De toekomstige ruimtevraag van CANVAS 4-luik en de aanpak van kantorenleegstand vanuit de ontwikkelaar: Bijlagen
P5 Rapport Alan Al Jaff Juni 2012
1
Bijlagen In dit bijlageboek volgen de ondersteunende stukken die de onderdelen in het verslag toelichten en de gevonden bevindingen uiteenzetten.
Inhoudsopgave Bijlagen .................................................................................................................................................... 2 Bijlage 1 ................................................................................................................................................... 4 1.0 CPB scenariostudie samen gevat................................................................................................... 4 Bijlage 2 ................................................................................................................................................. 13 2.0 Rabobank scenariostudie samengevat ........................................................................................ 13 Bijlage 3 ................................................................................................................................................. 18 3.1 Relatie tussen CPB-studie en Rabobank-studie .......................................................................... 18 Bijlage 4 ............................................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 4 ................................................................................................................................................. 20 14.1 verhaallijnen uitgeschreven ...................................................................................................... 20 Bijlage 5 ................................................................................................................................................. 24 5.1 Strategische Keuzes per scenario ................................................................................................ 24 Scenario 1: Schommelende groei .................................................................................................. 24 Bijlage 6 ................................................................................................................................................. 28 6.1 Politieke standpunten omtrent immigratie................................................................................. 28 Bijlage 7 ................................................................................................................................................. 30 7.1 Gebouwen testen aan een Accommodation evaluation............................................................. 30 Bijlage 8 ................................................................................................................................................. 40 8.1 Betrokken marktpartijen in 4-luik ............................................................................................... 40 Bijlagen 9 ............................................................................................................................................... 42 9.1 Tactiek: Product leadership, Customer intimacy and Operational excellence ........................... 42 ........................................................................................................................................................... 42 9.2 Uitkomsten tactieken: waarde propositie................................................................................... 43 Bijlage 10 ............................................................................................................................................... 44 10.1 Quickscan .................................................................................................................................. 44 Bijlage 11 ............................................................................................................................................... 49 11.1
Achtergrondinformatie 4 –luik .............................................................................................. 49
11.1.1 Beschrijving van de deelgebieden ...................................................................................... 49 11.1.2
Huidig aanbod in de Riekerpolder ................................................................................. 49
11.1.3
Huidig aanbod in de IBM-locatie ................................................................................... 50
2
11.1.4
Huidig aanbod in de Riekerhaven .................................................................................. 50
11.1.5 Huidig aanbod in het Schinkelgebied ................................................................................. 51 Bijlage 12 ............................................................................................................................................... 53 12.1 Gesprek directeur Vitaal Zorgvast ............................................................................................. 53 Bijlage 13 ............................................................................................................................................... 55 13.1 ingevulde MA/C matrix door General Electric........................................................................... 55 Bronnen: http://www.smf.org.uk ..................................................................................................... 55 Bijlage 14 ............................................................................................................................................... 56 14.1 initiatief en studies CANVAS 4-luik ............................................................................................ 56
3
Bijlage 1 1.0 CPB scenariostudie samen gevat De studie is verricht om inzicht te krijgen in de toekomst van Nederland tot het jaar 2040. Er zijn veel onzekerheden waar Nederland mee te maken heeft om nu al grip te hebben op de toekomst. Deze onzekerheden komen voort uit de internationale ontwikkelingen van de economie, politiek en bevolking. In het onderzoek is gewerkt aan vier scenario’s, waarbij deze drie verschillende facetten aan elkaar gerelateerd zijn. Hierbij is er verondersteld dat het huidige beleid trendmatig wordt voortgezet. Hierbij zijn een aantal thema’s onder de loep genomen en hun toekomstige loop onder de aandacht gebracht; Wonen Werken Mobiliteit Landbouw Energie Milieu Natuur, natuurkwaliteit en recreatie Overstromingsgevaar Overige thema’s Voor dit afstudeeronderzoek is er alleen gekeken naar thema’s die relevant zijn voor de toekomstige vraag vanuit transformaties van kantoorgebouwen. Hierbij is de aandacht gevestigd aan de volgende thema’s; 1 Wonen, werken, Mobiliteit en Natuur, natuurkwaliteit en recreatie. Deze drie thema’s werden vanuit de ruimtelijke invalshoek bekeken waarbij de wisselwerking tussen mens en zijn omgeving centraal staat. Vanwege de onzekerheid van ruimtegebruik die zich op een laag ruimtelijk schaalniveau afspeelt, blijven deze uitspraken verborgen. Wel wordt verteld wat de druk van de menselijke activiteiten op de regionale ruimte uitoefent. Zo wordt per scenario belicht, hoe en waar de mensen willen wonen en werken, waar de economie gaat groeien en welke effecten hebben de ontwikkelingen; economie, politiek en bevolking, invloed op de spreiding van werkgelegenheid en woningvraag. Hierbij komen vragen aanbod zoals; In welke mate volgt werken wonen? Het kan dus een handvat leveren op hoe de processen die de leefomgeving beïnvloeden, ruimtelijk samenhangen. Het onderzoek van het CPB richt zich op zowel de schalen Grote steden als Landelijk gebied, waarbij de focus in dit afstudeeronderzoek op Grote steden wordt gelegd, wegens de Case-studie in Amsterdam. De grote concentratie van mensen, activiteiten, contactmogelijkheden en ideeën bevindt zich over het algemeen in de grote steden, wat een goede voedingsbodem is voor groei, vooruitgang en vernieuwing. Aan de andere kant kunnen grote steden ook nadelige effecten hebben op de welvaart. Om welke effecten het gaat wordt in de volgende paragrafen verder toegelicht. Nederland, en in het bijzonder de grote steden, is er sprake van een groot aandeel eenpersoonshuishoudens, groeiende vergrijzing en het dalende aandeel immigranten. Per scenario zullen de ontwikkelingen verschillend zijn wat niet alleen invloed heeft op de vraag naar de fysieke kwaliteiten van de buurt als leefomgeving, maar ook de ontwikkelingen op het voorzieningsniveau, de woningen arbeidsmarkt.
1
CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF]
4
1.1 Nieuwe ruimtevraag vs. scenario’s In deze paragraaf wordt in gegaan op de invloeden van de scenario’s op het ruimtegebruik voor de komende decennia tot 2040. Niet alleen het ruimtegebruik zelf, maar ook de schaal waarop ruimtegebruik gaat veranderen. Hier zullen overheden op moeten anticiperen met hun ruimtelijke beleidsplannen. In de scenario’s wordt wel het huidig beleid voortgezet en de huidige grond- en vastgoedprijzen redelijk onveranderd zullen blijven. Er zal wel een verschuiving zijn van ruimtegebruik aan functies, waarmee rekening kan worden gehouden. Er wordt verondersteld dat het nieuwe ruimtegebruik, deels door transformatie en herstructurering zal plaats vinden. Ook zullen de agrarische gronden hun functie moeten opgeven voor andere functies in de 2 toekomst.
Er is een significant aandeel van het ruimtegebruik dat gaat afnemen na het jaar 2020, wegens een verschuiving in de beroepsbevolking, vergrijzing en de afname van de bevolkingsgroei. Dit heeft invloed op de functies wonen, werken en recreatie. In het scenario Regional Communties is te zien dat de ruimtevraag het grootst afneemt, wegens de kleinste economische groei. De afname van de vraag naar grond door de afname van functiegebruik, heeft op alle scenario’s impact. Dit zal betekenen dat er op lange termijn een omslag in de markt kan gaan ontstaan. De daling van de vastgoed- en grondprijzen zal leiden tot ruimer- en groener wonen en werken. Een risico is dat bepaalde gebieden minder aantrekkelijk kunnen worden. Het is volgens onderzoek redelijk onduidelijk hoe dit proces zal gaan verlopen. Zo is het bijvoorbeeld onduidelijk of dit in schokken gepaard zal gaan of zich vloeiend zal ontwikkelen. Voor dat proces heeft de Rabobank in 2011 een scenariostudie naar dit proces gedaan. In 2030; vier toekomstscenario’s voor bedrijven. Dit onderzoek wordt in 3 hoofdstuk 2 verder toegelicht.
In de volgende paragrafen komen Wonen, werken en Natuur, natuurkwaliteit en recreatie allemaal apart aan bod getoetst aan economische-, politieke- en demografische factoren.
2 3
CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF] CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF]
5
1.2 Wonen
1.2.1 Eerst wonen Door de inkomstenstijging ontstaat een groeiende vraag naar een comfortabele woning in een comfortabele omgeving. Dit verschijnsel, ook wel suburbanisatie, is een proces wat gezien wordt als typisch een Europees en Noord-Amerikaans verschijnsel. Hierbij breidt de bevolking zich langzaam uit vanuit de stad en stadskernen naar de buitenwijken en verder. De nieuwe ontstane ‘kernen’ worden op een gegeven moment zelf een stimulans van werkgelegenheidsgroei. De metropool (bijvoorbeeld Amsterdam) blijft het economisch belangrijkste gebied, mede door de grote variëteit aan hoogwaardige diensten, maar de economische dominantie neemt af. Hiernaast zal het ruimtelijk beleid deze ontwikkelingen nog kunnen beïnvloeden. Het is een lange tijd onduidelijk geweest over wat oorzaak is en wat gevolg als het gaat om wonen en werken. Economisch onderzoek van het CPB in samenwerking met de VU geeft aanwijzingen dat er meer sprake is van 4 werken volgt wonen, dan andersom . De migratiestroom van en naar de grote steden wordt nauwelijks gedreven door arbeidsoverwegingen, maar meer door de vraag en aanbod van de woningmarkt. Het blijkt dus dat nieuwbouw van de woningvoorraad een belangrijk element is als sturingsvariabele voor de arbeidsmarkt.
1.2.2 Bevolkingsgroei De groei van de Nederlandse bevolking kenmerkt zich door zowel de ‘natuurlijke aanwas’ als de buitenlandse migratie, waarbij het laatste is gaan domineren vanaf de jaren negentig. Deze buitenlandse migratie zet zich de komende decennia door. Hoeveel dat zich gaat voortzetten is afhankelijk van de scenario’s, die tevens bepalend zijn voor de spreiding en de achtergrond van deze buitenlandse migranten. Zo is het bij de marktgerichte scenario’s (Global Economy en Transatlantic Market) in belangrijke mate om arbeidsmigranten aan te trekken. Hierbij zullen deze arbeidsmigranten zich vestigen in plaatsen waar er veel dynamiek en banengroei is, zoals de Randstad. Bij het scenario Strong Europe, gaat het om de aantrekking van gezinsmigranten die zich net als de andere niet-westerse migranten zullen vestigen in de grote steden. Asielmigranten verspreiden zich echter over het hele land. De spreiding van de natuurlijke aanwas hangt in de overgangszone samen met de regionale leeftijdsopbouw en de huishoudsamenstelling. De natuurlijke aanwas zal zich meer gaan bevinden in de overgangszone (Tussen de Randstad en delen van overig Nederland). In de Randstad zal de vergrijzing veel meer voelbaar zijn doordat in de Randstad de bevolkingsgroei minder door de natuurlijke aanwas zal plaats gaan vinden. De uitschuif vanuit de binnenstad, naar de stadsranden of de overgangsgebieden, verschil per scenario waarin het afhangt van het inkomen per hoofd en de stijging van de bevolkingsdruk in de Randstad. Spreiding van de bevolkingsgroei is per scenario verschillend: Strong Europe De Randstad en de overgangszone groeien bijna gelijk. Regional Communities Nationaal groeit de bevolking gemiddeld. Dit scenario kent de laagste bevolkingsgroei en biedt minder goede perspectieven om een zelfstandig huishouden te voeren. Global Economy De bevolking groeit het meest in de overgangszone. Dit scenario biedt de beste perspectieven om een zelfstandig huishouden te voeren. Transatlantic market 5 De bevolking groeit het meest in de overgangszone.
4
Vermeulen, W. en J.N. Van Ommeren (2006). Housing supply and the interaction of regional population and employment, CPB Discussion Paper. Centraal Planbureau/Vrije Universteit, Den Haag/Amsterdam. 55
CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF]
6
Figuur 1.1: Bevolking en huishoudens
1.2.3 Ontwikkeling woningvraag - Europees migratiebeleid en immigratie uit het buitenland bepalen de groei van de bevolking en het zijn de belangrijkste factoren achter de groei van de woningvraag. - Verdergaande individualisering in combinatie met inkomensgroei vergroot de woningvraag verder. - De Randstad blijft de regio met de grootste woningvraag. - Bij een terughoudend migratiebeleid neemt de woningvraag af en het ruimtebeslag voor woningbouw 6 stabiliseert dan binnen 10-20 jaar. In alle vier scenario’s wordt er vanuit gegaan dat de hypotheekrenteaftrek gelijk blijft. Hierdoor blijft huren duurder dan kopen. De ontwikkeling van de woningvraag is afhankelijk van de huishoudsamenstelling. De mate van individualisering is van belang voor de verdeling van eengezins- en meer gezinshuishoudens. Voor gezinnen is voldoende woonoppervlak van groot belang, wat betaalbaar te realiseren is op nieuwbouwlocaties. In alle scenario’s is er een veronderstelling dat er geen beleid is waardoor woningcorporaties grotere prikkels krijgen om te bouwen voor de huursector. Het aandeel van koopwoningen neemt in alle scenario’s ook toe. Het inkomsteneffect en het effect van individualisering zullen elkaar enigszins compenseren wat betreft ruimtevraag. Door de individualisering zal de vraag naar meergezinswoningen gaan stijgen boven eengezinswoningen. Dit zal zich vertalen naar meer meergezinswoningen per m2 dan in het geval van eengezinswoningen. Per scenario zal de woningvraag gaan verschillen, zoals weergegeven in figuur 1.1. 1.2.3 Immigratie De omvang van immigratie vanuit het buitenland bepaalt de mate waarin de vergrijzing wel of niet toeslaat in de grote steden. Er wordt geconstateerd dat vooral gezinsmigranten zich in de grote steden vestigen, waarbij de bevolking van de grote stad wel jonger is dan de rest van Nederland. Een ommekeer is dat gemiddeld genomen het inkomen in de randsteden lager is dan de randgemeenten. De grootte van het aandeel immigranten hangt erg af van welke scenario wordt gehanteerd. Zo is bij de scenario’s Global Economy en Transatlantic Market de regering vanuit immigratiebeleid selectiever. De toename van immigranten in de twee scenario’s; Global Economy en Strong Europe zorgt in de grote steden voor een bevolkingsgroei met 20% in het 7 jaar 2040. In het onderzoek van De Jong en Hilderink 2004 , is er een prognose gemaakt dat niet-westerse allochtonen toenemen van een derde- tot de helft van de bevolking de komende decennia. Hetzelfde gebeurt in de scenario’s Transatlantic Market en Regional Communities, waarbij er sprake is van lage immigratie, stabiliseert de bevolkingsgroei in Nederland en neemt het aandeel niet-westerse allochtonen toe, tot rond de 15 40%.
6
CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF]
7
Hilderink, H. B. M. (2004) Populations & Scenarios, Worlds to win? Netherlands Environmental Assessment Agency (RIVM-MNP), Bilthoven, the Nederlands. pp. 70.
7
Figuur 1.2: Demografische kernindicatoren voor de vier grote steden
Kijkend naar het bovenstaand figuur 1.2 is te zien dat Global Economy en Strong Europe voor de bevolkingsgroei zorgt, waarbij in de vier grote steden van Nederland het aandeel 65+’ers nauwelijks boven het historisch hoogtepunt komt van 17%(1983). De individualisering neemt in de grote steden ook meer toe dan in de rest van Nederland waarbij in Global Economy en Transatlantic Market het meeste zal gebeuren. Voor de grote steden betekent het dat het gemiddelde huishouden afneemt van 1,9 in 2010 tot rond de 1,6 in 2040. Om de Regional Communities scenario zal dit aandeel zelfs kunnen groeien tot 2,0. In de scenario’s waar de individualisering zich voort gaat zetten, betekent dit een grote vraag naar appartementen binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit ziet er als volgt uit per scenario: Global Economy: Grote vraag naar appartementen. Welvaart groeit hier sterk waardoor hogere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de woningen en waardoor er meer geld beschikbaar is om kwalitatief slechte woningen te slopen of te vervangen. Het is goedkoper om nieuwbouw te realiseren in uitleglocaties. Door de hoge bevolkingsdruk, kan de woningmarkt op vrij grote schaal geherstructureerd worden en kan de enige verdichting worden gerealiseerd door gestapelde bouw. -
-
-
Transatlantic Market: Grote vraag gaat naar appartementen. Welvaart groeit hier sterk waardoor hogere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de woningen en waardoor er meer geld beschikbaar is om kwalitatief slechte woningen te slopen of te vervangen. Het is goedkoper om nieuwbouw te realiseren in uitleglocaties Door de lagere bevolkingsdruk, zal dit selectiever gebeuren en is er ook minder behoefte aan meer woonlagen. Door deze selectieve vernieuwing kunnen, meer dan in andere scenario’s, de verschillen in woning- en woonomgeving kwaliteit tussen wijken zich verscherpen. Strong Europe: Hier zijn er meer gezinnen met kinderen en zo is de behoefte aan eengezinswoningen groot. De markt is hier minder geneigd tot sloop en nieuwbouw doordat de welvaart minder stijgt. Mocht er nieuwbouw zijn, wordt dat aan de stadsranden gerealiseerd. Regional Communities:
8
Een dalend aantal huishoudens in de grote steden, waarbij de behoefte is aan vervangende nieuwbouw. Er zou leegstand kunnen voorkomen in wijken met slechte woningen. Verschillende 8 partijen hebben weinig geld beschikbaar om herstructurering te financieren.
Figuur1.3: Nieuwe ruimtevraag
Zoals in figuur 1.3is te zien verschilt de woningvraag per scenario aanzienlijk. In het Regional Communities scenario wordt de netto uitbreiding van de woningvoorraad op den duur zelfs negatief. De verschillen in woningvraag worden in de scenario’s door de tijd heen alleen maar groter. Er is een prognose dat de woningbouwcorporaties de huurwoningen gaan verkopen, om vanuit de opgeleverde opbrengsten nieuwe huurwoningen te gaan bouwen. Hiernaast zal de welvaartstoenamen, wat min of meer in alle scenario’s aanwezig is, het aandeel aan koopwoningen vergroten. Dit wordt naast de verkoop huurwoningen door woningbouwcorporaties, ook gerealiseerd door nieuwbouw te plegen. 70 procent zal bij Global Economy uit nieuwbouw bestaan en 65 procent bij de Regional Communities. Een deel van de nieuwe woningen, zal net als in het verleden, binnen het bestaand stedelijk gebied gebouwd worden. De voortschrijdende verdichting drijft de ontwikkelkosten verder op en kan gevolgen hebben voor de 9 woonkwaliteit en toegankelijkheid bijvoorbeeld voor starters.
1.3 Werken 1.3.1 ontwikkeling ruimtegebruik bedrijven In 2003 zijn er prognoses gemaakt dat er tot het jaar 2020 de vraag naar ruimte op bedrijventerreinen zal gaan toenemen, in alle scenario’s. Elementen zoals de economische groei en verdienstelijking zullen het ruimtegebruik gaan bepalen. De groei van ruimtegebruik van bedrijven varieert van 10% in het Regional Communites tot ongeveer 35% in Global Economy. Krimpfactoren zoals de vergrijzing, dalende beroepsbevolking en de verdienstelijking van de economie, zullen een grote druk oefenen op deze groei na 2020. Het kan zelfs na 2020 een negatief effect hebben vanuit de ruimtevraag naar bedrijventerreinen. Na 2020 zal het gebruik van de grond in bedrijventerreinen extensiever worden, wat kan leiden tot ander functiegebruik. Hoe dit zich fysiek uit zal pakken is niet duidelijk in dit onderzoek. Het is denkbaar dat er na
8 9
CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF] CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF]
9
2020 leegstand en verpaupering zal gaan ontstaan, als er niet tijdig rekening wordt gehouden met deze ontwikkelingen (de crisis van 2008 is hier verreweg van denkbaar). Er wordt gesteld dat pas 2020 in sommige scenario’s structurele leegstand in de kantoren- en bedrijvensector zal gaan optreden. Er wordt een veronderstelling gemaakt dat de marktpartijen die dit aanbod ontwikkelen en financieren, bijtijds hun strategie gaan inzien door de opmerking van bewegende vastgoedprijzen. De Ruimtebehoefte voor werklocaties wordt 9 geïllustreerd in figuur 1.4.
Figuur 1.4: Bruto ruimtebehoefte
De prognoses geven aan dat er tot het jaar 2020 een behoorlijk areaal voor economische activiteiten gereserveerd moet worden door de overheid, als ze aan de verwachte vraag willen voldoen. Het onderzoek vertelt ook dat de overheid zich moet gaan anticiperen op de omslag dat zich op langere termijn gaat voordoen. De urgentie van de herstructureringsopgave wordt hierdoor ook urgenter. In het scenario Regional Communities is er zelfs geen ruimte meer nodig voor bedrijven of kantoren. Als advies werd gegeven dat de overheid nu al (2006) na moet gaan denken over inrichtingsvarianten waarbij teruglopende vraag zonder veel maatschappelijke kosten een andere functie kunnen krijgen. Dit heeft te maken met de lange doorlooptijd om 10 bedrijventerreinen aan te leggen.
1.4 Mobiliteit 1.4.1 ontwikkeling Mobiliteit Door de geografische ligging van Nederland, waarbij de Rotterdamse haven en Schiphol als twee ‘mainports’ werken, betekent het voor Nederland dat mobiliteit een van de belangrijkste elementen is voor de samenleving. Hiernaast willen de burgers zich overal kunnen verplaatsen om de keuzemogelijkheden te vergroten en nieuwe ervaringen dichterbij te brengen. De groeiende vraag voor mobiliteit heeft te maken met de groeiende stromen van personen en goederen. Wat aan de ene kant de negatieve invloed op de leefomgeving als probleem wordt gezien, wordt aan de andere kant de economie en welvaart gestimuleerd door de groeiende mobiliteit. Het onderzoek van de CPB concentreert zich op een aantal punten; Personenmobiliteit, Goederen mobiliteit, Verkeerswegnet, Verkeersveiligheid en Milieuverontreiniging. Bij dit afstudeeronderzoek wordt alleen Personenmobiliteit meegenomen, wat weer invloed heeft op het aantal parkeerplekken in en rondom de te 19 transformeren vastgoedobjecten. De vergroting van de verplaatsingsafstanden is het gevolg van de groei van de mobiliteit de afgelopen decennia. De trends zoals de sterke inkomstenstijgingen, reële daling van de transportkosten, individualisering, huishoudensverdunning, emancipatie en een toename aan tweeverdieners hebben gezorgd voor de verdere 10
CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF]
10
ontwikkeling van de beschikbaarheid van snelle vervoerssystemen en een beter wegnetwerk. De toename van het autobezit en –gebruik wordt ook veroorzaakt door de toegenomen verplaatsingsafstanden voor het woonwerkverkeer. De plannen vanuit de overheid zijn om nog eens 3000 kilometer rijstrook aan het hoofdwegnet toe te voegen tot het jaar 2020 en nog eens 2000 kilometer tot het jaar 2040. De uitbreiding van het wegennet zorgt voor een verminderde congestieproblematiek en een versnelling van het vervoer als gevolg. Prognoses zijn gemaakt omrent de snelheid van het personenvervoer, die in de komende decennia niet veel verder zal toenemen. Dit betekent dat over de zelfde verplaatsingsafstanden nog steeds dezelfde reistijd zal gelden. Wel wordt gesteld dat er een toename is waar te nemen in de mobiliteit per persoon, doordat de trend bestaat in een verschuiving van langzame naar snellere vervoerswijzen. Deze groei zal niet zo hard doorzetten als in de afgelopen decennia, door het feit dat het aandeel werkende bevolking zal gaan stagneren. De oudere bevolking zal echter wel gaan groeien, waarbij deze ‘senioren’-generatie mobieler zijn dan ooit te voren. De mobiliteit van de ‘senioren’ zal wel achterblijven bij die van het actieve deel van de bevolking. Ook hier is de demografische groei maatgevend voor de totale personenmobiliteit. Het aandeel autobezig per huishouden is sinds 1970 gegroeid van 0,6 naar 1 auto per huishouden, en zal groeien naar 1,1 huishouden in 2040. Dit is natuurlijk afhankelijk van de opgestelde scenario’s, gepaard met het aantal auto’s in Nederland. Regional Communities: 8 miljoen auto’s Transatlantic market: 10 miljoen auto’s Strong Europe: 10 miljoen auto’s 11 Global Economy: 12 miljoen auto’s
Kijkend naar het personenvervoer per trein, zal dit aandeel in de toekomst nauwelijks nog gaan toenemen. Deels heeft dit te maken met de stagnatie van de bevolkingsgroei, maar ook steeds minder jongeren en studenten zullen de trein nemen. Hiernaast zullen ouderen dit op dit moment de trein nemen, vaker kiezen voor de auto. De concurrentiepositie van het openbaar vervoer ten opzichte van de auto zal gaan verslechten. Aan de andere kant wint de trein ten opzichte van de auto in het woon-werk verkeer in de stedelijke omgeving. Bij Global Economy groeien het autogebruik en treingebruik even hard. Treinreizigerskilometers groeien met 5 á 20%. Het treingebruik neemt voor het woon-werkverkeer toe met 20 tot 45% in 2040 ten opzichte van 2002. In de 20 daluren verliest de trein weer van de auto.
Figuur 1.5: Reizigerskilometers per veroerswijze
1.4.2 Parkeren De groei van mobiliteit door het autobezit is in de grote steden alleen maar gaan groeien. Beleid vanuit de overheid om dit te remmen, zoals parkeerbeleid en compacte stadsbeleid bleek niet te werken. De bereikbaarheid is in de grote steden het grootst waarbij meer inwoners, bedrijven en voorzieningen met de auto in een kortere reistijd te bereiken zijn dan elders in het land. Behalve de in 2006 opgestelde Meerjarenprogramma, zal in geen van de scenario’s een veranderend beleid komen omrent infrastructuur en 12 Transport. Om het verhaal van autobezit te vertalen naar de toekomstige ruimtelijk vraag, hebben we te maken met het parkeerprobleem in de grote steden. Naast autogebruik is autobezit belangrijk, met als gevolg dat autobezitters in de grote steden vrij weinig een vrije parkeerplaats kunnen vinden. Hiernaast wordt de kwaliteit van de straat als verblijfsruimte aangetast door alle auto’s die er geparkeerd staan. De komende decennia zal men moeten zoeken naar innovatieve parkeersystemen en – oplossingen om de woonkwaliteit in de stad in 20 stand te houden. 11 12
CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF] VenW (2006). Nota Mobiliteit. Ministerie van Verkeer en Waterstaat/Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag.
11
1.5 Natuur, natuurkwaliteit en recreatie 1.5.1 ontwikkeling natuurkwaliteit en recreatie Er zijn twee dingen die de druk op het natuurareaal en openluchtrecreatie uitoefenen. Ten eerste is Nederland een dichtbevolkt land en de bevolking neemt nog (gering)toe. Ten tweede neemt de welvaart ook nog eens toe waardoor de mensen steeds meer de behoefte hebben om openluchtrecreatie te benutten. Omdat dit onderdeel, vaak om een openbare functie gaat, waarbij recreatie veelal publieke goederen zijn, vergt dit een aanpak en afstemming vanuit de overheid. Afhankelijk van de scenario’s, verschilt het extra budget vanuit de overheid om het EHS (Ecologisch hoofdstructuur) aan te pakken. Zo is het bij de meer publiek gestuurde scenario’s zoals; Strong Europe en Regional Communities, 25.000 hectare natuur meer wordt ingericht door extra budget in de overheidsbegroting. Het verschil tussen de twee scenario’s is dat er bij Strong Europe deze natuurgebieden aan de netto-EHS en de robuuste verbindingszones worden toegevoegd. In de Regional Communities scenario worden deze natuurgebieden uitgewerkt als een verstekring van de Nationale 13 landschappen met een besloten karakter.
1.5.2 Leisure en vrijetijdsactiviteiten Individualisering wat invloed heeft gehad in de voorgenoemde paragrafen, heeft ook invloed op de vrijetijdsactiviteiten. Recreatie en Leisure worden steeds belangrijker, doordat de mensen hun vrije tijd steeds intensiever gaan besteden. Naast individualisering speelt de inkomensgroei ook een rol. Prognoses geven aan dat de Leisure activiteiten gaan groeien en dat Leisure steeds meer het beeld in de binnenstad gaan domineren. Deze doorzetting zal gepaard gaan met de inkomstengroei en de voortzetting van de individualisering. De onderscheiding tussen de Leisure-elementen: funshoppen, horeca, entertainment, culture faciliteiten en (moderne of historische) architectuur, wordt steeds vager. Er komen steeds meer overgangsvormen tussen deze Leisure-elementen waarbij bijvoorbeeld sportfaciliteiten worden geclusterd met winkels tot grote multifunctionele complexen. De afgelopen decennia is de ruimtelijke spreiding van de detailhandel sterk bepaald geweest door een restrictief vestigingsbeleid. Dit heeft de grootschalige winkelconcentraties buiten de stad- en wijkcentra verboden. In 2005 heeft de overheid dit beleid naar de provincies gedecentraliseerd, en het was nog onzeker hoe de overheid dat ging invullen. De eerder genoemde multifunctionele complexen zullen zich aan de rand van de stad gaan ontwikkelen. Het kan effect hebben op het marktaandeel in de binnenstad, maar alle vier 22 scenario’s stellen dat de binnenstad hard genoeg groeit en dat het winkelapparaat daar in niet zal krimpen.
13
CPB (2006) Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland 2040, RIVM. [PDF]
12
Bijlage 2 2.0 Rabobank scenariostudie samengevat 2.1 Trends en thema’s Ontwikkelingen in Nederland gaan gepaard met zowel zekere- als onzekere trends. Zekere trends zijn bijvoorbeeld de structurele trends zoals de vergrijzing van de bevolking en een tekort aan natuurlijke bronnen. Onzekere tendensen zijn bijvoorbeeld de technologische ontwikkelingen, maatschappelijke trends en mondiale machtsverhoudingen. De studie van de Rabobank beperkt zich, tot in hun ogen, de belangrijkste thema’s: - Steeds meer en oudere mensen op wereld - Verschuivende machten, stabiele relaties - Europese (des)integratie - Fossiele grondstoffen worden steeds schaarser - Uitdagingen voor voedsel en watervoorziening - Technologische ontwikkelingen - Met minder mensen anders werken Hieronder wordt in elke subhoofdstuk uitgelegd wat elke thema betekent voor Nederland en hoe de invulling in elke scenario uitpakt. De uitwerking van de belangrijkste bovengenoemde thema’s worden bij elkaar gevoegd in de volgende paragrafen; Arbeidsmarkt, Financiering, Technologie en Economie. Per paragraaf 14 wordt de uitwerking van de 4 scenario’s beschreven. 25
2.1.1 Arbeidsmarkt Schokkend samen (Harmonie + Revolutie) Er is in deze wereld een focus op de sociale zekerheid als het gaat om makkelijker aan de slag te komen op het arbeidsveld. Hierbij (net als de hypermobiliteit in de eerder genoemde literatuur) is er steeds meer sprake van zelfredzaamheid en een kleinere binding met één bedrijf. De flexibiliteit die de mensen dan gaan aannemen, komt voort uit de wereld waarin de wereldwijde economieën gestimuleerd worden door technologische ontwikkelingen. Een groot deel van de bevolking werkt in 2030 door tot op 70-jarige leeftijd. Hiernaast zorgen het soepel omgegaan met immigratiebeleid, internationalisering, uitbreiding van de Europese Unie dat het arbeidsaanbod cultureel diverser is. Het grootste deel van de bevolking is werkzaam in: ICT Accountancy Finance In dit scenario zijn de investeringen in het menselijk kapitaal zeer groot. Het rendement van scholing is groot door de relatief grote inkomstenverschillen. Dynamisch divers (Conflict + Revolutie) De invloed vanuit de grote internationale spanningen en de uitval van de Eurozone, zorgen ervoor dat de Nederlandse economie schade oploopt, en voornamelijk het internationaal georiënteerde bedrijfsleven. De verschuiving van de industriële productie gaat naar de lagelonenlanden. De vraag naar laaggekwalificeerd arbeid blijft hoog in dit scenario. Nederland kent een langdurige werkeloosheid, waarbij de arbeidsmarkt zich kenmerkt door hele korte arbeidscontracten. Flexibilisering pakt in dit scenario slecht uit, waarbij banen schaars zijn en de sociale zekerheid wordt beperkt. De hoogopgeleide werknemers komen ook moeilijk aan het werk doordat de monetaire unie uit elkaar is gevallen, met een einde aan het vrije arbeidsverkeer. Er wordt een sterk slot gezet op de toelating van immigranten, waarbij in 2030 bijna geen sprake is van kennismigranten in Nederland. Investeren in menselijk kapitaal is in dit scenario het minst van allemaal, waarbij ook vergrijzing een bijdrage levert aan de daling van de arbeidsdeelname.
14
Rabobank (2010) IN 2030; Vier toekomstscenario’s voor bedrijven, Directoraat Kennis en Economisch Onderzoek. [PDF]
13
Trage Twist (conflict + Evolutie) Het trans-Atlantische samenwerkingsverband zorgt er voor dat er een grotere aanwezigheid is van arbeidsmobiliteit en hoger opgeleiden (meer dan het geval is in Dynamisch divers). Hier geldt alleen dat de arbeidsparticipatie van ouderen en vrouwen achterblijft. De grote scheiding tussen het Oosterse- en Westerse handelsblok zorgt er voor dat de overheid er niet in slaagt om de sociale zekerheid te bewerkstelligen, middels het flexibel maken van het arbeidsaanbod. In dit scenario is de mix van werk en privé (Het nieuw werken) lastig te combineren. Immigranten zorgen in dit scenario niet voor een groei aan arbeidskrachten, vooral in de collectieve sector. Er ontstaan spanningen in de samenleving. Het is een iets positiever scenario dan Dynamisch Divers waarbij de overheid meer bereid is te investeren in onderwijs. De private opbrengsten van extra opleiding zorgen voor een kleine economische groei, ook iets meer dan bij Dynamisch divers. Vloeiend Vooruit (Harmonie + Evolutie) De komende decennia is een groot deel van de bevolking werkzaam in het hoogwaardig kennissegment. Dit komt doordat een stimulans ontstaat om vanuit het immigratiebeleid kennismigranten uit Turkije, het MiddenOosten en Azië aan te trekken. De pensioensleeftijd gaat de komende jaren met moeite omhoog, zoals het pensioensleeftijd van 68 jaar pas in 2040 wordt bereikt. Hierdoor zullen bedrijven grote inspanningen moeten doen om nieuwe en vervangende arbeidskrachten te werven ter compensatie van de uitgestroomde werkers. De arbeidsdeelname zal verhoogd moeten worden en er ontstaat noodzaak tot arbeidsmarkthervormingen. Daarbij wordt de focus gelegd op de arbeidsmarkt in het hoogwaardig kennissegment en op de dienstensector; ICT, accountancy en finance. De arbeidsmarkt verandert in een flexibele markt, als gevolg van volledige integratie van de Europese interne markt met de internationale omgeving. De betere toepassing van de ICT-mogelijkheden zorgt er voor dat bedrijven hun personeel op afstand flexibel kunnen laten werken. Hoogopgeleide werknemers kunnen nu makkelijker wereldwijd werkzaam zijn. 15
2.1.2 Financiering Schokkend samen (Harmonie + Revolutie) Bij het kapitaalverkeer tussen de landen ontstaan stimulansen voor de financiële markt, door de volledige liberalisering en globalisering hiervan. Dit betekent dat er een grotere toegankelijke internationale markt gaat ontstaan, waarbij financiële instellingen de vrijheid krijgen om meer investeringsmogelijkheden te benutten, ongeacht de locatie. Dit kan een daling in de financiering van de Nederlandse bedrijven betekenen, van 50% tot 75%. Aan de andere kant betekent dit ook dat er vanuit het buitenland in de Nederlandse economie wordt belegd via sovereign Wealth funds. Dit betekent dat niet alleen Nederland de beslisser wordt voor het Nederlandse bedrijfsleven, maar ook door internationale beleggers uit zowel Europa, V.S. en Azië. Er vindt in 2030 in Nederland geen grondstof schaarste plaats, door zowel de lage kosten van het transport van goederen, als lagere materiaal-en energie-intensiteit van de producten. Dynamisch divers (conflict + Revolutie) Er komt een einde aan de integratie van de financiële markten binnen het Eurogebied. Ook kennen de voormalige Eurolanden rondom de middellandse zeeën een terugtrek van hun spaargeld. Dat zal grote gevolgen hebben voor de financiering vanuit de banken voor het bedrijfsleven. De kapitaalstromen gaan veel minder gereguleerd worden vanuit de internationale kapitaalmarkten, maar meer door de overheden. Bedrijven hebben niks anders dan het kiezen voor de dure bancaire financiering. Trage Twist (conflict + Evolutie) Door de twee machtsblokken tussen oost en west (Verenigde Staten +Europa+west Afrika v.s. Azië+Rusland+Oost-Afrika), vindt de regulering plaats langs deze scheidingslijn van deze twee machtsblokken. Tegelijkertijd is er binnen de blokken allerminst sprake van geharmoniseerde regelgeving, waarbij conflicten een grote rol spelen. Dit zal een nadelig effect hebben op de financiering van het bedrijfsleven, bijvoorbeeld de toename van de financieringskosten van grote bedrijven. De uitleencapaciteit van de Nederlandse banken daalt. Dit zal gevolgen hebben op de financiering vanuit het buitenland en het gaat als volgt uit zien: Leningen vanuit Amerikaanse banken, die in mindere mate worden gereguleerd 15
Rabobank (2010) IN 2030; Vier toekomstscenario’s voor bedrijven, Directoraat Kennis en Economisch Onderzoek. [PDF]
14
-
Tegenwerking vanuit de Nederlandse overheid voor Chinese investeringen Het Nederlandse MKB blijft afhankelijk van de financiering van Nederlandse banken
Vloeiend Vooruit (Harmonie + Evolutie) De beperking van de beschikbaarheid van kapitaal en uitleencapaciteit van het bankwezen komt doordat de financiële sector strak is gereguleerd. Dit is een gevolg van de grondstof schaarste, waarbij de piek wordt bereikt in 2030. Deze grondstof schaarste heeft weer nadelige effecten op de productie- en transportkosten. Een groot deel van de Nederlandse bedrijven vinden hun weg in de Internationale kapitaalmarkt, waarbij dit deel in handen komt van internationale aandeelhouders. In de financieringsmogelijkheden verandert er weinig voor het MKB, wat voor bedrijven moeilijk wordt om toegang te krijgen in de internationale markt. Wel betekent het in dit scenario dat de bancaire financieringen worden gestimuleerd naar bedrijven met goede ideeën. 16
2.1.3 technologie Schokkend samen (Harmonie + Revolutie) In dit scenario gaan de technologische ontwikkelingen rap vooruit, waarbij de vraagt groeit naar een grote mate van flexibiliteit, een efficiënte organisatie van ICT-processen en hoogwaardig menselijk kapitaal. Er ontstaat een grote concurrentiedruk vanuit opkomende wereldmachten, waarbij Nederland wordt geprikkeld om zich te focussen op efficiëntieverbetering en continue aanpassing van de gehanteerde technologie en organisatie. Door de relatief lage transportkosten en de groei in de communicatietechnologie gaat de locatie een minder belangrijke rol spelen. Hier tegenover staat dat de wereldwijde netwerken steeds een belangrijke rol gaan vervullen. Bedrijven die hierop achterlopen, zullen het in 2030 niet redden. Het wereldwijde netwerk verbindt bedrijven met onderzoeksinstellingen en leveranciers om goed te profiteren van de informatie en kennis uit de verschillende organisaties. Dynamisch divers (Conflict + Revolutie) Het lijkt net of in dit scenario, door de grote onzekerheden en de grote volatiliteit, de technologische vooruitgang is beperkt. Niets is hier van waar, waarin in dit scenario de technologische vooruitgang nog steeds een relatief grote groei kent. Het bevindt zich aan de ‘revolutie’-kant wat betekent dat deze ontwikkelingen onevenwichtig vooruitgaan, waarin de overheid een grote rol speelt in de sturing hiervan. De rol die de overheid hierin speelt heeft ook invloed op de door de technologie geleverde producten. Hierin zijn de nieuwe bevindingen voornamelijk het deel waar de overheid goede connecties heeft met het bedrijfsleven. Trage Twist (Conflict + Evolutie) Er is hier sprake van een beperkte groei in te technologische sector. Dit heeft te maken met een beperkte kennisoverdracht, afzetgebieden en gedeeltelijke bescherming van patenten. Hierdoor zijn de private investeringen in Research and Development (R&D) verwaarloosbaar klein. Het enige R&D en innovatie inspanningen die aan bod komen, zijn de R&D-centra die door de overheid zijn gesubsidieerd. De transAtlantische relatie zorgt er voor dat de technologie op andere gebieden wel een vooruitgang boekt, zoals de samenwerking met de V.S. die resulteert in een vooruitgang is in de medische technologie, wapenindustrie en de ruimtevaart. Vloeiend Vooruit (Harmonie + Evolutie)
Dit is een vrij stabiele scenario als het gaat om de veranderende omgeving. Strategiemakers blijven behouden en de voorspelbare concurrentiepositie zorgt voor een stabiele afzetmarkt en geleidelijke innovaties. Door de stabiele economie en graduele veranderende omgeving, wordt gezocht naar procesverbetering en procesinnovatie. Het doel is om dan te kijken naar efficiëntiemogelijkheden om productie beter te laten verlopen, waarbij de dienstensector; ICT een hoofdrol in speelt. Internationaal speelt Nederland een belangrijke rol in: - Financiële dienstverlening - Watermanagement - De Creatieve industrie - Agrarische sector - Vestigingsplaats zijn voor internationale instellingen 16
Rabobank (2010) IN 2030; Vier toekomstscenario’s voor bedrijven, Directoraat Kennis en Economisch Onderzoek. [PDF]
15
3.1.4 Economie
17
Schokkend samen (Harmonie + Revolutie)
Een land waarbij welvaart groeiende is, staat het leveren van diensten boven het leveren van producten. De Nederlandse economische sector zal een verdere verschuiving ondergaan van productie naar dienstverlening. Dit is al een langere periode gaande, wat zich verder zal doorzetten. Nederland zal te maken krijgen met een stijgende welvaart wat resulteert in: - Stijgende luxe consumptiegoederen - Het achterblijven van noodzakelijke goederen, zoals industriële producten Figuur 2.1: werkgelegenheidsontwikkeling per sector De bouwsector profiteert in dit scenario van het feit dat er een grote behoefte is aan woningen door de stijging van de arbeidsmigratie naar Nederland. Hiernaast stijgt het aandeel Zzp’ers in de bouw toe. Andere groeiers zijn de communicatiediensten, transport en dienstverlening op het gebied van kennis. Als gevolg van de netwerkeconomie neemt in Nederland de sector commerciële diensten het sterkste toe. Zie figuur 2.1. Dynamische divers (conflict + Revolutie) De Nederlandse economie groeit amper doordat er een stagnatie is ontstaan in de internationale handel en het uitvallen van de Eurozone. Er zal een grote volatiliteit ontstaan op het Nederlandse bedrijfsleven. Hiernaast zal het proces van uitbesteding en verplaatsing van de productie traag verlopen. Nederlandse hightech- en chemie bedrijven profiteren van de energiebesparende technologieën, door de inzet vanuit publieke partijen in de energie reductie. De vergrijzing zal ook in dit scenario zorgen voor de groei in de zorg. Mede dankzij de economische krimp zal de kwaliteitsverbetering in de zorgsector terugvallen. Een groot arbeidspotentieel zou gaan groeien in de sectoren; defensie, politie en justitie. Dit heeft te maken met het feit dat conflicten, angst en wantrouwen heersten en als gevolg de groeiende overheidsuitgaven aan veiligheid worden besteed. Voor de bouwsector is dit een negatief scenario, waarbij de daling te maken heeft met het aantal huishoudens en vraag naar nieuwe gebouwen door bedrijven. Een slecht scenario voor de aannemers en commerciële vastgoedontwikkelaars.
Figuur2.3: werkgelegenheidsontwikkeling per sector
Behalve de stijging in de communicatietechnologie, kent dit scenario een daling in alle andere sectoren, zoals detailhandel en commerciële diensten. Zie figuur 2.3 Trage Twist (conflict + Evolutie)
17
Rabobank (2010) IN 2030; Vier toekomstscenario’s voor bedrijven, Directoraat Kennis en Economisch Onderzoek. [PDF]
16
De geringe economische groei van 1% per jaar zorgt er voor dat de komende twintig jaar het verdwijnen van de afzetmarkten en de slechte ontwikkelingen resulteren in een slechte concurrentiepositie voor Nederland. Anders dan de andere scenario’s heeft Nederland te maken met een terugslag op de exportgeoriënteerde industrie. De moeilijke toegankelijkheid in de afzetmarkt van en naar het oosterse handelsblok, heeft te maken met de stijgende grondstofprijzen met de gepaard gaande, duurdere financiering. De shift zal zich omslaan van de export van kwantiteit naar kwalitatief hoogwaardige goederen, en zal zich richten op de nichemarkten. Daar waar het in Schokkend Samen, Figuur 2.2: werkgelegenheidsontwikkeling per sector makkelijker gaat dit bewerkstelligen, zal deze moeilijkheid deels worden opgevangen door de gesubsidieerde R&D-centra. De geringe inkomensgroei en het aantal huishoudens is er een daling in de vraag naar koopwoningen. Hiernaast krimpen de investeringen in kantoorgebouwen verder, doordat Nederland een minder aantrekkelijke vestigingsplaats wordt voor bedrijven. De commerciële dienstverlening kent in dit scenario twee weerskanten. Daar waar de ene kant de economie een gebrek heeft aan hervormingen en waar het niet competitief en flexibel genoeg is, blijkt het aan de andere kant een groei te kennen in de handel in diensten. Nederlanders hebben in het jaar 2030, niet meer dan nu te besteden wat invloed heeft op de detailhandel en de internationale dienstverlening. Wat er groeiende is in dit scenario is het volgende: Werkgelegenheid bij de overheid Werkgelegenheid in de zorgsector Werkgelegenheid in de collectieve sector De productiviteitsstijging blijft achterwege, doordat de overheid minder te besteden heeft aan nieuwe technologieën afkomstig uit de V.S. Er is hier geen genoeg financiering vanuit de collectieve sector beschikbaar. Figuur 2.2 Vloeiend Vooruit (Harmonie + Evolutie) De geringe groei van 2% per jaar zorgt er voor dat Nederland een goede prestatie kent waarbij geprofiteerd kan worden van de mondiale economische ontwikkelingen. De arbeidskrapte dat mede door de vergrijzing zal gaan ontstaan, wordt verlicht doordat werknemers uit andere landen in Nederland komen werken. De grote vraag naar woningen groeit door de toename van het aantal huishoudens en de inkomensstijging. De nadruk komt in dit scenario te liggen op duurzaam bouwen. Voor zowel woningen als kantoren geldt dat er sprake is van een omslag van grote nieuwbouwprojecten naar stedelijk bouwen en renoveren. Er komt dus Figuur2.4: werkgelegenheidsontwikkeling per sector geen opwaartse groei aan bouwactiviteiten. Waar wel groei zal plaats vinden, is het aantal ZZp’ers welke in de komende decennia zich verder gaan doorzetten. Het vrije verkeer is in dit scenario groot tussen de lidstaten, resulterend in een betere combinatie en een betere integratie van ICT-mogelijkheden. De groeiende vraag gaat uit naar: - Distributie en transport - Groothandel - Communicatiediensten - Retail - Kleine bedrijfsruimten (ZZp’ers)
17
Bijlage 3 3.1 Relatie tussen CPB-studie en Rabobank-studie In deze paragraaf bespreken we de vier scenario’s die in de vorige paragraaf zijn geïntroduceerd. Wat zijn de kenmerken van elk van deze scenario’s en wat is de achtergrond van de twee sleutelonzekerheden: 1) soevereiniteit versus samenwerking, en 2) publieke versus private aanpak van problemen? Van beide studies zijn de vier scenario’s gegroepeerd, wegens de overeenkomsten van hoe de wereld er uit zal gaan zien de komende decennia. Scenario 1: Schommelende groei Global Economy (CPB) In het scenario Global Economy breidt de EU zich nog verder naar het oosten uit. Naast Turkije worden ook landen als Oekraïne lid. De WTO-onderhandelingen zijn succesvol, en daar vaart de internationale handel wel bij. De deelnemende landen integreren echter niet in politiek opzicht. Internationale samenwerking op andere gebieden dan handelsvraagstukken mislukt. Net als in Transatlantic Market benadrukt de overheid in dit scenario de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Vergeleken met Transatlantic Market groeit de arbeidsproductiviteit in dit scenario nog extra door de sterke wereldwijde economische integratie. De groei van zowel de materiële welvaart als van de bevolking (vooral door immigratie) is in dit scenario dan ook het hoogst. Net als in Transatlantic Market komt er geen overeenkomst om grensoverschrijdende milieuvraagstukken aan te pakken. Dit en de wereldwijde hoge economische groei leiden tot forse milieuvervuiling. Wel leidt de hoge groei tot lokale milieuinitiatieven. Schokkend samen (Rabobank) De afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie zijn tot de conclusie gekomen dat een institutionele hervorming en vrijwillige inlevering van nationale soevereiniteit de enige manier is om hun invloed op het wereldtoneel te verstevigen. De transformatie naar de Verenigde Staten van Europa is in 2027 voltooid. De Unie heeft de politieke structuur van een federatie: een centrale overheid met daaronder staten die relatief zelfstandig zijn. De Europese Commissie is omgevormd tot een volwaardige regering met een Europees buitenlands, economisch en defensiebeleid. Het Europese Parlement is een volksvertegenwoordiging met evenredige vertegenwoordiging en verkiezingen, terwijl de Europese Raad is veranderd in de Europese Senaat. De vorming van de Verenigde Staten van Europa leidt tot een grote politieke invloed op wereldschaal die overeenkomt met het economische gewicht van de regio. Een toenemend aantal landen houdt hun reserves aan in euro’s. Het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken voeren in 2020 de euro in. Drie jaar later volgen Tsjechië, Polen en Hongarije. De Balkanlanden en Turkije zijn in respectievelijk 2025 en 2028 toegetreden tot de Unie. Met Oekraïne zijn de onderhandelingen over toetreding gaande. Scenario 2: Geleidelijk collectief Strong Europe (CPB) In het scenario Strong Europe is er veel aandacht voor internationale samenwerking. De Europese instituties worden succesvol hervormd en landen geven een deel van hun soevereiniteit op. Daarmee wordt Europa een invloedrijke speler op het economische en politieke wereldtoneel, en internationale milieuvraagstukken kunnen gecoördineerd aangepakt worden. Europa doet enige concessies aan de Verenigde Staten, die daarna het Kyotoverdrag ratificeren. Turkije treedt toe tot de Europese Unie. Het sociaal-economisch beleid is net als in het scenario Regional Communities gericht op solidariteit en op een gelijkmatige inkomensverdeling, al vinden er wel enige hervormingen plaats. Door deze hervormingen, door hogere investeringen in onderwijs en onderzoek, en door de grotere markt groeit de arbeidsproductiviteit meer dan in Regional Communities. Ook de economische groei en de bevolkingsgroei, vooral door immigratie, zijn in dit scenario hoger. Vloeiend vooruit (Rabobank) In antwoord op de financiële crisis heeft de Europese Unie haar monetaire en economische integratie verder verdiept. De nationale markten voor energie, diverse diensten en aanbestedingen van de overheid zijn opengebroken. Een goed functionerende interne markt en geharmoniseerde regelgeving verstevigen de Europese concurrentiepositie en maken van Europa een belangrijke economische wereldspeler. Kroatië is in 2017 toegetreden tot de Europese Unie, terwijl de samenwerking met Turkije wordt geïntensiveerd . De politieke integratie blijkt daarentegen moeizamer te verlopen. Binnen de Europese Unie is onder leiding van Frankrijk en Duitsland initiatief genomen tot nauwere samenwerking op het terrein van buitenlandse politiek, migratiebeleid, defensie en veiligheid. Dit heeft in 2020 geleid tot de oprichting van de Europese Raad voor Defensie en Veiligheid.
18
Scenario 3: Bewegelijk individueel Transatlantic Market (CPB) In het scenario Transatlantic Market wordt de uitbreiding van de Europese Unie geen politiek succes. Daarvoor hechten landen te veel aan hun soevereiniteit: ze lossen problemen liever op nationaal niveau op. Wel wordt de handel tussen de Verenigde Staten en Europa vérgaand geliberaliseerd, waardoor op termijn een nieuwe interne markt ontstaat. Dit scenario kenmerkt zich door een overheid die de eigen verantwoordelijkheid van burgers benadrukt. De verzorgingsstaat wordt ingeperkt en publieke voorzieningen worden versoberd. Hierdoor neemt de inkomensongelijkheid toe. Doordat de macht van vakbonden afneemt, wordt de arbeidsmarkt flexibeler. Door de versobering van de sociale zekerheid groeit de arbeidsparticipatie, de internationale concurrentie verhoogt de prikkel om te innoveren, en de grotere inkomensverschillen maken studeren aantrekkelijk. De groei van de arbeidsproductiviteit en de economische groei zijn hoger dan in het scenario Strong Europe, terwijl de bevolking slechts matig toeneemt. Grensoverschrijdende milieuvraagstukken worden in dit scenario niet opgepakt. Lokale milieu-initiatieven gericht op bijvoorbeeld geluid- en stankoverlast kunnen zich wel voordoen. Dynamisch divers (Rabobank) De Europese Economische en Monetaire Unie is in 2025 uit elkaar gevallen. Door de forse financiële problemen in de mediterrane eurolanden zagen deze zich genoodzaakt de eurozone te verlaten en een eigen munt in te voeren: Ierland besluit het Britse pond in te voeren. Met de versplintering en de politieke desintegratie is ook een einde gekomen aan de Europese Unie. Het gevolg is een elektronische bank-run vooral in het nieuwe medigebied, een ongekende daling van het vertrouwen en welvaart en een toename van de spanningen. Europese lidstaten in Centraal- en Oost- Europa raken steeds verder verwijderd van de Unie en richten hun aandacht in toenemende mate op samenwerking met elkaar. De Noord-Europese landen gaan door met de euro en proberen, zo goed en zo kwaad als het kan, de economische relaties in de eigen regio te versterken. De vergrijzing en het uitblijven van de noodzakelijke hervormingen verzwakken de positie van de Europese landen. Om de eigen sociale voorzieningen en de economie te beschermen, gaan de grenzen in Europa dicht. Dit zorgt voor groeiende handelsconflicten tussen de twee muntunies, maar ook de relatie met de Verenigde Staten is in 2030 aanzienlijk bekoeld.
Scenario 4: Graduele teruggang Regional Communities (CPB) In het scenario Regional Communities hechten landen sterk aan hun eigen soevereiniteit. Daardoor slaagt de Europese Unie er niet in om institutionele hervormingen door te voeren. Ook mondiale handelsliberalisatie komt niet van de grond, waardoor de wereld uiteenvalt in een aantal handelsblokken. Internationale milieuvraagstukken worden niet aangepakt. Toch is de milieudruk relatief laag, omdat de bevolkingsgroei en de economische groei bescheiden zijn. De collectieve sector wordt in dit scenario nauwelijks hervormd. Collectieve regelingen blijven in stand, waarbij de nadruk erop ligt de inkomens gelijkmatig te verdelen en solidair te zijn. Door geringere prikkels in de sociale zekerheid en de hoge belasting- en premietarieven is de arbeidsparticipatie relatief laag en de werkloosheid hoog. Minder concurrentie remt de noodzaak voor bedrijven om te innoveren. De verbrokkelde markten belemmeren dat kennis zich snel verspreidt, en door de kleine inkomensverschillen is de stimulans om te investeren in onderwijs beperkt. De arbeidsproductiviteit stijgt jaarlijks maar weinig en de economische groei is gering. Trage twist (Rabobank) De rol van de Europese Unie in deze bipolaire wereld is betrekkelijk klein. Het bureaucratische en ondoorzichtige optreden van Brussel in reactie op de wereldwijde financiële crisis in 2008/2009 heeft de lidstaten verder gesterkt in hun voornemen om hun soevereiniteit te behouden en minder macht uit handen te geven. Ook de economische integratie met Oost-Europese lidstaten en een verdere verdieping van de interne markt verlopen moeizaam (figuur 13). De uitbreiding van de Unie is stopgezet. Tegelijkertijd intensiveert Noordwest-Europa de handelsrelaties met de Verenigde Staten. Vergaande bilaterale liberalisatie resulteert in een nieuwe trans-Atlantische markt zonder handelsbarrières. Deze markt leidt tot een groei van met name de handel in diensten en hogere arbeidsmobiliteit, maar door gebrek aan hervormingen is de Europese economie niet competitief en flexibel genoeg om ten volle te kunnen profiteren. Ook is de Europese financiële sector, in tegenstelling tot de Amerikaanse, sterker gereguleerd. Gestimuleerd door de verdieping van de trans-Atlantische markt leunt vooral Noordwest-Europa ook politiek steeds meer naar de Verenigde Staten.
19
Bijlage 4 14.1 verhaallijnen uitgeschreven Hier wordt per scenario de achtergrondinformatie weergegeven. De scenario’s zijn een verkorte versie van de CPB- en Rabobank studies. In bijlage5 worden per scenario de strategische keuzes toegelicht.
Scenario 1: Schommelende groei Op wereld schaal De grote invloed vanuit de Verenigde Staten wordt verzwakt door de snelle opkomst van nieuwe wereldmachten. Zo is China de grootste wereldeconomie in 2030 en in dat jaar wordt Brazilië tot een regionale macht speler gerekend. De prowesterse regering zorgt er voor dat Rusland zich positioneert als groeimotor tussen Europa en Azië. Rusland verstevigt de banden met Europa en in mindere mate met de Verenigde Staten. Op Europese schaal De versterkte internationale samenwerking van de Europese landen zorgt er voor dat de invloed van Europa op het wereldtoneel wordt verstevigd. In het jaar 2027 is de transformatie van een vrij los verband naar de Verenigde Staten van Europa voltooid. De Europese commissie is omgevormd naar een volwaardige regering met een Europees buitenlands, economisch en defensiebeleid. Het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken voeren in 2020 de euro in. Hierna volgen drie jaar later Tsjechië, Polen en Hongarije. De Balkanlanden en Turkije treden uiterlijk in 2028 tot de Europese Unie. Op landelijke schaal de grote steden van de Randstad De internationale samenwerking is in dit scenario sterk waarbij de private sector de grootste investeringen doet. De economie is positief door de sterke groei in de arbeidsparticipatie en bevolkingsgroei als gevolg van de toename van kennisimmigranten. De vraag naar woningen legt een beslag op de ruimte van 22.000 extra in het jaar 2040 ten opzichte van 2010. De deelnemende landen die meedoen in dit scenario werken alleen met betrekking tot handelsvraagstukken samen. De overheid benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van de burgers. De arbeidsproductiviteit groeit in dit scenario door de extra wereldwijde economische integratie. De bevolkingsgroei is het meest waar te nemen in de overgangszones waarbij individualisme het aantal huishoudens doet stijgen naar 10 miljoen. Nederland is dusdanig welvarend dat het aantal mensen per woning daalt naar 1,5. Er wordt vanuit de overheid weinig geïnvesteerd in natuur en recreatie, waarbij er geen verandering op te merken is in het aandeel groen in de steden. De groeiende welvaart zorgt ervoor dat de economische structuur een snellere verschuiving gaat maken van een producten- naar een diensteneconomie. Werknemers zijn in mindere mate gebonden aan één werkgever. Dit komt door de internationale markten en de grote investeringsmogelijkheden. Er is sprake van een grote technologische vooruitgang, die zoals het scenario al aangeeft, in schokken vooruit zal gaan. Door deze plotselinge veranderingen in de technologische wereld zal de vraag naar flexibiliteit op alle niveaus een grote rol spelen. De snelle vooruitgang is vooral te danken aan de voortschrijdende communicatietechnologie. De structuur van de technologische sector zal zich focussen op behoud van de huidige technologie en de investeringen zullen zich richten op efficiency verbetering.
20
Scenario 2: Geleidelijk voorwaarts Op wereld schaal De Verenigde Staten zijn in 2030 nog steeds de economische, politieke en militaire supermacht op het wereldtoneel. Na 26 jaar onderhandelen is Rusland in 2020 tot de Wereldhandelsorganisatie toegelaten. Er is een nauwe samenwerking tussen de NAVO, Rusland en China om conflicten in het Midden-Oosten en Centraal Azië op te lossen. In 2030 zijn China, India, Brazilië en Rusland er in geslaagd het wereldtoneel te betreden. De Verenigde Staten zijn samen met Europa bereid in internationale organisaties en fora in te schikken voor de nieuwe wereldspelers. Op Europese schaal Een verdere versteviging van de economische integratie wordt bereikt als antwoord op de financiële crisis. De goed functionerende interne markt en de geharmoniseerde regelgeving verstevigen de Europese concurrentiepositie en maken van Europa een belangrijke economische wereldspeler. De Europese Unie heeft te maken met een moeizame politieke integratie. De leiding wordt binnen de Europese Unie genomen door Frankrijk en Duitsland, waarbij de supranationale beslissingen worden genomen op het terrein van buitenlandse politiek, migratiebeleid, defensie en veiligheid. De Europese Raad voor Defensie en Veiligheid doe wordt opgericht illustreert dit. Op landelijke schaal de grote steden van de Randstad In dit scenario is er veel aandacht voor de internationale samenwerking waarbij de nadruk ligt op het verrichten van ontwikkelingen door groei in de publieke sector. Europa wordt een invloedrijke speler op het economische en politieke wereldtoneel. Het sociaaleconomisch beleid is gericht op solidariteit en gelijkmatige inkomensverdeling. De nadruk bij immigratie wordt gelegd op de aantrekking van gezinsmigranten (laagopgeleide asielmigranten). Deze gezinsmigranten zijn verdeeld over de grote steden in Nederland met allemaal verschillende opleidingsniveaus. Het gemiddelde opleidingsniveau in Nederland ligt relatief lager dan het gemiddelde in Amsterdam. De bevolkingsgroei zal licht omhoog gaan samen met het aantal huishoudens per woning, namelijk naar 1,6. Dit betekent dat het aantal huishoudens naar 8 miljoen zal gaan. De woningvraag is in dit scenario wel een stuk gedaald ten opzichte van scenario 1 namelijk van 22.000 naar 15.000 ha. Vanuit de overheidsbegroting wordt er extra budget vrij gemaakt voor 25.000 ha groen in heel Nederland. In dit scenario wordt Nederland groener. De EHS (Ecologisch hoofdstructuur) met haar robuuste verbindingszones krijgt meer ruimte toegewezen. Omdat de publieke sector slechts een beperkt deel van het totale economische verkeer uitmaakt zal de welvaart gaan stagneren. Dit zorgt ervoor dat de consumentenuitgaven in luxe goederen van de Nederlandse bevolking stoppen met groeien. Door de langzame bevolkingsgroei en het aantal huishoudens per woning zal het aantal auto’s in Nederland de 8 miljoen gaan bereiken. De groeiende sectoren zijn net als in scenario 1, de ICT, Accountancy en Finance. Het immigratiebeleid is versoepeld, waar naast gezinsmigranten ook arbeidsmigranten naar Nederland komen voor het aantrekkelijke vestigingsklimaat. Er is sprake van een cultureel diverse stad, met immigranten van verschillende opleidingsniveaus. Er is in de private sector beperkte uitleencapaciteit om projecten van ondernemers te financieren. Nederlandse bedrijven zijn in handen van internationale aandeelhouders. Alleen goede ideeën die een bijdrage leveren aan de kenniseconomie worden gefinancierd. De geringe welvaartsgroei zorgt er nog wel voor dat er vraag is naar fysieke ruimte voor detailhandel, distributie en transport, groothandel en communicatiediensten.
21
Scenario 3: Bewegelijke teruggang Op Wereldschaal Er is een groepering van landen waardoor er een oosters- en westers handelsblok ontstaat. De bereidheid van het westers handelsblok om hun invloedrijke positie met de nieuwkomers te delen, is gering. Dit zijn bijvoorbeeld de noodzakelijke hervormingen van internationale organisaties zoals het internationale Monetaire Fonds, de Verenigde Naties en de Wereldbank om meer ruimte te maken voor de nieuwe wereldmachten. In 2030 heeft de wereld twee ‘verloren’ decennia achter de rug. De ‘Aziatisering’ komt steeds meer op, waarbij in 2018 de Asian Trade Organisation in Bejing wordt opgericht. Daarnaast vormen China, Rusland en de Golfstaaten de global economic space met Dubai en Doha als grote financiële en transporthubs die de concurrentie moeten aangaan met New York en Londen. Op Europese schaal Het bureaucratische en ondoorzichtige optreden van Brussel in reactie op de wereldwijde financiële crisis, zorgt ervoor dat de lidstaten veel meer op regionaal niveau bezig gaan. De Europese Unie stopt met verder uitbreiden en legt de nadruk op de handelsrelaties met de Verenigde Staten. Op landelijke schaal de grote steden van de Randstad De verdere uitbreiding van de EU is geen succes. Er ontstaan conflicten tussen de EU-landen waarbij de oplossingen tot regionaal niveau beperkt blijven. Wel wordt de relatie tussen Europa en de Verenigde Staten verder versterkt. Dit zorgt voor een nieuwe interne markt tussen de twee continenten. De ontwikkelingen worden in dit scenario door private partijen voortgebracht. Door de private aanpak, worden de publieke voorzieningen versoberd en nemen de inkomensverschillen toe. De bevolking zal in dit scenario in mindere mate gaan groeien, maar het aantrekken van Gezinsmigranten en arbeidsmigranten is nog wel een belangrijke kwestie. De bevolkingsgroei die zich het meest afspeelt in de overgangszone, zorgt er nog steeds voor dat er een grote woningvraag is in de Randstad. Het aantal huishoudens is net als in scenario 2: Geleidelijk voorwaarts, 8 miljoen mensen, maar het aantal personen per woning zijn gestegen naar 1,8. De overheid heeft in dit scenario geen extra budget voor natuur en recreatie. Nederland zal het moeten doen met het bestaande Ecologisch Hoofdstructuur. Terwijl de bevolking matig toeneemt, zal de welvaart in Nederland een sterke groei kennen. Dit zal resulteren in een vraag naar Leisure . De bevolkingsgroei, het aantal huishoudens en de economische groei leiden tot 10 miljoen auto’s in Nederland. De Financiering van projecten zal moeilijk worden door de grote financieringskosten voor bedrijven. Dit heeft te maken het feit dat Nederlandse bedrijven afhankelijk blijven van de Nederlandse banken. De technologische vooruitgang zal leunen op de overheidssteun en op de technologische vooruitgang van de Verenigde Staten. Deze ontwikkelingen zullen zich plaats vinden in R&D centra voor: Medische technologie, Ruimtevaart en de Wapenindustrie.
22
Scenario 4: Gradueel individueel Op wereldschaal Er ontstaat een wisselkoersoorlog, protectionistische maatregelen en handelsboycots als resultaat van de financiële crisis die begonnen is in 2008. De terugtrekking op de regionale schaal van het economische verkeer op regionale schaal zorgen er voor dat de financiële wereld erg lokaal gericht en turbulent is. Dit scenario stelt dat de wereldeconomie in een neerwaartse spiraal is gekomen, waarbij de Wereldhandelsorganisatie in 2018 uit elkaar is gevallen en opkomende economieën uit de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds zijn gestapt. De economie van de Verenigde staten wordt in 2023 failliet verklaard en het tijdperk van de dollar als reservemunt is voorbij. Daarna gaat ook de euro weg en bestaat niet meer. In China zijn er miljoenen protesterende mensen die het straatbeeld van Bejing bepalen. China kampt met sociale onrust. Er zijn ook problemen in het andere opkomend land, India, waarin de armoede is toegenomen. Rusland wordt failliet verklaard en de regering heeft haar handen vol met de problemen door corruptie en etnische spanningen. Verder blijven in de andere werelddelen conflicten tussen landen ontstaan. Zo is er in 2030 opnieuw grote etnische- en religieuze onrust in het Midden-Oosten.
Op Europese schaal De Europese Unie is in 2025 uit elkaar gevallen. De forse problemen in de mediterrane eurolanden zorgden er voor dat ze de eurozone gingen verlaten en een eigen munt gingen invoeren. De NoordEuropese landen gaan door met de euro en proberen zoveel mogelijk op regionaal niveau bezig te gaan. De vergrijzing en het uitblijven van de noodzakelijke hervormingen verzwakken de positie van alle Europese landen.
Op landelijke schaal de grote steden van de Randstad Zowel de Europese Unie als de mondiale handelsliberalisatie komt niet van de grond en slagen niet in om institutionele hervormingen door te voeren. De collectieve sector wordt in dit scenario nauwelijks hervormd. Er treden op allerlei schalen conflicten op en de samenwerking wordt op regionaal niveau gezocht. De ontwikkelingen komen hier tot stand door de publieke sector. Door deze keuze voor een sterke publieke sector ligt de nadruk op eerlijke inkomensverdeling en solidariteit. De bevolkingsgroei is in dit scenario’s het laagst van alle scenario’s, mede als gevolg van de beperkte immigratie. De immigranten die eerder naar Nederland zijn gekomen zullen zich nog steeds in de grote steden vestigen. Individualisme zal zich hier niet doorzetten waarbij het aantal huishoudens een aantal van 6 miljoen zullen bereiken, niet veel meer dan nu het geval is. Wat wel gaat veranderen is het aantal huishoudens per woning, die omhoog gaat naar 1,9. Kijkend naar de economie, kent Nederland een licht dalende welvaart, wat effect zal hebben op het gebruik van Leisure. Consumenten hebben minder geld te besteden aan Leisure. Naast de licht dalende welvaart en de stijging in het aantal huishoudens per woning, zal de vraag naar auto’s per inwoner ook minder hard groeien, wat neerkomt op 8 miljoen auto’s in 2030. De geringe groei van de economie en de dalende welvaart zorgt er voor dat de overheidsuitgaven worden besteed aan veiligheid in de sectoren; defensie, politie en justitie.
23
Bijlage 5 5.1 Strategische Keuzes per scenario In het volgende hoofdstuk worden per scenario de achtergrondinformatie weergegeven met een aantal bulletpoints. De scenario’s zijn een verkorte versie van de CPB-, BAM Utliteitsbouw- en Rabobank scenario’s met de toevoeging van de economische verkenning van Amsterdam.
Scenario 1: Schommelende groei -
De expats die Nederland als aantrekkelijke vestigingsplaats zien, vragen om betaalbare woningen in een zelfvoorzienend wijk, met scholen voor hun kinderen.
-
De woningvraag is sterk geneigd naar meergezinswoningen waarbij in dit scenario de woningvraag het hoogste is. De woningtypen zijn appartementen in de vorm van gestapelde bouw in een dichtbebouwde binnenstad.
-
De vraag naar bedrijfsruimte zal in dit scenario het hoogste zijn waarbij tot het jaar 2020 nog 17.000 ha nodig is, met 7.000 ha na 2020 tot 2040.
-
Door de sterke welvaart groeit de vraag naar Leisure in een hoog tempo waarbij de consumentenuitgaven in luxe goederen en commerciële diensten een behoefte wordt. De ruimtelijke vraag zal zich neigen naar (luxe) detailhandel en koopwoningen.
-
Door de daling van het aantal huishoudens per woning en de stijgende welvaart, zal dit scenario het grootste aantal auto’s in Nederland hebben. Het gaat om 12 miljoen auto’s, waarbij het parkeren op innovatieve manieren opgelost en geïntegreerd moet worden.
-
De arbeidsmarkt vraagt de werknemers om flexibele contracten te tekenen met enkel nul-uren contract. Hierbij speelt voor de werknemers de werklocatie een minder belangrijke rol en de werknemers kennen in dit scenario een hoge arbeidsmobiliteit.
-
De groeiende sectoren zijn ICT, Accountancy en Finance.
-
Er is sprake van een grote technologische vooruitgang, die zoals het scenario al aangeeft, in schokken vooruit zal gaan. Door deze plotselinge veranderingen in de technologische wereld zal de vraag naar flexibiliteit in alle vlakken een grote rol spelen.
-
Gebouwen zijn hoog en duurzaam met gecombineerde functies: wonen, werken, ontspanning en zorg zit in één gebouw. Amsterdam/Randstad is een van de zakelijke hoofdsteden van Europa. Zoals eerder genoemd willen veel multinationals hun hoofdkantoor in Nederland vestigen.
-
Ziekenhuizen zijn van topkwaliteit en trekken patiënten uit heel Europa aan. En ouderen kunnen lang thuis blijven wonen aangezien zorg en wonen gecombineerd is in hetzelfde gebouw.
24
Scenario 2: Geleidelijk voorwaarts -
De vraag vanuit de gezinsmigranten zal zich focussen op de toevoeging van een- en meergezinswoningen in de vorm van over het algemeen eengezinswoningen. Deze woningen worden gerealiseerd in bestaande bouw door hergebruik.
-
Vergeleken met Scenario 1 is de vraag naar bedrijfsruimten geringer tot het jaar 2020, met een vraag van 8.000 ha en een kleine daling naar 5.000 ha tussen 2020 en 2040.
-
Vanuit de overheidsbegroting wordt er extra budget vrij gemaakt voor 25.000 ha groen in heel Nederland. In dit scenario wordt Nederland groener. Er wordt een grote toevoeging gedaan aan de netto-EHS (Ecologisch hoofdstructuur) en de robuuste verbindingszones.
-
Parkeren zal in de grote steden een steeds groter probleem worden en vraagt om parkeeroplossingen.
-
De groeiende sectoren zijn net als in scenario 1, de ICT, Accountancy en Finance. Het immigratiebeleid is hier versoepeld, waar naast gezinsmigranten ook kennismigranten naar Nederland komen voor het aantrekkelijke vestigingsklimaat. Er is sprake van een Cultureel diverse stad, met immigranten van verschillende opleidingsniveaus.
-
Er is vanuit de private sector beperkte uitleencapaciteit om projecten van ondernemers te financieren. Nederlandse bedrijven zijn in handen van internationale aandeelhouders. Alleen goede ideeën die bijdrage leveren aan de kenniseconomie worden gefinancierd.
-
De technologie en innovatie kennen een geleidelijke vooruitgang, waarbij vraag naar de financiële dienstverlening, watermanagement, de creatieve industrie en de agrarische sector zal groeien. De structuur van de technologische vooruitgang kent een graduele ontwikkeling die versterkt wordt door procesverbetering. De ruimtelijke vraag vanuit deze technologische vooruitgang gaat naar kleine flexibele bedrijfsruimten waar internationale bedrijven zich kunnen vestigen.
-
Door de kleine stijging in de Nederlandse welvaart zal de economische structuur zich focussen op het duurzaam bouwen, waarbij stedelijk renoveren en ombouwen belangrijk is.
-
Er is een grote groei in het aantal ZZp’ers die de vraag naar woon-werkunits vergroten.
-
Er worden geen nieuwe ontwikkelingen meer gedaan. Bestaande gebouwen worden gerestaureerd en gerenoveerd en krijgen andere functies. Het gaat hier bijvoorbeeld om een duurzame buitenkant en een flexibele binnenkant. Gebruikte gebouwen zijn aantrekkelijk in de markt en ze zijn ‘hip’. Hiernaast is er geen behoefte aan hoogbouw en
-
de zorgsector is gericht op kwaliteit en persoonlijkheid.
25
Scenario 3: Bewegelijke teruggang -
De focus zal liggen op zowel een- en meergezinswoningen in de vorm van appartementen. De woningen zullen de woning- en woonkwaliteit tussen de wijken moeten verscherpen.
-
De vraag naar bedrijfsruimte is redelijk gering tot het jaar 2020 met ruim 7.000 ha. Na 2020 tot 2040 zullen het aantal bedrijfsvierkante meters en kantoorvierkante meters op 0 ha uitkomen. Er zal dus na 2020 geen vraag meer zijn naar extra bedrijfsruimte.
-
De overheid heeft in dit scenario geen extra budget voor Natuur en recreatie. Nederland zal het doen met het bestaande Ecologisch Hoofdstructuur.
-
Oplossingsrichtingen moeten gezocht worden voor parkeren in de grote steden.
-
In de arbeidsmarkt gaat: ‘Het Nieuwe werken’ zich niet doorzetten. De nadruk zal zich op de arbeidsmarkt in de overheidssectoren bevinden.
-
De technologische vooruitgang is in Nederland gek genoeg groot. De sterke groei komt vooruit uit de goede publieke samenwerking. Deze samenwerking zorgt voor een evenwichtige vooruitgang. De structuur van de technologische vooruitgang en de kennisoverdracht, zal in Nederland beperkt zijn en leunen op de V.S. De ruimtelijke invloed zal liggen in de vraag naar ruimte voor R&D centra.
-
Kijkend naar de Economische groei, is er sprake van een geringe groei in Nederland. Er vindt een omslag plaats van kwantitatief naar kwalitatief hoogwaardige goederen. De vraag vanuit deze economische structuur is vanuit de handel in diensten, werkgelegenheid bij de overheid, werkgelegenheid in de zorgsector en werkgelegenheid in de overheidssector. De ruimtelijke vraag zal zich bevinden in de sectoren: Zorg en Overheidswerkzaamheden.
-
Bouw is gericht op korte termijn. Goedkope, snelle bouw zijn een van de focuspunten.
-
In Nederland is Leisure en fun belangrijk, waarbij toerisme gaat groeien. Multinationals voelen zich niet meer aangetrokken om zich in Nederland te vestigen. Door de toename van werkgelegenheid in Leisure en fun, en afname van ander arbeid in de grote steden, trekken mensen weg uit de steden richting het platteland.
-
Zorg wordt consumptief, gericht op comfort en snelheid. De consumptie van zorg zorgt ervoor dat ouderen, zorg privaat kopen en op zorgboerderijen gaan wonen.
26
Scenario 4: : Graduele stagnatie -
De stijging van het aantal huishoudens per woning samen met de daling van de beroepsbevolking zorgen voor een negatieve woningvraag.
-
Tussen 2020 en 2040 zal de woningvraag zelfs op -3.000 ha zijn en dus een woningoverschot leveren. Door het overschot, zal er behoefte zijn aan kwalitatief betere woningen die een groter oppervlakte hebben dan het gemiddelde op de woningmarkt. Er zal dus behoefte zijn aan vervangende nieuwbouw.
-
Voor bedrijfsruimte is er nu al geen behoefte meer, wat alleen maar meer zal gaan worden van -1.000 ha tot 2020 naar -5.000 ha in 2040.
-
De overheid heeft hier net als in scenario 2 wel extra budget in de overheidsbegroting om 25.000 ha extra aan te leggen. Wat dit verschil met scenario 2, is dat de extra toegevoegde natuur in een besloten karakter wordt gerealiseerd.
-
De technologie kent een beperkte groei die nauwelijks vooruitkomt. De beperkte vooruitgang gaat in schokken vooruit.De ruimtelijke vraag zal zich gaan richten op overheidswerkzaamheden en lage kwaliteit zorg.
27
Bijlage 6 6.1 Politieke standpunten omtrent immigratie Bron: Verkiezingsprogramma’s over multiculturele samenleving, integratie en immigratie Tweede Kamerverkiezingen 9 juni 2010. Partij CDA
CU D66
GL
PvdA
PVV
SP
Immigratie De procedures voor asielmigratie en reguliere migratie blijven strikt gescheiden. Het verblijfsrecht van arbeidsmigranten wordt beëindigd wanneer ze een beroep doen op bijstand. Het aantonen dat er invulling wordt gegeven aan inbugeringsplicht wordt een voorwaarde voor verkrijgen tijdelijke verblijfsvergunning Striktere (taal)eisen voor huwelijksmigranten. Huwelijkspartners kunnen na 5 jaar een zelfstandige verblijfvergunning krijgen mits aanvrager 24 jaar of ouder is. Fraude / misbruik gezinsmigratie via ‘België-route’ wordt aangepakt. Behoeften Nederlandse arbeidsmarkt leidend bij toelaten arbeidsmigranten. Nieuwkomers leggen een inburgerings-examen af. Nieuwe instroom bekostigt de inburgering zelf, uitgezonderd vluchtelingen. Er wordt een ‘blue card’-systeem ingevoerd (vergelijkbaar met Amerikaanse ‘green card’). Geen nieuwe obstakels voor gezinshereniging en - vorming en regels die in strijd zijn met verdragsrechtelijke verplichtingen worden afgeschaft. Bindende Europese afspraken, onder meer over een gezamenlijk beleid voor arbeidsmigratie. Gezamenlijk beleid geeft migranten van buiten de EU de kans te werken in sectoren waar het nodig is, het bestraft uitbuiting en stimuleert terugkeer. Slachtoffers van mensenhandel krijgen een verblijfsvergunning als terugkeer naar het land van herkomst te gevaarlijk is. Voor huwelijksmigranten van buiten de EU gaat dezelfde inkomenstoets gelden als voor EU-burgers. Migranten vrouwen krijgen sneller een zelfstandige verblijfsstatus, zodat ze minder afhankelijk worden van hun partner. Toegelaten partners kunnen na een jaar onafhankelijk verblijfsrecht krijgen, dat na twee jaar permanent wordt. Voorlichtingscampagne voor professionals en belangenbehartigers over rechten van mensen zonder geldige verblijfspapieren. Selectief toelaten van arbeidsmigranten; uitgangspunt voor toelating van arbeidsmigranten is de situatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Huwelijksmigratie: partner in Nederland moet zijn / haar partner zelf onderhouden. Scherpere controle op schijnhuwelijken en expliciet strafbaar stellen van gedwongen huwelijken. Mogelijkheden onderzoeken om het fenomeen van herhaalde huwelijksmigratie aan te pakken. Alfabetiseringstoets wordt ingevoerd. Hoge leges voor verblijfsvergunningen worden teruggebracht naar een redelijk tarief en mogen geen belemmering vormen voor het uitoefenen van gezinshereniging of het verkrijgen van een verblijfsvergunning waar men recht op heeft. Verblijf arbeidsimmigranten koppelen aan contractduur.. De arbeidsmigratie moet worden gestopt. Terugdraaien openstelling arbeidsmarkt voor Polen, geen openstelling voor Roemenen en Bulgaren. Volledige immigratiestop voor mensen uit islamitische landen. Opt-out nodig: Nederland moet zelf immigratiebeleid bepalen, niet Brussel Illegaal verblijf in Nederland moet strafbaar worden. Herinvoering van werkvergunningen Oost-Europese werknemers in Europees verband.
28
SGP
VVD
Eisen aan gezins- en huwelijksmigranten moeten bijdragen aan voorbereiding op komst naar Nederland. Toestroom kansarme migranten beperken. EU-richtlijn voor gezinshereniging moet worden aangepast, zodat Nederland inkomenseisen moet kunnen blijven stellen aan migranten. Harder werken aan EU-normen voor toelating en ondersteuning door immigratiediensten. Indienen herhaalde aanvragen voorkomen door instellen van deadline voor aanvragen. Nederland spoort Europese landen aan om gelijk aandeel te nemen in hervestigingsbeleid. Neef-nicht huwelijken worden niet erkend in kader van gezinshereniging. Komst van radicale moslims naar Nederland moet worden tegengegaan. Termijn voor verkrijgen permanente verblijfsvergunning wordt opgerekt naar 10 jaar. Imams uit buitenland worden niet toegelaten. Laaggeschoolde arbeiders van buiten EU worden niet toegelaten. Machtiging Voorlopig Verblijf (MVV) alleen in buitenland indienen. Verblijfsvergunningen na illegaal verblijf in Nederland worden geweigerd. Procedures hoogopgeleide kennismigranten versoepeld. Huwelijksmigranten alleen toegelaten indien voldoende opgeleid, voldoende kennis van Nederlandse taal en positieve houding tegenover Nederlandse samenleving. Huwelijksmigratie: minimaal 24 jaar, minimaal 120% van minimuminkomen verdienen, geen neven of nichten. Alleen gezinshereniging voor partner en kinderen tot 16 jaar. Actief opsporings- en uitzettingsbeleid illegale, criminele vreemdelingen. EU-afspraken moeten restrictieve beleid Nederland niet tegenwerken. Generaal pardon uitbannen. Waar [EU]-regels niet kunnen worden aangescherpt moet een opt-out worden bedongen. Procedures van de IND voor buitenlandse bedrijven moeten eenvoudiger worden; apart loket dat buitenlandse bedrijven helpt zich hier te vestigen.
29
Bijlage 7 7.1 Gebouwen testen aan een Accommodation evaluation Accommodation Evaluation Op elke punt in de Accomodation Evaluation (AE) wordt er een cijfer gegeven in termen van 1=heel goed, 2=goed, 3=matig, 4=slecht en 5=heel slecht. (Onderdelen waar geen informatie over is gevonden, worden achterwege gelaten). Bij elke oplossingsvariant horen bepaalde scores. Consolideren: 1.0-2.0 Uitbreiden: 1.0-2.0 Transformeren: 2.0-4.0 Herschikken: 2.0-4.0 Verkopen: 2.0-4.0 Slopen: 4.0 – 5.0 Aan de hand van de scores is te zien dat; Transformeren, Herschikken en Verkopen met een AE: 2.0-4.0 uitkomen. Dit betekent dat de keuze voor een scenario moeilijk te maken is alleen aan de hand van een Accomodation Evaluation. Hierdoor voegt Vijverberg nog drie andere elementen toe: - Technical condition - Building adaptability - Expansibility of the building.
30
Testcase: 3: Overschiestraat 182, 184 en 186 (alle drie zijn identieke gebouwen)
Accommodation evaluation
Parameters
Aspects
Consumer Evaluation (CE) A.
A.1.1 location
A.1.1.1 Accessibility by car A.1.1.2 Accessibility by public transport A.1.1.3 Parking facilities (cas, bicycle etc.) A.1.1.4 Location with regard to other business and services A.1.1.5 Public safety of the areas A.1.2.1 Representativeness of the building and its surrounding A.1.2.2 Representativeness of the entrance and foyer A.1.2.3 Representativeness of The executive and workspace A.1.3.1 Entrance/foyer
1
A.1.3.2 Sanitary facilities A.1.3.3. Restaurant
2
A.1.3.4 Security/protection A.1.3.5 Datacommunication And telecommunication facilities. A.1.4.1. Floor surface of the building A.1.4.2 Structural by dimensions A.1.4.2 Unit size
3
A.1.4.4 Horizontal circulation routes A.1.4.5 vertical circulation routes A.1.5.1 Office spaces
2
A.1.5.2 Conference rooms A.1.5.3. Utility of other spaces A.1.6.1 Temperature
2
A.1.2 Representation
A.1.3 Facilities
A.1.4 Utility of the building
A.1.5 space utility
A.1.6 Building
Evaluation aspects
Evaluation parameters
Evaluation groups
Evaluation AE
3 2
2,8 4
4 2
3
2,7
3
3
5
2,8
1
2,28
2 3 3
2,4
2 2
2
2
1
31
Climate
Remaining operation period (ROP) B.1
Financial Perspective (FP)
A.1.6.2 Heat insulation
1
A.1.6.3 Installation facilities A.1.6.4 Ventilation/air quality A.1.6.5 Natural light incidence A.1.6.6 Artificial lighting
1
A.1.6.7 Sun Shading
1
1 1 1
A.1.6.8 Sound insulation
1
B.1.1 Structural frame B.1.2 Cladding
-
1
-
1
B.1.3 Installation
-
1
B.1.4 Finishing
-
1
B.2.1 Book value
-
-
B.2.2 Running costs
B.2.2.1 Fixed costs/m2 gfa B.2.2.2 Energy costs/m2 gfa B.2.2.3 Building maintenance costs/m2gfa B.2.2.4 Installation maintenance costs/m2 gfa B.2.2.5 Cleaning costs/m2 B.2.2.6 Administrative Management costs/m2 -
-
Cost/quality ratio
1
1
-
-
-
Average Score (AE)
1,9
Technical condition
Parameters
Aspects
Technical Condition (TC) C.
-
-
Evaluation aspects
Evaluation parameters
NA
1
Average score (TC)
1
Evaluation aspects
Evaluation parameters
-
NA
2
-
NA
2
-
NA
2
-
NA
1
-
NA
2
-
NA
2
Building Adaptability
Parameters
Aspects
Building Adaptability (A) D.
D.1 Structural flexibility D.2 Rearrangement options D.3 Suitable for rearrangement of workspaces D.4 Office concepts D.5 Flexibility on wiring, piping and installations D.6 Flexibility of existing cable infrastructure
Average score
1
1,8
1,9
Evaluation groups
Evaluation TC
NA
1
Evaluation groups
Evaluation A
1,8
1,8
32
(A)
Expansibility of the building
Parameters
Aspects
Expansibility of the building (E)
E.1 Vertical expansibility E.2 Horizontal expansibility
-
Evaluation aspects
Evaluation parameters
NA
2
E.2.1 Structural options E.2.2 Site-related options
Average score (E)
Evaluation groups
4 2
2,4
2,4
2,4
Evaluation E
Conclusie: Door de scores van het gebouw aan de Overschiestraat te vergelijken met de randvoorwaarden van de scenario’s, komt het gebouw bij Consolidatie/Uitbreiding goed tot haar recht (zie figuur x). Deze conclusie kan getrokken worden aan de hand van de gevonden informatie.
AE average CE ROP FP TC A E
Score Overschiestraat 180
Consolidatie
Uitbreiding
Transformatie
Herschikking
Verkoop
Sloop
1,9
1.0-2.0
1.0-2.0
2.0-4.0
2.0-4.0
2.0-4.0
4.0-5.0
2,28 1 1 1,8 2,4
-
≤3.0 ≤3.0
2.0-4.0 2.0-4.0 ≤3.0 ≤2.0-4.0 ≤3.0 -
≥4.0 2.0-4.0 2.0-4.0 ≤3.0 -
≥4.0 2.0-4.0
-
2.0-4.0 ≤3.0 -
33
Testcase: 4: Overschiestraat 61
Accommodation evaluation
Parameters
Aspects
Consumer Evaluation (CE) A.
A.1.1 location
A.1.1.1 Accessibility by car A.1.1.2 Accessibility by public transport A.1.1.3 Parking facilities (cas, bicycle etc.) A.1.1.4 Location with regard to other business and services A.1.1.5 Public safety of the areas A.1.2.1 Representativeness of the building and its surrounding A.1.2.2 Representativeness of the entrance and foyer A.1.2.3 Representativeness of The executive and workspace A.1.3.1 Entrance/foyer
1
A.1.3.2 Sanitary facilities A.1.3.3. Restaurant
1
A.1.3.4 Security/protection A.1.3.5 Datacommunication And telecommunication facilities. A.1.4.1. Floor surface of the building A.1.4.2 Structural by dimensions A.1.4.2 Unit size
3
A.1.4.4 Horizontal circulation routes A.1.4.5 vertical circulation routes A.1.5.1 Office spaces
1
A.1.5.2 Conference rooms A.1.5.3. Utility of other spaces A.1.6.1 Temperature
1
A.1.6.2 Heat insulation
1
A.1.6.3 Installation facilities
1
A.1.2 Representation
A.1.3 Facilities
A.1.4 Utility of the building
A.1.5 space utility
A.1.6 Building Climate
Evaluation aspects
Evaluation parameters
Evaluation groups
Evaluation AE
3 2
2,4
4
3 1
2
1,7 2
2
5
1,65 2,4
1
3 1 1
1,4
1 1
1
1
1
34
Remaining operation period (ROP) B.1
Financial Perspective (FP)
A.1.6.4 Ventilation/air quality A.1.6.5 Natural light incidence A.1.6.6 Artificial lighting
1
A.1.6.7 Sun Shading
1
A.1.6.8 Sound insulation
2
B.1.1 Structural frame B.1.2 Cladding
-
1
-
3
B.1.3 Installation
-
2
B.1.4 Finishing
-
3
B.2.1 Book value
-
-
B.2.2 Running costs
B.2.2.1 Fixed costs/m2 gfa B.2.2.2 Energy costs/m2 gfa B.2.2.3 Building maintenance costs/m2gfa B.2.2.4 Installation maintenance costs/m2 gfa B.2.2.5 Cleaning costs/m2 B.2.2.6 Administrative Management costs/m2 -
-
Cost/quality ratio
1 1
Parameters
Aspects
Technical Condition (TC) C.
-
-
2,25
-
-
1,95
1,95
-
-
-
Evaluation aspects
Evaluation parameters
NA
2
Average score (TC)
2
Evaluation aspects
Evaluation parameters
-
NA
2
-
NA
2
-
NA
1
-
NA
2
-
NA
2
-
NA
2
Building Adaptability
Parameters
Aspects
Building Adaptability (A) D.
D.1 Structural flexibility D.2 Rearrangement options D.3 Suitable for rearrangement of workspaces D.4 Office concepts D.5 Flexibility on wiring, piping and installations D.6 Flexibility of existing cable infrastructure
Average score (A)
2,25
-
Average Score (AE) Technical condition
1
Evaluation groups
Evaluation TC
NA
2
Evaluation groups
Evaluation A
1,8
1,8
1,8
35
Expansibility of the building
Parameters
Aspects
Expansibility of the building (E)
E.1 Vertical expansibility E.2 Horizontal expansibility
-
Evaluation aspects
Evaluation parameters
NA
2
E.2.1 Structural options E.2.2 Site-related options
Average score (E)
Evaluation groups
2 2
2
2
2
Evaluation E
Conclusie: Door de scores van het gebouw aan de Overschiestraat te vergelijken met de randvoorwaarden van de scenario’s, komt het gebouw bij Consolidatie/Uitbreiding goed tot haar recht (zie figuur x). Deze conclusie kan getrokken worden aan de hand van de gevonden informatie.
AE average CE ROP FP TC A E
Score Overschiestraat 180
Consolidatie
Uitbreiding
Transformatie
Herschikking
Verkoop
Sloop
1,95
1.0-2.0
1.0-2.0
2.0-4.0
2.0-4.0
2.0-4.0
4.0-5.0
1,65 2,25 2 1,8 2
-
≤3.0 ≤3.0
2.0-4.0 2.0-4.0 ≤3.0 ≤2.0-4.0 ≤3.0 -
≥4.0 2.0-4.0 2.0-4.0 ≤3.0 -
≥4.0 2.0-4.0
-
2.0-4.0 ≤3.0 -
36
Testcase: 5: Overschiestraat 63 3n 65 (alle twee zijn identieke gebouwen)
Accommodation evaluation
Parameters
Aspects
Consumer Evaluation (CE) A.
A.1.1 location
A.1.1.1 Accessibility by car A.1.1.2 Accessibility by public transport A.1.1.3 Parking facilities (cas, bicycle etc.) A.1.1.4 Location with regard to other business and services A.1.1.5 Public safety of the areas A.1.2.1 Representativeness of the building and its surrounding A.1.2.2 Representativeness of the entrance and foyer A.1.2.3 Representativeness of The executive and workspace A.1.3.1 Entrance/foyer
1
A.1.3.2 Sanitary facilities A.1.3.3. Restaurant
1
A.1.3.4 Security/protection A.1.3.5 Datacommunication And telecommunication facilities. A.1.4.1. Floor surface of the building A.1.4.2 Structural by dimensions A.1.4.2 Unit size
3
A.1.4.4 Horizontal circulation routes A.1.4.5 vertical circulation routes A.1.5.1 Office spaces
1
A.1.5.2 Conference rooms A.1.5.3. Utility of other spaces A.1.6.1 Temperature
2
A.1.6.2 Heat insulation
1
A.1.6.3 Installation facilities
1
A.1.2 Representation
A.1.3 Facilities
A.1.4 Utility of the building
A.1.5 space utility
A.1.6 Building Climate
Evaluation aspects
Evaluation parameters
Evaluation groups
Evaluation AE
3 2
2,6 4
3 2
2
1,7 1
2
1,8 5
2,4
1
2 1 1
1,4
2 1
1
1,3
1
37
Remaining operation period (ROP) B.1
Financial Perspective (FP)
A.1.6.4 Ventilation/air quality A.1.6.5 Natural light incidence A.1.6.6 Artificial lighting
1
A.1.6.7 Sun Shading
2
A.1.6.8 Sound insulation
2
B.1.1 Structural frame B.1.2 Cladding
-
1
-
3
B.1.3 Installation
-
1
B.1.4 Finishing
-
2
B.2.1 Book value
-
-
B.2.2 Running costs
B.2.2.1 Fixed costs/m2 gfa B.2.2.2 Energy costs/m2 gfa B.2.2.3 Building maintenance costs/m2gfa B.2.2.4 Installation maintenance costs/m2 gfa B.2.2.5 Cleaning costs/m2 B.2.2.6 Administrative Management costs/m2 -
-
Cost/quality ratio
2 1
Parameters
Aspects
Technical Condition (TC) C.
-
-
Average score (TC)
1,75
1,75
-
-
1,8
1,8
-
-
-
Average Score (AE) Technical condition
1,4
Evaluation aspects
Evaluation parameters
NA
Evaluation TC
NA
2
2
Evaluation aspects
Evaluation parameters
Building Adaptability
Parameters
Aspects
Building Adaptability (A) D.
D.1 Structural flexibility D.2 Rearrangement options D.3 Suitable for rearrangement of workspaces D.4 Office concepts D.5 Flexibility on wiring, piping and installations D.6 Flexibility of existing cable infrastructure
-
NA
2
-
NA
2
-
NA
1
-
NA
2
-
NA
2
-
NA
2
Average score (A)
Evaluation groups
2
Evaluation groups
Evaluation A
1,8
1,8
1,8
38
Expansibility of the building
Parameters
Aspects
Expansibility of the building (E)
E.1 Vertical expansibility E.2 Horizontal expansibility
-
Evaluation aspects
Evaluation parameters
NA
2
E.2.1 Structural options E.2.2 Site-related options
Average score (E)
Evaluation groups
2 2
2
2
2
Evaluation E
Conclusie: Door de scores van het gebouw aan de Overschiestraat te vergelijken met de randvoorwaarden van de scenario’s, komt het gebouw bij Consolidatie/uitbreiding goed tot haar recht . Deze conclusie kan getrokken worden aan de hand van de gevonden informatie.
AE average CE ROP FP TC A E
Score Overschiestraat 180
Consolidatie
Uitbreiding
Transformatie
Herschikking
Verkoop
Sloop
1,8
1.0-2.0
1.0-2.0
2.0-4.0
2.0-4.0
2.0-4.0
4.0-5.0
1,4 1,75 2 1,7 2
-
≤3.0 ≤3.0
2.0-4.0 2.0-4.0 ≤3.0 ≤2.0-4.0 ≤3.0 -
≥4.0 2.0-4.0 2.0-4.0 ≤3.0 -
≥4.0 2.0-4.0
-
2.0-4.0 ≤3.0 -
39
Bijlage 8 8.1 Betrokken marktpartijen in 4-luik De belanghebbenden in dit project zijn: - SADC (Schiphol Area Development Company) - Transfore - Gemeente Amsterdam - OGA (Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam) - Pellikaan - ForeArchent - OfficeUP - Gebouweigenaren (beleggers) - Gebouwaanbieders (makelaars)
SADC: Dit bedrijf werkt als ontwikkelaar in de metropoolregio in Amsterdam om de internationale positie van de regio te versterken. Dit doen ze door kantoren- en bedrijventerreinen aan te pakken. SADC houdt zich bezig met het houden van clusterstrategieën, het optimaliseren van condities, voorzieningen en vestigingsmogelijkheden voor kansrijke clusters. Ook is samenwerking tussen de locaties waarin SADC mee werkt en de Airport Area belangrijk voor de internationale kringen. Het doel is om zowel maatschappelijk als economisch bezig te zijn, wat in een integrale gebiedsontwikkeling bij elkaar gebracht wordt door middel van de bettrekking van zowel publieke- als private partijen. Het gebied waarin SADC zich focust bevindt zich in een straal van 20 km rondom schiphol, waarin de hoogopgeleiden, internationale bedrijvigheid en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning in een gebeid bevinden. SADC kent 4 aandeelhouders: Gemeente Haarlemmermeer (25%) Gemeente Amsterdam (25%) Provincie Noord-Holland (25%) 18 Schiphol Group (Exploitatie van Amsterdam Airport Schiphol) (25%) Transforte: Transforte houdt zich ook bezig in de Schipholregio. Het is een bedrijf dat bestaat uit een samenwerkingsverband van organisaties om het woonwerkmilieu in de regio te verbeteren. Doel is om wonen, werken en recreëren in deze regio aantrekkelijk te maken. De samenwerkingsverband bestaat uit partijen met een duurzame positie. Het modelis dusdanig in elkaar gezet, dat nieuwe bedrijven makkelijk aan kunnen 19 sluiten. Op dit moment bestaat het samenwerkingsverband uit : Stichting Eigen Haard: Verhuren en beheren van bedrijfsruimten en woningen, in de regio Amsterdam. 20 Dit bedrijf beheer 47.000 woningen. Van der Leij Groep: is een bouwbedrijf dat zich ook bezighoudt met projectontwikkeling. Het houdt zich naast nieuwe ontwikkelingen ook bezig met renovatie, onderhoud, aanpassingen van 21 gebouwen. Stichting de Woonmaatschappij: is een woningcorporatie, dat zich zowel op nieuwbouw als op 22 herstructurering focust. Het verhuurt en beheert 33.000 woningen. Woningstichting St. Lodewijk: is een woningcorporatie werkzaam in Amstelveen, waarbij het technisch en administratief beheer van de woningen wordt gedaan door Woningstichting Eigen Haard. Het heeft 3.500 woningen in bezit.
18 19 20 21 22
http://www.sadc.nl/ [accessed 18-08-2011] http://www.transforte.nl/ [accessed 18-08-2011] www.eigenhaard.nl [accessed 18-08-2011] www.vdleij.nl [accessed 18-08-2011] www.woonmaatschappij.nl [accessed 18-08-2011]
40
Gemeente Amsterdam: Een van de belangen van de Gemeente Amsterdam is de uitvoering van de door de gemeente gemaakte structuurvisie. Deze luidt: Amsterdam: sterk en duurzaam. Hierbij spelen elementen als het groener, energiezuiniger en stiller maken van de stad een belangrijke rol. Met duurzaam wordt ook bedoeld, het zuinig en optimaal gebruik van de grond. Met economisch sterk is het belangrijk dat Amsterdam een internationaal concurrerende Europese metropool wordt. Doel van Gemeente Amsterdam is om beleid te voeren op verschillende beleidssectoren. Het is dus belangrijk om de visie van Amsterdam en de beleidsvoering bij elkaar brengen. Gemeente Amsterdam streeft uiteindelijk naar verdichting van de stad met de toevoeging van 70.000 woningen en de herstructurering van de binnenstedelijke bedrijfsterreinen. Bron: structuurvisie 2040. De rol van de gemeente is om de waarde van de locatie te waarborgen en te verbeteren zowel op macro- als meso-niveau. Hierbij gaat het om de benutting van de openbare ruimte, de bereikbaarheid en de functiemenging. Het is voor de gemeente niet de taak om het herstel van de kantorenmarkt in eigen handen te nemen, maar juist het zoeken naar de samenwerking en medewerking met de marktpartijen. Dit heeft ook te maken met het feit dat er op lange termijn, het economisch systeem niet gebaat is bij een sterke overheidsinmenging of -sturing. Hierbij gaat de gemeente bij transformatie en herontwikkeling 23 voornamelijk het stimuleren en faciliteren van concrete projecten. OGA (Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam) Dit bedrijfstak van de gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor gebieds- en vastgoedontwikkeling in Amsterdam. Ze hebben meerdere rollen zoals: adviseur, onderhandelaar, opdrachtgever, fondsbeheerder of grondeigenaar. Binnen de OGA, is er een afdeling genaamd kantorenloods. Deze afdeling houdt zich bezig met 24 transformaties van leegstaande kantorengebouwen naar andere functies. Pellikaan Pellikaan is een bouwbedrijf die zich bezig houdt met de bouw van utiliteitsbouw, op het gebied van recreatie, werken en leren. Het bedrijf werkt volgens een pakket van: Design, Build, Finance, Maintain, Operate en 25 Haalbaarheid.
ForeArchent Het is een architectenbureau die zich mede bezig houdt met een strategische aanpak en door ook juist in scenario’s te denken. Het is opgericht door de heer Christof Schwenke. Hij is een TU-Delft student afgestudeerd in 1978 en sinds 1985 heeft hij een eigen bureau. ForeArchent bestaat sinds 2009, waarbij planning voorop staat, waaruit vormgeving rolt. Het richt zich op de nichemarkt zoals hergebruik en herstructurering. Het bureau werkt samen met Overzaaijer. Het bureau houdt zich bezig in de utiliteitsbouw. Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam heeft ForArchent gevraagd om samen met Office-Up de onderzoeksocatie te 26 analyseren. ForArchent noemt de locatie 4-luik (Riekerpolder, RID-gebied, Riekerhaven, de schinkel). OfficeUP OfficeUP houdt zich bezig met vastgoedtransformaties van (structurele) leegstaande gebouwen, kijkend naar de huidige markt en de daaraan gerelateerde functies, bestemmingen en gebruikers. Vandaar dat het vertrekpunt van de integrale aanpak is de bestaande markt op een bepaalde locatie. De potentie van het te transformeren gebouw wordt bepaald door het gebouw zelf en de context waarin het gebouw zich bevindt. ‘Al deze aspecten hebben weliswaar invloed op elkaar, maar laten zich niet eenvoudig sturen. Dit maakt het ontwikkelingsproces van transformatie fundamenteel anders dan dat van 27 nieuwbouw. En vooral aanzienlijk ingewikkelder’ aldus OfficeUp.
23 24 25 26 27
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam; Kantorenstrategie Amsterdam, Kiezen en onderscheiden. www.oga.nl [accessed 18-08-2011] www.pellikaan.nl [accessed 18-08-2011] Interview ForeArchent, Christof Schwenke, 14-09-2011 www.officeup.nl [accessed 18-08-2011]
41
Bijlagen 9
Waarde Propositie
Propositie 1: Product leadership
Propositie 2: Customer intimacy
Propositie 3: Operational excellence
Klant perspectief
9.1 Tactiek: Product leadership, Customer intimacy and Operational excellence
Intern perspectief
-Ze zijn de meest creatief -Constante vernieuwing en creativiteit -Constant leiderschap -Nadrukkelijke focus op het voortdurend introduceren van nieuwe producten. -Focus op product
-Unieke diensten -‘Precies wat ik voor ogen heb’ -Reagerend op de markt -Focus persoonlijke identificatie, begrip en dienstenaanbod voor de klant. - Focus op klant
-Goede prijs -Betrouwbare organisatie -Maak geen fouten -Focus op kosten en kwaliteit - Focus op proces
Sturingscompone nten Cultuur
Organisatorische vaardigheden
Processen
Management systemen
Infrastructuur
Informatie en communicatie
Vastgoedcomponenten Cultuur heeft betrekking op de sfeer, de wijze van organiseren, de manier van met elkaar omgaan en het soort gebruiker dat wordt aangetrokken Waar ben je goed in als organisatie, zelf doen of samenwerken, binnen of buiten de organisatie
-locatie (vestigingsplaats, achterland) -uiterlijk van het exterieur (wat straal je uit naar gebruiker, wat laat je zien) -bereikbaarheid -huur -eigendom -inbesteden -uitbesteden
- Out-of-the-box mentaliteit en Experimenteel - Creëer de toekomst - Individuele ‘helden’
- Je-krijgt-wat-je-wilt mentaliteit - Klant gedreven - ‘empowered’ gebruikers - Variëteit
- One-size-fits-all mentaliteit - Proces gedreven - Gedisciplineerde teammentaliteit
- Flexibele structuur - Gericht op de aantrekking en ontwikkeling van jong talent. - Direct reageren.
-Ondernemerschap rond de gebruiker -Sterke vaardigheden ‘aan de rand’ -Zelfsturende gebruikerscontact.
-Gecentraliseerde functies -‘braintrust’ op hoofdfuncties -Weinig zelfsturing
werkwijze geeft het proces weer wat de behoefte is aan gefixeerde dan wel flexibele ruimte, technisch specifiek of verkoopbaar Hoe is de prijsstelling tot stand gekomen, hoe is interne afrekening geregeld, dit geeft handvatten voor kostenniveaus en interne doorbelasting. Welke infrastructuur is nodig voor de processen, welke gebouwtypen voldoen, welke spreiding is adequaat Hoe wordt gecommuniceerd in technische zin, in de zin van uitstraling naar buiten en hoe open zijn de letterlijke lijnen
-verkoopbaarheid -flexibiliteit
-Inventief -Product ontwikkeling -marktexploitatie
-Op maat gemaakte oplossingen -Flexibel/extra service voor een totaaloplossing -Participatie van de klant.
-Kop-tot-staart distributie -Systeemefficientie -Betrouwbare, gemakkelijk toegankelijke service
-kostenniveau -interne doorbelasting
-Risico georiënteerd -Winst per levenscyclus product -Gebruiker belonen op innovatief gedrag
-Groei gedreven -Gericht op winst per klant -Gericht op klanttevredenheid
-Resultaat per transactie -Standaard operationele procedures -Kosten gebaseerd op activiteiten
-gebouwtypologie -gebouwgrootte -spreiding van de gebouwen
-Futuristisch -divers -afgestemd op de ‘helden’ - Centraal geregeld -Beheer van het programma (functies) -Weinig integratie -Communicatiesystemen voor onderlinge contact.
-Gepersonifieerde gebouwen of inrichting daarvan -Klant specifiek -dichtbij de klant -servicesystemen -Rond de klant geïntegreerd -Koppeling buiten- en binnendiensten
-Gestandaardiseerde gebouwen -Standaard hulpmiddelen (interventies) -Identieke uitstraling - Centraal ontwerp -Proces automatisering -Gericht op mobiele en ‘remote’ technologie -Het systeem is het proces
-bereikbaarheid -uiterlijk van het interieur -uiterlijk van het exterieur
Figuur 11: Relatie tussen besturingsaspecten, strategische oriëntatie en vastgoed
42
9.2 Uitkomsten tactieken: waarde propositie Hieronder volgen de uitkomsten van de interviews, omtrent de waarde proposities. Bedrijf
DTZ
DRO
Interview object
Niels Bloem
Koos van Zanen
Northon Flores Torche
Christof Schwencke
Cor Brandsema
Michel Weijk
Marc van Velzen
Fase levensloop gebied (In het wijksuccessiemod el)
(RP)III
Sch, IBM, RP, RH(IV)
RH(IV)
Sch (II), IBM(III), RP(III), RH(IV)
RH(IV), RP(III), Sch(II), IBM(II)
RH(I), RP(II), Sch(II), RID(III)
Sch (II), IBM(III), RP(III), RH(IV)
Klant perspectief
Unieke diensten
Goede prijs
Unieke diensten
Unieke diensten
Unieke diensten
Aantrekkelijke huurprijs
Klant perspectief
’Precies wat ik voor ogen heb’
Constante vernieuwing en creativiteit
Hoog kwaliteits niveau
’Precies wat ik voor ogen heb’
Constante vernieuwing en creativiteit
Vernieuwend en creatief
Intern perspectief
Focus op kosten en kwaliteit
Focus op de introductie van nieuwe producten
Focus op de introductie van nieuwe producten
Focus op kosten en kwaliteit
Focus op de introductie van nieuwe producten
Focus op de introductie van nieuwe producten
Intern perspectief
Focus op klant
Focus op proces
Focus op proces
Out-of-the-box mentaliteit
Out-of-the-box mentaliteit
Je-krijgt-wat-jewilt-mentaliteit.
Focus op product Je-krijg-wat-jewilt-mentaliteit
Focus op proces
Cultuur
Je-krijg-wat-jewilt-mentaliteit
Je-krijg-wat-jewilt-mentaliteit
Organisatie ‘skills’
Flexibele structuur
Focus op product Out-of-thebox mentaliteit Flexibele structuur
Uniek voorzieningsnive au Constante vernieuwing en creativiteit /focus op klant Focus op persoonlijke identificatie, begrip en dienstenaanbod voor de klant Focus op klant
Gecentraliceerde functies
Flexibele structuur
Flexibele structuur
Flexibele structuur
Processen
Op maat gemaakte oplossingen Groei gedreven
Inventief
Op maat gemaakte oplossingen Resultaat per transactie. Gestandaardiseerd e gebouwen
Inventief
Inventief
Risico georiënteerd. Gepersonifieerd e gebouwen of inrichting daarvan
Groei gedreven.
Op maat gemaakte oplossingen Groei gedreven.
Ondernemerscha p rond de gebruiker Op maat gemaakte oplossingen Groei gedreven.
Futuristisch
Futuristisch
Gepersonifieerde gebouwen of inrichting daarvan
-
-
-
-
-
Operational excellence
Customer intimacy
Product leadership
Product leadership
Customer intimacy
Management systemen Infrastructuur
Informatie en communicatie
-
Resultaat per transactie. Gepersonifiee rde gebouwen of inrichting daarvan -
Uitkomst waarde propositie
Customer intimacy
Product leadership
Gepersonifieerde gebouwen of inrichting daarvan
Urhahn
ForeArchent
OGA
SADC
OfficeUp
43
Bijlage 10 10.1 Quickscan Als er ingezoomd wordt op de Overschiestraat, worden de gebouwen getoetst aan de hand van vetocriteria op de volgende elementen: Infrastructuur (Zijn de nodige vervoersstromen aanwezig voor de genoemde functie?) Kavel (Past de functie op het kavel?) Situatie: programmatische verkenning (Is de functie geschikt om toegepast te worden binnen de omringde bebouwing?) De uitkomsten van de eerste twee vetocriteria zullen erg op elkaar lijken, doordat de gebouwen aan dezelfde straat liggen. De derde vetocriteria hangt erg af van de afstand van de kavel tot de ring- of spoorweg. Het is dus afhankelijk van de geluidshinder en de luchtkwaliteit. Over het bestemmingsplan valt te onderhandelen, wegens de WABO regeling. Bestemmingsplanwijziging wordt mogelijk gemaakt door het omgevingsrecht.
Autoverkeer De beoordeling van de aanwezige vervoersstromen is voldoende als het gaat om de openbaarvervoer, fietspaden en aansluiting op de grotere wegen zoals de ringweg. De gebouwen zijn bijvoorbeeld rechtstreeks aangesloten op het autonetwerk. De oprit vanaf de Overschiestraat op de A10 biedt toegang tot het landelijke autonetwerk, weliswaar in zuidelijke richting. Zie figuur 10.2
Figuur10.2: Directe autoverbinding
Fietsverkeer De Riekerhaven is in alle richtingen ontsloten met fietspaden, waar bijvoorbeeld een directe fietsverbinding is met het metrostation Ottho Heldringstraat (Figuur 10.3). Het langzaam verkeersnetwerk in de Scholendriehoek sluit aan op het netwerk in de omgeving en biedt routes naar diverse voorzieningen. Zo ligt bijvoorbeeld de RK Basisschool St. Jan de Doper op ongeveer 5 minuten fietsafstand vanaf de Overschiestraat. Zo ligt het station Amsterdam Lelylaan op 10 minuten fietsafstand en is station Amsterdam Zuid een kwartier fietsen. De Henk Sneevlietweg is een belangrijke fietsroute richting het centrum van de stad die via de Zeilbrug overgaat op de Zeilstraat, waarbij bijvoorbeeld het Vondelpark via deze route 15 minuten fietsen is. Hiernaast is de verbinding, die onder het viaduct loopt met de Schinkel goed voor zowel fietsers als voetgangers. Het is een route van ongeveer 400 meter, wat neerkomt op ongeveer 5 minuten lopen.
Figuur10.3: Metro Henk Sneevlietweg
Figuur 10.4: Verbinding met het Schinkelgebied
44
Externe Veiligheid Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen te bouwen en bepaalde functies te huisvesten. Het gaat hier bijvoorbeeld om risico’s voor de omgeving, die ontstaan bij de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Zoals in figuur 10.5 is te zien, bevindt zich een deel van de kantoren binnen de risicocontour van 200 m uit de A10. Bij het nemen van een nieuw ruimtelijk besluit moet daarom de externe Figuur 10.5: Risicozone infrastructuur A10 - 200 meter grens veiligheid worden 28 betrokken. De risicocontour mag bij de functie wonen niet worden overschreden. Er geldt voor de risicocontour zowel het plaatsgebonden risico (PR, ‘Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen”) als het groepsrisico (GR, “Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de 29 transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute”) Wel is overigens een onderzoek gedaan naar de GR langs de A10 waarbij de toekomstige ingebruikname van de Westrandweg positieve gevolgen heeft voor het gebied rondom de A10-west. Dit komt doordat er gevaarlijke 30 stoffen binnen Westpoort zullen afbuigen naar de Westrandweg en het risico van de A10 kleiner maken . Luchtkwaliteit 42 Er wordt een vergelijking gemaakt met een bestaand Quickscan van het voormalig Elseviergebouw , op een vergelijkbare locatie. Er kan wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit een “niet in betekenende mate” effect heeft op de transformatie van het kantoorgebouw aan Sara Burgerhartstraat 25. Dit komt doordat de omvang van het programma beperkt is, waarbij de wetgeving over luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor 2 transformatie. Dit referentieproject is een kantoorgebouw van 9.750 m aan de snelweg A10-west. De GGD heeft aangegeven als advies om geen jonge kinderen en oudere mensen (hogere risicogroep hart- en vaatziekten) te huisvesten aangezien zij gevoeliger zijn in een omgeving met voor hun, een slechte 31 luchtkwaliteit. Geluidshinder Volgens de nota Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidshinder, Amsterdams beleid, is door Burgemeester en wethouders vastgesteld om woningen in een locatie met hogere geluidsgrenswaarde van een stille gebouwzijde te voorzien. Er is de mogelijkheid om woningen te bouwen op locaties met een hoge geluidshinder mits het toepassen van: Een ‘dove gevel’: een gevel met bij uitzondering te openen delen. Een geluidswerend scherm. Voor zowel de dove gevels als de geluidsschermen geldt de randvoorwaarde de geluidsbelasting binnen de woning maximaal 33 dB is. Dit is voor nieuwbouw mogelijk te realiseren, maar bij transformatieprojecten is dat in vele gevallen moeilijk. Hierdoor heeft het bouwbesluit een ontheffingsmogelijkheid van maximaal 10 dB vrijgesteld voor transformaties van bestaande panden naar woningen of onderwijsfuncties.32 28 29 30 31 32
circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”, december 2010 http://wetten.overheid.nl/ [accessed 10-10-2011] DRO Amsterdam, “Externe veiligheid A10 bouwplan Zuidelijk Veld fase 2”, AVIV 3 augustus 2009 Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, Quickscan Sara Burgerhartstraat 25; Voormalig kantoorgebouw Elsevier, 15 april 2011 Gemeente Amsterdam, Bouwbrief 2009-92; Regels en afspraken Amsterdamse woningbouw, 2009
45
Voorbeeldprojecten waarbij de geluidshinder voor wonen is overschreden: Voormalig kantoor Elsevier (Sara Burgerhartstraat 25) Voormalig GAK gebouw (Bos en Lommerplantsoen 1) Voormalig kantoor Elsevier Uit geluidsmetingen uit 2009 is gebleken dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de A10 maximaal 66 dB(A) bedraagt op de westgevel, ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, wat dus wordt overschreden. Wel kan verzocht worden om een geluidsbelasting van 53 dB(A) vast te stellen (maximaal toelaatbare waarde voor een autosnelweg). Er was vastgesteld om een vliesgevel op een afstand van 4m afstand van het Elseviergebouw te houden, maar het bleek financieel niet rendabel te zijn om het gebouw te transformeren bij een dusdanige interventie. Dit komt mede doordat er ook een geluidsluwe gevel geplaats moet worden, maar deze extra eis van een geluidsluwe gevel kwam in de Motie lege kantoren (26 januari 2011) door Dhr. Mulder te vervallen. Elsevier staat op ongeveer 100 meter afstand vanaf de ringweg A10. Voormalig GAK gebouw Het GAK gebouw bevindt zich op 50 meter afstand van de ringweg A10, wat zwaar wordt belast door het verkeerslawaai. De 53 dB(A) wordt aanzienlijk overschreden wat wonen pas mogelijk maakt indien er wordt gekeken naar de toepassing van een dove gevel. Het gaat om een monumentaal pand, waarbij het niet mogelijk is de gevel te veranderen. Opzoek naar andere alternatieven, bleek de indeling van de woningen en de keuze voor bepaalde woningtypen een goede oplossing. Echter bleek deze oplossing 6.000.000 euro te kosten en het project onhaalbaar heeft gemaakt. Uiteindelijk is de gemeente het er mee eens geweest om af te wijken van het Amsterdams geluidsbeleid. Kortom; transformatie van gebouwen rechtstreeks aan de ringweg, zal door interventies technisch haalbaar gemaakt kunnen worden. Of het financieel haalbaar wordt, is de vraag. Gebouwen 60 en 76 komen hiermee in de eerste instantie niet in aanmerking om te transformeren naar woningen. Ook gebouw 64 komt minder in aanmerking wegens de 200meter grens voor.
Programmatische verkenning Wonen De ligging van de gebouwen maakt het voor de direct aan de A10 gelegen kantoren moeilijk om de afzetmogelijkheden in de woningmarkt te vergroten. De negatieve aspecten zijn de ligging aan de A10, bijvoorbeeld geluid of fijn stof. Zo komen bijvoorbeeld gebouwen aan de Overschiestraat 61, 63 en 65 in mindere mate in aanmerking voor transformatie tot woningen wegens de ligging en geluidsdrempel. Een voorbeeld hiervan zijn conventionele appartementen voor gezinnen waarbij de geluidwerende voorzieningen die getroffen moeten worden om de woonfunctie mogelijk te maken met de daar bij behorende kosten aanzienlijk hoog zijn. Vanuit de Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam worden goede afzetmogelijkheden verwacht bij ruime, betaalbare woningen. Dit kunnen bijvoorbeeld cascowoningen (Woon-werk woningen) of loftwoningen zijn die naar eigen gebruik en smaak ingevuld kunnen worden. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan collectief opdrachtgeverschap. Hierbij kan vanuit het budget van de doelgroep gedacht worden en de 33 afzetmogelijkheden worden vergroot.
Werken Een groeiende trend in Amsterdam zijn de ZZp’ers die nog steeds een locatie zoeken om hun werk uit te voeren. Ongeveer de helft van deze groep weet niet dat er werkunits beschikbaar zijn binnen Amsterdam. Een derde van deze groep kiest er bewust niet voor om thuis te werken, maar weet niet dat er mogelijk plekken beschikbaar zijn, of de werkunits zijn te duur. Het betekent wel dat er nog steeds vraag is naar kantoorruimte, maar in een kleinere metrage. De veronderstelling vanuit de gemeente is dat er in mindere mate vraag is vanuit 33
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, Quickscan Sara Burgerhartstraat 25; Voormalig kantoorgebouw Elsevier, 15 april 2011
46
‘grote’ huurders. Een herontwikkeling van het gebouw tot een Multi-tenant kantoor verzamelcomplex zou meer voor de hand liggen. 2 De vraag op de markt ligt nu op de kleinschalige bedrijfshuisvesting van kantoorruimtes van 25 tot 150 m . De belangrijke aspecten voor de nieuwe kantoorhuurders: Flexibele contracten Korte opzegtermijnen Uitbreidings- en krimpmogelijkheden Aantrekkelijk huurniveau Gezamenlijke voorzieningen zoals ontmoetingsruimte en horeca. Voordelen kantoor verzamelcomplex: Lage investeringskosten Nadelen kantoor verzamelcomplex: Beheerkosten
Een ander alternatief is het Smart Work Center, wat het ‘flexibel kantoorconcept’ stimuleert. Hierbij zijn er kantoorruimten per dag, dagdeel of per uur te huur. Hier worden de werkplekken van de modernste ictvoorzieningen, horeca en dienstverlenende functies voorzien voor een prettige werkomgeving. Dit concept speelt in op het Nieuwe Werken, waarbij er niet vanuit vast werkplekken wordt uitgegaan. Waar Amsterdam ook voor pleit (beleid; Nota Kleinschalige bedrijfshuisvesting) zijn de kleine stadsverzorgende bedrijven zoals: ambachten, garages en loodgieters. Het zijn kleine ondernemingen met weinig verkeer aantrekkende werking en beperkte overlast voor de bewoners. Zo behoren bijvoorbeeld ook fysiotherapeuten 34 en tandartsen tot deze groep die mede bijdragen voor een levendig vestigingsklimaat.
Detailhandel en Horeca Dit onderdeel kan als de Atypische functie worden gezien, wanneer het vanuit een hoger schaalniveau een verbinding kan vormen met de voorzieningen van de omliggende wijken. Detailhandel is in het Schinkelgebied aanwezig, maar het werkt niet als een plek voor toevallige ontmoetingen. Horeca zou bijvoorbeeld de kans vergroten om steeds nieuwe mensen tegen te komen. Toevoeging van detailhandel in bijvoorbeeld de plint van een van de gebouwen zoals; een café, restaurant of lunchgelegenheid zou de levendigheid vergroten. Een horecagelegenheid kan bijvoorbeeld een zelfstandige trekker worden en een eigen naam opbouwen. Kijkend naar het detailhandel beleid35, is het niet wenselijk om detailhandel aan de Riekerhaven toe te voegen. Hierbij geldt de kerngedachte om de marktdynamiek te faciliteren door ‘het behoud van bestaande fijnmazige detailhandel structuur en deze verder te versterken’. Toevoeging van detailhandel in een gebouw aan de Riekerhaven zou gaan om een solitaire vestiging en niet om een ruimtelijke concentratie.
Studentenhuisvesting Om Amsterdam Economisch sterk en duurzaam te maken, heeft de stad de toestroom van de kenniswerkers nodig. Om deze talenten te behouden zal de instroom nodig zijn om de stad vitaal te houden. Hierbij is er een samenwerking vanuit de gemeente met corporaties en marktpartijen om in de nabije toekomst 9.000 studenteneenheden toe te voegen. Hier zal naast de huidige planvorming gezocht moeten worden naar alternatieven zoals de transformaties van kantoren naar studentenwoningen. Bij de realisatie van de sportfaciliteiten (plan Urhahn), kunnen deze studenten uitgebreid gebruik maken van sport zoals fitness, tennis en zwemmen. Ook kan de verbinding worden gemaakt met het Slotervaartziekenhuis en het Nederlands Kanker instituut. De koppeling tussen onderwijsinstellingen en de praktijk is een belangrijk onderdeel voor Amsterdam. De subsidie voor onzelfstandige studentenwoningen is afgeschaft wat het aantrekkelijk maakt voor corporaties om zelfstandige studentenwoningen te realiseren. Ook wordt gedacht aan de koppeling van 2 eenheden als een oplossing, ook wel HAT-eenheid genoemd. Deze HAT-eenheden dienen bijvoorbeeld voor buitenlandse 36 studenten en voor short-stay appartementen (voor postdoctorale studenten). 34 35 36
Stadsdeel Nieuw West, Nota Kleinschalige bedrijvigheid, 2001 Stadsdeel Nieuw West, Nota Detailhandel en Horeca, 2001 Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, Quickscan Sara Burgerhartstraat 25; Voormalig kantoorgebouw Elsevier, 15 april 2011
47
Hotel Gebouwen 60, 64 en 76 die niet geschikt waren voor woningen, wegens geluidshinder en risicofactoren kunnen wel getransformeerd worden tot een regulier hotel. Dit komt doordat hotels in grote mate dezelfde bouwbesluiteisen hebben als een kantoorfunctie (kort verblijf). Wel is het zo dat de hotelmarkt is verzadigd doordat er op dit moment een groot aantal hotelontwikkelingen in de pijplijn staat. Ook zijn er in de omgeving een aantal hotelinitiatieven aanwezig zoals het Dutch Design hotel Artemis aan de Riekerpolder, maar ook tal van hotels vanaf de Henk sneevlietweg richting de binnenstad. De 9.000 hotelkamers, die in 2007 als doel zijn gesteld, worden door de economische teruggang niet gehaald en zijn daarom teruggesteld naar 6.500 hotelkamers. Een studentenhotel is echter wel kansrijk door bijvoorbeeld een kamer voor maximaal 9 maanden te verhuren 37 aan buitenlandse studenten. Dit concept is vergelijkbaar met City Living. en CASA 400. Dit zijn volledig gemeubileerde kamers, waarin alle voorzieningen het gebouw nodig zijn voor het dagelijks gebruik met gemeenschappelijk ruimtes. Hierbij wordt gedacht aan studieruimtes en vergaderzalen. Juridisch-planologisch is het nog niet helemaal duidelijk of deze ‘extended stay’ concepten als logiefunctie met bestemming horeca (hotel) mogen worden bestempeld en waar juridisch de grens ligt om geen woonfunctie te worden.
Conclusies: De gebouwen op de locaties lenen zich voor verschillende functies. Functioneel en technisch is daar nog moeilijk een uitspraak over te doen, maar over de afzetbaarheid worden de volgende functies als kansrijk gezien: Woon-werkunits (Ruime Casco) Studentenhuisvesting Studentenhotel/Zorghotelhotel/Regulier hotel Bedrijfsverzamelcomplex inclusief horeca. Grof gezegd kunnen gebouwen 62 en 63 zich lenen voor woon-werkunits en (studenten)woningen wegens de afstand tot de A-10. De andere 3 ( 60, 64 en 76 gebouwen kunnen functioneren als een bedrijfsversamelcomplex en een (zorg/studenten)hotelfunctie of een voorzieningsfunctie. De volgende stap toont aan in hoeverre de kavels waarop de gebouwen staan zich lenen voor deze functies.
2: Waardering doelgroep/consument, waardering exploitatie perspectief en waardering technische staat van het gebouw Elk gebouw aan de Overschiestraat wordt op plattegrondniveau (indien mogelijk ook op detailniveau) geanalyseerd. De plattegronden zijn via stadsdeel Nieuw West, Archief inzage bouwtekeningen verkregen. Ook via websites zoals www.debedrijfsmakelaar.nl kan het opleveringsniveau van de gebouwen worden achterhaald.
37
http://www.cityliving.eu [accessed 25-01-2012]
48
Bijlage 11 11.1 Achtergrondinformatie 4 –luik 11.1.1 Beschrijving van de deelgebieden In deze paragraaf worden de 4 deelgebieden: Riekerpolder, IMB-locatie, Riekerhaven en het Schinkelgebied toegelicht met de nadruk op de volgende onderdelen: Achtergrondinformatie Locatiepotenties Doelgroepen Infrastructuur Nieuwe/toekomstige ontwikkelingen
11.1.2 Huidig aanbod in de Riekerpolder Achtergrondinformatie: Ooit is het gebied geheel in eigendom geweest van de Wilma (een groot project ontwikkelaar). Dienst ruimtelijke ordening heeft in 1991 een masterplan opgesteld en de Riekerpolder-masterplan was in dat jaar gereed als een structuurplan met programma van eisen. Het is opgezet als kantorenpark genaamd de ‘Riekerpolder Businesspark’ met de doelstelling om de strategische ligging tussen Schiphol en de Zuid-as te optimaliseren. Het is nu verdeeld in eigendom, een monofunctionele kantoorlocatie met een hotel als enige 38 Leisure activiteit. Locatiepotenties: Het toekomstig aanbod van kantoren is groot, waarbij in 2010 Westgate II in de Riekerpolder is opgeleverd. De visie van 2005 stelt dat het in de toekomst een groot bedrijvenpark zal worden, genaamd: “Rieker Businesspark Amsterdam”. De Riekerpolder kent 1 leegstaand gebouw: Het Tiara gebouw. Het gebouw staat op dit moment 5 jaar leeg en 2 is sinds oplevering niet verhuurd. Het gaat hier om ongeveer 10.000 m verhuurbaar vloer oppervlakte. Doelgroepen: Adjunct Taxateur van DTZ; Niels Bloem denkt dat de Riekerpolder nog steeds een trekker is voor kantoorhuurders en dat zal het in de toekomst ook blijven. Het is een locatie met relatief veel nieuwe en kwalitatief goede gebouwen. Hiernaast zijn er voldoende parkeerfaciliteiten. Ondanks de strategische ligging (tussen Schiphol en de Zuidas) ken het een goed prijs/kwaliteit verhouding, als het gaat om huur. Nieuwe/Toekomstige ontwikkelingen: Na contact te hebben gehad met Ruud Huiberts van Stadsdeel Nieuw-West, is het volgende er uit gekomen: -
38
Er is een verbod gekomen op alle nieuwbouw voor kantoren. Er is mogelijk een nieuwe parkeergarage in de planning. Alle planningen zijn nu afgerond. Verdere staat voor de Riekerpolder weinig in de planning voor de komende aantal jaren. Mogelijke nieuwe ontwikkelingen zijn alleen via de structuurvisie van Amsterdam te achterhalen. Verder is het onduidelijk wat er met de locatie gaat gebeuren. De bedoeling is dat een kantorenterrein is en blijft. Mogelijke uitbreiding van het PWC gebouw.
Interview ForeArchent, Christof Schwenke, 14-09-2011
49
11.1.3 Huidig aanbod in de IBM-locatie Achtergrondinformatie en locatiekarakteristieken: In de jaren ’30 is de IBM-locatie gesplitst van de Riekerpolder door een aanleg van de Haagse weg. Sinds de Jaren ’70 is IBM gevestigd aan de Johan Huizingalaan en is ontworpen door bureau Lucas & Niemeijer. Het Bedrijf IBM stond op deze grote locatie. Dit gebied stond lang in de schijnwerpers. IBM is deels uit de locatie 20 vertrokken, waardoor de locatie is veranderd. Het gebouw staat sinds 2008 geregistreerd op de monumentenlijst. Verder wordt de locatie bezet door een grote stempel als datacenter door het bedrijf Global Switch. Hiernaast staat er een groot parkeergarage van 1 2 3 parking, die de hele locatie faciliteert van parkeervoorzieningen en parkeerplekken beschikbaar stelt voor schipholreizigers. Deze reizigers kunnen de auto voor een langere periode parkeren en met een pendelbus naar Schiphol gaan. Doelgroepen: Er zijn plannen vanuit de gemeente Amsterdam om te kijken naar de plaatsing van meer datacenters in de 39 locatie. Volgens Cor Brandsema moet deze locatie op die manier aangepakt worden. Nieuwe/Toekomstige ontwikkelingen: PostNL heeft een contract getekend om na grondige renovatie van het IBM-complex, het grootste deel af te 2 huren. Het gaat hier om kantoor- en logistieke ruimte van ongeveer 30.000 m . Het gebouw wordt halverwege 40 2012 in gebruik genomen als een centrale voorbereidingslocatie voor de sortering van distributie.
11.1.4 Huidig aanbod in de Riekerhaven Achtergrondinformatie: Een oud sportgebied en braakliggend terrein. Er zijn hier en daar wat sportfaciliteiten verspreid, zoals een voetbalveld van de KNVB met een klein kantoor. Het is sinds de jaren 80 gereserveerd voor het Olympische 41 spelen. Locatiepotentie: Vanuit marktpartijen wordt de Riekerhaven geassocieerd met sport en daar zitten volgens marktpartijen de kernkwaliteiten. Als sport als basis wordt genomen, kunnen later woningen en kantoren worden toegevoegd. SADC vertelt dat er partijen bezig zijn met woonconcepten om de locatie neer te zetten als een sportieve woonlocatie. Het is van zich zelf al groen en is niet commercieel aantrekkelijk om het eerst vol te bouwen en 21 vervolgens met stukjes groen op te vullen. Op de Riekerhaven staan leegstaande kantoorpanden en het gebied kent in vergelijking tot de andere vier gebieden de grootste leegstand. Het gaat hier om ongeveer 2 18.200 m leegstand. Doelgroepen: Het is goed beschikbaar voor sub woonmilieus zoals als bijvoorbeeld verdrongen woongebieden of een burcht. Een goede optie is om helemaal geen interventie te doen, waar Christof Schwencke voor het laatste pleit: ‘Laat de Riekerhaven lekker groen zijn, en probeer waar je nu wat heb, te hergebruiken. Terwijl ze in de omgeving ook aan het nieuw bouwen zijn. De plan van Urhahn, een prachtig plan zou ik maar zeggen, maar dat is weer nieuw 42 bouw. Dit betekent dat er nieuwbouw ontstaat, maar ernaast is er ellende’. Infrastructuur: De locatie is omsloten door aan het oostelijk deel de ringweg A-10 en aan het westelijk deel de metrolijn, met de Henksneevliet metrohalte in het noordwesten van het gebied. Aan het zuiden wordt de A-10 doorkruist door de A-4. De metrolijn loopt via het Zuiden naar het westen van de locatie. Nieuwe/Toekomstigeontwikkelingen:
39 40 41 42
Interview Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, Cor Brandsema, 16-09-2011 http://www.vastgoedjournaal.nl [accessed 17-01-2012] Interview ForeArchent, Christof Schwencke, 14-09-2011 Interview ForeArchent, Christof Schwencke, 14-09-2011
50
Anders dan wat er in de structuurvisie 2040 staat, is dit het omgekeerde van het ‘uitrol van het centrumgebied’. Volgens bureau Urhahn is bij de onderstaande oplossing gekeken vanuit een kortetermijnvisie. De 43 structuurvisie kijkt op een veel langer termijn. Onderstaand figuur 4.3 wordt het plan van Urhahn weergegeven. Hierin werken de sportfuncties als een katalysator voor nieuwe ontwikkelingen in de omgeving. Figuur 4.3: Plan Urhahn voor de Riekerhaven
Dit onderzoek is voorgelegd bij SADC als studie met het doel om met een onderscheidend gebiedsconcept de locatie te zien als een uitvalbasis van de Zuid-as. In dit gebied is de toekomstige gebruiker opzoek naar een gebied waar hij of zij in alle rust kan werken, wonen of ontspannen in een groene omgeving. De eindgebruikers worden verdeeld in; tijdelijke gebruikers, sporters, werknemers of scholieren. Het is een locatie waar alle voorzieningen aanwezig zijn, niet alleen voor de gebruikers binnen dit ‘eiland’, maar ook voor de omwonenden. 44 Het doel is om verschillende mensen op verschillende tijdstippen in de dag aan te trekken naar deze locatie . Dit plan is echter nog onzeker. De grote onzekerheid komt doordat het in de eerste instantie een tennislocatie zou worden als uitleglocatie van de Zuid-as. Oud tennissers John van Lottum en Sven Groeneveld zouden hun 45 tennislocatie in de Riekerhaven lokaliseren. De tennisaccommodatie gaat naar Amsterdam-Noord en de verdere planvorming voor de Riekerhaven is nog 46 onbekend.
11.1.5 Huidig aanbod in het Schinkelgebied Achtergrondinformatie: Het is een locatie binnen de ring van Amsterdam, die achter Amsterdam Oud-Zuid ligt en daarmee ook in de nabijheid van de Zuid-as. Het is een bedrijventerrein van na de Tweede Wereld Oorlog. Het is een gemengde locatie geweest van wonen en werken voor klein- en midden-bedrijvigheid. Het ligt geïsoleerd, prominent en 21 het heeft een eilandkarakter. Infrastructuur: Het Schinkelgebied is voornamelijk een moeilijke locatie voor auto’s. Er is enige tijd sprake om een of andere verbinding tot stand te brengen, waarbij is gedacht aan een brug of een tunnel. Financiële obstakels hebben er bijvoorbeeld voor gezorgd dat uiteindelijk de realisatie van een tunnel niet tot stand is gekomen. Om het Schinkelgebied weer bereikbaar te maken zal de verbinding met andere wijken verbeterd moeten worden. Deze verbinding zou dan niet een fysieke verbinding zijn, maar een verbinding van functies. Zo kan bijvoorbeeld na de bouw van het Slotervaart ziekenhuis en het Nederlands Kanker instituut, ook studentenhuisvesting worden gerealiseerd aan het schinkelgebied. ‘Er moet aan deze verbinding meer aandacht worden besteed’; 47 aldus Cor Brandsema, Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam.
43 44 45 46 47
Interview Urhahn, Northon Flores Torche, 14-09-2011 Bureau Urhahn, StudieTijdelijk Huis in de Riekerhaven, 2010 Interview Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, Cor Brandsema, 16-09-2011 Interview OfficeUP, Marc van Velzen, 28-09-2011 Interview Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, Cor Brandsema, 16-09-2011
51
Locatiepotentie: Dit gebied heeft een stedelijk scherp randje en dat kan creatieveling wel aantrekken. Het is minder aangeharkt en dat kan een bezwaar zijn voor hoofdkantoorgebruikers, waarbij het er netjes en gelikt uitziet. Dat is in het schinkelgebied veel minder. Kijkend naar het Schinkelgebied, is het opvallend dat aan de Anthony Fokkerweg, Pilotenweg, Helikpoterstraat en Valschermkade, de Praxis of Carpetright als eerste in het oog springt. Ook is er een benzinepomp van Texaco te zien en een aantal kleine bedrijvigheid waarvan niet bekend is wie de gebruikers zijn. In de eerste instantie lijkt het Schinkelgebied niet een plek te zijn waar de creatieve klasse zich voelen aangetrokken. Echter blijkt het bedrijf Eyeworks zich daar te vestigen, met ook onder andere; reclamebureau Ogilvy en de redactie van De Pers met hier en daar een aantal kleine creatieve bedrijven. Doelgroepen: Wat er ontbreekt aan het gebied is levendigheid waar werknemers van verschillende bedrijven elkaar kunnen ontmoeten en waar de creatievelingen met elkaar in contact kunnen komen, in bijvoorbeeld horeca gelegenheden. Het gebied dient gepromoot te worden om aantrekkelijk te zijn voor de creatievelingen. De eerste aanzet wordt gedaan door een feest te organiseren waarbij een statement wordt gemaakt dat het de nieuwe creatieve hart is van Amsterdam. De Cijfers van O+S van de Gemeente Amsterdam bewijzen dat de bedrijvigheid omrent creatievelingen is flink toegenomen in het jaar 2010 ten opzichte van 2009. Deze heeft een groei gekend van 1224 bedrijven tot 1342. Deze cijfers zijn inclusief de Hoofdpleinbuurt, maar het grootste aantal is gevestigd aan de Schinkel. De keuze voor het Schinkelgebied heeft te maken met de relatief lage huren ten opzichte van de ligging in Figuur 4.4: Creatieve bedrijvigheid
de stad en de relatief goede bereikbaarheid. Wat er op dit moment ontbreekt volgens de gebruikers in het gebied zijn horecagelegenheden 48 en kleinschalige, flexibele kantoorruimte, weliswaar voor ZZp’ers. Aan de schinkel, kunnen het bewoners zijn, het kunnen creatievelingen zijn die zich in een rommelgebied 49 lekker voelen. Dus creatief, ondernemend en misschien een beetje low profile. Nieuwe/Toekomstige ontwikkelingen: De nationale Lucht en Ruimtevaart Laboratorium heeft door Inbo (adviesbureau op het gebied van 50 architectuur, stedenbouw en bouwkunde) plannen laten maken en deze gaan door. De ontwikkeling gaat het Schinkelgebied een positieve Impuls geven, waardoor de locatiewaarde wordt opgewaardeerd. Het is een herontwikkelingsplan van bestaande panden samen met nieuwbouw. Er wordt dus gebruik gemaakt van de huidige situatie, wat nu erg ‘vol’ over komt. De gebouwen worden samen ‘gesmeden’ tot een Figuur 4.5: Ontwikkeling Lucht en ruimtevaart Laboratorium bron: Inbo samenwerkend geheel. Er wordt in de eerste instantie ruimte gemaakt voor een hoogwaardig binnentuin. Vervolgens wordt gebruik gemaakt van de bestaande bouw in combinatie met nieuwbouw en ze werken samen tot één entiteit. Er wordt zo min mogelijk aan de bestaande constructie veranderd. De nieuwe functies met specifieke klimaatof constructie eisen worden in de nieuwbouw gerealiseerd. Het nieuwe gecreëerde binnenhof bevindt zich rondom het voormalige windtunnelgebouw met centrale voorzieningen als een nieuwe functie. Dit centrale 51 gebouw is een plek waar mensen kunnen ontmoeten en waar kennis wordt uitgewisseld.
48 49 50 51
Het Parool, ‘De Schinkel is een nieuw creatief hart’, 21-09-2011 Interview ForeArchent, Christof Schwenke, 14-09-2011 Interview Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, Cor Brandsema, 16-09-2011 www.inbo.com [accessed 18-01-2012]
52
Bijlage 12 12.1 Gesprek directeur Vitaal Zorgvast Datum : 14-04-2012 Gesprekspartner: Jeroen Kingma De trend is dat wonen zorg gescheiden wordt in de hele financieringsstroom. Serviceflats vallen steeds meer weg. De huisvesting van lichte zorg wordt niet meer vergoedt en de onzekerheid of dit in de toekomst zich gaat doorzetten. Zorgvragers gaan in de toekomst huur betalen aan de zorgverleners. Zorgaanbieders gaan zich afvragen hoe om te gaan met vastgoed. Zorgaanbieders die geen vastgoed meer in eigendom hebben, zouden dit bijvoorbeeld bij een belegger onderbrengen. Zorgaanbieders kunnen te veel vastgoed hebben staan die ze niet meer gebruiken. Waarbij je niet zelf hoeft te investeren in vastgoed en waarbij de huurstroom helemaal langs je heen gaat. En dat de zorgaanbieders geen last hebben van het eigendom van vastgoed. Een tussenvariatie is dat de zorgaanbieder de hoofdhuurder wordt naar de belegger toe en vervolgens de huurstromen vanuit de cliënten krijgt en dat collectiviseert en overmaakt naar die belegger. Dit soort variaties zijn in opkomst. Zorgverleners vragen zich af hoe cruciaal het nu is voor vastgoed om te bestaan. Voornamelijk voor de groep zorgvrager die zware zorg nodig heeft en in faciliteiten moet zitten. Of gaat de zorgverlener zich richten op beide. Of op specifieke onderwerpen als dementie of korzakov dat je je profileert als partij die daar verstand van heeft. En misschien moet je daar andere eisen aan stellen om dat goed te kunnen faciliteren. En de tweede vraag is, moet ik eigenaar zijn van de panden? Om het moment dat je vastgoed nodig hebt om je dienstverlening te kunnen aanbieden vindt je het niet erg om daarmee verbintenis mee aan te gaan. Het is een onderdeel waarmee je onderscheid in de markt maakt, maar dat wil niet zeggen dat je de eigenaar moet zijn. Dat is een andere vraag. Met die vragen worstelt de markt, want daar hebben we nog niet echt antwoord op. Dat heeft te maken met de onzekerheid van de markt. Hoe is de overheid al die overgangsregels aan het organiseren. De diensten van de verzorging en verplegingswereld wordt gesplitst tussen zorgverzekeraars en de gemeentes en hoe dat zich precies gaat uitwerken is nog onduidelijk. Een andere onzekerheid is hoe strek is de bedrijfsvoering en zijn de zorgverleners zelf instaat investering te financieren. Is een bank om met mijn eigen gebrek en eigen vermogen, de onzekerheid van de markt mij geld te lenen om dat gebouw te kopen. En misschien gaat het makkelijker als een belegger dat doet. En of een zorgverlener die afspraak met een belegger kan maken. Dat zijn allemaal worstelingen waar de markt mee zit. Dit vaak ook nog vastgoed heeft staan waar je functioneel afscheid van zou willen nemen maar financieel zomaar niet af kunt stappen. In die complexiteit proberen zij hun afweging te maken, ga ik investeren in nieuwbouw, ga ik renoveren. Het zijn geen ziekenhuizen, maar die zitten meer in de verpleging en verzorgingsmarkt. Kijkend naar de Riekerhaven, als er wordt gesteld dat de gevel onaangetast blijft, dan moet je je afvragen of deze gebouwen wel geschikt zijn voor zorgfuncties. De keuze die wordt gemaakt om ergens naar toe te gaan is in toenemende mate gebaseerd op de woonkwaliteit. De leef kwaliteit is een van de belangrijkste factoren. En je kan ouderen in twee groepen onderscheiden. De eerste groep zijn de ouderen die zolang mogelijk thuis willen blijven wonen, de plek waar ze jaren lang hebben gewoond totdat ze een leeftijd bereiken waardoor ze gedwongen worden om naar een plek te gaan waar meer verzorging aanwezig is. Die hebben niet veel keus en die moeten het accepteren, of ze willen of niet.
53
De andere groep die is bijvoorbeeld 65 en die is gezond. Ik tennis elke week en ik doe leuke dingen, maar ik wil niet in de situatie komen van de eerste groep. Deze groep sorteert voor op een plek waar deze groep ruim en aangenaam kan wonen, waarbij de onderhoudsintensiteit van het wonen laag is. En als er verzorging nodig is, kan deze groep snel geholpen worden. De hoofdzakelijke keuze is wonen. De tweede groep zijn vaak de mensen die het financieel beter hebben en zoeken een mooie plek op. Dit is de welvarende groep die opzoek zijn naar een plek waar de woonkwaliteit hoog is. En in de meeste gevallen is dit niet in de dichtbevolkte stad maar buiten de stad in een kleinschalige setting waar het rustig, ruim is en waar de kinderen makkelijk buiten kunnen spelen. En mensen die mensen die minder te besteden hebben, hebben minder te kiezen. Een ander punt is dat de sociaal minder welvarende groep een grotere binding heeft met de eigen wijk. Minder welvarende mensen hebben tijdens hun levensjaren minder beweging (verhuizingen) meegemaakt door financiële factoren en zijn vaster. Mensen die hoger opgeleid zijn, zijn minder honkvast en hebben meerdere verhuizingen in hun leven meegemaakt, maar dit is mijn interpretatie. Als er naar private klinieken wordt gekeken gelden daar andere huisvestingsvoorwaarden. Dit willen in een wijkcentrum achtige context zitten. Het varieert wel maar het is wel op het consument georiënteerd. Na de plannen van de shoppingmall, zijn er mogelijkheden voor bepaalde typen dienstverlening zoals de poliklinieken met diensten als dermatologie, plastische chirurgie, oogheelkunde etc. Als de shoppingmall niet komt, dan wordt het voor alle zorgfuncties moeilijk. Wonen valt voor de Riekerhaven in alle gevallen af, misschien dat het iets levendiger wordt met een shoppingmall, maar gebruikers van wonen met zorg willen levendigheid om zich heen hebben en contact met de omwonenden. Een opgave voor de gemeente is om gebieden zoals de Riekerhaven weer aantrekkelijk te maken en als een combinatie van wonen, werken en winkelen, kan plaats vinden dan ontstaat die levendigheid van zelf wel. Een revalidatiecentrum is geen optie voor de Riekerhaven en dit heeft te maken met de huisvestingsvoorwaarden die deze organisaties stellen. Het grootste deel van de aanwas komt van het ziekenhuis. Deze organisaties willen samen met ziekenhuizen onderzoek kunnen doen en zich profileren op bepaalde onderwerpen. Ze willen groeien en dat lukt alleen als ze serieuze onderzoeken doen en vernieuwende behandelingen organiseren. En dan is het belangrijk om dicht tegen de partijen aan te zitten die het onderzoek doen, in dit geval de ziekenhuizen. En dat is een academisch centrum met de voorkeur op loopafstand. Een dokter moet gedurende de dag zowel in het ziekenhuis kunnen werken als op een revalidatiecentrum. Een fysieke afstand is wel een belemmering om een goede samenwerking met een ziekenhuis te kunnen waarmaken. Er is wel een ontwikkeling aan het ontstaan is dat poliklinische activiteiten los komen van de ziekenhuizen en dat de ziekenhuizen deze poliklinieken op afstand in een gezondheidscentrum, ziekenhuiszorg gaan aanbieden. Een bezoek bij de huisarts kan worden gecombineerd met een bezoek aan een bezoek aan een ziekenhuisspecialist die in het zelfde gebouw zit. Met de hulp van de ziekenhuisspecialist weet de huisarts sneller raad en dan kan er sneller dienstverlening worden gepleegd. Dan hoeft een patiënt niet aan het ziekenhuis en dan is de behandeling goedkoper. Dit is weer een voordeel voor het ziekenhuis, vanuit de commerciële gedachte, want een huisarts bepaalt naar welke ziekenhuis de patiënt gaat. Een polikliniek huisvesten in een woonwijk maakt de communicatie over en weer tussen de huisarts en de specialist makkelijk en tegelijkertijd is de laagdrempeligheid voor een ziekenhuis veel groter door de aanwezigheid van een lokaal polikliniek. Mocht er gedacht worden om deze activiteiten in bestaande panden te doen, dan gaat het om kleinschalige panden in een woonwijk.
54
Bijlage 13 13.1 ingevulde MA/C matrix door General Electric Bronnen: http://www.smf.org.uk
55
Bijlage 14 14.1 initiatief en studies CANVAS 4-luik In samenwerking met de kantorenloods van OGA , het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam en het projectburau Herstructurering Bedrijventerreinen Metropoolregio Amsterdam heeft ForeArchent in opdracht van OfficeUp medio 2010 de studie " CANVAS 4 - luik Amsterdam Zuidwest " verricht. De strook " 4 luik Riekerpolder , IBM gebied , Riekerhaven en bedrijventerrein De Schinkel " - 2 km bij 800 meter , 160 HA - wordt aangeduid als stadsrandzone CANVAS Amsterdam Zuidwest. Deze zone is een zeer strategische lokatie maar bestaat uit onherbergzame en geïsoleerde " panelen " die niet optimaal bereikbaar zijn. De opgave voor " straks " is om er een samenhangend gebied van te maken dat als entree van Amsterdam geïntegreerd wordt met de corridor Schiphol / Zuidas cq de logistieke Westas. Door sloop cq transformatie van (leegstaande) panden , toevoeging van programma's , verbeterde inrichting van verschillende verblijfsgebieden en de aanpak van interne - en externe bereikbaarheid wordt beoogd CANVAS op de kaart gezet als toekomstig multifunctioneel en bruisend deel van de Metropoolregio Amsterdam. Project team : Christof Schwencke , Virginia Doelwijt , Jules Bogaerts ( ForeArchent ) Roderik Mackay , Marc van Velzen ( Office Up ) Cor Brandsema ( Projectbureau Herstructurering Bedrijventerreinen Metropoolregio Amsterdam ) Paul Oudeman ( Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam , Kantorenloods )
56
57
58
59
60
61