geeft nu toe dat die slogan 'averechts' heeft gewerkt. Het comité repliceert in 6oo.ooo bij AH-filialen verspreide folders met 'Vrije mensen hebben ook de vrijheid om Albert Heijn te boycotten'. Op in oktober, zes weken later, laat Albert Heijn weten geen Indonesia meer te zullen verkopen. Dat het concern omgaat, was volgens Ligtenstein een gevolg van reacties van trouwe klanten. Als de acties grimmiger worden en er voor een filiaal zelfs kruisen worden geplaatst (het associëren van levensmiddelen met de dood doet de omzet onmiddellijk dalen), beginnen er telefoontjes van mensen te komen 'die zeiden al 25 jaar klant te zijn. Zij vroegen waarom wij "bloedkoffie" verkochten. Plaatselijke PvdA-afdelingen bleken mensen op te bellen om ze te bewerken niet langer bij ons te kopen. Dat soort dingen overtuigden mij ervan dat we er een
streep onder moesten zetten. Ik vond het verschrikkelijk. Je moet je kop buigen, terwijl je vindt dat je gelijk hebt. Als we geen bakzeil hadden gehaald, hadden we een fors omzetverlies geleden.' Volgens De Jager geeft 'uiteindelijk het feit dat jonge caissières de actie moesten opvangen de doorslag'. Zij barsten soms in tranen uit. De angst voor precedenten speelt een grote rol in Albert Heijns aarzeling om toe te geven. Die angst blijkt spoedig terecht. Aangestoken door het succes van hunAmsterdamse collega's besluit een actiegroep in Leiden onder leiding van de Zuidafrikaan Esau du Plessis sinaasappelen van het Zuidafrikaanse merk Outspan te boycotten. Weer wordt de Zaanse grutter het pispaaltje, alleen heet de boycotgroep deze keer de Boycot Outspan Actie (BOA). Ligtenstein: 'Ik zag Outspan overal. Iedereen verkocht ze, alleen wij niet.' Als in juni 1974 in de haven van Rotterdam 6o.ooo dozen met elk achttien kilo Outspan-sinaasappelen worden uitgeladen, haalt het dagblad De Telegraaf fel tit naar boycotters van koffie, fruit of wat dan ook. In het betrokken artikel voert het ook een rapport op van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO), waarin het optreden van Albert Heijn tijdens de koffieboycot onder de loep wordt genomen. Het rapport, indertijd aan alle vNoleden toegezonden maar ruim twintig jaar na dato merkwaardig genoeg nog steeds niet ter inzage voor niet-leden, is weinig complimenteus voor de grootgrutter. Albert Heijn heeft het vermogen van zijn tegenstander onderschat, heet het in De Telegraaf, om in korte tijd veel mensen en groepen te organiseren. Het bedrijf heeft ook nagelaten politici te bewerken. De regering krijgt er in het VNo-rapport van langs. Zij heeft geen enkel officieel geluid tegen de boycotters laten horen. In plaats daarvan hebben enkele bewindslieden zich privé zelfs ten gunste van de boycot uitgesproken. Het VN( prijst de tactiek van het comité om filiaalchefs los te weken van de top van het bedrijf Het citeert een brief aan die chefs, waarin het comité schrijft: 'Er is zónder ti óver u beslist. U draagt de lasten. Maar u kunt het besluit terugdraaien.' De directie heeft die filiaalchefs onvoldoende informatie gegeven en onvoldoende afgeschermd. Piet Ligtenstein kan zich het rapport niet meteen herinneren. 'Ik denk ook niet dat het mij zo geweldig interesseerde. Het kwam als mosterd na de maaltijd. De les uit deze boycot is dat de impact ervan veel groter is dan je kunt voorzien. Je denkt in een openbare discussie nog iets te kunnen bereiken, maar het was al een bekeken zaak.' Hij geeft toe het Angola Comité te hebben onderschat en de politiek te hebben verwaarloosd. Cees Groen van Douwe Egberts zegt ook zijn lesje te hebben geleerd. 'Belangrijkste punt was: stel je nooit te stoer op. Bouw van te voren de mogelijkheid in om terug te krabbelen. Bekijk het maatschappelijk draagvlak voor een actie.' De Telegraaf doet nog meer om het effect van de koffieboycot in te dammen. Het stuurt zijn verslaggever Hans Knoop naar Angola om zich daar door de Portugezen te laten voorlichten. Als hij zijn bevindingen publiceert, treedt het comité daartegen op met drie kranten over Angola, telkens in een oplage van een half miljoen. Plaatselijke groepen zorgen voor de distributie. Dat de boycot ook in Lissabon indruk maakt, blijkt bij een voetbalwedstrijd tussen Nederland en
Portugal. De spelers van het Oranje-elftal krijgen bij het begin van de wedstrijd voor de Nederlandse tv-camera's een grote zak Angolese koffiebonen aangeboden. Als Portugal eind 1974 instemt met de onafhankelijkheid van Angola, bericht het Comité dat 'in overleg met de Angolese bevrijdingsbeweging MPLA en de Nederlandse vakbeweging' is besloten 'de Nederlandse koffieproducenten niet langer te houden aan een boycot van koffie uit Angola. Als argument geldt ook dat de nieuwe Portugese regering heeft beloofd dwangarbeid te verbieden. De Nederlandse koffiebranders hebben zich tot het eind goed gehouden aan de boycot. Terwijl vroeger ongeveer dertig procent van de Nederlandse koffie-invoer uit Angola kwam lag dit de eerste negen maanden van dit jaar beneden de drie procent.' Het bericht vermeldt niet wat dat overleg met het MPLA heeft ingehouden. Anders dan bij de Shell-boycot, waar het ANC veel in de melk zal krijgen te brokkelen, is de betrokkenheid van het MPLA bij de koffieboycot minimaal geweest. Wanneer het El Salvador Comité begin jaren tachtig actie voert tegen koffie uit El Salvador, wordt de inmiddels gepensioneerde Ligtenstein door het bedrijfsleven gevraagd een tegenstrategie te helpen ontwikkelen. 'Ik heb dat als een soort revanche beschouwd. We pakten het op een heel andere manier aan. De druk was ook toen groot. We begonnen de politiek af te testen en voerden met enkele toppolitici van de PvdA goede gesprekken. Ik was in 1974 in El Salvador geweest en vond het daar een afschuwelijk systeem. Dat was raar. Ik hielp toen een boycot bestrijden, terwijl ik het regime, waartegen die boycot was gericht, vreselijk vond.' Douwe Egberts moet ook nu weer een standpunt bepalen. Groen: 'Anders dan bij de Angola-actie praatten we toen met allerle schakeringen, van verontruste huisvrouwen tot kerken. We gingen om toen vier IKON-journalisten in El Salvador werden vermoord.' In de jaren daarna blijven het inmiddels tot Komitee Zuidelijk Afrika omgedoopte Angola Comité en Albert Heijn en andere bedrijven elkaar tegenkomen. Zoals op 14 september 1985, als het Komitee een boycotactie start tegen fruit uit ZuidAfrika en Albert Heijn weer speerpunt is. Het KZA maakt raamstickers 'Wij verkopen geen Zuidafrikaanse produkten' en alleen wie die sticker op zijn deur heeft, hoeft niet bang te zijn voor acties van plaatselijke groepen. Mbert Heijn blijkt een gewillige afnemer van de stickers. Als de Zuidafrikaanse president Frederik de Klerk begin i99o de vrijlating van Nelson Mandela en andere radicale veranderingen aankondigt, wil Albert Heijn van de boycot van Zuidafrikaanse produkten af. Er volgen gesprekken, die heel anders verlopen dan die eerste ontmoeting van 27 december 1971. In november i991 spreken de twee partijen af dat Albert Heijn voorlopig geen produkten uit Zuid Afrika verkoopt, tenzij die produkten niet elders voor een redelijke prijs te krijgen zijn. Als tegenprestatie ziet het KZA af van acties bij filialen van het Zaanse bedrijf. Bij enkele medewerkers van het KZA bestaat bezwaar tegen deze overeenkomst en de tekst wordt afgezwakt tot de formulering dat 'acties tegen de verkoop van Zuidafrikaanse produkten [...1 geen prioriteit hebben.' De vrede lijkt getekend.
Albert Heijn betaalt zelfs mee aan de door het KZA georganiseerde tournee van een Zuidafrikaanse cabaretier door Nederland in 1992. Waarom slagen enkele actievoerders erin om zoveel bedrijven bakzeil te laten halen en hoe komt het dat acht van de tien Nederlanders uiteindelijk op de hoogte zijn van de boycot? Het succes past zeker in het tijdsgewricht en de ideologie van een 'maakbare' wereld. Daarnaast is er sprake van een zekere invloed van Ralph Naders consumentenacties uit de Verenigde Staten. Voor veel Nederlanders is het Portugese optreden in Angola onaanvaardbaar. Zij krijgen een instrument in handen er zelf concreet iets tegen te doen. Dat is nieuw. Het succes van de boycot wordt een basis voor latere acties zoals de oliecampagne van eind jaren zeventig. In vergelijking met de verstoring van de NAVO-taptoe in 1963 is de koffieboycot gematigder en meer op een breed publiek gericht. Honderden plaatselijke groepen, ook uit kerkelijke en sociaal-democratische hoek, doen aan de koffieboycot mee. Zij vormen de basis van een brede beweging, die een boycotbeleid van onderop afdwingt. Deze aansluiting bij het maatschappelijke midden spoort met de door het Moçambiquaanse Frelimo voorgestane actiestrategie.
Via Moçambique naar Den Haag De wending naar het midden 1971-1976 'Mensen van Frelimo brachten de omslag. Die zeiden: "Wij krijgen steun van de Scandinavische regeringen, dat moet ook in Nederland kunnen. Jullie moeten niet langer alleen radicaal-links mobiliseren maar ook het parlement, de regering en het maatschappelijk middenveld voor onze zaak winnen."' 'Mijn vertrek uit het CDA is een schoolvoorbeeld van wat een maatschappelijke organisatie kan bereiken.' 'In 1969 had ik nog nooit van het Angola Comité gehoord. Mijn eerste ervaring was niet onverdeeld positief.' Paul Staal werkt dat jaar op het Bureau Buitenland van de Rijksuniversiteit van Utrecht en zoekt projecten in ontwikkelingslanden. Een prof gynaecologie met ervaring in Afrika suggereert iets te doen voor de nauwelijks ontwikkelde gezondheidsdienst van het Bevrijdingsfront van Moçambique (Frelimo). Tijdens de voorbereiding van zijn reis naar Tanzania, waar bij de grens met Moçambique een Frelirmo-hospitaal nodig is, komt Staal achter het bestaan van het comité. Hij maakt een afspraak met Sietse Bosgra en Elias Voet. 'Tijdens dat onderhoud werd ik gescreend. Ze wilden precies weten wat ik in Mtwara ging doen. Dat vond ik raar. Het was toch iets nuttigs. Kennelijk wilden de heren zicht houden op wat anderen deden. De teneur van hun reactie was verder dat het beter was als het Angola Comité een aanbeveling schreef' Begin 1970 vertrekt Staal naar Tanzania. Voor zijn contact met het Frelimo heeft hij één naam bij zich, die van Janet Mondlane, de Amerikaanse weduwe van Frelimo-leider Eduardo Mondlane. Zij is in Tanzania betrokken bij een opleidingsinstituut voor vluchtelingen die in het grensgebied met Moçambique verblijven. In Dar es Salaam vertelt ze avond na avond over haar man en de
moord op hem, over de problemen en intriges binnen het Frelimo. Het grensgebied komt hij die eerste reis niet in. De regering van Tanzania geeft geen vergunning een ziekenhuis te bezoeken dat zo vlak bij Moçambique ligt, waar de Portugezen nog heer en meester zijn. Er volgen meer reizen en ontmoetingen met Janet Mondlane en andere functionarissen, zoals Frelimo-leider Marcelino dos Santos: 'Al kuierde ik met hem langs het strand, er liepen altijd twee lijfwachten mee. Dat was onwennig.' Staal is onder de indruk van de beweging en in 1971 wordt hij de tweede betaalde medewerker van het Angola Comité. Hij ontwikkelt zich spoedig tot reizende ambassadeur en zal vaak maanden achtereen door Portugees Afrika trekken. De Moçambiquaanse verzetsbeweging krijgt veel invloed op het comité. Het Frelimo is in juni 1962 ontstaan uit een fusie van enkele kleine nationalistische bewegingen. In de beginjaren beslecht het interne meningsverschillen en groeit het uit tot een onafhankelijkheidsbeweging die op niet-etnische basis een einde wil maken aan uitbuiting en onderdrukking en openstaat voor antikoloniale Portugezen. Veel Moçambiquanen moeten wennen aan enkele guerilladetachementen, die alleen uit vrouwen bestaan. Eind 1964 lanceert het verzet in de noordelijke provincies Cabo Delgado en Niassa de eerste aanvallen op de Portugese kolonialisten. In de eerste jaren verovert het daar meteen grote gebieden. Het front realiseert zich dat het zonder politieke en financiële steun van buitenaf kansloos is en voert een actief internationaal beleid. In dat kader bezoeken de Mondlanes samen in 1964 Nederland. Zij vragen het Angola Comité om medewerking bij een subsidieverzoek aan de Nederlandse regering voor het Moçambique Instituut in Tanzania. Een Nederlandse missionaris die negentien jaar in Mozambique werkt, beveelt 'dit prachtige instituut' in een 'strikt vertrouwelijke' brief aan. Opleiding van eigen inheems kader voor een onafhankelijk Moçambique heeft een hoge prioriteit. Het instituut biedt enkele tientallen vluchtelingen en aanhangers basis- en middelbaar onderwijs. Het comité gaat in op het verzoek om het Frelimo hierin te steunen. Een strategische overweging is dat steun van de Nederlandse regering aan het onderwijsinstituut een wig kan drijven in de onaantastbare alliantie tussen Nederland en andere NAVO-landen enerzijds en Portugal anderzijds. Het Instituut krijgt dan al een kwart miljoen gulden van de Amerikaanse Ford Foundation en een ton van de Zweedse regering, en deze buitenlandse steun zet het comité in als troefkaart bij het contact met de Nederlandse regering. Het comité gaat aan de slag. Margrit de Sablonière schrijft een brochure. Zij beheert die eerste jaren ook de binnenkomende giften: zo'n tienduizend gulden per jaar van de zeshonderd vaste en enkele honderden losse contribuanten. De ontvangst van elk bedrag - soms één of anderhalve gulden - wordt trouw verantwoord in het Angola Bulletin. Na een tweede bezoek in 1968 deze keer komt Janet Mondlane alleen - richt het Angola Comité de Werkgroep Regeringssteun Moçambique Instituut op, waarbij eigen medewerkers bestuurszetels krijgen. De Werkgroep heeft - anders dan het comité - geen
'politiek besmette naam' en slaagt erin een breed politiek profiel van humanitaire steunverlening te ontwikkelen. Praktisch alle studenten- en jongerenorganisaties, ook die van de christelijke partijen KvP, ARP en CHU, steunen het verzoek van de Werkgroep aan de regering. Eindelijk vindt het comité, zij het dus via een omweg, weerklank in andere kringen dan die van radicaal-links. Het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking wijst de aanvraag overigens af. Als Frelimo-leider Mondlane in februari 1969 het slachtoffer wordt van een boekenbom - vermoedelijk door de Portugese geheime dienst toegezonden op aanwijzing van dissidenten - doopt de Werkgroep Regeringssteun zich om tot de Eduardo Mondlane Stichting (EMS). Zij slaagt er met advies van de bevrijdingsbeweging en steun van het Angola Comité in om snel een efficiënte steuncampagne voor het Moçambique Instituut, het Frelimo en de andere bevrijdingsbewegingen in Portugees Afrika op te zetten. De 5o.ooo gulden die het Angola Comité tussen 1964 en 1969 heeft opgehaald, lijkt peuterwerk vergeleken met de 2o.ooo gulden die de EMS maandelijks binnenkrijgt. De kersverse organisatie zendt bovendien To van Albada als eerste arts uit. Zij gaat naar de PAIGC in Guinee-Bissau. Het lerarenechtpaar Froukje en Jan Draisma gaat aan de slag op het Moçambique Instituut. In 1971 komt minister voor Ontwikkelingssamenwerking Bart Udink (CHU) met een voorwaardelijke gift van een kwart miljoen over de brug. Het geld mag uitsluitend in Tanzania en niet in het bevrijde deel van Moçambique worden besteed. Deze steun van een NAVO-partner is het eerste scheurtje in de NAVO-alliantie. Paul Staal en de andere leden van het comité voelen zich sterk geïnspireerd door het Moçambiquaanse verzet. 'Wij gaven dat enthousiasme aan anderen door. Een door het comité uitgegeven boekje met toespraken van Frelimo's nieuwe leider Samora Machel werd als een rode bijbel van de bevrijding verslonden. Het Frelimo werd door velen gezien als het alternatief voor Afrika en tegenhanger voor corrupte leiders als Mobutu Sese Seko in Zaïre.' Bosgra ziet achteraf vooral de invloed op de strategie van het comité: 'Door de gesprekken met het Frelimo werd onze houding ten aanzien van de Nederlandse samenleving opbouwender. Tot dan toe waren we protestachtig bezig geweest, probeerden we de gevestigde orde steeds een hak te zetten en mensen te winnen voor een betere wereld. Frelimo leerde ons - het kwam soms neer op een instructie - de mogelijkheden om in Nederland iets voor hen te bereiken, optimistischer in te schatten. Emotioneel moesten we heel wat overwinnen om de PvdA als bondgenoot te gaan zien, laat staan de christelijke partijen. In de eerste ontmoetingen met de kerken, vooral met katholieke ordes en hun missionarissen, botste het nog. Dat werd snel beter.' Frelimo heeft duidelijker ideeën over de rol van het solidariteitswerk dan de MPLA die vaak meer bezig is met zijn eigen interne verdeeldheid. Radicaal-links in Nederland is in de voorbije jaren genoeg bewerkt. Onder hen heeft het comité een grote aanhang. Bosgra: 'Vooral enkele jongere Frelimo-kaders zetten het comité aan het denken. Zij wilden dat wij de steven naar het politieke en maatschappelijk midden zouden wenden. Uiteindelijk moesten we iets los zien te krijgen in de houding van de Nederlandse regering. Die omslag nam enkele jaren
in beslag. Dat het Frelimo brak met een solidariteitsgroep in West-Duitsland die die verbreding naar het middenveld niet zag zitten, maakte grote indruk.' Het besluit van het comité om het kritische KVP-rapport over Portugal in een grote oplage te verspreiden, past in deze lijn. De in februari 1972 gestarte boycot van Angolese koffie wordt er ook door gekleurd. De uitbreiding van contacten met politici van de PvdA en christelijke partijen is eveneens het resultaat van deze nieuwe strategie. Als de uit het Utrechtse studentenmilieu afkomstige Paul Staal het comité in 1969 opbelt, heeft daar ook nog nooit iemand van hém gehoord. Hij heeft banden met progressieve katholieken en wordt inderdaad gescreend. Als medewerker van het Angola Comité gaat hij een cruciale rol spelen. Uit eerste hand krijgt hij informatie uit Afrika en Portugal. Hij bouwt innige contacten op met het antikoloniale verzet. Daardoor kan het comité naast een actiebeleid tegen de NAVO en de Nederlands rol daarbinnen aanzienlijk meer inhoud geven aan zijn solidariteit met bevrijdingsbewegingen. Staal reist regelmatig naar Lissabon - met verschillende paspoorten, soms wisselend van hotel en auto's hurend onder een andere naam, om adressen van anti-fascistische Portugezen en Afrikanen te bezoeken, die hem door de verschillende bevrijdingsbewegingen zijn opgegeven. Hij komt in contact met twee voormannen van de progressief-katholieke oppositionele 'Groep van het Anti-Koloniale Bulletin', de architect Nuno Teotónio Pereira en de socioloog Luis Moita. Beiden verzekeren anno 1995 dat die bezoeken van groot belang waren. 'Hij bracht cruciale informatie voor ons mee, waaronder het waardevolle Facts and Reports met knipsels uit de internationale pers over Portugal en Zuidelijk Afrika', informatie die 'toegankelijk was voor elke Europeaan in een democratisch land, maar absoluut niet in Portugal, zoals over de bevrijdingsbewegingen, de situatie aan de militaire fronten, de stellingnames van de Verenigde Naties en van internationale instellingen. Zijn bezoeken en de documenten van het Angola Comité stelden ons in staat onze strijd in een internationaal anti-koloniaal perspectief te plaatsen'. Op hun beurt verstrekken Pereira en Moita aan Staal geheime gegevens over militaire operaties en de oppositie in hun land: studentenacties, stakingen, aanslagen op militaire doelwitten en dergelijke. Dat soort informatie krijgt Staal ook van met links sympathiserende studenten uit andere politieke groepen die hij ontmoet en die later officier worden en naar Afrika worden uitgezonden. Spoedig ontvangt het comité op de Da Costastraat geheime weekrapporten van het Portugese leger in Afrika. De gedetailleerde informatie gaat linea recta naar de bevrijdingsbewegingen. De rapporten geven het comité een heel precies beeld van 'de koloniale activiteiten in de verschillende Afrikaanse landen, de aantallen doden en gewonden, de pro- en anti-Portugese reacties van de Afrikanen'. Soms krijgt Staal op het vliegveld van Lissabon nog documenten of foto's toegestopt. 'Nee, de Portugese politie of douane hebben me nooit betrapt, hoewel dat wel een voortdurende angst was.' Vanwege het militaire belang en om de bronnen niet in
gevaar te brengen publiceert het comité de weekrapporten niet. 'Met het Frelimo spraken we af dat de informatie na aankomst bij het comité onmiddellijk werd doorgestuurd.' In 1973 maakt Staal op suggestie van het Frelimo een reis van zes weken door Moçambique. Met enkele missionarissen van de Paters van Burgos, een Spaanse missie-orde, bezoekt Staal dorpen in gebieden die onder Portugese controle staan. Hij vindt dat ook nu nog een gevaarlijke reis: 'Een non naaide speciale zakken aan de binnenkant van mijn broekspijpen om documenten te vervoeren. Onze jeep maakte deel uit van een kolonne die door het Portugese leger werd beschermd. Het Frelimo wist van mijn reis, maar een militair toevalstreffen was niet uitgesloten. Ik logeerde op missieposten en bracht - zonder dat de Portugese militairen het doorhadden - met progressieve Moçambiquanen in kaart op hoeveel steun het Frelimo in hun dorpen kon rekenen. Daarnaast moest ik missionarissen zoeken die wilden getuigen over de wreedheden van het Portugese leger. Dat was niet eenvoudig, want wie zich kritisch uitliet over het Portugees bewind, werd makkelijk verklikt. In de loop der jaren zijn verschillende missionarissen na getuigenissen over door Portugezen begane wreedheden in de gevangenis beland of het land uit gevlucht.' Zo vlucht de Portugese bisschop van Nampula, Dom Manuel, uit Moçambique. Hij komt via Paul Staal naar Nederland en wordt door het Angola Comité opgevangen. Het Frelimo wil met de getuigenissen van de bisschop en andere geestelijken de band tussen kerk en staat verzwakken. Die band is zeer sterk, dankzij overeenkomsten tussen de Portugese staat en de roomskatholieke kerk. Via de Bisschoppelijke Vastenactie, waar Staal korte tijd werkt, komt hij op conferenties van Justitia et Pax, de pauselijke commissie voor zaken van gerechtigheid en vrede. Marga Klompé, ex-minister van diverse kabinetten, is lid van de commissie en voorzitster van de Nederlandse afdeling. 'Op een internationale conferentie heb ik haar aangesproken. Zij bleek goed op de hoogte van de nauwe banden tussen kerk en staat in Portugal en de negatieve rol die de meeste Portugese bisschoppen in Afrika speelden.' Zij geeft hem een introductiebrief voor de commissie in Rome. De kardinaal-voorzitter ervan speelt de door Staal verschafte inlichtingen door naar het secretariaat van de paus. Verrassingsaanval De mede door het Frelimo geïnspireerde nieuwe lijn van het Angola Comité is een weerspiegeling van de ontwikkelingen in Nederland. Het maatschappelijke draagvlak voor Derde-Wereldthema's is rond 1970, in vergelijking met tien jaar eerder, sterk uitgebreid. Het is gedaan met 'de bevoogdende gezapigheid', het is 'een periode van Sturm und Drang', schrijft oud-comitélid Kees Schaepman, later redacteur van Vrij Nederland. De Amerikaanse oorlog in Vietnam brengt tienduizenden mensen op straat. De weigerachtige houding van regering en politieke partijen, behalve de CPN en de Psp, om het Amerikaanse optreden te veroordelen, wekt steeds meer verontwaardiging. Op de universiteiten eisen docenten en studenten inspraak. In kerkelijke, vooral katholieke kringen, pleiten leken en priesters voor onorthodoxe kerkdiensten en een geëngageerde kerk.
Nieuwe partijen, zoals de Politieke Partij Radicalen (PPR) en de Democraten '66 (D66), bedreigen het conservatieve beleid van de christelijke partijen en de VVD. Anti-kolonialisme en solidariteit met de Derde Wereld worden kernwoorden in een door actiegroepen aangejaagd debat. Naast nieuwe particuliere fondsen als de in 1968 opgerichte XminY Beweging stelt de regering in 197o een Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie (Nco) in, die aan DerdeWereldgroepen subsidies geeft. Zo ontstaat voor het Angola Comité de ruimte - politiek, organisatorisch, financieel - om vanuit een sterke aanhang onder radicaal-linkse sectoren de politieke hoofdstromen te gaan bewerken voor een beleid, waarin afstand wordt genomen van Portugal en steun aan de bevrijdingsbewegingen loskomt. Vooral met twee jonge parlementariërs, allebei afkomstig uit het armoedige veengebied in Drente, bouwt het comité een vruchtbare relatie op. Als zoon van een veenarbeider en boerendochter in Dalerpeel ervaart de jonge Jan Nico Scholten de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader - Scholten is bij het uitbreken van de oorlog acht jaar - wordt twee maal voor ondervraging afgevoerd, familieleden en kennissen worden gefusilleerd. 'Daarom kon ik me later ook zo opwinden over de verdwijningen in Latijns Amerika. [...] Of over Zuid-Afrika, een situatie van arrogant geweld. Het nationaal-socialisme [...] was in andere gedaanten weer verschenen,' zo laat hij in zijn biografie Vrijheid optekenen. Aanvankelijk is de latere CDA-dissident nogal behoudend. Tijdens zijn rechtenstudie aan de Vrije Universiteit is hij enige tijd rector van het conservatieve studentencorps. In 1966 en 1968 bezoekt hij Zuid-Afrika. 'De apartheidspolitiek drong in al zijn consequenties niet zo tot me door.' Scholten is dan nog een verdediger van de apartheid, iets waar hij zich later voor schaamt. In 197o komt hij door tussentijdse opvolging voor de ARP in de Tweede Kamer. Daar ontmoet hij een jaar later de zoon van een ziekenfondsbode uit Coevorden, Relus ter Beek. Afkomstig uit 'een rood nest' gaat de huidige commissaris van de Koningin van Drente in 1962 in Amsterdam aan de Gemeentelijke Universiteit sociale en politieke wetenschappen studeren. Hij wordt voorzitter van Politeia, waar hij Sietse Bosgra leert kennen, en raakt gepokt en gemazeld in de Amsterdamse politieke scene. Na een rondreis door Zuid-Afrika met andere jonge politici eind jaren zestig concludeert hij in zijn doctoraalscriptie over de buitenlandse politiek van dat land dat 'apartheid moreel verwerpelijk is en praktisch onuitvoerbaar'. In het voorjaar van 1973 roept Relus ter Beek enkele collegaKamerleden en leden van Zuidelijk-Afrikagroepen bijeen met In 1971 worden drie jeeps geleverd aan de PAIGC, de bevrijdingsbeweging van GuineeBissau het voorstel voor een 'parlementaire informatiegroep Zuidelijk Afrika'. Naast Kamerleden van linkse huize is ook Jan Nico Scholten aanwezig. De groep overlegt over de manier waarop het parlement kan bijdragen aan de afschaffing van de apartheid en de bevrijdingsbewegingen in die regio kan steunen. Als het Angola Comité verneemt dat de PAIGc de onafhankelijkheid van Guinee-Bissau
wil uitroepen, overlegt het met Ter Beek over een reis door bevrijd GuineeBissau. Bosgra: 'Het Angola Comité wist niet dat de reis zou samenvallen met de onafhankelijkheidsverklaring door de PAIGC. Om Portugese verstoring te voorkomen was de precieze datum daarvan uiterst geheim gehouden.' Scholten biedt aan samen met zijn collega deze reis te maken. Dat wordt de eerste keer dat Nederlandse Tweede-Kamerleden die gebieden bezoeken. 'Toen ik dit idee aankaartte bij Bosgra,' bekent Scholten in een interview, 'was deze niet erg gecharmeerd. In zijn ogen zat ik in de verkeerde hoek. Uiteindelijk mocht ik er wel heen - zij het met steun van het comité, dat had immers de contacten - mits Ter Beek meeging. In Relus had hij meer vertrouwen.' Ook Scholten is niet op de hoogte van de geheime agenda van de PAIGC. Tot hun grote schrik gooit de politieke drukte in Den Haag roet in het eten. Beide heren stellen hun reis een week uit. Guinee-Bissau en Kaapverdië De PAIGC, Afrikaanse Partij voor Onafhankelijkheid van Guinee-Bissau en Kaapverdië, is eind jaren zestig de meest succesvolle anti-koloniale beweging in Portugees Afrika. Zij staat onder leiding van Amilcar Cabral. Diens lezingen en toespraken worden in boeken vastgelegd en vertaald - ook door het Angola Comité - omdat ze een belangrijke inspiratiebron vormen voor progressieve kringen in Europa, Noord-Amerika en Afrika. Zo laat hij aan de Portugese kolonisten in zijn land horen: 'Wij maken onderscheid tussen het Portugese kolonialisme en de Portugese kolonisten op dezelfde wijze als tussen een wagen en zijn wielen [...] Jullie zijn de wielen van de oude, afschuwelijke wagen [...] die tegen elke realiteit van de geschiedenis in meent te kunnen blijven voortgaan met het uitbuiten van de mensen en de materiële rijkdommen van onze landen [...] Nu wij vechten voor onze bevrijding reageren jullie vol angst en verwarring op het vooruitzicht van een radicale verandering van de maatschappij., De PAIGC vraagt in 1960 om zelfbeschikking voor Guinee-Bissau, ingeklemd tussen Senegal in het noorden en Guinee-Conakry in het zuiden, en voor een groep van tien eilanden 600 km voor haar kust, Kaapverdië. In Guinee zelf, ongeveer zo groot als Nederland, wonen in 1970 zo'n 700.000 mensen. De bevolking van Kaapverdië, zo'n 190.000 mensen, stamt voor een groot gedeelte af van slaven, die de Portugezen uit de naburige landen haalden, en van Portugese kolonisten. Voor hen is het vaak de vraag of zij tweederangs Portugezen zijn of onderdrukte Afrikanen. Wanneer Portugal de roep van de PAIGC om zelfbeschikking afwijst, legt de bevrijdingsbeweging zich in de jaren daarna toe op sabotage en ontwrichting van de Portugese economie. Het stimuleert boeren de verplichte verbouw van aardnoten te stoppen en ondermijnt de handel van de Portugezen door verbindingswegen naar de steden te blokkeren en telefoonlijnen door te snijden. Als guerilla-acties vanaf 1963 de overhand krijgen, slaat het Portugese leger steeds harder terug. Maar in een geheim militair rapport van begin 1964 geeft Portugal toe dat 'het hele zuiden en het midden-zuiden vrijwel volledig in handen van de nationalisten' zijn. Vanaf 1967 gaan Portugese aanvallen gepaard met
napalmbombardementen op dorpen en aanvallen met boten op PAIGC-stellingen vanuit de wateren rond eilanden en schiereilanden. Het verzet beschikt dan al over 127 scholen met 14.000 leerlingen, over 28 medische posten en 5 ziekenhuizen met 30 bedden en een hospitaal met 100 bedden. Begin 1973 wordt Cabral op mysterieuze wijze in de hoofdstad van het buurland Guinee-Conakry vermoord. De naam van de Portugese geheime politie, de PIDE, valt meteen, maar de moord is nog steeds een mysterie. Op 24 september 1973 roept de PAIGC de onafhankelijkheid van Guinee-Bissau uit. Een jaar na de Anjerrevolutie erkent Portugal de onafhankelijkheid van het land. Per vliegtuig reist het parlementaire duo, dat vanwege uitstel van de reis net de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van het land misloopt, naar het buurland Guinee-Conakry, dan 'per rammelende vrachtauto' naar de grens met GuineeBissau en vervolgens met de jeep het land in. 'Het grootste gedeelte ging te voet met dertig guerrillero's,' weet Ter Beek zich levendig te herinneren. 'Op een gegeven moment ging er iets fout. Radio Nederland Wereldomroep had lucht gekregen van onze reis en die over de wereldzender gemeld, ook in hun Portugese uitzending. Volgens onze begeleiders van de PAIGC leverde dat zes bombardementen op door FIAT G-91 toestellen, want Portugal wilde ons bang maken. Ik nam scherven mee naar huis van een bom die op tien meter afstand van mij in de loopgraaf was gevallen.' Scholten: 'Bij een tweede aanval rende ik [...] naar de loopgraven, waar ik samen met Relus en anderen stond te sidderen. Denkend dat mijn laatste uur geslagen had stortte ik me in gebed. Relus zag dat en zei alleen maar: "Denk ook even aan mij."' In een recent gesprek komt Scholten erop terug: 'Het feit [...] dat een Europees land een ander land zo terroriseert en mensen levensangst aanjaagt is iets waar ik kwaad om word. Maar de guerilla's, geloofsgenoten van me, bleken tot het uiterste te willen gaan. Gelukkig bleken Relus en ik goed met elkaar door de deur te kunnen, we werden maatjes. Dat hielp me later in Nederland, want mijn werk binnen het CDA werd een eenzaam avontuur.' Na terugkeer ontpoppen beide 'getuigenis'-politici zich in het parlement, op openbare avonden en partijbijeenkomsten als felle voorstanders van erkenning van de onafhankelijkheid van Guinee-Bissau. Dat brengt hen in conflict met Realpolitiker Max van der Stoel, minister van Buitenlandse Zaken in het kabinetDen Uyl, 'rood met een wit randje'. Van der Stoel wijst de eis van de twee parlementariërs tot erkenning van de onafhankelijkheid van Guinee-Bissau af, omdat de PAIGC slechts een deel van Guinee-Bissau en Kaapverdië heeft bevrijd en er dus geen staat met een afgebakend territorium is, die erkend kan worden. Ondanks weerwoord van drie professoren internationaal recht, die door het Angola Comité worden ingeschakeld, paginagrote advertenties in landelijke dagbladen en een speciale tv-documentaire van KRO'S Brandpunt over de bevrijde gebieden aan de vooravond van een kamerdebat houdt het kabinet-Den Uyl voet bij stuk. Dat alle overige NAvo-landen zich als steun voor Portugal tegen de onafhankelijkheid uitspreken weegt zwaarder voor de regering dan dat 66 Derde-Wereldlanden binnen twee maanden GuineeBissau's eenzijdige
verklaring overnemen. Pas als vier maanden na de val van de dictatuur de nieuwe Portugese regering verklaart geen bezwaar te hebben, gaat Nederland over tot erkenning. De Guinee-Bissaureis - 'dat bezoek heeft er de vlam in gezet' - heeft Scholten geradicaliseerd. De parlementariër wijzigt daarna ook zijn standpunt over Zuid-Afrika. 'Bij terugkeer in Nederland was ik tot de overtuiging geraakt dat de druk op Zuid-Afrika moest worden verhoogd. Voordien was ik altijd voor de dialoog geweest, maar nu koos ik voor een boycotactie, omdat de Zuidafrikaanse regering de dialoog alleen gebruikte om het eigen standpunt overeind te houden.' In november 1975 leidt dat tot een ernstiger conflict met Van der Stoel, als het kabinet-Den Uyl moet beslissen of het wel of niet kernreactorvaten aan Zuid-Afrika zal leveren. Scholten stelt zich achter een motie-Ter Beek om niet te leveren aan landen die weigeren het NonProliferatie Verdrag (Npv) te ondertekenen. Zuid-Afrika heeft steeds geweigerd zich bij dat verdrag aan te sluiten, omdat het geen internationale controle van zijn nucleair potentieel wil. De motie wordt met 70 tegen 69 stemmen aangenomen. Als het Rsv-concern, leverancier van de vaten, alsnog wil proberen via de Verenigde Staten een groot deel van de onderdelen van de vaten naar Zuid-Afrika te exporteren - wat wettelijk mogelijk is - spreekt ook Van der Stoel, aanvankelijk voorstander in het kabinet, zich daar uiteindelijk tegen uit. Een kabinetscrisis op dat moment vindt hij onverantwoord. Terugkijkend op zijn contact met het comité - Scholten stapt in 1983 samen met Stef Dijkman vanwege hevige meningsverschillen uit de CDA-fractie en verlaat de Tweede Kamer in juni 1986 - stelt de CDA-dissident: 'Het comité heeft nooit geprobeerd mij los te weken van het CDA. Bosgra zag mij als een entree naar de partij. Het contact heeft wel geleid tot mijn anti-Portugese en antiapartheidspositie en uiteindelijk tot mijn vertrek uit de partij. Wat dat betreft, is het een schoolvoorbeeld van wat een maatschappelijke organisatie kan bereiken.' Ook Ter Beek blikt tevreden terug: 'Goed van het comité vond ik dat het weigerde over zijn eigen schaduw heen te stappen. Als Bosgra wat in zijn kop had, ging hij eerst verkennen, een beetje sonderen, praten met mensen als ik om grenzen te verkennen. Mede daardoor zette het altijd in op een bereikbaar, haalbaar doel, zodat successcn mogelijk waren. Die gestaffelde benadering vond ik altijd het knappe.' Telex verslaat Fokker Begin jaren zeventig krijgt het comité de beschikking over een eigen telexapparaat. Dit hulpmiddel, waarvan andere Amsterdamse DerdeWereldgroepen veelvuldig gebruik mogen maken, wordt ten volle benut om parlementsleden en ministers tot de juiste opvattingen te brengen. Het biedt de mogelijkheid om binnen enkele uren antwoorden uit de hele wereld te krijgen op verzoeken van het comité. Vlak voor belangrijke kabinetsbeslissingen of parlementsdebatten kunnen dan de meest actuele posities van woordvoerders van bevrijdingsbewegingen, regeringen en organisaties van de Verenigde Naties worden doorgegeven, posities die door het comité worden uitgelokt. Om
bijvoorbeeld de levering van een Fokker-Friendschip aan de Sudwes Lugdiens van het door Zuid-Afrika bezette Namibië te voorkomen stuurt het comité op 2 augustus 1977 een telexbericht aan de ministers Ruud Lubbers van Economische Zaken en Max van der Stoel van Buitenlandse Zaken. In het bericht worden concrete getuigenissen en kranteartikelen weergegeven, waaruit de inzet van civiele vliegtuigen voor troepentransport naar de Angolese grens in november 1975 blijkt. Fijntjes wijst het comité erop dat het het Speciale Comité tegen Apartheid van de Verenigde Naties heeft ingeseind over de mogelijke levering en het heeft verzocht aan deze kwestie 'alle aandacht' te willen geven tijdens een conferentie over apartheid in Lagos. 'Zoals u ongetwijfeld bekend zal zijn,' luidt de telex niet minder fijntjes verder, 'heeft Fokker in de onafhankelijke Afrikaanse landen een aanzienlijke markt voor haar vliegtuigen gevonden. Wij zouden het zeer betreuren dat Fokker haar contacten in deze landen op het spel zet door de levering van een vliegtuig aan het blanke minderheidsbewind in Zuid-Afrika. Zowel de SWAPO als wij hebben informatie over deze mogelijke transactie aan verschillende regeringen doorgegeven. Wij hebben ervaren dat men daar voor deze zaak grote belangstelling heeft.' Een week later gaat er een telex naar de SWAPO met het verzoek onmiddellijk te reageren op het voornemen van het kabinet-den Uyl toch een exportvergunning aan Fokker te verlenen: 'Any welcoming noises from SWAPO would be excellent.' Van der Stoel en minister Jan Pronk van Ontwikkelingssamenwerking zijn tegen de vergunning, maar hun positie moet in het kabinetsberaad van de volgende dag worden versterkt. De vertegenwoordiger van SWAPO doet wat hem wordt gevraagd en laat dezelfde dag weten dat hij de houding van de minister van Buitenlandse Zaken verwelkomt. De volgende dag weigert de ministerraad een exportvergunning af te geven. Doorbraak Na de Portugese Anjerrevolutie van april 1974 en de daarop volgende onafhankelijkheid van de Portugese koloniën in Afrika staat het comité voor de vraag of het zichzelf moet opheffen. Om velerlei redenen is die vraag bij de eerste keer dat zij opkomt, makkelijker te beantwoorden dan in i99o na de speech van de Zuidafrikaanse president De Klerk, waarin deze radicale veranderingen aankondigt. De redenen om door te gaan liggen zowel in Nederland als in Zuidelijk Afrika. In de jaren zeventig doen zo'n dertig plaatselijke ZuidelijkAfrikawerkgroepen met die in de universiteitssteden als sterkste - mee aan de acties van het comité. Om het jaar organiseert het comité of de in 1971 opgerichte AntiApartheidsbeweging Nederland (AABN) in samenwerking met een plaatselijke groep een Zuidelijk-Afrikacongres, waar telkens 6oo tot 8oo mensen aan deelnemen. Daar komt de actuele stand van zaken in Zuidelijk Afrika en in Nederland aan de orde en worden de hoofdlijnen van de actiestrategie voor het komende jaar vastgelegd. De groepen ontwikkelen een breed scala van activiteiten: van inzamelingsacties voor de bevrijdingsbewegingen, het bewerken van plaatselijke afdelingen van politieke partijen, kerken en maatschappelijke groeperingen, het beleggen van informatiebijeenkomsten voor de bevolking tot
het colporteren met het Angola Bulletin en ander informatiemateriaal. Ze zetten zich meestal niet alleen in voor Portugees Afrika maar ook voor de rest van de regio Zuidelijk Afrika. Zij willen dat het Angola Comité zijn werkzaamheden voortzet en uitbreidt. Een andere reden is het wantrouwen naar de AABN. Het Angola Het KZA leverde aan de (vrouwenbewegingen van de) bevrijdingsbewegingen op grote schaal bedrukte stof. De kleding die van deze stof werd gemaakt werd ondermeer gebruikt voor manifestaties in Afrika Comité maakt zich zorgen over de nauwe banden van de AABN met de CPN. Het is bang dat de AABN het maatschappelijke en politieke middenveld niet zal bereiken. Het vertrouwt de strijd tegen de apartheid niet aan de AABN toe. Het vooral op een sinaasappelboycot gerichte BOA is wat doelstelling betreft te beperkt om die rol te vervullen en bij Kairos is de doelgroep - vooral christenen te klein. Ook de aandrang vanuit Zuidelijk Afrika om door te gaan weegt zwaar. In de regio is de situatie midden jaren zeventig ingrijpend veranderd. Niet langer Portugal maar Zuid-Afrika vormt een bedreiging voor de bijna onafhankelijke staten. Wat Mo mbique en Guinee-Bissau betreft, laat het comité de fondswerving voortaan over aan de EMS. De situatie in Angola, waar de MPLA nog zwak is en de noden enorm groot zijn, zet het comité ertoe aan voor dat land door te gaan. Met de actie 'Geef om Angol' haalt het in samenwerking met de VARA één miljoen gulden op. Wat de vraag van het ANc en de SWAPo om hulp betreft, daar heeft het comité tot dan toe steevast op geantwoord: 'Eerst de Portugese koloniën, daaraan hebben wij onze handen vol.' Als de Namibische bevrijdingsbeweging SWAPo en het Zuidafrikaanse ANC na de onafhankelijkheid van Angola een deel van hun bases en opleidingskampen naar dat land overplaatsen en als blijkt dat er in Angola niets verkrijgbaar is, kan het comité om die hulpvraag niet meer heen. Het comité zet zich korte tijd in voor de onafhankelijkheid van de Portugese kolonie Oost-Timor. Het meent overigens aanvankelijk dat het eiland aan Indonesië behoort, maar corrigeert dit standpunt spoedig door zich uit te spreken voor steun aan de bevrijdingsbeweging Fretilin, dat een onafhankelijk Oost-Timor wil. In de zomer van 1976 wordt de knoop doorgehakt en doopt het Angola Comité zichzelf om in Kornitee Zuidelijk Afrika (KZA). Het comité start besprekingen met Kairos, de BOA, de EMS en de AABN om tot een afbakening van taken te komen. Kairos en de BOA reageren positief De EMS blijft bij haar werkterrein steun aan de opbouw van de Portugees-Afrikaanse landen - en heeft er geen behoefte aan zich ook in te zetten voor nieuwe landen. De AABN ervaart het comité als een politieke concurrent en staat gereserveerd tegenover de uitbreiding van het werkterrein van het comité. Naar buiten wordt de nieuwe lijn van het KZA het eerst zichtbaar in het Angola Bulletin. De onderkop van 'Vrijheid voor Angola, Moçambique, Guinee, Portugal' wordt vervangen door 'Vrijheid voor Zuidelijk Afrika'. Vanaf januari 1977 geeft
het nieuwe Komitee Zuidelijk Afrika gezamenlijk met Kairos en BOA het maandblad Amandla (Vrijheid) uit. Elke organisatie behoudt zijn abonneebestand en krijgt in het blad speciale pagina's voor aankondigingen van eigen acties. In piepkleine, verveloze, tjokvolle kamers in het kantoor aan de Da Costastraat in de Amsterdamse Kinkerbuurt werken dan zeven mensen full-time. Vijf van hen ontvangen een maandvergoeding van vijfhonderd gulden. Het komitee is zes dagen in de week open, ook 's avonds als de medewerkers om beurten een dienst draaien om groepen in het land de gelegenheid te geven te bellen of spullen op te halen. Vanuit het Angola Bulletin worden îo.ooo adressen voor het nieuwe blad Amandla ingebracht. Deze omstandigheden vormen de ingrediënten voor het tweede leven van het Angola Comité. Na een relatieve stilte midden jaren zestig in het werk van het comité - sprak Bosgra niet van een 'zwak vlammetje'? - verloopt vanaf 1968 het werk van het comité tumultueus en succesvol. Het treedt in Nederland sterk naar buiten met acties tegen de NAVOsteun aan Portugal, steun aan Portugese deserteurs, campagnes voor de bevrijdingsbewegingen en met de boycot van koffie uit Angola. Het bewerkt een doorbraak naar de PvdA en een progressieve vleugel bij de christen-democratische partijen die aan het fuseren zijn. Het verzet belangrijk stil gehouden werk voor zowel de Portugese oppositie als de verzetsbewegingen in Zuidelijk Afrika. In de tweede helft van de jaren zeventig komt er een nieuwe uitdaging. Hoe kan het Angola Comité, dan als Komitee Zuidelijk Afrika, zijn nieuwe ideeën over het maatschappelijke en politieke midden vertalen in acties tegen een bedrijf dat in Nederland symbool wordt van steun aan de apartheid? De mythe van de multinationalbedwinger De oliecampagne 1977-1990 'Met minder formele briefjes en meer gesprekken of zelfs samen reizen naar ZuidAfrika was de tegenstelling nooit zo fel gebleven,' constateert Rob Bouwman, tot april 1995 directeur Public Affairs bij Shell Nederland. 'Door haar fixatie op Shell alléén en op de eis tot terugtrekking uit Zuid-Afrika zag de actiewereld niet wat Shell South Africa deed. We gingen zelfs zo ver dat sommige blanke Zuidafrikaanse werknemers zich niet meer in het bedrijf herkenden.' 'In een vroeg stadium zaaide Shell gif door alle betrokkenheid te blijven ontkennen bij de illegale olieleveranties aan het Rhodesisch bewind van Jan Smith,' reageert economisch medewerker van het KZA, Frank Hendriks. 'Desondanks zou ik nu onze acties verbreden naar andere oliemaatschappijen.' Eerste fase (1973-1976) De verbreding van het werkterrein van het Angola Comité naar Zuid-Afrika, Namibië en Rhodesië vraagt om grote aanpassingen. Onder de nieuwe naam Komitee Zuidelijk Afrika (KZA) kiest het ervoor naast de campagnes van de AABN, Kairos en de BOA geen nieuwe te starten, maar aansluiting te zoeken bij de oliecampagne van Kairos. Kairos is ingenomen met de verbrede actieradius van het comité. Kairos en het KZA hebben verschillende doelgroepen en een
eigen stijl van werken. De een houdt kantoor in Utrecht, de ander in Amsterdam. Kairos doet niet aan fondswerving en concurreert daardoor niet met het KZA. Kairos is sterk gericht op het maatschappelijk middenveld, dat biedt het KZA ruimere mogelijkheden. Geïnspireerd door een oproep van de Wereldraad van Kerken om naast het wapenembargo tegen Zuid-Afrika ook de investeringen uit dat land terug te trekken, kiest Kairos in 1973 voor een oliecampagne, waarbij de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij NV (waarvan Shell Nederland een dochter is) een aantrekkelijk doelwit lijkt. Zuid-Afrika heeft zelf geen olie, maar heeft die hard nodig voor zijn leger en politie. Een geslaagde campagne zal alle sectoren van de economie treffen. Shell is een van Nederlands grootste investeerders in het land van de apartheid en een van Pretoria's belangrijkste olieleveranciers. De olieindustrie is kapitaalintensief Een eventueel terugtrekken van Shell zal betrekkelijk weinig nadelen opleveren voor zwarte arbeiders. De laatste aarzeling binnen het KZA verdwijnt, als het foto's ziet van in wanhoop dekking zoekende en door de Rhodesische luchtmacht gebombardeerde vluchtelingen. Shell is verantwoordelijk voor olieleveranties aan het leger en de politie van lan Smith. In het begin - de oliecampagne wordt in dit boek in drie fasen ingedeeld - ligt het accent op onderzoek en dialoog. Kairos-voorzitter Cor Groenendijk vraagt op de Shell-aandeelhoudersvergadering van 1973 om een apart gesprek met de leiding van het concern. Kairos krijgt dat. Het onderhoud gaat evenzeer over Shelis olieleveranties aan Rhodesië als over die aan Zuid-Afrika. Na de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring door premier lan Smi th in 1965 heeft de Britse regering een olie-embargo tegen Rhodesië ingesteld, een sanctie die een jaar later verplicht wordt opgelegd door de VN-Veiligheidsraad. De drie gesprekken die tot 1976 worden gevoerd, brengen de partijen geen spat dichter bij elkaar. Ook Zuid-Afrika ontkomt niet aan de instelling van een olieembargo. In 1975 wordt de roep daarom, die ANC-voorzitter Albert Luthuli al in 196o deed, beantwoord. De Algemene Vergadering van de VN roept op tot het instellen van een olie-embargo. Het is echter niet-mandatoir, dat wil zeggen vrijwillig. Verplichte sancties kunnen alleen door de VN-Veiligheidsraad worden opgelegd, en Zuid-Afrika's Westerse bondgenoten zien erop toe dat dat niet gebeurt. Rob Bouwman: 'Als de actiewereld een bedrijf beschuldigde van het doorbreken van het embargo tegen ZuidAfrika, deed zij ten onrechte steeds alsof dat verplicht was.' Frank Hendriks verwerpt die kritiek: 'Onzin. Wij hebben altijd alleen gezegd dat een afzonderlijk land het embargo voor zichzelf verplicht kan stellen. Wel vonden wij dat van die uitspraak van de overgrote meerderheid van de lidstaten een groot moreel gezag uitging. Sommige volkenrechtgeleerden vinden zo'n uitspraak van de Algemene Vergadering zelfs verplichtend.' Bouwman: 'Dat klopt, maar er waren landen die zeiden niet te leveren, en het toch deden. ZuidAfrika had geen enkel probleem om aan olie te komen. Om van het gedonder aan ons hoofd af te zijn besloten wij geen Shell-schepen meer te gebruiken voor de aanvoer van olie naar Zuid-Afrika.'
In 1976 publiceren Kairos en het Oecumenische Studie en Actiecentrum voor Investeringen (OSACI) het rapport 'Shell in Zuid Afrika'. Shell, zo analyseert OSACI, is sterk verankerd in de hele regio met ook investeringen in Botswana, Lesotho, Swaziland en Rhodesië. Met de advertentie 'We are backing South Africa' in de Zuidafrikaanse media steunt het bedrijf openlijk het regime in Pretoria. Het 'oliet' in feite de machines van leger en politie en levert het land nieuwe technologieën. En het voert Zuidafrikaanse kolen uit. Het bedrijf betaalt zijn zwarte arbeiders voor Zuidafrikaanse begrippen weliswaar redelijke lonen, maar nog altijd te weinig om er van rond te kunnen komen. De discriminatie is minder uitgesproken dan in andere bedrijven, maar het bedrijf opereert binnen een geheel van raciale wetten. Het rapport wordt de basis voor vele publicaties. De rooms-katholieke vredesorganisatie Pax Christi sluit zich aan bij de campagne van Kairos. Later, als het KZA en ook de NOVIB mee gaan doen, zal het belang van die verbreding blijken. Binnen het kwartet garanderen Pax Christi en de NOVIB dat Kairos en het KZA als actiegroepen contact houden met het maatschappelijk midden, zolang ze geen gekke dingen doen. De twee actiegroepen verrichten verreweg het meeste werk. Zij mobiliseren plaatselijke groepen. Jan ter Laak, nu secretaris van Pax Christi Nederland: 'Shell had dat door en poogde voortdurend tweedracht te zaaien. Het bedrijf probeerde vooral het KZA te isoleren. Het durfde dat minder met Kairos en al helemaal niet met Pax Christi. Wij werden vaak met voorrang behandeld. De Wereldraad van Kerken was al duidelijk voorstander van het terugtrekken van investeringen uit ZuidAfrika en Shell wilde voor geen prijs dat onze rooms-katholieke organisatie ook in dat kamp kwam.' Tweede fase (1977-1984) Als het KZA in 1977 de kar van Kairos mee gaat trekken, wordt de campagne verrijkt met grote acties voor verbreding van de maatschappelijke en politieke steun. Deze richten zich vooralsnog meer op Rhodesië dan op Zuid-Afrika. Twee Britse opperrechters, Thomas Bingham en Marius Gray, tonen in een in opdracht van de Britse regering gemaakt rapport aan dat Shell en British Petroleum (BP) betrokken zijn geweest bij verboden olieleveranties aan het bewind van Jan Smith en dat de Britse regering daarvan wist. Volgens het rapport heeft Jan Smith bepaalde opmerkingen van Shell-man De Bruyne tegenover de Rhodesische minister van Handel als garantie kunnen interpreteren voor doorgaande olieleveranties, na het eenzijdig uitroepen van de onafhankelijkheid. Aan zijn personeel schrijft Shell Nederland BV dat het Bingham-rapport juist bewijst dat 'Shell-maatschappijen niet hebben samengespannen met het oogmerk de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring door Rhodesië te bevorderen en de regering van dat land niet hebben toegezegd dat de olieleveranties doorgang zouden blijven vinden'. Volgens de Werkgroep Kairos en het KZA zorgt Shell er steeds voor dat het juridisch niet te pakken is, terwijl het tegelijkertijd olie blijft leveren. Dat de twee comités het bedrijf daarmee aan de schandpaal nagelen vindt Rob Bouwman nog steeds onterecht: 'Die sancties van de Britse regering tegen Rhodesië waren zo hypocriet. London wist dat succes alleen mogelijk was als ook Zuid-Afrika erbij betrokken zou worden. Die woede over een samenzwering
tussen Shell en Jan Smith was misplaatst. Ook in het Bingham-rapport werd aangetoond dat daar geen sprake van was.' De actievoerders zijn het daar absoluut niet mee eens. Shell, en vooral Dirk de Bruyne, eerst verantwoordelijke voor het bedrijf in geheel Zuidelijk Afrika en later president-directeur van de Koninklijke, heeft wel geweten van de illegale olieleveranties. De Bruynes naam prijkt zelfs op een lijst, om precies te zijn Annex 3 van het Binghamrapport, met functionarissen van Shell en Bp die volgens Bingham en Gray in aanmerking komen voor vervolging door de Britse justitie. 'Ik kan mij voorstellen,' formuleert Bouwman ontwijkend, 'dat het hoofdkantoor in Londen op een gegeven moment geen greep meer had op de gebeurtenissen. Er was een zekere emotionaliteit. Blanke jongens in Zuid-Afrika wilden Rhodesië wel even helpen. Die emotie had je kunnen beteugelen als er ook een mandatoire sanctie tegen Zuid-Afrika was geweest. Dan was de olie opgedroogd. Ik denk niet dat meneer De Bruyne van die contacten heeft geweten. Misschien heeft hij het vermoed, maar ook dat weet ik niet.' De actievoerders krijgen de steun van honderd Nederlandse rechtsgeleerden, die publiekelijk aandringen op berechting van De Bruyne. Tevergeefs. Kairos en het KZA publiceren twee jaar later LIet Olieschandaal 1965-198o van de Britse onderzoeksjournalist Martin Bailey, waarin deze op grond van eigen onderzoek en het Bingham-rapport Shells betrokkenheid verder aantoont. Als de Nederlandse regering niets met de informatie doet, wijst de Tweede Kamer uit haar midden een commissie aan die de relatie tussen Shell en Rhodesië in kaart moet brengen. De commissie onder leiding van Jan Nico Scholten concludeert dat er ondanks het VN-embargo tussen 197o en 1976 veel Shell-technici uit Den Haag de raffinaderij in het Rhodesische Umtali hebben bezocht en dat daarna personeel van Shell Rhodesië voor cursussen naar Nederland komt. Baily komt bovendien met duizend pagina's uit de boekhouding van de douane van Moçambique op de proppen, waaruit blijkt dat Shell tijdens het bewind van Ian Smith in ongeveer de helft van de oliebehoefte van Rhodesië heeft voorzien. In 1995 krijgt het Shipping Research Bureau (het onderzoekskantoor van het KzA en Kairos) een geheim document van de Zuidafikaanse regering in handen, waaruit volgens de actievoerders blijkt dat Shell 'soms ronduit liegt'. De moedermaatschappijen van Shell South Africa en van Total South Africa waren wel degelijk op de hoogte van de betrokkenheid van hun dochters bij de invoer van olie in Zuid-Afrika. Hendriks: 'Dat soort vergif ontneemt veel mensen hun vertrouwen in het bedrijf Ook in de kwestie van Ken Saro-Wiwa in Nigeria blijkt dat het bedrijf niets heeft geleerd van zijn ervaringen in Zuid-Afrika. Alleen de PR is geïntensiveerd.' Peter van Straaten Ter herinnering aan de opstand bij de Zuidafrikaanse plaats Sharpeville (21 maart 196o) verschijnt een boekje met bijdragen van een aantal bekende Nederlanders, o.a. Peter van Straaten Als Rhodesië in 198o het onafhankelijke Zimbabwe wordt, staan de olieleveranties aan Zuid-Afrika nog als enige in de schijnwerpers van de
actiegroepen. Op 21 maart 1979, Sharpeville Dag, is een nieuwe campagne gestart, waarin Kairos en het KZA om een regeringsinitiatief vragen voor een effectief olie-embargo tegen Zuid-Afrika en strafbaarstelling van de uitvoer van olieprodukten naar dat land. Shell moet zich terugtrekken en alle banden met dochterbedrijven in Zuid-Afrika verbreken. De hulporganisatie NOVIB sluit zich bij de campagne aan en wordt naast Kairos, Pax Christi en het KZA de vierde pijler van het actiekwartet. Hun strategie rust op drie poten: acties tegen Shell, onderzoek naar illegale olieleveranties aan Zuid-Afrika en het bewerken van de politiek. Shell Public Affairs directeur Rob Bouwman vindt ook nu nog dat de actiegroepen die eerste poot te veel bespeelden: 'Ze stortten zich vooral op één bedrijf en ze wisten dat het niet aan de eis van terugtrekking kon voldoen. Bovendien is het Shells taak niet de politiek van een land te veranderen. Ik heb nooit begrepen waarom zij niet ageerden voor sluiting van de Nederlandse ambassade in Pretoria. Als dat was gebeurd, hadden ze naar ons kunnen komen. Nu was de volgorde verkeerd.' Hij vindt Shells argumenten om er te blijven ook nu nog ijzersterk: 'Shell werkt overal te wereld met tien "business principles", zeg maar uitgangspunten. Het tweede gaat over verantwoordelijkheden die je als bedrijf hebt tegenover aandeelhouders, werknemers, klanten en de samenleving als geheel. Shell South Africa had het vertrouwen van zijn klanten, het eigen personeel, de aandeelhouders en de Zuidafrikaanse samenleving. Bovendien was er uitzicht op een grote markt van zwarten. Waarom zou je dan weggaan? Omdat een actiegroep het wil? Laat je daarvoor duizenden werknemers in de steek! Zaai je daarvoor verwarring en chaos in de rest van de wereld over het Shell-management?' 'Het vertrouwen van de Zuidafrikaanse samenleving!?' schampert Frank Hendriks. 'Het ANC moest niets van Shell en de andere Westerse oliemaatschappijen hebben.' De Shell-actie heeft de steun van honderden plaatselijke en veertig nationale groepen. De PvdA, de Anti-Revolutionaire Partij en later de vakbondsfederatie FNV sluiten zich erbij aan. Shell-werknemers worden benaderd met kritische informatie over ZuidAfrika. De beide comités verspreiden via hun plaatselijke groepen ruim een miljoen exemplaren van de folder 'Shell helpt apartheid, deel 13', een persiflage op de Shell Helpt-folders van het bedrijf. In een brief dreigt Shell de actievoerders met gerechtelijke stappen. Het toespreken van de aandeelhoudersvergaderingen, dat Kairos in 1973 begon, wordt voortgezet. Elk jaar verzint het kwartet iets nieuws. Aandeelhouders worden met strijdliederen en spandoeken bij de ingang opgewacht. Vooraanstaande sprekers en spreeksters uit Zuid-Afrika en Namibië komen Shells opstelling kraken en bepleiten terugtrekking van het bedrijf. Sommige aandeelhouders stoppen woedend hun vingers in hun oren. Alternatieve jaarverslagen en een alternatieve raad van bestuur moeten Shell 'ontmaskeren'. Het levert het actiekwartet veel publiciteit op. Soms, vindt een enkele actievoerder, dreigt de saaiheid toe te slaan. Volgens Rob Bouwman vormt hun
optreden voor de Shelldirectie steeds minder een probleem: 'Vooral presidentcommissaris Gerrit Wagner ging er met humor en tact mee om. Hij bood de actievoerders ruimte. Elk jaar klonken de Zuidafrikaanse liederen trouwens mooier. Wel waren veel aandeelhouders oudere mensen uit een generatie waarin autoriteit nog gold. Die hadden er soms moeite mee.' De suggestie dat Shell stromannen binnenbracht als tegenwicht tegen de protestaandeelhouders, wijst Bouwman van de hand: 'Dat kan niet. Stromannen waren altijd uitgelekt. Maar,' voegt hij er slim aan toe, 'onder het personeel werd aandacht gevraagd voor het feit dat die actiegroepen er waren, van nou jongens, als jullie aanwezig willen zijn om een zekere vulling van die zaal te krijgen, ben je van harte welkom. Meer niet. Dat zou ieder bedrijf doen. Veel Shellwerknemers - onder hen zijn trouwens ook aandeelhouders - waren er bij uit loyaliteit.' Om het ontduiken van de olieboycot scherper en internationaler aan te pakken richten Kairos en het KZA in 198o een dochter op, het Shipping Research Bureau (SRB). Het KZA en Kairos benoemen de leden van het bestuur en doen het leeuwendeel van het werk. Dankzij fondsen van binnen en buiten Nederland worden binnen korte tijd vier stafleden aangesteld. Samen met vertegenwoordigers van het ANC en het Speciale VN-Comité tegen de Apartheid begint het SRB zijn werk met een seminar in het chique Amstel Hotel in Amsterdam. Sommige Nederlandse actievoerders moeten kennelijk wennen aan deze entourage. Op de eerste dag steken zij zoveel zilveren lepeltjes in hun zak dat iedereen daarna met Hema-achtig bestek in thee en koffie moet roeren. Het SRB zal de jaren daarna informatie publiceren die een groot deel van het olieverkeer met Zuid-Afrika blootlegt. 'Van het SRB heeft het regime in Pretoria af en toe de kriebels gekregen,' verzekert Frene Ginwala in een recent gesprek. In de jaren tachtig is de huidige voorzitster van het Zuidafrikaanse parlement namens het ANC verantwoordelijk voor de olieboycot. 'Het SRB stelde zich bescheiden en nooit pretentieus op. De medewerkers werkten hard. Maar alle gegevens die het publiceerde waren volgens de toenmalige Zuidafrikaanse wetgeving topgeheim.' Het is wel wennen tussen het ANC en de Nederlanders. Soms lopen de belangen niet parallel. Een punt van discussie, zo blijkt uit het onlangs verschenen Embargo: Apartheid's oil secrets revealed is de autonomie van het SRB en dus ook van Kairos en het KZA. Zijn zij van het ANC of voor die beweging? Enkele landen, zoals Algerije en Oman, die officieel voor de olieboycot zijn, ontduiken die. Het SRB wil die feiten in de openbaarheid brengen, maar het ANC en het Speciale VN-Comité tegen Apartheid geven de voorkeur aan stille diplomatie en het in het geheim uitoefenen van pressie. De belangrijkste aandacht van de actievoerders moet gaan naar de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland. Die zijn immers tegen een boycot. Er komt een compromis uit de bus. Voortaan zullen niet zozeer landen als wel olie- en transportmaatschappijen in de gaten worden gehouden. Bovendien wordt bijvoorbeeld een Brits schip dat het embargo schendt, harder en meer publiekelijk aangepakt dan een boot van bijvoorbeeld de Sovjet-Unie. Het ANC kan de steun van het Oostblok, de
Arabische wereld en de Afrikaanse landen niet zomaar in de waagschaal stellen. 'Dat soort denken hadden wij niet geleerd,' herinnert Erik van den Bergh van Kairos zich. 'We moesten echt even slikken.' De rimpels in de relatie tussen het ANC en de Nederlandse actievoerders hebben ook te maken met verdeeldheid binnen het ANC. De strategie van het ANC leunt op vier pijlers: gewapende strijd, ondergronds werk, massamobilisatie en internationaal werk. Die vier hebben lang gestaan voor verschillende stromingen binnen de beweging, waartussen ook fricties zijn geweest. Praten over die verdeeldheid is nog steeds taboe bij het ANC. Aanvankelijk toont het ANC grote belangstelling voor de oliecampagne. In 1978 reist ANC-voorzitter Oliver Tambo naar Noorwegen en het Midden-Oosten om daar voor een olieboycot te lobbyen. Umkontho we Sizwe, de gewapende vleugel van het ANC, voert in juni 198o ophef makende aanslagen uit op vier vestigingen van de strategisch belangrijke South African Coal, Oil and Gas Corporation (Sasol). 'Daarna ebt het enthousiasme weg,' blikt Bosgra terug. 'Frene Ginwala heeft in haar Londense kantoor vaak hard moeten vechten tegen ANc'ers die een boycot niet zagen zitten.' In het boek Embargo vertelt Frene Ginwala ook over wrijvingen tussen de door Tambo in 1978 opgerichte olie-eenheid binnen het ANC, waarvan zij de spil wordt, en de rest van de beweging. 'Onze eenheid was zeer gespecialiseerd. Dat maakt het onvermijdelijk dat mensen zich zorgen maken over wat er buiten hun kennis gebeurt.' Het comité beklaagt zich begin jaren tachtig trouwens bij het ANC daarover. Sommige ANC'ers betwijfelen sterk of de Westerse wereld ooit echt partij zal kiezen voor de anti-apartheidstrijd en of zij daarom wel zoveel tijd moeten steken in een boycot. Zij zien de roep om sancties vooral als pressiemiddel. 'Voor veel van die mensen,' argumenteert Bosgra, 'kwam de oplossing van de wapens, net als in Vietnam. Het waren echte hard-liners.' Erik van den Bergh van Kairos bevestigt Bosgra's inschatting: 'Het duurde inderdaad lang voordat het ANC weer overtuigd raakte van het nut van een olieboycot.' In 1981 praten Oliver Tambo en Kairos- en SRB-voorzitter Cor Groenendijk de argumenten voor de oliecampagne uitgebreid door. Dat klaart gedeeltelijk de lucht. Bovendien maken de gegevens, die het SRB in de jaren daarna boven tafel brengt, veel indruk. Pas op een ANcmeeting in 1985 in Arusha, die Van den Bergh bijwoont, 'bleek de olieboycot te zijn gestegen op de lijst van ANc-prioriteiten'. Het ANC op zijn beurt heeft moeite met de keuze van het Nederlands kwartet voor actie tegen één bedrijf Bosgra: 'Alle in Zuid-Afrika opererende oliemaatschappijen zaten in hun ogen fout. Zij wilden dat we ze allemaal aanpakten. Onze keuze voor één was echter een actiestrategie. Ook in andere Westerse landen richtte men zich op één bedrijf. Uiteindelijk kreeg het ANc daar begrip voor.' Bij de aanvallen op de vier Sasol-vestigingen is slechts één buitenlands bedrijf betrokken, het Amerikaanse bouwbedrijf Fluor, maar dat is werkzaam voor Sasol. Tussen juni 1981 en mei i99o voert Umkontho we Sizwe verschillende kleinere aanslagen uit op installaties van Shell, BP en Total. Zij bewijzen vooral dat Umkontho we Sizwe actief is binnen ZuidAfrika, maar ze
ontwrichten niet de oliemaatschappijen. 'Die voorkeur voor een Zuidafrikaans bedrijf kan een gevolg zijn van de verdeeldheid binnen de beweging ten aanzien van de oliecampagne,' zegt KZA-medewerker Frank Hendriks. Volgens Frene Ginwala is 'de oliecampagne in Zuid-Afrika altijd vooral gericht geweest op binnenlandse doelen. Vandaar dat Sasol meer te lijden kreeg dan de buitenlandse maatschappijen.' Volgens Ginwala is er nog een reden voor de aanvankelijke aarzeling bij het ANC: 'In Nederland bestonden het KZA en de AABN [...] en koesterden sommigen in het ANC, die gewend waren met de AABN te werken, wantrouwen jegens het KZA.' De Namibische beweging SWAPO is veel duidelijker in zijn steun voor een Shell-actie. Bosgra: 'De Namibiërs werden veel directer met de oorlogsmachine geconfronteerd. Zij steunden alles wat kon ontregelen. Maar de SWAPO was te klein om veel invloed te hebben.' Het KZA en Kairos halen de banden aan met de Tweede-Kamerfracties van de PvdA en de christelijke partijen - want het bewerken van de politiek is de derde poot van de oliecampagne. Iran, dat negentig procent van Zuid-Afrika's olie levert, sluit zich begin 1979 aan bij het olie-embargo van de Arabische wereld. Door het wegvallen van Iran krijgt de haven van Rotterdam een sleutelpositie in de doorvoer van olie naar het apartheidsregime. Oppositieleider Den Uyl dringt er daarom in de Kamer op aan dat Nederland zich bij de Arabische boycot aansluit. Ruud Lubbers, leider van de grootste regeringsfractie het CDA, valt Den Uyl bij. Tegen sancties en voor de dialoog Het beleid van de Nederlandse regering is nog steeds conservatief: tegen sancties en voor de dialoog. Alleen waar het eigenbelang het toelaat, zet zij kleine stappen. Zo stemt Nederland in 1963 voor een selectief en niet-mandatoir wapenembargo en schenkt het twee jaar later honderdduizend gulden aan het Defence and Aid Fund voor juridische hulp aan slachtoffers van de apartheid. Norbert Schmelzer, na het tijdperk-Luns de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken van 1971 tot 1973, acht apartheid weliswaar in strijd met de mensenrechten, maar wijkt niet af van het beleid van de dialoog. Max van der Stoel, opvolger van Schmelzer, zet het beleid om in een kritische dialoog. Een initiatief voor economische sancties gaat hem te ver. Wel verlenen de verschillende ministers van ontwikkelingssamenwerking, Jan Pronk voorop, humanitaire hulp aan bevrijdingsbewegingen in de regio. Na de onderdrukking van de Soweto-opstand in 1976 zet Nederland een volgende kleine stap door voor een selectief olieembargo en stopzetting van buitenlandse investeringen te stemmen. Al met al is er in het buitenlands beleid van het kabinet-Den Uyl 'aanzienlijk meer continuïteit dan verandering.' VVD-minister van Buitenlandse Zaken Chris van der Klaauw is mordicus tegen zo'n embargo. In november 1979 heeft Peter Carrington, de Britse onderhandelaar die een Rhodesië-vergelijk moet bewerkstelligen, zijn Europese collega's uitdrukkelijk gevraagd geen olieboycot tegen Zuid-Afrika in te stellen. Die zou Pretoria's medewerking aan Rhodesië's onafhankelijkheid in gevaar brengen. In de nacht van 26 op 27 juni 198o debatteert de Kamer over een eenzijdig Nederlands embargo. Als Scholten een motie indient ter ondersteuning van een
embargo, stemmen maar liefst 35 CDA-Kamerleden voor. De motie wordt aangenomen. Wanneer de regering laat weten die niet uit te zullen voeren, dient Ter Beek een motie in om de motie-Scholten uit te voeren. Die wordt met dertien CDA-stemmen vóór aangenomen. De regering weigert echter opnieuw. Dan dient oppositieleider Den Uyl een motie in, waarin hij aandringt op uitvoering van de 18 juni r98o, w eede-Kamerdcbat Over ulieboy.ot 1 id-Aiika. T ijdens de stemrniing hij '/itten-en-opstaan' blijkt duidelijk de verdecdheid in de t riA geledcrn. ( heel links dc indiener van de motie Liii Nico SLhohen motie-Ter Beek. In feite is het een motie van wantrouwen. Omdat naast Scholten nog maar vijf andere CDA-leden de motie steunen, wordt die verworpen, met 72 tegen 74 stemmen. Het kabinet is gered. Ter Beek geniet er nu nog van: 'Die debatten waren een hoogtepunt in het parlementaire werk. cDA-fractievoorzitter Ruud Lubbers kwam in die juninacht uit een fractieberaad zonder te weten wat zijn fractieleden gingen stemmen.' Scholten is minder tevreden: 'Het moeilijkste moment was het aanbod van Van Agt tijdens het nachtelijk Kamerdebat om nog eens een rondje Scandinavische landen of Benelux te doen om te zien of die mee wilden doen aan een embargo. Achteraf zeg ik: ik had de regering dat rondje moeten laten doen. Nu gaf ik het initiatief aan de oppositie, de PvdA, en daarmee was ik het voor altijd kwijt. De hele emotionele sfeer rond het debat liet dat echter niet meer toe. Maar,' biecht hij nu 'voor het eerst' op, 'de kunst van een goed politicus is daar toch bovenuit te stijgen. Dat vind ik, terugziend, mijn eigen zwakte. Het onderwerp kwam op televisie en radio permanent aan de orde. Ik werd erover op straat aangesproken. Het leefde bij de mensen.' Scholtens optreden zet veel kwaad bloed bij fractiegenoten. Het KZA krijgt een plek in het verdomhoekje. De CDA-Kamerleden worden gewaarschuwd het KZA, als dat contact zoekt, door te verwijzen naar de conservatieve fractieleden Harry Aarts en Jaap De Hoop Scheffer. Het KZA laat de christen-democraten voortaan over aan Kairos. Hoewel er in de tweede fase een brede maatschappelijke steun bestaat voor de campagne, geeft het KZA publiekelijk toe dat die is mislukt. Een productiebedrijf als Shell, dat breed is vertakt en veel heeft gefnvesteerd in Zuid-Afrika en de regio, dwingen zich volledig terug te trekken blijkt moeilijker dan Albert Heijn of Douwe Egberts ertoe brengen geen koffiebonen meer uit Angola te betrekken. Ook de regering verzet zich heftig tegen de druk vanuit de samenleving. En al worden er veel Nederlandse boeken en brochures over Shell en Zuid-Afrika in het buitenland gebruikt, van een krachtige internationale beweging tegen Shell en voor een olie-embargo is geen sprake. Toch wordt er niet aan opgeven gedacht. 'Nee, we hebben nooit overwogen de Shell-actie te stoppen. De interne discussie ging vooral over het hoe ervan,' herinnert Peter Sluiter zich, die begin jaren tachtig bij het KZA verantwoordelijk is voor de oliecampagne. Onder dat 'hoe' werd van alles geprobeerd. ZelfS de koninklijke familie, eigenaar van een onbekend aantal aandelen van de Koninklijke werd benaderd. Prinses Irene is in die tijd nauw betrokken bij de
vredesbeweging. Sietse Bosgra: 'Ik vroeg haar twee maal de kwestie van Sheil in Zuid-Afrika in haar familie aan te kaarten.' Op zich is het geen gek initiatief. Koningin Juliana had immers in 1949 tegen de Zuidafrikaanse premier Malan gezegd zijn land niet te zullen bezoeken zolang daar apartheid heerste. In 1971 had zij een gift overgemaakt naar het Programma ter bestrijding van racisme van de Wereldraad van Kerken. Irene stelt het begin jaren tachtig in de familie aan de orde. Bosgra: 'Zij antwoordde dat haar familie onvoldoende aandelen had om het Sheil lastig te maken. Kennelijk wilden de Oranjes hun prestige ook niet gebruiken. Haar vader moet tegen zo n actie zijn geweest.' Te veel aandacht voor dat ene bedrijf en het uitblijven van resultaat dreigt de kracht van de beweging te ondermijnen. Plaatselijke ZuidelijkAfrikawerkgroepen worden ongeduldig en dreigen de moed te verliezen. Om iedereen op te laden en een succes te bezorgen besluit het comité de koers aan te passen en de oliecampagne te verbreden met een boycot van alle Zuidafrikaanse produkten. Onderdeel daarvan is een actie tegen de verkoop van Krugerrands. Het gemunt Zuidafrikaans goud is bloedgeld voor apartheid. Door deze rands te verkopen zijn de banken mede schuldig. Zij moeten die verkoop stoppen. In januari 1984 beginnen enkele vaste medewerkers en vrijwilligers van het comité aan de voorbereiding. Drie maanden later hebben zij een plan. De startbijeenkomst in oktober 1984 in De Balie is geen groot succes. De publieke belangstelling is niet overweldigend en de banken weigeren in eerste instantie net als de branders tijdens de boycot van Angolese koffie in 1972 en 1973 aan de eisen van de actievoerders tegemoet te komen. Toch komt de actie op gang. Plaatselijke groepen vallen de bankfilialen voortdurend lastig. De vakbonden en de ondernemingsraden van de banken scharen zich achter de boycot. Talloze organisaties en individuele cliënten dreigen naar een andere bank te gaan als hun eigen huisbank niet met de verkoop van Krugerrands stopt. Na een maand actievoeren gaan veel regionale banken door de bocht. De invoer van Krugerrands daalt zichtbaar. Een Zuidafrikaanse legerblad (Armed Forces) waarschuwt zelfs voor de boycot. De goudexport vormt immers de ruggegraat van de economie. Vier maanden na de start vindt in het stadhuis van Leiden een cruciale ontmoeting plaats tussen de Nederlandse Middenstands Bank en vertegenwoordigers van gemeenten, kerken en omroepen. Na het gesprek gaan ook de landelijke banken overstag. Net als bij de boycot van Albert Heijn-koffie uit Angola zijn de filiaalhouders van de banken dolblij dat het zo ver is. Waarom slaagt de Krugerrand-actie makkelijker dan de oliecampagne? Het KZA formuleert in eigen evaluaties uit die tijd zelf het antwoord. De boodschap was goed uit te leggen aan een breed publiek. Voor de banken is de Krugerrand geen vitaal onderdeel van hun relatie met Zuid-Afrika. Het toegeven aan de eisen kost hen weinig. Veel mensen hebben een bankrekening en kunnen zonder zichzelf in de nesten te werken bij hun bank protesteren. De ontwikkelingen in Zuid-Afrika, en vooral het toenemende politiegeweld, de groeiende protestbeweging en de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede in december 1984 aan bisschop Desmond Tutu, maken de mensen opener voor
antiapartheidsacties. In februari 1985, vier maanden eerder dan gehoopt, is de verkoop van de gouden munt gestopt. Derde fase (i985-99O) Dan komt de Zuidafrikaanse president Pieter W. Botha de talmende actievoerders van het olie-embargo te hulp. Op 2o juli 1985 kondigt hij de noodtoestand af. Op I5 augustus volgt een lang van tevoren aangekondigde speech in Natal. De verwachting is dat hij ingrijpende hervormingen zal aankondigen, waaronder het delen van de macht met de zwarte meerderheid en afschaffen van de thuislanden. Tientallen Westerse journalisten vliegen naar Natal om naar de presidentiële toespraak te luisteren. Maar Botha slaat oorlogstaal uit. Hij laat zich door niemand tot concessies dwingen, niet door druk van buitenaf noch door druk van binnenuit. Zelfs zijn beste politieke vrienden zijn teleurgesteld. Een maand later, op 16 september 1985, trekken Zuidafrikaanse troepen Angola binnen voor acties tegen SWApO-guerrilla's. Drie weken later wordt Pretoria wegens deze agressie veroordeeld door de VN-Veiligheidsraad, met de stem van de Verenigde Staten voor. De financieel-economische wereld zet haar bezorgdheid om in daden. De eerste klap komt van de Chase Manhattan Bank. Twee derde van de buitenlandse schuld van het land bestaat uit korte-termijnleningen. Dat maakt Zuid-Afrika kwetsbaar. Chase eist zijn leningen aan Zuid-Afrika terug. Andere Amerikaanse banken volgen, en spoedig ook Britse, Duitse en Zwitserse banken. General Motors en IBM trekken zich terug. Binnen Shell brandt een nieuwe discussie los. Directeur John Wilson van de Zuidafrikaanse loot spreekt zich scherper dan ooit uit voor ingrijpende veranderingen. Volgens hem kan het land zo niet verder. De regering moet het ANC erkennen en Nelson Mandela I00 vrijlaten. Rob Bouwman: 'Nog steeds piekerden wij er niet echt over ons terug te trekken. Wel werden allerlei programma's om de apartheid binnen het bedrijf ongedaan te maken, versterkt voortgezet. We gingen zelfs zo ver dat sommige blanke Zuidafrikaanse werknemers zich niet meer in het bedrijf herkenden.' In 1985 begint de derde fase van de olie- en Shell-actie, gekenmerkt dooor radicalisering en internationalisering. Begin dat jaar steekt de actiegroep 'Pyromanen tegen Apartheid' de villa van oliehandelaar John Deuss in brand. Zij beschuldigen hem van het ontduiken van de olieboycot. Twee maanden later worden vernielingen aangericht bij enkele reisbureaus die trips naar Zuid-Afrika verkopen. Kort voor een debat over Zuid-Afrika in de Tweede Kamer steekt de groep Revolutionaire Anti-racistische Aktie (RaRa) een Makro-vestiging bij Duivendrecht in brand. Makro is eigendom van de Steenkolenhandelsvereniging SHV, die zich uit Zuid-Afrika zal terugtrekken. Begin 1986 nemen radicale jongeren het voorbeeld over van Deense activisten en richten vernielingen aan in zestien benzinestations, waar Shell-produkten worden verkocht. Shell is woedend. In een schrijven aan alle medewerkers en gepensioneerden keurt het bedrijf de methode scherp af. Op de Shell-aandeelhoudersvergadering van de dag daarvoor heeft Bosgra zich gedistantieerd van de vernielingen: 'Ik zeg nadrukkelijk dat wij met die actie niets te maken hadden. Het zijn onze middelen niet om Shell zo
onder druk te zetten. Maar,' voegt hij eraan toe, 'wij moeten wel een les trekken uit het feit dat wij al tien jaar actie voeren en ons doel nog steeds niet hebben bereikt. Het is te begrijpen dat er dan mensen zijn die ongeduldig worden [...1 De beste beveiliging van de pompen is dat Shell zich terugtrekt uit Zuid Afrika.' Voor Shell betekent dat een stilzwijgende steun voor de brandstichters. Rob Bouwman vindt de uitspraak nog steeds verwerpelijk: 'We hebben ons echt zorgen gemaakt. Het begrip bij Bosgra en anderen voor de geweldplegers vonden wij kwalijk.' In januari 1986 beginnen mijnwerkersvakbonden in de Verenigde Staten een actie tegen Shell. Het jaar daarvoor zijn twee zwarte arbeiders in de Rietspruitkolenmijn - eigendom van Shell en een Zuidafrikaans concern, elk voor de helft in een schacht geSietse Bosgra krijgt geen kans meer voor repliek tijdens een vergadering van Shell-aandeelhouders (iq mei 1982) vallen en omgekomen. Als hun collega's, georganiseerd in de National Union of Mineworkers (NUM), hen de laatste eer willen bewijzen, trekt de directie haar aanvankelijk gegeven goedkeuring daarvoor in. Wanneer de gebedsdienst toch doorgaat, worden twee NUM-kaderleden ontslagen. Tijdens een proteststaking gebruikt de door Shell te hulp geroepen politie traangas en rubberkogels. Nog eens tachtig mijnwerkers worden ontslagen. Een deel van hen moet zijn huis uit, die zijn immers eigendom van de mijn. Het Shell-optreden biedt de Amerikaanse mijnwerkersbonden een goede gelegenheid voor acties tegen de multinational. Zij doen dat niet alleen om hun Zuidafrikaanse collega's te hulp te komen, maar ook uit eigenbelang. Shell South Africa is nauw betrokken bij de uitvoer van Zuidafrikaanse kolen en die vormen een bedreiging voor de Amerikaanse werkgelegenheid. In Nederland koppen Kairos, Pax Christi, de NOVIB en het KZA 'Shells sociale masker begraven' in hun Shell Schaduwrapport voor de aandeelhoudersvergadering van dat jaar. Shell pareert met informatie over de Rietspruit-mijn als een modelmijn. Rob Bouwman: 'De Rietspruit-mijn werd ten onrechte voorgesteld 102 als een volslagen miskleun. Ik ben daar zelf geweest en de huizen, die de company voor de werknemers daar had gebouwd, werden zelfs standaard voor de hele mijnindustrie. Daarmee heb je de apartheid niet afgeschaft. Je bent wel een stapje verder. Maar dat werd door de actiewereld als onbelangrijk weggewuifd.' Die actiewereld laat zich meer leiden door de uitgesproken sombere verslagen van een journalist die in opdracht van de FNV ook de Rietspruit-mijn bezoekt. Voor de actie in Nederland is de ontwikkeling in de Verenigde Staten een grote stimulans, vooral voor de achterban van het actiekwartet. Een kwart van alle Shell-winst komt uit de Verenigde Staten. Als die markt door het missen van contracten - en dat is al een keer gebeurd - in gevaar komt, gaat het de verkeerde kant op, oordeelt ook president-directeur Van Wachem van Shell Nederland. Er kan een moment komen dat de schade van acties zo groot wordt, dat terugtrekken uit Zuid-Afrika onvermijdelijk wordt.
Voor het ontwerpen van een tegenstrategie geeft de Amerikaanse Shell-tak opdracht aan het public affairs-bureau van Rafael Pagan. Het bureau maakt een analyse van groepen die mee actievoeren en adviseert het bedrijf een wig te drijven tussen de tot het middenveld behorende groepen en de radicalere. Met de eerste dient Shell in dialoog te treden, de rest moet het bedrijf links laten liggen. Bouwmans voorganger Martin van Rooijen zei indertijd in het VPROtelevisieprogramma Gouden Bergen het rapport van Pagan niet te kennen. Bouwman ontkent dat Van Rooijen toen loog: 'Het was een verrassing, die voor ons echter als mosterd na de maaltijd kwam. Het was erg op Amerikaanse leest geschoeid.' Hij bevestigt de opmerking van Ter Laak van Pax Christi, dat Shell Nederland al langer onderscheid maakte tussen radicale groepen en organisaties van het middenveld. Als zelfs honderdvijftig werknemers van Shell Nederland hun bazen oproepen zich uit Zuid-Afrika terug te trekken, gaat Bouwman zich een tijd lang toeleggen op de interne communicatie: 'De media lieten informatieve stukken van ons liggen en luisterden alleen naar de eenzijdige informatie van actiegroepen. Shell-mensen zijn trots op hun bedrijf. Maar toen hoorde ik commentaar van collega's: "k werk al twintig jaar bij Shell. In wat ik nu hoor, herken ik Shell niet. Zijn wij daar nu helemaal verrot bezig?" Toen ook pastoors en dominees in de Regio Rijnmond, zo rond Pernis, erover begonnen, kreeg ik verontruste medewerkers om mij heen.' De oliegigant moet koorddansen om de kritiek in toom te houden. In september 1986 glijdt hij even uit, als het bedrijf in een advertentie de Zuidafrikaanse majoor Kleingeld opvoert om Shell Sandfix aan te prijzen. Sandfix was in 1974 ontwikkeld om stofvolken op landweggetjes tegen te gaan. Het verkleurt het wegdek waarop het is aangebracht. Waar recent een gat is gegraven, wordt het zand lichter geldeurd. Het Zuidafrikaanse leger kan het prima gebruiken om te ontdekken waar landmijnen zijn geplaatst. 'Anders dan de actiegroepen beweerden was dat puur een toevalsontdekking,' verzekert Rob Bouwman. 'Sandfix was, toen het werd ontworpen, niet bedoeld voor het leger. Onbedoeld werd het een Shell Helpt-actie voor het opsporen van landmijnen, die voor de bevolking trouwens een groot gevaar bleken te zijn.' En die advertentie dan? 'Die foto met majoor Kleingeld was buitengewoon stom. Waarschijnlijk was daar iemand heel trots op zijn ontdekking en kijk, laat hij in de advertentie weten, zelfs de majoor vindt het mooi.' Shell krijgt in Nederland ongevraagd hulp van de onbekende Werkgroep Doelwit. In navolging van dagblad De Jèlegraafsuggereert die dat het KZA achter alle vernielingen en branden zit. De Werkgroep Doelwit heeft al in 1985 een brief aan het KZA, de BOA, Kairos en de AABN gestuurd, waarin zij dreigt met mishandeling van medewerkers en brandstichting. Dat dreigement wordt telefonisch herhaald. In een persverklaring van eind 1986 spreekt de Werkgroep van 'rode bendes hier te lande' met hun 'ordinaire terreur, verpakt in een bedriegelijke geschenkverpakking van de naastenliefde'. De Werkgroep wijst vooral naar de 'lolaborstel' Bosgra. De Werkgroep wil het KZA en de andere groepen 'met harde hand' aanpakken, 'gewoon onaangekondigd', 'misschien met
brandbommen, of in een uniform?' Een week later probeert iemand bij Sietse Bosgra en Trineke Weijdema thuis in te breken. Ook worden volgens enkele politierapporten in die jaren pogingen ondernomen om het KZA (en ook de AABN) te infiltreren. Behalve de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Nederland en 104 Denemarken zijn er weinig andere landen, waar de oliecampagne flink van de grond komt. De groepen in West-Duitsland, België, Zwitserland en Oostenrijk zijn zwak. De groepen in de Scandinavische landen, met uitzondering van Denemarken, steunen de acties weliswaar, maar komen niet tot krachtige campagnes. Britse anti-apartheidsgroepen slagen er wel in de grote Barclays Bank tot terugtrekking uit Zuid-Afrika te dwingen, maar Shell in Londen geeft geen krimp. Als de Shell-actie internationaal aan kracht wint en het ANC zich er met honderd procent achter heeft geschaard, komt het einde al in zicht. 'Toen Shell South Africa de apartheid openlijk begon te bekritiseren en het bedrijf speciale programma's opzette om de achterstand van zwarten te verminderen,' geeft Sietse Bosgra toe, 'werd het vasthouden aan de eis van volledige terugtrekking steeds moeilijker. Maar ja,' zegt de door de wol geverfde activist, 'die eis was een noodzakelijk houvast voor de campagne, die we zeker moesten handhaven zolang Shell geen enkele bereidheid tot overleg toonde.' In de jaren daarna sluiten zich nog steeds meer maatschappelijke groeperingen - van gemeenten tot en met het Nederlands Kamerkoor en musea - bij de boycot aan. Op initiatief van mensen uit de buitenparlementaire beweging leidt dat in 1989 tot een massale blokkade bij het Shell-laboratorium in Amsterdam-Noord. Zij krijgen een bont gezelschap van anti-apartheidsgroepen en andere organisaties achter zich. Het initiatief vormt het geweldloze, maar voor Shell niet minder confronterende antwoord op de gewelddadige acties van RaRa. Het KZA steunt het initiatief, ook al betwijfelt het aanvankelijk of de organisatoren de actievoerders in bedwang zullen kunnen houden. Uiteindelijk doen duizenden mensen mee aan de blokkade en wordt het ruwe optreden van de politie flink uitgemeten in de media. Daarnaast gaan de acties op aandeelhoudersvergaderingen door. De activiteiten gaan ook nog voort na de speech van president Frederik W de Klerk van februari i99o, waarin hij de vrijlating van Mandela aankondigt. De ANC-top vraagt daar uitdrukkelijk om. 'Tot het einde lag de leidraad voor ons bij het ANC in ZuidAfrika,' concludeert Frank Hendriks van het KZA. 'Het werd wel steeds moeilijker. Want hoewel ANc-leider Nelson Mandela op sancties hamerde, geloofden Westerse regeringen er al lang niet meer in.' De leuze 'Shell smeer 'm uit Zuid-Afrika' wordt uiteindelijk in 199I in de kast opgeborgen. Sietse Bosgra: 'Het was erg mooi geweest, als Shell zich had teruggetrokken. De campagne leidde er wel toe dat Shell pressie op Zuid-Afrika ging uitoefenen.' Jan ter Laak van Pax Christi valt hem bij: 'We moesten permanent Shell onze hete adem in de nek laten voelen, anders zouden ze hun invloed niet gebruiken voor
veranderingen. Die eis vind ik nog steeds geloofwaardig.' Hij besluit met een doordenkertje: 'Dankzij onze acties heeft Shell Zuid-Afrika niet hoeven verlaten.' Terwijl de Taptoe-actie uit 1963 in zijn spontaneïteit een onmiddellijk succes werd en de koffieboycot tegen Albert Heijn en Douwe Egberts mede door de nieuwigheid ook slaagde, verloopt de oliecampagne moeizamer. De informatie over Shells activiteiten in Rhodesië en Zuid-Afrika is veel degelijker, de actiemodellen zijn beproefder, de steun van het maatschappelijk middenveld wordt breder en internationaler, maar het lijkt er heel lang op dat Shelltegenstanders zich aan hun actie vertillen. Met de eis dat Shell zich terugtrekt uit Zuid-Afrika manoeuvreren de actiegroepen zich van begin af aan in een moeilijke positie. De eis wordt niet ingewilligd. De actie levert het bedrijf wel schade op aan zijn imago en dwingt het tot een socialer beleid en het openlijker druk uitoefenen op de overheid in Zuid-Afrika. Dat de campagne veel Nederlanders bewust maakt van wat zo'n gigant teweeg kan brengen, werkt in 1995 en 1996 door in de kritiek op Shells opstelling bij de Ogoni-kwestie in Nigeria. Volgens president Botha heeft de olieboycot tussen 1973 en 1984 22 miljard rand gekost. De politieke en economische schade had groter kunnen zijn als in meer landen stevige campagnes van de grond waren gekomen. De apartheidspolitici realiseren zich steeds meer dat zij op termijn het onderspit delven. De actievoerders in Nederland hebben vooral buiten Zuid-Afrika successen geboekt en de Koninklijke het leven flink zuur gemaakt. De schade die het door het KZA en Kairos opgerichte Shipping Reserach Bureau heeft aangericht, reikte wel tot in Zuid-Afrika. io6 De politiek van het wisselgeld Cultuur- en sportboycot 1982-1983 'Tot begin jaren zeventig is het normaal dat Nederland relaties onderhoudt met de blanke boeren in Zuid-Afrika. Door het nog sterk levende idee van "stamverwantschap" duurt het verschrikkelijk lang voordat Nederland reageert op de oproep uit ZuidAfrika voor een culturele boycot. Ik noem dit een verkapte vorm van racisme.' 'Being South African doesn't mean 1 am a racist.' Alle verzetsbewegingen en onafhankelijke bonden van Zuid-Afrika spreken zich in de loop der jaren uit voor een boycot van hun land op cultuur- en sportgebied. Een dichter, een schrijfster en een bisschop bijten met hun oproep daartoe in 1955 het spits af. Na zijn banning begin jaren zestig vraagt het ANC meermalen om een totale boycot, ook op cultureel en sportief gebied. In de jaren zeventig doet de zwarte bewustzijnsbeweging hetzelfde. In de zomer van 1982 roepen negenhonderd zwarte en blanke Zuidafrikaanse kunstenaars - bijeen in Gaborone voor de ANc-manifestatie Culture and Resistance - opnieuw op tot een volledige culturele boycot. Die 'moet krachtig worden gestimuleerd; daarover bestond in Gaborone een absolute eensgezindheid', rapporteert AABN-voorzitster Conny Braam in Amandla. Zij heeft de manifestatie in de Botswaanse hoofdstad bijgewoond. Dat de oproepen in Zuid-Afrika leven, bewijzen de verstoringen van
optredens van buitenlandse artiesten. Twee optredens van de Amerikaanse zanger Ray Charles, waarvan een in Soweto, moeten worden afgelast. Anderen treden op voor lege zalen. Nederland hecht eind jaren zeventig nog grotendeels aan het in 1951 gesloten Cultureel Akkoord met Zuid-Afrika. De 'stamverwantschap', laat de Nederlandse ambassade in Pretoria weten, tussen de Afrikaner blanken en Nederlanders staat daarin centraal, want 'strikt genomen strekt het zich niet uit tot andere volkeren binnen Zuid-Afrika: de negroïden, de kleurlingen en de 107 6 februari 1985: gesprek over de Krugerrand in het gemeentehuis van Leiden tussen de Nederlandse Middenstand Bank (NMB) en een aantal grote klanten, zoals VARA, VPRO, IKON, gemeente Leiden Indiërs'. Een kritische dialoog op basis van het culturele akkoord is niet mogelijk. De regering in Pretoria wil er niets van weten. De Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV) die voor Nederland het akkoord moet uitvoeren, is proapartheid. Zuid-Afrika weigert bovendien systematisch visa aan personen die kritiek op de apartheid hebben. De AABN, die in 197i de fakkel van het gematigde Comité Zuid-Afrika van Buskes en Roskam overneemt, gaat dwars tegen dat verkapte racisme in. Zij verstoort enkele maanden na haar oprichting met rook- en verfbommen een wedstrijd van het Zuidafrikaanse Springbokwaterpoloteam in Bodegraven. Alle nog resterende wedstrijden worden afgelast. In 1976 organiseert ze de studieconferentie 'Kunst tegen Apartheid'. Verschillende zwarte artiesten en schrijvers doen mee. Aan het slot wordt een petitie aangenomen 'Tegen het Cultureel Akkoord met Zuid-Afrika. Maar het progressieve kabinet-Den Uyl (I973-1977) verwacht geen heil 'van een isoleren van Zuid-Afrika op cultureel terrein'. Zijn beleid is erop gericht 'het akkoord dienstbaar te maken aan de dialoog met Zuid-Afrika over de apartheid'. Pas het bloedig neerslaan van de scholierenopstand in Soweto, de moord op de Zwarte-Bewustzijnsleider Steve Biko in september 1977 en het verbod van het Christelijke Instituut van dominee Beyers Naudé zetten het bestaande beleid onder druk. Wanneer de ZuidafriIo8 kaanse ambassade in Den Haag weigert om visa te verstrekken aan een christelijke delegatie, onder wie oud-minister Marga Klompé, besluit het kabinet in oktober 1977 het Cultureel Akkoord te bevriezen en de opzegging ervan voor te bereiden. Daar zal bijna een half decennium voor nodig zijn. In augustus 1981 zegt de nieuwe regering-Van Agt, die koste wat het kost een olieembargo wil vermijden, het akkoord met parlementaire goedkeuring definitief op. Omdat de opzeggingstermijn zes maanden is, loopt het echter pas in februari 1982 af. Bovendien zet de regering de subsidie stop aan het Nederlands Cultuurhistorisch Instituut, dat verbonden is met het witte bolwerk van de Universiteit van Pretoria. Officiële contacten op de terreinen van cultuur, wetenschap en sport zullen worden tegengegaan. In januari 1983 stelt de regering bovendien een visumplicht in voor Zuidafrikanen, hoewel, sust cDA-minister van Buitenlandse Zaken Hans
van den Broek de behoudende partijen in de Kamer gerust, elke aanvraag op 'eigen merites' zal worden beoordeeld. 'Al die kleine trage stappen,' - Sietse Bosgra ergert zich er nu nog aan - 'zijn het wisselgeld geweest dat de regering wilde betalen om maar niet zo'n verplicht eenzijdig embargo te hoeven instellen.' De voorstanders van een culturele en sportboycot boeken een nieuw succes, wanneer Nederland in de Verenigde Naties in december 1981 voor een resolutie stemt, waarin wordt opgeroepen tot een boycot van Zuid-Afrika op de terreinen van cultuur, toerisme, wetenschap, sport en emigratie. Op suggestie van het Speciale VN-Comité tegen de Apartheid wordt 1982 uitgeroepen tot sanctiejaar tegen het apartheidsbewind. In dat jaar moeten de lidstaten alle culturele, wetenschappelijke en sportieve contacten verbreken. Kort na de officiële opening ervan in New York overlegt een delegatie van het KZA en Kairos in Londen met het Speciale VNComité en met Eunega Reddy, een Indiër die directeur is van het VN-centrum tegen apartheid. Reddy, met wie de beide actiegroepen eerder regelmatig overleg hebben gehad over de instelling van een culturele en sportboycot, fungeert als een belangrijke en creatieve contactpersoon binnen de VN-bureaucratie. Hij geeft de groepen het fiat om met beperkte financiële steun van de VN een lo9 eigen nationale campagne te starten en is altijd bereid om als VNvertegenwoordiger de boycotactiviteiten te steunen. Met deze rugdekking van de Verenigde Naties zetten Kairos en het KZA de regering-van Agt onder druk om meer dan alleen maar lippendienst te bewijzen aan een boycot van het apartheidsregime. Ze verlangen een actief beleid en financiële ondersteuning voor een door hen op te starten boycotcampagne. Voor deze campagne richten beide actiegroepen een aparte stichting op, de Stichting VN-jaar voor de sancties tegen Apartheid. Na veel papierwerk en het nemen van een reeks van bureaucratische horden krijgt de nieuwe stichting 65.ooo gulden subsidie van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), het overige geld 2oo.ooo gulden schraapt het voornamelijk bijeen uit particuliere fondsen en vooral uit eigen middelen. Het is net voldoende om drie minimumloners en de kantoor- en campagnekosten te betalen. Albert van den Heuvel, voorzitter van de VARA en van de commissie Internationale Zaken van de Raad van Kerken, wordt voorzitter van de stichting 'VN-jaar voor de Sancties tegen Zuid-Afrika'. De overige bestuursleden komen uit de Tweede Kamer, de wetenschap, de vakbeweging, de kerkelijke hoek en Kairos en het KZA zelf. De progressieve signatuur van het bestuur, dat meestal in de gebouwen van de Tweede Kamer bijeenkomt en daarmee een zekere 'officiële' status krijgt, beperkt de politieke invloed van de stichting, maar anderzijds piekeren Kairos en het KZA er niet over bestuurders in de stichting op te nemen, die niet daadwerkelijk anti-apartheid zijn. De Tweede-Kamerleden in het stichtingsbestuur houden de twee actiegroepen op de hoogte van ontwikkelingen in politiek Den Haag. Daardoor weten die vroegtijdig dat het concept-regeerakkoord tussen CDA en VVD van eind 1982 'het instellen van economische sancties tegen Zuid-Afrika afhankelijk [maakt] van
een studie naar de effecten voor de Nederlandse economie en die voor de frontlijnstaten'. In de opinie van het stichtingsbestuur wordt 'hiermee de klok minstens drie jaar [...] teruggezet' en is er sprake van 'paternalisme ten aanzien van de buurlanden van Zuid-Afrika'. Van den Heuvel stelt voor het CDA publiekelijk te wijzen 'op de knieval die het maakt door het in jaren moeizaam opgebouwde beleid van tafel te schuiven'. De uitgegeven persverklaring verandert geen jota aan het regeerakkoord. Voor Kairos, het KZA en de Stichting Sanctiejaar wordt 1982 het beginjaar van een omtrekkende beweging. Daar een olieboycot op korte termijn niet haalbaar is, moeten zij door aan te dringen op een boycot van andere relaties - sport, onderwijs, cultuur, daarna de Krugerrand en fruit - de Nederlandse regering tot een daadwerkelijk anti-apartheidsbeleid brengen. Alleen door het overreden van sportorganisaties, culturele instellingen, bedrijven en maatschappelijke verbanden kan bij de overheid succes worden geboekt. De strategie van 'people's sanctions' die tot regeringssancties moeten leiden, is mede geïnspireerd door de Amerikaanse anti-apartheidsbeweging. Dat het KZA en Kairos de AABN bewust buiten de oprichting van de Stichting Sanctiejaar houden, leidt tot een kleine stellingenoorlog. De AABN verwijt Kairos, het KZA en Albert van den Heuvel een 'overrompelingsmethode', omdat zij zelf al elf jaar 'zeer intensief' bezig is met een 'totale boycot van het racistische regime in Pretoria'. In een boze brief geven ze als voorbeelden een zwartboek over de dreigende levering van kernreactorvaten door het kabinet-den Uyl, onthullingen samen met de FNV over de handel en wandel van het Nederlandse bedrijfsleven en acties voor een wapenembargo. Bovendien voert de AABN reeds zes jaar campagne tegen het Culturele Akkoord met Zuid-Afrika. Zij is bang dat de stichting zich tot hét nationale anti-apartheidscomité ontwikkelt en op de meeste overheidssubsidies beslag weet te leggen. Per kerende post antwoorden het KZA en Kairos, dat de drie anti-apartheidsgroepen en ook de BOA als onderlinge afspraak hebben nieuwe plannen in een vroeg stadium bij elkaar te melden, zodat zij niet tegelijkertijd dezelfde acties voeren. Bij een regulier overleg in december 1981 hebben het KZA en Kairos aan de AABN en de BOA meegedeeld voor 1982 nog geen 'actieonderwerp' te hebben vastgesteld. Eind januari 1982 hebben zij de AABN en de BOA laten weten dat zij zich naar aanleiding van het door de VN uitgeroepen sanctiejaar op boycots gaan richten. Ze hebben de AABN en de BOA dan ook gevraagd 'geen activiteiten te ontwikkelen die onze plannen kunnen doorkruisen', net zoals zij de AABN-keuze voor acties rond de zeventigste verjaardag van het ANC respecteren. Op onderdelen kan er wél worden samengewerkt. De BOA heeft gemeld er geen probleem mee te hebben. Ook een gesprek met de AABN neemt de fricties niet weg. Van den Heuvel houdt daarop het bestuur van de Stichting Sanctiejaar voor dat het KZA en Kairos al enkele jaren samenwerken en dat een klein, effectief bestuur het beste is. Het KZA en Kairos zijn 'op grond van ervaringen uit het verleden' bang voor verlamming van het werk van de Stichting door voortdurend touwtrekken. Het is het beste als één comité als coördinator van
een initiatief optreedt. Op de FNv-vertegenwoordiger na gaat de rest van het bestuur akkoord. Het protest van de AABN helpt niets. Als de Stichting Sanctiejaar haar medewerking aanbiedt voor de manifestatie 'de Culturele Stem van het Verzet', die de AABN in december 1982 samen met de NOVIB en het Amsterdams Cultureel Centrum De Populier organiseert, is het antwoord van de AABN kort maar krachtig: geen behoefte! In De Populier gebeurt iets wat nieuw is voor de anti-apartheidsgroepen in Nederland. Het pleidooi voor een boycot gaat gepaard met een oproep voor een alternatieve culturele overeenkomst van de Nederlandse regering met het ANC. Daartoe richten deze organisaties de Stichting Cultureel Alternatief ZuidAfrika (CAZA) op. Deze stichting, een politieke concurrent van de Stichting Sanctiejaar, moet de culturele banden met het ANC bevorderen. De Stichting van Van den Heuvel, het KZA en Kairos bouwt middels eigen contacten met Zuidafrikaanse organisaties en kunstenaars veel ruimte in voor het andere Zuid-Afrika in verzet tegen onderdrukking en rassenwaan. Toneelstukken, in het Nederlands vertaalde boeken, politieke manifestaties met oppositionele artiesten, liederen van zwarte musici en een ANC-zangkoor worden in een rap tempo in Nederland geïntroduceerd. Twee maanden voor de officiële presentatie van de Stichting Sanctiejaar is het Culturele Akkoord door Nederland beëindigd. Het is voor de actievoerders zaak ervoor te zorgen dat alle contacten met de apartheid ook daadwerkelijk worden vermeden. Zo demonstreren zij bij concerten van de zangeressen Elly Ameling en Shirley Bassey, die in Zuid-Afrika zijn opgetreden. Zij ageren tegen de bezoeken van conservatieve blanke academici aan ons land en vooral tegen de uitwisseling tussen de Vrije Universiteit van Amsterdam en de conservatieve, blanke Universiteit van Potchefstroom. Honderden culturele instellingen, bibliotheken, uitgeverijen, grafische bedrijven schrijft de Stichting Sanctiejaar aan met het dringende verzoek op geen enkele manier propaganda te maken voor het apartheidsregime. Ondanks felle artikelen in de pers gaat voorjaar 1983 de Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans voor een lezingentoernee naar Zuid-Afrika. Hij laat zijn zwarte Surinaamse echtgenote thuis. 'Weerzinwekkend en krankzinnig,' vindt Hermans de verbreking van culturele contacten met Zuid-Afrika, want 'apartheid is de enige oplossing voor de Zuidafrikaanse problematiek, op voorwaarde dat deze menselijk wordt toegepast.' Hermans is niet de enige die zich niets aantrekt van de opzegging van het Culturele Akkoord. Het Folkloristisch Danstheater gaat. De zanger Heintje (Hein Simons) is tegelijk met Hermans in ZuidAfrika, waar hij onder andere zingt voor het Zuidafrikaanse bezettingsleger aan de Namibische grens. De volksschrijver Gerard Reve die van mening is dat de blanken in ZuidAfrika 'een totaal leeg land' aantroffen, gaat na hem. Met de acties en talloze artikelen in de pers deelt de Stichting Sanctiejaar voortdurend speldeprikken uit om het cultureel geïnteresseerde publiek met de apartheid te confronteren. Een publiek, dat zelden door actiegroepen wordt bereikt.
Net als in het geval van het cultureel embargo bestaat in ZuidAfrika al vroeg steun voor een sportboycot. In de jaren zestig richten zwarte sportbonden het South African Non-Racial Olympic Committee (SAN-ROC) op. Het wil ZuidAfrika uit de mondiale olympische beweging laten verwijderen. In 1973 krijgt SAN-ROC gezelschap van een niet-raciale nationale sportorganisatie, de South African Council on Sport (sAcos). SACOS overkoepelt zeventien sportbonden die openstaan voor lidmaatschap van alle rassen op voet van gelijkheid. De organisatie pleit voor een totale afschaffing van de apartheid, omdat 'normale sport in een abnormale maatschappij niet bedreven kan worden'. SACOS wordt geassocieerd lid van de Hoge Raad voor Sport in Afrika, de hoogste sportautoriteit op het continent. Daardoor wordt het Een waaier van boycots De succesvolle boycot van de Krugerrand wordt de aanloop tot een bredere actie om alle Zuidafrikaanse produkten te blokkeren. Onder de leus 'Pluk geen vruchten van Apartheid' schrijft het comité in september 1985 supermarktketens en fruitimporteurs aan. Het zal het publiek oproepen bedrijven te mijden die doorgaan met de verkoop van Zuidafrikaans fruit. Zo'n tweehonderd plaatselijke groepen reageren positief op de oproep. Groningen is de eerste gemeente die de actie ondersteunt en het plaatselijk bedrijfsleven oproept produkten van apartheid uit de stad te weren. Binnen een maand zeggen 35 bedrijven hun medewerking toe. Daaronder zijn de concerns Ahold, Aldi, Vendex en Koninklijk Beheer Bijenkorf (waaronder ook de Hema, Praxis en Maxis vallen). Andere supermarkten zijn terughoudender, maar gaan uiteindelijk toch 'om'. VVD-senator Zoutendijk en dagblad De Telegraaf beschuldigen het KZA van 'terreur' en 'chantage' en eisen dat de overheidsubside aan het comité wordt beëindigd. Na enkele maanden hebben de meeste grote bedrijven toegezegd geen Zuidafrikaanse produkten meer te verkopen, totdat de apartheid is afgeschaft. Na overleg met de Bond voor Kleinhandelaren in Aardappelen, Groente en Fruit stuurt het comité in begin 1986 een 'Wij verkopen geen Zuidafrikaanse produkten'-sticker aan alle vijfduizend zelfstandige groenteboeren in Nederland. De Nederlandse Organisatie van Melkhandelaren stuurt er nog eens vijfduizend aan de bij haar aangesloten melkhandelaren. De Spar adviseert de zeshonderd bij haar aangesloten kruideniers ook zo'n sticker op de deur te plakken. De zeer actieve plaatselijke groepen voeren de controle uit. Na een half jaar actievoeren worden Zuidafrikaanse produkten alleen nog op markten en bij enkele hardnekkige weigeraars verkocht. Het comité is zeker niet de enige dat knaagt aan de economische banden met het apartheidsbewind. Al in 1972 start de Boycot Outspan Actie tegen de invoer van Zuidafrikaanse sinaasappelen. Die loopt door tot in de jaren negentig. Begin 1983 beginnen de FNV en de AABN een campagne tegen Philips' dochter Holland Signaal Apparaten vanwege militaire leveranties aan Zuid-Afrika. Steeds meer individuen en instellingen keren zich tegen de apartheid. Als de KLM eind 1983 in het thuisland Boputhatswana een golf- en tennistoernooi wil organiseren voor haar personeelsleden over de hele wereld, vraagt de ondernemingsraad van de vliegmaatschappij de directie unaniem om van het
toernooi af te zien. De KLM is dan al doelwit van een door het KZA en Kairos uitgeroepen boycot. De ambtenaren van de Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie SNV weigeren per KLM te vliegen, dit ondanks pressie van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1988 besluit de Katholieke Universiteit Brabant (KUB) de band met de firma Olivetti te verbreken, als blijkt dat dat bedrijf in Zuid-Afrika nog steeds uitbreidt. Op de KUB of bij medewerkers thuis staan zo'n duizend Olivetti personal computers. Eerder dat jaar weigert de KUB een Shell-subsidie en bij hoogleraarsbenoemingen wordt gelet op hun banden met Zuid-Afrika. Een van de manifestaties om de fruitboycot te ondersteunen door de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid en de VN als de vertegenwoordiger van de Zuidafrikaanse sportwereld erkend. Internationaal wordt het officiële ZuidAfrika uit steeds meer overkoepelende sportorganisaties gezet, mede omdat het weigert zwarte of gekleurde sporters, zoals uit India of Japan, een inreisvisum te geven. In 1964 wordt het land geweigerd bij de Olympische Spelen van Tokyo en geschorst als lid van het Internationale Olympische Comité (Oc). Als de meerderheid van het ioc Zuid-Afrika weer wil toelaten tot de Spelen van Mexico in 1968, dreigt de Hoge Raad voor de Sport in Afrika alle Afrikaanse landen terug te trekken. De Raad wordt daarin door een groot aantal Aziatische landen gesteund. Zuid-Afrika krijgt geen uitnodiging. In 1970 wordt het land definitief uit het ioc gezet. Doordat tientallen internationale sportfederaties die stap volgen, kan Zuid-Afrika aan steeds minder grote sportevenementen deelnemen. Dat is een klap voor de vele sportgekke blanken in het land. Bridge, golf, touwtrekken en boogschieten zijn enkele uitzonderingen. Individuele Zuidafrikanen kunnen nog uitkomen in sporttakken als tennissen, boksen en auto- en motorracen. Het zijn in het algemeen duurdere en individuele sporttakken die vooral in het Westen worden beoefend. Landen uit de Derde Wereld en het communistische blok steunen actief de sportboycot, Westerse regeringen en sportbonden liggen bijna overal dwars. Daarmee belandt het vraagstuk van een sportboycot op het bord van Westerse actiegroepen. De discussie in Nederland over politiek en internationale sportcontacten komt begin jaren zeventig niet zozeer op gang door de AABN-actie in Bodegraven of de uitzetting van ZuidAfrika uit het ioc, maar meer door de uitsluiting van het door een blanke minderheid geregeerde Rhodesië van de Olympische Spelen in München in 1972. Progressieve fracties in de Tweede Kamer willen dat de regering die uitsluiting, die door Derde-Wereldlanden en het Oostblok wordt gepropageerd, ondersteunt. Als Rhodesië toch naar München komt, moet het Nederlands Olympisch Comité (Noc) zich maar terugtrekken. Dat deed het immers ook in 1956 bij de Spelen in Melbourne vanwege de inval door de SovjetUnie in Hongarije. Noch de regering noch de Nederlandse Sportfederatie en de afzonderlijke bonden stemmen echter in met een vrijwillige boycot. Vijf jaar en een kabinet later ligt dat anders. PPR-minister Harry van Doorn van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) vraagt onder binnen- en buitenlandse druk de sportbonden om niet mee te doen aan wedstrijden, waaraan
op ras geselecteerde Zuidafrikaanse teams of sportlieden zouden meedoen. Maar, maakt de bewindsman zich er met een Jantje van Leiden vanaf, zijn verzoek laat 'de autonomie van de sportbonden onverlet'. En dus trekken die zich er niets van aan. Er komt pas een kentering in het regeringsbeleid met de deelname van een Zuidafrikaans team aan de Olympische Spelen voor gehandicapten, de zogenaamde Paralympics, in de zomer van 198o in Arnhem. De Tweede Kamer aanvaardt de motie-Ter Beek, waarin de regering wordt gevraagd geen financiële of organisatorische steun te verlenen, zolang Zuid-Afrika meedoet. 'In een abnormale maatschappij is normale sport niet mogelijk,' citeert sportliefhebber Ter Beek SACOS in het debat. Met tegenzin trekt de CDA-VVD-coalitie haar belofte van financiële en organisatorische ondersteuning van de Paralympics in. De Nederlandse wedstrijdorganisatie laat daarop de uitnodiging aan de Zuidafrikanen vervallen. De Gelderse Commissaris van de Koningin Molly Geertsema schrijft de Zuidafrikanen dat hij informatie heeft van de inlichtingendienst dat hun aanwezigheid 'tot ernstige uitbarstingen van geweld zal leiden', te wijten aan een 'kleine maar buitengewoon agressieve minderheid'. Francesco Mascini, kersvers betaald medewerker van de Stichting, stort zich op de sportboycot. Hij hoort van ambtenaren dat de nieuwe minister van CRM, de progressieve CDA'er Hans de Boer, bereid is 'iets te ondernemen'. Maanden verstrijken echter zonder dat er iets gebeurt. De Stichting wil coûte que coûte actie, vór de verkiezingen van 8 september 1982. 'Volgens een hoge CRMambtenaar,' herinnert Mascini zich, 'lag er een concept-oproep klaar, maar moest De Boer nog tekenen. Wij dreigden toen met dat concept naar de NCRVradiorubriek Hier en Nu te stappen, als de minister zijn brief niet vóór de verkiezingen zou uitbrengen. Dat werkte.' Op 30 augustus roept minister de Boer het bestuur van de Nederlandse Sportfederatie op alle contacten met Zuid-Afrika te verbreken. Volgens de bewindsman dienen 'de Nederlandse sportorganisaties en hun leden [...] zich te onthouden van sportcontacten met Zuid-Afrika' alsmede van 'enig sportevenement' met een Zuidafrikaanse afvaardiging. Het is een succes voor de Stichting. Bij de NSF heerst grote verbazing. Als De Boer dreigt de subsidiekraan dicht te draaien, adviseert zij haar leden alle sportcontacten met Zuid-Afrika te vermijden. Enkele sportbonden zijn onder druk van lokale anti-apartheidsgroepen eerder overstag gegaan. De schermbond gaat niet in op een uitnodiging voor een wedstrijd in Zuid-Afrika. Twee topspelers krijgen van hun badmintonbond een verbod aan een toernooi in het land deel te nemen. Met de instelling op i januari 1983 van de visumplicht voor Zuidafrikanen krijgen de actievoerders een wapen in handen om de naleving van de cultuur- en sportboycot te controleren. In nauwe samenwerking met enkele kritische NSFbestuursleden, journalisten, partijpolitici en niet te vergeten de zeer goed geïnformeerde SAN-ROC-voorzitter Sam Ramsamy stelt de Stichting Sanctiejaar een draaiboek op. Zodra de Stichting aan de hand van wedstrijdlijsten achterhaalt dat er Zuidafrikanen komen, slaat zij groot alarm. Parlementariërs stellen Kamervragen, zodat het 'op eigen merites beoordelen' door Van den Broek van visumaanvragen een openbare, maatschappelijke aangelegenheid wordt.
Plaatselijke groepen gaan op pad om de betrokken wedstrijden te verstoren. Voor een tennistoernooi in Geleen verschijnen demonstranten met spandoeken. In Amsterdam dwingen actievoerders de Zuidafrikaanse tennisser Kevin Curren met zwarte tennisballen zijn wedstrijd te staken. De Stichting gaat een directe discussie met Zuidafrikaanse sporters niet uit de weg. Zo vraagt zij de Zuidafrikaanse tennisser Freddie Sauer in een telex van deelname aan het tennistoernooi in Het Melkhuisje in juli 1983 af te zien. Het Nederlandse ministerie voor Sport (wvc) is voor een visumverlening, omdat het bang is voor represailles tegen de Nederlandse tennisbond door de internationale tennisfederatie. Sauer, die al vijf jaar niet meer in Zuid-Afrika woont, antwoordt een fervent tegenstander van apartheid te zijn. Hij heeft de Nederlandse tennisbond laten weten dat hij zijn standpunt zelfs op televisie wil uitdragen, maar de tennisbond werkt daar niet aan mee. Sauer eist daarom het recht op om te tennissen. 'Being South African doesn't mean 1 am a racist'. Hij vindt het 'kinderachtig' dat er door actievoerders met zwarte tennisballen wordt gegooid. In een reactie laat het stichtingsbestuur weten blij te zijn met Sauers antiracistische standpunt, maar verwijt het de tennisser alleen maar te willen spelen en geen positieve bijdrage te geven aan de strijd tegen de apartheid. 'De boycot is het enige vreedzame middel dat wij als niet-Zuidafrikanen hebben [...] Dat is onze betrokkenheid bij de strijd voor een democratische samenleving in Zuid-Afrika. Wat is de jouwe?' Zo'n open confrontatie komt niet vaak voor. De motorcoureur Alan North gebruikt een zakenvisum ('motorracen is mijn werk') om in Hengelo aan een wedstrijd deel te nemen. Als de Zuidafrikaan het enkele maanden later opnieuw probeert, nu in Raalte, wordt dat bekend bij de Stichting, die het ministerie van Buitenlandse Zaken inschakelt. Dat legt hem een startverbod op. Enkele dagen later verliezen de actievoerders de slag tegen North, als hij een visum krijgt voor deelname aan de TT-motorraces in Assen. De regering blijkt gevoelig voor het argument van de wedstrijdorganisatie, dat de weigering van een visum de Grand Prixstatus van Assen in gevaar kan brengen. De Zuidafrikaanse regering heeft er op haar beurt grote bedragen voor over om sportlieden naar Zuid-Afrika te krijgen. Vooral sportmensen uit DerdeWereldlanden die met één wedstrijd in Zuid-Afrika een inkomen voor enkele jaren kunnen verdienen, bezwijken vaak voor de financiële aanbiedingen. Maar ook in Nederland zijn sporters genegen op financieel aantrekkelijke Zuidafrikaanse aanbiedingen in te gaan. De tennisser Tom Okker, aan het eind van zijn sportcarrière, trekt zich van een boycot niets aan en neemt aan een toernooi in Zuid-Afrika deel. De voetballers Johan Cruyff en Hans van Breukelen zien pas van het spelen in Zuid-Afrika af, als de internationale voetbalfederatie FIFA dreigt alle spelers die onder contract staan van een club en in Zuid-Afrika gaan spelen, levenslang te schorsen. Anders dan bij de cultuurboycot steunt een breed spectrum van politiek en maatschappelijk Nederland de sportboycot. De meeste CDA'ers zijn uiteindelijk bereid de motie-Ter Beek te steunen
om Zuid-Afrika te weren van de Paralympics in Arnhem en om een effectieve sportboycot in te stellen. In het publieke debat over een cultuurboycot spelen 'de vrije meningsuiting' of het idee van 'Zuidafrikanen tot andere gedachten brengen' een grote rol. Een cultureel isolement maakt hen alleen maar verkrampter. Volgens de voorstanders van een culturele boycot heeft de (kritische) dialoog van enkele decennia niets opgeleverd. De tegenstanders kunnen niet uitleggen op welke wijze de gouden stem van Heintje of de sierlijke bewegingen van het Folkloristisch Danstheater de dialoog meer inhoud geven. Bovendien laten zij buiten beschouwing dat het met de dialoog verbonden Culturele Akkoord in de praktijk 'een culturele boycot van het grootste deel van de Zuidafrikanen en een niet onbelangrijk deel van de Nederlanders' heeft betekend. De Stichting Sanctiejaar is in de sportboycot niet altijd succesvol. Maar dankzij een uitgekiende strategie is zij in staat de weigerachtige sportlieden en hun organisaties een merkteken van politiek en moreel ontolereerbaar gedrag te geven. Internationaal heeft de stichting daarbij het tij mee door de intensieve oproepen vanuit Zuid-Afrika zelf voor een sportboycot, door het gesloten politieke front van de zwarte sportorganisaties en de actieve opstelling van Derde-Wereld- en communistische landen. Rond de cultuur-, sport- en andere boycots is veel wapengekletter geweest. De stofwolken die daarbij zijn ontstaan, mogen niet verhullen dat de concessies van de regering haar in staat hebben gesteld een eenzijdig olie-embargo te omzeilen. Net zoals voor de regering waren de boycots voor de actievoerders wisselgeld. Het heeft de actievoerders veel publiciteit en resultaten veel nieuwe bondgenoten - opgeleverd die de stagnatie in het olie-embargo enigszins goedmaakten. 120 Het best bewaarde geheim Fondswerving en coöperantenprogramma 1975-1996 'Het is dan nog 43o kilometer, een kaarsrechte weg. De controle bij wegversperringen is hier strenger. Ik arriveer op tijd op de afgesproken plaats. Iemand die ik één keer eerder heb gezien, neemt de wagen over en handelt de zaak af.' 'Het Bevrijdingsfonds is door de voorlichters van het comité vaak gebruikt als ingang naar het Nederlands publiek. Eerst vraag je mensen om een gift voor een laagdrempelig doel. Geven ze wat, dan benader je ze met een meer politieke boodschap.' De Anjerrevolutie van 1974 in Portugal komt voor de MPLA in Angola op een ongelegen moment. De MPLA is intern verdeeld, het onderling wantrouwen groot. Vanwege zijn olie en andere grondstoffen en vanwege de honderdduizenden kolonisten is Angola Portugals belangrijkste kolonie. Zelfs de sociaal-democraat Mario Soares, later premier en president van Portugal, weet niet wat hij met Angola aan wil: geheel loslaten of een band aanhouden. De situatie in de hoofdstad Luanda is chaotisch. Kolonisten willen weg. Ze saboteren het nieuwe bewind door hun tractoren en vrachtauto's in zee te rijden en fabrieken onklaar te maken. Portugals koloniale leger en politie zijn nog steeds de baas. De eenheden van de MPLA in de omringende landen durven nog niet over land naar
Luanda op te trekken. In april 1975, nog voor de onafhankelijkheid, barst de burgeroorlog los tussen de verschillende anti-koloniale bewegingen. Het Zuidafikaanse apartheidsbewind en president Mobutu Sese Seko van Zaïre, die niets moeten hebben van Agosthinho Neto en zijn radicale MPLA, kiezen partij. Vanuit het noorden valt Zaïre met het FNLA Angola binnen. Het Zuidafrikaanse leger en Unita rukken vanuit het zuiden op naar Luanda. Paul Staal, nog steeds de reizende ambassadeur van het comité, wordt door de MPLA benaderd om naar de hoofdstad te reizen. De meeste inwoners zijn op de hand van de MPLA. Het grootste deel van de binnenlandse MPLA-leiders zit nog in de gevangenis. Paul Staal reist regelmatig van Kongo-Brazzaville of Zambia, waar de buitenlandse leiding van de MPLA verblijft, naar Luanda. De informatie die Staal over en weer brengt heeft betrekking op concrete plannen om de bevolking van de Angolese hoofdstad te organiseren. Hij onderzoekt welke Portugese bestuurders en militairen met de MPLA sympathiseren. Zijn in de jaren daarvoor in Lissabon opgebouwde contacten met Portugezen komen daarbij goed van pas. Hij vindt een kanaal om geld uit het buitenland naar de MILA in Luanda door te sluizen. De MPLA vraagt hem in Europa meer bekendheid te geven aan de terreur van de blanke kolonisten tegen de zwarte bevolking na de ommczwaai in Portugal van 25 april 1974. Als blanke Portugezen in Luanda in het wilde weg met hagel schieten en er gewonden vallen, smokkelt Staal röntgenfoto's het land uit en toont ze op een persconferentie in Lissabon aan een groep ongelovige journalisten. Op verzoek van de MPL.A, die dan het gebied rond Luanda in handen probeert te krijgen, zoekt het comité in Europa tweedehands landingsvaartuigen en kleinere transportvliegtuigen. Op kosten van de Angolezen schaft het een Dakota Dc 3 aan. Dat materiaal is nodig om de eenheden uit de omringende landen snel en veilig naar de hoofdstad te kunnen overbrengen. Bij Philips bestelt het comité een nieuwe verlichting voor het militair vliegveld bij de hoofdstad. Als Cubaanse troepen net op tijd de MPLA te hulp schieten en de Zuidafrikaanse en Zaïrese eenheden twintig, dertig kilometer voor Luanda terugslaan, is het directe gevaar geweken. Zodra de laatste Portugees zich heeft ingescheept, vormt de MPLA de regering van een onafhankelijk Angola. Het comité stuurt een ervaren Britse journalist naar Angola die gedurende drie jaar de MPLA-voorlichtingsafdeling helpt en nieuws doorseint naar de Da Costastraat, vanwaar het verder wordt verspreid. Bovendien start het samen met de Eduardo Mondlane Stichting (EMS) en kerkelijke organisaties in maart 1975 de actie 'Geef om Angola'. Binnen een jaar haalt het een miljoen gulden aan individuele giften op, terwijl organisaties in binnen- en buitenland ook nog eens grote bedragen via het coEen vrachtauto met goederen voor Angola staat gereed om naar Lissabon te rijden mité naar Angola sluizen. Met deze geldinzamelingscampagne zet het comité minister Jan Pronk van Ontwikkelingssamenwerking onder druk de nieuwe MPLA-regering te steunen. Na contact met de Organisatie van Afrikaanse Eenheid zegt de minister toe. Met zijn steun zet het comité een bureau op in
Luanda, dat de Nederlandse hulp coördineert. Het comité stelt alles in het werk om te zorgen dat de van Paul Staal afkomstige informatie over Angola parlementariërs en pers in Nederland bereikt. Omdat er in Angola bijna letterlijk niets te koop is en ook vanwege de omvang van de binnenkomende bedragen worden het Angola Comité en de EMS gedwongen een nieuwe capaciteit te ontwikkelen: massaal en goedkoop inslaan en zorgen dat de spullen op hun bestemming worden afgeleverd. Paul Staal: 'Via een drukker uit het provo-circuit die regelmatig voor ons werkte, leerden we een koopman kennen. Die reisde in een grote Amerikaanse slee stad en land af voor letterlijk alles, ziekenhuisbedden, theelepeltjes, damesondergoed, schoenen of door de toenmalige Bescherming Bevolking afgestoten voedingsbiscuits. Als Jos Holzhaus, want zo heette hij, op kantoor kwam, wist je dat hij weer wat had. En dat gebeurde jarenlang zo.' Holzhaus koopt een half jaar lang zo slim in dat er elke week drie tot de nok gevulde vrachtwagens met aan beide zijkanten groot 'Geef om Angola' geschilderd - richting Lissabon vertrekken. Het comité heeft een stille overeenkomst gesloten met de directeur van de Portugese nationale vliegmaatschappij TAP. Anders dan veel andere hoge Portugezen staat hij aan de kant van de MPLA. De TAP voert dagelijks vluchten uit op Luanda om kolonisten op te halen die daar weg willen. Omdat die vliegtuigen op de heenweg leeg zijn, mag het comité de laadruimte gratis gebruiken. Meestal gaat dat goed, maar een keer loopt dat bijna uit de hand, ervaart Staal in Lissabon: 'Zelfs langs de startbanen van het vliegveld verbleven duizenden terugkerende kolonisten die geen onderdak in Portugal hadden. Die zagen een vrachtauto van het Angola Comité naar een vliegtuig rijden. Ze braken de achterkant open en begonnen in het wilde weg met kazen te gooien.' Staal zet alle zeilen bij om te voorkomen dat deze rel de media haalt, 'want dan was het afgelopen geweest met de gratis transporten'. Door de honderden vluchten wordt Nederland een belangrijk ondersteuner van het vrije Angola. In Luanda ligt veel meer werk voor het comité dan alleen de verzoeken van de M PLA-regering. Niet langer Lissabon, maar Pretoria vormt de bedreiging voor de oud-koloniën. Het apartheidsbewind zint op een waaier van methoden om de nieuwe zwarte staten het bestaan onmogelijk te maken. Het comité heeft in Angola ook contact met het ANC en de SWAPO, die dan bezig zijn een deel van hun buitenlandse bases naar Angola over te plaatsen. Eveneens leert het de Afrikaanse Volksunie van Zimbabwe (ZA PU) van Joshua Nkomo kennen. Via het Frelino ontstaan banden met de Afrikaanse Nationale Unie van Zimbabwe (ZANU) van Robert Mugabe. Omdat het comité bij voorkeur bevrijdingsbewegingen steunt en geen landen in opbouw - 'Die kunnen terecht bij de Eduardo Mondlane Stichting en bij de Nederlandse regering, de Europese Gemeenschap en andere officiële donoren' - nemen de bewegingen in Rhodesië, Zuid-Afrika en Namibië spoedig de plaats in van de anti-Portugese. Voor deze gewijzigde taak richt het comité in 1977 het 'Bevrijdingsfonds van het Komitee Zuidelijk Afrika' op. Het bestuur van het fonds
Oude campagnes Tussen 1961 en 1964 wordt zesduizend gulden opgehaald voor de medische en onderwijsorganisatie CVAAR van de MPLA. Het geld wordt gebruikt voor de honderdduizend Angolese vluchtelingen in Zaïre. Als de MPLA en CVAAR een verbod krijgen om in Zaïre te opereren, houdt de inzameling op. Vanaf 1964 haalt het comité jaarlijks tienduizend gulden op voor het Moçambique Instituut in Tanzania. In 1969 neemt de Eduardo Mondlane Stichting (EMS) die taak over. Eind 1971 voert het samen met de EMS een dekenactie. Plaatselijke groepen halen tachtigduizend dekens op en twee ton aan giften. Daarmee worden twee vrachtauto's gekocht die de MPLA kan inzetten voor het transport van de dekens en andere goederen. Tijdens de boycot van Angolese koffie in 1972 en 1973 wordt ook de Angola Boeken Actie ABC gevoerd. Er wordt zeventigduizend gulden opgehaald. In 1974 wordt samen met de NOVIB een inzamelingsactie gevoerd voor Moçambique. Het jaar daarna volgt 'Geef om Angola', samen met de VARA. In 1976 wordt in samenwerking met Kairos, de wereldwinkels en christelijke jeugdraden onder het motto 'Namibië Vrij. Steun de SWAPO' twee ton binnen gehaald. is identiek aan dat van het comité. Het Bevrijdingsfonds gaat continu geld werven bij particulieren, bij kerkelijke en ontwikkelingsorganisaties in binnen- en buitenland en bij nationale en Europese overheden. In het eerste jaar leveren individuele donaties bijna een miljoen gulden op. Van instellingen komt een bijna even groot bedrag binnen. De meeste hulp gaat naar vluchtelingenkampen die onder leiding van bevrijdingsbewegingen staan. Het fonds laat de precieze bestemming van gelden en goederen aan de bewegingen over. Er zijn ook zogenaamde 'stille' projecten, waarin soms vele miljoenen omgaan. In donateursfolders en latere accountantsrapporten worden die nauwelijks omschreven of aangeduid als vertrouwelijk. Dat is deels omdat de militaire kant ervan vaak niet aan de grote klok mag worden gehangen, deels ook omdat er onder de donateurs nogal wat mensen zijn die een afkeer hebben van geweld. Staal: 'Vooral bij de SWAPO is de behoefte aan veldflessen, dekens, tenten en ambulances groot. In de praktijk zijn dat spullen geweest die zowel door de vluchtelingen als de guerrillastrijders gebruikt konden worden.' Dat is ook het geval met de communicatieapparatuur die hij in 1978 bij een Belgische wapenfabrikant bestelt. 'Zuid-Afrika viel regelmatig SWAPOkampen in Angola aan. De SWAP() had dringend behoefte om daar sneller van op de hoogte te komen en wilde apparatuur die niet door het Zuidafrikaanse leger kon worden afgeluisterd.' Hij regelt een opleiding van zes weken voor de SwAPo-mensen die die apparatuur zullen gaan bedienen. Ondat de firma niet aan bevrijdingsbewegingen mag leveren, komt op (Ie zogenaamde endusers-certificaten 'Angola' te staan, terwijl de SWAPO-leden die voor de opleiding naar Brussel komen, Angolese paspoorten hebben. Staal: 'Die jongens waren nog nooit buiten de bush geweest, hadden nog nooit in een vliegtuig of de tram gezeten. Ze keken hun ogen uit.' Staal introduceert de groep bij het bedrijf en brengt ze onder in een pension.
Door de jaren heen speelt het comité de verschillende bewegingen ook militaire stafkaarten toe. Voor Portugees Afrika koopt het die bij het Cartografisch Instituut in Lissabon, voor Namibië bij Geo Center in West-Duitsland, 'en grenskaarten van Rhodesië ben ik nog in Malawi wezen kopen,' herinnert Staal zich. Het comité gaat zelfs zo ver dat het de militaire leiding van de SWAPo in contact brengt met generaal Von Mevenfeldt, directeur van de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Hij ontwerpt een vijftien pagina's tellend speciaal strategieplan met omsingelings- en aanvalstactieken voor de guerrillastrijd tegen Zuid-Afrika in Namibië. Ook voor het ANC doet het comité aankopen zoals stafkaarten, infrarood-videocamera's en diepzeeduikapparatuur. 'Al die apparatuur en opleiding hebben ons honderdduizenden guldens gekost. Het was allemaal geld dat bij het publiek was opgehaald.' Anders dan dit soort materiaal en los van het incidenteel bemiddelen bij de aankoop in Europa van tweedehands spul vragen de bewegingen weinig om wapens. Staal: 'l)e meeste bewegingen vroegen niet om zware wapens in Europa of waar dan ook te kopen. Ze kregen veel van bevriende landen als China, de Sovjet-Unie, Oosteuropese landen en Algerije. Frelimo heeft na de Moçambiquaanse onafhankelijkheid materiaal gegeven dat de Portugezen hadden achtergelaten.' De Frelimo-regering biedt faciliteiten aan de ZANU en boycot het blanke bewind van Jan Smith doordat het de doorvoer van Rhodesische produkten naar zee via de Moçambiquaanse haven van Beira blokkeert. Op zijn beurt helpt het comité in de loop van 1979 de ZANU aan een communicatiesysteem. Het wordt Paul Staal (links) overhandigt een fiets aan Joshua Nkomo (tweede van rechts), de leider van de Zimbabwaanse bevrijdingsbeweging ZAPU. In het midden maakt Karel Roskam radio-opnamen 127 nauwelijks gebruikt, omdat lan Smith in 198o capituleert en instemt met verkiezingen. Dat wordt aanleiding voor een grote actie die zowel ZANu als ZApu bij de verkiezingen moet steunen. Staal: 'Dat is een van de hoogtepunten in fondswerving door het comité geworden.' De twee bewegingen worden gedwarsboomd door het blanke regime. Hun strijders mogen wel terugkeren maar moeten hun auto's en verdere uitrusting aan de grens achterlaten. Blanke bedrijven weigeren elke dienstverlening. Op 30 januari 1980 vertrekt daarom een door het comité gecharterd vliegtuig van Affret Air. Deze nauw met lan Smith gelieerde maatschappij onderhoudt als enige een lijndienst met Schiphol en heeft landingsrechten in de hoofdstad Salisbury. De veertien ton vracht bestaat uit schrijf- en stencilmachines, in Nederland vervaardigde ZANu- en ZAPU-vlaggen, posters en speldjes, megafoons, fietsen, een volledige drukpers en stapels papier. Een deel van de vracht is gefinancierd door de Nederlandse regering. Twee drukkers van de Amsterdamse Raddraaîer vliegen mee. Terugkijkend zegt Staal: 'De Rhodesische douane gaf geen permissie de apparatuur uit te laden. Hun argument was dat het niet voor alle partijen was bedoeld die aan de verkiezingen zouden deelnemen, maar slechts voor twee. Het comité wist bijna zeker dat dit probleem zou ontstaan en wilde met deze daad ook publiciteit uitlokken over de
sabotage door het blanke bewind.' Pas na enkele weken en na de bemoeienis van de parlementariërs Ter Beek (PvdA) en De Boer (CDA) die de verkiezingen komen bijwonen geeft de douane zijn verzet op. Op 16 maart 1984 sluit Moçambique in Nkomati onder zware druk een nietaanvalsverdrag met Zuid-Afrika. Dat leidt tot een volgend 'stil' project van het comité. 'Het was een geweldige nederlaag,' zegt Bosgra nog steeds met pijn in het hart. 'We konden deze zet van Samora Machel niet begrijpen en voelden ons heel even machines die taken voor het Frelimo moesten uitvoeren. Toen we hoorden dat al die ANC'ers, onder wie ook leidende figuren, door dat verdrag van Nkomati hals over kop de Moçambiquaanse hoofdstad Maputo moesten verlaten, charterden we onmiddellijk - kosten twee ton - twee vliegtuigen om hen over te brengen naar Dar es Salaam in Tanzania.' 128 Nieuwe campagnes In Namibië is het aantal verkrachtingen extreem hoog. Door de jarenlange oorlog en onderdrukking is het land onveilig voor vrouwen geworden. De onafhankelijkheid heeft de oorlog beëindigd, maar niet het seksueel geweld. Bovendien is door het systeem van trekarbeid de traditionele bescherming door families van vrouwen weggevallen. Het Bevrijdingsfonds steunt een organisatie van zelfhulpgroepen voor vrouwen tegen seksueel geweld. De onafhankelijke pers heeft het moeilijk in Zuid-Afrika. Een van de weinige Afrikaanstalige progressieve tijdschriften is het Vrye Weekblad. Dat krijgt in 1991 ruim een half miljoen gulden en wordt van de ondergang gered. Van de gemeente Waddinxveen, de werkgroep Amersfoort tegen Apartheid en een scholengemeenschap in Enschede ontvangt het Bevrijdingsfonds geld voor een school in Kalkrand in Namibië. Kinderen van zwarte landarbeiders leren daar een vak. Een groep bejaarden in Groningen zamelt geld in voor bejaarden in Namibië. In Angola zorgt het Bevrijdingsfonds voor de garage van het ANC. Daar vinden onderhoud en reparatie van het wagenpark van de beweging plaats en worden jonge ANC'ers opgeleid tot automonteur. Jarenlang helpen Nederlandse monteurs daar onder zware omstandigheden. Als Zuid-Afrika en de rebellen van Renamo Moçambique blijven destabiliseren, stelt het Bevrijdingsfonds gelden beschikbaar voor waterpompen, ook al is het tot 1990 niet gebruikelijk geld te geven aan onafhankelijke staten. Voor de Namibische bevrijdingsbeweging SWAPO wordt het KZA - en dat houdt het ook buiten de publiciteit - een belangrijk aankoper van vastgoed. Omdat de SWAPo bang is slachtoffer te worden van het Zuidafrikaanse bewind en van blanken die de Namibische economie controleren, bereidt zij haar legale bestaan na de spoedig te verwachten onafhankelijkheid zorgvuldig voor. Een goed geoutilleerde drukkerij in Zambia en garages in Angola moeten naar Namibië worden overgebracht. Het KZA krijgt van 129
Jarenlang kwam een avond in de week een trouwe groep vrijwilligers bijeen die naaimachines repareerde ten behoeve van de bevrijdingsbewegingen. Deze foto is uit augustus 1983 de SWAPO het verzoek de operatie voor te bereiden. Het doet daarvoor een beroep op de Britse filmer Russel Hay om kantoorpanden, woonhuizen, eengarage en een boerderij te kopen. (Britten komen makkelijker aan visa voor dat land dan Nederlanders.) Hay, die Namibië vanaf 1975 bezoekt, kan daarvoor beschikken over miljoenen guldens die door de SWAPO zijn ondergebracht bij de Hollandsche Koopmansbank in de zogenaamde Amsterdam Development Trust. Deze Trust is door de bank aan het comité ter beschikking gesteld. Na de onafhankelijkheid in i99o wordt Hay directeur van Kalahari Holdings, dat alle onroerend goed van de SWAPO beheert. Net als bij de onafhankelijkheid van Angola, Moçambique en Zimbabwe krijgt het comité de verantwoordelijkheid voor de coördinatie van alle steun van de Westeuropese anti-apartheidsgroepen aan Namibië. De grote financiële verantwoordelijkheden van het comité hebben na de oprichting van het Bevrijdingsfonds in 1977 geleid tot ingrijpende organisatorische wijzigingen. De besteding van fondsen wordt de eerste jaren gekenmerkt door onvoorwaardelijke steun aan de bevrijdingsbewegingen, pragmatisme, uiterst korte lijnen voor besluitvorming en onmiddellijk reageren op dringen130 de behoeften van de bewegingen aan bulkgoederen. In een wekelijks stafoverleg wordt bekeken of er voldoende geld is om aan verzoeken om geld te voldoen. De verslagen zijn summier. Als er rapportage over een project is, is die vaak afkomstig van een medewerker van het fonds die het heeft bezocht. Deze tolerante houding is gedeeltelijk een gevolg van het breed geformuleerde doel van het fonds: de bevrijding van Zuidelijk Afrika. Voor meer theoretische discussies over doelgroepen, korte- en lange-termijneffecten van hulp of overdraagbaarheid aan de doelgroep is met mondjesmaat tijd. Het beheren van aanzienlijke fondsen van medefinancieringsorganisaties en de Nederlandse en Europese overheid vereisen dat de besteding ervan beter wordt verantwoord. De spontane jaren zijn voorbij. Nieuwe medewerkers bij de afdeling fondswerving zijn voorstander van professionalisering. Adri Nieuwhof, die tot i99o bij het Bevrijdingsfonds werkt, ziet rond 1979 een breuk ontstaan in het financieel-administratieve beleid. Na fikse interne ruzies en het vertrek van een enkele medewerker besluit het comité tot externe controle. In 1983 leidt dat tot de opdracht aan een accountantsbureau de jaarstukken na te kijken. Nieuwhof: 'Dat was noodzakelijk naar de particulieren en instellingen die ons geld gaven, en ook ter bescherming van de eigen medewerkers. Nee, er zijn bij mijn weten absoluut nooit dingen misgegaan, maar er was onvoldoende overzicht op de bestedingen.' De nieuwe medewerkers van het Bevrijdingsfonds kijken meer dan voorheen of een aanvrage van een bevrijdingsbeweging geschikt is voor een campagne in Nederland. Als Nieuwhof in 1978 bij het fonds gaat werken, loopt de Namibiëactie voor ambulances. Nieuwhof: 'Dat was op uitdrukkelijk verzoek van de
SWAPO, maar ook omdat daarop makkelijk campagnes kunnen worden gevoerd.' In Namibië en Zuid-Afrika begint het fonds bovendien eigen contacten te leggen en zelf projecten te zoeken. Volgens Nieuwhofs collega Corrie Roeper, van 1985 tot 199i werkzaam bij het fonds, gebeurt dat mede 'omdat het comité vond dat alléén de gewapende strijd geen oplossing kan bieden voor de twee landen. Hoewel de bewegingen mochten besluiten over bestedingen,' schrijft Roeper in een persoonlijke terugblik, 'probeerde het Bevrijdingsfonds wel eigen ruimte en beleid te ontwikkelen.' De oprichting in 1983 van het United Democratic Front (uDF), een brede, legale en niet-racistische oppositiebeweging, vergemakkelijkt die ontwikkeling. De omzet van het fonds neemt tot 1989 snel toe. Bedragen de giften van particulieren, organisaties en overheden in 1986 bijna 3,5 miljoen gulden, in 1989 ligt dat bedrag ver boven de io miljoen. Daarna loopt het terug. In 1994 komt er ruim 4,5 miljoen gulden binnen, in 1995 3 miljoen gulden. Een regelmatig terugkerend discussiepunt binnen het fonds is of het zich moet concentreren op structurele ontwikkelingsprojecten of op noodhulp en op projecten die heel erg aanspreken. Als in 199o duidelijk wordt dat de apartheid op termijn gaat verdwijnen, willen de medewerkers van het fonds bijdragen aan echte ontwikkelingsprojecten. De in 1983 met steun aan het UDF ingezette lijn om niet langer alleen bevrijdingsbewegingen te steunen wordt daarmee versterkt. Nieuwhof: 'Wij hadden er de kennis en ervaring voor en een netwerk dat van Zuid-Afrika tot binnen de Europese Unie reikte. Voorwaarden voor het welslagen daarvan waren een verdere professionalisering en beter betaalde medewerkers die zich voor langere tijd binden. Vooral de actieen voorlichtingsafdelingen van het comité waren daartegen.' Nieuwhof, Roeper en anderen gaan weg bij het fonds. Nieuwhof. 'Het deed ons pijn. Vanwege zijn dynamische en informele karakter is het Bevrijdingsfonds veel soepeler en bereikbaarder dan veel andere hulporganisaties. Maar we waren ook nuchter en hebben het werk goed afgerond.' Coäperan tenp rogram ma Een verhaal apart vormt het onder het Bevrijdingsfonds vallende Coöperantenprogramma in Zimbabwe. Vanaf 1975 geeft het comité financiële en politiek steun aan de bevrijdingsbewegingen ZANU en ZAPU. De ZANU krijgt als grootste beweging ook het grootste deel van de fondsen. Twee jaar na de onafhankelijkheid ontvangt het Bevrijdingsfonds een verzoek van de Zimbabwaanse overheid om leerkrachten voor het middelbaar en hoger onderwijs. Er is een groot tekort, terwijl er wel veel scholen zijn geEen Brussels kantoor Als duidelijk wordt dat de Europese Gemeenschap niet bereid is sanctiemaatregelen te nemen, maar wel geld wil geven aan niet-gouvernementele instellingen in Zuid-Afrika en Namibië, begint het comité een intensieve lobby ten gunste van het United Democratic Fund en daarmee verwante projecten. Daarbij spelen aan Zuidafrikaanse kant dominee Christian Beyers Naudé en aan Nederlandse kant Paul Staal een cruciale rol. Staal anno 1996: 'We roken geld. Maar het werd een heel getouwtrek, want de Europese Commissie wilde
maximale greep houden op de besteding ervan en het meeste geld via kerken naar Zuid-Afrika en Namibië sturen. Wij wilden voorkomen dat de subsidies in handen kwamen van mensen als Gatsha Buthelezi en zijn Inkatha-beweging.' Bij delen van het politieke establishment in Europa bestaat een even heimelijke afkeer van het communistisch geachte ANC als voorkeur voor Buthelezi's Inkatha. Buthelezi is persoonlijk bevriend met de Britse eerste minister Margareth Thatcher en de Westduitse bondskanselier Helmut Kohl. Het comité speelt het met zijn Zuidafrikaanse counterparts zo, dat de laatste een zodanige gedragscode opzetten voor de besteding van de gelden dat Inkatha geen kans maakt. Dan brengen zij de Westeuropese niet-gouvernementele organisaties ertoe die code over te nemen en die confronteren de Europese Unie er weer mee. Staal: 'Het was een lang onderhandelingsproces, maar dat spel is cruciaal gebleken.' Er zijn in Zuid-Afrika beproefde kanalen waarlangs het geld gesluisd kan worden, het ene via de Zuidafrikaanse Raad van Kerken, het andere via de Bisschoppenconferentie. Staal: 'Daarnaast moest er een kanaal komen dat aanvaardbaar was voor seculiere organisaties in Zuidelijk Afrika én Europa. Daarvoor is toen in Zuid-Afrika de Kagiso Trust in het leven geroepen, terwijl Europese organisaties als OxfamEngeland en -België, de NOVIB en HIVOS zich verenigden in het SA/NAM.' Via het SA/NAM, waar Staal directeur wordt en dat aanvankelijk in Amsterdam, maar later in Brussel kantoor houdt, gaan tientallen miljoenen ecu's naar projecten in Zuid-Afrika en Namibië, die gelieerd zijn aan het UDF of de SWAPO. bouwd en alle jongeren inmiddels een leerrecht hebben. Zimbabwe hoopt dat het Bevrijdingsfonds van het KZA mensen kan 'selecteren wier politiek engagement hen motiveert de wederopbouw van het land te steunen'. Het verzoek leidt tot intense discussies binnen het comité. Argument tegen is dat het comité niet vertrouwd is met steun aan de opbouw van een land. Argumenten vóór zijn dat de aanwezigheid van eigen mensen in Zimbabwe een garantie is voor goede informatie uit dat land. Bovendien heeft Namibië, wanneer het onafhankelijk is, wellicht ook coöperanten nodig en kan een ervaring in Zimbabwe daarbij helpen. Besloten wordt op het verzoek in te gaan. Daarmee is het Coöperantenprogramma geboren. 'Daarmee werd binnen het Bevrijdingsfonds de weg van het ontwikkelingswerk ingeslagen,' analyseert Carla Schuddeboom, van 1986 tot i99o verantwoordelijk voor de uitzendingen, 'een lijn die vandaag de dag nog wordt voortgezet.' Eind 1987 zitten er 39 KZA'ers, twee jaar later zijn er 52 coöperanten, van wie 31 in het middelbaar onderwijs. De contractanten komen in dienst van de Zimbabwaanse overheid en vallen in de zogenaamde suppletieregeling van de vereniging Personele Samenwerking met Ontwikkelingslanden (pso), een samenwerkingsverband van een dertigtal particuliere organisaties in Nederland die personeel inzetten in de Derde Wereld. Daardoor hoeft het Coöperantenprogramma geen beroep te doen op het Bevrijdingsfonds. In de loop der jaren komen de KZA-coöperanten steeds meer terecht in het technisch en beroepsonderwijs. Bovendien worden er mensen te werk gesteld in de gezondheidssector, waar gebrek is aan artsen, fysio- en ergotherapeuten en verpleegkundigen. Als concentratieregio kiezen zij Matabeleland, omdat de uit Mashonaland afkomstige Mugabe daar minder
aandacht voor lijkt te hebben. Volgens drie evaluaties van de afgelopen jaren is de Zimbabwaanse regering steeds erg tevreden geweest over de kwaliteit, inzet en creativiteit van de coöperanten. Een in de evaluaties genoemde beperking van het programma is dat de ingezette KZA'ers alleen maar vacatures vervullen en in mindere mate betrokken zijn bij de opleiding van lokale docenten. Bij de coöperanten in de medische sector ligt dat anders en helpt het werk wel mee aan self-reliance, of zelfredzaamheid. Maar die activiteiten lopen snel terug, omdat het land er geen geld meer in wil steken. Reiny van Twillert-Kok is tot 199o in Harare werkzaam als docente mode en textiel. Haar man Klaas geeft informatica. Mevrouw van Twillert verwerpt die kritiek nog steeds: 'Er wàren lerarenopleidingen, dat was niet het grootste probleem. Het ministerie vroeg zelf om mensen die gewone vacatures op konden vullen. Nu verandert dat, omdat het land inmiddels veel goede leerkrachten heeft opgeleid.' De autoriteiten in Zimbabwe en het comité werken aan een nieuw programma, waarbij de leraren het onderwijs meer afstemmen op de behoeften van bedrijven, die werk voor scholieren hebben. Facts and Reports Wat in 1970 begon als poging om de mediastilte rond de koloniale oorlogen van Portugal in Afrika te doorbreken is het langstlopende project van het Komitee Zuidelijk Afrika geworden. Zo'n zeshonderd 'international press cuttings on Southern Africa' uit bladen, die de redactie de eerste jaren mocht weghalen bij Vrij Nederland, bieden gedurende een kwart eeuw het beste, tweewekelijkse persoverzicht over die regio. Met vijftigduizend gulden van de Wereldraad van Kerken en giften van Scandinavische regeringen komt het blad van de grond. Bevrijdingsbewegingen, journalisten, wetenschappers, actievoerders en politici over de hele wereld abonneren zich. De oplage stijgt naar duizend exemplaren. De lezers krijgen nieuws uit Angola, Moçambique, Namibië, Zuid-Afrika, Zimbabwe en andere landen in de regio. De redactie heeft ook zelf nieuws gecreëerd. Zo vindt zij een klein bericht dat de Angolese FNLA-leider Holden Roberto een zwager is van de Zaïrese president Mobutu Sese Seko. Dat moet naar buiten om duidelijk te maken waarom de verhouding tussen de MPLA en Zaïre zo slecht is. Het krijgt vervolgens een plek op de voorpagina van Facts en Reports. Dat wordt overgenomen door andere kranten. Op 1 januari 1996 is de produktie van Facts and Reports overgenomen door het Media Institute of Southern Africa in Namibië. Reiny en Klaas van Twillert-Kok, beiden afkomstig uit Spakenburg en van onverdacht gereformeerde huize, hebben in Zimbabwe meer gedaan dan lesgeven. Het kost aanvankelijk nogal moeite hen voor het eerst over hun geheime activiteiten voor het ANC aan de praat te krijgen. Reiny: 'Ik wil er geen naam mee maken en mij er niet mee profileren. Tot nu toe zijn die activiteiten geheim gebleven. Het KZA had er geen weet van, maar verdient wel de eer, omdat het als het ware wel de ambiance bood waarin ze konden plaatsvinden.' De Van Twillerts maken in 1987 beiden deel uit van de beleidsgroep van het Coöperantenprogramma, als zij besluiten naar Zimbabwe te gaan. Klaas: 'Binnen
een week na onze aankomst werden we benaderd door een contact van het ANC. We kregen meteen de vraag voorgeschoteld of wij bijzondere taken wilden verrichten.' Het gaat om het vervoer van wapens naar Botswana of Zuid-Afrika, de recrutering van andere coöperanten voor dergelijke taken, het beschikbaar stellen van hun huis voor ondergronds werkende ANc-leden en het doorgeven van gecodeerde boodschappen. Reiny: 'Ik voelde me volledig overvallen.' Er volgen diepgaande gesprekken met ANCleden over de perspectieven in Zuid-Afrika en het werk dat moet worden gedaan. Klaas zal alleen op Botswana gaan rijden 'Zuid-Afrika vonden we een te groot risico. De arrestatie van Klaas de Jonge in 1985 speelde een rol, en het feit dat wij kinderen hadden.' - en Reiny zal de smoezen verzinnen om zijn afwezigheid te verklaren. De andere taken doen ze tezamen. De auto van de Van Twillerts wordt weggehaald en op een geheime plek krijgt die een dubbele bodem. Hun sociale leven verandert ingrijpend. Reiny: 'We moesten ons neutraal opstellen en mochten bijvoorbeeld niet ons gezicht laten zien op ANc-bijeenkomsten in Harare of in gezelschap verschijnen van Zuidafrikanen van wie publiekelijk bekend was dat zij tot de hogere ANcechelons behoorden. Dat was moeilijk, want in Amsterdam waren we openlijk politiek actief geweest. Andere KZA'ers kwamen vaak naar ons toe.' Op 7 april 1988 laden ANC'ers de wagen voor het eerst. Klaas: 'Faisal, de commandant van Umkhonto we Sizwe in Zimbabwe, had wel verteld dat het wapens waren, maar niet welke. Pas veel later legden zij uit hoe die dubbele bodem open en dicht ging. 136 Als je de stoelen achterin weghaalde, kwamen er bouten bloot die je moest losmaken.' De volgende dag vertrekt Klaas richting Bulawayo, bijna 45o kilometer verderop. 'Meestal kan ik goed kaart lezen, maar die dag reed ik in Bulawayo per abuis richting Victoria Falls in plaats van Plumtree, de grensovergang naar Botswana.' De controle bij de grens valt mee. 'Als ik in Zimbabwe zou worden betrapt, zou ik de naam van de ANc-vertegenwoordiger noemen. Er bestond een afspraak tussen de gewapende vleugel van het ANC en de Zimbabwaanse inlichtingendienst om dit soort transporten te dulden. In Botswana zou ik kwetsbaarder zijn. Anders dan in Zimbabwe was de controle bij wegversperringen er strenger. In het slechtste geval zou ik een proces krijgen en worden uitgewezen als ongewenste vreemdeling.' Van Plumtree rijdt Klaas het vlakke en dorre Botswana binnen. Na Francistown is het nog 430 kilometer naar Gaborone. Het is een kaarsrechte weg. Klaas arriveert op tijd op de afgesproken plaats in de Botswaanse hoofdstad - 'meestal in de buurt van een benzinepomp of de hoek van een straat' - en een ANCer neemt de auto van hem over om hem leeg te maken. Klaas maakt een afspraak over tijd en plaats om de auto weer in ontvangst te nemen. 'Die eerste keer was spannend, omdat die auto maar niet terugkwam. Later bleek dat er problemen waren geweest bij het uitladen.' Bladerend door zijn paspoort telt hij dat jaar vijf ritten. Reiny: 'Nee, ik ben nooit bang geweest dat hij niet terug zou keren. Het was goed voorbereid. De veiligheidsmaatregelen waren degelijk.'
Intussen proberen de twee meer coöperanten bij het geheime werk te betrekken. De eerste poging wordt een volslagen mislukking. Reiny: 'Van de twee personen die wij benaderden, antwoordde de een dat hij al iets geheims voor het ANC deed. Hoewel wij ook de tweede uitdrukkelijk hadden gevraagd om, wat het besluit ook zou zijn, er met niemand over te praten, keerde die tweede zich naar de eerste en vertelde in geuren en kleuren over ons verzoek.' Reiny en Klaas kijken goed rond op feestjes en nodigen mensen bij hen thuis uit, steeds het nuttige met het aangename verenigend. Reiny: 'Ik voelde me weleens slecht over al die vragen aan gasten over het ANC, over Inkatha, enzovoort. Wij zaten eigenlijk altijd met een dubbele agenda maar mochten dat 137 aan niemand vertellen.' Een van de coöperanten die zij benaderen werkt in de medische sector. Hij lijkt erg geschikt en er mag een ANC'er bij hem langskomen om het werk toe te lichten. 'Als Klaas hem later ontmoet, klaagt hij dat er niemand is langs geweest. Klaas: 'Dat betekent niet per sé dat hij niets voor het ANC is gaan doen. Het kan ook zijn dat hij bij een andere ondergrondse ANC-cel is ingedeeld en met ons nergens over mag praten.' Door een toeval komen we hem eind 1995 op het spoor in Nederland. 'Ze zijn wel geweest van het ANC,' vertelt hij nu, 'maar ik heb niet toegestemd, om mijn gezin te beschermen. Ik werd echter geacht daar niet over te praten.' In hun gesprekken met het ANC in Zimbabwe bepleiten ze dat de ANcvertegenwoordiger in Amsterdam iemand binnen het KZA zoekt die al in Nederland kan kijken wie van de coöperanten geschikt is voor geheim werk. Uiteindelijk valt de keuze op Carla Schuddeboom. Als ANC-vertegenwoordiger Sanjay Kumar haar benadert, stemt zij toe. Carla Schuddeboom: 'Bij sollicitaties speelde geschiktheid voor dat geheime werk geen enkele rol. Wel bekeek ik of kandidaten open stonden voor het ANC, en suggereerde hen dan contact met de ANC-vertegenwoordiger in Harare op te nemen. Ja, ik heb weleens geaarzeld. Ik wist toch niet precies wat hen boven het hoofd hing. Achteraf zeg ik: het is prima geweest.' Op een reis naar Zimbabwe ontmoet zij Klaas en Reiny. Reiny: 'Wij deden toen al erg lang geheim werk, maar Carla wist dat niet. Omdat wij van haar gesprek met het ANC in Amsterdam afwisten, namen we haar in vertrouwen en spraken we af dat zij ons zou tippen voor goede kandidaten.' Zeer waarschijnlijk was Carla Schuddeboom de enige in Amsterdam die van deze geheime activiteiten wist. Trineke Weijdema: 'Nee. Wij wisten niets. Nou ja, wij hadden soms wel een vermoeden, maar wilden er niets over horen.' Sietse Bosgra: 'Er moest zo min mogelijk over worden gepraat, dat voelde je aan met je tenen.' Trineke Weijdema: 'Als het ANC iets wilde, moest je niet te veel vragen stellen.' Intussen leidt het groeiende vertrouwen tussen het ANC en de Van Twillerts ertoe dat er in een leegstaand bediendenhuisje op hun erf drie kisten worden geplaatst, waarin wapens kunnen worden bewaard. Ook andere koeriers halen daar voortaan hun lading op. Om zo min mogelijk op te vallen gebeurt dat altijd 's nachts. Reiny: 'We wisten altijd wel als er iemand kwam. Dan hoorden we ineens een auto op het
erf en keken of het de persoon in kwestie was. Zo ja, dan lieten we hem verder zijn gang gaan.' Klaas mag zijn auto voortaan zelf laden. Hij krijgt instructies over wat ermee moet. Bovendien wordt in Bulawayo iemand gerecruteerd die daar de lading van Klaas overneemt en verder vervoert richting Botswana en Zuid-Afrika. Vanaf dat moment wordt het wapenvervoer soms een gezinsuitstapje. Reiny: 'Onze auto was niet zo goed meer. Eén keer sloeg hij elke tien kilometer af. Als de weg dan heuvelopwaarts ging, moesten we de auto flink duwen. Achteraf gezien heb ik dat onze spannendste rit gevonden.' Klaas: 'Omdat controles in Zimbabwe vrijwel volledig waren verdwenen, gingen we meer risico's nemen. In onze auto zaten van die zijpanelen, die je makkelijk kunt verwijderen. Daarachter legden we dan mijnen en granaten. We maakten de ruimten helemaal vol, zodat met één vracht een hele kist in het bediendenhuisje leeg kwam.' Reiny en Klaas zijn een spin in een web geweest. Hoe groot het web was, weten zij niet 'en hoorden we ook niet te weten'. Ze kunnen ook achteraf niet aangeven hoevéél coöperanten naast hun gewone werk klussen voor het ANC klaarden. Ook Carla Schuddeboom kan geen helderheid brengen in dit best bewaarde geheim. Een keer moest Klaas een Canadese vrouw te hulp schieten, die autopech had. Zij vervoerde ook spullen voor het Zuidafrikaanse verzet. Kennelijk schakelde het ANC ook mensen met een andere nationaliteit in. Het is niet uitgesloten dat ontwikkelingswerkers uit de Scandinavische landen eveneens bij dergelijke operaties hielpen. Zowel het Bevrijdingsfonds als het Coöperantenprogramma hebben ondanks hun succes moeten vechten voor hun plek binnen het KZA, dat vooral een actiegroep is gebleven. Corrie Roeper: 'Het fonds is door de voorlichters van het comité vaak gebruikt als ingang naar het Nederlands publiek. Eerst vraag je mensen om een gift voor een laagdrempelig doel. Geven ze wat, dan benader je ze met een meer politieke boodschap. De rest van het comité probeerde het fonds wat trendy te maken.' Heeft het fonds een toekomst? Roeper zegt geen vlammend pleidooi te kunnen 139 houden voor het voortbestaan. Nieuwhof ziet dat anders: 'Het is het Medisch Comité Nederland-Vietnam ook gelukt, terwijl hun achterban ook ouder is geworden. Waarom zou het bij ons dan niet gaan?' Volgens de Van Twillerts heeft het Coöperantenprogramma vaak als een vijfde rad aan de wagen gehangen. 'De meesten zien ons als coöperanten en niet als KzA'ers. Wij zien onszelf als lid van het KZA. Het programma was en is een parel, waar de rest van het comité geen oog voor had. Toch werkten de meeste coöperanten keihard en deden zij allerlei extra activiteiten op eigen initiatief.' 140 Vrienden, ja, kameraden, dat nooit! Samenwerking met andere groepen 1971-1996 'Elk jaar werd er één zondagmiddagbijeenkomst aan hem besteed. De voorzitter had een dikke ordner met allerlei paranoïde hele en halve waarheden. Hij was ontzettend fel op mensen die het niet voor honderd procent met hem eens
waren. Hotel Trópico in het centrum van Luanda is in 1976 de enige plek in Angola waar de veiligheid van buitenlanders is gegarandeerd. Veel vertegenwoordigers van bevrijdingsbewegingen uit Rhodesië, Zuid-Afrika en Namibië vinden er onderdak. Kort na de viering van de eerste verjaardag van de onafhankelijkheid krijgen Sietse Bosgra en Trineke Weijdema een uitnodiging van ANC-voorman en voorzitter van de Zuidafrikaanse Communistische Partij (SACP) Joe Slovo voor een etentje in het Trópico. De latere minister van Volkshuisvesting is dan nog leider van Umkhonto we Sizwe, de gewapende vleugel van de beweging. Hij is nauw bevriend met MPLA-leider Agostinho Neto. Als Bosgra en Weijdema de eetzaal op de eerste etage betreden, treffen ze niet alleen Slovo aan, maar ook negentien andere vooral jonge ANCmannen. Slovo, de enige blanke onder hen, zit aan het hoofd van een lange tafel, Weijdema en Bosgra krijgen helemaal aan de andere kant een plaats. De gastheer stelt iedereen voor en voert verder als enige namens het ANC het woord. De twee Nederlanders krijgen anderhalf á twee uur lang een spervuur van vragen over zich heen. In eerste instantie lijken de vragen onschuldig. Hoe lang bestaat het comité? Hoe groot is het? Wat heeft het tot nu toe gedaan? Later worden ze politieker van aard. Waar staan jullie politiek voor? Wat voor soort contacten hebben jullie? Waarom heeft het comité van die exclusieve contacten met het Frelimo? Waarom is het als enige Nederlandse organisatie uitgenodigd bij Angola's onafhankelijkheidsherdenking? Wat zijn de verschillen in doel en werkwijze met de AABN? Wat is jullie verhouding met het Pan-Africanist Congress? Wat doen jullie De inval van Zuidafrikaanse troepen in Angola leidt tot verontwaardiging in Nederland. Op 29 augustus 1981 vindt in Amsterdam een grote demonstratie plaats voor de SWAPO? Bosgra noemt het nu een 'verhoor, een heel gekke situatie. Nee, we kregen geen enkele reactie van hun kant. Zij stelden de vragen en wij gaven de antwoorden. Het was duidelijk dat ze gedetailleerde informatie over ons uit Nederland hadden ontvangen.' Weijdema voelde zich overdonderd: 'We waren hier volstrekt niet op voorbereid. In feite was het comité nog nauwelijks met Zuid-Afrika bezig. Het richtte zich vooral op Angola. De problemen daar eisten al onze aandacht op.' Het afscheid is formeel. 'Er werd niet eens "tot ziens" gezegd,' herinnert Weijdema zich. Bosgra liet zich minder raken, vertelt hij nu: 'Ik was het hele incident met dat etentje vergeten, totdat ik in 1994 een stukje moest schrijven naar aanleiding van de dood van Slovo. Toen pas kon ik het plaatsen. In 1976 leek het een op zichzelf staand incident. Nu achteraf zie je dat het ergens in paste.' Wantrouwen heeft de relatie tussen de actievoerders aan de Da Costastraat en sommige individuen en stromingen binnen bevrijdingsbewegingen als het ANC of de MPLA soms nadelig beïnvloed. Wantrouwen heeft ook vaak een smet gelegd op de contacten met sommige andere Zuidelijk-Afrikagroepen in Nederland. Het comité praat er niet graag over. Als je verschillen 142
en tegenstellingen gaat benadrukken, wek je de indruk dat er alleen maar problemen waren,' betoogt Bosgra. 'Dat gesprek met Slovo en irritaties naar andere groepen in Nederland zijn ribbels uit een tijd van keihard doorwerken en veel actie voeren. Die mogen niet onder het vergrootglas komen. De zaak waar het ANC voor stond was een juiste, en dus steunden we die. Dat incident met Slovo heeft nooit demotiverend gewerkt.' Ook de AABN vindt dat de verschillen in de publiciteit te veel aandacht hebben gekregen. Voormalig AABN-coördinator en huidig directeur van het Instituut voor Zuidelijk Afrika Peter Hermes: 'De strijd tussen die twee kwam altijd te veel op de voorgrond. Dat er ook veel is samengewerkt, wordt vergeten.' Toch is er te veel gebeurd om het weg te kunnen laten en blijft de vraag bestaan waar dat wederzijds gebrek aan vertrouwen vandaan komt. De spanningen tussen het KZA en de AABN beginnen in 1974 en worden heviger naarmate het KZA zich meer met Zuid-Afrika gaat bezighouden. Vóór die tijd ondervindt het vooral last van het Medisch Komitee Angola (MKA). 'We hebben altijd gedacht dat het MKA vanuit CPN-kringen is opgezet,' zegt Trineke Weijdema, 'omdat het Angola Comité politiek ongebonden wilde blijven en te veel succes had.' Paul Staal, voor het Angola Comité lange tijd de contactman met de bevrijdingsbewegingen, heeft ook last gehad van het MKA. 'Ik ben zwart gemaakt, vooral bij de MPLA. Het MKA, en vooral voorzitter Henk Odink, probeerde mijn vriendschappen met vertegenwoordigers van de bevrijdingsbewegingen kapot te maken. Die sfeer van "we hebben een dossier over je". Zijn suggestie dat ik met Westerse inlichtingendiensten samenwerkte heeft mij ontzettend gekwetst.' In 1970 vormt medicijnenstudent Henk Odink op de zomeruniversiteit in Amsterdam met vijf van de veertig deelnemers een werkgroep die de rol van artsen in ontwikkelingslanden bekijkt. Zij concluderen dat je als arts alleen zinnig kunt werken voor een bevrijdingsbeweging of voor een land, waar gezondheidszorg deel uitmaakt van een totaalpakket ten behoeve van de armen. 'We legden contact met andere medische faculteiten in Nederland,' herinneren Henk Odink en zijn vrouw Trudy Fey zich nu, 'en na een half jaar voorbereiding richtten wij een medische hulporganisatie op. Daarbij waren ook vertegenwoordigers van de verschillende bevrijdingsbewegingen en van solidariteitsgroepen als het Angola Comité bij.' Dat de organisatie zich op Angola gaat richten, is te danken aan een deelnemer die de publicaties van het Angola Comité leest. 'Dat was toen bekend van buitenparlementaire acties zoals het verstoren van NAVO-taptoes.' De meeste leden van het Medisch Komitee Angola (MKA) zijn volgens het echtpaar partijloos. 'We moesten ook niet veel hebben van de bestaande partijen, want die maakten deel uit van het door ons radicaal verworpen systeem.' Het MKA wordt geen onderdeel van het Angola Comité. Odink: 'Het Angola Comité was niet democratisch genoeg. In zijn actie tegen de leverantie van Fokkervliegtuigen aan Portugal stelde het de werknemers van dat bedrijf mede verantwoordelijk voor de Portugese oorlog in Afrika. "Fokker heeft een moordbaan" stond er op de affiches. Wij vonden dat de directie schuldig was aan de leverantie van vliegtuigen voor die oorlog.' Later verschillen de twee comités ook van mening
over Portugal. Als de fascisten daar zijn verdwenen, is het Angola Comité bang dat de Portugezen in het geheel niet zijn voorbereid op de onafhankelijkheid van de koloniën. Door de censuur uit de tijd van Salazar en Caetano zijn zij onvoldoende geïnformeerd. De nieuwe leiders, en zeker generaal De Spinola, willen niets weten van onafhankelijkheid. Om daar wat aan te doen helpt het Angola Comité Luis Moita en António Pereira bij de opzet van een informatie- en documentatiecentrum over Portugees Afrika (cIDAC) in Lissabon. Odink: 'Het MKA beoordeelde dat anders. Toen generaal De Spinola in 1975 was verdreven, was dat gevaar geweken. Wij zagen de Portugese bevolking meer als kanonnevoer in wat wij de NAvo-oorlog in Angola noemden.' Odink en Fey houden vol dat het MIA geen banden had met de CPN of welke partij dan ook. 'Bij de oprichting van het MNKA was geen CPN'er betrokken. Ook nu nog zouden we niet weten of een van ons lid is of was van die partij.' Waarom heeft het MKA dan toch dat aureool? Trudy Fey: 'Zonder dat het onze keuze was, publiceerde het dagblad van de CPN, De Waarheid, onze informaties vaker dan andere kranten. Bovendien bleven wij het MPLA ook na 1975 heel openlijk steunen, toen het marxistisch-leninistisch werd. Dat viel slecht in Nederland, waar het KoudeOorlogsdenken overheerste.' Daarna valt voor het MKA in feite in 144 de media het doek. Met hoeveel verve zij hun terugblik op het verleden ook brengen en hun banden met welke partij dan ook ontkennen, hun soms sjabloonachtige analyse vertoont opvallend veel parallellen met die van veel communisten. Het MKA stuurt ook medisch personeel uit ten behoeve van de bevrijdingsbewegingen in Portugees Afrika. Joop de Jong, die op eigen houtje contact heeft gelegd met het verzet in Moçambique en Guinee-Bissau, vindt een gewillig oor bij de PAIGC. Op hun verzoek - 'Zij wilden er zeker van zijn een politiek betrouwbaar iemand binnen te halen' - sluit hij zich bij het MKA aan. 'Als ik in 1975 terugkeer, ontstaan er fricties met Henk Odink,' vertelt de arts die nu als psychiater werkt. 'Odink was een man die alle eigenschappen bezat van een klassieke vernauwde stalinist.' Geconfronteerd met Odinks ontkenning van zijn banden met communisten, veert De Jong op: 'Dan is hij een aartsleugenaar! Henk Odink was een dictator. Als hij zijn zin niet kon krijgen, dan trommelde hij tien of vijftien communistische vrienden op mensen die de anderen vaak nog nooit hadden gezien - en liet hij het op vergaderingen op een stemming aankomen. Die won hij dan altijd.' De eerste keer dat het tussen het MKA en het Angola Comité tot een openlijke botsing komt is in 1974. In augustus van dat jaar houdt de top van het MPLA een vergadering achter gesloten deuren in Zambia. Onderwerp is de verdeeldheid binnen de beweging. Daniel Chipenda heeft het jaar daarvoor een greep naar de macht gedaan ten koste van Agostinho Neto en heeft eerst zijn eigen MPLAfractie gevormd en zich later bij het FNLA van Holden Roberto aangesloten. De Angolese verzetsbeweging worstelt zo met haar eigen verdeeldheid, dat 'de val van het fascisme in Portugal als een volslagen verrassing' kwam. Op 22 augustus 1974 komt er van de vergadering een verklaring, waarin wordt geklaagd over de
aanwezigheid van buitenlandse journalisten bij deze besloten bijeenkomst. Henk Odink: 'Paul Staal van het comité was daar ook bij. Het was onduidelijk waarom en door wie hij was gevraagd.' Na de conferentie verschijnt in het Angola Bulletin een artikel 'Angola verdeeld en overheerst', waarin de kritiek van een vleugel binnen de MPLA op leider Agostinho Neto wordt verwoord. Hij zou te veel macht naar zich toetrekken. Odink: 'Op zo'n kritiek moment zo'n artikel publiceren is een dolkstoot in de rug. Wij hebben toen voor het eerst openlijk afstand genomen van het Angola Comité.' Dat het Angola Comité voorlopig liever actie voert voor Moçambique dan voor Angola, valt ook slecht bij het MKA. Besprak het MKA de opstelling van het Angola Comité met de MPLA? Terugblikkend zegt Henk Odink: 'We spraken nooit over personen, wel over het Angola Comité.' Dossiers bijhouden deed het MKA dus niet. 'We vertelden zowel over de positieve bijdrage als over de scheve schaatsen, zoals de aanval op Neto en de ongewenste aanwezigheid van het Comité op die conferentie.' Paul Staal, geconfronteerd met deze aanval, heeft zijn agenda van 1974 snel gevonden. 'Op 27 juli 1974 vloog ik naar Lissabon. Op de avond van i augustus kwam ik terug op Schiphol, maar vloog meteen door naar Congo-Brazzaville. Op 9 augustus vloog ik met de KLM - wil je het vluchtnummer ook weten? - door naar Johannesburg, en op 13 augustus was ik weer thuis. Verder ben ik die maand Nederland niet uit geweest.' Hij ontkent dat hij bij die conferentie aanwezig is geweest. 'Ik kan het mij ook volstrekt niet herinneren.' En over de kritiek op MPLA-leider Neto in het Angola Bulletin zegt hij: 'De MPLA was intern verdeeld. Er was veel kritiek op het gebrek aan inzicht in de financiën van de beweging en op ongefundeerde executies. En het verschil tussen het MKA en ons was dat wij dat naar buiten brachten. Daar zit een verschil van opvatting over solidariteit achter.' Odink: 'Wij bespraken dat soort zaken alleen met de bewegingen zelf.' Als Joop de Jong de vraag krijgt voorgelegd of het MKA een dossier bijhield over Paul Staal, bevestigt hij dat: 'Elk jaar werd er één zondagmiddagbijeenkomst van het MKA aan Staal besteed. Odink had een dikke ordner over hem met allerlei paranoïde hele en halve waarheden. Hij was ontzettend fel op mensen die het niet voor honderd procent met hem eens waren. Toen het Angola Comité mij een keer vroeg een pakje voor hem in Luanda te bezorgen, werd ik letterlijk voor renegaat uitgemaakt.' Achteraf vinden Henk Odink en Trudy Fey nog steeds dat ze het concurrerende Angola Comité indertijd correct hebben behandeld. Maar ze staan heel erg alleen. Ook Bart Luirink, langdurig AABN-medewerker en nooit bang om het KZA te bekritiseren, neemt afstand van hen. In het afscheids146 nummer van de Anti-Apartheidskrant schrijft hij dat er volgens Odink iets 'mis' was met het KZA. Luirink en andere nieuwkomers werden geacht Odinks 'van hele en halve geruchten aan elkaar hangende agententheorie' over het KZA op bijeenkomsten lustig door te vertellen. Luirink: 'Dit gedrag vind ik, achteraf gezien, heel erg fout, en er is geen enkele rechtvaardiging voor.'
Omdat het Angola Comité zich vooral bezig houdt met Portugees Afrika en de in 1971 opgerichte AABN meer met Zuid-Afrika, Namibië en Rhodesië zijn er tot de dekolonisatie van Portugees Afrika weinig problemen tussen de twee. In 1974 krijgen de actievoerders aan de Da Costastraat een telefoontje van de AABN, waarin hen wordt meegedeeld dat het Medisch Komitee Angola voortaan kantoor houdt in hetzelfde gebouw als de AABN. Weijdema: 'Dat kwam op een moment dat onze relatie met het M KA op een dieptepunt was. We schrokken behoorlijk.' Na de omschakeling van Angola Comité naar Komitee Zuidelijk Afrika doen de AABN en het vernieuwde comité hun best elkaar niet te veel in de wielen te rijden. Kier Schuringa, vanaf 1974 bij de AABN: 'We probeerden te voorkomen dat plaatselijke ZuidelijkAfrikawerkgroepen tegelijk werden benaderd, en meestal liep dat goed.' De jaarlijkse Zuidelijk-Afrikacongressen organiseren de twee Amsterdamse groepen om en om. Schuringa: 'Toen het Angola Comité Komitee Zuidelijk Afrika werd en zijn territorium aanzienlijk uitbreidde, was onze eerste gedachte: waar bemoeien ze zich mee? Het wekte ongerustheid en wrevel.' Twee factoren spelen een rol. 'We hadden er de pest in om voortaan de redelijk exclusieve contacten met het ANC te moeten delen. Dat gold ook voor de banden met andere bevrijdingsbewegingen en de politieke partijen in Nederland.' Een kwestie van concurrentie dus. 'Anderzijds speelde de tegenstelling tussen CPN'ers en de anti-communistische rest van Nederland een rol.' Daarbij deelt de AABN het KZA in bij de Psl, en PvdA. Als het KZA ernstig overweegt zijn activiteiten voort te zetten voor de gehele regio, neemt het contact op met de drie andere organisaties Kairos, de BOA en de AABN. De eerste twee juichen die uitbreiding toe, het gesprek met de AABN levert niets op. Bosgra: 'De AABN wilde dat we ideologisch op hetzelfde grondvlak kwamen. Dat was voor ons niet aanvaardbaar, omdat wij ons niet aan één politieke partij wilden binden. In die tijd waren er ook problemen bij het Medisch Comité Nederland-Vietnam (MCNV), doordat de CPN'ers in het MCNV niet wilden samenwerken met mensen van de Psp. Daarom trokken zij zich terug.' Volgens Peter Hermes was de AABN niet bereid met Bosgra samen te werken. 'Sietse was uitgesproken anti-communistisch. Hij schilderde de AABN af als een door de CPN gecontroleerde organisatie en deed dat om zijn eigen KZA in de lift te krijgen.' Bosgra: 'Dat verzet tegen mijn persoon is nooit openlijk als argument genoemd. Het werd wel buiten de vergaderingen tegen andere leden van het KZA genoemd.' Het probleem wordt opgelost doordat de twee comités stilzwijgend tot een nieuwe, meer sectorale werkverdeling komen. Het KZA werpt zich in navolging van de Werkgroep Kairos op de oliecampagne, de AABN op de betrokkenheid van Philips bij wapenleveranties. De AABN doet veel naar aanleiding van de scholierenopstand in Soweto en het onderwijs voor zwarten, en dus houdt het KZA zich daarvan afzijdig. Soms geeft de een verbale steun aan campagnes van de ander. De AABN steunt altijd de Shell-boycot, terwijl veel AABN'ers in hun hart weinig zien in dergelijke consumentenacties. Het KZA tekent keurig AABNoproepen voor steun aan politieke gevangenen mee. Waar die scheiding ophoudt, loeren conflicten om de hoek. Dat is het geval bij de samenstelling van het bestuur van de Stichting Sanctiejaar, die tot een zure
briefwisseling leidt. Ook daarvoor en daarna zijn er flinke aanvaringen. Zo komt er in oktober 1975 op initiatief van het KZA een hoge ANc-delegatie naar Nederland. Volgens Schuringa heeft de AABN daar danig de pee over in: 'Wij vroegen het ANc hoe dat zat. De Zuidafrikanen zeiden dat we dat onderling moesten uitzoeken en dwongen ons tot samenwerking, ook al hadden we er geen van beide zin in. Daarop volgden ongelooflijk moeizame onderhandelingen. Uiteindelijk maakten we enkele afspraken. Toen we doorkregen dat Sietse vervolgens apart afspraken ging maken met het ANc-hoofdkwartier in Lusaka het KZA had als enige een telex - knapte er bij ons iets.' Bosgra: 'Een verschil van mening tussen de AABN en ons was het aannemen van hulp van de Nederlandse regering voor het ANC. De AABN wees dat af, omdat zij de Nederlandse rege148 ring, die sancties afwees, geen kans wilde geven goede sier te maken met dergelijke hulp. Wij lieten de beslissing over wel of geen regeringshulp aan het ANC en de SWAPO over.' Bij het bezoek aan Nederland op i6 juni i99o van ANc-leider Nelson Mandela speelt de tegenstelling weer op. De gemeente Amsterdam heeft in het organiserend clubje ook medewerkers van de AABN en het KZA opgenomen. Burgemeester Ed van Thijn gaat ermee akkoord dat de voorzitters van de AABN, het KZA en de Werkgroep Kairos elk het woord zullen voeren op voorwaarde dat hij Mandela op het bordes van de Stadsschouwburg aan het Leidseplein verwelkomt. Mandela laat lang op zich wachten en het duizendkoppig publiek wordt ongeduldig. Voorzitster Connie Braam van de AABN en KZA-leider Sietse Bosgra hebben al gesproken als een gemeentelijke persvoorlichter Bosgra laat weten dat Mandela in het gebouw is. Deze aarzelt geen moment, grijpt de microfoon en vertelt het publiek dat Mandela is gearriveerd. 'Ik dacht, dat zeg ik even tegen het publiek, want die staan al zo lang te wachten.' Volgens toenmalig AABN-coördinator Peter Hermes schond Bosgra daarmee de afspraak en haalde hij zich de woede van Van Thijn op de hals. Van Thijn kan zich herinneren dat er enige frictie was tussen de comités, 'maar het interesseerde mij weinig. Het was een emotioneel moment. Ik wachtte Nelson Mandela en Winnie op in de Marnixstraat. Toen de auto stopte en de portieren opengingen, zei ik niet zonder trots: "Welcome in the anti-apartheid city of Amsterdam!" Mandela's eerste tegenwoord was: "Waar is het toilet?" Winnie moest ook nodig. Ze had een geleende jas aan en we hoorden almaar gegiechel omdat ze die in het toilet niet uit kreeg. Ik heb toen mijn speech maar laten zitten en alleen tegen het publiek gezegd: "Hier zijn zij."' In 1992 is er nog zo'n proeve van Nederlandse kneuterigheid. De ANcvertegenwoordiger in Nederland laat Bosgra weten dat Nelson Mandela tijdens een reis een tussenstop op Schiphol zal maken. Bosgra mag er informeel heen. De twee komen elkaar tegen in de business club van het vliegveld. Bosgra: 'Enkele Amerikaanse reizigers herkenden hem en wilden meteen met hem op de foto.' Bosgra neemt een fotograaf mee, maar licht de pers verder niet in. Dat wil het AN C niet. Bosgra's fotograaf slaagt erin de 149
Sietse Bosgra ontmoet in 1992 Nelson Mandela tijdens een tussenstop op Schiphol foto op de voorpagina van NRC Handelsblad te krijgen. De AABN is woedend. Tekenend is dat zij niet bij de ANC-vertegenwoordiger in Nederland hun beklag doen, maar bij die in Londen, die kennelijk meer op hun lijn zit. De Londense ANC-man schrijft diplomatiek terug dat Mandela's tussenstop publicitair niet had mogen worden uitgebuit. Deze speldeprikken zijn met talloze andere aan te vullen. Ze worden over en weer uitgedeeld. Waarom botst het soms zo? Als de tegenstelling tussen de AABN en het KZA alleen in politieke termen wordt beschreven doet dat de werkelijkheid tekort. Natuurlijk versterken het anti-communisme van sommige leden van het Angola Comité/Komitee Zuidelijk Afrika en het gevoel van sommige CPN'ers binnen de AABN dat de rest van de wereld tegen hen is, elkaar. Natuurlijk botsen de 'bedrijfsculturen' van beide clubs en is het ANC een geliefde, waar beide om vechten. Natuurlijk trappen twee reuzecomités in één stad makkelijk op elkaars tenen, te meer omdat zij zich op dezelfde markt van actievoerders, donateurs en pers in geheel Nederland richten. Persoonlijke tegenstellingen, en dan vooral tussen Sietse Bosgra en AABNvoorzitster Connie Braam, dragen er ook in belangrijke mate toe bij dat de afstand tussen beide groepen groot blijft. Sterke leidersambities, manvrouwtegenstellingen, jaloezie 150 en het ontbreken van een gezaghebbende bemiddelaar die de spanningen tussen de twee neutraliseert, hebben over en weer tot veel frustratie en woede geleid. Het ANC heeft het nooit tot zijn verantwoordelijkheid gerekend iets te doen aan deze binnenlandse vete. Die persoonlijke tegenstellingen hebben in de media vaak veel aandacht gehad. We laten ze hier verder voor wat ze zijn: vaak vervelende en genante affaires voor de direct betrokkenen en smulkoekjes voor wie daar van houdt. De twee comités lopen elkaar doorgaans zo min mogelijk voor de voeten. Ze houden steeds ieder hun eigen toko, eigen contacten met de bevrijdingsbewegingen, eigen campagnes en een eigen achterban. Ze treden allebei graag op de voorgrond en talloze speldeprikken maken deel uit van het onderling verkeer. Tot 1985 voeren ze nooit tegelijk grote acties, al is het alleen maar om geen wrevels te wekken bij subsidiegever NCO. Eind jaren tachtig wil de AABN de mogelijkheid bespreken van samenwerking tussen de fondswervende activiteiten van beide organisaties. Het KZA Bevrijdingsfonds haalt aanzienlijk meer geld op bij het publiek en is ook het kanaal voor veel fondsen van de Nederlandse overheid, particuliere organisaties en de Europese Unie. Het comité voelt er niets voor. KZA-medewerker Jules Kneepkens rapporteert aan zijn collega's: 'De AABN wil in gemeenschap van goederen met het KZA trouwen, het huwelijk zo spoedig mogelijk ontbinden en er dan met de helft van het geld vandoor gaan.' Als Peter Hermes in 1989 bij de AABN komt, wordt er regelmatig gepraat over samenwerken, 'maar de sfeer was
altijd erg kil. Beide groepen zeiden samenwerking na te streven, maar geen van beide wilde echt.' Ook KZA-medewerkster Trineke Weijdema geeft toe 'dat in ieder geval nooit echt geprobeerd is tot een fuîsie te komen. Alleen rond concrete zaken werd samengewerkt.' Gevraagd naar wat het KZA het meest heeft geraakt in het gedrag van de AABN, antwoordt zij: 'Dat was hun impliciete claim de enige echte ANC-groep te zijn.' Net als velen binnen het ANC, voor wie wij op zijn best vrienden waren en nooit kameraden, beschouwde menig AABN'er het KZA als een club met geld. Terugkijkend zijn er een paar momenten waarop het debat tussen beide groepen meer inhoudelijk wordt. De eerste keer speelt dat rond het United Democratic Front (UDF). Na een oproep van de dominee Allan Boesak wordt het UDF in augustus 1983 opgericht. Al voor 1983 zijn er groepen die zich later bij het UDF zullen aansluiten en die steun krijgen van het Bevrijdingsfonds van het KZA. KZA's banden met het UDF en UDFgroepen vallen bij de AABN in slechte aarde. Eind 1986 bepleit de AABN in een brief ('Beste vrienden en vriendinnen') aan het KZA onvoorwaardelijk te kiezen voor het ANC. Voormalig AABN-coördinator Peter Hermes ziet dat nog steeds als 'een politieke inschattingsfout'. Bosgra en Weijdema vinden dat zij destijds goede argumenten hadden banden aan te knopen met het UDF. 'De AABN had vooral goede contacten met ANC'ers in ballingschap. Onder hen waren veel communisten van de sAcI. Wij kregen steeds meer voeling met wat er binnen Zuid Afrika leefde, niet alleen ideologisch maar ook feitelijk.' Het KZA heeft nooit een harde tegenstelling gezien tussen zijn contacten met het ANC en met het U DF. Bosgra: 'Wel hadden wij op het eind steeds minder contact met de ballingen met al hun frustraties, problemen en droogzwemmen. Dat daar ook dood hout bij zat voor de toekomst van het land, hadden we al geleerd van onze ervaringen met Portugese ballingen.' Het bekend worden van de martelingen in SwAPO- en later in ANc-kampen wordt een volgend wrijfpunt. In de tweede helft van 1989 sijpelen er berichten naar buiten over martelingen van sWAPo-leden die ervan werden verdacht infiltranten te zijn. In De Groene Amsterdammer laten KZA-voorman Sietse Bosgra en de Zuidafrikaanse balling David de Beer van de Werkgroep Kairos zich terughoudend uit over deze onthullingen. Beide geven toe dat alles binnen de SWAPO-veiligheidsdienst volledig uit de hand is gelopen, maar zegt Bosgra: '[...j dat het opsporen van infiltranten een heel wezenlijk bestanddeel was van het werk van de sWAPO, daar kan je volkomen achter staan. Ook al zijn daarbij middelen gebruikt die ontoelaatbaar zijn, voor ons in Europa is het wel erg makkelijk om te zeggen: dat had niet mogen gebeuren, want een enorm dilemma is, hoe krijg je de informatie uit mensen.' David de Beer verwijt Groene-redacteur Rudi Boon, die de onthulling doet, in een val te zijn getrapt. Als later ook het ANC wordt beschuldigd van het martelen van eigen leden, nemen het KZA en Kairos weer een voorzichtige houding aan. De AABN doet dat anders. In zijn terugblik in het laatste nummer van de Anti-Apartheidskrant veroordeelt Bart Luirink de collegacomités voor hun slappe opstelling. Volgens
Sietse Bosgra was de opstelling van het comité indertijd bewust: 'Al voor de onthullingen wisten Kairos en wij van die martelingen. Er is toen met de SWAPO over gesproken. SWApo-voorzitter Sam Nujoma was nogal verbolgen over onze kritiek. Het naar buiten brengen van die berichten was echter het werk van de Zuidafrikanen, die daarmee vlak voor de verkiezingen in Namibië de proZuidafrikaanse Democratische Turnhalle Alliantie (DTA) wilden bevoordelen. Wij wilden niet in dat Zuidafrikaanse straatje meelopen. Achteraf zeg ik: als we hadden geweten dat de SWAPO zo'n grote overwinning zou boeken, hadden we luider geprotesteerd.' De bevrijdingsbewegingen zijn blij met de voorzichtige manier waarop het KZA en Kairos er in de publiciteit mee omgaan. De felle kritiek in 1989 van de AABN op de SWAPO, schrijft Luirink, werd 'door sommigen in het ANC als een vorm van verraad aan "de goede zaak" beschouwd'. Sietse Bosgra hielp het ANC volgens hem door een samenvatting van een kritisch artikel uit de AntiApartheidskrant over de martelingen naar de verschillende ANCdepartementen te sturen 'in een poging hen "het verraad der kameraden" onder de aandacht te brengen'. Na de speech van president EW de Klerk van 2 februari 1990 over de afschaffing van de apartheidswetten en het ongedaan maken van het verbod op de Communistische Partij, het ANC en het PAC doet zich een nieuw conflict voor: het voortbestaan van de anti-apartheidsgroepen. De inschatting die de AABN maakt van 'een ingrijpend gewijzigde situatie' leidt bij hen tot het plan zichzelf op te heffen. Het KZA en ook Kairos zijn het daar volstrekt niet mee eens. Een interview in I99o met de progressieve Zuidafrikaanse ambassadeur Alfred Nothnagel in de Anti-Apartheidskrant van de AABN roept bij de andere comités stormen van verzet op. Zolang het ANC een diplomatieke boycot blijft bepleiten, zijn dat soort interviews of het samen verschijnen in het openbaar uit den boze, verwijt het comité zijn concurrent. Een paar maanden later schippert ook Bosgra: 'Ik kwam in een tv-uitzending, waarbij zonder dat ik het van tevoren wist Nothnagel in Witte zwanen, zwarte zwanen Het KZA en andere anti-apartheidsgroepen hebben weinig opgehad met zwarte Zuidafrikanen in Nederland. Dat is de kritiek van Thelma Ravelf-Pinto, een zwarte Zuidafrikaanse literatuurwetenschapster die vanaf 1967 als balling in Nederland woont. 'Nee, we voelden ons niet opgenomen in de Nederlandse actiewereld. Enerzijds was dat raar, omdat we meer wisten dan de Nederlanders die het woord over apartheid voerden. Anderzijds was hun werk ook echt iets Nederlands. De groepen betrokken ons nooit bij de opzet van hun acties, we mochten alleen bij de uitvoering helpen. Soms werden we helemaal buitengesloten, zoals in 1976 bij het door de AABN georganiseerde congres Kunst tegen Apartheid. Toen hebben Vernie February en andere zwarte ballingen enkele Zuidafrikaanse genodigden aangesproken en samen met hen het congres overgenomen. Wat voor mij pijnlijk is geweest, is dat het KZA, de AABN en Kairos wel blanken opnamen, maar nooit zwarten. Dat moet één keer worden gezegd. Gevluchte blanken werden meteen opgenomen, zwarten niet. David de Beer en Horst Kleinschmidt vonden onderdak bij Kairos. Berend Schuitema werd
zelfs de leider van de AABN. Gerald Kraak kon terecht bij het KZA. Wij zwarten kwamen hier aan met een bagage waar de comités niet aan wilden. Zwarten waren soms gemarteld, blanken niet. Als wij betrokken waren geweest bij de opzet van campagnes, hadden we Nederland meer geconfronteerd met de ervaringen en gevoelens van zwarten. Nu werden die altijd weggewerkt. Alles moest zakelijk gaan en pragmatisch zijn. Wij zouden confronterender naar de Nederlandse regering en politieke partijen zijn geweest. Nederland heeft op zichzelf nooit geboycot. In 1986 ging ik voor enkele jaren naar de Verenigde Staten om daar te helpen bij het opstellen van de boycotwetgeving en bij het anti-apartheidswerk op gemeentelijk niveau. Daar ging het er radicaler aan toe dan al die jaren in Nederland. Gelukkig heeft die hele periode een goed einde gekregen, maar ik noem het altijd ondanks Nederland en de anti-apartheidsbeweging hier.' Trineke Weijdema: 'Wat Thelma RavelI-Pinto zegt, klopt. Maar ik weet de oplossing niet. Haar klacht is even gerechtvaardigd als de kritiek dat het comité nooit een beleid heeft gevoerd om meer vrouwen of migranten aan te nemen. Dat Gerald Kraak hier ooit kwam te werken, was toeval. Hij solliciteerde en kwam als beste uit de sollicitatieronde. Van positieve discriminatie was daarbij geen sprake. Gerald werd hier ook niet echt opgevangen. Hij kwam om te werken. Wij waren en zijn geen opvanggroep.' Sietse Bosgra: 'In de periode dat deserteurs en dienstweigeraars uit Portugal bij ons hun heil zochten, namen we die ook niet op. We wilden een Nederlands comité blijven. Soms speelden culturele verschillen en de verdeeldheid en naijver tussen ballingen onderling wel een rol.' Ook Kier Schuringa van de AABN vindt de klacht van RavelI-Pinto legitiem. 'Binnen geen enkele groep was racisme in eigen gelederen onderwerp van discussie. Misschien omdat het te persoonlijk was, zeker voor de AABN.' Berend Schuitema, de oprichter van de AABN, was ook lid van het ANC. Dat heeft volgens Schuringa veel problemen gecreëerd. 'Na zijn pijnlijke vertrek uit onze club in 1976 hebben we als lijn genomen, dat Zuidafrikanen zich maar bij het ANC moesten aansluiten. Daar kwam bij dat de AABN exclusief pro-ANC was, een stellingname die niet alle Zuidafrikanen deelden.' De AABN ging in 1976 inderdaad onzorgvuldig om met het uitnodigen van Zuidafrikanen voor Kunst tegen Apartheid. 'Maar,' verontschuldigt Schuringa zich, 'het ging intern toen ook niet goed aan de Amsterdamse Lauriergracht.' Erik van den Bergh van Kairos voelt zich niet aangesproken: 'In het Kairos-bestuur hebben vrijwel altijd zwarte Zuidafrikanen gezeten. Waar mogelijk hebben wij zowel zwarte als blanke Zuidafrikanen bij het werk betrokken. Wel was het zo dat ANC-mensen ons waarschuwden voor het gevaar van infiltranten, en dat is ook een aantal keren terecht gebleken.' Dat de anti-apartheidsgroepen zich niet radicaler hebben opgesteld, is volgens hem vooral een gevolg van hun keuze om het maatschappelijk middenveld - tot en met het CDA - te betrekken in de antiapartheidsstrijd. 'Met een radicalere opstelling was dat nooit gelukt.' de zaal zat. Toen de presentatrice de ambassadeur op een gegeven moment in de discussie betrok, wist ik het ook niet meer. Het probleem was niet alleen dat die Nothnagel heel aardig was, hij zocht contact. Maar de aanwezigheid van
apartheidsaanhangers dreef ons naar elkaar toe.' Peter Hermes: 'Sietse heeft een hoop goede dingen, maar hij is ook een beetje ijdel.' Als Sietse Bosgra en AABN-coördinator Peter Hermes in mei 1992 in het radioprogramma Met het oog op Morgen worden geïnterviewd over de toekomst van de Zuidelijk-Afrikabeweging, aarzelt Bosgra niet om de AABN van 'verraad aan het ANC' te beschuldigen vanwege het besluit tot opheffing. In Zuid-Afrika is de muur nog niet gevallen. Bovendien verkeren de Codesa-besprekingen over een nieuwe grondwet in een kritieke fase, en op zo'n moment kondig je als solidariteitsgroep niet aan dat je je activiteiten stopzet. Achteraf zegt Bosgra: 'We vonden het jammer dat de AABN nooit met ons heeft overlegd over opheffing. Toegegeven, we zijn zelf ook geen vragen gaan stellen.' Overleg is er wel begin jaren tachtig als er uit Angola en Moçambique geluiden komen over door de MPLA en het Frelimo veroorzaakte misstanden als corruptie, verplichte deelname aan landbouwcoöperaties of etnische bevoordeling. Het initiatief voor deze informele ontmoetingen gaat uit van een medewerker van de Eduardo Mondlane Stichting (EMS). De verdeeldheid binnen de ZuidelijkAfrikabeweging verhindert dat zij die kritiek gezamenlijk op de tafels van de groepen kunnen leggen. Ondanks enkele vlammende ruzies botert het door de jaren heen redelijk tussen het comité en de EMS. De twee komen begin jaren zeventig een taakverdeling overeen - zo registreert ook de immer waakzame BVD. Het Angola Comité coördineert de politieke acties tegen de NAVO, het Portugese kolonialisme en minister van Buitenlandse Zaken Luns, terwijl de EMS een breed politiek profiel van humanitaire steunverlening ontwikkelt om zoveel mogelijk geld op te halen. Centrale man bij de EMS is Elias Voet. Voet is ontslagen als directeur van de Stichting Oecumensiche Hulp (soH), nadat hij op verzoek van Bosgra een kritisch artikel over de bevrijdingsstrijd in de Portugese koloniën heeft geschreven. Na de Portugese Anjerrevolutie van 25 april 1974 ontwikkelt de EMS zich tot een ontwikkelingsorganisatie met tientallen 'coöperanten' en ontwikkelingswerkers in de ex-koloniën Moçambique en Guinee-Bissau. De gezamenlijke actie 'Geef om Angola' leidt tot fricties en meningsverschillen over de besteding van miljoenen guldens. Het pragmatische KZA en de meer ideologisch gerichte EMS drijven wat uit elkaar. Voormalig EMS-man Henk de Graaf: 'Als EMs-medewerkers moesten wij luisteren naar een extern bestuur met leden uit het Angola Comité, terwijl wij zelf de dienst wilden uitmaken. Daar kwam bij dat wij de bevrijdingbewegingen die in Portugees Afrika de politieke macht hadden overgenomen wilden blijven steunen totdat zij ook de economische macht in handen hadden. Daarom breidden wij tot ongenoegen van het Angola Comité ons werkterrein niet uit tot de rest van Zuidelijk Afrika.' De samenwerking met de Werkgroep Kairos verloopt vanaf het begin in 1977 soepel. Erik van den Bergh, bij Kairos verantwoordelijk voor de Shell-boycot en politieke contacten, heeft soms dagelijks contact met het KZA: 'Er waren nooit problemen. Wij hadden een andere counterpart in Zuid-Afrika - het Christelijk Instituut van dr. Beyers Naudé - en waren dus ook niet bedreigend.' Voor Kairos is de figuur van Bosgra nooit een probleem geweest: 'Sietse is een strateeg bij
uitstek. Hij is effectief. In de loop der jaren werd hij steeds pragmatischer. Zijn houding naar de PvdA en het CDA veranderde. Veel mensen moeten aan hem wennen. Hij is veeleisend. Het is nooit genoeg. Waardering en salaris staan in geen verhouding daarmee.' Soms zoeken leden van het KZA, de EMS en ook de AABN elkaar informeel op. Hoewel de ontmoeting met Joe Slovo in 1976 in Hotel Trópico in Luanda als slecht voorteken kon worden opgevat, krijgt het KZA ook heel warme banden met leidinggevende ANc'ers als Frene Ginwala. Zij was persoonlijk medewerkster van ANc-voorzitter Oliver Tambo en is nu voorzitster van het Zuidafrikaanse parlement. Mevrouw Ginwala komt tot precies tegenovergestelde conclusies als het Medisch Komitee Angola: 'Nee, ik heb nooit enig probleem met het KZA gehad. Het stak juist boven veel andere anti-apartheidsgroepen uit, doordat het comité het verzamelen van immense financiële en materiële steun combineerde met solidariteitswerk en campagnes. Dat zag je maar weinig. Het ANC heeft in een vroeg stadium gebruik gemaakt van hun banden met andere bevrijdingsbewegingen in de regio. En zij zijn ons nooit komen vertellen wat wij moesten doen. Ze debatteerden met ons, wij vroegen hen om advies. Maar ze zeiden nooit: ANC, je moet dit zus of zo doen. Zij respecteerden ons zelfbeschikkingsrecht om fouten te maken. Andere groepen in het Westen waren vaak heel normatief of zelfs veroordelend. Tegelijk,' stelt zij nu, 'was het KZA in het algemeen geen gevreesde groep in Zuid-Afrika. Het minderheidsregime was alleen werkelijk bang voor de gegevens die het door het KZA en Kairos opgezette Shipping Research Bureau publiceerde. Die vielen allemaal onder de geheimhoudingswet.' Het succes van de Zuidelijk-Afrikabeweging in Nederland is te danken aan veel factoren. Het geheim ervan schuilt gedeeltelijk in de verdeeldheid en de talloze onderlinge speldeprikken. Die hielden zowel het KZA als de AABN op scherp en prestatiegericht. Het hebben van een eigen aanpak en achterban heeft tot een aanzienlijke verbreding van de beweging geleid. Beide comités hadden hun eigen contacten binnen het ANC. Zolang elk van beide naar zijn 'natuurlijke bondgenoot' trok, ging er niets mis. In andere gevallen, zoals tijdens het etentje in Hotel Trópico in Luanda of in de contacten met het MKA, kon het flink botsen. Meneer Mandela wacht op antwoord De omslag i99o-i996 'Het ondersteunen van democratie en ontwikkeling in Zuidelijk Afrika is veel vager dan de vroegere steun aan de bevrijdingsstrijd. Het eigen gezicht van het comité dreigt verloren te gaan. Er is sterke behoefte aan nieuwe meerwaarde, die het aantrekkelijk maakt om zaken te doen met het KZA.' 'Ik vertrouw erop dat het Komitee Zuidelijk Afrika zijn jarenlange ervaring nu zal aanwenden om ons te helpen bij het bouwen aan vrede en veiligheid en het leggen van de basis voor wederopbouw en ontwikkeling.'
Het is woensdagmorgen, voorjaar 1996. In de Damstraat laat je op de tweede brug de Amsterdamse rosse buurt links liggen en sla je bij coffeeshop Extase rechtsaf. Op nummer 173, het vierde huis na de Waalse Kerk, bevindt zich sinds dertien jaar het kantoor. 'Komitee Zuidelijk Afrika' staat er naast de van twee zware sloten voorziene groene voordeur. Om half negen steekt Sietse Bosgra zijn sleutel in het slot. Hij is de eerste. Hij opent de receptiekamer, pakt de sleutel van de fietsenstalling en bergt zijn fiets op. Hij kijkt of er gisteren na sluitingstijd - 'Ik maak niet meer zulke lange dagen als vroeger' - E-mail of een fax zijn binnengekomen. Alleen iets van de Europese Commissie over twintig projecten die zij via het KZA in Zuid-Afrika financiert. Hij gaat meteen aan de slag. Vanaf negen uur druppelen de meeste andere betaalde medewerkers binnen, gevolgd door enkele vrijwilligers die op kantoor helpen. Vrijwel iedereen werkt in deeltijd. Eén medewerker heeft zich ziek gemeld. Zijn baan is in gevaar. Om kwart over negen komt de postbode langs. De stapel van vijftien centimeter valt mee. Iedereen zit op zijn plek. Het gebouw is vreselijk verwaarloosd en al jaren toe aan een opknapbeurt. De kleuren zijn vergrijsd. In de receptie en de daarOp 16 juni 199o bezoekt Nelson Mandela Nederland na zijn vrijlating voor de eerste keer achter gelegen 'spiegelzaal' zijn entresols aangebracht die als opslagruimte dienen. 'De makelaar was woedend omdat er stukken uit de deurposten waren weggezaagd. Dat ruwe gedoe paste bij de toenmalige sfeer van actievoerders.' Aan de muur hangen affiches en bont beschilderde lappen. De grote vierkante vergadertafel is bedekt met twee bordeauxrode lakens. Doordat lang geleden achter de binnenplaats drie verdiepingen zijn aangebouwd, beschikt het comité over dertien grote kamers en verscheidene kleinere. Alleen op zolder mag worden gerookt. De eigenaresse van het grachtenpand aan de Oudezijds Achterburgwal (de aanvankelijke huur van f 30.000 is in de loop der jaren verdubbeld) bezocht in 198o nog de jaarlijkse reactionaire Kruger-bijeenkomsten in Utrecht. Zij gaf haar makelaar pas verlof het pand aan het comité te verhuren toen er geen andere gegadigden waren en zij bang werd voor krakers. Hoe lang zal het comité nog bestaan? Zal het in staat zijn om na het einde van de apartheid en het kolonialisme een nieuwe bestemming te vinden? Zal het daarmee zijn donateurs en geldschieters kunnen vasthouden? Hoe lang zal het hier nog zitten? 16o Dergelijke vragen houden sinds i99o alle medewerkers en vrijwilligers bezig. Ze zijn nog niet beantwoord. Het is niet voor het eerst dat het comité met die vraag wordt geconfronteerd. Na de Anjerrevolutie van 1974 vroegen de actievoerders zich ook af of zij zouden stoppen of hun werkterrein zouden wijzigen. Toen was het makkelijker een antwoord te geven dan nu. Na de vrijlating in i99o van Nelson Mandela en andere politieke gevangenen, de afschaffing van de apartheidswetten en het opstellen van een interimgrondwet is de vraag niet zozeer: stoppen of doorgaan. Nu is de vraag veel meer: Hoe schakelt een comité,
dat groot is geworden door de verstoring van de NAVO-taptoe, de boycot van Angolese koffie, de Shell-actie en talloze informatiecampagnes en geldinzamelingen, over van steun aan verzet naar steun aan opbouw? Heeft het daarvoor de expertise in huis? Kan het dat in zijn eentje? Hoe houdt het zijn achterban vast? Het besluit om, anders dan de AABN, niet te stoppen is snel genomen. 'De omschakeling van Angola Comité naar Komitee Zuidelijk Afrika nam enkele jaren in beslag,' stelt de altijd optimistische Bosgra. 'Het zal nu ook enkele jaren duren. We hebben onze oude jas van het boycotbeleid afgelegd. De nieuwe past nog niet helemaal.' De tijd dringt. Eind 1995 wordt er gepraat over bezuinigingen op kantooruitgaven. Misschien is zestien mensen op de loonlijst te veel voor het comité. Vanaf 1996 houdt het met knipsels uit de internationale pers gevulde Facts d Reports op te bestaan. Het in Windhoek gevestigde Media Institute of Southern Africa (MISA) laat dit vlaggeschip van het comité voortaan varen. Vijf vrijwilligers, die het blad draaiende hielden, zijn hun werk kwijt. Een enkeling voelt zich in de kou staan. Eind 1995 werd plotseling de datum bekend waarop de produktie kon worden overgeheveld naar de Namibische hoofdstad. Bosgra deelt zijn kamer op de bel-etage - even een klein trappetje op - met collega's van de afdeling voorlichting. Zij zijn verantwoordelijk voor de grote campagnes, het lobbywerk op Europees niveau, het maandblad Amandla en de Amandla-lezingen. In de schoorsteen is een kluis aangebracht. Bosgra: 'De vorige bewoner wilde dat we daar flink voor betaalden, maar we zeiden: neem hem dan maar mee, zonder iets te beschadigen.' Op die kamer zit verder ook Frank Hendriks, die de laatste jaren verantwoordelijk is geweest voor de oliecampagne. 'In i99o lag er meteen de vraag over de Shell- en boycotacties.' Het ANC wil dat de sancties gehandhaafd blijven. De meeste Europese antiapartheidsgroepen concluderen op een bijeenkomst in Noorwegen dat 'een getrapt sanctiebeleid' in deze fase de voorkeur heeft. Een positieve daad van de Zuidafrikaanse regering op weg naar volledige afschaffing van de apartheidswetten kan met een versoepeling van het sanctiebeleid worden beantwoord. Zij volgen echter het ANC. Frank Hendriks: 'Wat het ANC zei, was leidraad voor het comité. Maar,' geeft hij met een mengeling van kritiek en zelfkritiek toe, 'door zo lang vast te houden aan een totale boycot verloor het ANC aan geloofwaardigheid.' Pas wanneer het ANC in september 1993 zijn fiat geeft, stapt het comité af van het sanctiebeleid. Tegelijk met de oproep om de sancties nog even te handhaven vragen ANc-leiders in Zuid-Afrika om aandacht voor de kleine zwarte ondernemer. Sterke zwarte bedrijven zorgen volgens hen voor werkgelegenheid. Hendriks begint meteen alles te lezen wat hij kan vinden over het kleinbedrijf in Zuid-Afrika. Het comité probeert zijn relaties met die sector van de Nederlandse samenleving, met wie het altijd het meest in onmin heeft geleefd, te herzien en wil uitwisselingen tot stand brengen tussen Nederlandse en Zuidafrikaanse bedrijven. Hendriks: 'De kloof met het bedrijfsleven was groot. Bij het midden- en kleinbedrijf viel het verzet mee. Met de Zuidafrikaanse Kamer van Koophandel hebben we een redelijke relatie gekregen. Bij het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) lag dat
anders. Die waren rancuneus en konden ons niet vergeven dat we heel lang Nederlandse bedrijven met banden met Zuid-Afrika attaqueerden.' Tijdens een eerste oriëntatiereis door Zuid-Afrika in i991 legt Hendriks contacten met vakbonden, coöperaties en economen. Het jaar daarop besluit het comité tot steun aan coöperaties van ontslagen mijnwerkers die een textielfabriek in T-shirts zijn begonnen. Datzelfde jaar is het comité nauw betrokken bij de organisatie van een grote conferentie in het World Trade Centre (WTC) in Rotterdam over opbouw en toekomst van Zuid-Afrika. In de marge daarvan ontmoeten vN0voorzitter Alexander Rinnooy Kan en enkele Nederlandse ondernemers topmensen van het ANC. Aanwezig zijn Frene Ginwala, dan economisch adviseur van Nelson Mandela in Johannesburg, en Jay Naidoo, secretarisgeneraal van het Congress of South African Trade Unions. Hendriks: 'Rinnooy Kan is naar eigen zeggen "snurkend lid van D66". Europarlementariër Doeke Eisma van D66 legde voor ons het contact.' Kort voor de democratische verkiezingen in ZuidAfrika van april 1994 is er weer zo'n bijeenkomst, nu over de Zuidafrikaanse economie, in het Amsterdamse WTC. Elke deelnemende ondernemer wordt vriendelijk verzocht 95o gulden neer te tellen om gastspreker Nelson Mandela te horen zeggen: 'Jan van Riebeeck was de eerste die naar Zuid-Afrika kwam. We hebben een aparte plaats in ons hart voor onze Nederlandse vrienden, omdat zij in de barre tijden van de strijd tegen de apartheid op onze deur klopten.' De export van Nederlandse produkten naar Zuid-Afrika neemt dan al toe, maar de investeerders talmen vooralsnog. Dat is niet alleen een gevolg van de ongewisheid van het economische beleid van het ANC. Het nationaliseren van investeringen en ondernemingen is weliswaar uit het ANC-programma geschrapt, maar de dreiging van sterke 'economische richtlijnen' voor buitenlandse investeerders blijft bestaan. Daardoor blijft de Zuidafrikaanse overheid een even overheersende rol in de economie spelen als tijdens de apartheid. De aarzeling is ook een gevolg van het geweld, dat dagelijks de krantekoppen ontsiert. 'We wachten af of de democratie zich doorzet,' zegt een topman van de Steenkolen Handels Vereniging, moedermaatschappij van de door anti-apartheidsactivisten aangestoken branden bij dochter Makro. Het bedrijf loopt niet voorop in het ontwikkelen van een investeringsportfolio in Zuid-Afrika. 'We kijken serieus naar wat er in ZuidAfrika gebeurt, maar zo'n politieke omwenteling moet je tijd geven,' valt een collega uit de bankwereld hem bij. Anders dan voor Shell zijn veel Nederlandse ondernemers vaak totaal onbekend met de markt van zwarte consumenten in Zuid-Afrika. Tito Mbowemi, dan hoofd van de economische afdeling van het ANC en anno 1996 minister van Arbeid in het Zuidafrikaanse kabinet, noemt in een economisch weekblad het nieuwe Zuid-Afrika een 'brede democratie met een markt van voornamelijk zwarte consumenten. Dit vereist van de zakenwereld een andere benadering. Een investeerder moet naar nieuwe partners zoeken en de oude betrekkingen uit de tijd van de apartheid vermijden.'
Eind 1994 komen twintig zwarte ondernemers uit het middenen kleinbedrijf op uitnodiging van de Nederlandse Kamer van Koophandel voor Zuid-Afrika en het comité naar Nederland. Zij steken hun licht op bij zo'n honderd Nederlandse bedrijven. Het is een historische missie. Tot dan toe zijn bezoekende ondernemers van de Zuidafrikaanse Kamer van Koophandel in Nederland steeds blank geweest. Volgens Peter Coelewij van de Kamer van Koophandel voor ZuidAfrika zijn de resultaten hiervan 'wisselend'. Er zijn 'pluspunten', maar de missie is geen doorslaand succes. Een jaar later volgt een druk bezocht seminar met Nederlandse en zwarte vrouwelijke ondernemers uit Zuid-Afrika, georganiseerd met het Midden- en Kleinbedrijf Nederland (MKB). Voor het najaar van 1996 organiseert het comité een missie van vrouwelijke ondernemers uit Nederland en andere Europese landen naar Zuid-Afrika. Het wil ook speciale trainingen financieren voor zwarte Zuidafrikaanse vrouwelijke ondernemers. Deze projecten worden gefinancierd met subsidies van de Nederlandse of Europese overheid, en met geld uit het Bevrijdingsfonds. In de achterste ruimte op de eerste etage zit de rest van de afdeling voorlichting. Helemaal aan de voorkant bezet de documentatie-afdeling een grote kamer, ook weer met een onder boeken en tijdschriften bezaaide schoorsteen en een fraaie spiegel. Daartussen bevindt zich het kamertje met het kopieerapparaat. Erboven hangen aankondigingen van lezingen, promoties, verhuizingen en geboortes. Het geeft toegang tot een grote ruimte met uitzicht op de binnenplaats, waar de Projectgroep Werkgelegenheid en Bouwen kantoor houdt. De bouwsector is ook een nieuwe prioriteit voor het comité. De keuze ervoor is een gevolg van president Mandela's oproep na de verkiezingen van 1994 om in vijf jaar tijd een miljoen huizen te bouwen. Dat streefcijfer blijkt na een jaar al volstrekt onhaalbaar. De bouwsubsidies zijn te laag en particuliere banken weigeren leningen aan armen die minder dan vierhonderd gulden (achthonderd rand) per maand verdienen. De subsidiegelden van de Zuidafrikaanse overheid zijn net 164 voldoende om 'starter units' te bouwen, stenen huizen van een of twee kamers en een wc; de bewoners van townships kunnen op eigen kosten kamers bijbouwen. Aanvankelijk roept die situatie bij sommige zwarte mensen herinneringen op aan het programma van de zogenaamde 'toiletsteden' van het apartheidsregime, toen grote percelen grond werden volgebouwd met een op een waterleiding aangesloten wc. Voor de kamers eromheen moesten de bewoners toen ook zelf zorgen. Nu zijn ze van het idee af dat iedereen zich een vierkamerwoning kan veroorloven. Hoewel het comité redelijk veel kennis in huis heeft over woningbouw en over goede contacten beschikt in de huisvestingssector in Zuid-Afrika, heeft het behoefte aan meer. Hendriks heeft ingenieur Cor Willemse gevraagd op vrijwillige basis te komen helpen. Willemse: 'Je voelt dat het comité een antiapartheidsgroep is geweest. De omslag van het comité verloopt moeizaam.' Het comité adviseert bij de koppeling van Nederlandse organisaties en steden met zogenaamde 'civics' in Zuid-Afrika. Dat waren bewonersorganisaties in de zwarte woonoorden. Veel leden van die oude civics maken nu deel uit van democratisch
gekozen gemeenteraden. Willemse: 'Veel Nederlandse steden bouwen voort op de banden die zij eerder aangingen met civics om die in hun anti-apartheidsstrijd te steunen.' Het KZA en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten werken daarbij goed samen. De gemeente Culemborg helpt vanaf 1994 bij de bouw van vierhonderd goedkope woningen in de townships van het bij Kaapstad gelegen Villiersdorp. Acht Noordhollandse gemeenten verzorgen in 1995 een cursus voor een groep Zuidafrikanen over sociale woningbouw en woningbouwcoöperaties. Met geld van de gemeenten Amsterdam en Enschede is vanaf I99O jaarlijks 30.000 gulden in de civic van Alexandra gestopt. Het Bevrijdingsfonds financiert een organisatie in Johannesburg, Planact, die bewonersorganisaties steunt in hun onderhandelingen over huizenbouw met de overheid. Iedereen in het pand vindt de trap naar de tweede etage vervelend. Hij is steil, smal en uitgesleten. De financiële afdeling, waar Trineke Weijdema werkt, en het project Vrouwen zijn daar ondergebracht. Mariëtte Bentvelsen is terug van een reis naar ZuidMariëtte Bentvelsen, coördinator van het KZA-rouwenprogramma, is aanwezig bij een vrouwenconferentie in Johannesburg, Zuid-Afrika, maart 1996 Afrika, waar zij een netwerk van organisaties van vrouwen tegen geweld heeft bezocht. Bentvelsen: Achter de anti-apartheidsstrijd en de anti-koloniale oorlogen blijkt een andere strijd te woeden, die tegen ongelijkheid, mishandeling en vernedering.' Al jaren richt het comité zich op de positie van vrouwen in geheel Zuidelijk Afrika. 'Dat de meeste landen in de regio nu formeel democratieën zijn, betekent niet dat vrouwen minder worden verkracht of mishandeld.' De schattingen over het aantal verkrachtingen in Zuid-Afrika zijn preciezer dan in de omringende landen. Maar zelfs dan blijft het gissen. Het meest dramatische cijfer komt van de Zuidafrikaanse politie. Volgens haar staan tegenover één gerapporteerde verkrachting 35 niet-gemelde. En in 1994 zijn ruim 32.000 gevallen gerapporteerd van verkrachting of een poging daartoe. Volgens de gunstigste schatting wordt 45 procent van alle verkrachtingen aangegeven. Het Nationaal Netwerk van Vrouwen tegen Geweld is nieuw. Bentvelsen: 'In 1994 was er nog niets. Het KZA heeft fondsen geworven waarmee elke regio in het land een samenwerkingsverband op kan zetten. Wij hebben hen geholpen bij het schrijven van projectvoorstellen voor Westerse donoren en bij het samenbrengen 166 van de regio's in het Nationaal Netwerk. De inhoudelijke kant van het werk bepalen de vrouwen helemaal zelf.' Bestrijding van seksueel geweld in huiselijke kring is volgens Bentvelsen daarbij prioriteit nummer één. Het KZA werkt in dit opzicht als een zelfstandige, progressieve fondsorganisatie naast de grote medefinancieringsorganisaties als de HIVOS en de NOVIB. De steun bij het bestrijden van geweld tegen vrouwen is vooral gericht op organisaties in Zuid-Afrika. Bentvelsen: 'Die zijn sterk. De kracht van vrouwenorganisaties in de omringende landen is geringer.' In Angola staat de vrouwenbeweging in de kinderschoenen. De aan de regeringspartij MPLA verbonden vrouwenorganisatie OMA beperkt haar actieradius tot het
mobiliseren van vrouwen voor de belangen van de partijleiding. Na de algemene verkiezingen van 1992 zijn enkele kleine onafhankelijke vrouwenorganisaties ontstaan. In Zimbabwe is de juridische positie van vrouwen na de onafhankelijkheid in 198o verbeterd, maar tot feitelijke veranderingen leidt dat nauwelijks. Daar steunt het comité het vrouwen-tegen-geweldproject MUSASA. Bentvelsen: 'De contacten met organisaties in die landen lopen minder goed. Naar een Namibisch opvanghuis voor vrouwen hebben we heel wat faxen en brieven gestuurd, maar de communicatie komt traag op gang.' Moet het comité niet juist in die landen gaan werken, die bij Westerse donoren minder populair en toegankelijk zijn? Bentvelsen aarzelt, dan: 'In Zuid-Afrika moet je nu je slag slaan en gebruik maken van de euforie die er nog heerst. Nu is er uit de pot van het Wederopbouw- en Ontwikkelingsplan veel geld beschikbaar en wordt er aan wetgeving gewerkt die vrouwen meer rechten geeft.' Om half een komt iedereen naar de kantine in het souterrain. Daar staan brood, beleg en melk naar keuze klaar. Betaalde medewerkers betalen f2,65 per lunch. Vrijwilligers eten gratis. In de kantine wordt gelachen, geroddeld, geklaagd en er wordt heel wat afgediscussieerd. De toekomst van het comité, de zogenaamde 'overlevingsfactor', is een voortdurend terugkerend onderwerp. Naar buiten toe 'is de politieke plaatsbepaling van het Komitee Zuidelijk Afrika veel moeilijker geworden,' schrijven KZA-medewerkers in een intern beleidsdocument van eind 1995. 167 Anders dan vroeger ontbreekt een duidelijk omschreven politiek doel. Voor het 'ondersteunen van democratie en ontwikkeling in Zuidelijk Afrika' krijgt het comité veel minder gauw de handen op elkaar dan voor de steun aan bevrijdingsstrijd. Het eigen gezicht van het KZA dreigt verloren te gaan. Er is sterke behoefte aan nieuwe meerwaarde, een 'herkenbare identiteit die het aantrekkelijk maakt voor onze omgeving om zaken te doen met het KZA' en die 'voldoende mogelijkheden voor eigen profilering' biedt. Het moderne managementsjargon sluipt door het pand. De projecten in het kleinbedrijf, de woningbouw- en vrouwensector in ZuidAfrika zijn voorbeelden van nieuw beleid. Het landmijnenproject in Angola in samenwerking met de stichting Refugiado is een ander voorbeeld. Onder grote ambtelijke belangstelling wordt in april 1995 op het ministerie van Buitenlandse Zaken een internationale studiebijeenkomst gehouden over 'Landmines in Angola: obstacles to development'. Tijdens twintig jaar burgeroorlog zijn er ruim negen miljoen geplaatst. Zeventigduizend Angolezen zijn door ontploffingen gedood, tienduizenden verminkt. Jarenlang zal de ontwikkeling van de landbouw in veel gebieden worden geremd. Vervoer tussen de steden blijft levensgevaarlijk. Vluchtelingen kunnen niet terug naar huis. Huizenbouw en stadsuitbreidingen zijn niet mogelijk voordat zorgvuldig al 'dit zaad van de duivel' is geruimd. Het KZA-project sluit aan bij een internationale campagne tegen de produktie, export en het gebruik van landmijnen. In Nederland zijn Pax Christi, Artsen Zonder Grenzen en de NOVIB daar de trekkers van. Voor Norwegian People's Aid, dat ervaring heeft met het opruimen van landmijnen in tal van
conflictgebieden, werft het comité in 1995 een eerste twee miljoen gulden van de Nederlandse overheid voor een uitgebreid mijnenopruimingsprogramma in Angola. De inzameling voor de anti-mijnencampagne wordt na drie maanden op het Tilburgse Festival Mundial, dat de laatste jaren bijna een kwart miljoen bezoekers trekt, afgesloten. Het publiek wordt uitgenodigd door een nagebouwd mijnenveld lopen. De mix van een studieconferentie, een publieksactie, samenwerking met hulporganisaties in binnen- en buitenland, een eigen geldinzameling en een voorlichtingscampagne moet het comité aan een nieuw profiel helpen. Niet meer de strijd tegen apartheid, Portugees kolonialisme - staat voorop, maar de inzet voor: democratie, zwart ondernemerschap, opbouw van Angola. Dit profiel gaat zowel op voor een alleenstaand KZA als voor een comité dat met andere organisaties fuseert. Wie het over de toekomst van het comité praat, heeft het ook over de fusie. Na de Zuidafrikaanse verkiezingen van 1994 zoeken het KZA, de AABN en de EMS elkaar op. Gescheiden verdergaan heeft geen zin. Nu de politieke strijd tegen apartheid en kolonialisme is gestreden, is er minder werk. Het publiek heeft minder belangstelling. De geldschieters hebben de omweg via de antiapartheidsgroepen niet meer nodig. De AABN voert eind 1994 een ruim twee jaar eerder genomen besluit uit en heft zich op. Oud-ambassadeur Coen Stork is dan op verzoek van de AABN al lang bezig om de mogelijkheden te onderzoeken voor een onafhankelijke instelling voor Zuidelijk Afrika. Dit zogenoemde Instituut voor Zuidelijk Afrika (IZA) wordt het snel met de EMS eens over de noodzaak van één organisatie voor die regio. Een half jaar later sluit het KZA zich daarbij aan. Vervolgens komen de drie in maart 1995 tot een principe-akkoord. Zij verplichten zich tot één ongebonden organisatie voor Zuidelijk Afrika. De doelstelling ervan is drieledig: 'bijdragen aan de ontwikkeling van stabiele en democratische samenlevingen in de regio Zuidelijk Afrika; het helpen wegwerken van achterstanden van grote bevolkingsgroepen; en het levend houden van de belangstelling voor de regio in Nederland en Europa'. De ondertekening van het akkoord wordt bescheiden gevierd. Pas als de drie organisaties over een gemeenschappelijk kantoor beschikken, zo beloven zij elkaar, worden de slingers uit de kast gehaald en de pers en subsidiegevers uitgenodigd. De besprekingen voor de feitelijke fusie starten onmiddellijk na het akkoord. Het samen inrichten van het documentatie- en informatiecentrum van het IzA, het zoeken naar een gemeenschappelijk pand en een coördinatie-overleg moeten leiden 'tot een fusie in uiterlijk 1997'. Oude gevoeligheden en fricties spelen in de besprekingen nog steeds mee. EMsmedewerker Henk van Zuidam: 'Nu het ANC 169 De winnende leus Na een bezoek van Popo Molefe, hoofd van de verkiezingscommissie van het ANC, in november 1992, besluiten de AABN, Kairos en het KZA een campagne te starten ter ondersteuning van de eerste democratische verkiezingen in Zuid-
Afrika. Kairos en de AABN zullen het sturen van waarnemers verzorgen voor de verkiezingen. De drie anti-apartheidsgroepen brengen gezamenlijk een krant uit, De Verwachting. Op verzoek van het ANC werpt het KZA zich op de fondswerving. Deze laatste grote klapper van het comité krijgt drie onderdelen: mailingen, een televisieprogramma en plaatselijke activiteiten. Voor het eerste onderdeel zoekt het de steun van adviseurs van buiten. Bert Freriks, coördinator van de inzamelingscampagne, in een terugblik: 'Voor zover die adviesbureaus hielpen bij de mailingen en de publiciteit, leverde dat weinig op. De kloof tussen hun verwachtingen (grootse, dure campagnes) en de financiële en organisatorische armslag van ons comité was te groot. We besloten het weer in eigen hand te nemen.' De adviseur voor de televisie heeft dan al contact gelegd met de VARA voor een avondvullend programma ten gunste van het ANC. Freriks: 'De VARA wilde enige directe actie voor het ANC vermijden uit angst voor negatieve publiciteit.' Er komt een artikel in De Telegraaf, maar dat leidt niet tot een rel. De leus die voor de campagne en de televisie-actie wordt gebruikt moet verschillende keren worden veranderd. Freriks: 'De aanvankelijke leus "Geef Mandela een stem" was al onder invloed van D66, dat in het brede Comité van Aanbeveling zat, veranderd in "Geef Mandela een eerlijke kans". De VARA heeft daar toen "Geef Zuid-Afrika een eerlijke kans" van gemaakt.' De omroeporganisatie wil wel dat ANC-voorman Nelson Mandela in de uitzending komt. Bovendien moet het comité delen in de kosten van de uitzending. Na het nodige interne beraad - Mandela zit tot over zijn oren in de campagne voor de verkiezingen van 28 april 1994 en de kosten zijn nogal hoog - stemt het comité in met de voorwaarden. De twee spreken af dat de actievoerders 400.000 gulden uit eigen fondsen bijdragen en de VARA tweeënhalve ton. 170 Op 15 oktober 1993 wordt 'Geef Zuid-Afrika een eerlijke kans' in de Nieuwe Kerk in Amsterdam gepresenteerd. Er is veel pers, maar het nieuws van diezelfde dag, dat Frederik W. de Klerk en Nelson Mandela de Nobelprijs voor de vrede krijgen, trekt meer aandacht. In de maanden daarna plaatst het comité advertenties. Enkele bladen sturen bijsluiters en antwoordkaarten mee. Het comité benadert grote organisaties en gemeenten apart. De opzet wordt breed gehouden. Kerken krijgen de kans geld in te zamelen voor kerken in Zuid-Afrika, jongeren voor jongeren en vrouwen voor vrouwen. Het campagnemateriaal varieert van ANC-vlaggen en speldjes tot zakjes bloemzaad, een zeefdruk van Jan Wolkers en een T-shirt volgens een ontwerp van striptekenaar Joost Swarte. Volgens Freriks 'was de televisie-uitzending van 17 februari een enigszins glad programma, waarbij de meeste deelnemende artiesten uit de VARA-stal kwamen, PvdA-leider Wim Kok uitgebreid in beeld kwam en het KZA niet. Mandela stal de show. Voetballer Ruud Gullit eindigde als goede tweede.' Als de campagne op 1 juni 1994 wordt afgesloten kan er dankzij 'Geef Zuid-Afrika een eerlijke kans' drieënhalf miljoen gulden worden overgemaakt naar Zuid-Afrika. Freriks: 'Het meeste geld ging naar politiek onafhankelijke organisaties.' Nou ja, zij het dat ze allemaal met het ANC sympathiseren, want daar heeft het comité wel voor gezorgd. Freriks geeft toe dat de leus 'Geef Mandela een stem' het daardoor toch
heeft gewonnen. Uit eigen fondsen doet het comité daar nog een schepje bovenop. Freriks: 'Het politiek niet-onafhankelijke ANC kreeg geen geld van de opbrengst van de televisie-actie, maar wel van de mailingen naar de achterban van GroenLinks en het KZA en van spontane gevers. Daarnaast heeft het Bevrijdingsfonds uit eigen reserves 450.000 gulden extra overgemaakt.' De drie groepen zijn tevreden over de steuncampagne voor de verkiezingen in ZuidAfrika. Volgens de teruggekeerde waarnemers zijn ze correct verlopen. Ondanks het succes van de financiële campagne overheerst bij het KZA niet alleen de euforie. De inschatting dat tussen de twintig en dertig plaatselijke ZuidelijkAfrikagroepen de campagne zouden steunen, is te hoog gebleken. Het zijn er maar vijftien geworden. De medewerking van wereldwinkels, vredesgroepen en andere organisaties is te verwaarlozen, 'een, ook gezien de toekomst van het comité, verontrustend verschijnsel,' aldus Bert Freriks. regeringspartij is geworden en ook ten aanzien van Moçambique, Angola, Zimbabwe en Namibië moet je je afvragen: solidair met wie? Met een land, een bevolking, een bevrijdingsbeweging? Moet je solidariteit niet gewoon tot uitdrukking laten komen in steun aan concrete ontwikkelingsprojecten? De politieke veranderingen gedurende de laatste jaren in Zuidelijk Afrika vereisen een cultuuromslag. Die maakt het KZA nu ook door. Het gaf geld aan het ANC, nu moet het zelf kiezen waar het geld heengaat. Het comité zet een personeelsbeleid op, waarbij meer naar deskundigheid dan politieke betrokkenheid wordt gekeken. De opstelling in het fusieproces zelf wordt steeds zakelijker. Er is minder wantrouwen en minder nadruk op de eigen politieke koers.' Nu het akkoord er is, is het ijs gebroken. Oud-AABN-medewerker en nu IZAdirecteur Hermes is optimistisch: 'Eerst moest er almaar worden gepraat, ik werd er moe van. Nu, voorjaar 1996, liggen we voor op het schema. Veel verschillen zijn als sneeuw voor de zon verdwenen.' Joost Hartog van het pas ingestelde KzA-managementteam, een soort dagelijkse leiding, wil ook snel naar een fusie, maar 'zo goed mogelijk en met behoud van alle kwaliteit die het KZA in zich bergt op het gebied van projecten, voorlichting en fondswerving. Daarbij zijn vragen relevant als: hoe horizontaal wordt de nieuwe organisatie? Komt er een extern bestuur?' Het KZA-bestuur bestaat nu uit mensen die zelf in de organisatie op de werkvloer actief zijn. 'Het kost tijd om zulke kwesties goed uit te werken. Zeker als je op de wat langere termijn nog wil bestaan.' Voor hem is de meerwaarde van de fusie 'de kwalitatieve samenhang die de nieuwe organisatie ten aanzien van ontwikkelingen in Zuidelijk Afrika kan leveren en een krachtiger stem om de belangen en verlangens van die regio hier te verwoorden. In dat opzicht had de fusie natuurlijk tien jaar geleden moeten plaatsvinden, maar blijkbaar is nu de tijd rijp.' Aan de fusie doen de BOA en Kairos niet mee. De BOA heeft in i99I opgehouden te bestaan. Kairos heft zichzelf eind 1997 op. 172 Het is half vijf. Twee medewerkers doen een man uitgeleide. Hij heeft gereageerd op een oproep in de krant voor nieuwe vrijwilligers en in de kantine in het
souterrain een sollicitatiegesprek gevoerd. Op de bel-etage bergt Bosgra enkele verouderde toeristenfolders van het Zuidafrikaanse verkeersbureau Satour op. 'De inhoud is nog afgestemd op de toeristen oude stijl,' constateert de auteur van menig kritisch geschrift over Portugal, de NAVo en Zuidelijk Afrika. 'De toeristische tips zijn op zijn zachtst gezegd eenzijdig. Het Voortrekkersmonument, de Tafelberg, de KaapsHollandse huizen, het Krugerpark en de diamantmijnen zijn weinig aantrekkelijke locaties voor een kritische toerist.' Het comité werkt met Satour aan een nieuwe brochure, oplage honderdduizend, over vakantie in geheel Zuidelijk Afrika. Met de Namibian Tourist Board promoot het toerisme in Namibië. 'Dat land heeft de toeristen voor zijn economie hard nodig.' Om kwart over vijf zijn vrijwel alle koffieapparaten en computers uitgeschakeld. Iedereen is weg, op twee mensen na. Die werken over. Om zeven uur schakelen zij het kopieerapparaat uit. Dan is het helemaal stil. Het is nog geheim, maar Bosgra en Weijdema hebben er hun langste tijd bij het comité op zitten. Ze gaan zich terugtrekken. Paul Staal is in 1985 een eigen adviesbureau begonnen voor projecten in Afrika. De voorzitter van de concurrent/bondgenoot in de hoofdstad, Connie Braam, heeft zich ook teruggetrokken. Zij schrijft boeken. Met hen verdwijnen enkele uiterst kleurrijke en gezichtsbepalende figuren uit de Nederlandse actiewereld. Dat is een verlies. Het geeft ook lucht en ruimte. Een nieuwe generatie staat klaar. Of zij in staat zal zijn Zuidelijk Afrika blijvend te helpen bij vrede, veiligheid, wederopbouw en ontwikkeling, zoals Nelson Mandela hoopt, moet de toekomst bewijzen. Eén ding is duidelijk: met de opheffing van het comité en het opgaan in een nieuwe organisatie is een tijdperk ten einde.
Noten Belangrijk beschavingswerk p. 13: van buiten af: interview met Bosgra. p. 13: demonstratie tegen Frankrijk: Santen, p. 186: 'Hulde [.. voor de jeugd van Amsterdam die thans buiten voor onze invrijheidstelling demonstreert,' zegt Michel 'Martin' Raptis in zijn slotverklaring tot de rechtbankpresident. Santen en Raptis worden uiteindelijk tot vijftien maanden gevangenisstraf veroordeeld, twee maanden langer dan de duur van hun voorarrest. p. 13: anti-koloniale houding: interview met Bosgra. Zie ook de titel van het interview met Bosgra in Denekamp, Onstuimig, p. I55. p. 15: onrust in Angola: koppen in Het Parool van 6 februari van 1961. p. 15: brief van een Doopsgezinde Vredesgroep: Het Parool van 14 juli 1961. p. 15: Jef Last: Het Parool van 7 juli 1961. p. I6: pseudoniem van De Sablonière: Rapport van de Dienst aan de minister van Binnenlandse Zaken op 19 september
1972 in: BVD-inzagemap. p. 16: brief van De Sablonière: Het Parool van z9 juli 1961. p. 16: weigering van interview door Dijk: mededeling van Dijk aan schrijvers in mei 1995. p. 16: brief van Dijk: Het Parool van 12 augustus 1961. p. 16: Dijk bij Bosgra thuis: Denekamp, Onstuimig, p. i5o; en interview met Bosgra. p. 17: Algerije-acties weinig bevredigend: interview met Bosgra. p. 17: half miljoen Algerijnen: volgens de voorlopige regering van Algerije komen een miljoen Algerijnen om, volgens de Franse regering 2oo.ooo. p. 18: conservatief buitenlands beleid: Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, p. 198. p. 18: Luns en 'nare zaken' in Angola: Handelingen Eerste Kamer, 196o-i96i, zitting 23 mei 1961, p. 294, 300, 313, 322, 341. p. 20: brief van Dijk aan De Sablonière: KZA, dossier 'correspondentie 'i96i-968. p. 2o: hoogleraren en leden Doopsgezinde Vredesgroep: de taalkundige Flip Geers, en op diens suggestie de socioloog Pieter Bouwman, de historicus Jan Romein en de polemoloog Bert Röling. Verder de doopsgezinden Marijke Hage en Nel de Jong. p. 2o: proces tegen ANC'ers: Het proces wegens hoogverraad tegen Mandela en andere ANC'ers eindigt in 1961 met vrijspraak, maar spoedig raakt een aantal van hen weer achter de tralies en moeten anderen vluchten. p. 21: Roskam en (her)oprichting van Comité Zuid-Afrika: Van Lakerveld, p. 43 e.v. p. 2I: toespraak van E Moll: Nieuwe Rotterdamsche Courant, De Tijd, De Waarheid, Het Vrije Volk en Het Parool van 29 maart 196o en i april 196o. p. 21: te slap bestuur van CZA: interview met Bosgra. p. 23: L. de Jong over Actiecomité Angola: KZA, dossier 'correspondentie '1961-I968'. p. 26: verslag demonstratie: Het Parool van 2 december 1961. p. 26: morele en ethische druk door CZA: KZA, dossier 'correspondentie 'i96i-i968', brief van secretaris H. Holtslag op 30 november 1962 aan het Angola Comité: '[...] vanwege haar uitgangspunt, hetwelk in het moreel-ethische en niet in het direct politieke vlak gelegen is'. p. 27: boek van Hermans: Algerije, in 196o door Querido als 'Speciale Salamander' in de reeks 'voor wie weten wil' uitgegeven. p. 27: uitgeverijen: correspondentie met zo'n 25 uitgeverijen bevindt zich in: KZA, dossier 'correspondentie 'i961-968'. p. 27: speciale mis in Belem: Duffy, p. 2.
Zak met aardappels p. 29: dilemma's: interview met Bosgra. p. 29: woede over de NAVO: interview met Bosgra. p. 29: 29 November 1962 comité: Denekamp, Onstuimig, p. 129; interview met Bosgra en met R. de Jong. p. z9: een grote stunt: aldus de omschrijving in de vertrouwelijke 'Politie-nota van binnengekomen gegevens over de voorbereiding, uitvoering en nawerking van de demonstratie bij de NATO-taptoe', gedateerd 24 oktober 1963, in het kabinet van de burgemeester van Amsterdam (Van Hall), nr. 3335. p. 30: demonstratie in en buiten het stadion: Taconis, rapport van onderzoek. p. 30: Fascista, fascista: interview met Bosgra. p. 30/3: lange ellendeling: Taconis, rapport van onderzoek (getuigenverhoor). p. 32: verslag in Het Parool: 6 juli 1963. P. 33: politieke en economische stagnatie in Portugal: Huinder, p. 32 e.v. P. 33: Delgado op postzegels: interview met Bosgra. P. 34: radicale jongeren: KZA, Twintig jaar Angola Comité, p. 14. P. 34: Vondeling in de Tweede Kamer: zie Handelingen Tweede Kamer 1964-1965, Algemene Politieke Beschouwingen op 6 oktober 1964, p. 115. P. 34/35: Van der Stoel: Handelingen Tweede Kamer, 1965-1966, begrotingscommissie Buitenlandse Zaken, i december 1965, p. C65i. p. 35/36: BVD-rapport: rapport van het Hoofd van de Dienst (BVD) aan de minister van Buitenlandse Zaken (Directie Afrika en Midden-Oosten) op ii januari 1965 in: BVD-inzagemap. p. 36: Da Silva Franco: gegevens zijn gebaseerd op politieverhoren, zoals opgenomen in: BVD-inzagemap; op Vrij Nederland van 19 september 1964; en op KZA, Twintig jaar Angola Comité. p. 36: belangstelling van comité en media voor vliegtuigkaper: interview met Bosgra. 177 P. 37: steun door comité aan vluchtelingen: interview met Bosgra. p. 38: deserteur Neves Boura: gegevens ontleend aan Cornelissen in: Vrij Nederland van 18 juni 1966. p. 38: Portugezen als vluchtelingen: gegevens op deze en andere pagina's over de wettelijke status van Portugese emigranten en vluchtelingen en acties voor deze vluchtelingen zijn ontleend aan: Willemse; Adviesburo voor Portugezen; Ten Doesschate, p. 49 e.v.; en KZA, Twintigjaar Angola Comité, p. 17 e.v. P. 39: deserteur Monteiro: gegevens ontleend aan Trouw van 13
juli 1968. p. 4o: Rita: gegevens gebaseerd op interview met Eisenloeffel. Het heimelijke netwerk waarin Eisenloeffel e.a. participeren zal na de Anjerrevolutie in Portugal nog zijn diensten bewijzen aan een andere groep vluchtelingen: Latijns-Amerikanen: 'De in aparte cellen in dit netwerk ontwikkelde vakkennis in het reproduceren van identiteits- en reisdocumenten en de bijbehorende stempels [zou] nog goed van pas komen om vluchtelingen uit diverse militaire dictaturen in Latijns Amerika die in de Allende-jaren in Chili een veilig asiel hadden gevonden, maar die sinds de staatsgreep [van Pinochet in Chili in september '9731 ook daar weer in een dodelijke val zaten, te helpen opnieuw te vluchten.' Brief van Eisenloeffel van 28 januari 1996 aan schrijvers ter aanvulling op interview. p. 4: BVD weet van illegale opvang: in een rapport van 1972 aan de minister-president en de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie laat het hoofd van de Dienst weten, dat 'voor zover bekend' het comité 'nimmer getracht' heeft 'de Portugese vluchtelingen die in Nederland arriveren, via buitenlandse zusterorganisaties in andere landen onder te brengen.' Zie BVD-inzagemap. p. 42: 'schurkenstreek' en 'acties tegen de Portugese regering' in: Ten Doesschate, p. 53. p. 42: nieuwe regels voor Portugese vluchtelingen: Ten Doesschate, p. 55. p. 42: rekening voor opvang van vluchtelingen: KZA, dossier correspondentie 'I968-i969'. P. 43: opvang door bureau Blanken: gegevens ontleend aan Bronkhorst, p. 44. P. 43: dood van Aart ter Stege: interview met Bosgra. P. 44: overnachten in de auto: interview met Bosgra. P. 44: partij van Luns: de KVP fuseert in 198o met de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk-Historische Unie (CHU) tot het Christen-Democratisch Appèl (CDA). P. 44: KVP-rapport: Katholieke Volkspartij, p. 4 e.v.; verspreiding door Angola Comité e.a.: KZA, Twintig jaar Angola Comité, p. 22. p. 46: reden voor ontslag van Van Hall: Elsevier van 2o mei 1967. P. 47: zwak vlammetje: interview met Bosgra. Caissières barsten in tranen uit P. 49: druppel bloed: interview met Groen. p. 49: handkoffiemolen: interview met Ligtenstein. P. 49: afgehakte hoofden: interview met Weijdema. P. 49: ontwikkelingsechtpaar in Zambia: ingezonden brief van Tom en Corrie Draisma in Trouw van 12 september 1970. p. 5o: steun OAE: de OAE heeft haar steun aan de door de FNLA in het leven geroepen Revolutionaire Regering van Angola in Ballingschap (GRAE) in mei 1968 ingetrokken ten
gunste van de MPLA. p. 5o: bevrijdingsbelasting: Reckman, hoofdstuk 14. p. 5o: wereldkoffiesituatie en arbeidsomstandigheden op plantages: 'Koffieraffinement' in: Kosmoschrifi, nr. i. p. 5o: Boontje komt om zijn loontje: interview met Beerends. p. 51: advies van Joop den Uyl: brief van januari 197i in KZAarchief. Rond die tijd debatteert de Tweede Kamer over ratificatie van de Internationale Koffie Overeenkomst, die scherpe schommelingen in de koffieprijs moet voorkomen en fondsen voor verwerking van koffie in de exportlanden moet genereren. 179 p. 51: suggestie van een koffieboycot: interview met Ligtenstein. p. 51: het dwingen van koffiebranders: interview met Weijdema. p. 51: brief van Angola Comité aan plaatselijke groepen: KZAarchief, stencil van december 1971. p. 52: brief van Angola Comité aan vakbonden: KZA-archief, brief van 7 januari 1972. Er zijn in die tijd drie centrale vakbonden: een roomskatholieke (NKV), een protestantse (CNV) en een aan de PvdA gelieerde (NVV). p. 52: relatie Bosgra-Boontje komt om zijn loontje: interviews met Bosgra en Beerends. P. 53: interview Gerrit-Jan Heijn: in NRC Handelsblad van i5 september 1973. P. 53: niet het lelijkste: interview met Ligtenstein. P. 54: consumentisme: De Jager, p. 215 p. 54: boze woorden bij Douwe Egberts: interview met Groen. P. 55: Prins Claus voor koffieboycot: De Tijd van 7 februari 1972. p. 55: bombrief: interview met Weijdema. p. 56: foto's met afgehouwen hoofd e.a.: jaren later komt het comité erachter dat de foto's via José Afonso zijn gekomen. Deze zanger van het lied van de Portugese Anjerrevolutie Grândola Vila Morena is op de hoogte van de activiteiten van het Angola Comité. De foto's zijn gemaakt op de fazenda Lufige in Angola. P. 57: vakbonden achter koffieboycot: brieven aan het Angola Comité van 22 en 23 februari 1972. p. 57: Wijs & Zn op zwarte lijst: brief aan het Angola Comité op 25 maart 1972. p. 58: Levelt en de Vereniging van Koffiebranders: interview met Levelt. p. 58: werkgroep Raad van Kerken in de Achterhoek: brief van 15 februari 1972 in KZA-archief. P. 59: invloed van rapport Mendes: interview met Weijdema. p. 6o: import van Indonesia-koffie: interview met de Jager. p. 61: kruisen voor een filiaal: deze werden geplaatst door de vredesactivist Kees Koning. 18o
p. 61: caissières in tranen: De Jager, p. 342 (noot i8) en interview met De Jager. p. 62: rapport van VNO: De Telegraaf van 8 juni 1974. p. 62: bewindslieden privé achter koffieboycot: De Telegraaf noemt o.a. de minister van Buitenlandse Zaken, de PvdA'er Max van der Stoel, en zijn staatssecretaris, Michel van Hulten van de PPR. p. 63: revanche: interview met Ligtenstein. p. 64: allerlei schakeringen: interview met Groen. Via Moçambique naar Den Haag p. 67: de omslag door Frelimo: interview met Bosgra. p. 67: nog nooit van Angola Comité gehoord: interview met Staal. p. 68: het prachtige instituut: brief van pater Jan Janssen (s.m.m.) van het groot-seminarie in Montfoort OP 7 juli 1965 aan het comité, in: KZA, dossier correspondentie 'I96i1968'. p. 69: brochure Moçambique Instituut: De Sablonière, Moçambique Instituut; onderwijsproject. p. 69: taakverdeling tussen Angola Comité-Werkgroep regeringssteun Moçambique Instituut: gegevens ontleend aan: Bakker, p. 3: BVD-inzagemap; KZA, TwintigjaarAngola Comité. p. 69: Van Albada naar Guinee-Bissau: In de BVD-inzagemap zitten geen berichten over haar vertrek, wel zijn er, na haar terugkomst, enkele interviews in kranten met haar opgenomen. p. 69: Draisma's naar Tanzania; het echtpaar Froukje en Jan Draisma, familie van Tom en Corrie Draisma (zie hoofdstuk Caissières barsten in tranen uit) zijn na de onafhankelijkheid naar Moçambique verhuisd. Bovendien hebben ze de Moçambiquaanse nationaliteit aangenomen. Het echtpaar geeft nog steeds les. p. 70: rode bijbel van bevrijding: interview met Staal. p. 7o: invloed van Frelimo op comité: interview met Bosgra. p. 71: Pereira en Moita: gegevens ontleend aan brieven aan de schrijvers. Beide verzetsmensen raken later in de gevangenis en worden gemarteld. Moita zal na de Anjerrevolutie korte tijd staatssecretaris van Buitenlandse Handel van Portugal zijn. Reeds in het tweede nummer van het Anti-Koloniale Bulletin (Boletim Anti-Colonial van oktober 1972) staat een korte beschrijving van de koffieboycotactie van het Angola Comité. p. 7o: contacten van Staal in Portugal en Portugees Afrika: interview met Staal. Staal is door zijn geheime contacten in staat enkele dagen tevoren in een artikel in NRC Handelsblad een militaire opstand, de Anjerrevolutie, aan te kondigen.
p. 72: Portugese bisschop: Dom Manuel (Vieira Pinto) wordt op 14 april 1974, tien dagen voor de Anjerrevolutie, vanwege kritiek op het Portugese koloniale systeem, uitgewezen. p. 72: band tussen kerk en staat: op 7 mei 1940 sluiten de heilige Stoel en de Portugese Staat een concordaat, waardoor de katholieke kerk in Portugal onder staatstoezicht wordt geplaatst in ruil voor garanties om het geloof te kunnen verkondigen, onderwijs te geven, grond te beheren en huwelijken in te zegenen. Op dezelfde dag sluiten de twee partijen een missie-akkoord waarin eveneens de kerk onder Portugees toezicht wordt geplaatst in ruil voor bepaalde kerkelijke en religieuze rechten en vrijheden. P. 73: bevoogdende gezapigheid: Schaepman, Zware shag en gironummers, p. io e.v. P. 74: oorlogservaringen van Scholten: Scholten, p. 14 e.v. P. 74: consequenties van apartheid: Scholten, p. 139. p. 74: schaamte vanwege proapartheidsstandpunt: Schaepman in Vrij Nederland van 29 augustus 1992. P. 74: apartheid moreel verwerpelijk: interview met Ter Beek. P. 75: Scholten naar Guinee-Bissau: interview met Scholten en met Bosgra. Uit gegevens in het KZA-archief blijkt dat het comité vanaf mei 1973 in overleg met de PAIGC een reis van parlementsleden voorbereidt. p. 76: Cabral vertaald: in de inleiding van het boek Verkondig geen gemakkelijke overwinningen, dat toespraken, interviews en geschriften van Cabral bevat, schrijft het Angola Comité: 'Cabral ontwikkelde zich niet alleen tot een groot theoreticus, maar bleek ook een goede organisator en een kundig diplomaat.' Zie: Cabral, p. 12. P. 77: oorlogvoering in Guinee-Bissau: gegevens ontleend aan De Jong; en aan Angola Comité, Guinee-Bissau en de Kaap Verdische Eilanden. p. 78: sidderend in de loopgraven: Scholten, p. 143. P. 79: druk op Zuid-Afrika: Scholten, p. 144. P. 79: motie-Ter Beek: door in zijn motie uit te gaan van landen die het NPV niet getekend hebben, weet Ter Beek een kamermeerderheid achter zich te krijgen. Zowel kamerleden die tegen apartheid zijn als kamerleden die tegen nucleaire proliferatie zijn, kunnen zich in zijn motie vinden. Had Ter Beek in de motie alleen een anti-apartheidsstandpunt ingenomen, dan was de motie hoogstwaarschijnlijk verworpen. p. 79: kabinetscrisis onverantwoord: Rozenburg, p. 79 e.v. P. 79: vertrek van Scholten uit CDA-fractie: interview met Scholten. P. 79: gestaffelde benadering: interview met Ter Beek. p. 8o: telex verslaat Fokker: gegevens ontleend aan KZA, dossier telexmap '1975-1979'. p. 81: Zuidelijk-Afrikacongressen: in 197o en 1975 in Nijmegen,
in 1971 in Wageningen, in 1972 in Eindhoven, in 1973 in Enschede en in 1974 in Amsterdam. Zie KZA, Twintig jaar Angola Comité, p. 42. p. 82: actie 'Geef om Angola': deze actie wordt uitgebreider beschreven in het hoofdstuk Het best bewaarde geheim. De mythe van de multinationalbedwinger p. 85: de mythe: titel van het hoofdstuk is ontleend aan het tijdschrift Blufvan 16 juli 1987. p. 85: minder formele briefjes: interview met Bouwman. p. 85: gif: interview met Hendriks. p. 85: Kairos en KZA samen: interview met Van den Bergh. p. 86: Shell-actie in drie fasen: de indeling is geïnspireerd door Van den Berghs artikel in: Hengeveld, p. 3o6 e.v. p. :86 oproep VN tot olie-embargo: 123 landen stemmen voor, 7 tegen, onder wie Nederland en de permanente leden van de Veiligheidsraad, Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten. Er zijn enkele onthoudingen. Deze oproep heeft geen verplichtend (mandatoir) karakter, omdat formeel alleen de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een voor alle lidstaten verplicht embargo kunnen uitroepen. Na de bloedige onderdrukking van de Soweto-opstand in 1976 verandert de Nederlandse regering haar houding en is zij voorstander van een aansluiting bij en verscherping van het bestaande Arabische olie-embargo tegen Zuid-Afrika. (Rozenburg, p. 58; Hellema, p. 280). p. 86: beschuldigingen tegen een bedrijf: interview met Bouwman. p. 86: onzin: interview met Hendriks. p. 87: tweedracht zaaien: interview met Jan ter Laak. Overigens spreekt de Wereldraad van Kerken zich pas in 1988 expliciet uit voor een olieboycot. p. 88: geen olie van Shell voor Rhodesië: Shell Nieuws, Personeelsvoorlichting van 2o september 1978. p. 88: De Bruyne op een lijst: Bingham, annex 3. p. 89: duizend pagina's boekhouding: Bailey, in Vrij Nederland. p. 89: moedermaatschappijen op de hoogte van betrokkenheid van dochters: Hengeveld, p. 325 e.v.. Een in nr. 4, jrg. i van BOA Perspectief uit begin 198o gepubliceerde brief van de directeur van Shell South Africa aan Dirk de Bruyne bevestigt dat. De brief is in het Nederlandse afgedrukt. De originele Engelse versie ontbreekt. p. 89: dat soort vergif: interview met Hendriks. p. 9o: te veel gericht op een bedrijf: interview met Bouwman. p. 92: gerechtelijke stappen: brief van Shell Nederland BV aan het KZA op i9 maart 1979. p. 92: humor van Wagner: interview met Bouwman. p. 92: Shipping Research Bureau. De eerste onderzoeksdirecteur wordt de KZA-medewerker Frank Janzen. Bosgra en Van den Bergh verzorgen de redactie van de SRB Newsletter on
the oi embargo against South Africa. 184 P. 93: zilveren lepeltjes: interview met Van den Bergh. p. 93: Pretoria krijgt kriebels: interview met Ginwala. P. 93: autonomie van het SRB: Hengeveld, p. 97 e.v. P. 93: dat soort denken: interview met Van den Bergh. P. 94: aanslagen op Sasol: Hengeveld, p. 32 en 36. Het staatsbedrijf Sasol moet de aanvoer van olie garanderen en olie uit steenkool zien te winnen. P. 94: wegebbend enthousiasme: interview met Bosgra. p. 94: nut van een olieboycot: interview met Van den Bergh. p. 95: wantrouwen naar het KZA: Hengeveld, p. 99. p. 96: Nederlands Zuid-Afrikabeleid: Kuitenbrouwer, p. 2o9. en Hellema, p. 247 e.v. p. 96: meer continuiteit dan verandering; Hellema, p. 281. P. 97: hoogtepunten in het parlement: interview met Ter Beek. P. 97: rondje Scandinavische landen: interview met Scholten. In december 1983 trekken Scholten en Stef Dijkman hun conclusie: ze treden terug uit de fractie. p. 98: verbod CDA op contact met KZA: interview met Bosgra. p. 98: strijd tegen oliereus verloren: Schaepman, in Vrij Nederland van i februari 1986. p. 98: niet stoppen: interview met Sluiter. p. 98: Oranje en Shell: interview met Bosgra. p. 99: startbijeenkomst Krugerrand: de bijeenkomst wordt publicitair begeleid met een extra bijlage van Amandla met als titel 'De leugen van de Krugerrand'. p. ioo: speech van Botha: voor deze zogenaamde Rubiconspeech, waarin Botha verklaart dat hij de Rubicon naar de hervormingen was overgestoken, en de financiële gevolgen ervan, zie Sparks, De kust van de goede hoop, 446 e.v. p. ioo: teleurgestelde vrienden: niet alleen vrienden, maar ook hoge functionarissen worden door de Rubicon-speech volkomen op het verkeerde been gezet. Coenraad Bezuidenhout, toen werkzaam op de Zuidafrikaanse ambassade in Londen, nu in Den Haag, begeleidt een dertigtal Britse journalisten: 'Na de speech durfde ik hen niet meer aan te kijken.' Interview met Bezuidenhout. p. ioi: Shell trekt zich niet terug: interview met Bouwman. p. Ilol: afkeuring door Shell van vernielingen: brief van Shell aan alle medewerkers en gepensioneerden van i6 mei 1986. p. ioi: afkeuring door Bosgra van vernielingen: De Volkskrant van i6 mei 1985. p. ioi: modelwoningen bij Rietspruit-mijn: de Nederlandse journalist Hans Hoffmann komt in een artikel in het FNV Magazine van 8 november 1986 tot een volstrekt ander oordeel dan Bouwman. p. 1o3: mijn geen miskleun: interview met Bouwman. p. io3: Van Rooijen liegt niet: interview met Bouwman. p. io3: onderscheid tussen groepen: interview met Ter Laak.
Van den Bergh van Kairos herinnert zich het verschil in benadering door Shell van beide groepen: 'In 1987 weigerde Bouwman een live radiodebat aan te gaan met een KZAmedewerker, maar wilde hij wel met mij in discussie.' (Interview met Van den Bergh). Bouwman: Het KZA was inderdaad zo dogmatisch dat ik liever iemand van Kairos tegenover mij had.' (Interview met Bouwman). p. 104: Sandfix: interview met Bouwman. p. 1o4: Werkgroep Doelwit: De Telegraaf van 23 december 1985. p. 1o4: dreigementen door Doelwit: Rapport van de gemeentepolitie van Amsterdam van i2 december 1985. p. 104: lolaborstel: de typering is afkomstig van De Telegraafcommentator Leo Derksen, die Bosgra een 'kakelende lolaborstel' heeft genoemd. p. 1o4: met harde hand: rapport van de gemeentepolitie van Amsterdam van 7 november 1986. p. 104: infiltraties in KZA en AABN: aldus verklaart op 25 september 1985 een anonieme in Zuid-Afrika geboren vrouw Legenover een rechercheur van de gemeentepolitie van Naarden en een wachtmeester van de rijkspolitie, behorende tot de groep Ouder-Amstel (Getuigenverhoor voor recherchebijstandsteam voor Amsterdam). p. 1o5: Shell South Africa bekritiseert apartheid: interview met Bosgra. p. 105: leidraad: interview met Hendriks. p. io6: hete adem in de nek: interview met Ter Laak. p. io6: kosten olieboycot: Hengeveld, p. 230. 22 miljard rand is i86 het bedrag dat Zuid-Afrika extra moest uitgeven voor olieimporten. Trevor Bell (The impact ofsanctions on South Africa) zwakt de economische effecten erg af. Allistar Sparks benadrukt vooral het politieke effect op de regering-de Klerk. (Tomorrow is another country, p. 98). De politiek van het wisselgeld p. 1o7: blanke boeren: interview met Ravell-Pinto. p. 1o7: brief van Sauer aan Stichting Sanctiejaar, in archief Stichting. p. 107: dichter, schrijfster, bisschop: te weten Dennis Brutus, Mary Benson en Trevor Huddleston. p. 1O7: optredens van Ray Charles: Ravell-Pinto, p. 25. p. 107: Conny Braam: in: Amandla van oktober 1982, p. ii. p. 107: stamverwantschap: zie Ravell-Pinto, p. 32 e.v. Het culturele akkoord wordt daarnaast misbruikt voor niet-culturele doeleinden tot woede van de anti-apartheidsgroeperingen. Ten behoeve van de atoomgeleerde J. Kistemaker en Klaas de Vries, defensiespecialist van de CHU, wordt het akkoord zo ruim geïnterpreteerd dat zij op kosten van de overheid Zuid-Afrika kunnen bezoeken. Zie Ravell-Pinto, p. 38. p. io8: waterpolo in Bodegraven: Braam, p. i2o e.v. p. io8: kunst tegen apartheid: in samenwerking met de NOVIB
en het cultureel centrum de Populier in Amsterdam. Complicatie is, dat zwarte Zuid-Afrikanen niet zijn uitgenodigd. Die weten toch een plaats op de conferentie te bemachtigen (zie hoofdstuk Vrienden ja, kameraden, dat nooit!). p. io8: akkoord dienstbaar aan dialoog: aldus de woorden van D66-staatssecretaris Laurens-Jan Brinkhorst in de Eerste Kamer, zie Rozenburg, p. 112. p. io9: nieuwe regering: tussen 1973 en 1987 zijn er vijf verschillende kabinetten, te weten: * Den Uyl (PvdA, D66, PPR en christen-democraten uit verschillende partijen), mei 1973-december 1977, minister van Buitenlandse Zaken is Max van der Stoel. * Van Agt 1 (CDA, VVD), december 1977-september 1981, minister van Buitenlandse Zaken is Chris van der Klaauw. * van Agt II (CDA, PvdA, D66), september 1981-mei 1982, minister van Buitenlandse Zaken is opnieuw Max van der Stoel. * van Agt III (CDA, D66), mei 1982-november 1982, minister van Buitenlandse Zaken en tevens premier is Dries van Agt. * Lubbers 1 (CDA, VVD), november 1982-juli 1986, minister van Buitenlandse Zaken is Hans van den Broek. p. io9: wisselgeld: interview met Bosgra. p. lo9: culturele boycot door VN: de resolutie wordt op 17 december 1981 aanvaard met de stem van Nederland voor. Acht andere Westerse landen, waaronder België, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Canada, Frankrijk en West-Duitsland stemmen als enige tegen. Zie Ravell-Pinto, p. 29; brief van 17 februari 1982 van het Special Committee (PO 230 SOAE, 2-2-1), en het blad International Mobilisation, nr. 4, december 1981. Overigens moet de bij RavellPinto vermelde datum van de resolutie niet zijn 16 december 198o, maar 17 december 1981. p. 1io: Kamerleden in het bestuur: te weten Jan Nico Scholten van het CDA, Relus ter Beek van de PvdA en Fred van der Spek van de PSP, mede namens de PPR en de CPN. p. 1io: concept-regeerakkoord: citaten ontleend aan bestuursstukken van de stichting VN-jaar voor de Sancties tegen Zuid-Afrika (bibliotheek Kairos). Minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek, die alleen voor sancties in internationaal verband is, wordt in zijn beleid volop gesteund door de VVD'ers Wim van Eekelen, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, en Frits Bolkestein, staatssecretaris van Buitenlandse Handel. p. III: people's sanctions: interview met De Pater. p. IIi: overrompelingsmethode: brief van AABN van i april
1982 aan Stichting Sanctiejaar, in archief Stichting VN-jaar. p. 113: menselijke apartheid: uitspraak van W.F. Hermans in Trouw van 8 maart 1983. p. 113: totaal leeg land: Reve in Het Parool, van 15 januari 1983. In Vrij Nederland van 17 februari 1996 motiveert Reve zijn lidmaatschap van de Evangelische Omroep (EO) met onder andere: 'Eveneens ontmaskerde de EO het zogeheten African National Congress al vele jaren geleden als een communistische terreurbeweging. Daarbij vertoonde zij een propagandafilm van het ANC zelf, compleet tot en met het levend verbranden van tegenstanders.' p. i13: sport en apartheid: gegevens zijn ontleend aan Ramsamy en Mascini. p. 115: SNV vliegt niet met KLM: Vice Versa, jrg. 29, nr. 6, 1995, p. 20 e.v. p. 116: uitsluiting Rhodesië van Olympische Spelen: Jan Pronk, PvdA-Kamerlid vindt dat de regering de oproep van de Derde-Wereld- en Oostbloklanden tot uitsluiting van Rhodesië moest ondersteunen. In een brief aan het NOC verwachtte de PPR, dat Nederland zich zou terugtrekken als Rhodesië mee zou doen. Zie Mascini, p. 31. p. II7: vrijwillige sportboycot: wanneer in 1971 een bestuurslid van de Nederlandse Zwembond een wedstrijd van een Nederlands team tegen een geheel uit blanken bestaand Zuidafrikaans poloteam moet organiseren, verklaart hij dat 'negers niet geschikt zijn voor waterpolo, wel voor sporten als atletiek en boksen.' Zie Mascini. p. 32. p. II7: sport in een abnormale maatschappij: interview met Ter Beek. p. I7: positieve houding van De Boer: Met zijn uitspraak dat hij 'iets zou ondernemen' toont De Boer zich progressiever dan zijn voorgangers van Doorn en André van der Louw (PvdA, later KNVBvoorzitter), minister van CRM in het kabinet-van Agt 1, die beiden tegen het aantasten van de autonomie van de sportbonden waren. p. 117: concept-oproep tot sportboycot: interview met Mascini. p. 118: overleg met kritische NSF-mensen, journalisten en partijpolitici: de meest betrokken journalisten zijn Hans van Wissen van de Volkskrant en Tim Dekkers van Trouw. p. ii9: doesn't mean 1 am a racist: briefwisseling Sauer en Stichting Sanctiejaar, in archief Stichting. Het best bewaarde geheim De in dit hoofdstuk verwerkte informatie is gebaseerd op: - Interviews met medewerkers van het bevrijdingsfonds van het KZA: Staal, Nieuwhof, Roeper, Kneepkens, Nieuwenhuyse
en met leden van het KZA, actief in het coöperantenprogramma voor Zimbabwe: Schuddeboom en Van TwillertKok (Klaas en Reiny). - Roeper schreef ten behoeve van dit boek een korte terugblik op het Bevrijdingsfonds. - Daarnaast is gebruik gemaakt van de jaarverslagen van het Bevrijdingsfonds en van drie evaluaties van het coöperantenprogramma in 199o, 1992 en 1994. Vrienden, ja, kameraden, dat nooit! p. 141: zondagmiddagbijeenkomst: interview met J. de Jong. p. 142: een verhoor: interviews met Bosgra en Weijderna. p. 142/143: verschillen niet benadrukken: interview met Bosgra. p. 143: strijd tussen AABN en KZA: interview met Hermes. p. 143: MKA en CPN: interview met Weijdema. p. 143: MKA en Staal: interview met Staal. p. 143: werkgroep van medicijnenstudenten: interview met Odink en Fey. p. 145: politiek betrouwbaar: interview met J. de Jong. p. 145: machtsgreep in MPLA: Minter, p. 81. p. 145: volslagen verrassing: Moita, De Kongressen, p. 16 e.v. p. 145: kritiek op Neto: Angola Bulletin nr. 7, atigistus/september 1974, p. 7. p. 147: agententheorie: Luirink in: Anti-Apartheidskrant nr. 4, oktober/november 1994, p. 4. p. 147: relaties met Zuidelijk-Afrikagroepen: interview met Schuringa. p. 147: ideologisch grondvlak: interview met Bosgra. Zie ook: Bruin-Slot. p. 148: relaties tussen KZA en AABN: volgens vrijgegeven gegevens in het BVD-archief over het KZA is er in mei 1978 een 190 'Rapport betreffende "De solidariteitscomité's met betrekking tot Zuidelijk Afrika"' opgemaakt, waarin 'doelstellingen, werk en strategie van de ZuidelijkAfrikagroepen' worden geanalyseerd. Uit de twintig genummerde pagina's, waarbij ongeveer vier pagina's vóór inzage werden weggelakt, valt vooral op te maken dat de Dienst zich grote zorgen maakt over de mogelijke communistische beïnvloeding van de Nederlandse bevolking. Die radicalisering wordt niet zozeer bevorderd door de AABN, waar de CPN-invloed 'sterk' aanwezig is en waar de CPN 'een bestuursmeerderheid' heeft en dus velen 'kopschuw' maakt, maar vooral door het KZA, dat over een brede steun onder de bevolking beschikt. Vooral omdat het KZA samenwerkt met de BOA, de werkgroep Kairos, de Stichting Oecumenische Hulp, de landelijke Hervormde Jeugdraad en de Landelijke Centrale voor Gereformeerd Jeugdwerk en 'al even onvoorwaardelijk [...] communistische bevrijdingsbewegingen' steunt als de AABN, bestaat dit gevaar van communistische radicalisering van de bevolking. (Zie: BVDinzagemap). In 1976 past de regering-den Uyl ervoor door het apartheidsregime beschuldigd te kunnen worden van beïnvloeding door de communistische AABN. Op een vraag van de Nederlandse ambassadeur in Pretoria,
of de AABN 'in communistische handen' is, antwoordt Den Haag, dat 'de AABN met succes door de CPN werd geannexeerd. De laatste twee niet-communistische bestuursleden 'traden onlangs gedwongen af'. Met andere woorden, ingaan op de politieke eisen van de AABN is uit den boze. Zie: Everhardt, p. IOO. p. 148: AABN door CPN'ers gecontroleerd: interview met Hermes. p. 148: AABN en consumentenacties: Anti-Apartheidskrant nr. 4, oktober/november 1994, p. 5. p. 148: Stichting Sanctiejaar: zie hoofdstuk 6, p. iii. p. 149: emotioneel moment: interview met Van Thijn. p. I5i: gemeenschap van goederen: intern verslag van Kneepkens in: KZA-archief. p. 152: martelingen van SWAPO-leden: De Groene Amsterdammer van 4 oktober 1989. p. 154: witte en zwarte zwanen: interviews met Ravell-Pinto, Weijdema, Schuringa en Van den Bergh. p. 156: informele groep: het initiatief gaat uit van EMS-medewerker en CPN-lid Henk de Graaf. In een interview geeft de Graaf aan dat juist CPN'ers die met het communisme breken, door hun kennis van en ervaringen met communistische regimes in de jaren tachtig geneigd zijn eerder afstand te nemen van onoorbaar geachte praktijken van marxistische regimes. Overigens worden leden van de informele groep, die zo'n vijf keer bijeenkomt, in 1983 tijdens een Frelimocongres geconfronteerd met het probleem dat in Moçambique opnieuw lijfstraffen worden ingevoerd, die na de onafhankelijkheid in 1975 juist waren verboden. Vrijwel alle artsen van de EMS weigeren bij medisch onderzoek van personen die lijfstraffen krijgen opgelegd betrokken te worden. Slechts één is bereid een speciale tafel met zacht materiaal te ontwerpen, zodat de gestraften zo min mogelijk last hebben van wonden en andere lichamelijke gevolgen van het slaan. (interview met De Graaf). p. 156: relatie EMS-KZA: interview met De Graaf. p. 157: relatie Kairos-KZA: interview met Van den Bergh. p. I57: geen probleem met KZA: interview met Ginwala. Meneer Mandela wacht op antwoord p. i59: steun aan democratie en ontwikkeling: beleidsdocument van september 1995 in: KZA-archief. p. i59: onze grote taak: Mandela in voorwoord bij dit boek. p. 159: geen lange dagen meer: interview met Bosgra. p. 162: Shell- en boycotacties: interview met Hendriks. p. 163: een aparte plaats in ons hart: toespraak van Mandela in het WTC van Amsterdam, zie: Het Parool van 21 februari 1994. p. 163: exporten naar Zuid-Afrika: deze nemen toe met tien procent in 1993 en met vijftien procent in de eerste helft van
1994, dus nog voor de algemene en presidentsverkiezingen. Zie: Het Financiële Dagblad van 23 september 1994. p. 163: SHV en bankwereld wachten af: Reformatorisch Dagblad van lO mei 1994. p. 163: Tito Mbowemi: Financieel-Economisch Magazine van 19 februari 1992. p. 164: Peter Coelewij: telefonische mededeling in januari 1996. p. 165: toiletsteden: zie: Amandla nr. 2, mei 1995, p. 14 e.v. p. 165: een antiapartheidsgroep: interview met Willemse. p. 166: een andere strijd: interview met Bentvelsen. Cijfers over verkrachtingen: Human Rights Watch, Violence against women, p. 51. p. 167: politieke plaatsbepaling: intern beleidsdocument van september 1995, in: KZA-archief. p. 169: principe-akkoord: samenwerkingsovereenkomst tussen EMS, IZA en KZA van 29 maart 1995. p. 170: adviesbureaus: interview met Freriks. p. 172: solidair met wie?: interview met Van Zuidam. p. 172: te veel gepraat: interview met Hermes. p. 172: behoud van kwaliteit: interview met Hartog.
Bronnen Interviews To van Albada, 24 mei 1995 Relus ter Beek, 31 augustus 1995 Hans Beerends, 23 januari 1996 Mariëtte Bentvelsen, 13 februari 1996 Erik van den Bergh, 19 september 1995, 26 januari 1996, 30 januari 1996 Rob Bouwman, 6 december 1995, 12 december 1995, 30 januari 1996 Sietse Bosgra, 24 mei 1995, 2o september 1995, 27 september 1995, 4 oktober 1995, 29 november 1995, IZ januari 1996, 16 januari 1996, 18 januari 1996, 21 februari 1996 Frits Eisenloeffel, 27 september 1995 Bert Freriks, 4 oktober 1995, 21 februari 1996, 23 februari 1996 Frene Ginwala, 17 oktober 1995 Henk de Graaf, 9 februari 1996 Cees Groen, 13 september 1995 Joost Hartog, 5 april 1995, 12 januari 1996, 21 februari 1996 Frank Hendriks, 27 september 1995, 4 oktober 1995, 29 november 1995 Peter Hermes, 5 april 1995, 21 augustus 1995 Jef de Jager, 5 september 1995 Frank Janzen, 31 juli 1995 Rudolf de Jong, 2o september 1995 Jules Kneepkens, 27 september 1995 Jan ter Laak, 6 december 1995 Hans Levelt, 6 september 1995 Piet Ligtenstein, z6 september 1995 Francesco Mascini, 29 mei 1995, 14 december 1995 Adri Nieuwhof, 27 september 1995, 16 oktober 1995 Hans-Roel Nieuwenhuyse, 27 september 1995 Henk Odink en Trudy Fey, 17 december 1995 Kees de Pater, ii oktober 1995 195
Thelma Ravell-Pinto, 16 november 1995, 26 januari 1996 Corrie Roeper, 27 september 1995 Jan Nico Scholten, 17 oktober 1995 Carla Schuddeboom, 3o november 1995 Kier Schuringa, 5 september 1995 Paul Staal, 8 juni 1995, 27 september 1995, 15 januari 1996, 4 februari 1996 Ed van Thijn, 2o september 1995 Klaas en Reiny van Twillert-Kok, 13 december 1995, 16 januari 1996 Trineke Weijdema, 20 september 1995, 27 september 1995, 4 oktober 1995 Cor Willemse, 13 februari 1996 Jacques Willemse, 25 september 1995 Henk van Zuidam, 5 april 1995 Jaargangen van tijdschriften Angola Bulletin, jaargangen 1962-1976 Amandla, jaargangen 1977-1995 Jaarverslagen Bevrijdingsfonds KZA, jaarverslagen 1986-1994 Archieven Anti-Apartheidsbeweging Nederland Angola Comité Binnenlandse Veiligheidsdienst Gemeente Amsterdam (archief Van Hall) Kairos Komitee Zuidelijk Afrika Politie van Amsterdam Stichting VN-jaar voor de Sancties tegen Zuid-Afrika (archief in de bibliotheek van Kairos, 1981/i983) 196 Boeken en losse tijdschrifiartikelen AABN, Apartheid is oorlog; de Zuidafrikaanse agressie tegen de frontlijnstaten. Amsterdam 1983. AABN, Lauriergracht 16. Amsterdam 1994. Adviesburo voor Portugezen e.a., rapport Portugese vluchtelingen in Nederland. Amsterdam 1972 (volledig opgenomen in: Angola Bulletin van december 1972/januari 1973. AKZA, Zuid-Afrika; geschiedenis van het verzet. Leuven 1979. Angola Comité, Angola; kolonie van een diktatuur; geheime Portugese rapporten over de contrasubversie. Amsterdam 1973. Angola Comité, Guinee-Bissau en de Kaap Verdische Eilanden, Amsterdam 1971. Angola Comité, Koffie voor Nederland, bloed voor Angola. Amsterdam 1972. Angola Comité, 'Petition concerning the report by Mr. Pierre Juvigny regarding the implementation of the abolition of forced labour convention'. 1957 [No io5] by Portugal, 2o april 1972. Bakker, D. en J. Oppewal, 'De oprichting: de EMS als dekmantel', in: Informatiekrant van de Mondlane Stichting, nr. 24, december 1989. Barnett, D. en R. Harvey, De bevrijding van Angola; berichten en documenten van een guerrilla-oorlog. Amsterdam 1972. Bailey, M., Het olieschandaal 1965-198o. Amsterdam/Utrecht 198o.
Bailey, M., 'Opnieuw heeft Shell de Nederlandse regering misleid', in: Vrij Nederland, 23 mei 1981. Beerends, H., De Derde- Wereldbeweging; geschiedenis en toekomst. Utrecht 1993. Bell, T., 'The impact of sanctions on South Africa', in: Journal ofContemporary African Studies, Vol. 12, nr. 1, 1993. Bergh, E van den, Dialoog of boycot; over de Zuidelijk Afrika-beweging en het parlement. Lezing op 31 mei 1995 in De Balie, Amsterdam. Bingham, T.H. en S.M. Gray, Report on the supply ofpetroleum products to Rhodesia. Londen 1978. Boerma, E., Mozambique; mogelijkheden en grenzen van een ont'97 wikkelingsstrategie. Tilburg (Katholieke Hogeschool Tilburg), werkdocument nr. z6, februari 1983. Boletim Anti-Colonial, nr. i t/m 9. Porto 1975. Bosgra, S. en B. Dijk, De strijd tegen het Portugese kolonialisme. Amsterdam 1969. Bosgra, S. en C. van Krimpen, Portugal en de NATO; een rapport betreffende de rol van de NA TO met betrekking tot de Portugese oorlogsinspanning in Angola, Mozambique en Guinee-Bissau. Amsterdam 1969 (en volgende drukken). Bosgra, S. en K. Schaepman, Angola; bezet, bevrijd, bedreigd. Bussum 1975. Braam, C., De Bokkeslachter. Amsterdam 1993. Bronkhorst, D., Een tijd van komen; de geschiedenis van vluchtelingen in Nederland. Amsterdam I99O. Buijs, EJ., Overtuiging en geweld; vreedzame en gewelddadige acties tegen de apartheid. Amsterdam 1995. Buytels, P., i5jaarAngola Comité. Nijmegen (Studiecentrum voor Vredesvraagstrukken), cahier nr. 9, november 1977. BVD (Binnenlandse Veiligheids Dienst), 'Inzagemap Komitee Zuidelijk Afrika bij het ministerie van Binnenlandse Zaken', nr. 2.241.336-75. Cabral, A., Verkondig geen gemakkelijke overwinningen. Amsterdam 1973. 'Conférence des pays d'Europe occidentale pour l'amnestie aux emprisonnés et exilés politiques portugais'. Parijs 15/16 december 196z. Cornelissen, I., 'Een deserteur die geen politiek asiel kreeg', in: Vrij Nederland van 18 juni 1966. Denekamp, P e.a., Onstuimig maar geduldig; interviews en bigrafische schetsen uit de geschiedenis van de PSP. Amsterdam 1987. Denekamp, R e.a., Ontwapenend; geschiedenis van 25 jaar PSP 1957-1982. Amsterdam 1982. Didde, R. e.a., Als het tij keert: Shell en Nederland; macht en verbeelding. Amsterdam 1989. Doesschate, J.W ten, Asielbeleid en belangen; het Nederlandse
toelatingsbeleid ten aanzien van vluchtelingen in de jaren 1968-1982. Hilversum 1993. Dorenbosch, C. e.a. (red.), Mozambique; socialistische ontwikkeling in praktijk. Al-Cahier nr. 7. Nijmegen 198o. Duffy, J., Portugal in Africa. Harmondsworth 1962. Dijk, B., Terreur en verzet; verzetspoëzie uit Portugal. Amsterdam 1971. Dijk, B., De verbittering; verhalen uit Zuidelijk Afrika. Amsterdam 1973. Dijk, B., Vuur en ritme. Amsterdam 1969. Edelenbos, C. e.a., In goed vertrouwen; Defence and Aid Fund Nederland i965-199i. Amsterdam/Utrecht 1991. Ellis, S., 'The South African Communist Party and the ANC in Exile; 196o-i99o'. Amandla-lezing op 14 mei 1992, Utrecht (Kairos) 1992. Ellis, S. en T Sechaba, Comrades against apartheid; the ANC and the South African Communist Party in exile. Londen 1992. EMS, Mozambique; van Rovuma tot Maputo. Amsterdam 1982. EMS, Staatsgreep in Guinee-Bissau. Amsterdam 1981. Everhard, V., Hun klok loopt anders; een analyse van de betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika in de jaren 1966-1977. Doctoraalscriptie geschiedenis (ongepubliceerd), Universiteit van Utrecht 1994. FNV/AABN, Nederland en de bewapening van Zuid-Afrika. Amsterdam 1983. Fonte de Ferro, A., 'De kerk en Mozambique', in: Roskam, K. e.a., Mozambique, van kolonie tot onafhankelijkheid, Bussum 1974. 'Geen geld voor onderdrukkend geweld'; kongresmap. Groningen 1976. Hanlon, J., Mozambique; de revolutie in de verdrukking. AI-Cahier nr. 16. Nijmegen 1985. Hanlon, J., Konfrontatie met apartheid; oorlog in Zuidelijk Afrika. Amsterdam 1986. Hellema, D., Buitenlandse politiek van Nederland. Utrecht 1995. Hendriks, E (red.), Shell, Utrecht 1987. Hengeveld, R. en J. Rodenburg (red.), Embargo; apartheid's oil secrets revealed. Amsterdam 1995. Hermans, E, Angola in Opstand. Amsterdam 1963. Heuvel, A. van den, 'De dilemma's van WE Hermans', in: Hervormd Nederland van z april 1983. Hoffmann, H., 'Het ware gezicht van Shell in Zuid-Afrika', in: FNV Magazine van 8 november 1986. Hofstede, G.H., Angola Coffee. Laussane 1973. Huinder, C., Portugal voor de Anjerrevolutie; ekonomiese en politieke ontwikkelingen, 1945-1974. Doctoraalscriptie (ongepubliceerd), Universiteit van Amsterdam 1978. Jager, J. de, Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen; de geschiedenis van Albert Heijn en de Koninklijke Ahold. Baarn
1995. Jong, J. de en R. Buijtenhuis, Guinee-Bissau; een bevrijdingsbeweging aan de macht. Wageningen 1979. Katholieke Volkspartij, rapport Portugal. Amsterdam 1969. De Kerk in Mozambique; van Portugese naar Afrikaanse kerk. Dic-map nr. 48. Amersfoort 1974. Klaauw, C. van der, Een diplomatenleven; memoires. Amsterdam 1995. Klaaveren, M. van (red.), Nederland investeert in apartheid. Amsterdam 1985. 'Koffieraffinement' in: Kosmoschrifi, nr. i. Odijk z.j. Kuitenbrouwer, M., De ontdekking van de Derde Wereld; beeldvorming en beleid in Nederland 19501990. Den Haag 1994. KZA, dossier 'correspondentie 1961-1968'. KZA, dossier 'correspondentie 1968-1969'. KZA, dossier 'telexmap 1975-1979'. KZA, dossier 'telexmap 1979-i98o'. KZA, 'Landmines in Angola, obstacles to development', conference report. Amsterdam 1995. KZA, Sancties tegen Zuid-Afrika; de mythes ontmaskerd. Amsterdam 1984. KZA, Twintig jaar Angola Comité. Amsterdam 1981. Lakerveld, C. van (red.), Nederland tegen apartheid Amsterdam 1994. Lof, B. e.a., Wrange vruchten van apartheid; achtergronden van Zuidafrikaans fruit. Amsterdam 1986. Luirink, B., 'De ingewikkelde relatie tussen het ANC en de communistische partij', in: Anti-Apartheidskrant, nr. 4, 200 febr./maart 1992. Luirink, B., 'Kun je martelingen "in hun juiste context" zien?', in: Anti-Apartheidskrant, nr. 4, okt./nov. 1989. Mascini, E, Sport en politiek; de kwestie Zuid-Afrika. Doctoraalscriptie (ongepubliceerd), Vrije Universiteit 1983. Meurs, R. van, 'Alberto's vlucht', in: Trouw van 24 december 1968. Meijer, I., 'De activiste die ook Bosgra moest bestrijden', interview met C. Braam, in: Nieuwe Revu van 14 maart I99i. Minter, B., Zimbabwe of Rhodesië; door praten alleen geen bevrijding. Amsterdam z.j. Moita, L., brief aan de schrijvers van 29 september 1995. Moita, L., De kongressen van het Frelimo, de PAIGC en de MPLA; een vergelijkende analyse. Wageningen 198o. Mozambique; socialistische ontwikkeling in praktijk. Al-cahier nr. 7. Nijmegen 1985. Oppewal, J., Gedragskode voor Zuid-Afrika: geen alternatief voor sankties. Amsterdam 1985. Neuman, H.J., Angola. Den Haag 1976. Pereira, N., brief aan de schrijvers van 31 juli 1995. Plessis, E. du, Outspan; Bouwstenen voor apartheid. Leiden
1972. Raemakers G. en L. Keune, Zuid-Afrika, Olivetti en de Katholieke Universiteit Brabant. Tilburg 1988. Ramsamy, S., Zuid-Afrika buiten spel; sport in Zuid-Afrika en de internationale sportboycot. Amsterdam 1983. Ravell-Pinto, Th., Verbreek kulturele kontakten met Zuid-Afrika. Amsterdam 1983. Reckman, P, Kosmokomplot. Voorburg 1970. Riemsdijk, M.J. van, Actie of dialoog; over de betrekkingen tussen maatschappij en onderneming. Delft 1994. Rozenburg, R., De bloedband Den Haag-Pretoria; het Nederlandse ZuidAfrikabeleid sinds 1945. Amsterdam 1986. Ruyter, T., Apartheid by air. Amsterdam i99o. Sablonière, M. de, Angola; feiten en achtergronden van een opstand. 1961 Sablonière, M. de, Instituut Mozambique; onderwijsproject. Amsterdam 1964. 201 Santen, S., Adiós Compafieros. Amsterdam 1974. Schaepman, K., Als er iets aan de knikker is, loopt Jan Nico's bloed beter', in: Vrij Nederland van 29 augustus 1992. Schaepman, K., 'Het enige dat niet is veranderd is de rol van Sietse Bosgra', in: Vrij Nederland van i februari 1986. Schaepman, K. (red.), Zware shag en gironummers; twaalf Nederlanders over de Derde Wereld. Amsterdam/Den Haag 1991. Scholten, J.N., Vrijheid. Gorinchem 1993. 'Shell smeer 'm uit Zuid-Afrika'. Amsterdam/Utrecht z.j. Sparks, A., De kust van de goede hoop; de geschiedenis van ZuidAfrika. Baarn (Anthos) 199o. Sparks, A., Tomorrow is another country; the inside story of South Africa's NegotiatedRevolution. Londen 1995. Taconis, IJ., 'Rapport van onderzoek naar aanleiding van de protestdemonstraties in en om het Olympisch Stadion te Amsterdam op vrijdag 5 juli 1963', nr. 33o/T/1963 en 33oa/T/I963. Amsterdam (Rijksrecherche) 1963 in: Archief van het kabinet van de Burgemeester van Amsterdam (Van Hall), nr. 3335. Teunissen, J., 'De activist'; interview met S. Bosgra, in: Hervormd Nederland van 18 mei 1991. 'Verblijfsvergunning voor Portugese deserteur', Trouw, 13 juli 1968. Willemse, J., De organisatie van het vluchtelingenwerk in Nederland i972-I974. Afstudeerscriptie Opleiding Kultureel Werk (ongepubliceerd), Purmerend 1975. Ya-Otto, J., Frontlijn Namibië. Leuven 1982. 202
Personenregister Aarts, Harry 98 Afonso, José i8o Agt, Dries van 44, 97, 109-110, 187-188 Albada, To van 13-14, 16, 21, 25, 69, 181 Allende, Salvador 52 Ameling, Elly 112 Amsberg, Claus von 55 Bailey, Martin 89 Bassey, Shirley 112 Beek, Relus ter 74-79, 96-97, 117, II9, 128, 183, 188 Beil, Trevor 187 Benson, Mary 187 Bentvelsen, Mariëtte 165-167 Bergh, Erik van den 93, 155, 157, 184, 186 Beyers Naudé, Christian io8, 133, 157 Bezuidenhout, Coenraad 185 Bicker Caarten-Stigter 16 Biko, Steve io8 Bingham, Thomas 88-89 Blanken, Emiel 43 Boelens, Louise 9 Boer, Hans de 117-118, 128, 189 Boertien, Cees 46, 55 Boesak, Allan 152 Bolkestein, Frits 188 Boon, Rudi 152 Bosgra, Sietse 9, 13-14, 16-17, 25, 29-33, 36-37, 43-47, 52-53, 67, 70, 74, 76, 79, 84, 94-95, 98, IOI02, 104-1o6, 109, 128, 138, 141-143, 147-153, 155-I56, 159-161, 173, 184, 186 Botha, Pieter (P.W.) ioo, io6, 189 Bouwman, Pieter 176 Bouwman, Rob 85-92, 100-101, 104, 186 Braam, Conny 107, 149-15I, 173 Breukelen, Hans van ii9 Brinkhorst, Laurens-Jan 187 Broek, Hans van den IO, IO9, 188 Brutus, Dennis 187 Bruyne, Dirk de 88-89, 184 Buskes, Johan 20-22, Io8 Buthelezi, Gatsha 133 203 Cabral, Amilcar 34, 44, 76-77, 183 Cals, Jo 34 Carrington, Peter 96 Charles, Ray 107 Chipenda, Daniel 145 Coelewij, Peter 164 Cruyff, Johan i9 Curren, Kevin ii8 Dekkers, Tim i9o Delgado, Humberto 33-34 Derksen, Leo 186 Deuss, John to Dias-van Dunen, Fernando José 37 Doorn, Harry van 117, 189 Draisma, Corrie 179, 181 Draisma, Froukje 69, 181 Draisma, Jan 69, 181 Draisma, Tom 179, 18I Dijk, Bertus 16, 20-22, 25 Dijkman, Stef 79, 185 Eekelen, Wim van 188 Eenbergen, Saskia van 9 Eisenloeffel, Frits 40-41, 178 Eisma, Doeke 163 Eyskens, Gerben 53, 6o February, Vernie 154 Fey, Trudy 143-144, 146 Franco de Bahamontes, Francisco 27 Freriks, Bert 9, 170-172 Galváo, Henrique 15, 25, 33, 36 Gaulle, Charles de 18, 23 Geers, Flip 176 Geertsema, Molly 117 Ginwala, Frene 93-95, 157-158, 163 Graaf, Hannes de 22 Graaf, Henk de 157, 191 Gray, Marius 88-89 Groen, Cees 49, 54-55, 57, 62-63 Groenendijk, Cor 86, 94 Gullit, Ruud 171 204 Hage, Marijke 176 Hall, Gijsbert van 30, 32, 34, 46 Hartog, Joost 9, 172 Hay, Russel 130 Hendriks, Frank 85-86, 89, 91, 95, Io5-1o6, 162-163, i65 Heijn, Gerrit-Jan 53 Hermans, Fons 26 Hermans, Willem Frederik 113 Hermes, Peter 143, 148-149, 151-152, 156, 172 Heuvel, Albert van den iio-Ii2 Hoffmann, Hans 186 Holtslag, H. 176 Holzhaus, Jos 123 Hoop Scheffer, Jaap de 98 Hulten, Michel van 181 Huddleston, Trevor 187 Jager, Jef de 54, 6o Janssen, Jan 181 Janzen, Frank 184 Jong, Arthur de 30 Jong, Joop de 145-146 Jong, Lou de 23 Jong, Nel de 176 Jong, Piet de 55 Jong, Rudolf de 30 Jonge, Klaas de 136 Juvigny, Pierre 59
Kaunda, Kenneth 41 Kistemaker, J. 137 Klaauw, Chris van der 96, 187 Kleingeld, (majoor) 104 Kleinschmidt, Horst 154 Klerk, Frederik (F.W.) de 64, 81, 105, 153, 171, 187 Klompé, Marga 73, 109 Kneepkens, Jules 151 Knoop, Hans 63 Kohl, Helmut 133 Kok, Wim 171 Koning, Kees i8o Kraak, Gerald 154-155 Krimpen, Chris van 44-46 Kumar, Samjay 138 205 Laak, Jan ter 87, 103, io6 Last, Jef 15 Levelt, Hans 58 Lewin, Max 6o Ligtenstein, Piet 49, 51, 53-54, 60-63 LippeBiesterfeld, Bernhard van 98 Lippe-Biesterfeld, Irene van 98 Louw, André van der 189 Lubbers, Ruud 8o, 95, i88 Luirink, Bart 146-147, 153 Luns, Joseph 1o, 18, 20, 44-46, 96 Luthuli, Albert 86 Machel, Samora 70, 1z8 Malan, Daniel François 98 Mandela, Nelson 7, 9, zo, 64, ioo, io6, 149-150, i6o, 163-164, 170-171, 173, 176 Mandela, Winnie 149 Mascini, Francesco 117 Marx, Karl 41 Mbowemi, Tito 163 Meyenfeldt, M.H. von 126 Mendes, Alfonso 59 Moita, Luis 71, 144, 182 Molefe, Popo 170 Moll, Frits 21 Mondlane, Eduardo 34, 67, 69 Mondlane-Johnson, Janet 34, 67-69 Mugabe, Robert 124, 134 Nader, Ralph 54, 64 Naidoo, Jay 163 Neto, Agostinho 121, 141, 145-146 Neves Boura, António Joaquim 38 Nieuwhof, Adri 131-132, 140 Nkomo, Joshu 124, 127 North, Alan 119 Nothnagel, Alfred 153, 156 Nujoma, Sam 153 Nyerere, Julius 45 Odink, Henk 143-147 Okker, Tom ii9 Oranje Nassau, Juliana van 98 206 Pagan, Rafael 103 Papadopoulos, Georgios 40 Pereira, Nuno Teotónio 71, 144, 182 Pinochet, Augusto 178 Plessis, Esau du 62 Presser, Jacques 22 Pronk, Jan 81, 96, 123, 189 Ramsamy, Sam 118 Raptis, Michel ('Martin') 13, 175 Ravell-Pinto, Thelma 154155, 188 Reddy, Eunega io9 Reve, Gerard (G.K.) (van het) 113, 189 Riebeeck, Jan van 163 Rinnooy Kan, Alexander 162-163 Roberto, Holden 50, 135, 145 Rodrigues Monteiro, José António 38 Roeper, Corry 131-132, 139-140 Röling, Bert 176 Romein, Jan 22, 176 Rooijen, Martin van 103 Roskam, Karel 2i, io8, 127 Sablonière, Margrit de (pseudoniem voor Bicker Caarten-Stigter) 16, 2o24, 69 Salazar, António de Oliveira 15, 20, 26-27, 33 Santen, Sal 13, 175 Santos, Marcelino dos 68 Saro-Wiwa, Ken 89 Sauer, Freddie 118-ii9 Savimbi, Jonas 50 Schaepman, Kees 73 Schmelzer, Norbert 46, 96 Scholte, Wil 53 Scholten, Jan Nico 74-79, 89, 96-97, 185, 188 Schuddeboom, Carla 134, 138-139 Schuitema, Berend 154-155 Schuringa, Kier 147-148, 155 Sese Seko, Mobutu 70, 121, 135 Silva Franco, Edgar da 36-37 Silva Marques, José António da 40 Simons, Hein(tje) 113, 119 Sisulu, Walter 2o Slovo, Joe 20, 141-143, 157 Sluiter, Peter 98 207
Smith, lan 86, 88, 127-128 Soares, Mario 121 Sparks, Allistar 187 Spek, Fred van der r88 Spinola, António de 144 Staal, Paul 67, 70-73, 121-124, 126-128, 133, 145-146, 182 Stege, Aart ter 17, 39-41, 43 Stoel, Max van der 34, 78, 81, 96, 181, 187-188 Stork, Coen 169 Straaten, Peter van 9o-9i Strijd, Krijn 22 Swarte, Joop 171 Tambo, Oliver 20, 94, 157 Thatcher, Margareth 133 Thijn, Ed van 149 Tutu, Desmond ioo Twillert-Kok, Klaas van 135-140 Twillert-Kok, Reiny van 135-140 Udink, Bart 69 Uyl, Joop den 51, 78-8o, 95-96, io8, III, 187 Veen, Nico van der 22 Vieira Pinto, Manuel (Dom) 72, 182 Voet, Elias 67, 156 Vondeling, Anne 34, 43 Vries, Klaas de 187 Wachem, L.C. van 103 Wagner, Gerrit 92 Weijdema, Trineke 49, 51, 55, 9 104, 138, 141-143, 147, 151-152, 155, 165, 173 Willemse, Cor 165 Wilson, John 1oo Wissen, Hans van i9o Wolkers, Jan 171 Zoutendijk, G. 114 Zuidam, Henk van 169, 172 Zwan, Arie van der 29-30, 32 Zijlstra, Jelle 55 208 0"ti Iuigder Tienduizenden mensen konden ze op de been krijgen, multinationals op de knieën. Menig parlementair debat Is door hun toedoen aangezwengeld. De solidariteitsbewegingen met Zuidelijk Afrika hebben tientallen jaren een enerverend bestaan geleid. In De vinger op de zere plek wordt hun geschiedenis geschreven. Alle belangrijke gebeurtenissen sinds 1961 komen aan bod, zoals de bevrijding van Angola en het Portugese verzet daartegen, het succes van de boycotactie van Angolese koffie en de oliecampagne tegen Shell. Het boek, met een voorwoord van Nelson Mandela, is gebaseerd op uniek archiefmateriaal en tientallen interviews. De auteurs laten zowel sympathisanten als buitenstaanders aan het woord, onder wie topmensen van Shell, Albert Heijn en Douwe Egberts. Daarbij wordt duidelijk dat de anti-apartheidsbeweging zich in de 35 jaar van zijn bestaan hee weten aan te passen aan de ver-. anderende maatschappelijke situ. atie en tijdgeest: niet de steun , aan verzet staat nu voorop, maar de steun aan opbouw. De vinger op de zere plek is een kritische en genuanceerde terugblik, met verrassende ont. hullingen, op de geschiedenis van de anti-apartheidsbeweing in het algemeen en het Komitee Zuidelijk Afrika in het bijzonder. Jos van Beurden is fr*eance journalist en Chris Huinder is politicoloog. ISBN 90-6222-312-5 98621 978022321