BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ De fiscale bepalingen in de programmawet van 27 december 2012 p. 6/ Btw – Nieuwe facturatieregels sinds 1 januari 2013
De fiscale bepalingen in de programmawet van 27 december 2012
Programmawet van 27 december 2012 De wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen was de laatste wet ter uitvoering van het federale begrotingsakkoord voor 2012. De programmawet van 27 december 2012 is de eerste wet die het begrotingsakkoord voor 2013 uitvoert.
Wijzigingen door programmawet van 28 december 2011 teruggedraaid De wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen had de fiscale regels voor roerende inkomsten redelijk ingrijpend gewijzigd. Ten eerste werd het tarief van 15 %, dat van toepassing was op interesten en op sommige dividenden, verhoogd naar 21 %, behalve voor de niet-vrijgestelde interesten op spaarboekjes en de interesten van de zgn. Leterme-staatsbon. Ten tweede werd de bijkomende heffing van 4 % op roerende inkomsten ingevoerd voor (sommige) dividenden en interesten boven een 1
grensbedrag (van 20 020 euro voor het inkomstenjaar 2012). Tot slot werd het principe van de bevrijdende roerende voorheffing afgeschaft en moesten dividenden en interesten in de regel weer aangegeven worden in de aangifte personenbelasting. Deze wijzigingen werden op veel kritiek onthaald en de implementatie ervan verliep moeizaam. Zo was er een ‘centraal aanspreekpunt’ aangekondigd, waar banken moesten melden voor wie de bijkomende heffing was ingehouden, maar eind 2012 was deze instantie nog altijd niet opgericht. De minister van Financiën liet afgelopen zomer in een interview weten dat hij zelf geen voorstander was van deze wijzigingen. Hij verklaarde dat de verplichting om de roerende inkomsten aan te geven de verdere vereenvoudiging van de belastingaangiftes doorkruiste (meer bepaald het systeem van ‘voorstel van vereenvoudigde aangifte’) en ook dat hij wel begrip had voor de waarde die sommige vermogenden hechten aan discretie. Hij beloofde op de zaak terug te komen en hij hoopte dat er een politieke meerderheid zou ontstaan om de regeling terug te draaien.1 Die politieke meerderheid kreeg hij op het einde van het jaar, bij de onderhandelingen over de begroting 2013. De programmawet van 27 december 2012 draait de wijzigingen aan de roerende fisca-
1
W. Vervenne, «Vanackere wil roerende voorheffing herzien», De Tijd (online), 30 augustus 2012.
P a c i ol i N r . 356 B I B F - I P C F / 4- 17 f eb r u a r i 2013
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 30-35
Twee weken na de wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, werd nog een wet met fiscale wijzigingen goedgekeurd, de programmawet van 27 december 2012 (BS 31 december 2012). Het meest opvallende aan deze wet is dat de wijzigingen die door de wet houdende diverse bepalingen van één jaar eerder (28 december 2011) waren aangebracht aan het belastingstelsel voor roerende inkomsten, grotendeels worden teruggedraaid.
liteit die de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen had ingevoerd terug. Tegelijk worden de tarieven van de roerende voorheffing vereenvoudigd, d.w.z. geharmoniseerd naar boven.
De fiscale regels voor roerende inkomsten
vastgoed. Tot nu toe waren deze dividenden vrijgesteld van roerende voorheffing2; – diverse inkomsten uit vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot, wanneer de roerende voorheffing op de interesten en bedoelde loten zelf 15 % bedraagt (art. 269, 6° WIB 1992). Het tarief van de roerende voorheffing blijft 10 % voor liquidatieboni (art. 269, 5° WIB 1992).
Tarieven roerende voorheffing Het 21 %-tarief van de roerende voorheffing wordt afgeschaft. Voortaan is het tarief van de roerende voorheffing standaard 25 % (art. 269, 1° WIB 1992). Dit tarief geldt voor : – dividenden (afschaffing van de lagere roerende voorheffing voor AFV-aandelen); – inkoopboni; – interesten; – diverse inkomsten bedoeld in 90, 5° tot 7° WIB 1992 (onderverhuring of overdracht van huur en concessie van het recht om reclamedragers of installaties voor mobiele telefonie te plaatsen; loten van effecten van leningen; verhuring van jacht-, vis- en vogelvangstrechten); – de inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten e.d., boven het grensbedrag van (voor aanslagjaar 2014) 56 450,00 euro; – diverse inkomsten uit vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot, wanneer de roerende voorheffing op de interesten en bedoelde loten zelf 25 % bedraagt (art. 269, 6° WIB 1992). Het tarief van de roerende voorheffing blijft (of wordt) 15 % voor : – interesten op spaarboekjes voor zover die meer bedragen dan het per spaarboekje vrijgesteld bedrag van (voor aanslagjaar 2014) 1 880 euro (art. 269, 2° WIB 1992); – interesten op de zgn. Leterme-staatsbons, dat zijn de staatsbons waarop tijdens de periode van 24 november 2011 tot 2 december 2011 is ingeschreven en die op 4 december 2011 zijn uitgegeven (art. 534 WIB 1992); – de als roerende inkomsten beschouwde inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten e.d., beneden het grensbedrag van (voor aanslagjaar 2014) 56 450,00 euro (art. 269, 4° WIB 1992); – dividenden van zgn. residentiële vastgoedbevaks (art. 269, 3° WIB 1992), dat zijn beleggingsvennootschappen die ten minste 80 % (vroeger 60 %) van hun activa beleggen in residentieel 2
Inwerkingtreding : inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013
Afschaffing bijkomende heffing op roerende inkomsten De bijkomende heffing op roerende inkomsten wordt weer afgeschaft, zodat die uiteindelijk slechts één jaar van toepassing geweest zal zijn (afschaffing artikel 174/1 WIB 1992 en alle verwijzingen in andere artikels naar artikel 174/1 WIB 1992). Met de afschaffing van de bijkomende heffing heeft het centraal aanspreekpunt ook geen zin meer. Het zal dus niet worden opgericht. Inwerkingtreding : inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013 Voor het inkomstenjaar 2012 is de heffing wel nog van toepassing. Daarom worden, enkel voor de inkomsten die werden toegekend of betaalbaar gesteld in 2012, de tweede en derde paragraaf van artikel 174/1 WIB 1992 nog gewijzigd. Deze wijziging behelst o.a. de mogelijkheid voor belastingplichtigen om tot 31 december 2012 alsnog de bijkomende heffing te laten inhouden op inkomsten die ze al eerder in 2012 hadden ontvangen. Inwerkingtreding : inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012 Merk op dat de programmawet ook enkele wijzigingen terugdraait die nog maar net waren ingevoerd (door de wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen), meer bepaald de wijzigingen aan artikel 53, 2° en 198, § 1, 1° WIB 1992 2
Merk op dat de fiscus wel van mening is dat een belastingplichtige die in 2012 dividenden en interesten heeft ontvangen voor meer dan 20 020 euro waaronder dividenden van residentiële vastgoedbevaks én die de bijkomende heffing van 4 % niet hebben laten inhouden aan de bron, de dividenden moet aangeven en er 21 % (+ eventueel 4 %) op zal moeten betalen. Anderzijds, voor wie de bijkomende heffing wel aan de bron heeft laten inhouden, omdat de heffing verschuldigd was of om de anonimiteit te bewaren, blijft de belasting beperkt tot die ingehouden 4 %.
P a c i ol i N r . 356 B I B F - I P C F / 4- 17 f eb r u a r i 2013
over de tenlasteneming van de bijkomende heffing door de schuldenaar van de inkomsten ter ontlasting van de verkrijger3.
voor het aanslagjaar 2014) overschrijden, voor zover op dit meerdere geen roerende voorheffing werd ingehouden (art. 313, 6° WIB 1992).
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014 (voor de tenlasteneming door een natuurlijk persoon) of uitgaven die worden gedaan of gedragen vanaf 1 januari 2013 (voor de tenlasteneming door een vennootschap)
Aangifteplicht is er ook voor roerende inkomsten die zijn geïnd of ontvangen in het buitenland zonder de tussenkomst van een Belgische tussenpersoon en uiteraard ook voor roerende inkomsten waarop geen roerende voorheffing werd ingehouden zonder dat de schuldenaar van de inkomsten zich kon beroepen op een vrijstelling.
Bevrijdende roerende voorheffing en aangifte van roerende inkomsten De programmawet maakt de roerende voorheffing in de regel opnieuw bevrijdend. Roerende inkomsten waarop roerende voorheffing is ingehouden moeten dus in principe niet meer worden aangegeven (art. 313 WIB 1992). Dit principe geldt echter niet voor de als roerende inkomsten beschouwde inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten e.d. Deze inkomsten moeten altijd aangegeven worden, ook als er roerende voorheffing op werd ingehouden. Door de aangifte moet op deze inkomsten overigens aanvullende gemeentebelasting worden betaald (zie artikel 466 WIB 1992, dat enkel dividenden en interesten vrijstelt van gemeentebelasting, en niet de andere roerende inkomsten). Roerende inkomsten waarop geen roerende voorheffing werd ingehouden omdat er een vrijstelling van toepassing is, maar die wel belastbaar zijn in de personenbelasting, zijn uiteraard wel aan te geven. Bedoeld zijn : – de inkomsten uit hypothecaire schuldvorderingen (behalve obligaties) op in België gelegen onroerende goederen of in het Antwerpse hypotheekkantoor ingeschreven schepen en boten (art. 313, 1° WIB 1992); – de inkomsten uit roerende verhuur (art. 313, 2° WIB 1992); – de interesten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten (art. 313, 3° WIB 1992); – de inkomsten die begrepen zijn in overeenkomsten van onroerende leasing (art. 313, 5° WIB 1992); – de interesten van spaarboekjes die het vrijgestelde bedrag per belastingplichtige (1880 euro voor het aanslagjaar 2014) overschrijden en de dividenden van erkende coöperatieve vennootschappen en vennootschappen met sociaal oogmerk voor zover ze het vrijgestelde bedrag (190 euro
3
Zie F. VANDEN HEEDE, ‘De wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen’, in Pacioli, 2013, nr. 355, p. 1.
3
Merk ten slotte nog op dat het zoals vroeger mogelijk blijft om roerende inkomsten waarop bevrijdende roerende voorheffing is ingehouden toch aan te geven. Dit kan uitzonderlijk voordeliger zijn dan niet aangeven, nl. wanneer globale belasting van de roerende inkomsten voordeliger is dan afzonderlijke taxatie (en dus ook voordeliger dan het tarief van de roerende voorheffing). Dit veronderstelt dat de totale belastbare inkomsten van de belastingplichtige relatief laag zijn. Inwerkingtreding : inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013 Voor het aanslagjaar 2013 blijft de aangifteplicht die de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen heeft ingevoerd, weliswaar in principe bestaan, maar wordt ze sterk vereenvoudigd. Er zijn voor de aangifte personenbelasting voor het aanslagjaar 2013 vier mogelijke situaties : – de belastingplichtige heeft in 2012 minder dan 20 020 euro dividenden en interesten ontvangen; – de belastingplichtige heeft in 2012 meer dan 20 020 euro dividenden en interesten ontvangen en heeft de bijkomende heffing aan de bron laten inhouden; – de belastingplichtige heeft in 2012 minder dan 20 020 euro dividenden en interesten ontvangen, maar heeft toch de bijkomende heffing aan de bron laten inhouden (in de oorspronkelijke regeling kon men zo aan de aangifteplicht ontsnappen en dus de anonimiteit bewaren); – de belastingplichtige heeft in 2012 meer dan 20 020 euro dividenden en interesten ontvangen en heeft de bijkomende heffing niet aan de bron laten inhouden. In de eerste drie gevallen moet de belastingplichtige in de aangifte enkel nog verklaren dat hij geen inkomsten heeft genoten waarop de bijkomende heffing nog moet worden toegepast. De roerende P a c i ol i N r . 356 B I B F - I P C F / 4- 17 f eb r u a r i 2013
voorheffing (plus eventueel de bijkomende heffing) is in die gevallen dus ook voor het aanslagjaar 2013 bevrijdend. Enkel in het vierde geval zal de belastingplichtige de in 2012 ontvangen dividenden en interesten nog moeten aangeven. Merk op : – een belastingplichtige in de derde situatie heeft die 4 % nu voor niets betaald. Had hij de 4 % niet laten inhouden, dan had hij zich nu kunnen beperken tot een verklaring dat er geen heffing verschuldigd is (want het grensbedrag van 20 020 euro is niet overschreden). De belastingplichtige in deze situatie kan weliswaar die bijkomende heffing terugvragen, maar dan moet hij wel aangifte doen, dus dan verliest hij weer de anonimiteit die hij precies via de inhouding van de bijkomende heffing wilde vermijden. Inwerkingtreding : inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012
Afzonderlijk belastbare roerende inkomsten Samen met de wijziging van de tarieven van roerende voorheffing worden ook de tarieven voor afzonderlijke belastbare roerende inkomsten gewijzigd. Deze tarieven zijn eigenlijk enkel relevant voor roerende inkomsten waarop geen bevrijdende roerende voorheffing is ingehouden. In de praktijk gaat het dus vooral over inkomsten van roerende verhuur, inkomsten uit auteursrechten en buitenlandse dividenden en interesten. De inkomsten uit roerende verhuur werden tot nu toe apart belast tegen 15 % (+ gemeentelijke opcentiemen). Dit tarief wordt nu opgetrokken naar 25 %. Op de inkomsten uit auteursrechten moet zoals gezegd 15 % roerende voorheffing ingehouden worden op de inkomsten beneden het grensbedrag en 25 % op de inkomsten boven het grensbedrag. De afzonderlijke belasting, ook op de inkomsten boven het grensbedrag, is echter altijd 15 % (+ gemeentelijke opcentiemen), tenminste voor zover de inkomsten nog als roerende inkomsten worden beschouwd. Er zal dan teveel roerende voorheffing ingehouden zijn en die krijgt de belastingplichtige terug. Te verwachten valt echter dat de fiscus het bedrag dat de grens overschrijdt meestal zal willen belasten als beroepsinkomsten, en in dat geval zal de belastingplichtige nog belasting moeten bijbeta4
len of terugkrijgen naargelang de hoogte van de eventuele andere beroepsinkomsten, de belastingvrije som, ... Dividenden en interesten ten slotte worden belast tegen 25 % (zonder gemeentelijke opcentiemen, zie art. 466, tweede lid WIB 1992). Inwerkingtreding : inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013
Andere maatregelen in de personenbelasting Verplichte aangifte van buitenlandse individuele levensverzekeringsovereenkomsten Reeds lange tijd moeten belastingplichtigen in hun aangifte vermelden of ze buitenlandse bankrekeningen hebben. Deze meldingsplicht geldt voortaan ook voor individuele levensverzekeringscontracten afgesloten in het buitenland (art. 307, § 1, derde lid WIB 1992). Inwerkingtreding : aanslagjaar 2013
Wijzigingen belastingkrediet voor kinderen ten laste Voor de bepaling van het tarief van dit belastingkrediet wordt voortaan rekening gehouden met het tarief dat van toepassing is op de corresponderende inkomstenschijf van de belastingplichtige met het hoogste belastbare inkomen, en niet langer van de belastingplichtige met de laagste gezamenlijk belastbare inkomsten (art. 134, § 4, 5° WIB 1992). Verder zijn belastingplichtigen met beroepsinkomsten die zonder progressievoorbehoud bij overeenkomst zijn vrijgesteld (bv. internationale ambtenaren), en ook hun echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, voortaan uitgesloten van het belastingkrediet (art. 134, § 3, lid 3 WIB 1992). Inwerkingtreding : aanslagjaar 2013
Wijzigingen belastingverhoging De belastingverhoging op niet-aangegeven inkomsten werd tot nu toe toegepast op de verschuldigde belasting na verrekening van de voorheffingen, voorafbetalingen en andere verrekenbare bestanddelen. Dit betekende dat belastingplichtigen de belasP a c i ol i N r . 356 B I B F - I P C F / 4- 17 f eb r u a r i 2013
tingverhoging konden vermijden door meer vooraf te betalen dan nodig volgens het aangegeven belastbaar inkomen. Wanneer de fiscus dan het belastbaar inkomen verhoogde, kon ze op de extra belasting die daarop verschuldigd was, geen belastingverhoging meer toepassen wanneer de extra belasting niet hoger was dan de teveel gedane voorafbetalingen. Deze manier om aan een belastingverhoging te ontsnappen wordt nu onmogelijk gemaakt. Voortaan wordt de verhoging toegepast vóór verrekeningen van de voorheffingen, belastingkredieten, het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting en de voorafbetalingen (art. 444, eerste lid WIB 1992). De tweede wijziging aan de berekening van de belastingverhoging is voordelig voor de belastingplichtige. Tot nu toe kon de fiscus geen belastingverhoging opleggen wanneer de niet-aangegeven inkomsten lager waren dan 620 euro. Dit grensbedrag wordt nu opgetrokken naar 2 500 euro.
bracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van deze maatregel
Diverse taksen Accijnzen De accijnzen op alcohol en op tabaksproducten worden verhoogd. Voor alcohol gaat het om een verhoging van de bijzondere accijns met gemiddeld 12 %, behalve op bier. Voor tabaksproducten gaat het om verhoging van de bijzonder accijns op rooktabak, een wijziging van de accijnsstructuur op sigaretten en een verhoging van de minimumaccijns op zowel rooktabak als sigaretten. Inwerkingtreding : 1 januari 2013 (alcohol), 1 februari 2013 (tabak)
Milieutaksen
Inwerkingtreding : aanslagjaar 2013
De milieutaksen op batterijen, wegwerpfototoestellen en op verpakkingen die inkten, lijmen of oplosmiddelen bevatten, worden afgeschaft.
Heffing op meerwaarden die grote vennootschappen realiseren op aandelen
Inwerkingtreding : 1 januari 2013
Premietaks levensverzekeringen Vennootschappen die meerwaarden op aandelen realiseren tijdens een boekjaar waarin ze volgens de criteria van artikel 15 W.Venn. groot zijn, moeten op die meerwaarden een belasting van 0,4 % betalen (art. 217, 3° WIB 1992). Van deze meerwaarden kunnen geen fiscale aftrekposten (notionele interestaftrek, dbi-aftrek, overgedragen verliezen, …) in mindering worden gebracht (art. 207, tweede lid WIB 1992). Inwerkingtreding : aanslagjaar 2014. Elke wijziging die vanaf 21 november 2012 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aange-
5
De premietaks op levensverzekeringen afgesloten door natuurlijke personen wordt verhoogd van 1,1 % naar 2 %, behalve voor schuldsaldoverzekeringen. Voor levensverzekeringen afgesloten door rechtspersonen blijft de taks 4,4 %. Inwerkingtreding : premies die betaald worden vanaf 1 januari 2013
Felix VANDEN HEEDE Fiscaal jurist
P a c i ol i N r . 356 B I B F - I P C F / 4- 17 f eb r u a r i 2013
Btw – Nieuwe facturatieregels sinds 1 januari 2013 Elk jaar brengt zijn nieuwigheden mee op vlak van de btw. Het aanbod van 2013 is zeer uitgebreid en ingrijpend en heeft al veel vragen doen rijzen en inkt doen vloeien.
Waarover gaat het ? Om de richtlijnen 2006/112/EG en 2010/45/EG in het Belgisch recht om te zetten, moest het Btw-Wetboek ingrijpend worden gewijzigd. Die wijzigingen hebben voornamelijk betrekking op : – de elektronische facturering en bewaring; – de uitreikingstermijn van de facturen; – de regeling van de ontvangst van de betaling; – de regels inzake self-billing; – het belastbare feit en de opeisbaarheid van de btw. Dit laatste punt is ongetwijfeld de meest ingrijpende wijziging. Sinds de invoering van de btw in België was de leverancier van het goed of de verrichter van de dienst de btw verschuldigd zodra hij de factuur had uitgereikt aan zijn klant. Dat zal nu niet meer het geval zijn.
Betreffende de plaats van de levering van goederen1 : geen wijzigingen Betreffende het belastbare feit van een levering van goederen2 : weinig wijzigingen Bij doorlopende intracommunautaire leveringen van goederen gedurende een periode langer dan een kalendermaand (bv. leveringen via een pijplijn) vindt het belastbare feit plaats bij het verstrijken van elke kalendermaand totdat de levering wordt beëindigd.
Betreffende de opeisbaarheid van de btw3 : ingrijpende wijzigingen Algemene regel
De btw kan niet opeisbaar worden vooraleer het belastbare feit zich heeft voorgedaan. Dat belastbare feit doet zich voor op het tijdstip dat de handeling wordt verricht of op het tijdstip van de betaling, indien die eerder gebeurt. De uitreiking van een factuur vóór het belastbare feit is op zich dus geen oorzaak van opeisbaarheid meer ! De uitreiking van een factuur vóór de verrichting van de handeling of de ontvangst van de betaling maakt de btw dus niet meer opeisbaar. Gevolgen : 1) De belastingplichtige die in het bezit is van een factuur met vermelding van een btw-bedrag, kan de btw niet aftrekken als de prijs niet betaald is of het belastbaar feit zich niet heeft voorgedaan. 2) De leverancier die een factuur met vermelding van een btw-bedrag heeft opgesteld, terwijl zich geen oorzaak van opeisbaarheid heeft voorgedaan, blijft die btw verschuldigd4. Dat ontslaat hem er niet van om facturen met btw op te stellen, die het plaatsvinden van de oorzaak van de opeisbaarheid of het belastbare feit zullen vaststellen.
1
Nieuw art. 14.
2
Nieuw art. 16.
3
Nieuw art. 17.
4
Op grond van art. 51, § 1, 3° WBTW.
6
P a c i ol i N r . 356 B I B F - I P C F / 4- 17 f eb r u a r i 2013
Uitzondering
Wordt de prijs of een deel ervan ontvangen vóór het belastbare feit, dan wordt
De ontvangst van de prijs
de btw opeisbaar op het tijdstip van de ontvangst van de prijs en tot beloop van het ontvangen bedrag.
Uitzondering
De belasting wordt opeisbaar bij uitreiking van de factuur en uiterlijk op de
Intracommunautaire leve-
15de dag van de maand volgend op die waarin het belastbare feit heeft plaatsge-
ringen en overbrengingen
vonden, indien geen factuur werd uitgereikt vóór deze datum.
5
van goederen
De verplichting om een factuur op te stellen vóór de intracommunautaire levering, wanneer de prijs of een deel ervan was ontvangen, vervalt. Enkel de verplichting om de factuur uit te reiken, die het plaatsvinden van het belastbare feit vaststelt, blijft bestaan. Een factuur uitgereikt vóór het belastbare feit is dus geen oorzaak van opeisbaarheid, wat de leverancier er niet van ontslaat de factuur, met vermelding van de btw, op te stellen die het belastbare feit vaststelt. Zo niet zal de btw opeisbaar zijn op de 15de dag van de volgende maand.
Uitzondering
De btw wordt verschuldigd naarmate van de incassering van de prijs of van de
Ontvangst van de prijs
subsidies.
vóór of na de levering aan
Die regel geldt ook voor de belastingplichtige die, hoewel niet daartoe verplicht,
particulieren (geen factu-
toch een factuur uitreikt.
ratieplicht)
Voorbeeld : Levering met factuur (belastbare feit) op 30/01/2013 Betaling door de klant-particulier op 05/02/2013 Btw verschuldigd op 05/02/2013
Betreffende de intracommunautaire verwervingen6 : enige wijzigingen Algemene regel
Het belastbare feit vindt plaats op het tijdstip waarop de intracommunautaire verwerving wordt verricht, met name op het tijdstip van de levering in het binnenland. De belasting wordt opeisbaar bij uitreiking van de factuur of uiterlijk op de 15de dag van de volgende maand, indien geen factuur werd uitgereikt vóór deze datum. De facturatie van een voorschot of een totale factuur vóór het belastbare feit is geen oorzaak van opeisbaarheid. De ontvangst van een factuur i.v.m. een intracommunautaire verwerving maakt de btw dus enkel opeisbaar als die factuur het belastbare feit vaststelt.
5
Nieuw art. 17.
6
Art. 25.
7
P a c i ol i N r . 356 B I B F - I P C F / 4- 17 f eb r u a r i 2013
Betreffende de diensten7 : ook enige wijzigingen Algemene regel
Het belastbare feit van een dienst vindt plaats op het tijdstip waarop de dienst wordt verricht (men gebruikt dus niet meer de uitdrukking «het tijdstip waarop de dienst is voltooid»).
Uitzondering Opeenvolgende afrekeningen of betalingen (doorlopende diensten)
De dienst is «verricht» bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft.
Uitzondering Doorlopende diensten zonder afrekeningen of betalingen
Doorlopende diensten waarvoor de btw is verschuldigd door de ontvanger van de dienst en die gedurende een periode langer dan één jaar geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen worden geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elk kalenderjaar totdat de dienst wordt beëindigd.
Uitzondering Ontvangst van de prijs vóór de dienst
Wordt de prijs of een deel ervan ontvangen vóór het tijdstip waarop de dienst is verricht, dan wordt de btw opeisbaar op het tijdstip van de ontvangst ten belope van het ontvangen bedrag.
Voorbeelden : – langetermijnverhuur van voertuigen – doorlopende telefoniediensten
De uitreiking van een factuur vóór het belastbare feit is geen oorzaak van opeisbaarheid. Uitzondering Ontvangst van de prijs vóór of na de levering van de dienst aan particulieren
Voor diensten geleverd aan particulieren (geen facturatieplicht) wordt de btw verschuldigd naarmate van de incassering van de prijs of van de subsidies. Aangezien de uitreiking van de factuur geen oorzaak van opeisbaarheid meer is, blijft bovenstaande regel van toepassing, ook als de belastingplichtige toch een factuur heeft uitgereikt.
Deze nieuwe noties inzake de opeisbaarheid van de btw zullen ongetwijfeld een aanpassing van de boekhoudsoftware vereisen en de werkmethoden ingrijpend wijzigen, zowel bij de beoefenaars van de cijferberoepen als bij hun cliënten. Ze roepen ook een heel aantal vragen op waarop, op basis van de huidige teksten, nog geen antwoord voorhanden is. De btw-administratie, zich welbewust van de ingrijpende verandering in de gewoonten die deze nieuwe opeisbaarheidsregels zullen teweegbrengen, heeft op verzoek en aandringen van het BIBF de datum van inwerkingtreding (1 januari 2013) van deze nieuwe bepalingen gelukkig een jaar uitgesteld. Het probleem van de voorschotfacturen heeft de administratie trouwens al behandeld in haar beslissing nr. E.T. 123.563 dd. 19 december 2012, waarbij tot 31 december 2013 een overgangsregeling wordt ingesteld. Wij hopen dat zij zo welwillend zal zijn om ook de andere onderwerpen snel van toelichting te voorzien, zodat alle betrokkenen deze wijzigingen snel beheersen. Michel CEULEMANS Lid van de Stagecommissie
7
Art. 22.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
P a c i ol i N r . 356 B I B F - I P C F / 4- 17 f eb r u a r i 2013