De Tax Shelter voor het investeren in aandelen van niet-genoteerde starters in de Programmawet 2015 Op 24 juli 2015 werd de Programmawet 2015 goedgekeurd. Dit houdt in dat de tax shelterregeling die hierin is opgenomen, van start gaat op 1 juli 2015. Voor jonge en startende bedrijven is dit goed nieuws want er mag verwacht worden dat het voor hen makkelijker wordt om zich te financieren. We bespreken hieronder de nieuwe regeling.
1. Krachtlijnen van de tax shelter-regeling De wet voert een belastingvermindering in voor natuurlijke personen die nieuwe aandelen inschrijven bij een “Startersvennootschap”, waaronder een vennootschap wordt bedoeld die voldoet aan de voorwaarden opgesomd onder punt 2 zonder te vallen onder de aldaar genoemde uitsluitingen. De belastingvermindering bedraagt 30% op het geïnvesteerde bedrag bij kleine ondernemingen (1) en 45% bij micro-ondernemingen (2), voor zover voldaan is aan een aantal voorwaarden die we hierna zullen toelichten. De belastingvermindering geldt enkel voor inbrengen in geld, dus niet voor een inbreng in natura. Deze inbreng in geld dient te gebeuren bij oprichting van de vennootschap of bij een kapitaalverhoging binnen de eerste vier jaar na oprichting. De ingeschreven aandelen moeten volledig volgestort worden bij de inschrijving. De verworven aandelen dienen aangehouden te worden gedurende de vier belastbare tijdperken die volgen op de investering. De inbreng kan ook via een Startersfonds of via een crowdfunding platform gebeuren.
1
Zie art. 15 W. Venn.: Kleine ondernemingen zijn vennootschappen die minstens aan 2 van de 3 volgende criteria voldoen: 1) jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50; 2) jaaromzet, (exclusief BTW): 7.300.000 euro; 3) balanstotaal: 3.650.000 euro; tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt. Deze criteria moeten bovendien ook op geconsolideerde wijze beoordeeld worden. Dus als op consolidatiebasis de onderneming NIET voldoet dan komt de investering NIET in aanmerking voor de tax shelter. Bij oprichting zal de vennootschap de beoordelingscriteria te goeder trouw dienen te schatten. 2
Micro-ondernemingen zijn vennootschappen die minstens aan 2 van de 3 volgende criteria voldoen: 1) balanstotaal van maximum 350.000 euro; 2) omzet (exclusief BTW) van maximum 700.000 EUR en 3) een gemiddeld personeelsbestand van maximum 10 personen. Ik merk op dat de vennootschap eveneens op geconsolideerde wijze moet beoordeeld worden om na te gaan of ze als kleine onderneming kwalificeert. Dus als op consolidatiebasis de onderneming NIET voldoet aan de voorwaarden om als kleine onderneming te kwalificeren, dan komt de investering NIET in aanmerking voor de tax shelter. Bij oprichting zal de vennootschap de beoordelingscriteria te goeder trouw dienen te schatten.
Pagina 1 van 9
De investering dient te gebeuren in een Belgische vennootschap of een Europese vennootschap met een Belgische inrichting die ten vroegste op 1 januari 2013 is opgericht. De Startersvennootschap mag maximum 250.000 euro ontvangen in het kader van de tax shelter-regeling. De belastingvermindering geldt in een aantal gevallen niet, zoals onder andere wanneer de investering gebeurt in een Startersvennootschap die een aannemings- of dienstenovereenkomst heeft om een leidende werkzaamheid uit te oefenen in deze Startersvennootschap met een andere vennootschap waarvan de investerende belastingplichtige aandeelhouder is. De belastingvermindering geldt niet voor het gedeelte van de investering waarmee de investerende belastingsplichtige meer dan 30% zou verwerven in de Startersvennootschap. De investeringen die voor de belastingvermindering in aanmerking komen zijn per belastingsplichtige gelimiteerd tot 100.000 EUR per inkomstenjaar. Ook investeringen in erkende “Startersfondsen” komen in aanmerking voor de tax shelter. We bespreken dit verder onder punt 4 hierna. 2. In welke ondernemingen investeren? Er moet geïnvesteerd worden in vennootschappen die cumulatief volgende voorwaarden vervullen:
een binnenlandse vennootschap of een vennootschap waarvan de maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in de Europese Economische Ruimte is gevestigd én die over een Belgische inrichting beschikt, en die niet-beursgenoteerd is; en die zich als een kleine vennootschap kwalificeert (zie voetnoot 1), en die ten vroegste op 1 januari 2013 werd opgericht, en die op het ogenblik van de investering minder dan vier jaar oud is (de datum van neerlegging van de oprichtingsakte ter griffie van de rechtbank van koophandel is de representatieve datum). Indien de activiteit van de vennootschap bestaat uit de voortzetting van een werkzaamheid die voorheen werd uitgeoefend door een natuurlijke persoon of een andere rechtspersoon, dan wordt de vennootschap geacht te zijn opgericht op het ogenblik van de eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen door die natuurlijke persoon of de neerlegging van de oprichtingsakte bij de griffie van de rechtbank van koophandel van die andere rechtspersoon.
Pagina 2 van 9
Uitgesloten vennootschappen. De vennootschap komt evenwel niet in aanmerking voor de tax shelter als zij:
is opgericht in het kader van een fusie of splitsing van vennootschappen; een beleggings-, thesaurie- of financieringsvennootschap is; als statutair doel of als voornaamste activiteit vastgoedactiviteiten heeft (oprichting, verwerven, beheer, verbouwing, verkoop of verhuur van vastgoed voor eigen rekening of het bezit van deelnemingen in dergelijke vennootschappen) of een vennootschap waarin onroerende goederen of andere zakelijke rechten op onroerende goederen zijn ingebracht waarvan natuurlijke personen het gebruik hebben die in de vennootschap een opdracht of functies van bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of een gelijksoortige functie uitoefenen, hun echtgenoot of hun kinderen wanneer die natuurlijke personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van die kinderen hebben; kapitaalverminderingen heeft doorgevoerd of dividenden uitgekeerd heeft; het voorwerp uitmaakt van een collectieve insolventieprocedure of zich bevindt in de voorwaarden van een collectieve insolventieprocedure; is opgericht met het oog op het afsluiten van een management- of bestuurdersovereenkomst en ze haar voornaamste bron van inkomsten haalt uit management- of bestuurdersovereenkomsten.
3. Welke investeringen komen in aanmerking? De inbrengen in geld die bij de oprichting of bij een kapitaalverhoging worden besteed voor het inschrijven van nieuwe aandelen op naam die volledig worden volgestort van een Startersvennootschap geven recht op de tax shelter. Inschrijving op gedematerialiseerde aandelen komen bijgevolg niet in aanmerking. Evenmin geeft de inbreng in natura recht op de toepassing van de tax shelter. De investeringen kunnen rechtstreeks gebeuren of via een crowdfundingplatform dat erkend is door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (beter gekend onder haar afkorting “FSMA”). Komen eveneens in aanmerking: de bedragen die besteed worden om in te schrijven op de rechten van deelneming te verwerven in een erkend Startersfonds (zie hiervoor punt 4).
Pagina 3 van 9
Uitgesloten investeringen. Een aantal investeringen zijn uitgesloten:
de verwerving van werkgeversaandelen die recht geven op een belastingvermindering; de verwerving van aandelen, rechtstreeks of via een Startersfonds (3), in een Startersvennootschap (a) waarvan de belastingplichtige rechtstreeks of onrechtstreeks “bedrijfsleider” is; of (b) waarin de belastingplichtige als vast vertegenwoordiger optreedt van een vennootschap die bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of een soortgelijke functie uitoefent in de Startersvennootschap; of (c) die een aannemings- of lastgevingsovereenkomst heeft gesloten met een andere vennootschap waarvan de belastingplichtige aandeelhouder is en waarbij deze vennootschap tegen vergoeding een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard op zich neemt in de Startersvennootschap; de verwerving, rechtstreeks of via een Startersfonds, voor het gedeelte dat de 30% van het maatschappelijke kapitaal van de vennootschap overschrijdt.
4. Startersfondsen De tax shelter kan dus ook bekomen worden indien wordt ingeschreven op deelbewijzen van erkende Startersfondsen. De programmawet voorziet een aantal voorwaarden waaraan dit Startersfonds moet voldoen opdat de investering in aanmerking zou komen: (1) het fonds moet erkend zijn door de FSMA (2) het moet een fonds zijn met een vast aantal rechten van deelneming (en dus m.a.w. kan het geen fonds zijn met veranderlijk kapitaal) (3) de inschrijving gebeurt op naam (4) de beheersvennootschap moet de inbrengen en opbrengsten uit vervreemding van de investeringen van het fonds voor minstens 80% beleggen in Startersvennootschappen en ten hoogste 20% mag aangehouden worden in de vorm van contanten bij een kredietinstelling die erkend is en wordt gecontroleerd door een toezichthoudende overheid van een lidstaat van de EER. De werkwijze die voor een erkenning zal moeten gevolgd worden, zal worden uitgewerkt in de volgende maanden na publicatie van de programmawet. We komen hierop dus zeker terug als meer is geweten hierover. Ik hoop dat, naar aanleiding hiervan, meer duidelijkheid wordt verschaft over een aantal punten in de regeling voor Startersfondsen die onduidelijk, zelfs tegenstrijdig, lijken in de programmawet.
3
In de memorie van Toelichting wordt vermeld dat in geval van inbreng via een Startersfonds, een deel van de inbreng niet in aanmerking komt voor belastingvermindering. Deze proratering vinden we niet terug in de tekst van de Wet. Volgens de Memorie van Toelichting zou het gedeelte dat niet in aanmerking komt bepaald worden volgens de verhouding tussen de aanschafwaarde van de aandelen van het fonds in de Startersvennootschap en de inbreng van alle deelnemers in het erkend Startersfonds. Bvb. een Startersfonds van 10 miljoen € dat 150.000 euro investeert en waar de proratering zou spelen, zou voor 1,5% geen belastingvermindering opleveren.
Pagina 4 van 9
Zo lijkt de programmawet te suggereren dat de Startersfondsen gemeenschappelijke beleggingsfondsen moeten zijn. Dit zijn fondsen die geen rechtspersoonlijkheid hebben maar een “onverdeeldheid” zijn tussen degenen die de rechten van deelneming bezitten. Van de bestaande private equity fondsen in België is er geen enkel dat deze structuur heeft. Alle PE-fondsen zijn vennootschappen, die aandelen (geen deelbewijzen) plaatsen bij hun investeerders. Slechts enkele PEfondsen hebben een structuur van collectieve beleggingsinstelling (ICB) waarbij dan telkens voor een private privak-structuur is geopteerd. Bij een private privak kan gekozen worden voor de rechtsvorm van een NV, een gewone commanditaire vennootschap of een commanditaire vennootschap op aandelen. De tekst van de programmawet lijkt deze mogelijkheden uit te sluiten. De programmawet is bovendien zeer streng wat de beleggingsvoorschriften betreft. Beleggen in starters is een specifieke business en om bvb. als Belgisch fonds met enige omvang een voldoende aantal aantrekkelijke investeringsopportuniteiten te vinden in starters binnen de investeringsperiode (die meestal vier of vijf jaren bedraagt), is zeker geen evidentie. Of er initiatiefnemers zullen zijn die het engagement durven aangaan voor minstens 80% in startersvennootschappen te beleggen, lijkt me op zijn zachtst gezegd niet vanzelfsprekend. De tekst van de memorie van toelichting specifieert dat de 20% kan aangehouden worden in afwachting van een investering in kwalificerende aandelen. De wetgever blijkt te vergeten dat een fonds ook werkingskosten heeft en haar beheerskosten moet betalen. Dat een Startersfonds verplicht wordt om de participaties die verkocht worden opnieuw herbeleggen in startersvennootschappen, zoals de tekst duidelijk maakt, gaat volledig in tegen werking van de P.E. fondsen vandaag. Wanneer deze een “exit” realiseren zal in regel verkoopopbrengst niet opnieuw geïnvesteerd worden. Na de investeringsperiode stromen gerealiseerde opbrengsten meestal stapsgewijs terug naar de aandeelhouders. Ook hier lijkt regeling haaks te staan op de werking van PE-fondsen.
te de de de de
Tenslotte merk ik op dat de tekst van de programmawet spreekt van een beheersvennootschap. Dit zou impliceren dat een “zelfbeheerd” fonds zou uitgesloten zijn. Dit is nochtans een structuur die lichter is en dus minder kostelijk dan een dubbele structuur (fonds + beheersvennootschap). Een zelfbeheerd fonds zou toch moeten mogelijk zijn voor de Startersfondsen. Ik ga er immers van uit dat Startersfondsen per definitie kleinere fondsen zullen zijn en dat elke mogelijkheid om de kostenstructuur zo licht mogelijk te maken, best volledig wordt benut. 5. De Tax Shelter De investeringen in Startersvennootschappen of Startersfondsen komen dus in aanmerking voor de tax shelter. Dit houdt in dat – als aan alle voorwaarden is voldaan – het geïnvesteerde bedrag, bvb. 50.000 euro, in aanmerking komt als belastingkrediet voor 30 % in het geval van kleine vennootschappen en 45 % in het geval van microvennootschappen. In ons voorbeeld zal resp. 15.000 euro en 22.500 euro in aanmerking komen als belastingvermindering. Bij een investering via een Startersfonds lijkt het belastingkrediet steeds beperkt te zijn tot 30%. Er is immers geen mechanisme voorzien in de wet om – op basis van de reële investeringen door het Startersfonds in kleine of microvennootschappen – een soort van pro ratering toe te passen. Pagina 5 van 9
De belastingvermindering wordt toegepast op de federale belastingen maar kan ook aangerekend worden op de gewestelijke personenbelasting die betrekking heeft op de gezamenlijke belaste inkomsten. De belastingvermindering is NIET terugbetaalbaar NOCH overdraagbaar naar een volgende belastbaar tijdperk. Voor welk jaar komt de tax shelter in aanmerking? Bij een rechtstreeks investering zal de tax shelter kunnen ingeroepen worden in het aanslagjaar dat betrekking heeft op het inkomstenjaar waarin de investering is gebeurd. Bvb. een investering op 5 augustus 2015 zal in het aanslagjaar 2016 kunnen verrekend worden op de belastingen op de inkomsten van 2015. Bij een investering via een Startersfonds is het wat ingewikkelder. De geïnvesteerde som zal in aanmerking komen als tax shelter in het aanslagjaar dat volgt op het jaar waarin het Startersfonds zijn beleggingsverplichting heeft bereikt. Indien bvb. in augustus 2015 wordt geïnvesteerd in een Startersfonds en dit fonds slaagt erin in het jaar 2018 80% of meer in Startersvennootschappen te investeren, dan zal de tax shelter gelden in het aanslagjaar 2019. Welk bewijs te leveren om de tax shelter te kunnen genieten? De belastingplichtige dient aan te tonen dat:
hij een kwalificerende investering heeft gedaan (bedrag, datum, bewijs van investering in een Startersvennootschap of Startersfonds); hij de aandelen of rechten van deelneming in het Startersfonds in het belastbaar tijdperk heeft aangeschaft (4) en deze nog in zijn bezit heeft op het einde van het belastbaar tijdperk.
De Koning zal nog bepalen hoe het beoogde bewijs dient geleverd te worden. 6. Financiële grenzen De tax shelter voor investeringen in Startersvennootschappen en/of –fondsen is aan enkele financiële beperkingen onderworpen:
100.000 euro: is het maximale investeringsbedrag dat een belastingplichtige in een gegeven aanslagjaar in aanmerking kan laten nemen voor de belastingsvermindering; wat dus recht geeft op een maximale belastingvermindering van 30.000 tot 45.000 euro; 250.000 euro: is het maximale bedrag dat een Startersvennootschap mag ophalen in het kader van de tax shelter regeling. Dit plafond is een absolute grens, geen jaarlijkse limiet. Hoe het dan moet bij een kapitaalverhoging ten belope van bvb. 500.000 euro waaraan een aantal natuurlijke personen deelnemen die voor de tax shelter in aanmerking wensen te komen, wordt allicht een aantrekkelijk debat tussen de kandidaat-investeerders…
7. Verplichtingen om de belastingvermindering te behouden De Startersvennootschap, de belastingplichtige en het Startersfonds moeten er over waken dat zij gedurende de 48 maanden die volgen op de “tax shelter”-investering een aantal voorwaarden blijft naleven. 4
De tekst maakt hier geen onderscheid tussen een rechtstreekse investering en een investering via een Startersfonds. Nochtans is in dit tweede geval de regeling slechts van toepassing van zodra het fonds aan haar investeringsverplichtingen heeft voldaan. Dit zal dus meestal NIET in het jaar zijn waarin de belastingplichtige in het Startersfonds heeft belegd; dit zal dus meestal in een eerder belastbaar tijdperk gebeurd zijn.
Pagina 6 van 9
7.1. Voor de Startersvennootschap Blijft het verboden: actief te worden als een beleggings-, thesaurie- of financieringsvennootschap; als statutair doel of als voornaamste activiteit vastgoedactiviteiten op te nemen (oprichting, verwerven, beheer, verbouwing, verkoop of verhuur van vastgoed voor eigen rekening of het bezit van deelnemingen in dergelijke vennootschappen) of een vennootschap te worden waarin onroerende goederen of andere zakelijke rechten op onroerende goederen zijn ingebracht waarvan natuurlijke personen het gebruik hebben die in de vennootschap een opdracht of functies van bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of een gelijksoortige functie uitoefenen, hun echtgenoot of hun kinderen wanneer die natuurlijke personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van die kinderen hebben; een management- of bestuurdersovereenkomst af te sluiten en haar voornaamste bron van inkomsten te halen uit management- of bestuurdersovereenkomsten. Het is de Startersvennootschap eveneens verboden in de eerste 48 maanden de opgehaalde middelen in het kader van de tax shelter-regeling aan te wenden voor het uitkeren van dividenden of de aankoop van aandelen of voor het verstrekken van leningen. De sanctie die zal worden toegepast als deze voorwaarden niet worden nageleefd, is dat de belastingvermindering wordt teruggenomen voor zoveel 48ste als er nog maanden te lopen zijn tot het einde van de periode van 48 maanden.
7.2. Voor de belastingplichtige die de tax shelter heeft benut De belastingplichtige die de tax shelter heeft genoten zal jaarlijks gedurende de volgende vier belastbare tijdperken het bewijs moeten leveren dat hij de aandelen in de Startersvennootschap of de rechten van deelneming in het Startersfonds nog in zijn bezit heeft. Enkel bij overlijden van de belastingplichtige vervalt deze verplichting. Wordt dit bewijs niet geleverd dan wordt de belastingvermindering pro rata temporis terug genomen. De belastingvermindering wordt terug genomen voor 1/48ste van de belastingvermindering vermenigvuldigd met het aantal maanden tot het einde van de periode van 48 maanden. (5) Volgens de Memorie van Toelichting wordt er van uit gegaan dat bij een vervreemding deze vervreemding is gebeurd op 1 januari van het belastbaar tijdperk, wat dus inhoudt dat steeds minimum 12 maanden van de belastingvermindering wordt terug genomen (ook al is de vervreemding maar bvb. in november van dat belastbaar tijdperk gebeurd!). 5
De term 48 maanden is een beetje misleidend. Zo stelt de Memorie van Toelichting duidelijk dat wanneer een belastingplichtige verkoopt op een tijdstip dat zich bevindt in een belastbaar tijdperk waarvoor de “houdplicht” nog van toepassing was, de verkoop wordt geacht zich te hebben voorgedaan op 1 januari van het jaar waarin de verkoop heeft plaats gevonden. Voorbeeld: op 15 september 2015 wordt een investering gedaan die in aanmerking komt voor de tax shelter. Deze wordt in aanslagjaar 2016 in rekening gebracht. De vier belastbare tijdperken na investering moet aangetoond worden dat de investering nog in bezit is. Dus AJ 2016 tot en met 2019. Indien bvb. in 2019 wordt verkocht, dan wordt de belastingvermindering voor 12/48ste terug genomen.
Pagina 7 van 9
Stippen we nog aan dat de redactie van de houdplicht blijkbaar uit het oog verliest dat de belastingvermindering bij het investeren in een Startersfonds blijkbaar in een later inkomstenjaar kan gebeuren dan het jaar dat betrekking heeft op het investeringsjaar. Enerzijds gesteld dat het bewijs moet geleverd dat de aandelen of deelbewijzen van het starterfonds nog in bezit zijn van de belastingsplichtige in de volgende vier belastbare tijdperken. We interpreteren dit zo dat indien een belastingvermindering genoten wordt voor inkomstenjaar 2015 de investering ook tijdens de belastbare tijdperken daarna tot en met 2019 moet behouden blijven. Maar, anderzijds, worden bij het vaststellen van de sanctie bij overtreding van de houdplicht andere bewoordingen gehanteerd. Hier wordt gesteld dat een sanctie volgt, nl. de belastingvermindering wordt teruggenomen voor zoveel 48ste als er nog maanden te lopen zijn tot het einde van de periode van 48 maanden, wanneer de aandelen of rechten van deelneming worden vervreemd binnen de 48 maanden na de aanschaffing ervan. Hieruit zouden we kunnen concluderen dat een rechtstreekse investering in bvb. 2015 slechts moet aangehouden worden tot en met 2019. Bij een Startersfonds lijken we echter in de knoop te raken. We kunnen slechts genieten van de belastingvermindering vanaf het ogenblik dat het Startersfonds de investeringsverplichting is nagekomen. Veronderstellen we dat we in 2015 investeren en dat het fonds in 2017 aan haar investeringsverplichting heeft voldaan. Aanslagjaar 2018 kunnen we de belastingvermindering genieten. Hoe zit het dan met de houdplicht? Volgens de regel van de vier volgende belastbare tijdperken, moeten we aanhouden tot en met het belastbaar tijdperk 2021. Volgens de regel dat we kunnen vervreemden binnen de 48 maanden na de aanschaffing, kunnen we reeds vervreemden in 2020! De Memorie van toelichting helpt ons niet echt want die stelt dat “de vennootschap en het erkend Startersfonds gevraagd worden in het jaar van de inbreng en de vier volgende jaren attesten af te leveren”. 7.3 Investeringsplicht voor het Startersfonds Voor het Startersfonds is er nog een bijkomende voorwaarde. Ze dient haar investeringsplicht na te leven, hetgeen inhoudt dat minstens 80% van haar middelen dient geïnvesteerd te zijn en te blijven in Startersvennootschappen. Deze investeringsverplichting dient nageleefd “gedurende de 48 maanden die volgen op de inbreng in een erkend Startersfonds”. Even concreet. Stel het Startersfonds voldoet in 2017 (ons hoger voorbeeld) aan haar investeringsverplichting. De investeerder in het fonds geniet dan in 2018 zijn belastingvermindering. Maar dient het fonds dan zijn investeringsverplichting te behouden tot 48 maanden na de inbreng of voor de 48 maanden vanaf het ogenblik dat ze voor het eerst haar investeringsverplichting voldeed? De tekst van de programmawet doet duidelijk het eerste veronderstellen maar erg logisch lijkt me dit niet. Er is nog een ander probleem met de investeringsplicht. Afgezien van de wijze waarop we de duur van het voldoen aan de investeringsplicht moeten interpreteren, stelt de memorie van toelichting duidelijk dat het fonds niet zal voldoen aan deze investeringsplicht gedurende de gestelde termijn indien “de opbrengst van een vervreemding van investeringen niet volledig is wederbelegd.” De programmawet legt bijgevolg de verplichting op om niet alleen het investeringspeil te bereiken gedurende de investeringsperiode van het fonds maar bovendien om dit peil aan te houden gedurende de “houdperiode”. Als we even de “worse case” interpretatie aanhouden, zou dit betekenen dat een fonds dat slechts aan het einde van haar investeringsperiode van 5 jaar (de meeste PE-fondsen hanteren een investeringsperiode van 4 of 5 jaren) haar investeringsdrempel haalt en bijgevolg vanaf het zesde jaar (eerste jaar dat de tax shelter kan genoten worden) tot en met het negende jaar 80% geïnvesteerd moet blijven in Startersvennootschappen. Deze regel druist regelrecht in tegen de gevestigde praktijk dat PE-fondsen vanaf het afsluiten van hun investeringsperiode de opbrengsten van de exits die ze realiseren stapsgewijs uitkeren aan hun aandeelhouders. Pagina 8 van 9
8. Besluit De tax shelter-regeling treedt in werking vanaf 1 juli 2015. Investeringen die vanaf die datum worden uitgevoerd en voldoen aan de voorwaarden komen in aanmerking voor het belastingkrediet. Op dit ogenblik blijft het in België een groot probleem voor startende ondernemingen om aan kapitaal te geraken. Het interessante aan de nieuwe Programmawet is dat ze een aantal bijzonder interessante maatregelen uitvaardigt waardoor het voor jonge en startende ondernemingen allicht makkelijker wordt om aan geld te geraken via kapitaal of leningen. We hopen dat dit ook een fundamentele oplossing zal aanleveren voor de zogenaamde “equity gap”. In het buitenland zijn een aantal vergelijkbare systemen van kracht die daar alvast veel succes kennen. Zo onder meer de SEIS-regeling in het Verenigd Koninkrijk (het “Seed Enterprise Investment Scheme”). Intussen roept de tekst vooral op het vlak van de Startersfondsen nog heelwat vragen op. Een aantal bepalingen lijken de Startersfondsen ernstig te benadelen tegenover een rechtstreekse investering in een Startersvennootschap en ik noem onder meer (onder voorbehoud dat we de juiste interpretatie aanhouden): -
de onzekerheid bij instap in een Startersfonds of de investeringsdrempel zal gehaald worden en de aandeelhouder van het fonds dus daadwerkelijk zal kunnen genieten van de tax shelter; het tijdsverloop tussen de investering en de mogelijkheid om de tax shelter te genieten gezien deze afhankelijk is van het tijdstip waarop de investeringsdrempel wordt bereikt; het feit dat de tax shelter beperkt is tot 30% van mijn investering terwijl ik bij een rechtstreeks investering in een microvennootschap tot 45 % kan genieten; de omstandigheid dat ik blijkbaar een veel langere houdperiode onderga dan bij een rechtstreekse investering; de omstandigheid dat ik nog eens het risico loop dat een deel van de belastingvermindering wordt teruggenomen omdat het fonds de investeringsdrempel niet voldoende lang aanhoudt.
Ik hoop dat via de invoering van de erkenningsprocedure voor Startersfondsen nog een aantal verduidelijkingen worden aangebracht. Ik kan niet genoeg toejuichen dat er eindelijk een regeling komt om starters aan kapitaal te helpen. Ik voorzie dan ook een groot succes voor de maatregelen. Dit zal m.i. eerder het geval zijn via rechtstreekse investeringen of investeringen via Crowdfundingplatformen. Of de regeling ook zal leiden tot de oprichting van Startersfondsen lijkt me op dit ogenblik vrij onzeker. Nochtans zouden Startersfondsen kunnen zorgen voor een eenvoudige(re) instap aan de belangstellende investeerders die niet de moeite wensen te doen of niet de tijd of vaardigheden hebben om zelf startersinvesteringen te evalueren en op te volgen. Op korte termijn zijn enkel rechtstreekse investeringen mogelijk in Startersvennootschappen (in afwachting van de erkenning van Crowfundingplatformen en Startersfondsen). Ik houd een checklist ter beschikking die, door het eenvoudig afpunten van de voorwaarden, aangeeft of een beoogde investering in aanmerking komt voor de tax shelter. De checklist is op eenvoudige aanvraag per e-mail te bekomen. Redactie: 12 augustus 2015 John Neven Neven & Partners BVBA
[email protected] www.neven-partners.be Pagina 9 van 9