De videoband is niet meer verkrijgbaar. Desondanks is het werkboek goed te gebruiken.
colofon
© 1998 Cito Arnhem © 1998 Bram van der Wurff en Wil Hensen Dit werkboek en de videoband Vertellen aan jonge kinderen is een samenwerkingsproject met Dr. Jef J. van Kuyk, de bedenker van het Piramideproject (Cito) en Bram van der Wurff, verteller. Voor inlichtingen over het Piramideproject kunt u terecht bij de heer Jef J. van Kuyk. Cito, instituut voor toetsontwikkeling Postbus 1034 6801 MG Arnhem Telefoon (026) 352 15 60 Telefax (026) 352 14 94 Over specifieke aspecten over de videoband Vertellen aan jonge kinderen of dit werkboek, kunt u contact opnemen met Bram van der Wurff. Haart 6a 5835 CS Beugen Telefoon +31 (0) 485 47 97 03 Mobiele telefoon +31 (0) 6 510 810 95 E-mail
[email protected] Website www.bramvanderwurff.nl
2
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Inhoudsopgave
Voorwoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Hoofdstuk 1
leeswijzer als inleiding.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . opzet van het werkboek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . voorbereiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . uw startpunt en uw groei. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5 5 5 5
Hoofdstuk 2
over vertellen vooraf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontwikkeling stimuleren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pedagogische functie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . oprechtheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . sociale functie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . verhalen doorvoelen-doorleven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 7 7 7 8 8
Hoofdstuk 3
enkele voorwaarden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . de vertelplek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . de vertelsfeer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vertelmaatje.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10 10 10 10
Hoofdstuk 4
verrassend begin. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . de vertelkring.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . na de vertelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . het verhaal verder uitdiepen, stap 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . eigen ervaringen en gevoelens van de kinderen, stap 2. . . . . . .
12 12 13 13 13
Hoofdstuk 5
oefeningen verrassend begin. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Hoofdstuk 6
mimiek en gebaren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 gebaren.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 mimiek en gebaren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Hoofdstuk 7
oefeningen mimiek en gebaren.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mimiek.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . gebaren.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . zintuigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoofdstuk 8
vertellend voorlezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Hoofdstuk 9
oefeningen vertellend voorlezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
20 20 21 22
Hoofdstuk 10 werken met prenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 kamishibai. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 de kleine kamishibai. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Hoofdstuk 11 oefeningen met het werken met prenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Hoofdstuk 12 de openbare bibliotheek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 Hoofdstuk 13 aanbevolen literatuur.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . peuters. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . peuters en kleuters. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . kleuters. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
39 39 39 40
Hoofdstuk 14 geraadpleegde literatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Vertellen aan jonge kinderen
3
Voorwoord
Piramide is een totaalprogramma waarin de taal een dubbelrol ver vult. De taal is ons communicatiemiddel, maar het meeste van wat we leren komt met de taal als transportmiddel tot ons. Vertellen neemt in het even van jonge kinderen een belangrijke plaats in. Door de verhalen en boeken leren kinderen de wereld kennen, maar het is ook genieten geblazen. Hoe meer de kinderen genieten, hoe meer ze onthouden en leren. Bram van der Wurff heeft in trainingen voor leidsters, leerkrachten en tutors van het Piramideproject laten zien, hoe je met de eenvoudigste middelen de mooiste werelden kunt toveren. Met een bruin lapje, bevestigd aan de draden van een marionet laat hij de aarde tot even komen als prelude op een verhaal over de lente. Als dat geen verrassend begin is: een onhoorbaar nieuw geluid in vertelland. Bram van der Wurff inspireert leidsters, leerkrachten en tutors hoe je kunt verbeelden, hoe je verwachtingen kunt wekken, kortom hoe je alle kinderen naar je toe kunt trekken om samen met hen avonturen te beleven. In de bij deze handleiding gemaakte videofilm laten leidsters, leerkrachten en tutors onder zijn leiding zien hoe je vertellen bijzonder kunt maken. Samen met Wil Hensen heeft hij naast de videofilm een trainingsboekje samengesteld om aan de hand van de videobeelden vertelvaardigheden te oefenen. Een praktische handleiding om peuters en kleuters mee te voeren met verhalen.
Jef van Kuyk
4
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Hoofdstuk 1 leeswijzer als inleiding Dit werkboek is in het bijzonder bedoeld voor leidsters, leerkrachten en tutors die meewerken aan de uitvoering van het Piramideproject (Cito). Dit werkboek is ook bedoeld voor iedereen die met kinderen omgaat tussen 3 en 7 jaar en een hint of een weetje rondom vertellen wil hebben. Het werkboek is een aanvulling bij de trainingsvideo Vertellen aan jonge kinderen. Een videoband gericht op het kundiger en met meer plezier vertellen aan kinderen uit de peutergroepen en groep 1 en 2 van het basisonderwijs. opzet van het werkboek Het werkboek bestaat uit een voorwoord en veertien hoofdstukken. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Leeswijzer als inleiding Over vertellen vooraf Enkele voorwaarden Verrassend begin Oefeningen verrassend begin Mimiek en gebaren Oefeningen mimiek en gebaren Vertellend voorlezen Oefeningen vertellend voorlezen Werken met prenten Oefeningen werken met prenten De openbare bibliotheek Aanbevolen literatuur Geraadpleegde literatuur voorbereiding
Iedereen die met dit werkboek aan de slag wil gaan, raden wij aan eerst en ook tussen door de videoband Vertellen aan jonge kinderen te bekijken. uw startpunt en uw groei Iedereen begint dus vanuit zijn eigen startpunt. Dat betekent ook dat iedereen zijn eigen voortgang maakt.
Vertellen aan jonge kinderen
Als u begint met meer aandacht te besteden aan het vertellen dan begin u vanuit uw eigen startpunt. U vertelt, u beweegt en u gebruikt uw mimiek nu ook al. De een iets meer dan de ander. U hebt uw eigen achtergrond waarom u bent zoals u bent en doet zoals u doet. Veel dingen zijn van invloed geweest op uw startsituatie nu. Werd er bijvoorbeeld thuis veel verteld of juist nooit? Werden emoties getoond? Hebt u op uw opleiding bewust aandacht besteed aan vertelonderdelen of niet? Bent u zelf vaak aan het vertellen of doet u het bijna nooit? Staat u op verjaardagsfeestjes in het middelpunt van de belangstelling waardoor u gewend bent de aandacht vast te houden door uw manier van vertellen? En hoe voelt u zich op dit moment bij uw groep(en) kinderen en hoe vaak vertelt of leest u voor op dit moment? Hoe vrij voelt u zich in uw groep? Hoe zijn de kinderen? Gaat u gemakkelijk met uw groep om of juist heel moeizaam? Hoe reageren anderen op u. Allemaal zaken die van invloed zijn op uw 5
startsituatie. Hoe die startsituatie ook is, onze ervaring is dat (bijna) iedereen kan groeien in zijn manier van vertellen, in voorlezen en werken met prenten. Vaak ziet u ook dat kleuter- en peuterleid(st)ers bij kinderen veel expressiever durven zijn dan bij volwassenen. De een leert snel, de ander langzaam. De een leert veel van zijn collega, de ander minder. Hoe dan ook, het gaat bij deze oefeningen niet om vergelijking met anderen, maar om de voortgang die u bij uzelf opmerkt. Probeer ook te genieten van elke kleine vooruitgang. Dit steunt u in uw verdere stappen. Heb vertrouwen in u zelf en zie wat er gebeurt. je kunt vaak meer dan jezelf denkt.
6
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Hoofdstuk 2 over vertellen vooraf Iedereen die aan jonge kinderen vertelt, stimuleert de taalontwikkeling van het kind. Maar zo iemand doet meer. ontwikkeling stimuleren . U stimuleert de motoriek door verhalen te vertellen die het kind uitdagen mimiek en gebaren na te bootsen. . U stimuleert de fantasie door verhalen zo te vertellen dat u niet precies alles vertelt, maar ruimte reserveert voor het kind om zelf een beeld te vormen van wat het in het verhaal ontmoet. . U stimuleert de cognitieve ontwikkeling door verhalen zo te vertellen dat kennisbegrippen, zoals wat is een lolly, een bed, theedoek, smelten, strelen, drinken verklaard worden. . U stimuleert de emotionele ontwikkeling door verhalen zo te vertellen dat gevoelens tastbaar worden. . U stimuleert de zintuiglijke ontwikkeling door verhalen zo te vertellen dat tast, zien, reuk, horen en smaak bijvoorbeeld woorden, gevoel, herkenning en intuïtie oproepen. pedagogische functie Vertellen geeft meestal geborgenheid, een knusse sfeer waarin iedereen kan genieten. Rust, even weg van alle andere dagelijkse dingen. Even samen zweven op het verteltapijt naar andere sferen, andere situaties, andere gebeurtenissen. De vertelrituelen roepen verwachtingen op die door een verhaal ingelost worden. Iemand die aan jonge kinderen vertelt, is zich bewust van de pedagogische functie van vertellen. Ouders, leidsters, leerkrachten of welke volwassene dan ook kunnen door een verhaal het jonge kind iets van 'het leven' meegeven. Hier is geen boek voor beschikbaar. Iedere volwassene kiest daarvoor zijn eigen verhalen. Wij als auteurs van dit werkboek hebben als pedagogische visie, dat het kind door verhalen vergelijkingen aangereikt krijgt die zijn wereld differentiëren, helder maken en het kind door verhalen mogelijkheden aangereikt krijgt zijn handelingsarsenaal te vergroten. oprechtheid Iemand die aan jonge kinderen vertelt, is naar zijn beste kunnen altijd oprecht. Wat u voelt, komt altijd over bij kinderen, zeker bij jonge kinderen. Zelfs als u uw gevoel probeert te verstoppen. Juist dan pikken de kinderen datgene op wat u probeert te verbergen.
Weet jij van een verhaal zeker dat het jou tegenstaat, vertel het dan niet.
Voorbeeld. U hebt de keuze een verhaal uit een boek over een grote hond wel of niet te vertellen. Uw ervaringen met een grote hond zijn nu bepalend of u dit verhaal wel of niet kunt vertellen. Bedenk dat u tijdens en na het vertellen allerlei vragen van het kind krijgt! Stel, u loopt met een jong kind aan de hand over straat. In de verte ziet u een grote hond aankomen. Dan hebt u minstens drie mogelijkheden. U loopt gewoon door en aan die hond schenkt u geen aandacht. U zoekt even contact met het dier, aait hem
Vertellen aan jonge kinderen
7
misschien zelfs. Of u slaat, bang als u bent, angstvallig een ander straatje in. Maar als dat niet kan? Dan knijpt u het handje van het kind steeds steviger vast naarmate die hond dichterbij komt. Op het nippertje steekt u de straat over. U sleurt dat jonge kind bijna achter u aan met de woorden: "Hondje, doet niks hoor." Zelf bent u overduidelijk bang. Terwijl u eigenlijk probeert te vermijden dat het kind bang voor een grote hond is, maakt u het kind nu juist volop attent op uw angst. Zo'n angst slaat over op dat kind. Heeft u dan gefaald? Och, u bent immers een mens met goede en oprechte bedoelingen. Maar u gaat vast en zeker wel fouten maken als u, bang als u bent, dat verhaal daarna over die grote 'enge' hond gaat vertellen aan kinderen. Tijdens uw vertelling brengt dan ongewild iets van uw bangigheid over op kinderen, al is het nog zo'n leuk verhaal. Weet u van een verhaal zeker dat het u tegenstaat, vertel het dan niet. sociale functie Als wij kinderen bijvoorbeeld alleen maar vragen naar ons te luisteren, dan zullen zij onze verhalen wel horen met hun oren maar niet horen met hun hart.
Wie aan jonge kinderen vertelt, is zich bewust van de sociale functie van het vertellen. U laat het kind ervaren hoe prettig het is in zijn eentje of in een groep van iemand te genieten die een verhaal vertelt. Tegelijkertijd ervaart het kind dat het luisteren naar een ander ook andere bijzondere kanten heeft: het kind leert een ander beter kennen. Een kind wil u nadoen en wil zelf ook gaan vertellen. Naar een kind luisteren daagt hem bijvoorbeeld uit zijn verhaal aangenaam en in rust te vertellen. Als wij kinderen bijvoorbeeld alleen maar vragen naar ons te luisteren, dan zullen zij onze verhalen wel horen met hun oren maar niet horen met hun hart. Daarom willen wij u de volgende gedachte laten lezen. verhalen doorvoelen-doorleven
Een goede vertelster beleeft tijdens het vertellen alles opnieuw.
Herinnert u zich nog iemand van thuis of van school die fantastisch kon vertellen? Heerlijk was het om naar die persoon te luisteren. U vergat gewoon alles om u heen en u werd meegevoerd in het verhaal van die ander. Hoe kan dat toch? De ene persoon vertelt gewoon heerlijk: u hangt aan zijn of haar lippen. Bij een ander heeft u dat helemaal niet. Integendeel, u volgt niet eens het verhaal terwijl de gebeurtenis op zich spectaculairder kan zijn. Waar zit dat toch in? Eén van de belangrijkste dingen is dat de vertelster opnieuw beleeft wat er gebeurde, opnieuw de situatie als het ware doorvoelt en doorleeft met de geur en de smaak, met de geluiden en de beelden met alle gevoelens voor de mensen in dat verhaal en de gevoelens voor wat er gebeurt. Dan komen de woorden vanzelf en draagt de vertelster haar gevoel over. Dat voelt als luisteraar en daardoor voert zij de kinderen mee. Kinderen kunnen allemaal vertellen en hoe! Ze moeten wel vanaf het begin af aan luisteraars gehad hebben. Wanneer ouders,
8
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
broertjes, zusjes, opa's of oma's de tijd hebben genomen naar de verhalen van het kind te luisteren voelt het kind zich serieus genomen. Dan voelt het kind dat het de moeite waard is om naar te luisteren, dat zijn of haar verhaal belangrijk is. Dan leert het kind gebeurtenissen, gedachten, gevoelens en ideeën onder woorden te brengen. En al doende durft het kind alles naar voren te brengen. Omdat het al doende ook heeft geleerd wat het, wanneer het en hoe het kan vertellen. Het kind oefent zo het ordenen van gedachten en gevoelens. Het kind leert de wereld met de mensen kennen. Het kind oefent natuurlijk op deze manier het vertellen en groeit al doende in actief taalgebruik. Een kind waar naar geluisterd wordt, dat serieus genomen wordt, is ook in staat zelf naar anderen te luisteren en anderen serieus te nemen. Een kind waar naar geluisterd wordt, dat serieus genomen wordt, is ook in staat zelf naar anderen te luisteren en anderen serieus te nemen.
Niet alle kinderen hebben het geluk aandachtige volwassenen om zich heen te hebben. Deze kinderen voelen dat hun verhaal in de regel niet belangrijk is. Zij verleren het vertellen en krijgen ook steeds meer moeite duidelijk te zijn omdat ze of te snel willen vertellen of eindelijk zo genieten van de aandacht dat ze te uitgebreid vertellen. Beide wijzen van vertellen roepen bij de betreffende volwassene en andere kinderen irritatie op. Met als gevolg dat het kind het de volgende keer het nog moeilijker heeft met vertellen en misschien meteen al merkt dat de luisteraar zich voorbereidt op een nieuwe irritatie. U kunt zich voorstellen dat zo'n spiraal in de regel bergafwaarts draait. Kinderen die regelmatig en veel voorgelezen worden, hebben het geluk de sfeer van geborgenheid te kennen en ze leren vele verhalen kennen. Zij ontwikkelen hun gevoelsleven "in natura" en niet alleen in de verhalen van tv-films en videobanden. Luisteren naar verhalen heeft invloed op de manier van tegen de wereld aankijken en heeft invloed op de manier waarop kinderen hun eigen verhalen vertellen. Op peuterspeelzalen en basisscholen waar veel aandacht is voor de verhalen van kinderen en voor vertellen en voorlezen, ontmoet u vaardige vertellers. Daar ziet u dat kinderen hun emoties onder woorden durven en kunnen brengen en hun fantasie de vrije loop durven en kunnen laten gaan. Verhalen zijn voor kinderen net zo noodzakelijk als verse lucht. verhalen voor kinderen zijn net zo noodzakelijk als verse lucht
Vertellen aan jonge kinderen
9
Hoofdstuk 3 enkele voorwaarden Een vertelling slaagt niet alleen, omdat de vertelster het goed doet of omdat het publiek zo voorbeeldig is. de vertelplek Waar vertelt u uw verhaal? Als de kinderen tijdens het verhaal naar u kijken, zien zij dan niet voorbijlopende of spelende kinderen? Is de achtergrond sober? Sober hoeft niet saai te zijn. Een kleurige effen doek als achtergrond kan stemmig en toch zonder overdaad zijn. Waarop vertelt u? Op een vertelkussen? Op een kruk om vrij te kunnen bewegen? Of op een mooie, ruime, zachte, echte, sierlijke vertelstoel? Of op een tafel die iets hoger is dan waarop de kinderen zitten en waar u gemakkelijk van kunt opstaan en weer kunt gaan zitten zonder uw verhaal te onderbreken op zoek naar uw zitplek? Hoe groot is de halve cirkel waarin de kinderen zitten? Kunnen de voorste kinderen uw gezicht en de prenten zien? Maar kunnen de kinderen die het verst van u vandaan zitten dat ook? Kies wat u plezierig vindt als u vertelt. Er zijn vertelsters die per verhaal nog iets extra's aan de aankleding van de vertelplek doen. Wat zeker zo gezellig is, is de kinderen hierbij te prikkelen hoe zij een vertelplek willen inrichten. de vertelsfeer Zoek om een vertelsfeer te creëren iets wat bij jou past, waar jij jezelf lekker bij voelt.
Wat kunt u doen om een vertelsfeer te creëren? . Een vast ritueel wat steeds terugkomt zoals een bloem in uw haar steken als u gaat vertellen. Of op de vertelplek een bepaalde doek ophangen als decor of daar samen met de kinderen een vertelmat uitrollen en daarop samen gaan zitten. . Een verrassend begin bedenken. . Als u het gevoel hebt dat er ineens een stemming hangt voor een verhaal, vertel dan. Al gebeurt zoiets maar als u bij één kind een pleister op een wondje plakt. Zoek om een vertelsfeer te creëren iets wat bij u past, waar u zich lekker bij voelt. vertelmaatje
Wil jij beter kunnen vertellen? Vertel dan vaker hetzelfde verhaal.
Wat kunt u doen om steun te vinden? Om gestimuleerd te worden? Zoek een collega waarbij u zich plezierig voelt. Iemand die u met een glimlach suggesties kan geven. Doe veel dingen samen, zeker de voorbereiding. Zij of hij kan uw vertelmaatje zijn. Jullie kunnen samen veel plezier beleven terwijl u met de komende oefeningen aan het werk gaat. Trouwens een collega als maatje hebben, is dikwijls inspirerend. Wat kunt u doen om uw verhaal vaker dan 1x te vertellen?
10
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Spreek met uw collega af dat u af en toe in haar groep komt vertellen en nodig die collega ook in uw groep uit. Dit kan natuurlijk uw vertelmaatje zijn maar ook iemand anders. Een stapje verder is het misschien een samenwerking met een andere peuterspeelzaal of school zodat u uw verhaal vaker vertelt en de kinderen een andere vertelster meemaken. Vertel uw verhaal ook bij uw eigen kinderen thuis, uw nichtjes, neefjes, buurkinderen, vriendjes, vriendinnetjes, een verjaardagspartijtje en vul maar in. Een nieuw verhaal vraagt meteen een gespreide aandacht op alle terreinen. Hetzelfde verhaal vaker vertellen geeft u de gelegenheid u zich te richten op kleine onderdelen! Hoe kunt u zich helpen steeds beter te vertellen? Nog een stapje verder is een video-opname van uzelf maken, net zoals u vakantie-opnames maakt of opnames van uw kinderen of een feestje. Eerst bekijkt u die dan zelf. Dat kan de eerste keer erg confronterend zijn. U ziet dan dingen van uzelf die u daarvoor niet wist. Zie dit niet als fout, als verkeerd, als stom maar zie alles puur als terugblik. "O, zo doe ik dat dus. Dat doe ik de volgende keer anders. Wat ik goed vind, houd ik vast en ontwikkel mij verder." Daarna bekijkt u de band met uw vertelmaatje of een ander vertrouwd iemand die u natuurlijk eerst wijst op de dingen die u goed doet. Daarna geeft u zelf aan wat u anders wilt gaan doen waarna u pas suggesties aan de ander vraagt om het te verbeteren. Dit is de geleidelijke weg. Een aantal van u is zo zelfverzekerd dat zij meteen suggesties van anderen aankunnen. Dat kunt u dan zelf aan uw vertelmaatje vragen. Dit is de directe weg.
Vertellen aan jonge kinderen
11
Hoofdstuk 4 verrassend begin: is uw verhaal anders dan anders beginnen. En dan zit iedereen klaar voor het verhaal. Een bijzondere manier om de kinderen alvast te oriënteren op het verhaal is door iets verrassends te doen. Dit heeft twee grote voordelen. De kinderen zijn alert en afwachtend op wat er gaat komen. Bij het verrassende kun je ook gevoelens oproepen die met het thema van het verhaal te maken hebben. De groep zal op die gevoelens reageren. Ze kunnen als het ware al wat stoom afblazen voordat ze het verhaal kennen. Als ze straks het verhaal horen, zullen die gevoelens een diepere indruk op hen achter laten. Het heeft immers al iets vertrouwds. (citaat uit de videoband vertellen aan jonge kinderen)
Op de videoband ziet u dat Liesbeth haar pantoffels en pyjama aantrekt. De kinderen uit groep 2 reageren verbaasd en lacherig op die situatie. Zij zijn een en al aandacht bij die komische situatie. Zij reageren heel betrokken bij wat Liesbeth over bang zijn in het donker zegt. Zij reageren en wisselen ervaringen uit. Als daarna Liesbeth Het verhaal van Janneke van Zomeren van Joke van Leeuwen vertellend voorleest, kunt u bij de kinderen merken dat zij het verhaal met veel belangstelling volgen. De kinderen kunnen zich heel goed identificeren, inleven in de hoofdfiguur, Janneke van Zomeren. Als u een verrassend begin bij een verhaal bedenkt, hoeft dit zeker niet elke keer op de manier zoals u dat op de band kunt zien. Belangrijk is dat de volgende punten telkens in uw verrassend begin terugkeren. 1 2 3 4 5
Oproepen van aandacht, interesse, betrokkenheid of motivatie Op een ongedwongen manier werken. Een belangrijk thema van het verhaal erin verwerkt. Moeilijke en onbekende begrippen spelenderwijs uitleggen. De kinderen volop de kans geven te reageren. de vertelkring Als we gaan vertellen, willen we een goede vertelsfeer hebben. Dat begint al dat de kinderen naar de wc zijn geweest, dat ze in een halve cirkel voor jou zitten. Jij zoekt trouwens een plaatsje waardoor de kinderen als ze naar jou kijken, niet afgeleid worden door wat er buiten gebeurt. (citaat uit de videoband vertellen aan jonge kinderen)
Op de videoband staan wij nog even stil bij de vertelkring. Vertellen heeft iets knus. Kijk maar eens naar Sesamstraat als daar een verhaal wordt verteld. Iedereen zit zo dicht mogelijk bij de verteller. Maar niet iedereen kan naar de plaatjes kijken. Een enkele keer ziet u dan ook dat een kind in het boek wil meekijken. In de
12
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
dagelijkse praktijk zult u aan meer kinderen tegelijk moeten vertellen. U zult dus wat gestructureerder moeten werken. De kinderen zitten altijd in een halve kring voor u als u prenten of een voorwerp tijdens de vertelling laat zien. na de vertelling Met hele jonge kinderen is het wat moeilijk napraten. Voor hen is het al een hele zit: een verrassend begin en daarna nog een verhaal. Als u met voorwerpen en prenten uw verhaal hebt verteld, is het belangrijk dat u na afloop die voorwerpen en prentenboeken binnen het bereik van de kinderen legt. Zij kunnen er dan nog een keer naar teruggrijpen. Maak even wat tijd vrij om per kind nog eens over het verhaal te praten. En ga op de reacties van het kind in. De tutor kan het verhaal ook nog eens een keer aan bod laten komen. De kleine kamishibai kan hierbij een bijzondere rol spelen. Later komen wij op de kleine kamishibai terug. Bij kinderen uit groep 2 kunt u al wat dieper op het verhaal ingaan. Zoiets kunt u in twee stappen laten verlopen. Die stappen zullen wel door elkaar gaan lopen, maar wij vinden het belangrijk enkele accenten aan te brengen. het verhaal verder uitdiepen, stap 1 Door het uitdiepen van een verhaal krijgen kinderen inzicht in gevoelens van anderen waardoor hun mogelijkheden om met gevoelens om te gaan worden uitgebreid.
Omdat tijdens het vertellen bij de kinderen gevoelens zijn opgewekt, is het onvermijdelijk dat zij direct eigen ervaringen ter sprake brengen. Ga daar op in, maar breng hun opmerkingen in verband met de inhoud van het verhaal. Bij deze stap is het belangrijk de nadruk op het uitdiepen van het verhaal te leggen. Kinderen krijgen daardoor inzicht in gevoelens van anderen, waardoor hun mogelijkheden worden uitgebreid. Ook kunnen onderdelen verduidelijkt worden. Er zijn altijd passages die voor sommige kinderen niet helder zijn, bijvoorbeeld omdat een kind het niet zo goed begrijpt, maar ook doordat een kind zich niet met een persoon kan vereenzelvigen. Passages kunnen ook vragen of emoties oproepen die aandacht vereisen. Om belevingen te intensiveren worden in deze stap verwerkingsvormen bedacht die het kind nog dichter bij het verhaal brengen (naspelen, tekenen, een liedje maken). In de voorbereiding is het belangrijk te weten over welke passages, personen en thema's uit het verhaal u wilt napraten. Bij deze stap blijft steeds het verhaal als geheel het uitgangspunt. eigen ervaringen en gevoelens van de kinderen, stap 2 Natuurlijk willen de kinderen kwijt welke ervaringen zij hebben met betrekking tot het onderwerp van het verhaal en welke anders zijn. Al snel zullen de klasgenoten op elkaar reageren: 'Dat heb ik ook', en: 'Bij mij is dat niet zo'. Dat is de bedoeling van deze stap. In deze fase kunnen verschillende verwerkingsvormen gehanteerd worden. Gesprekjes voeren kan natuurlijk heel goed, maar allerlei spelvormen mogen zeker niet vergeten worden. Door spel komen de kinderen dicht bij hun belevingen. Dikwijls zal er sprake zijn van
Vertellen aan jonge kinderen
13
een wederkerig proces tussen spel- en gespreksvormen waardoor steeds dieper en breder op de eigen ervaringen ingegaan kan worden. Zoals al eerder opgemerkt is, kunnen de stappen 1 en 2 enigszins door elkaar lopen. Dat is op zichzelf niet erg. Al te strak vasthouden aan een schema remt de spontaniteit en effectiviteit met het werken met kinderen.
14
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Hoofdstuk 5 oefeningen verrassend begin Bij de meeste oefeningen kunt u direct uw antwoorden en opmerkingen opschrijven. Denkt u dat u dit werkboek vaker wilt gaan gebruiken, kopieer dan dit hoofdstuk. U houdt dan altijd één 'schoon' exemplaar over voor later. Oefening 1 Bekijk de scène van het Verrassende Begin van Liesbeth nog een keer. a Probeer erop te letten welke thema's Liesbeth aanreikt om de kinderen in de stemming te brengen. De thema's zijn
b Bij Liesbeth valt op dat ze in het begin niets zegt. Let op haar mimiek en gebaren. Let er ook op hoe ze voor alles de tijd neemt. Sterke gebaren vond ik
Bij haar mimiek, gezichtsuitdrukking, viel me op dat
Vertellen aan jonge kinderen
15
Oefening 2 Bedenk een verrassend begin bij een voor u bekend verhaal of gebruik een van de verhalen die wij noemen in het hoofdstuk aanbevolen literatuur. Oefening 3 Vertel het verhaal nu in uw klas waarbij u het verrassende begin uitvoert. Oefening 4, terugblik Wat deed u, volgens u, goed?
Hoe weet u dat?
Wat kan de volgende keer anders en daardoor misschien beter?
Oefening 5 Als uw vertelmaatje erbij was, laat die dan ook de vragen in deze volgorde afwerken. Als uw vertelmaatje er niet bij was, bespreek dan wel met haar of hem uw ervaringen en wat u wilt veranderen.
16
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Oefening 6 Werk deze verandering uit. Bereid goed voor. Spreek met een collega af dat u hetzelfde in haar of zijn groep komt doen. Oefening 7, terugblik 2 (Voorstel: Eerst alleen, dan uw vertelmaatje en dan samen bespreken) Wat ging nu beter?
Bent u tevreden? Heerlijk! Bent u nog niet tevreden? Hebt u nog nieuwe ideeën? Werk ze uit en probeer wat u bedenkt uit. Nieuwe ideeën:
Oefening 8 Bespreek met uw vertelmaatje waar u in uw verrassende begin volop gebruik van maakt: van uw mimiek? Van gebaren? Woorden? Geluiden? Voorwerpen?
Vertellen aan jonge kinderen
17
Hoofdstuk 6 mimiek en gebaren: versieren uw verhaal. De verteller werkt op een andere manier met zijn lijf dan de toneelspeler, al zijn er acteurs die verteltechnieken gebruiken en vertellers die acteren. De verteller hult zich niet in de (schijn)persoonlijkheid van zijn personage, maar blijft herkenbaar als de persoon die hij in het dagelijks leven is. Hij voegt geen nieuwe ingestudeerde eigenschappen aan zichzelf toe, maar gaat op zoek naar ervaringen en kwaliteiten die al in hemzelf aanwezig zijn. Hoe bewuster hij zich is van zijn eigen rijkdom aan emoties, des te overtuigender zal zijn verhaal overkomen. 3
Met onze gezichtsuitdrukking geven wij dikwijls een emotie weer.
(citaat uit Jan Swagerman de kunst van het vertellen, p. 16)
Op de videoband kunt u aan de snuit van Liesbeth en Ewa zien hoe zij iets heets en stikkends ervaren. Bij de opnamen ervoeren wij precies wat Jan Swagerman ook zegt. Liesbeth en Ewa werden zich ervan bewust, hoe zij gewoonlijk een emotie in hun gezicht leggen. Toen zij naar de opname keken, vonden zij het gek van zichzelf, die gekke bekken. Zij twijfelden zelfs of het wel echt was en vonden eventjes dat zij zo deden vanwege de video-opnamen. "Als mij zoiets thuis overkomt, kijk ik lang niet zo", zei Liesbeth zelfs. Meteen toen ze dat had gezegd, schoot ze in de lach: "Als ik er over nadenk, dan maak ik die grimassen altijd zo. Mijn fotoalbum staat er vol van". Met onze gezichtsuitdrukking geven wij dikwijls een emotie weer. Een vertelster kan met haar mimiek een situatie en een persoon beschrijven waar woorden tekort schieten. Veel woorden worden dan zelfs overbodig. Eén van de vele mogelijkheden hoe een vertelster haar mimiek kan gebruiken is de humor. Iets ernstig zeggen terwijl uw ogen en lippen glimlachen, wekt het gevoel op voor ironie. Deze vorm van humor kan echter voor jonge kinderen verwarrend zijn. Voor hen is het belangrijk dat wat ze zien, horen en voelen volledig met elkaar overeenstemt. gebaren Mimiek blijft beperkt tot het gezicht. Bij gebaren gebruikt de vertelster haar hele lichaam. Met een gebaar verduidelijkt een vertelster dikwijls iets concreets. Met gebaren verbeeldt de vertelster bijvoorbeeld een situatie en een persoon waar het met woorden niet zo kernachtig gezegd kan worden. Een voorwerp laten zien roept nieuwsgierigheid op als het een functie in een vertelling krijgt. Ewa laat zien dat de koffer open en dicht kan, dat er iets in zit en dat er iets uit komt. Ze geeft hier geen les maar vertelt spelenderwijs met weinig woorden en veel gebaren en de kinderen pikken vanzelf de begrippen op. (citaat uit de videoband vertellen aan jonge kinderen)
Op de videoband ziet u Ewa daar een paar goede voorbeelden van geven. Zij hoort een geluid dat uit een koffer komt. Zij ontdekt de
18
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
functie van de koffer: "Hij kan open en weer dicht en er zit iets in", zegt zij. De gebaren en de woorden wisselen hier elkaar af. De gebaren "open" en "dicht" hebben hier meer zeggingskracht dan de woorden die Ewa zegt. In de scène waarin Liesbeth over een heks vertelt, overdrijft zij een tikkeltje haar gebaren, lijkt het wel. In plaats van overdrijven, willen wij hier laten zien hoe nadrukkelijk gebaren kunnen zijn. De vertelster wil aan haar publiek niet zomaar een heks verbeelden, maar die ene bewuste heks, zoals er geen andere op aarde bestaat. Gebaren kunnen dus ook leiding geven aan wat een vertelster wil duidelijk maken. En soms moet u daarbij een beetje overdrijven om een situatie en een persoon scherper af te tekenen. mimiek en gebaren Mimiek en gebaren gaan bij een vertelster altijd samen. Wij spreken dan van pantomime. Zonder woorden kan een vertelster met haar ogen naar het raam kijken, met de rest van haar gezicht kan zij laten zien hoe zij ervaart wat zij daar bij het raam ziet. Met de rest van haar lichaam geeft zij houding aan haar gevoel. met heel haar lichaam geeft de vertelster houding aan haar gevoel
Vertellen aan jonge kinderen
19
Hoofdstuk 7 oefeningen mimiek en gebaren Bij de meeste oefeningen kunt u direct uw antwoorden en opmerkingen opschrijven. Denkt u dat u dit werkboek vaker wilt gaan gebruiken, kopieer dan dit hoofdstuk. U houdt dan altijd één 'schoon' exemplaar over voor later. Mimiek en gebaren kunt u thuis oefenen voor de spiegel of samen met een collega op school of de peuterspeelzaal. U hebt wel een passpiegel nodig. Wij raden u aan om ook dit samen met een collega te doen (eventueel een ander dan uw vertelmaatje?) omdat u vreselijk veel lol samen beleeft (tijdens de lunchpauze?) en u niet alleen uzelf maar ook de ander ziet. Het kan elkaar stimuleren om extremer te bewegen of nóg gekkere bekken te trekken. Daarnaast kunt u elkaar vertellen wat de ander goed doet. Vooral wat goed is want daarvan krijgt u zelfvertrouwen en daardoor durft u steeds meer waardoor u veel leert. Bij de uitvoering stelt u zich voor hoe uw groep zal gaan reageren als u het zo doet. Wie gaat er, volgens u, lachen; wie gaat reageren en welke reactie verwacht u dan; wie wordt er bang enzovoort? Opmerking vooraf: draag er zorg voor dat u er geen pantomimestuk van gaat maken. We besteden aandacht aan deze onderdelen om expressiever en boeiender te kunnen gaan vertellen en voorlezen. De bedoeling in de komende opdrachten is een aantal vaardigheden afzonderlijk te oefenen terwijl ze in de werkelijkheid nooit los van de andere vaardigheden voorkomen. Deze vaardigheden kunt u altijd en overal toepassen. In ons geval bij het verrassende begin, bij vertellend voorlezen en bij het werken met prenten. mimiek Oefening 9 Laat u inspireren door de videoband en bekijk het stuk waarin Liesbeth iets heets oppakt en Ewa iets dat stinkt. Bekijk het zo'n drie keer en let op de grote verschillen van de ogen, de mond, de huid van het hoofd enzovoort. Oefening 10 Ga voor de spiegel staan. 1 Trek zoveel mogelijk overdreven gekke bekken, grimassen. Zorg voor extreme verschillen. Kijk naar u zelf en probeer te genieten van al die gezichten die u dus ook hebt! 2 . . . . . .
20
Laat met uw gezicht de volgende emoties zien teleurgesteld geschrokken verlekkerd nijdig blij enzovoort
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
3 Trek één gek gezicht en verander iets inhoudelijks bijvoorbeeld treurige ogen in lachende ogen, geschrokken en opgelucht, verbaasd en boos. 4 Trek een gewoon verbaasd, vrolijk, nieuwsgierig, angstig gezicht. Overdrijf nu niet en verander kleine dingen en zie wat er gebeurt. Oefening 11 Kijk deze week zoveel mogelijk om u heen naar de gezichtsuitdrukkingen van mensen. Ook op televisie, de nieuwslezer of de personen uit een film. Wordt uzelf meer bewust van de zeggingskracht van mimiek. Ik zag de volgende bijzondere dingen:
gebaren Oefening 12 Laat u ook nu inspireren door de stukken van de band waarin Ewa met de koffer werkt en Liesbeth vertelt over de heks. Bekijk het zo'n drie keer en let op wat ze met hun houding en hun armen doen. U zult merken dat uw mimiek meteen meedoet. Dus als u dat kunt, pas dit meteen toe. U hebt de passpiegel en uw vertelmaatje weer nodig. Oefening 13 Probeer van een klein gebaar bewust te worden en werk denkbeeldig. Maak er geen pantomimespel van. Het gaat er hier om korte momenten treffend neer te zetten. . rol een shaggie, eerst een normale, dan een grotere en dan een kanjer! . draai een lamp in de fitting, eerst een gewone lamp en dan een lamp die wel tien keer zo groot is . pluk een appel, bekijk hem, ruik eraan en bijt erin . maak een paraplu open bij normale wind en bij storm . draai de dop van een fles los . stift uw lippen nadat u de lippenstift hebt opengedraaid . trek een te strakke broek aan Oefening 14 Hetzelfde als bij opdracht 13 maar nu doet alles niet vanuit een neutrale basishouding maar boos en dan nieuwsgierig. Vertellen aan jonge kinderen
21
Kijk goed naar uzelf in de spiegel en ontdek de grote verschillen in mimiek en gebaren. zintuigen Oefening 15 1 Luister naar iets speciaals en draai u ernaar toe. Laat meteen uw emotie zien, bij: . nieuwsgierig zijn (bijvoorbeeld u ziet iets glinsterend op de grond liggen) . schrikken (bijvoorbeeld er valt een bloempot rakelings uw hoofd op de grond) . bang zijn (bijvoorbeeld een inbreker 's nachts in uw huis) . blij zijn (bijvoorbeeld u bent net geslaagd)
Verschillen in gebaren worden door emoties bepaald.
Kijk eventueel nog eens naar de scène op de videoband Vertellen aan jonge kinderen waarin Ewa een geluid achter zich uit de koffer hoort komen. 2 Ruik een bepaalde geur. Laat zien waar u het ruikt, waar de geur vandaan komt en wat het is. Laat vooral uw emotie zien bij: . iets vies (bijvoorbeeld poep) . iets lekkers (bijvoorbeeld verse koek) . iets onbekends, prikkelends (bijvoorbeeld kruid) 3 Kijk naar iets bepaalds. Laat zien waar naar kijkt, in welke richting en laat zien met uw hele lijf wat het is. Laat vooral uw emotie zien bij: . iets geks maar leuks (bijvoorbeeld een kind dat een bokje een kopstoot geeft) . iets moois (bijvoorbeeld een edelsteen, een bloemetje, een rupsje, een spinnenweb) . iets groots (bijvoorbeeld er staat een reus voor u, bekijk hem van top tot teen) . iets kleins (bijvoorbeeld u raapt een muisje op en streelt die in de palm van uw hand) 4 . . .
Proef iets bepaalds en laat zien hoe dat voelt voor u, bij: iets lekkers (bijvoorbeeld uw favoriete ijsje, borreltje) iets zuurs (bijvoorbeeld een zure kers) iets wat mierenzoet is (bijvoorbeeld een suikerspin)
5 Voel iets bepaalds en laat zien wat u voelt met uw handen of met uw voeten, uw gezicht of welk lichaamsonderdeel dan ook, bij: . iets zachts (bijvoorbeeld fluwelen stof) . iets stekelig (bijvoorbeeld een egel) . iets hards (bijvoorbeeld een steen) Oefening 16, terugblik Met welke zintuigen kunt u gemakkelijk uit de voeten?
22
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Met welke zintuigen hebt u wat meer moeite?
Probeer de komende weken in uw gewone leven meer bewust te zijn van net die zintuigen die u tot nu toe niet zo vaak expliciet gebruikt hebt. Oefening 17 In kinderverhalen komen vaak dieren voor. Elk dier kunt u typeren door bijvoorbeeld één specifiek gebaar. Maak verschillende gebaren per dier en kies er eentje uit die voor u het meest typeert. Probeer eens de volgende dieren neer te zetten: . een kat . een hond . een haan . een vogeltje . een beer . een muisje Oefening 18 Zijn u hierbij dingen opgevallen? Dingen die u steeds beter gaat doen? Welke zijn dat?
Vertellen aan jonge kinderen
23
Hoofdstuk 8 vertellend voorlezen: is lezen alsof u het zelf meemaakt Vertellend voorlezen is misschien wel dé manier bij uitstek voor iedereen die voorlezen te gewoontjes en vertellen wat eng vindt. Maar er zijn ook vertelsters die vertellend voorlezen tot een ware kunst hebben weten te maken. Twee zaken keren altijd bij vertellend voorlezen terug: 1 De vertelster suggereert door haar manier van vertellend voorlezen dat alles, van het begin tot einde, door haar bedacht is. 2 De vertelster die vertellend voorleest heeft altijd een (prenten)boek of een kamishibai bij zich. Zij neemt de prenten of de tekst als uitgangspunt of houvast tijdens haar vertelling. Een bijzondere manier van vertellen is vertellend voorlezen. Al weet misschien niemand precies wat het is, toch vallen er minstens drie dingen op die kenmerkend zijn voor het vertellend voorlezen. 1 Als jij met platen werkt of een prentenboek doet, dan lees jij als het ware de plaatjes door er een verhaal van te maken. 2 Iemand die voorleest vat wel eens heel bewust enkele fragmenten samen of laat heel bewust woorden weg zoals: zei hij kwaad omdat die zin kwaad wordt voorgelezen. 3 Het derde kenmerkende aan vertellend voorlezen is de levendige manier waarop het gebeurt. De voorlezer heeft een boek voor zich maar jij zou zweren dat hij levensecht aan het vertellen is. 5
(citaat uit de videoband vertellen aan jonge kinderen)
Bij prentenboeken staan de plaatjes voorop. De tekst in een prentenboek, hoe mooi die ook kan zijn, is niet in staat het hele verhaal te vertellen. Op de prenten is veel meer te zien dan vaak in de tekst terug te vinden is. De vertelster zal bij de platen een eigen tekst maken en verweeft waar zij dat belangrijk vindt de tekst uit het boek. Kinderen die nog niet kunnen lezen, 'lezen' de plaatjes alsof het letters zijn. Net als bij beginnende lezers hebben zij ooit moeite een plaatje of een detail te begrijpen. Vertellend voorlezen is misschien wel de manier bij uitstek voor iedereen die voorlezen te gewoontjes en vertellen wat eng vindt.
24
Als een vertelster met een bestaande tekst vertellend voorleest, kan zij op allerlei manieren daarmee omgaan. Drie manieren springen meestal in het oog. 1 De vertelster zal bij de dialogen in de tekst, zelden: 'zei hij',' riep zij boos' enzovoorts gebruiken. Bij dialogen voelt de vertelster de uitdaging door stem, mimiek en gebaren degene die op dat moment in het verhaal aan het woord is, te typeren. 2 De vertelster zal lange (saaie) passages inkorten door die in eigen woorden te vertellen. Bij de voorbereiding zoekt zij moeilijke woorden of typische uitdrukkingen in het verhaal op. Woorden zoals: haan, roekeloos, schemering, buiteling, raspen en smikkelen. Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Typische uitdrukkingen zoals: op de bus staan te wachten, rond het huis lopen, de wind in de rug hebben en de weg kwijtraken. Voor al die moeilijke woorden en begrippen zoekt zij begrijpelijke synoniemen. Zij zal in het verhaal eerst het moeilijke woord gebruiken en daarna het synoniem zeggen. . "Leentje ging naar het ziekenhuis. Ze moest bij een specialist zijn. Een specialist is een dokter die van één ziekte heel veel weet". . Een kloek is een moederkip. . Ze zullen verdwalen. Volgens mij zullen ze de weg kwijtraken. Als ik niet snel naar hen toe ga, weten ze straks de weg naar huis niet meer terug te vinden". In één adem zegt de vertelster hier in drie zinnen hetzelfde. Daardoor verhoogt de vertelster het begrip over niet meer weten waar iemand is. 3 De vertelster zal sommige passages letterlijk voorlezen. Meestal doet zij dit om wat rust in haar vertelling aan te brengen. Sommige vertelsters zeggen dat zij dit juist doen om het mooie van de taal van de auteur goed tot uitdrukking te laten komen. vertellend voorlezen heeft iets weg van eerlijk liegen
Vertellen aan jonge kinderen
25
Hoofdstuk 9 oefeningen vertellend voorlezen Bij de meeste oefeningen kunt u direct uw antwoorden en opmerkingen opschrijven. Denkt u dat u dit werkboek vaker wilt gaan gebruiken, kopieer dan dit hoofdstuk. U houdt dan altijd één 'schoon' exemplaar over voor later. Oefening 19 Bekijk de video met het stuk dat gaat over Vertellend Voorlezen en let op hoe Ewa de traploper en Liesbeth de pantoffelheld neerzet. Bekijk dit stukje ook zo'n drie keer. Een geforceerde vertelsfeer laat jouw vertelling altijd mislukken.
Waardoor voelde u wat de traploper voelde? Wat deed Ewa?
Waardoor voelde u wat de pantoffelheld voelde? Wat deed Liesbeth?
Oefening 20 Kies samen met een collega een verhaal dat jullie al kennen. Natuurlijk bedenkt u eerst samen een verrassend begin. Voorstel: eerst ieder voor zich, bijvoorbeeld drie verschillende. Daarna wisselt u ze uit en samen kiest u er één of u stelt een verrassend begin samen uit de ideeën die aanspreken. Oefening 21 Probeer u in het verhaal in te leven, alsof u er zelf bij bent. U bent al die personen zelf en u bent de vertelster. Om u nog beter in te leven, kunt u de volgende opdrachten doen: a Waarom hebben jullie nu juist dit verhaal gekozen? Wissel dit uit.
26
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Waar gaat het om in dit verhaal?
c Wat voelt u bij elk stukje? Wissel dit met elkaar uit. Ontdek de verschillen!
Weet u zich nog een situatie te herinneren, waarbij u zich net zo voelde als de figuur in het verhaal? Schrijf die situatie met een steekwoord in de kantlijn op. d Hoe denkt u dat de karakters van de figuren zijn? Laat een figuur uit het verhaal u aan iemand in uw leven denken? Zo ja, zet de naam van die persoon in de kantlijn van het stukje waarop het van toepassing is!
Jij, als vertelster, weet alles: verleden, heden en toekomst van alle personen en figuren uit het verhaal.
Belangrijke opmerking. Jullie twee, u en uw collega weten alles van het verhaal: . wat ervoor gebeurde . wat erna gebeurde . hoe de figuren uit het verhaal vroeger waren en hoe ze in de toekomst zullen zijn! Oefening 22 Bedenk een tijdstip waarop u het verhaal vertellend gaat voorlezen. Spreek met uw vertelmaatje af zodat die er bijvoorbeeld bij kan zijn. Zeker in het begin kan dit bijzonder stimulerend werken. Streep in uw gekozen verhaal zinnen door als: fluisterde hij, schreeuwde zij kwaad enzovoort. Moet u delen van het verhaal samenvatten? Zo ja, besteed daar even rustig wat tijd aan.
Vertellen aan jonge kinderen
27
Bereidt uw verhaal goed voor door het verhaal enkele keren hardop voor te lezen zodat u de gevoelswaarden voelt die u dan in uw stem en in de woorden legt. Oefening 23 Organiseer de groep en creëer een vertelsfeer. Ga op uw vertelplek zitten. Leef u in het verhaal in. 1 start met het verrassende begin 2 lees uw verhaal vertellend voor. Belangrijke opmerking Als u aanvoelt dat uw groep niet aan uw verhaal toe is omdat ze naar aanleiding van uw verrassende begin iets heel anders willen, vertel dan niet. Oefening 24, terugblik Wat deden jullie volgens u, goed?
Hoe weet u dat?
Wat vindt de ander goed van wat u deed?
Wat kan ieder van jullie de volgende keer anders en daardoor misschien beter doen?
28
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Oefening 25 Werk de gekozen veranderingen uit. Bereidt het goed voor. Spreek met een collega af dat u hetzelfde in zijn of haar groep komt doen. Lees vertellend voor. Oefening 26, terugblik Wat ging nu beter?
Zijn jullie tevreden? Heerlijk! Zijn jullie nog niet tevreden? Hebben jullie nog nieuwe ideeën? Werk ze uit en probeer alles wat jullie bedacht hebben.
Vertellen aan jonge kinderen
29
Hoofdstuk 10 werken met prenten: Enkele opvallende verschillen tussen een prentenboek en een kamishibai. De verschillen geven eerder de mogelijkheden van beide aan, dan een oordeel in de betekenis van goed, beter, best. Werken met prenten is laten zien wat jij vertelt.
prentenboek
kamishibai
Prenten en tekst gaan in een prentenboek samen.
Prenten kunt u zonder tekst presenteren.
De verteller houdt het boek dikwijls vast.
Een ‘theatertje’ dat op een tafel gezet wordt. De verteller heeft meer bewegingsvrijheid.
Kinderen kunnen wat eerder Door het kader van de kamishibai afgeleid worden door de omgeving. wordt het kind meestal wat minder snel afgeleid door de omgeving.
30
Elke prent is één geheel. Als op één bladzijde vier tafereeltjes staan, zijn deze heel lastig stuk voor stuk te bekijken.
Een kamishibaiprent is te verknippen. U kunt de afzonderlijke tafereeltjes op schone platen plakken en die dan één voor één vertellen. Het oorspronkelijke ontwerp van de illustrator gaat hierbij wel verloren.
Een prentenboek kunt u gemakkelijk meenemen.
De grote kamishibai is groot en zwaar.
Een prent in een boek is niet zo goed uit te stallen. U moet het boek daarbij altijd een beetje mishandelen.
Alle prenten kunnen afzonderlijk uitgestald worden.
U volgt het prentenboek van bladzijde naar bladzijde. Het is moeilijk een stuk weg te laten.
U kunt de prenten in een andere volgorde aanbieden, prenten weglaten, prenten toevoegen.
Kinderen kunnen worden afgeleid door de volgende bladzijde tenzij u deze afdekt met een papier of met uw hand.
U laat alleen de prent zien die op dat moment van belang is voor het verhaal.
Als u de tekeningen van de kinderen in een prentenboek bundelt heeft het iets feestelijks.
Als u de tekening van een kind in een kamishibai stopt, wordt dit een schilderij. Ofschoon! Wij kennen een situatie dat een kind weigerde dat zijn tekening in een kamishibai werd gestopt. Daarin zat een eng of verdrietig verhaal. Een kind zei eens letterlijk: "Daar gaat hij van huilen". Hij wees zichzelf aan op zijn tekening.
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
de kleine kamishibai Liesbeth, de tutor, geeft op de videoband minstens twee belangrijke kenmerken van de kleine kamishibai aan. 1 De plaatjes kunt u één voor één aanbieden. Soms is een kind bij een prentenboek afgeleid door het volgende plaatje. 2 Kinderen zullen heel gemakkelijk de kunst van het vertellen met de grote kamishibai afkijken en met de kleine kamishibai zelf een eigen vertelvoorstelling kunnen geven. Dit verloopt niet wezenlijk anders dan met een prentenboekvertelling. Er is zeker nog een derde aan toe te voegen. 3 U als tutor zeker, maar ook u als leidster en leerkracht kan heel gemakkelijk voor ieder kind afzonderlijk een aantal plaatjes verzamelen, die voor het moment en voor dat kind belangrijk zijn. De kleine kamishibai werkt individueler.
Vertellen aan jonge kinderen
31
Hoofdstuk 11 oefeningen met het werken met prenten Bij de meeste oefeningen kunt u direct uw antwoorden en opmerkingen opschrijven. Denkt u dat u dit werkboek vaker wilt gaan gebruiken, kopieer dan dit hoofdstuk. U houdt dan altijd één 'schoon' exemplaar over voor later. De video gaat op diverse plaatsen op dit onderwerp in. Oefening 27 Ga eens na in uw vertelcarrière tot nu toe welke prentenboeken u gebruikt hebt. Welk prentenboek lukte niet? Neem dat prentenboek erbij. Blader het opnieuw door en stel u de volgende vragen: . Zijn er prenten bij die te druk zijn? . Zijn er prenten bij waarin veel in perspectief is getekend waardoor jonge kinderen worden afgeleid? . Heb ik details over het hoofd gezien die kinderen wel opmerkten? . Waren de prenten wel leuk of stond mij de tekst tegen? . Was de tekst wel leuk maar stonden de tekeningen mij tegen? . Sprak het thema mij wel aan? . Spraken de kleuren mij aan? . Wilde ik kostte wat kost dit verhaal op dat moment aan mijn groep kinderen kwijt terwijl de vertelsfeer er niet naar was? Bij mij terugkijkend was er het volgende aan de hand:
Oefening 28 Deel de uitkomst van deze oefening met uw vertelmaatje en kijk hoe jullie ervaringen zijn geweest in het verleden. Over de volgende dingen hadden we dezelfde ervaringen
32
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Over de volgende dingen hadden we niet dezelfde ervaringen:
Oefening 29 Neem een willekeurig prentenboek. Op de video is sprake van het gebruik van een passpiegel. Neem een passpiegel en experimenteer ermee als u een prentenboek vertelt. Oefening 30 Neem een prentenboek dat de kinderen nog niet kennen. Leg dit prentenboek in de boekenhoek. Bereid zelf het verhaal voor waarbij u er rekening mee houdt dat u het boek er NIET bij gebruikt tijdens het vertellen. Vertel het verhaal bijvoorbeeld na twee weken, in elk geval nadat de kinderen ruimschoots de tijd hebben gehad om het boek te ontdekken. Oefening 31, terugblik Hoe reageerden de kinderen? Ontdekten de kinderen dat u het nieuwe boek vertelde en haalden ze het erbij? Dit gebeurde er in mijn groep:
Hoe vond u het om zonder boek te vertellen?
Vertellen aan jonge kinderen
33
Oefening 32 Nu omgekeerd als bij opdracht 30. Neem een prentenboek dat de kinderen al wel kennen. Ook nu bereidt u een verhaal voor terwijl u er rekening mee houdt dat u het prentenboek niet laat zien. Vertel het verhaal. Leg het prentenboek stiekem, zonder dat een kind dit ziet, in de boekenhoek. Kijk hoe de kinderen er op reageren en doe er met de groep iets mee. Oefening 33, terugblik In mijn groep gebeurde het volgende:
Hoe vond u het nu om zonder boek te vertellen?
Oefening 34 Meestal zullen de kinderen u vragen het verhaal nog een keer te vertellen met het boek erbij. Of zelfs meerdere keren. Verander bewust een paar details en let op hoe de kinderen hierop reageren. Oefening 35, terugblik In mijn groep gebeurde het volgende:
34
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Hoe vindt u nu om zonder boek te vertellen?
Oefening 36 Neem een nieuw prentenboek. (Zie ook hoofdstuk met aanbevolen literatuur). Bereidt het voor en gebruik de bestaande tekst niet. Gebruik uw fantasie volop. Vertel het verhaal met het prentenboek erbij. Oefening 37, terugblik Wat kwam u tijdens het vertellen tegen?
Oefening 38 Heeft u af en toe de behoefte gevoeld om sommige stukjes tekst uit te schrijven? Als u dit nog een keer voelt (of misschien hebt u dat wel al gedaan) schrijf die stukjes tekst uit en ontdek welk effect dit heeft op uw taalgebruik. Oefening 39, terugblik Ik ontdek dat ik
Oefening 40 Neem het prentenboek Wil je mijn vriendje zijn van Eric Carle. Bereidt het verhaal voor. Vertel het verhaal. Bespreek het na met de kinderen. Vertellen aan jonge kinderen
35
In de nabespreking met de kinderen 'ontdekt' u dat Eric Carle een aantal dieren vergeten is, nota bene de dieren die in Nederland leven! Verzamel met de kinderen de dieren met een staart die niet in het boek staan maar die de kinderen wel kennen. (Als hulp voor u: hond, poes, haan, varken, koe, worm, schaap, haas enzovoort) Eventueel gebruikt u hierbij: Ik hou van alle dieren van Flora McDonnell. Laat de kinderen aanvullende tussenbladzijden maken vanuit dezelfde manier waarop Eric Carle dit doet: altijd het slangelichaam onderaan over de hele bladzijden, altijd is het muisje ergens te vinden en altijd is er een stuk staart van het dier dat op de volgende bladzijde volledig wordt getekend. De laatste bladzijde blijft dus altijd de tekening van de slang!
36
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Hoofdstuk 12 de openbare bibliotheek Elke gemeente in Nederland heeft een openbare bibliotheek. Soms in de vorm van een boekenbus, maar meestal in de vorm van een gebouw. Daar werken kundige mensen. Zij kunnen u helpen bij het zoeken van het juiste boek, foto, dia, videoband, cd enzovoort. Zij adviseren u ook over hoe u aan materialen kunt komen voor projecten. Nee, voor de zeehondencrèche moet u in Pieterburen zijn. De openbare bibliotheek weet wel het adres. En ook waar u misschien elders nog aan materialen over zeehonden kunt komen. Niet in elke openbare bibliotheek werken mensen die u veel over het vertellen van verhalen en het werken met boeken weten uit te leggen. Men weet wel hoe u aan informatie over het vertellen van verhalen en het werken met prentenboeken kunt komen. Onze ervaring is dat er ook in kleine openbare bibliotheken of wijkbibliotheken mensen werken die heel goed thuis zijn in wat nodig is voor mensen die willen vertellen aan kinderen tussen 3 en 7 jaar. De meeste openbare bibliotheken, klein en groot, maken tijd om peuter- en kleutergroepen bij hen te ontvangen. Dit is vaak een belevenis. Overleg altijd van tevoren met de bibliothecaris wat uw wensen zijn. In gezamenlijk overleg bepalen u en de bibliothecaris welk programma voor u en uw groep het meest geschikt is. De bibliothecaris ontvangt u en de groep kinderen meestal gratis of komt gratis naar u toe. Als een openbare bibliotheek op uw verzoek een collectie boeken samenstelt en aan u verhuurt, vraagt men hiervoor meestal een redelijke vergoeding. Meestal krijgt van de bibliothecaris ondersteuning in de vorm van uitleg over de boeken en hoe u deze in uw groep kunt aanbieden. de openbare bibliotheek: zij kunnen je daar nog meer vertellen
Vertellen aan jonge kinderen
37
Hoofdstuk 13 aanbevolen literatuur Verhalen, boeken voor die en die leeftijd. Luistert dit echt zo nauw? De vertelster bepaalt door de manier van vertellen en het gebruik Met dank aan Bureau voor Leesvan de prentenboeken welk verhaal voor haar groep geschikt is. bevordering Elly van der Linden Neem in ieder geval een verhaal waar u iets mee hebt, waarbij u iets voelt kriebelen van binnen. Daar heeft u iets mee. Dat verhaal zou u, bij wijze van spreken, voor iedere leeftijdsgroep kunnen vertellen omdat u er iets mee hebt. Uw gevoelswaarde zult u altijd overdragen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor dierengeluiden. U hoeft ze niet allemaal goed en perfect te kunnen nabootsen. Kies het dier uit waar u echt iets mee hebt en boots dat dier na. Kinderen kunnen hier goed mee overweg, ook al kunt u geen enkel ander dier nabootsen. Het belangrijkste is en blijft: ben oprecht, eerlijk. Draag uw werkelijke gevoel over terwijl u vertelt. peuters De manier van vertellen bepaalt welk verhaal voor welk kind geschikt is. De leeftijd doet er niet toe.
Anderson, Lena Aan tafel Knuffellap Samen in bad Verrassing Hasselt : Clavis (Tekstloze prentenboeken) Baeten, Lieve Nina en de banaan Nina en de sokjes Hasselt : Clavis (Tekstloze prentenboeken met dikke pagina's) Carle, Eric Rupsje nooit genoeg Haarlem : Gottmer (De kleine uitgave heeft dikke pagina's. Er is ook een midi en maxi uitgave) Martin, Bill en Eric Carle IJsbeer, ijsbeer, wat hoor jij daar? Haarlem : Gottmer (met dikke pagina's) Tidholm, Anna-Clara Ga je mee naar buiten? Klop, klop, klop Wil je met me spelen? Naarden : Middernachtpers peuters en kleuters Hindley, Judy De grote rode bus Haarlem : Gottmer
38
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject
Neem in elk geval een verhaal waar jij iets mee hebt, waarbij jij iets voelt kriebelen van binnen.
McDonnell, Flora Ik hou van alle dieren Rotterdam : Lemniscaat Voake, Charlotte Rooie Rotterdam : Lemniscaat Waddell, Martin Uilskuikentjes Haarlem : Gottmer (De kleine uitgave heeft dikke pagina's. Er is ook een grotere uitgave.) kleuters Carle, Eric Wil je mijn vriendje zijn? Haarlem : Gottmer Grejniec, Michael Een hapje maan Heemstede : Altamira Grindley, Sally Sssst!! Heemstede : Altamira Lionni, Leo Cornelis Deventer : Ankh-Hermes Oxenbury, Helen Als je 't niet kunt, zoek een oplossing Haarlem : Gottmer Oxenbury, Helen Wij gaan op berejacht Haarlem : Gottmer Pfister, Marcus De mooiste vis van de zee Voorschoten : De Vier Windstreken Sendak, Maurice Maxi en de maximonsters Rotterdam : Lemniscaat Sykes, Julie Ik wil niet naar bed Amsterdam : Luister Waddell, Martin Plons Rotterdam : Lemniscaat
Vertellen aan jonge kinderen
39
Hoofdstuk 14 geraadpleegde literatuur Swagerman, Jan De kunst van het vertellen : handleiding voor het vertellen van verhalen. - Utrecht : Nederlands centrum voor volkscultuur, 1998. 37 p. Wurff, Bram van der en Dick Wessels. Vertellers in school en theater In : De wereld van het jonge kind. - Jrg. 16, april (1989) ; p. 219222 Zin in leven : levensbeschouwelijk onderwijs voor kinderen van 4 tot 8 jaar / samengest. door Marriët Poort-Mittendorff, Anne-Marie Schute en Bram van der Wurff. - Hilversum : Gooi en Sticht, 1988. - 151 p.
40
Werkboek leidsters leerkrachten tutors Piramideproject