De Utrechtse Klimaatmeetlat
Gemeentelijk klimaatbeleid onder de loep
Natuur- en Milieufederatie Utrecht 2009
Utrechtse gemeenten langs de Klimaatmeetlat
De opwarming van de aarde is het grootste en meest bedreigende milieuprobleem. Het Europese beleid is erop gericht om de temperatuurstijging in deze eeuw te beperken tot maximaal twee graden. Daarnaast moeten de gevolgen van de temperatuurstijging het hoofd worden geboden. Het gaat niet alleen om wateroverlast en perioden van droogten, maar ook om aantasting van de biodiversiteit en het veiligstellen van de voedselproductie. De meest effectieve manier om te werken aan het beperken van klimaatverandering, is het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2 en methaan. Het voorkomen dat fossiele brandstoffen worden omgezet in CO2 is een belangrijke methode om de uitstoot terug te dringen. Met andere woorden; zoveel mogelijk verlagen van het energieverbruik. De NMU adviseert en stimuleert de overheden om vorm te geven aan lokaal klimaatbeleid. Werkwijze De gemeenten in de provincie Utrecht spelen een belangrijke rol in het realiseren van de landelijke klimaatdoelstellingen. In het ‘Klimaatakkoord’ hebben Rijk en gemeenten samen afspraken gemaakt over de doelen en over een aantal projecten. Veel gemeenten hebben ambitieuze doelstellingen geformuleerd en zijn druk bezig met het uitvoeren van maatregelen. De provincie Utrecht heeft in het programma Klimaat op Orde de provinciale ambities beschreven. De NMU wil de overheden ondersteunen bij het opzetten en uitvoeren van klimaatbeleid. Een van de activiteiten van de NMU is het uitvoeren van de ‘klimaatmeetlat’. Deze meetlat is een meetinstrument waarmee het lokale klimaatbeleid en de uitvoering daarvan bepaald wordt en door middel van een puntentelling kan worden vergeleken met andere gemeenten. In de meetlat besteden we onder meer aandacht aan klimaatambities, duurzaam inkopen, energieopwekking, duurzaam verlichten, (gemeentelijke) nieuwbouw, verkeer en vervoer, woning- en utiliteitsbouw, maar ook aan organisatorische- en financiële inbedding in de gemeentelijke organisatie en het andere beleid. In de periode januari tot en met februari 2009 heeft de NMU alle Utrechtse gemeenten benaderd om de meetlat in te vullen. In december 2008 zijn de gemeenten door een brief van de NMU op de hoogte gebracht van dit voornemen. Door een interview met de klimaat- en energiecoördinatoren van de gemeenten is de klimaatmeetlat ingevuld. In totaal is de klimaatlat door 23 van de 29 gemeenten ingevuld (dat is een respons van 74 procent). Klimaatbeleid Veel Utrechtse gemeenten zijn bezig met het formuleren van klimaatbeleid. In veel gemeenten is de Stimuleringsregeling Lokale Klimaatinitiatieven van SenterNovem een belangrijke aanjager om met klimaatbeleid aan de slag te gaan. Via deze regeling kunnen gemeenten een deel van hun arbeidskosten voor het voeren van klimaatbeleid vergoedt krijgen. Om in aanmerking te komen voor een SLOK-bijdrage moeten de gemeenten een Plan van Aanpak Klimaatbeleid opstellen. Bijna alle Utrechtse gemeenten willen gebruik maken van de SLOK-regeling en hebben bij SenterNovem een aanvraag ingediend. Dat betekent ook dat in veel gemeenten het klimaatbeleid de komende jaren nog tot uitvoering moet komen. Het is op dit moment nog niet te zeggen wat de consequenties zijn als de SLOK-subsidie niet aan de gemeenten toegekend wordt. Een deel van de financiering van de voorgenomen activiteiten in de gemeenten valt dan weg.
Een klein aantal gemeenten heeft een apart klimaatbeleidsplan (Utrecht, Leusden, Veenendaal, Amersfoort (in voorbereiding), Houten). In andere gemeenten is het klimaatbeleid onderdeel van het milieu- of duurzaamheidplan. Klimaatkampioenen Op basis van de ingevulde 'Klimaatmeetlatten' van de 23 deelnemende gemeenten zijn de Utrechtse gemeenten ingedeeld in 4 categorieën. De 5 gemeenten die het beste scoren zijn de Utrechtse klimaatkampioenen. Dat zijn achtereenvolgens: Utrecht, Amersfoort, Houten, Veenendaal en Soest. De tweede categorie is aardig op weg. Het gaat om Woerden, Leusden, Utrechtse Heuvelrug, Breukelen en de Ronde Venen. De derde categorie voert wel klimaatbeleid, maar kan er nog wel een flinke schep bovenop doen. Het gaat om Rhenen, Nieuwegein, Montfoort, Maarssen, Bunnik, Vianen, Abcoude, Oudewater, Woudenberg, Wijk bij Duurstede en Loenen. De achterblijvers zijn Lopik en Renswoude. De Utrechtse gemeenten die niet hebben meegedaan aan de ‘Klimaatmeetlat’ en daarom niet konden worden beoordeeld zijn: Baarn, Bunschoten, Eemnes, IJsselstein en Zeist. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat de grotere (wat betreft aantal inwoners) in de regel beter scoren dan de kleinere gemeenten. Het klimaatbeleid is in deze gemeenten verder ontwikkeld en aan de uitvoering wordt hard gewerkt. Speerpunt Klimaat is in de meeste gemeenten nog geen groot speerpunt. In de meeste gevallen is energie- en duurzaamheid wel een belangrijk aandachtpunt bij de ontwikkeling van nieuwbouwlocaties en RO-projecten. Vooral als de gemeente een grondpositie heeft, zijn de ambities hoger. Klimaatneutrale gemeenten Een aantal Utrechtse gemeenten (Utrecht, Wijk bij Duurstede, Rhenen, Breukelen, Utrechtse Heuvelrug, Woerden, Leusden, Soest, Veenendaal, Amersfoort en Houten) heeft de ambitie om als organisatie klimaatneutraal te worden. Een klimaatneutrale organisatie is een organisatie die geen invloed uitoefent op het klimaat bij al haar activiteiten. Dit bereikt zij door netto geen broeikasgassen als kooldioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O) en een aantal fluorverbindingen meer te laten vrijkomen. De vraag is of alle Utrechtse gemeenten hetzelfde verstaan onder klimaatneutraal. Het zou kunnen dat gemeenten feitelijk uitgaan van CO2-neutraliteit waarbij het alleen gaat om het beperken, voorkomen en eventueel compenseren van CO2-emissies. De andere broeikasgassen blijven dan buiten beschouwing. De gemeente Amersfoort vermeldt expliciet dat ze CO2-neutraal wil worden. De gemeenten in de Noordwest regio besteden via een aanpak van de Milieudienst Noordwest Utrecht ook aandacht aan de reductie van overige broeikasgassen. Een klein aantal gemeenten heeft de ambitie geformuleerd om in de toekomst (2030) voor het hele grondgebied klimaatneutraal te willen zijn. Dat is een gedurfde ambitie, want het betekent dat ook inwoners en bedrijven flink moeten reduceren en compenseren, terwijl de gemeente daar niet altijd invloed op heeft. Het gaat om de gemeenten Utrecht, Amersfoort (CO2-neutraal), Houten, Utrechtse Heuvelrug en Rhenen. Het is ook mogelijk om nog een stap verder te gaan en te kiezen voor een energieneutrale gemeente. Dat betekent dat een gemeente niet elders duurzame stroom
inkoopt of uitstoot compenseert door bijvoorbeeld te investeren in duurzame opwekking of energiebesparing elders, maar ervoor kiest om binnen de grenzen duurzame energie op te wekken ter grootte van de lokale energiebehoefte. De gemeente Apeldoorn (in Gelderland) is daar een goed voorbeeld van. De gemeente Utrecht streeft naar energieneutraliteit in de wijk West, een woonwijk met veel bestaande particuliere woningen en een bedrijventerrein. Gemeenten kunnen door een combinatie) van drie typen maatregelen klimaatneutraal worden: • • •
energiebesparende maatregelen treffen opwekken duurzame energie op het grondgebied van de gemeente compensatie (waaronder ook de inkoop van groene stroom valt)
Hierbij moet opgemerkt worden dat het niet de bedoeling is om duurzame energie dubbel in te boeken; eerst in de gemeente waar het wordt opgewekt en vervolgens nog een keer in een gemeente waar groene stroom wordt ingekocht. Utrechtse gemeenten die al op korte termijn klimaatneutraal willen zijn, doen dat op dit moment nog door compensatie. Zo kopen vrijwel alle Utrechtse gemeenten groene stroom in, of worden er ‘klimaatbossen’ geplant. De uitdaging voor de Utrechtse gemeenten is om de komende jaren een verschuiving te krijgen: minder compensatie en meer opwekken duurzame energie en meer energiebesparing. Het aanplanten van bomen is op zichzelf een goede maatregel, maar verlaagt niet structureel het aandeel CO2 in de atmosfeer, omdat de opgeslagen CO2 weer vrijkomt zodra het hout na kappen verbrandt of verrot. Groene stroom Vrijwel alle Utrechtse gemeenten kopen voor 100% groene stroom in. Veel gemeenten hebben de openbare verlichting uitbesteed aan City-tec en de afspraak gemaakt dat voor de openbare verlichting groene stroom wordt gebruikt. Hier en daar loopt een proef met straatverlichting met zeer zuinige led. Groen gas wordt door een beperkt aantal Utrechtse gemeenten ingekocht. De gemeente Utrecht produceert zelf groen gas in de rioolwaterzuiveringsinstallatie. De meeste gemeenten die klimaatbeleid hebben geformuleerd, gaan uit van de landelijke doelstellingen, namelijk 20 procent duurzame energieopwekking in 2020 en 30 procent reductie van CO2 uitstoot in 2020. Ook de doelstelling om het energieverbruik jaarlijks met twee procent te verlagen is door een aantal gemeenten opgenomen in de ambities. Duurzame energie Vrijwel geen enkele Utrechtse gemeente heeft expliciete doelstellingen geformuleerd voor het opwekken van duurzame energie. De gemeenten Woerden, Breukelen, Oudewater en Utrechtse Heuvelrug hebben als doelstelling 3% duurzame energie. Dat wil echter niet zeggen dat de Utrechtse gemeenten stil zitten op het gebied van duurzame energie. De volgende duurzame energieopties worden toegepast dan wel onderzocht: • Biomassa. Er lopen onderzoeken naar de mogelijkheid om snoeiafval te vergassen in een biomassacentrale. Bijna alle gemeenten willen – afhankelijk van de resultaten van het onderzoek – snoeiafval gaan vergassen. Het gft afval van een aantal gemeenten wordt naar een vergistinginstallatie (VAR, te Wilp) afgevoerd, waarbij biogas vrijkomt. • Warmte Koude Opslag. Dit wordt al veel toegepast en (standaard) onderzocht bij (grootschalige) nieuwbouwlocaties. Bij deze techniek wordt in de zomer warmte opgeslagen in de ondergrond om in de winter te worden verbruikt voor het verwarmen. Andersom kan de koude uit de ondergrond in de zomer worden gebruikt voor koeling.
• •
•
•
Warmte Koude Wisseling. De gemeente Breukelen laat onderzoeken of koudewarmte uitwisseling met het oppervlaktewater van het Amsterdam Rijnkanaal haalbaar is. Windmolens. Windenergie komt in de provincie Utrecht niet of nauwelijks van de grond. Grootste knelpunt is de radar van defensie, waardoor realisatie vooralsnog onmogelijk is. In Woerden is de plaatsing van windmolens tegengehouden door de minister van VROM. Op dit moment zijn alleen in Lopik drie windmolens geplaatst. De volgende gemeenten hebben concrete plannen voor plaatsen windmolens: Nieuwegein (langs nieuw aan te leggen bedrijventerrein Het Klooster), Houten en Wijk Bij Duurstede (langs het Amsterdam Rijnkanaal) en de Ronde Venen (op bedrijventerrein Mijdrecht). Particuliere molens. De gemeente Leusden zet in op de realisatie van kleinschalige windenergie bij agrariërs in de gemeente. De gemeente Vianen heeft beleid vastgesteld voor bedrijfsgebonden windmolens tot een masthoogte van 20 meter. Houten en Utrecht onderzoeken de mogelijkheden voor (kleinschalige) toepassing van windenergie. Zonnekracht. Gemeenten investeren niet of nauwelijks in pv zonnepanelen. Toepassen van pv zonnepanelen vindt in een klein aantal gemeenten plaats en dan vaak op locaties met een educatieve functie. Voorbeelden zijn de gemeente Utrecht (alleen op de stadsboerderijen, Amersfoort (natuurboerderij in Vathorst), Veenendaal (op gemeentehuis), Soest (gemeentehuis), Leusden (op 1 gebouw als proef), De Ronde Venen (op het nieuwe zwembad), Nieuwegein (Milieu Educatie Centrum), De gemeente Houten maakt optimaal gebruik van de SDE regeling. Gemeenten hebben nog niet of nauwelijks plannen om op grote schaal zonneenergie toe te gaan passen
De gemeente Veenendaal richt voor de nieuwe wijk Veenendaal Oost (3.200 woningen) een eigen energiebedrijf op (Devo). De energie in deze wijk zal door een grootschalige toepassing van WKO duurzaam worden opgewekt. In deze wijk komt dus geen aardgasnet. De gemeente De Ronde Venen wil mogelijk het voorbeeld volgen van de gemeente Veenendaal. Duurzaam inkopen De Rijksoverheid heeft als ambitie om in 2010 bij 100 procent van haar inkopen duurzaamheid mee te nemen; voor provincies en waterschappen is dit 50 procent. De gemeenten streven naar 75 procent in 2010 en 100 procent in 2015. Het merendeel van de Utrechtse Utrechtse gemeenten is nu al actief me duurzaam inkopen, slechts enkele gemeenten zitten nog in de beginfase. De meeste gemeenten houden zich aan de landelijke doelstellingen, een aantal wil 100% duurzaam inkopen eerder realiseren dan 2015. Dat zijn de gemeenten Utrecht (2012), Amersfoort (2011), Woerden (2012), Montfoort (2010) en Oudewater (onderzoek naar haalbaarheid 100% duurzaam inkopen in 2012) Woningbouw Veel gemeenten gaan uit van een verscherpte EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt). Of de verscherpte EPC daadwerkelijk gerealiseerd wordt, hangt af van de onderhandelingen met de ontwikkelaars/bouwpartijen. Een aantal gemeenten zet in op het maximale: energieneutraal bouwen. De gemeente Utrecht wil op de nieuwbouwlocatie Rijnenburg een energieneutrale wijk realiseren. Veenendaal legt een nieuwbouwwijk aan zonder gasinfrastructuur en richt voor deze wijk een eigen energiebedrijf op. Andere gemeenten willen een verscherpte EPC tussen de 10 en 25% realiseren. Voorbeelden hiervan zijn de
gemeenten Amersfoort (10-25%), Houten (10%), Soest (10%), Leusden (10%), Utrechtse Heuvelrug (25%), Rhenen (20%), Bunnik (10-25%), Vianen (15%), Woudenberg (10%) en Renswoude (20%). Alle gemeenten uit de Noordwest regio maken gebruik van het instrument GPR Gebouw. Via de toepassing van dit instrument hopen deze gemeenten een verscherpte EPC van circa 15% te bereiken. In de gemeente Nieuwegein heeft de gemeenteraad expliciet besloten om bij nieuwbouw niet verder te gaan dan de normen in het Bouwbesluit. Toetsing van EPC-berekening en toezicht van de EPN (Energie Prestatie Norm) op de bouwplaats zit bij veel gemeenten in de planning. In de SLOK aanvraag is dit één van de genoemde projecten. De meeste gemeenten gaan uit van de doelstelling om 40% van de vergunningen te toetsen en toezicht te houden. In Amersfoort vindt nu in 80% van de gevallen toetsing plaats. Amersfoort heeft het toezicht sterk geïntensiveerd naar aanleiding van niet goed functionerende balansventilatie in de duurzame wijk Vathorst. In Houten vindt toetsing van de EPC-berekening en toezicht op de EPN op de bouwplaats in principe bij alle nieuwbouw plaats. Bestaande woningvoorraad Op de vraag welke maatregelen de grootste bijdrage leveren aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen, antwoorden veel gemeenten: de bestaande woningvoorraad. De bestaande woningvoorraad is vele malen groter dan het aantal nog te bouwen woningen. Bovendien zijn veel woningen van voor 1980 nog niet goed geïsoleerd. De volgende maatregelen worden door de gemeenten genoemd: •
Afspraken met woningbouwcorporaties. Veel gemeenten hebben of maken afspraken met woningbouwcorporaties over energiebesparing in de huurwoningen. • Eigen woningbedrijf. De gemeente Renswoude heeft als enige Utrechtse gemeente nog een eigen woningbedrijf en heeft dus de mogelijkheid om heel gericht energiebesparing bij deze woningen te realiseren. • Aanpak Vereniging van Eigenaren (VVE’s). De particuliere woningbezitters is een groep die niet via de woningcorporaties te bereiken is. De gemeente Veenendaal heeft de VVE’s in de gemeente opgespoord en bijeenkomsten georganiseerd. De VVE ’s hebben de mogelijkheid om tegen geringe kosten een Platvis te laten uitvoeren. Voeren ze de maatregelen uit tot een verbetering van het Energielabel met twee labels (dus bijvoorbeeld van E naar C) dan betaald de gemeente het totale bedrag van de EPA. Zo niet dan betaalt de gemeente de helft van de EPA. • Energieneutrale bestaande woonwijk. De gemeente Utrecht wil in samenwerking met 2 woningbouwcorporaties en 2 energiebedrijven de bestaande wijken Lombok, Oog en al en Nieuw Engeland energieneutraal maken. Het project richt zich op het op maat geven van adviezen aan bewoners en vervolgens de bewoners te begeleiden bij het uitvoeren van de maatregelen. • Energiebesparing in monumenten. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft bij de verkoop van een woonhuis dat in gemeentelijk bezit was, niet alleen op de prijs gelet maar ook op duurzaamheid. De toekomstige bewoners, het architectenbureau en de gemeente willen er nu samen een energieneutraal pand van maken. Bewoners
Alle 23 Utrechtse gemeenten spannen zich in meer of mindere mate in om de inwoners te wijzen op het belang van energiebesparing. De inspanningen variëren van tips op de gemeentelijke pagina in een huismanhuis blad of in een folder op het gemeentehuis tot een zeer actieve benadering van (een deel van) de inwoners van de gemeente. Hieronder worden enkele opvallende projecten genoemd: •
•
Energieadvies aan lange inkomensgroepen. Veel Utrechtse gemeenten hebben projecten gericht op huishoudens met lage inkomens. De respons van deze projecten ligt meestal vrij hoog (rond de 50%). Gemeenten hebben in de meeste gevallen gebruik gemaakt van de Teilregeling (Tender energiebesparing bij lage inkomens). Dit geldt voor de volgende gemeenten: Utrecht, Woerden, Breukelen, Abcoude, Oudewater, Montfoort, Loenen, Wijk bij Duurstede en De Ronde Venen. Andere gemeenten zoals Soest en Utrechtse Heuvelrug hebben bij huishoudens met een laag inkomen een 'spaarlampenactie' uitgevoerd of energiepakketten uitgedeeld (Veenendaal), of hebben energieteams die adviezen uitbrengen bij huishoudens met een lager inkomen. Woudenberg is van plan een project bij huishoudens met lage inkomens te starten. Lokale energiesubsidie. De volgende Utrechtse gemeenten hebben een eigen subsidieregeling voor de inwoners: · Soest: subsidie of revolving fund voor bewoners om apparatuur met Alabel aan te schaffen · Veenendaal. Veenendaal is een eigen gemeentelijke subsidieverordening aan het voorbereiden voor burgers voor energiebesparende maatregelen en toepassen zonne-energie · Rhenen. Bewoners die EPA en maatregelen uitvoeren, krijgen van de gemeente een bepaald bedrag · Vianen. Vianen heeft een subsidieregeling voor energiebesparende maatregelen (regeling is begin februari 2009 opengesteld •
• • •
Servicepunt Wooncomfort. Het Servicepunt Wooncomfort wordt verzorgd door het adviesbureau Ecofys in opdracht van de gemeenten Soest, Amersfoort, Bunnik, Breukelen, De Ronde Venen, IJsselstein, Loenen, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Woerden, Woudenberg, Zeist, de Milieudienst Zuidoost Utrecht en de Milieudienst Noordwest Utrecht. Het project richt zich op huiseigenaren bij het nemen van energiebesparende en dus ook kostenbesparende – maatregelen. Het Servicepunt Wooncomfort wordt financieel mede ondersteund door de provincie Utrecht.
Buurtworkshops over energiebesparing. De gemeente Amersfoort heeft zes bijeenkomsten georganiseerd met gemiddeld 20 deelnemers per workshop. Met belgerinkel naar de winkel. Dit is een project om bewoners te stimuleren om met de fiets boodschappen te doen en is uitgevoerd door Veenendaal. Zuinig gebruik installaties. De gemeente Soest ondersteunt bewoners van nieuwbouwwoningen bij het omgaan van de installaties.
Grootste bijdrage aan realiseren klimaatdoelstellingen Gemeenten zijn het er vrijwel unaniem over eens dat de grootse bijdrage die zij kunnen leveren aan het klimaatvraagstuk gezocht moet worden in de bestaande bouw en nieuwbouw. Het gaat dan voornamelijk om goede isolatie, toepassen van zuinige installaties en decentrale duurzame energieopwekking. Vooral als gemeenten grondposities hebben zien zij mogelijkheden om eisen te stellen. Amersfoort wil gebruik
gaan maken van infra-roodfoto’s van gebouwen en woningen om energielekken op te sporen en de eigenaren daarmee te confronteren. Ook worden eigen warmtebedrijven genoemd als een kans om te breken met de traditionele energieproducenten. Dat is vooral interessant bij Warmte Koude Opslag in de ondergrond, waarbij meerdere gebouwen op het systeem zijn aangesloten en de eigenaren aandeelhouder zijn in het decentrale bedrijf en daardoor bij zuinig gebruik ook kunnen verdienen aan het warmtebedrijf. Zo komt er een bedrijf in het Utrechtse Stationsgebied en in Veenendaal Oost. Utrecht noemt als grootste kans het vergroenen van de stadsverwarming. Ook wordt besparing op straatverlichting veelvuldig genoemd en noemt de gemeente Utrechtse Heuvelrug verkeer als een als een onderwerp waar nog veel winst mee te boeken is. Knelpunten in het lokale klimaatbeleid Het voeren van klimaatbeleid is relatief nieuw voor gemeenten. Ambtenaren die de taak hebben om inhoud te geven aan het beleid hebben te maken met een aantal lastige knelpunten die het opstellen van doelstellingen en de uitvoering er niet makkelijker op maken. De externe knelpunten zijn: •
•
Bedrijven en inwoners meekrijgen is moeilijk. De overheden kunnen het niet alleen. Het in beweging krijgen van huiseigenaren- en bedrijven (partijen waar de gemeente geen directe invloed op heeft) blijkt vrijwel in alle gemeenten lastig. Bij beide groepen is de medewerking beperkt. Bij bedrijven wordt energieverbruik vaak als een vaststaand feit beschouwd en is er weinig bereidheid om daarop te sturen. De gemeente kan in de eigen organisatie wel het goede voorbeeld geven en externe partijen stimuleren, maar dwingend optreden is over het algemeen niet mogelijk, zeker niet bij particuliere woningen. Doelstellingen kunnen niet afgedwongen worden. Er is gebrek aan wet- en regelgeving om doelstellingen af te dwingen. • Rijkswaterstaat wil meer wegen aanleggen. Naast woningen en bedrijven is het verkeer een aanzienlijke bron van uitstoot. Lokaal verkeerbeleid is vechten tegen de bierkaai vanwege plannen van Rijkswaterstaat voor meer asfalt in de provincie Utrecht. • Consequente landelijke regelingen ontbreken. Het is voor gemeenten moeilijk om externe partijen te prikkelen tot maatregelen of om lokaal eisen te stellen, omdat landelijke stimuleringsregelingen soms maar kort lopen. Denk aan de stimuleringsregeling voor zonnepanelen. Het is voor bewoners bovendien erg omslachtig om zicht te krijgen op de regelingen en om er gebruik van te maken.
Naast externe knelpunten worden zaken genoemd binnen de gemeentelijke organisatie die het voeren van klimaatbeleid moeilijk maakt. •
Medewerking ambtelijk apparaat is niet optimaal. Klimaat wordt vaak gezien als een sectoraal beleidsterrein. Betrekken van andere afdelingen bij de uitvoering van het klimaatbeleid is daardoor lastig, terwijl de EPC en het toezicht op de EPN wel bij de afdeling bouwen en/of ruimtelijke ordening ligt. Bouwzaken is in een aantal gemeenten echter weinig proactief en toetst alleen aan de wet. Ambtenaren treden niet op als adviseur op gebied van energie. Ook het gebrek aan kennis bij overige afdelingen en bij de afdeling milieu zelf wordt genoemd, bijvoorbeeld over kosteneffectieve maatregelen. Soms komt het ook voor dat een afdeling niet wil meewerken, omdat bijvoorbeeld de ambtenaar verkeer en
•
•
vervoer geen prioriteit geeft aan klimaatverandering. Ook het meekrijgen van de andere wethouders wordt als probleem genoemd. Milieudienst staat op afstand. In een aantal gemeenten maakt de regionale milieudienst het beleid, waardoor het lastiger is om de rest van de gemeentelijke organisatie mee te krijgen. Als klimaat geen kerntaak is binnen de organisatie of binnen een functie, nemen medewerkers het meestal niet vanzelf mee in hun werk. Projectleiders in de buitendienst hebben klimaatbeleid nog niet voldoende geïnternaliseerd om dat onderwerp uit zichzelf vast te houden tijdens overleg met marktpartijen en ontwikkelaars. Beperkte personele capaciteit beschikbaar. Zeker in kleinere gemeenten zijn er een beperkt aantal uren beschikbaar voor klimaatbeleid, wat de uitvoering kwetsbaar maakt voor personele mutaties. Dit geldt zelfs voor een stad als Utrecht, waar twee ambtenaren verantwoordelijk zijn voor het klimaatbeleid. •
•
• •
•
•
Financiën zijn niet structureel geregeld. De meeste gemeenten in Utrecht hebben een SLOK-aanvraag ingediend. Deze regeling dekt (een deel van) de personeelskosten. De aanvraag kost op zichzelf capaciteit en de looptijd van een toekenning is bovendien beperkt. Uitvoering van concrete projecten hangt vaak samen met subsidies; er is vaak geen structureel eigen budget voor klimaatbeleid. Dat maakt het succes van een lange termijnaanpak onzeker. Op de achtergrond speelt ook de politieke cyclus, wat zorgen geeft over de continuïteit van klimaatbeleid. Inzet is niet altijd even effectief. Door politici en maatschappelijke partijen worden regelmatig leuke initiatieven bedacht op gebied van klimaat, die soms echter niet veel besparing opleveren, maar wel veel tijd kosten. Denk bijvoorbeeld aan het Klimaatstraatfeest.
Weinig integratie in beleid van gemeenten. Door de sectorale blik op milieu en duurzaamheid wordt klimaatbeleid over het algemeen niet of onvoldoende integraal meegenomen in plannen en beleid. Business case ontbreekt. Sommige ambtenaren hebben het idee dat ze in hun beperkte uren het wiel moeten uitvinden, omdat een business case ontbreekt en zij daardoor niet zomaar een project van de plank kunnen pakken. Denk aan het uitrollen van oplaadpunten voor elektrische auto’s of het openen van een aardgasvulstation. Raadsleden en bestuurders denken op korte termijn. Bij klimaatmaatregelen gaan de investeringen over het algemeen voor de baten uit. Als de terugverdientijd met enige zekerheid kan worden berekend en er een slimme financieringsstructuur is, waardoor het voordeel in bijvoorbeeld energiebesparing direct doorwerkt in de begroting is er geen probleem. Moeilijker ligt het met maatregelen die nodig zijn voor de toekomstbestendigheid van het grondgebeid en de aarde op langere termijn, maar geen financieel voordeel opleveren. Gemeentelijke herindeling stokt klimaatbeleid. De gemeentelijke herindeling van Breukelen, Loenen, Abcoude en De Ronde Venen vraagt veel aandacht en energie, waardoor de kans bestaat dat er jarenlang geen vooruitgang wordt geboekt in het klimaatbeleid.
Nawoord
De Klimaatmeetlat laat zien dat de meeste gemeenten aan de slag zijn gegaan met klimaatverandering. Sommige gemeenten zetten net de eerste stappen en anderen hebben al vergaande ambities geformuleerd om op korte termijn als gemeentelijke organisatie klimaatneutraal te worden en op langere termijn klimaatneutraal te worden op het hele grondgebied. Ondanks alle zorgen die zijn uitgesproken voor de wetenschap, het bedrijfsleven en inwoners over het klimaat en ondanks de afspraken tussen kabinet en gemeenten over klimaatdoelstellingen en projecten, is klimaat in de meeste gemeenten nog geen speerpunt. Klimaatbeleid is veelal niet integraal en de continuïteit van lokaal klimaatbeleid is een grote zorg. Gelukkig zijn er ook positieve zaken te melden. De meeste gemeenten nemen groene stroom af en werken aan duurzaam inkopen. De uitdaging is nu om in de komende jaren minder te compenseren en meer te werken aan besparing en het opwekken van duurzame energie. In elke gemeente is een groot besparingspotentieel. In de bestaande woningvoorraad, in het verkeer en bij het bedrijfsleven. Het is daarom van belang dat gemeenten zorgen dat ze een vinger in de pap hebben bij bouwprojecten en renovaties. Dat kan dwingend door eisen te stellen aan ontwikkelaars en corporaties (en met andere gemeenten te lobbyen in Den Haag voor toepasbare wet- en regelgeving), maar ook stimulerend, bijvoorbeeld door een opslag op de grondprijs te berekenen en deze terug te geven in de vorm van investeringssubsidies. Of bijvoorbeeld door particuliere woningbezitters een pakket aan te bieden met een maatadvies voor besparen en voor energieopwekking, een overzicht van subsidiemogelijkheden en een financieringsproduct met hypotheekrenteaftrek. Een gemeentebrede aanpak is nodig. Integraal denken begint bij integrale besluitvorming in de gemeenteraad. Dat kan bijvoorbeeld door bij raadsvoorstellen een klimaatparagraaf op te nemen over de mogelijke klimaateffecten- of kansen. Bijvoorbeeld als het gaat om onderhoud aan schoolgebouwen (duurzame energie meenemen) of bij de aanleg van infrastructuur (leidt eventueel tot extra uitstoot van broeikasgassen) of bij de afvalverwijdering (mogelijkheid voor energieopwekking al dan niet benutten). Doordat raadsleden door de klimaattoets inzicht krijgen in de klimaateffecten van allerlei maatregelen, kan het klimaatbewustzijn toenemen en kan klimaatbeleid meegenomen worden in de diverse sectorale begrotingen. Daarnaast zouden gemeenteraden structureel werkgeld ter beschikking moeten stellen voor klimaatbeleid en voor klimaatprojecten. Gemeenten kunnen ook van elkaar leren. In de klimaatmeetlat doen gemeenten van ongeveer gelijke omvang het niet allemaal even goed. Dat geeft aan dat er wel ruimte is om een stap verder te zetten. Juist vanwege de beperkte capaciteit, het gebrek aan financiën en medewerking van collega’s en bedrijven
en inwoners, is het goed om te leren van gemeenten die onder gelijke omstandigheden soms toch dingen van de grond tillen. Grotere gemeenten zouden meer actief hun business cases en kennis kunnen uitlenen aan kleinere gemeenten, zodat zij kunnen meeliften met de koplopers. De Natuur- en Milieufederatie Utrecht heeft veel kennis in huis over klimaatbeleid en kan ook goed doorverwijzen naar gelieerde organisaties. Het is goed als gemeenten profiteren van creatieve ideeën en initiatieven uit de markt, van maatschappelijke organisaties en van politieke partijen. Er zijn waslijsten aan ideeën, maar het is vooral van belang dat de mensen die het werk doen zich in eerste instantie kunnen richten op de maatregelen met het grootste effect. Om dat mogelijk te maken is doorzettingsmacht binnen de gemeentelijke organisatie nodig en steun van een sterk college voor een integraal en effectief klimaatbeleid. Saskia Kluit, Adjunct Directeur Natuur en Milieufederatie Utrecht.