Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
De Verandering van Depressie na Chirurgische Behandeling voor Obesitas
Vincent Kalis (104620)
Bachelorthesis voor de bacheloropleiding Psychologie en Gezondheid, Departement Klinische Psychologie, Universiteit van Tilburg
Begeleider Dr. Machteld A. Ouwens augustus 2009
1
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
2
Abstract Depression is the most common mood disorder among candidates for surgical treatment of obesity. Aim of this literature review is to determine which patients show a decrease in depression after bariatric surgery and which patients do not. Physical, psychological and demographical variables that may play a role in the change of depression are identified. In addition to manual searching, a systematic search of the PubMed database was conducted for English publications between January 2001 and March 2009. A selection of eighteen prospective studies were analysed. Levels of depression were assessed by the BDI, BDI-II, CES-D, HADS and SCL-90-R self-report rating scales. Seventeen out of eighteen studies reported significantly lower depression scores after surgical treatment compared to pre-operative scores. Based on the results, it is concluded that the level of depression decreases after surgical treatment of obesity and particularly among women, people with a lower age, patients with more weight loss, binge eaters and emotional eaters.
Samenvatting Depressie is de meest voorkomende stemmingsstoornis onder obesitas patiënten die een chirurgische behandeling ondergaan. Het doel van deze literatuurstudie is te achterhalen welke patiënten na chirurgische behandeling vermindering van depressiviteit vertonen en welke patiënten niet. Fysieke en demografische variabelen die een rol kunnen spelen in de verandering in depressie worden uiteengezet. Naast handmatige selectie werd de PubMed database systematisch doorzocht naar Engelstalige publicaties tussen januari 2001 en maart 2009. Achttien prospectieve studies werden geselecteerd en geanalyseerd. De mate van depressiviteit werd gemeten met de BDI, BDI-II, CES-D, HADS en SCL-90-R zelfrapportagelijst. In 17 van de 18 studies werd een statistisch significante daling gevonden tussen de pre- en post-operatieve depressiescores. Op basis van de resultaten kan geconcludeerd worden dat de mate van depressiviteit daalt na chirurgische behandeling voor obesitas en vooral voor vrouwen, personen met een lagere leeftijd, patiënten met meer gewichtsverlies, binge eters en emotionele eters.
Keywords: bariatric surgery, depression, psychological, psychology, post-operative, weight loss
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
3
De Verandering van Depressie na Chirurgische Behandeling voor Obesitas
Obesitas is een chronische aandoening waarbij een dusdanige hoeveelheid lichaamsvet zich heeft opgestapeld dat het een risico voor de gezondheid vormt (World Health Organization, 2000). Obesitas kan gepaard gaan met morbide aandoeningen zoals hypertensie, diabetes mellitus en depressie (Peluso & Vanek, 2007). Er is sprake van obesitas indien de Body Mass Index (BMI) van een persoon minimaal 30,0 kg/m2 is. Ter vergelijking: een normaal BMI varieert van 18,5 tot 24,9. Het risico op comorbide aandoeningen is hoger bij een grotere buikomvang en naar mate het BMI stijgt, zie tabel 1 (WHO, 2000). Het gemiddelde BMI is in Nederland tussen 1981 en 2004 met 1,0 kg/m2 gestegen. Het aantal mensen met obesitas verdubbelde in dezelfde periode van 5 naar 10 procent van de totale bevolking. Dit percentage zal naar verwachting de komende 20 jaar verder toenemen (Gast, Frenken, Van Leest, Wendel-Vos & Bemelmans, 2007). Het beroep op de gezondheidszorg zal hierdoor groter worden evenals de vraag naar kennis over de effectiviteit van interventies.
Tabel 1 Classificatie van overgewicht en risico op comorbiditeit Risico op comorbiditeit Classificatie
BMI (kg/m2)
Normale buikomvang a
Grote buikomvang b
Overgewicht
25,0 – 29,9
Verhoogd
Hoog
Obesitas klasse 1
30,0 – 34,9
Hoog
Zeer hoog
Obesitas klasse 2
35,0 – 39,9
Zeer hoog
Zeer hoog
Obesitas klasse 3
≥ 40,0
Extreem hoog
Zeer ernstig
a
< 102 cm bij mannen, < 88 cm bij vrouwen. b ≥ 102 cm bij mannen, ≥ 88 cm bij vrouwen.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
4
Er bestaan inmiddels multidisciplinaire interventies die gericht zijn op het voorkomen en verminderen van overgewicht bij kinderen en volwassenen. Deze interventies zijn gericht op aspecten als voeding, beweging en gedrag (Kelly & Melnyk, 2009; Galani & Schneider, 2007). Indien sprake is van morbide obesitas (BMI ≥ 40,0), dan kan bariatrische chirurgie een uitkomst bieden. Bariatrische chirurgie houdt zich bezig met de interventie van het maagdarmkanaal bij obesitas en aanverwante aandoeningen. De kans op complicaties bij bariatrische chirurgie is klein en het doel van blijvend gewichtsverlies wordt veelal bereikt (Fobi, 2004; Pannala, Kidd & Modlin, 2006; M. Naef, U. Naef, Mouton & Wagner, 2007; Favretti et al., 2007). Het Britse instituut NICE (2006) heeft richtlijnen opgesteld voor de behandeling van obesitas en advies uitgebracht over chirurgische interventie. Bij een BMI waarde van 50,0 (super obesitas) is een chirurgische ingreep de eerst aangewezen behandelingsvorm. Volwassenen met een BMI vanaf 40,0 (klasse 3) komen tevens in aanmerking voor chirurgische interventie. Indien sprake is van comorbiditeit, zoals diabetes of een hoge bloeddruk, dan ligt de BMI grenswaarde tussen 35,0 en 39,9 (klasse 2). Het Nederlandse Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidzorg CBO (2008) heeft deze aanbevelingen voor chirurgische interventie bij volwassenen overgenomen in haar richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van obesitas. Met uitzondering van ernstige morbide obesitas (BMI > 50,0), geldt dat chirurgische behandeling overwogen kan worden wanneer gecombineerde leefstijlinterventies – voor de duur van minstens één jaar – onvoldoende effectief zijn, zie tabel 2. De meest toegepaste operatieve methode is de maagomleiding (Nguyen et al., 2004). Hierbij wordt de maag verkleind en een omleiding aangelegd zodat voedsel door een kortere lengte van de dunne darm gaat. Het doel hiervan is de opname van voedingsstoffen uit de darm te verminderen en een blijvend gevoel van verzadiging te creëren. Dit laatste effect
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
5
Tabel 2 Richtlijn voor de behandeling van overgewicht en obesitas BMI (kg/m2)
Normale buikomvanga
Grote buikomvangb
Comorbiditeit
25,0 – 29,9 30,0 – 34,9 35,0 – 39,9 ≥ 40,0 Algemene adviezen over leefstijl en gezonde voeding Gecombineerde leefstijlinterventies Gecombineerde leefstijlinterventies; overweeg medicatie Gecombineerde leefstijlinterventies; overweeg medicatie; overweeg chirurgie a
< 102 cm bij mannen, < 88 cm bij vrouwen. b ≥ 102 cm bij mannen, ≥ 88 cm bij vrouwen.
Noot. Aangepast uit "Richtlijn Obesitas: Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van Obesitas bij Volwassenen en Kinderen", Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, 2008.
geldt ook voor de veel toegepaste maagbandoperatie. Hierbij wordt een kleine voormaag gevormd door middel van een naderhand aanpasbare band (Deitel, 2007). Welk type operatie uitgevoerd wordt is afhankelijk van diverse factoren zoals de aanwezigheid van comorbide aandoeningen en mogelijkheden tot herstel. In een matched pair design concludeerden Weber et al. (2004) dat een maagomleiding betere resultaten biedt in gewichtsverlies en herstel van comorbide aandoeningen dan een maagbandoperatie. Een significant aantal obesitas patiënten dat zich aanbiedt voor chirurgische behandeling heeft naast obesitas last van angst- en stemmingsstoornissen. Aanwezigheid van een unipolaire depressie is de meest voorkomende stemmingsstoornis onder kandidaten voor bariatrische chirurgie (Kalarchian et al., 2007). Een unipolaire depressie wordt in de DSM-IV-TR omschreven als de aanwezigheid van één of meerdere depressieve episodes. Een depressieve episode wordt onder meer
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
6
gekenmerkt door een ernstig gedeprimeerd gevoel voor de duur van minstens twee weken. Follow-up studies geven aan dat na één jaar 40% van de gediagnosticeerde personen nog voldoende kenmerken heeft voor een unipolaire depressie, 20% heeft nog een aantal symptomen en bij 40% is geen sprake meer van een stemmingsstoornis. De kans om in het leven een unipolaire depressie te krijgen is ongeveer tweemaal zo groot voor vrouwen (10% tot 25%) als voor mannen (5% tot 12%). De puntprevalentie – het aantal patiënten in een populatie met een bepaalde ziekte op een gegeven moment – varieert voor een unipolaire depressie van 5% tot 9% voor vrouwen en 2% tot 3% voor mannen (American Psychiatric Association, 2000). Een unipolaire depressie kan langer duren indien sprake is van een chronische medische aandoening. Een cross-sectioneel verband tussen obesitas en depressie is herhaaldelijk aangetoond. Personen met obesitas klasse 3 vertoonden in een cross-sectionele studie beduidend vaker een unipolaire depressie dan personen met obesitas klasse 1 en 2 (Onyike, Crum, Lee, Lyketsos & Eaton, 2003). Recent onderzoek toonde aan dat het verband tussen BMI en depressie kan worden weergegeven in een U-vorm. Onderzoekers in deze studie suggereerden dat er sprake is van een significant positief kwadratisch verband. Zowel een hoog als een laag BMI zou vaker gepaard gaan met de aanwezigheid van een depressie (de Wit, van Straten, van Herten, Penninx & Cuijpers, 2009). Voor het bepalen van de relatie tussen depressie en obesitas voerden Van Lent-Luppino et al. (2009) een meta-analyse uit onder longitudinale studies. Zij concludeerden dat het hebben van een depressie de kans op het ontwikkelen van obesitas vergroot. Daarnaast zou het hebben van obesitas de kans om later een depressie te krijgen eveneens vergroten. Uit een studie van Kalarchian et al. (2007) blijkt dat ruim 10% van de obesitas patiënten die waren aangemeld voor chirurgische behandeling een unipolaire depressie had. In een ander onderzoek onder adolescenten in de leeftijd van 13 tot 18 jaar was dit percentage 30% (Zeller, Roehrig, Modi, Daniels & Inge, 2006).
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
7
Diverse studie’s tonen aan dat bariatrische chirurgie positieve effecten op de psychologische en psychosociale aspecten kan hebben. Zo vonden Madan, Beech en Tichansky (2008) een significante verbetering van het lichaamsbeeld. Van Hout, Fortuin, Pelle en Van Heck (2008) concludeerden kortdurende psychologische verbeteringen zoals een significante verhoging van het zelfvertrouwen en een significante afname in angst, obsessief compulsief gedrag, sensitiviteit en depressie. De resultaten van chirurgische behandeling van obesitas op depressie zijn niet eenduidig over verschillende studies. Sommige onderzoekers suggereren een significante verbetering (Burgmer et al., 2007), terwijl anderen geen verandering in depressie rapporteren (Papageorgiou, Papakonstantinou, Mamplekou, Terzis & Melissas, 2002). De vraag is of er een verband is tussen patiëntkenmerken en het resultaat van een chirurgische behandeling van obesitas op depressie. Leeftijd, geslacht en aanwezigheid van bepaalde comorbide somatische aandoeningen kunnen mogelijk een rol spelen. Het doel van deze literatuurstudie is te achterhalen welke patiënten na bariatrische chirurgie vermindering van depressiviteit vertonen en welke patiënten niet. Fysieke en demografische variabelen die een rol kunnen spelen in de veranderingen van depressie worden in deze systematische literatuurstudie uiteengezet.
Methode Een literatuurstudie naar de verandering van depressie na chirurgische behandeling voor obesitas werd uitgevoerd. Literatuur werd verzameld door middel van handmatige selectie en via systematische zoekacties. Uit de laatste vijf jaargangen (2004 tot maart 2009) van het Amerikaanse tijdschrift Obesity Surgery werden handmatig 88 van 2108 artikelen geselecteerd. Dit tijdschrift heeft een relatief hoge impact factor ten opzichte van aanverwante tijdschriften (Institute for
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
8
Scientific Information, 2009). Titels met een psychologische invalshoek werden geselecteerd. Om weloverwogen zoektermen te gebruiken tijdens de systematische zoekacties werd een frequentieanalyse uitgevoerd van alle trefwoorden uit de handmatig geselecteerde artikelen. Relevante trefwoorden met de hoogste frequentie werden toegepast in de systematische zoekacties. De online PubMed database werd systematisch doorzocht op Engelstalige publicaties tussen januari 2001 en maart 2009 met de zoektermen (depression OR psychological OR psychology) AND (bariatric surgery). Uit het resultaat van 501 titels werden 75 artikelen geselecteerd. De in totaal 163 verkregen studies werden gescreend op de aanwezigheid van meting naar depressiviteit. Dit leverde 37 potentieel bruikbare studies op. Negentien studies werden op basis van exclusiecriteria afgewezen en 18 werden definitief geselecteerd voor deze literatuurstudie, zie figuur 1.
Figuur 1: Overzicht van de handmatige selectie en systematische zoekactie.
Resultaten Achttien prospectieve studies werden geanalyseerd waarvan vier gecontroleerde trials. Binnen de geselecteerde studies werd er hoofdzakelijk één operatieve behandelmethode
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
9
uitgevoerd. De maagbandoperatie was de meest voorkomende ingreep en werd in 11 van de 18 prospectieve studies als enige methode toegepast. Deze behandeling werd onder meer uitgevoerd door middel van verticale gastroplastie met aanpasbare maagband (verticale maagband) of laparoscopische aanpasbare maagband. Laparoscopie is een minimaal invasieve chirurgische methode in tegen stelling tot een open buikoperatie. In 5 van de 18 studies werd een maagomleiding – waaronder de Roux-en-Y methode – toegepast. In twee studies was er sprake van een samenvoeging van patiënten die een maagomleiding dan wel maagbandoperatie ondergingen, zie tabel 3. Voorafgaand aan de operatie werd bij een totaal van 2441 patiënten over alle studies de mate van depressiviteit gemeten middels een zelfrapportagelijst. In acht studies werd de mate van depressiviteit gemeten met de Beck Depression Inventory (BDI). De BDI is een veel gebruikte zelfrapportagelijst en bestaat uit 21 items. Beck, Steer en Garbin (1988) rapporteerden een hoge interne consistentie (α = .73 tot .95) voor de BDI. In een onderzoek naar de BDI concludeerden Krukowski, Friedman en Applegate (2008) dat de BDI een geschikt screening instrument is voor het meten van depressiviteit bij kandidaten voor bariatrische chirurgie. In twee studies werd de BDI-II zelfrapportagelijst vermeld als gekozen screening instrument. De BDI-II is de meest recente versie van de BDI en bestaat eveneens uit 21 items. De BDI-II bevat items die meer in overeenstemming zijn met de DSM-IV criteria voor unipolaire depressie dan de oorspronkelijke BDI zelfrapportagelijst (Beck, Steer & Brown, 1996). In vier studies werd gebruik gemaakt van de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS). Dit is een zelfrapportagelijst bestaande uit 14-items waarvan 7-items de mate van depressiviteit meten. De HADS is oorspronkelijk ontworpen als screening instrument voor gebruik in poliklinieken, maar zou stabiel blijken te zijn over medische omgevingen evenals leeftijdsgroepen (Spinhoven et al., 1997). In een grootschalige studie naar de HADS werd een
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
10
hoge interne consistentie (α = .76) voor de depressie subschaal gevonden (Mykletun, Stordal & Dahl, 2001). Tabel 3 Overzicht van geselecteerde studies Auteur
Vragenlijst
Type
Behandeling
Follow-up
1
Dixon, J. B. et al., 2002 (Australië)
BDI
band
lagb
1 jr
2
Dixon, J. B. et al., 2003 (Australië)
BDI
band
lagb
1, 2, 3, 4 jr
3
Malone, M. et al., 2004 (Verenigde Staten)
BDI
omleiding
gbp
1 jr
4
Green, A. E-C. et al., 2004 (Verenigde Staten)
BDI
omleiding
rygbp
0.5 jr
5
White, M. A. et al., 2006 (Verenigde Staten)
BDI
omleiding
gbp
1 jr
6
Fischer, S. et al., 2007 (Verenigde Staten)
BDI
omleiding
rygbp
1 jr
7
Schowalter, M. et al., 2008 (Duitsland)
BDI
band
gb
5-7 jr
8
Leombruni, P. et al., 2007 (Italië)
BDI
band
vgb
0.5 jr
9
Masheb, R. M. et al., 2007 (Verenigde Staten)
BDI-II
omleiding
gbp
1 jr
10
Brancatisano, A. B. et al., 2008 (Australië)
BDI-II
band
lagb
0.5-3 jr
11
Mathus-Vliegen, E. M. H. et al., 2007 (Nederland)
CES-D
band
lagb, oagb
1, 2.5, 5 jr
12
Buddeberg-Fischer, B. et al., 2006 (Zwitserland)
HADS
band/oml.
lagb, rygbp
4.5 jr
13
Karlsson, J. et al., 2007 (Zweden)
HADS
band/oml.
fb, vgb, gbp
10 jr
14
Burgmer, R. et al., 2007 (Duitsland)
HADS
band
vgb, gb
1, 2 jr
15
Nickel, M. K. et al., 2007 (Oostenrijk)
HADS
band
gb
3, 4, 5, 6 jr
16
Papageorgiou, G. M. et al., 2002 (Griekenland)
SCL-90-R
band
vgb
1 jr
17
Mamplekou, E. et al., 2005 (Griekenland)
SCL-90-R
band
vgb
2 jr
18
Van Hout, G. C. M. et al., 2008 (Nederland)
SCL-90-R
band
vgb
1, 2 jr
Afkortingen: fb = niet-aanpasbare maagband, gb = maagband, gbp = maagomleiding, lagb = laparoscopische aanpasbare maagband, oagb = open aanpasbare maagband, oml. = omleiding, rygbp = roux-en-y maagomleiding, vgb = verticale maagband.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
11
In drie studies werd depressie als een subschaal van de Symptom Check-List 90-itemRevisited (SCL-90-R) gemeten. De SCL-90-R is een zelfrapportagelijst bestaande uit 90 items die resulteert in negen schalen waarbij 13 items de mate van depressiviteit meten. In één longitudinale studie werd de Center for Epidemiologic Studies Depression Scale (CES-D) als subschaal van de Health-Related Quality of Life Questionnaire (HR-QOL) afgenomen. De HR-QOL is een zelfrapportagelijst bestaande uit 58 items en is voor tweederde afkomstig uit andere vragenlijsten, waaronder een 20 items tellende CES-D depressie subschaal (Mathias et al., 1997). De items in de CES-D zelfrapportagelijst zijn opgemaakt uit andere vragenlijsten waaronder items van de BDI. Naast een hoge interne consistentie (α = .90) is de CES-D gevoelig voor veranderingen na een behandeling (Radloff, 1977). Tabel 4 toont een overzicht van de gebruikte zelfrapportagelijsten met voorgestelde afkapwaarden om de mate van depressiviteit aan te duiden. Voor iedere genoemde zelfrapportagelijst geldt dat hogere scores een hogere mate van depressie weergeven. Optimale afkapwaarden voor bariatrische chirurgie kandidaten (BMI ≥ 35,0) zijn (zover bekend) alleen voor de BDI zelfrapportagelijst berekend. Met een sensitiviteit van 0,73 en specificiteit van 0,77 concludeerden Krukowski et al. (2008) dat een BDI waarde van 12 het grootste onderscheidend vermogen bezit. Afname van een zelfrapportagelijst is echter niet voldoende om een diagnose als een unipolaire depressie vast te stellen. Een zelfrapportagelijst kan een redelijke indicatie geven van de mate van depressie en kan als screening instrument worden ingezet. Pedersen en Karterud (2004) adviseren voor wat betreft de SCL-90-R voorzichtigheid te betrachten bij het trekken van diagnostische conclusies op basis van de uitkomsten.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
12
Tabel 4 Afkapwaarden voor de afgenomen zelfrapportagelijsten aantal items
afkapwaarden depressie
vragenlijst
totaal
depressie
minimaal °
mild
gematigd
ernstig
BDI
21
21
0-13
14-19
20-28
29-63 a
BDI-II
21
21
0-13
14-19
20-28
29-63 b
CES-D
20
20
0-9
10-16
17-24
25-60 c
HADS
14
7
0-7
8-10
11-14
15-21 d
SCL-90-R
90
13
geen afkapwaarden beschikbaar e
°
Kan worden beschouwd als normaal.
a
Beck et al. (1988). b Beck et al. (1996). c Radloff (1977). d Zigmond en Snaith (1983).
e
Schauenburg en Stack (1999) stellen een afkapwaarde van > 0,57 als dysfunctioneel voor.
Uit de selectie van prospectieve studies zijn er vijf longitudinaal met twee of meer post-operatieve meetmomenten. In het merendeel van de studies werd één nameting uitgevoerd met een follow-up duur van één of twee jaar. De gemiddelde depressiescore van patiënten op de voor- en nameting staan weergegeven en gerangschikt naar zelfrapportagelijst in bijlage A. In dezelfde bijlage staan demografische variabelen en steekproefgroottes vermeld. Hieronder volgt een uiteenzetting van de onderzoeksresultaten per studie.
Studie 1 Dixon en O’Brien (2002) onderzochten de effecten van bariatrische chirurgie bij 50 obesitas patiënten met diabetes mellitus type 2. Patiënten met een minimale BMI van 35,0 met ernstige medische, fysieke en psychosociale belemmeringen die minstens vijf jaar gepoogd hadden gewicht te verliezen werden middels een laparoscopische maagbandoperatie behandeld. Van de 35 meest recent geopereerde patiënten werden voor en één jaar na de
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
13
operatie de BDI scores gemeten. De onderzoekers constateerden een significante verbetering in de BDI scores van 16,5 (sd = 4,2) naar 9,6 (sd = 9,0 ; p < .01).
Studie 2 De meest gedetailleerde studie uit de systematische zoekactie kwam van J. B. Dixon, M. E. Dixon en O’Brien (2003). In een longitudinale prospectieve studie onderzochten zij de verandering van depressiviteit bij obesitas patiënten met een minimale BMI van 35,0. Alle patiënten hadden minstens vijf jaar gepoogd gewicht te verliezen en ondervonden ernstige medische, fysieke en psychosociale belemmeringen. Bij een groep van 487 patiënten met een gemiddelde BMI van 44,1 (sd = 7,4) werden voor en na een laparoscopische maagbandoperatie de BDI zelfrapportagelijst afgenomen. Post-operatieve metingen toonden na een follow-up duur van respectievelijk één, twee, drie en vier jaar een significante daling van de BDI scores (p < .001), zie gemiddelden en standaarddeviaties in bijlage A studie 2. Er werd geen significant verschil gevonden tussen de nametingen. De onderzoekers vergeleken vervolgens de BDI scores van 262 patiënten voor en één jaar na de maagbandoperatie. Op basis van lineaire regressie analyse concludeerden de onderzoekers dat de BDI scores tijdens een follow-up duur van één jaar sterker daalden bij: patiënten met een groter gewichtsverlies (r = -.19 ; p < .001), patiënten met een lagere leeftijd (r = .19 ; p < .001), patiënten met een slechtere fysieke gesteldheid voor de operatie (r = .21 ; p < .001), patiënten met een lagere waardering van het eigen voorkomen voor de operatie (r = .31 ; p < .001), patiënten met een geschiedenis van depressie (r = -.13 ; p < .05) en voor vrouwen (r = -.18 ; p < .001). De BDI scores van de 262 patiënten daalden significant na een follow-up duur van 1 jaar (m = 17,2, sd = 9 ; m = 7,8, sd = 7 ; p < .001). Een significante verbetering in BDI scores werd tevens geconstateerd voor: vrouwen, mannen, patiënten met een pre-operatieve BDI score lager dan
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
14
16, patiënten met een pre-operatieve BDI score hoger dan 16, patiënten die anti-depressiva innamen en patiënten met een geschiedenis van depressie (p < .001).
Studie 3 Drie studies onderzochten de mate van depressiviteit bij obesitas patiënten met Binge Eating Disorder (BED) voor en na een maagomleiding voor obesitas. BED wordt onder meer gekenmerkt door terugkerende eetbuien waarbij in korte tijd een grote hoeveelheid voedsel wordt ingenomen (American Psychiatric Association, 2000). Malone en Alger-Mayer (2004) vergeleken BDI scores en de mate van BED bij 109 patiënten. Alle volwassen patiënten hadden bij aanvang van de operatie een BMI van minstens 35,0. In dit onderzoek werd een onderscheid gemaakt tussen drie groepen op basis van scores op de Gormally Binge Eating Scale (BES): Niet Binge Eters (BES score 0-17), Matige Binge Eters (BES score 18-26) en Ernstige Binge Eters (BES score 27-46). Ernstige Binge Eters hadden bij de voormeting een significant hogere gemiddelde BDI score van 19 (sd = 9), dan de Niet- en Matige Binge Eters (m = 9, sd = 8 ; m = 10, sd = 7, respectievelijk ; p niet bekend). Een significante daling van post-operatieve BDI scores werd gevonden voor alle drie de groepen Binge Eters. Ernstige Binge Eters vertoonden echter ook na de operatie significant hogere BDI depressiescores ten opzichte van de andere twee groepen (p = .018). De onderzoekers adviseren na een operatieve ingreep voor obesitas goed zicht te houden op de mentale gezondheidstoestand van patiënten met een ernstige vorm van binge eten.
Studie 4 Een soortgelijke studie werd uitgevoerd tussen niet binge eters en binge eters voor en na een Roux-en-Y maagomleiding (Green, Dymek-Valentine, Pytluk, Le Grange & Alverdy, 2004). Op basis van de DSM-IV criteria voor BED werden 65 patiënten ingedeeld in een
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
15
groep Binge Eters (n = 33) en een groep Niet Binge Eters (n = 32). De Binge Eters groep bestond uit patiënten die volledig dan wel gedeeltelijk aan de DSM-IV criteria voor BED voldeden. De BDI scores van de Binge Eters waren op de voormeting niet significant verschillend van de Niet Binge Eters (p = .09). De BDI scores verbeterden significant voor beide patiëntgroepen na een follow-up duur van 6 maanden (p < .001). Er werd geen significant interactie-effect tussen groep en tijd gevonden: de depressiescores van de Binge Eters groep daalden in dezelfde mate als die van de Niet-Binge Eters groep (p = .746).
Studie 5 White, Masheb, Rothschild, Burke-Martindale en Grilo (2006) voerden eveneens onderzoek uit naar de verandering van depressie en BED na bariatrische chirurgie. Een totaal van 139 obesitas patiënten werden aan de hand van hun ‘Binge Eating’ frequentie ingedeeld in drie groepen: Geen Binge Episodes, Weinig Binge Episodes (< 1 maal per week) en Veel Binge Episodes (≥ 1 maal per week). De BDI zelfrapportagelijst werd afgenomen voor en één jaar na een maagomleidingoperatie. De BDI scores van de Weinig Binge Episodes groep verschilde niet significant ten opzichte van de andere twee groepen op de voormeting. De Veel Binge Episodes groep had bij de voormeting daarentegen een significant hogere BDI score van 19,6 (sd = 9,0), dan de Geen Binge Episodes groep (m = 11,4, sd = 6,5 ; p < .001). De BDI scores van de Weinig- en Veel Binge Episodes groepen daalden na de operatie meer dan de BDI scores van de Geen Binge Episodes groep. Hierdoor was er sprake van een interactie-effect tussen groep en tijd (p < .001).
Studie 6 Het effect van emotioneel eten op de uitkomsten van bariatrische chirurgie bij obesitas patiënten werd onderzocht door Fischer et al. (2007). Van een totaal van 144
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
16
extreem obese patiënten werden 77 patiënten aan de hand van de Emotional Eating Scale (EES) ingedeeld in twee groepen: lage Emotional Eating Scale groep (1ste kwartiel) en hoge Emotional Eating Scale groep (4de kwartiel). De Questionnaire on Eating and Weight Patterns-Revisited (QEWP-R) werd vervolgens gebruikt om te controleren hoeveel patiënten in beide groepen voldeden aan de DSM-IV criteria voor BED (onder meer ≥ 2 binge episodes per week). Van de in totaal 40 patiënten in de hoge EES groep voldeden 21 patiënten (52,5%) aan de criteria voor BED. Van de in totaal 37 patiënten in de lage EES groep voldeden 4 patiënten (10,8%) aan de criteria voor BED. Alhoewel BED geassocieerd werd met een hoge EES score concludeerden de onderzoekers dat een deel van de hoge EES groep niet aan binge eten deed. De BDI zelfrapportagelijst werd vervolgens afgenomen voor en gemiddeld acht maanden na (sd = 6) een Roux-en-Y maagomleiding. De BDI depressiescores in de hoge EES groep bleken significant hoger dan de lage EES groep op de voormeting (m = 20,72, sd = 11,06 ; m = 11,89, sd = 7,29, respectievelijk ; p < .01). De BDI scores verbeterden significant voor beide patiëntgroepen na een follow-up duur van gemiddeld 8 maanden (p < .001).
Studie 8 Leombruni et al. (2007) onderzochten de invloed van bariatrische chirurgie bij 38 obesitas patiënten. Bij aanvang hadden alle patiënten een minimale BMI van 35,0 (m = 43,4, sd = 5,5) en verschillende medische complicaties zoals lage rugpijn (89,5%) en arthritis in de knie (60,5%). Zes maanden na de operatie werd een significante daling van de BDI scores gerapporteerd (m = 9,0, sd = 4,2 ; m = 4,1, sd = 3,3 ; p < .001).
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
17
Studie 9 Masheb et al. (2007) voerden onderzoek uit bij 137 extreem obese volwassen patiënten met een minimum BMI van 35,0 (m = 51,8, sd = 7,9). De mate van depressie werd voor en na een maagomleidingoperatie gemeten door middel van de BDI-II zelfrapportagelijst. Een significante daling van de BDI-II depressiescores werd één jaar na de chirurgische ingreep geconstateerd (m = 13,9, sd = 8,2 ; m = 5,7, sd = 6,3 ; p < .001).
Studie 10 Vergelijkbare resultaten op de BDI-II zelfrapportagelijst werden gerapporteerd door A. Brancatisano, Walhroos en R. Brancatisano (2008). Zij onderzochten de afname van comorbide aandoeningen na een laparoscopische maagbandoperatie. Van een totaal van 838 patiënten, met comorbide aandoeningen zoals arthritis (28%) en hypertensie (33%), werden bij 342 patiënten voor en na de operatie BDI-II zelfrapportagelijsten afgenomen. Pre- en postoperatieve metingen toonden een significante daling van de BDI-II scores (m = 17,3, sd = 10 ; m = 7,2, sd = 6 ; p < .001).
Studie 7 Vier gecontroleerde studies vergeleken de verandering van depressie bij patiënten tussen een chirurgische en niet-chirurgische interventie voor obesitas. In een onderzoek van Schowalter et al. (2008) werden 82 obesitas patiënten met een minimale BMI van 35,0 onderzocht op de mate van depressie middels de BDI zelfrapportagelijst. Patiënten met binge eatin en ernstige psychiatrische stoornissen werden uitgesloten van het onderzoek. Van de 42 obesitas patiënten die geen maagbandoperatie kregen volgden 75% een dieetprogramma. Preoperatieve BDI scores toonden een niet-significant verschil tussen de operatie en nietoperatie groep (m = 15,8, sd = 11,3 ; m = 18,8, sd = 10,4, respectievelijk ; p = .13). Na
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
18
gemiddeld 67 maanden (sd = 9,6) werd bij de operatie groep en na gemiddeld 86 maanden (sd = 17,4) werd bij de niet-operatie groep opnieuw de BDI zelfrapportagelijst afgenomen. Pre- en post-operatieve metingen toonden een significante daling van de BDI scores voor patiënten die een maagbandoperatie hadden ondergaan (m = 9,1, m change = 6,7, sd change = 11 ; p < .001), terwijl geen significante verschil werd gevonden voor de niet-operatie groep (m = 14,4, m change = 4,0, sd change = 8,7). De operatie groep scoorde bij hermeting significant lager op de BDI zelfrapportagelijst ten opzichte van de niet-operatie groep (p < .01). Na controle voor pre-operatieve BDI scores bleef dit significante verschil tussen de operatie en niet-operatie groep aanwezig.
Studie 12 Buddeberg-Fischer et al. (2006) vergeleken de verandering van depressiescores van de HADS zelfrapportagelijst tussen chirurgische en niet-chirurgische patiënten voor obesitas. Een totaal van 93 obesitas patiënten werden onderzocht met een gemiddelde BMI van 43,5 (sd = 9,8). De chirurgische interventie groep bestond uit 63 patiënten die een laparoscopische maagbandoperatie of Roux-en-Y maagomleidingoperatie ondergingen. De niet-chirurgische groep bestond uit 30 obesitas patiënten. Pre- en post-operatieve metingen met een follow-up duur van 4,5 jaar toonden een significante daling van de HADS scores voor zowel de chirurgische (m = 6,62, sd = 4,56 ; m = 4,67, sd = 4,58 ; p < .001) als de niet-chirurgische groep (m = 6,23, sd = 3,62 ; m = 4,33, sd = 3,01 ; p < .001). Er werd geen significant verschil in post-operatieve HADS scores gevonden tussen de niet-chirurgische en chirurgische groep (p = .65) en er was geen signficant interactie-effect tussen groep en tijd (p = .96).
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
19
Studie 13 In een grootschalig longitudinaal interventie onderzoek werden 655 bariatrische chirurgie patiënten (BMI m = 47,0, sd = 5,7) vergeleken met 621 patiënten die een multidisciplinair behandelprogramma volgden (BMI m = 48,4, sd = 6,7) (Karlsson, Taft, Rydén, Sjöström & Sullivan, 2007). De HADS depressiescores in de bariatrische chirurgie groep waren significant hoger dan de conventionele groep op de voormeting (m = 5,1, sd = 3,6 ; m = 4,2, sd = 3,3 ; p < .00001). Na een follow-up duur van 10 jaar werd een daling van de post-operatieve depressiescores gemeten voor de bariatrische chirurgie groep (m change = -1,4, sd change = 3,9, es = 0,35) en een lichte daling voor de conventionele groep (m change = -0,5, sd change = 3,4, es = 0,14). De operatie groep scoorde bij hermeting significant lager op de HADS zelfrapportagelijst ten opzichte van de niet-operatie groep (p < .05). In de operatie groep daalde het percentage patiënten met een mogelijke vorm (HADS score 8-10) en vermoedelijke vorm (HADS score > 10) na een follow-up duur van 10 jaar van 24% naar 15% van de totale groep. In de conventionele groep werd een relatief lichte daling gemeten van 16% naar 14%. De onderzoekers constateerden verder dat patiënten met een hoger gewichtsverlies een grotere daling van depressiescores op de HADS rapporteerden (p < .001). In de groep patiënten met een gewichtstoename stegen de depressiescores na de operatie tijdens een follow-up duur van 10 jaar (p onbekend, es = -.08). In de groep patiënten met een gewichtsafname van meer dan 30% daalden de depressiescores in dezelfde periode significant (p onbekend, es = .62).
Studie 15 C. Nickel et al. (2005) vergeleken de mentale verandering van 21 vrouwelijke obesitas patiënten (BMI m = 47,4, sd = 7,8) na een maagbandoperatie met 29 vrouwelijke obesitas patiënten die geen chirurgische interventie ondergingen (BMI m = 45,1, sd = 7,2). In
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
20
een aanvullend onderzoek op deze studie onderzochten M.K. Nickel, Loew en Bachler (2007) dezelfde patiëntengroep in een longitudinale studie met vier post-operatieve meetmomenten van respectievelijk drie, vier, vijf en zes jaar. Pre-operatieve HADS scores toonden een nietsignificant verschil tussen de operatie en niet-operatie groep (m = 8,6, sd = 4,5 ; m = 8,5, sd = 4,6, respectievelijk ; p = .96). Post-operatieve HADS scores toonden na een follow-up duur van drie jaar een significant verschil tussen de operatie en niet-operatie groep (m = 5,3, sd = 4,1 ; m = 8,1, sd = 4,7, respectievelijk ; p < .01). Er werd een significant interactie-effect gevonden tussen de groepen: de operatie groep scoorden vier, vijf en zes jaar na de operatie significant lager op de HADS depressie subschaal in tegen stelling de niet-operatie groep (p < .01).
Studie 11 Mathus-Vliegen en de Wit (2007) onderzochten in een longitudinale studie onder meer de verandering van depressie na een chirurgische ingreep voor obesitas. Een totaal van 49 obesitas patiënten met een gemiddelde BMI van 50,7 (sd = 8,5) ondergingen een laparoscopische danwel open maagbandoperatie. Een gemiddelde depressiescore van 19,4 (sd = 11,0) werd voor de operatie gemeten met de CES-D zelfrapportagelijst. De CES-D depressiescores daalden significant één, twee-en-een-half en vijf jaar na de operatie (p < .01), zie bijlage A. De onderzoekers vonden een middelmatige ‘effect size’ voor alle drie de postoperatieve meetmomenten (es 1 jr = 0,43 ; es 2,5 jr = 0,51 ; es 5 jr = 0,58). Het percentage patiënten met een vermoedelijke vorm van morbide depressie (CES-D score ≥ 16) daalden na de operatie van 57% naar respectievelijk 39%, 35% en 33% in de nametingen.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
21
Studie 14 Burgmer et al. (2007) voerden onderzoek uit bij 149 extreem obese volwassen patiënten met een gemiddelde BMI van 51,3 (sd = 8,4). De mate van depressie werd voor en na een maagbandoperatie gemeten door middel van de HADS zelfrapportagelijst. Een significante daling van de HADS depressiescores werd één en twee jaar na de chirurgische ingreep geconstateerd (p < .001), zie bijlage A. Het percentage patiënten met een mogelijke vorm van depressie (HADS ≥ 8) daalden na de operatie van 40,5% naar respectievelijk 18,7% en 16,4% in de nametingen.
Studie 16 In een prospectieve studie werd de verandering van psychologische en psychosociale aspecten voor en na een verticale maagbandoperatie gemeten met de SCL-90-R (Papageorgiou et al., 2002). Een totaal van 53 volwassen obesitas patiënten hadden bij aanvang een minimale BMI van 35,0 (m = 53,8, sd = 9,5). Vrouwen scoorden bij de voormeting significant hoger op de SCL-90-R depressie subschaal dan mannen (m = 1,76, sd = 1,00 ; m = 0,67, sd = 0,57, respectievelijk ; p < .0001). Eén jaar na de operatie keerden 35 van de 53 patiënten voor controle terug. Pre- en post-operatieve metingen toonden geen significant verschil in de SCL-90-R depressiescores tussen de 35 patiënten onderling (m = 1,99, sd = 1,03 ; m = 1,56, sd = 0,85 ; p = .123).
Studie 17 Een soortgelijke studie werd uitgevoerd bij 59 volwassen obesitas patiënten met een gemiddelde BMI van 47,7 (sd = 8,0) (Mamplekou, Komesidou, Bissias, Papakonstantinou & Melissas, 2005). De verandering van scores op de SCL-90-R depressie subschaal werden vergeleken voor de variabelen geslacht, leeftijd (≤ 35 versus ≥ 35) en echtelijke staat
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
22
(vrijgezel, gescheiden versus getrouwd). De scores van de depressie subschaal daalden tijdens een follow-up duur van twee jaar sterker bij vrouwen dan bij mannen (β = -.343, p = .008). Er werd geen significant verschil gevonden voor de variabele leeftijd en echtelijke staat. Een significante daling bij de totale steekproef werd geconstateerd tussen de pre- en post-operatieve scores van de SCL-90-R depressie subschaal (m = 1,48, sd = 0,82 ; m = 1,05, sd = 0,48, respectievelijk ; p < .001).
Studie 18 Onderzoekers in een longitudinale prospectieve studie maakten eveneens gebruik van de SCL-90-R (Van Hout et al., 2008). Een totaal van 104 volwassen obesitas patiënten met een gemiddelde BMI van 45,4 (sd = 5,1) werden voor en na een verticale maagbandoperatie onderzocht. Bij 93 patiënten werd de mate van depressiviteit gemeten met de SCL-90-R depressie subschaal. Post-operatieve metingen toonden na een follow-up duur van zes maanden en één jaar een significante daling van de somscores op de depressieschaal (m pre = 24,8, sd pre = 8,6 ; m 0,5 jr = 20,8, sd 0,5 jr = 6,3 ; m 1 jr = 20,9, sd 1 jr = 7,1, respectievelijk ; p < .001). De onderzoekers constateerden bij een meting na twee jaar dat de somscores van de depressieschaal niet significant afweken ten opzichte van de voormeting (m pre 24,8, sd pre 8,6 ; m = 23,1, sd = 11,3).
Discussie Conclusies Op basis van de geselecteerde studies kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een daling van depressie na chirurgische behandeling voor obesitas. In vrijwel alle prospectieve studies werd een statistisch significant verschil gevonden tussen de pre- en postoperatieve depressiescores, zie bijlage A.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
23
Ondanks dat het aantal longitudinale studies beperkt is, lijkt het aannemelijk dat in het eerste jaar na de operatie de grootste daling van depressie plaatsvindt (Dixon et al., 2003; Mathus-Vliegen et al., 2007; Nickel et al., 2007; Van Hout et al., 2008). Reeds zes maanden na chirurgische behandeling voor obesitas werd een significante daling van depressiescores gerapporteerd (Green et al., 2004; Leombruni et al., 2007; Van Hout et al., 2008). Het aantal studies dat depressiescores differentieerde naar demografische variabelen was beperkt. Op basis van de resultaten lijkt het aannemelijk dat vooral voor vrouwen en mensen met een lagere leeftijd een daling van post-operatieve depressiescores gerapporteerd kan worden. Twee studies rapporteerden dat de post-operatieve depressiescores significant meer daalden voor patiënten met een lagere leeftijd dan patiënten met een hogere leeftijd en meer voor vrouwen dan voor mannen. Een belangrijk gegeven hierin is dat mannen voor de operatie significant lagere depressiescores rapporteerden dan vrouwen (Dixon et al., 2003; Mamplekou et al., 2005). Dit verschil voor de operatie lijkt overeenkomstig te zijn met recentelijke onderzoeksresultaten van Riolo en Nguyen (2009). Zij constateerden in een cross-sectionele studie dat een unipolaire depressie viermaal zo vaak voorkomt onder vrouwelijke dan onder mannelijke obesitas patiënten. De vraag of bepaalde comorbide somatische aandoeningen – zoals hypertensie en diabetes mellitus – een rol spelen in de verandering van depressie na chirurgische interventie kan niet worden beantwoord. Twee studies in de selectie rapporteerden welliswaar percentages aan gemeten comorbide somatische aandoeningen bij patiënten, maar analyses in relatie tot de mate van depressiviteit ontbreken (Leombruni et al., 2007; Brancatisano et al., 2008). Vier studies voerden een vergelijking uit naar de verandering van depressie tussen vooraf gedefinieerde groepen patiënten. In deze studies werd het effect van eetpatronen op de verandering van depressie na chirurgische behandeling voor obesitas onderzocht. Op basis
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
24
van drie studies naar Binge Eating Disorder (BED) kan geconcludeerd worden dat binge eters voor de operatie een hogere mate van depressiviteit rapporteerden dan niet binge eters. Dit lijkt overeen te komen met een recentelijke literatuurstudie van Araujo, Fonseca en Nardi (2009) die in 10 van de 14 onderzochte studies een verband tussen BED en depressie vonden. Post-operatieve depressiescores toonden in alle drie de studies een significante daling voor alle groepen van patiënten, maar een significant grotere daling werd gerapporteerd bij patiënten met een vermoedelijke diagnose van BED (Green et al., 2004; Malone et al., 2004; White et al., 2006). Dezelfde conclusies lijken ook te gelden voor bariatrische chirurgie patiënten die eten vanuit emotionele toestand (Fischer et al., 2007). Op basis van drie studies kan met enige voorzichtigheid geconcludeerd worden, dat de mate van depressie van patiënten die chirurgisch behandeld worden voor obesitas significant meer dalen dan voor patiënten die geen chirurgische behandeling ondergaan (Nickel et al., 2007; Karlsson et al., 2007; Schowalter et al., 2008). Buddeberg-Fischer et al. (2006) constateerden zowel een significante daling voor chirurgische als niet-chirurgische patiënten. Uit deze studie kan niet worden opgemaakt of de niet-chirurgische patiënten tijdens de periode van onderzoek een andere interventie voor obesitas ondergingen. In dergelijk vergelijkend onderzoek is een heldere omschrijving van mogelijke beïnvloedende variabelen en informatie over de wijze waarop de selectie van patiënten tot stand komt onontbeerlijk. Op basis van een beperkt aantal studies kan geconcludeerd worden dat naar mate het gewichtsverlies stijgt de mate van gerapporteerde depressie daalt (Dixon et al., 2003; Karlsson et al., 2007). Dit zou mogelijk ook een verklaring kunnen zijn voor de eerder genoemde daling van depressie in het eerste jaar na de operatie. Want zoals Mathus-Vliegen et al. (2007) concludeerden, werd het meeste gewichtsverlies in het eerste jaar na de operatie bereikt. Alhoewel de assocatie tussen de verandering in depressie en gewichtsverlies buiten
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
25
de scope van dit literatuuronderzoek valt, staan in bijlage A de pre- en post-operatieve BMI waarden vermeld.
Sterke en zwakke aspecten van de onderzochte studies Alle studies in deze literatuurstudie hebben een prospectieve onderzoeksopzet. In een beperkt aantal studies kan niet worden opgemaakt of de onderzoeksvraag voorafging aan de pre-operatieve meting. In dat geval zou er sprake zijn van een semi-prospectief karakter. Bij volledig prospectief onderzoek wordt de onderzoeksvraag vastgesteld voordat de metingen worden uitgevoerd en kan worden bepaald wat het effect is van een behandeling over een bepaalde tijdsperiode. Over het algemeen levert dit een betrouwbaarder resultaat op dan retrospectief onderzoek waarbij conclusies worden getrokken op basis van reeds bestaande gegevens (De Vaus, 2001). De tijdsperiode waarin de metingen zijn uitgevoerd lopen uiteen van 6 maanden tot 10 jaar na de chirurgische behandeling. In 17 van de 18 prospectieve studies werd een statistisch significante daling gevonden tussen de pre- en post-operatieve depressiescores voor de totale groep patiënten evenals voor diverse afzonderlijke demografische variabelen. Het is echter de vraag in hoeverre de gevonden dalingen klinisch significant zijn en dus van betekenis zijn voor de patiënten. Eén van de mogelijke manieren om deze vraag te beantwoorden is door de reliable change index te berekenen (Jacobson & Truax, 1991). Wat opvalt is dat geen van de studies zelf de klinische significantie op basis van de pre- en post-operatievescores berekenden. Drie studies gebruikten arbitraire afkapwaarden voor depressie zelfrapportagelijsten om onder meer na te gaan in welke mate patiënten van een mogelijke of vermoedelijke vorm van depressie na chirurgische behandeling minimale waarden vertoonden. Op basis van de gegevens uit deze studies kan geconcludeerd worden dat het aantal obesitas patiënten met een mogelijke of vermoedelijke vorm van depressie met 40 tot 50% daalden na de operatie (Burgmer et al.,
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
26
2007; Karlsson et al., 2007; Mathus-Vliegen et al., 2007). Drie studies rapporteerden ‘de effect size’ als maat voor de grootte van het effect van de chirurgische behandeling. Op basis van deze gerapporteerde effectgroottes kan geconcludeerd worden dat chirurgische behandeling een klein tot matig effect op depressie heeft (Karlsson et al., 2007; MathusVliegen et al., 2007; Van Hout et al., 2008). De totale steekproefgroottes in alle studies waren voldoende hoog (n > 30). Desalniettemin moet geconcludeerd worden dat een aantal subgroepen een relatief lage steekproefgrootte bevatten (n < 30; Malone et al., 2004; Mamplekou et al., 2005; White et al., 2006; Nickel et al., 2007). Chirurgische behandeling wordt door veel patiënten met morbide obesitas ervaren als het laatste middel tot blijvend gewichtsverlies en afname van comorbide aandoeningen (Libeton, Dixon, Laurie & O'Brien, 2004; Marchand et al., 2007; Munoz et al., 2007). Bariatrische chirurgie bestaat niet uitsluitend uit een chirurgische ingreep. Patiënten dienen na de operatie zich in te zetten voor een gezonde voeding, voldoende beweging en dienen blijvend voedingssupplementen in te nemen (Song & Fernstrom, 2008). Dit vereist betrokkenheid bij de behandeling. Hierbij worden patiënten gestimuleerd en ondersteund door een multidisciplinair team van bijvoorbeeld artsen, diëtisten en fysiotherapeuten. De ondersteuning door gezondheidsdeskundigen kan mogelijk een positieve bijdrage leveren in de vermindering van depressie na de chirurgische behandeling. Voor wat betreft de nazorg levert een beperkt aantal studies hierover informatie. Mathus-Vliegen et al. (2007) en Brancatisano et al. (2008) rapporteerden in de selectie van studies als enige het aantal afspraken met gezondheidsdeskundigen na de operatie. Het merendeel van de studies rapporteerden inclusiecriteria, zoals een minimale BMI waarde van 35,0, aanwezigheid van comorbide aandoeningen en de mate waarin gepoogd was gewicht te verliezen. Een beperkt aantal studies vermeldden echter expliciet of
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
27
kandidaten met psychiatrische aandoeningen, zoals een bipolaire stoornis of psychose, uitgesloten werden van onderzoek (Leombruni et al., 2007; Mathus-Vliegen et al., 2007; Schowalter et al., 2008). Bij het rapporteren en interpreteren van de mate van depressiviteit van patiënten zijn dergelijke gegevens onontbeerlijk. Op basis van onder meer uitgebreide psychologische screening wordt veelal bepaald of obesitas patiënten in aanmerking komen voor chirurgische behandeling. Sommige patiënten worden afgewezen op basis van psychologische gronden. Dit gebeurt met name wanneer een bipolaire stoornis, onbehandelde depressie of psychose wordt geconstateerd (Walfish, Vance & Fabricatore, 2007). Diverse verzekeringsmaatschappijen gaan veelal pas over tot vergoeding van de behandelkosten wanneer aan bepaalde medische voorwaarden is voldaan (Safadi, 2005). De psychologische screening en de beleidsregels voor vergoeding van verzekeringsmaatschappen werkt het mogelijk geven van sociaal wenselijke antwoorden door de patiënten in de hand. Fabricatore, Sarwer, Wadden, Combs en Krasucki (2007) voerden onderzoek uit naar de mate van depressiviteit voor en na de psychologische screening. De onderzoekers hanteerden de BDI-II afkapwaarden zoals vermeld in tabel 4 en constateerden een klinisch significante toename bij 21% van de patiënten en klinische significante afname van depressiescores bij 11% van de patiënten. Deze afwijkingen in gerapporteerde depressiescores kunnen daadwerkelijke veranderingen zijn, maar ook een gevolg van sociaal wenselijkheid zijn zo concluderen de onderzoekers. Glinski, Wetzler en Goodman (2001) onderzochten bariatrische chirurgie kandidaten door middel van een semigestructureerd klinisch interview en rapporteerden dat 67% van de patiënten een verhoogde mate van sociaal wenselijk gedrag vertoonden. In een negen van de achttien geselecteerde prospectieve studies werd het pre-operatieve meetmoment naar de mate van depressie niet vermeld. In zes van de achttien geselecteerde studies werd de mate van depressiviteit gemeten als onderdeel van de psychologische screening. Dit zou dus kunnen betekenen dat de
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
28
gerapporteerde pre-operatieve depressiescores kunnen afwijken van de werkelijkheid. In een studie van Burgmer et al. (2007) werd de zelfrapportagelijst bewust afgenomen na de psychologische screening, namelijk op de dag van de operatie. Papageorgiou et al. (2002) rapporteerden dat de zelfrapportagelijst 48 uur voor de operatie werd afgenomen. Leombruni et al. (2007) en White et al. (2006) namen de zelfrapportagelijst af nadat de patiënten toestemming hadden gekregen voor chirurgische behandeling. Het minimaliseren van de kans op sociaal wenselijk gedrag is een belangrijk aspect van methodologisch onderzoek. Een beperkt aantal studies lijkt – voor wat betreft de psychologische screening – hier rekening mee te houden.
Sterke en zwakke aspecten van de huidige studie Een systematische literatuurstudie werd uitgevoerd. De PubMed database werd doorzocht op publicaties tussen januari 2001 en maart 2009. Alhoewel PubMed veel medische tijdschriften indexeert zou het mogelijk zinvol zijn om tevens databases als PsycINFO, CINAHL en Cochrane te doorzoeken. De publicatieperiode van acht jaar waarnaar gezocht is zou verruimd kunnen worden. De kans op het vinden van verouderde chirurgische methodieken neemt dan echter toe. Saber, Elgamal en McLeod (2008) concludeerden dat oudere chirurgische methodieken beduidend vaker gepaard gaan met complicaties. Dit kan een vergelijking van studies verder bemoeilijken. Het trekken van conclusies op basis van verschillende studies brengt een zeker risico met zich mee. Het aantal prospectieve studies dat de mate van depressiviteit bij bariatrische chirurgie patiënten heeft onderzocht is beperkt. Om een voldoende aantal prospectieve studies te selecteren zijn verschillende type vragenlijsten meegenomen in deze literatuurstudie. Alhoewel de zelfrapportagelijsten zorgvuldig geselecteerd zijn en allen
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
29
gestandaardiseerd en betrouwbaar zijn, vormt het samenvoegen van onderzoekresultaten – afkomstig van verschillende meetinstrumenten – een gevaar voor de validiteit (Sharpe, 1997). Het is de keuze van de onderzoeker om de meest geschikte vragenlijst te selecteren voor het beantwoorden van de vraagstelling. Daar waar bijvoorbeeld de SCL-90-R zelfrapportagelijst onderzoekers helpt om een brede inventarisatie te maken van psychologische aspecten biedt de BDI zelfrapportagelijst alleen inzicht in de mate van gerapporteerde depressie. De SCL-90-R is minder gangbaar in het meten van de mate van depressiviteit onder kandidaten voor bariatrische chirurgie. Voor deze zelfrapportagelijst ontbreken gangbare afkapwaarden. Het bepalen van de klinische significantie wordt hierdoor bemoeilijkt. Het percentage vrouwen in de selectie van studies liep sterk uiteen, maar was consequent hoger dan het percentage mannen, zie bijlage A. Dit is een belangrijk gegeven als we bedenken dat de puntprevalentie voor depressie bij vrouwen hoger ligt dan bij mannen (American Psychiatric Association, 2000). Het verschil in percentage mannen en vrouwen kan resulteren in een variatie van depressiescores tussen de studies. Dit bemoeilijkt het om de studies onderling te vergelijken.
Aanbevelingen voor verder onderzoek De geselecteerde studies in deze literatuurstudie lijken voldoende bewijs te leveren om te kunnen concluderen dat de mate van depressiviteit daalt na chirurgische behandeling voor obesitas. De vraag is in hoeverre deze daling van betekenis voor de patiënt is. Recente studies rapporteren effectgroottes en hanteren arbitraire afkapwaarden wat een stap in de goede richting is. Het bepalen van de klinische significantie op basis van meer gerichte methodieken zal in de toekomst deze vraag nauwkeuriger kunnen beantwoorden.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
30
Een volgende stap is nu verder te bepalen welke aspecten een daling in depressie tot stand brengen. Op basis van de onderzoeksresultaten lijkt er een belangrijk verband te zijn tussen de verandering van depressie en de mate van gewichtsverlies, maar onderzoek hiernaar is schaars. Dit aspect verdient meer aandacht. Dit geldt eveneens voor de wijze waarop geslacht en leeftijd van invloed zijn. Verder zou het zinvol zijn om te onderzoeken of aanwezigheid of afname van comorbide somatische aandoeningen een rol spelen in de verandering van depressie na chirurgische interventie. Mogelijk zijn er patiënten met een depressie die meer gebaat zijn bij een intensievere begeleiding na chirurgische behandeling voor obesitas.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
31
Referenties American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington, DC: Author. Araujo, D. M. R., Fonseca, G. S. S., & Nardi, A. E. (2009). Binge eating disorder and depression: A systematic review. World Journal of Biological Psychiatry, 19, 1-9. Beck, A. T., Steer, R. A., & Brown, G. K. (1996). Manual for the Beck Depression InventoryII. San Antonio, TX: The Psychological Corporation. Beck, A. T., Steer, R. A., & Garbin, M. G. (1988). Psychometric properties of the Beck Depression Inventory: Twenty-five years of evaluation. Clinical Psychology Review, 8, 77-100. Brancatisano, A., Wahlroos, S., & Brancatisano, R. (2008). Improvement in comorbid illness after placement of the swedish adjustable gastric band. Surgery for Obesity and Related Diseases, 4(Suppl.3), 39-46. Buddeberg-Fischer, B., Klaghofer, R., Krug, L., Buddeberg, C., Müller, M. K., Schoeb, O., et al. (2006). Physical and psychosocial outcome in morbidly obese patients with and without bariatric surgery. Obesity Surgery, 16, 321-330. Burgmer, R., Petersen, I., Burgmer, M., de Zwaan, M., Wolf, A. M., & Herpertz, S. (2007). Psychological outcome two years after restrictive bariatric surgery. Obesity Surgery, 17, 785-791. De Vaus, D. A. (2001). Research design in social research. London: SAGE. De Wit, L. M., Van Straten, A., Van Herten, M., Penninx B. W. J. H., & Cuijpers, P. (2009). Depression and body mass index, a u-shaped association. BMC Public Health, 9, doi:10.1186/1471-2458-9-14 Deitel, M. (2007). A synopsis of the development of bariatric operations. Obesity Surgery, 17, 707-710.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
32
Dixon, J. B., & O'Brien, P. E. (2002). Health outcomes of severely obese type 2 diabetic subjects 1 year after laparoscopic adjustable gastric banding. Diabetes Care, 25, 358363. Dixon, J. B., Dixon, M. E., & O'Brien, P. E. (2003). Depression in association with severe obesity. Archives of Internal Medicine, 163, 2058-2065. Fabricatore, A. N., Sarwer, D. B., Wadden, T. A., Combs, C. J., & Krasucki, J. L. (2007). Impression management or real change? Reports of depressive symptoms before and after the preoperative psychological evaluation for bariatric surgery. Obesity Surgery, 17, 1213-1219. Favretti, F., Segato, G., Ashton, D., Busetto, L., De Luca, M., Mazza, M., et al. (2007). Laparoscopic adjustable gastric banding in 1,791 consecutive obese patients: 12-year results. Obesity Surgery, 17, 168-175. Fischer, S., Chen, E., Katterman, S., Roerhig, M., Bochierri-Ricciardi, L., Munoz, D., et al. (2007). Emotional eating in a morbidly obese bariatric surgery-seeking population. Obesity Surgery, 17, 778-784. Fobi, M. A. L. (2004). Surgical treatment of obesity: A review. Journal of the National Medical Association, 96, 61-70. Galani, C., & Schneider, H. (2007). Prevention and treatment of obesity with lifestyle interventions: Review and meta-analysis. International Journal of Public Health, 52, 348-359. Gast, G. C. M., Frenken, F. J. M., Van Leest, L. A. T. M., Wendel-Vos, G. C. W., & Bemelmans, W. J. E. (2007). Intra-national variation in trends in overweight and leisure time physical activities in The Netherlands since 1980: Stratification according to sex, age and urbanisation degree. International Journal of Obesity, 31, 515-520.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
33
Glinski, J., Wetzler, S., & Goodman, E. (2001). The psychology of gastric bypass surgery. Obesity Surgery, 11, 581-588. Green, A. E-C., Dymek-Valentine, M., Pytluk, S., Le Grange, D., & Alverdy, J. (2004). Psychosocial outcome of gastric bypass surgery for patients with and without binge eating. Obesity Surgery, 14, 975-985. Institute for Scientific Information. (2009). Science citation index: Journal citation reports. Available from http://www.isiknowledge.com/jcr Jacobson, N. S., & Truax, P. (1991). Clinical significance: A statistical approach to defining meaningful change in psychotherapy research. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 59, 12-19. Kalarchian, M. A., Marcus, M. D., Levine, M. D., Courcoulas, A. P., Pilkonis, P. A., Ringham, R. M., et al. (2007). Psychiatric disorders among bariatric surgery candidates: Relationship to obesity and functional health status. American Journal of Psychiatry, 164, 328-334. Karlsson, J., Taft, C., Rydén, A., Sjöström, L., & Sullivan, M. (2007). Ten-year trends in health-related quality of life after surgical and conventional treatment for severe obesity. International Journal of Obesity, 31, 1248-1261. Kelly, S. A., & Melnyk, B. M. (2009). Systematic review of multicomponent interventions with overweight middle adolescents: Implications for clinical practice and research. Worldviews on Evidence-Based Nursing, 5, 113-135. Krukowski, R. A., Friedman, K. E., & Applegate, K. L. (2008). The utility of the Beck Depression Inventory in a bariatric surgery population. Obesity Surgery. doi:10.1007/s11695-008-9717-2
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
34
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. (2008). Richtlijn obesitas: Richtlijn diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen. Retrieved from http://www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/rl_obesitas_08.pdf Leombruni, P., Pierò, A., Dosio, D., Novelli, A., Abbate-Daga, G., Morino, M., et al. (2007). Psychological predictors of outcome in vertical banded gastroplasty: A 6 months prospective pilot study. Obesity Surgery, 17, 941-948. Libeton, M., Dixon, J. B., Laurie, C., & O'Brien, P. E. (2004). Patient motivation for bariatric surgery: Characteristics and impact on outcomes. Obesity Surgery, 14, 392-398. Madan, A. K., Beech, B. M., & Tichansky, D. S. (2008). Body esteem improves after bariatric surgery. Surgical Innovation, 15, 32-37. Malone, M., & Alger-Mayer, S. (2004). Binge status and quality of life after gastric bypass surgery: A one-year study. Obesity Research, 12, 473-481. Mamplekou, E., Komesidou, V., Bissias, Ch., Papakonstantinou, A., & Melissas, J. (2005). Psychological condition and quality of life in patients with morbid obesity before and after surgical weight loss. Obesity Surgery, 15, 1177-1184. Marchand, C., Poitou, C., Pinosa, C., Dehaye, B., Basdevant, A., & d'Ivernois, J-F. (2007). Cognitive structures of obese patients undergoing bariatric surgery: a concept mapping analysis. Obesity Surgery, 17, 1350-1356. Masheb, R. M., White, M. A., Toth, C. M., Burke-Martindale, C. H., Rothschild, B., & Grilo, C. M. (2007). The prognostic significance of depressive symptoms for predicting quality of life 12 months after gastric bypass. Comprehensive Psychiatry, 48, 231236. Mathias, S. D., Williamson, C. L., Colwell, H. H., Cisternas, M. G., Pasta, D. J., Stolshek, B. S., et al. (1997). Assessing health-related quality-of-life and health state preference in persons with obesity: A validation study. Quality of Life Research, 6, 311-322.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
35
Mathus-Vliegen, E. M. H., & De Wit, L. T. (2007). Health-related quality of life after gastric banding. British Journal of Surgery, 94, 457-465. Munoz, D. J., Lal, M., Chen, E. Y., Mansour, M., Fischer, S., Roehrig, et al. (2007). Why patients seek bariatric surgery: A qualitative and quantitative analysis of patient motivation. Obesity Surgery, 17, 1481-1491. Mykletun, A., Stordal, E., & Dahl, A. A. (2001). Hospital Anxiety and Depression (HAD) scale: Factor structure, item analyses and internal consistency in a large population. British Journal of Psychiatry, 179, 540-544. National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE). (2006). Obesity: Guidance on the prevention, identification, assessment and management of overweight and obesity in adults and children (Publication No. CG43). Retrieved from http://www.nice.org.uk/CG043 Naef, M., Naef, U., Mouton, W. G., & Wagner, H. E. (2007). Outcome and complications after laparoscopic swedish adjustable gastric banding: 5-year results of a prospective clinical trial. Obesity Surgery, 17, 195-201. Nguyen, N. T., Silver, M., Robinson, M., Needleman, B., Hartley, G., Cooney, R., et al. (2004). Result of national audit of bariatric surgery performed at academic centers. Archives of Surgery, 141, 445-450. Nickel, C., Harms, D., Nickel, M., Leiberich, P. L., Mitterlehner, F., Tritt, K., et al. (2005). Patients with extreme obesity: Change in mental symptoms three years after gastric banding. International Journal of Psychiatry in Medicine, 35, 109-122. Nickel, M. K., Loew, T. H., & Bachler, E. (2007). Change in mental symptoms in extreme obesity patients after gastric banding: Part II - Six year follow up. The International Journal of Psychiatry in Medicine, 37, 69-79.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
36
Onyike, C. U., Crum, R. M., Lee, H. B., Lyketsos, C. G., & Eaton, W. W. (2003). Is obesity associated with major depression? Results from the third national health and nutrition examination survey. American Journal of Epidemiology, 158, 1139-1147. Pannala, R., Kidd, M., & Modlin, I. M. (2006). Surgery for obesity: Panacea or pandora's box? Digestive Surgery, 23, 1-11. Papageorgiou, G. M., Papakonstantinou, A., Mamplekou, E., Terzis, I., & Melissas, J. (2002). Pre- and postoperative psychological characteristics in morbidly obese patients. Obesity Surgery, 12, 534-539. Pedersen, G., & Karterud, S. (2004). Is SCL-90R helpful for the clinician in assessing DSMIV symptom disorders? Acta Psychiatrica Scandinavica, 110, 215-224. Peluso, L., & Vanek, V. W. (2007). Efficacy of gastric bypass in the treatment of obesityrelated comorbidities. Nutrition in Clinical Practice, 22, 22-28. Radloff, L. S. (1977). The CES-D scale: A self-report depression scale for research in the general population. Applied Psychological Measurement, 1, 385-401. Riolo, S., & Nguyen, T. A. (2009). Risk factors for depression within obese populations: Results from the National Health and Nutrition Examination Survey [Abstract]. American Psychiatric Association, 3, 26. Saber, A. A., Elgamal, M. H., & McLeod, M. K. (2008). Bariatric surgery: The past, present, and future. Obesity Surgery, 18, 121-128. Safadi, B. Y. (2005). Trends in insurance coverage for bariatric surgery and the impact of evidence-based reviews. Surgical Clinics of North America, 85, 665-680. Schauenburg, H., & Strack, M. (1999). Measuring psychotherapeutic change with the symptom checklist SCL-90-R. Psychotherapy and Psychosomatics, 68, 199-206.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
37
Schowalter, M., Benecke, A., Lager, C., Heimbucher, J., Bueter, M., Thalheimer, A., et al. (2008). Changes in depression following gastric banding: A 5- to 7-year prospective study. Obesity Surgery, 18, 314-320. Sharpe, D. (1997). Of apples and oranges, file drawers and garbage: Why validity issues in meta-analysis will not go away. Clinical Psychology Review, 17, 881-901. Song, A., & Fernstrom, M. H. (2008). Nutritional and psychological considerations after bariatric surgery. Aesthetic Surgery Journal, 28, 195-199. Spinhoven, P. H., Ormel, J., Sloekers, P. P. A., Kempen, G. I. J. M., Speckens, A. E. M., & Van Hemert, A. M. (1997). A validation study of the Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) in different groups of Dutch subjects. Psychological Medicine, 27, 363-370. Van Hout, G. C. M., Fortuin, F. A. M., Pelle, A. J. M., & Van Heck, G. L. (2008). Psychosocial functioning, personality, and body image following vertical banded gastroplasty. Obesity Surgery, 18, 115-120. Van Lent-Luppino, F. S., De Wit, L. M., Bouvy, P., Stijnen, T., Penninx, B., Cuijpers, P., et al. (2009). Het verband tussen depressie en obesitas: Een meta-analyse van longitudinale studies [Abstract]. Tijdschrift voor Psychiatrie, 51(Suppl.1). Walfish, S., Vance, D., & Fabricatore, A. N. (2007). Psychological evaluation of bariatric surgery applicants: Procedures and reasons for delay or denial of surgery. Obesity Surgery, 17, 1578-1583. Weber, M., Müller, M. K., Bucher, T., Wildi, S., Dindo, D., Horber, F., et al. (2004). Laparoscopic gastric bypass is superior to laparoscopic gastric banding for treatment of morbid obesity. Annals Surgery, 240, 975-983.
Verandering van Depressie na Bariatrische Chirurgie
38
White, M. A., Masheb, R. M., Rothschild, B. S., Burke-Martindale, C. H., & Grilo, C. M. (2006). The prognostic significance of regular binge eating in extremely obese gastric bypass patients. The Journal of Clinical Psychiatry, 67, 1928-1935. World Health Organization. (2000). Obesity: Preventing and managing the global epidemic. (Publication No. TRS 894). Retrieved from http://whqlibdoc.who.int/trs/WHO_TRS_894.pdf Zeller, M. H., Roehrig, H. R., Modi, A. C., Daniels, S. R., & Inge, T. H. (2006). Healthrelated quality of life and depressive symptoms in adolescents with extreme obesity presenting for bariatric surgery. Pediatrics, 117, 1155-1161. Zigmond, A. S., & Snaith, R. P. (1983). The hospital anxiety and depression scale. Acta Psychiatrica Scandinavica, 67, 361-370.
BDI
CES-D BDI-II
HADS
26/73 (53) 24/76 (59)
16 Volwassenen 17 Totale steekproef (volwassenen) ▫ Vrouwen Mannen ▫ Leeftijd < 35 Leeftijd > 35 ▫ Vrijgezel/gescheiden Getrouwd 18 Volwassenen ∩
13/87 (104)
0/100 (29)
0/100 (21)
15 Chirurgische behandeling
Geen chirurgische behandeling
47.0±5.7 (655) 48.4±6.7 (621) 38.8±10.3 (149)
nb±nb (nb) nb±nb (nb) 32/68 (149)
38.4±8.3 (104)
nb±nb (53) ∩ 37.7±10.7 (59)
39.5±9.0 (29)
38.0±9.5 (21)
43.5±9.8 (93) †
42.3±10.2 (137) 44±8 (838) 35.0±7.4 (50)
37.9±9.0 (40) † 38.4±9.2 (42) † 39.8±9.9 (32)
25/75 (93)
11/89 (137) 19/81 (838) 32/68 (50)
18/82 (40) 17/83 (42) 16/84 (32)
19/81 (144)
12 Chirurgische behandeling Geen chirurgische behandeling 13 Chirurgische behandeling Conventionele behandeling 14 Volwassenen
9 Volwassenen ∩ 10 Volwassenen plus 16 en 17 jaar 11 Volwassenen
8
7
6
5
4
40.3±nb (144)
47.7±19.8 (52) 47.5±15.3 (31) 48.1±14.7 (26) 54.8±10.1 (65) 52.8±8.4 (32) 56.7±11.4 (33) 51.7±8.6 (84) 51.5±6.9 (22) 51.9±6.9 (33) 53.9±9.6 (37) 54.9±9.3 (40) 48.0±6.7 (40) 45.8±6.9 (42) 43.5±5.5 (32)
21/79 (52) 21/79 (31) 12/88 (26) 26/74 (65) 28/72 (32) 24/76 (33) ─┐ 11/89 (139) ─┘
46±10 (52) 44±12 (31) 45±8 (26) 39.3±9.9 (65) 38.4±10.0 (32) 40.0±9.8 (33) ─┐ 42.4±10.2 (139) ─┘
3
44.4±7 (262)
40.6±10 (262)
Totale steekproef (één follow-up) ▫ Vrouwen Mannen ▫ Pre BDI < 16 Pre BDI > 16 ▫ Gebruik van anti-depressiva ▫ Geschiedenis van depressie Niet Binge Eaters Matige Binge Eaters Ernstige Binge Eaters Totale steekproef ▫ Niet Binge Eaters ▫ Binge Eaters Geen Binge Episodes Weinig Binge Episodes Veel Binge Episodes Lage Emotional Eating Scale Hoge Emotional Eating Scale Chirurgische behandeling Geen chirurgische behandeling nb ∩
44.1±7.4 (487)
42.7±10 (487)
15/85 (487)
45.4±5.1 (104)
53.8±9.5 (53) 47.7±8.0 (59) 47.2±8.3 (45) 49.2±6.7 (14) 46.6±7.7 (26) 48.6±8.1 (32) 49.0±8.7 (27) 46.5±7.2 (32)
45.1±7.2 (29)
47.4±7.8 (21)
44.7±6.1 (63) 42.9±5.5 (30) 41.9±4.2 (655) 39.9±4.6 (621) 51.3±8.4 (149)
51.8±7.9 (137) 44±8 (838) 50.7±8.5 (49)
48.2±8 (50)
nb±nb (nb) ∩
34/66 (50)
2 Totale steekproef (longitudinaal)
pre BMI m±sd (N)
leeftijd m±sd (N)
geslacht %♂/%♀ (N)
groep ▫ subgroep 1 Diabetici
9±8 (25) 10±7 (18) 19±9 (13) 16.0±9.9 (65) 13.9±8.2 (32) 17.7±10.7 (33) 11.4±6.5 (84) 14.7±6.9 (22) 19.6±9.9 (33) 11.9±7.3 (37) 20.7±11.1 (40) 15.8±11.3 (40) 18.8±10.4 (42) 9.0±4.2 (32)
nb nb nb 40.8±9.0 (60) [1 jr] * 38.4±8.0 (29) [1 jr] * 42.9±9.5 (31) [1 jr] * 33.3±6.6 (84) [1 jr] ° 33.9±5.3 (22) [1 jr] ° 32.9±5.7 (33) [1 jr] ° 41.2±11.4 (37) [1 jr] * 40.3±9.8 (40) [1 jr] * 38.0±nb (40) [5-7 jr] ° 42.5±nb (42) [5-7 jr] ° 33.0±5.3 (32) [0.5 jr] °
1.99±1.03 (35) 1.48±0.82 (59) 1.67±0.81 (45) 0.88±0.50 (14) 1.48±1.03 (26) 1.48±0.60 (32) 1.37±0.91 (27) 1.57±0.72 (32)
8.5±4.6 (29)
8.6±4.5 (21)
6.62±4.56 (63) 6.23±3.62 (30) 5.1±3.6 (655) 4.2±3.7 (621) 7.2±3.7 (149)
5.7±6.3 (137) [1 jr] 7.2±6 (342) [0.5-3 jr] 14.6±13.1 (49) [1 jr] 13.8±10.9 (49) [2.5 jr] 13.0±11.4 (49) [5 jr] 4.67±4.58 (63) [4.5 jr] 4.33±3.01 (30) [4.5 jr] 3.7±3.7 (655) [10 jr] 3.7±3.5 (621) [10 jr] 4.2±3.7 (118) [1 jr] 4.8±3.6 (101) [2 jr] 5.3±4.1 (21) [3 jr] 5.2±1.1 (21) [4 jr] 5.0±0.8 (21) [5 jr] 4.8±0.7 (21) [6 jr] 8.1±4.7 (29) [3 jr] 8.6±0.8 (29) [4 jr] 8.9±0.9 (29) [5 jr] 9.1±1.1 (29) [6 jr] 1.56±0.85 (35) [1 jr] 1.05±0.48 (58) [2 jr] 1.13±0.48 (45) [2 jr] 0.78±0.35 (13) [2 jr] 0.98±0.58 (26) [2 jr] 1.10±0.37 (32) [2 jr] 0.98±0.61 (26) [2 jr] 1.11±0.33 (32) [2 jr]
4±6 (25) [1 jr] 4±4 (18) [1 jr] 10±9 (13) [1 jr] 5.7±5.3 (60) [0.5 jr] 4.4±4.3 (29) [0.5 jr] 6.9±5.9 (31) [0.5 jr] 5.4±5.8 (84) [1 jr] 4.0±4.6 (22) [1 jr] 7.5±7.8 (33) [1 jr] 5.6±7.3 (37) [1 jr] 6.2±6.1 (40) [1 jr] 9.1±nb (40) [5-7 jr] 14.4±nb (42) [5-7 jr] 4.08±3.32 (32) [0.5 jr]
17.2±9 (262) 17.9±9 (216) 13.6±8 (45) 9.8±4 (130) 24.6±7 (132) 21.5±8 (50) 21.9±9 (79)
13.9±8.2 (137) 17.3±10 (342) 19.4±11.0 (49)
7.8±6.5 (373) [1 jr] 8.0±8 (249) [2 jr] 9.0±9 (148) [3 jr] 9.6±7.7 (134) [4 jr] 7.8±7 (262) [1 jr] 7.8±7 (216) [1 jr] 7.9±7 (45) [1 jr] 5.8±5 (130) [1 jr] 9.8±4 (132) [1 jr] 13.2±8 (50) [1 jr] 10.9±8 (79) [1 jr]
33.3±6.2 (137) [1 jr] * 33±6 (461) [1 jr] * 39.2±8.4 (49) [1 jr] * 39.1±10.0 (49) [2.5 jr] * 39.3±10.3 (49) [5 jr] * 34.9±5.5 (63) [4.5 jr] ° 40.6±7.4 (30) [4.5 jr] ° 35.3±5.4 (655) [10 jr] ° 39.9±4.6 (655) [10 jr] ° 38.6±6.8 (118) [1 jr] * 37.9±7.2 (101) [2 jr] * nb nb nb nb nb nb nb nb 35.8±8.7 (35) [1 jr] * 31.1±5.5 (59) [2 jr] * 30.9±5.5 (45) [2 jr] ° 31.8±5.8 (13) [2 jr] ° 29.1±5.1 (26) [2 jr] ° 32.7±5.5 (32) [2 jr] ° 30.7±5.0 (26) [2 jr] ° 31.3±6.0 (32) [2 jr] °
9.6±9 (35) [1 jr]
17.7±9.5 (487)
post depressie m±sd (N) [follow-up tijd]
16.5±4.2 (35)
pre depressie m±sd (N)
35.7±6 (373) [1 jr] ° 34.4±6 (249) [2 jr] ° 33.8±6 (138) [3 jr] ° 32.3±5 (134) [4 jr] ° 35.3±7 (262) [1 jr] ° nb nb nb nb nb nb
38.7±6 (50) [1 jr] *
post BMI m±sd (N) [follow-up tijd]
< .001 [1 jr] < .001 [0.5-3jr] < .01 [1 jr] < .01 [2.5 jr] < .01 [5 jr] < .001 [4.5 jr] < .05 [4.5 jr] ‡ nb (non parametrisch) nb (non parametrisch) < .001 [1 jr] < .001 [2 jr] < .01 [3 jr] < .001 [4 jr] ‡ < .001 [5 jr] ‡ < .001 [6 jr] ‡ ns [3 jr] ‡ ns [4 jr] ‡ ns [5 jr] ‡ ns [6 jr] ‡ .123 [1 jr] ∩ < .001 [2 jr] < .001 [2 jr] ‡ nb (n pre ≠ n post) < .05 [2 jr] ‡ < .01 [2 jr] ‡ nb (n pre ≠ n post) < .01 [2 jr] ‡
< .05 [1 jr] < .01 [1 jr] < .05 [1 jr] < .001 [0.5 jr] < .001 [0.5 jr] < .001 [0.5 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr] ‡ < .001 [1 jr] ‡ < .001 [5-7 jr] ns [5-7 jr] < .001 [0.5 jr]
< .001 [1 jr] < .001 [2 jr] < .001 [3 jr] < .001 [4 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr] < .001 [1 jr]
< .01 [1 jr]
tijd p waarde [follow-up tijd]
2
1
1
3
nb
nb
< .001
< .01
< .05
.96
nb
1
a1
< .001
.746
.018
nb ∩
tijd x groep p waarde
nb 24.8±8.6 (93) 20.8±6.3 (93) [0.5 jr] < .001 [0.5 jr] nb 20.9±7.1 (93) [1 jr] < .001 [1 jr] ∩ ‡ nb 23.1±11.3 (93) [2 jr] ns [2 jr] ∩ Afkortingen: ♂ = mannen, ♀ = vrouwen, N = steekproefgrootte, m = gemiddelde, sd = standaarddeviatie, pre = pre-operatief, post = post-operatief, BMI = Body Mass Index nb = niet bekend, ∩ = auteur gecontacteerd, jr = jaar, * = significant (p < .001), ° = p waarde onbekend, ‡ = handmatig berekend op basis van een twee weg t-toets voor onafhankelijke steekproeven, † = bij follow-up, ns = niet significant a = Ernstige Binge Eters versus Niet Binge Eters en Matige Binge Eters, 1 = herhaalde metingen ANOVA, 2 = herhaalde metingen MANOVA, 3 = non parametrische Kruskal-Wallis ANOVA BDI = Beck Depression Inventory, BDI-II = Beck Depression Inventory versie twee, CES-D = Center for Epidemiologic Studies Depression Scale, HADS = Hospital Anxiety and Depression Scale, SCL-90-R = Symptom Check-List 90-item Revised
SCL-90-R