De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2
Hier wonen wij! Activiteitencyclus
José Hillen, Annie van der Beek, Willy van Elsäcker en Sylvia Peters
Inhoudsopgave
Belangrijke achtergrondinformatie
3
Activiteitencyclus Hier wonen wij! – Planningsrooster
5
Voorbereiding
9
Fase 1 – Introductie
14
Fase 2 – Interactief voorlezen
17
Fase 3 – Werken met verhalen
22
Fase 4 – Werken met leervragen
25
Fase 5 – presentatie/evaluatie
29
Eindevaluatie
31
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 2
Voorwoord Waarom is de Taallijn ontwikkeld? Het Expertisecentrum Nederlands en Sardes hebben de afgelopen jaren de Taallijn VVE ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het doel van de Taallijn VVE is de effectiviteit van de taalstimulering van leidsters en leerkrachten te vergroten. De Taallijn biedt handreikingen voor het beperken van de achterstand in taalontwikkeling op jonge leeftijd. Onderzoeksresultaten geven aan dat een vroege aanpak van taalachterstanden effect heeft. De Taallijn is gebaseerd op de principes van interactief taalonderwijs, zoals die in eerdere publicaties van het Expertisecentrum Nederlands uitgebreid beschreven zijn. De vijf speerpunten van de Taallijn zijn Mondelinge taal, Werken aan woordenschat, Beginnende geletterdheid, ICT en multimedia en Ouderbetrokkenheid. De Taallijn voor peuters De Taallijn voor peuters is ondertussen landelijk ingevoerd. Door Sardes zijn verschillende cursussen voor peuterleidsters ontwikkeld, variërend van aparte modules voor de speerpunten tot een geïntegreerde cursus waarbij alle speerpunten aan de orde komen. In het boek Peuters Interactief met Taal (Stoep & Van Elsäcker, 2005) wordt de Taallijn uitgebreid beschreven. Bij de Taallijn voor peuters zijn tevens drie cd-roms ontwikkeld met praktijkvoorbeelden: Interactief voorlezen aan peuters, Gesprekken met peuters en Werken aan woordenschat. Dit schooljaar verschijnt op de website een serie uitgewerkte, concrete activiteitencycli voor peuters. Werken met de Taallijn houdt in dat leidsters eerst deelnemen aan een cursus, en vervolgens zelfstandig kunnen werken met de activiteitencycli. De Taallijn voor kleuters De Taallijn biedt een doorgaande lijn van peuterspeelzaal naar basisonderwijs. Sardes heeft voor groep 1 en 2 een geïntegreerde cursus ontwikkeld waarin alle vijf speerpunten van de Taallijn aan bod komen. Nadat de leerkrachten bekend zijn gemaakt met de principes en speerpunten van de Taallijn, kunnen ze zelf aan de slag. Binnen de Taallijn is een aantal kant-en-klare activiteitencycli ontwikkeld. Leerkrachten kunnen deze geheel of gedeeltelijk uitvoeren. Met behulp van een checklist kunnen ze bijvoorbeeld bepalen welke Taallijn-speerpunten in hun eigen programma's nog onderbelicht zijn en aanvullende activiteiten kiezen uit een Taallijn-thema. Ook voor kleuters verschijnt dit schooljaar op de website een serie uitgewerkte, concrete activiteitencycli. De uitgewerkte thema's voor groep 1 en 2 zijn ook bruikbaar in groep 3, zeker in de eerste helft van het schooljaar. Voordat leerkrachten aan de slag kunnen met een thema van de Taallijn, dienen zij eerst een nascholingscursus te volgen. Daarnaast is het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 (Van Elsäcker, Van der Beek, Hillen & Peters, 2006) onmisbaar bij het uitvoeren van een activiteitencyclus. In dit boek staat achtergrondinformatie over de Taallijn, de vijf speerpunten, en de opbouw en uitvoering van een activiteitencyclus. Bij het boek hoort een dvd met video-opnames van diverse activiteiten in groep 1 en 2 (Praktijkvoorbeelden van de Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2). Op de dvd staat tevens een aantal instrumenten dat bruikbaar is bij de uitvoering, zoals een planningsrooster, een checklist om een sterkte/zwakte analyse te maken en een aantal observatieinstrumenten.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 3
De Taallijn in het (speciaal) basisonderwijs Diverse activiteitencycli worden momenteel uitgeprobeerd in een aantal scholen voor het speciaal basisonderwijs. Scholen die interesse hebben in het uitproberen van de Taallijn kunnen contact opnemen met Sardes (030- 2326200). Peuter- en kleutertv De Taallijn werkt samen met het kleuterprogramma Koekeloere en de Vereiniging Openbare Bibliotheken (VOB). Hierdoor is het werken met de activiteitencycli afgestemd op de afleveringen van het programma en ook wordt gebruik gemaakt van dezelfde prentenboeken. Diverse thema’s zoals Hier wonen wij!, Kriebelbeestjes!, Er was eens … en Beweeg je mee? zijn geïntegreerd. Daardoor wordt het gebruik van de Taallijn en het kijken naar Koekeloere nog aantrekkelijker en effectiever.
Sylvia Peters Nijmegen, augustus 2006
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 4
Planningsrooster Mondelinge Taal
Werken aan woordenschat
Beginnende geletterdheid Ouderbetrokkenheid
Ict en multimedia Tijd Vooraf
Week 1 Maandag
Fase en activiteit Speerpunten Voorbereiding Leerkracht bereidt thema voor. Voorbereiden anker: de ontdektocht door de buurt; selecteren kernwoorden bij thema en prentenboek; verzamelen boeken en materialen; voorbereiden gezinsportfolio; voorbereiden stimulerende leeromgeving Leerkracht maakt planning van activiteiten Ouders worden ingelicht over het nieuwe thema en gevraagd te helpen bij bepaalde activiteiten Kinderen helpen met 'schrijven' uitnodiging Fase 1: Introductie Start van het thema: een ontdektocht door de buurt, (digitale) foto's maken In kleine kring digitale foto's van de ontdektocht bekijken op de computer Samen leervragen bedenken bij het anker, deze opschrijven. Lijst uitbreiden gedurende het thema en samen naar antwoorden zoeken Samen beeldwoordenweb maken van het anker
Week 1 Dinsdag
Inrichting van het lokaal bespreken en labels maken Schrijfhoekactiviteiten: verhaal bij foto's maken, eigen huis tekenen, straatnamen schrijven of stempelen of woordkaartjes van kernwoorden maken In gezinsportfolio tekenen of schrijven over ontdektocht De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 5
Week 1 Woensdag
Week 1 Donderdag
Week 1 Vrijdag
Introductie van de ik-tafel, daarna is ik-tafel dagelijkse activiteit In kleine kring werkjes in gezinsportfolio plakken en erover praten Terugblik ontdektocht Fase 2: Interactief voorlezen Pre-teaching: centrale prentenboek Mannetje Jas voorbespreken met zwakste kleuters Interactief voorlezen van het centrale prentenboek in grote kring Samen met kinderen woordmuur maken Herhaald voorlezen met aandacht voor nieuwe woorden Voorlezen met verteltas of –koffer of met verteltafel Gesprek in kleine kring over huizen Kernwoorden schrijven of stempelen Digitaal prentenboek in tweetallen bekijken
Dagelijks
Week 2 Maandag
Week 2 Dinsdag
Werk selecteren voor het gezinsportfolio. Portfolio mee naar huis geven Herhaald voorlezen in de kleine kring met gebruik van wie-waar-wat-picto's Betekenisvolle activiteiten in hoeken met de kernwoorden, zoals tekenen, stempelen, schrijven, taal- en woordspelletjes op de computer, spelen met de voorwerpen van de thematafel of in boekenhoek of luisterhoek lezen of luisteren Fase 3: Werken met verhalen Nieuwe prentenboeken bekijken en voorlezen, overeenkomsten en verschillen met centrale boek bespreken, boekenmuur uitbreiden Eigen huizenboek maken Portfolio's worden teruggebracht: ouderleerkrachtgesprekjes en leerkracht-kindgesprekjes Verhalen luisteren op de computer Versje bekijken en aanleren
Week 2 Woensdag
Routine verhalen vertellen. Leerkracht vertelt eigen verhaal, daarna vertellen kinderen een verhaal Vooruitblik op de volgende fase
Dagelijks
Zelf prentenboeken of informatieve boekjes lezen, liedjes of versjes, naspelen verhalen, verhalen luisteren op computer, schrijfhoekactiviteiten De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 6
Week 2 Donderdag
Week 2 Vrijdag
Fase 4: Werken met leervragen Observaties verwoorden en grafieken maken
Onderzoek op het schoolplein: wat zien we en wat horen we Antwoorden zoeken op leervragen door boekjes, televisie, internet of een deskundige De kleine kring: Een voeldoos in de ontdekhoek Hoorspel: welke geluiden hoor je Werkjes van kinderen op de computer bekijken Een eigen voeldoos maken
Dagelijks
Week 3 Maandag
Dagelijks
Week 3 Dinsdag
Week 3 Woensdag
Werken in hoeken: betekenisvolle lees- en schrijfactiviteiten, rollenspel, verhalen naspelen, digitaal prentenboek, zelf onderzoek doen in onderzoekshoek Thuisonderzoek in de schrijfhoek maken Praten over huizen bouwen door middel van informatieboekjes en fotoboeken Portfoliogesprekjes met kinderen: wat is er thuis ingeplakt? Fase 5: Presentatie/Evaluatie De leerkracht observeert in deze fase dagelijks bij enkele kinderen het gebruik van kernwoorden, het verhaalbegrip en de letterkennis van de kinderen tijdens de activiteiten Werken in hoeken: betekenisvolle lees- en schrijfactiviteiten, onderzoekshoek, themahoeken, rollenspel, verhaal naspelen, digitaal prentenboek, werkbladen zoals Welke letters ken ik al? Samen nadenken over eindpresentatie, bijvoorbeeld tentoonstelling of ik-tafel, samen uitnodiging maken voor de ouders Kernwoorden oefenen met liedjes en versjes over het thema Voorbereiden van de eindpresentatie die samen bedacht is In kleine kring vertellen bij (digitale) foto's
Week 3 Donderdag
Week 3 Vrijdag
In kleine kring verhaal navertellen aan de hand van illustraties of digitaal prentenboek Letters en klanken in kleine kring. Lettermuuractiviteit: Wat hebben we allemaal geleerd? Feestelijke eindpresentatie van het werk met publiek: gezamenlijke afronding van het thema, bijvoorbeeld tijdens de ochtendinloop De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 7
Na afloop
Reflectiegesprek met de kinderen in kleine kring: werk/foto kiezen uit gezinsportfolio en hierover vertellen Eindevaluatie van het thema met de kinderen in grote kring: Wat hebben we geleerd? Wat hebben we samen heel goed gedaan? Wat vond je het leukst? Eindevaluatie Leerkrachten bespreken na wat goed en minder goed liep Verslaglegging en bewaren van materialen voor volgend jaar
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 8
Activiteitencyclus Hier wonen wij! Thema: Anker:
Wonen Een ontdektocht door de buurt
Voorbereiding • • • • • • •
Ouders inlichten Anker voorbereiden: ontdektocht organiseren Woorden selecteren bij thema en prentenboek Boeken en materialen verzamelen Voorbereiden van een gezinsportfolio Planning maken voor activiteiten Stimulerende leeromgeving creëren
Ouders inlichten over het thema 'Hier wonen wij!' De leerkracht geeft een informatiebrief voor de ouders over het thema mee naar huis (bijlage 1). De kinderen 'schrijven' mee aan deze brief, door er hun eerste letter of hun naam op te zetten, of door er iets op te tekenen. Deze brief kan ook een onderdeel van het gezinsportfolio zijn dat later in dit hoofdstuk besproken wordt. In de brief kunnen de ouders worden uitgenodigd om mee te helpen met het verzamelen van materialen bij het thema of te assisteren bij diverse activiteiten.
Voorbereiding van het anker: Ontdektocht in de buurt Het anker voor deze cyclus is een ontdektocht door de buurt. De ouders van alle kinderen worden vooraf geïnformeerd over de ontdektocht en wanneer deze plaatsvindt (zie voorbeeldbrief, bijlage 2). Ook kan de leerkracht in de brief een oproep doen aan ouders om de kinderen te begeleiden tijdens de ontdektocht. De leerkracht kan de brief aan de ouders meegeven met een persoonlijke toevoeging van de leerling. Het kind zet bijvoorbeeld zelf zijn naam of de eerste letter van zijn naam op de brief, of maakt er een tekening bij. Kinderen die dit al kunnen, mogen zelf iets schrijven. De leerkracht ziet erop toe dat datum en tijd van de ontdektocht kloppen. De leerkracht verkent de omgeving vooraf en bepaalt de route. Het begin- en eindpunt van de ontdektocht is de school. De ontdektocht duurt ongeveer drie kwartier en voert langs de huizen van enkele leerlingen, winkels of belangrijke gebouwen in de buurt zoals een postkantoor of een monument. Tijdens de ontdektocht maakt de leerkracht foto's met een digitale camera. De leerkracht kiest uit onderstaande lijst één of meer suggesties: • De leerkracht maakt een routebeschrijving van de ontdektocht en tekent deze ook in op een (kopie van een bestaande) kaart of plattegrond. • De leerkracht maakt een routebeschrijving van de ontdektocht met behulp van pictogrammen of foto's (lantaarnpaal, brug, straatnaambordjes, huisnummers, bloemenwinkel en dergelijke) en kopieert deze zodat de leerlingen mee kunnen 'lezen'. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 9
•
•
•
Tijdens de ontdektocht gaat de klas bij één van de kinderen thuis op bezoek. Er kunnen foto's worden gemaakt van de eigen kamer van het kind, het eigen huis of de tuin, het eigen gezin of de huisdieren van het kind. De ouder van het kind of het kind zelf vertelt over het gezin: hoeveel kinderen zijn er, is er een moeder en een vader, woont er een opa of oma in huis, hebben ze huisdieren en dergelijke. Tijdens de ontdektocht gaat de groep bij een winkel, postkantoor of ander bijzonder gebouw naar binnen. De kinderen mogen dan rondkijken wat er allemaal te zien is en waar ze aan kunnen denken als ze zelf een postkantoor, bakkerij of iets dergelijks na gaan maken in de klas. De leerkracht bedenkt een kleine opdracht voor de kinderen. Suggesties voor opdrachten zijn: let op wat je onderweg ziet, bijvoorbeeld bomen, huizen, tuinhekjes, winkels, verkeersborden, stoplichten, lantaarnpaal, een brug, dieren, auto's, fietsers, wandelaars. Tijdens een verwerkingsopdracht in fase 1 wordt geïnventariseerd wat de kinderen zoal gezien hebben.
Selectie van kernwoorden bij het thema Tijdens het thema komen de kinderen in aanraking met nieuwe woorden. Een aantal kernwoorden bij het thema wordt bewust aangeleerd en geoefend. Bij het samenstellen van de kernwoorden is uitgegaan van de basiswoordenlijst van Kienstra (2003). Er zijn kernwoorden geselecteerd bij het thema en ook bij het prentenboek; beide groepen kernwoorden worden in de verwerkingsopdrachten gebruikt. De leerkracht maakt een keuze uit de kernwoorden; ze kan hierbij gebruik maken van de toetsgegevens van kinderen of eerder gemaakte observaties. Wanneer er in de klas kinderen zijn die deze woorden al kennen is het raadzaam om voor hen aanvullende of moeilijkere woorden te selecteren.
Kernwoorden bij het thema de plaatsnaam, het huis, het dak, het raam, de deur, de tuin, de stoep, de straat, de lantaarnpaal, het stoplicht, het zebrapad, het beeld, de winkel, de bakker, de supermarkt, de bibliotheek, de flat, de boerderij, het rijtjeshuis, het blok huizen, vertrekken, oversteken, wachten, weggaan, verdergaan, wandelen
De leerkracht maakt een selectie uit bovenstaande lijst. Ze selecteert ongeveer vijftien eenvoudige woorden voor de minder taalvaardige leerlingen en vijftien moeilijke kernwoorden voor de meer taalvaardige leerlingen. Natuurlijk kan er overlap tussen beide lijsten zijn. Aan het begin van de cyclus is het doel dat de kinderen de geselecteerde woorden receptief (passief) beheersen. Aan het einde van de cyclus moeten ze de meeste kernwoorden ook productief (actief) beheersen. Selectie van kernwoorden bij het prentenboek Bij het thema Hier wonen wij! wordt het prentenboek Mannetje Jas van Sieb Posthuma (2006) gebruikt. In de onderstaande lijst wordt een aantal kernwoorden uit het prentenboek gegeven. Dit zijn vooral die woorden die belangrijk zijn voor het begrip van het verhaal.
Kernwoorden bij het prentenboek roodgloeiend, de kachel, bibberen, het bezoek, stikheet, klappertanden, koukleumen, kil (killer), buiten, rillen(d), de trui, de winkel, de stad, de jas, beven(d), de verkoopster, de De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 10
markt, de deken, de kleermaker, zijn ogen uitkijken, verkleumd, de deuropening, de kraag, binnen, de krant, bewonderen, de vrachtwagen, tevoorschijn komen, verbazen (de verbazing), verhuizen (de verhuizing), de mouw, de zweetdruppel, kletsen, de deur, thuis, de kapstok
De leerkracht selecteert uit bovenstaande lijst welke woorden zij wil behandelen en houdt daarbij rekening met het taalniveau van de kinderen. Evenals bij de themawoorden, maakt ze zowel voor de minder taalvaardige als voor de meer taalvaardige kinderen een lijst met ongeveer vijftien kernwoorden. Er kan weer overlap tussen beide lijsten zijn. Koekeloere In het schooljaar 2006/2007 is er een samenwerking tussen de Taallijn en het kleuterprogramma 'Koekeloere'. Het thema Hier wonen wij! is uitgewerkt in een aflevering van het programma. Verder is er in het televisieprogramma een digitale versie te zien van het prentenboek Mannetje Jas. De uitzendingen rondom het thema Hier wonen wij! zijn op 6 en 13 november 2006. Voor meer informatie zie www.schooltv.nl/koekeloere. Boeken verzamelen De leerkracht informeert bij de bibliotheek naar de mogelijkheden voor het lenen van een leskist. In deze leskist kunnen aan het thema verwante boeken, maar ook speel- en leermaterialen zitten. De leerkracht verzamelt zelf ook prentenboeken en informatieboeken over het thema. Ook de kinderen zoeken boeken bij het thema; dit wordt tijdens fase 1 met hen besproken. In bijlage 3 zijn suggesties opgenomen voor prentenboeken, informatieve boeken en boeken voor kinderen die zelf al kunnen lezen. Materialen verzamelen De leerkracht verzamelt verschillende foto's, afbeeldingen, concrete voorwerpen en materialen die bij het thema en het centrale prentenboek horen voor de thematafel, fototafel/fotowand of boekenmuur. Bij de voorwerpen worden woordlabels opgehangen. Ict De leerkracht maakt een digitale versie van het prentenboek. Een stappenplan van het maken van een digitaal prentenboek staat in het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 (Van Elsäcker, Van der Beek, Hillen & Peters, 2006) en op de website www.detaallijn.nl. De leerkracht maakt veel digitale foto’s, die in diverse activiteiten worden gebruikt. Daarnaast wordt in de klas zo veel mogelijk gebruik gemaakt van het digitaal schoolbord, mits dit aanwezig is op school.
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 11 Snoeppapiertjes Gezinsportfolio Voor alle kinderen komt er een eigen gezinsportfolio. De leerkracht kan hiervoor het bijgevoegde voorbeeld van een gezinsportfolio gebruiken (bijlage 4) of een eigen versie maken. Als de leerkracht of de school al werkt met een gezinsportfolio is het beter de eigen versie te gebruiken. Als scholen nog geen ervaring hebben opgedaan met een gezinsportfolio, is het voorgedrukte gezinsportfolio een goed hulpmiddel om mee te beginnen. De kinderen verzamelen gedurende het thema een aantal werkjes in het gezinsportfolio. In het gezinsportfolio uit de bijlage is op enkele bladzijdes al voorgedrukt wat de bedoeling is. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 11
Woordenmap De leerkracht kan tijdens het thema per kind een woordenmap aanleggen. In deze map worden de kernwoorden genoteerd die het kind actief gebruikt tijdens gesprekken en speelleersituaties. Planning maken voor activiteiten De leerkracht selecteert verwerkingsactiviteiten voor de speerpunten waaraan zij gedurende de cyclus aandacht wil besteden. Het planningsrooster kan een hulpmiddel bij de planning zijn. Stimulerende leeromgeving creëren De leerkracht denkt erover na hoe het lokaal kan worden ingericht in de sfeer van het thema. Dit hoeft niet allemaal van tevoren te gebeuren. Het inrichten van het lokaal is ook een verwerkingsactiviteit voor de kinderen. Door samen met de kinderen over het inrichten te praten, en daarna samen het lokaal in te richten, wordt de betrokkenheid bij het thema vergroot. Tijdens de duur van het thema komen er steeds meer werkjes bij, waardoor het lokaal stapsgewijs ingericht wordt in de sfeer van het thema. Hoofdstuk 9 van het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 heeft betrekking op de inrichting van de leeromgeving. Hierin staan veel tips over plekjes in het lokaal, zoals een leeshoek, een boekenmuur, een woordmuur, een lettermuur, een thematafel, een computerhoek, een schrijfhoek of een ontdekhoek. Hieronder staan enkele concrete tips voor het inrichten van het lokaal bij het thema Hier wonen wij! Tips voor het inrichten van het lokaal bij het thema Hier wonen wij!: • Een schrijfhoek met verschillende schrijfmaterialen. In de schrijfhoek kunnen de kinderen bijvoorbeeld brieven of uitnodigingen schrijven voor de ouders of straatnamen en nummers naschrijven. • In de bouwhoek: foto's, plattegronden en boeken over verschillende soorten huizen die kinderen na kunnen bouwen. De kinderen kunnen hier op verschillende manieren metselen, bijvoorbeeld door van bloem en water specie te maken. • Een stad bouwen. Als basis om een stad, wijk of dorp na te bouwen kan een vloerkleed ('stratenkleed') gebruikt worden. Huizen, bruggen, tunneltjes en dergelijke kunnen worden geknutseld. Mensen en dieren kunnen zelf worden gemaakt of er worden bestaande materialen (poppetjes van playmobil, trein) gebruikt. De stad wordt steeds verder uitgebreid, vooral ook door eigen ideeën van de kinderen.
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 7 Huisje bouwen •
•
Een ontdekhoek met bijvoorbeeld grote vellen papier met de omtrek van een huis, waarop de kinderen de verschillende kamers kunnen 'vullen' met tekeningen, plaatjes of foto's. Hier kan ook een tabel hangen, waarop de namen van alle kinderen uit de groep staan met daarachter de straat en het huisnummer. De foto's van de kinderen en van de straatnaambordjes en de huizen die tijdens de ontdektocht gemaakt zijn, kunnen erbij geplakt worden. De huishoek: deze hoek wordt aangepast aan de ontdektocht. Welke winkel of welk gebouw hebben de kinderen tijdens de ontdektocht gezien? Een postkantoor, bibliotheek of supermarkt? Suggesties voor geletterde spelmogelijkheden staan in onderstaand kader.
Voorbeelden voor activiteiten in de huishoek •
Postkantoor: een loket waar kaarten gemaakt en verkocht worden, enveloppen maken, pakjes wegen, postzegels verkopen, adressen opzoeken De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 12
• • • •
Supermarkt: kassa, prijskaartjes maken, bonnetjes maken, de naam van de winkel bedenken, boodschappenlijstjes maken Bakker: recepten maken, boodschappenlijstjes, bonnetjes, bestellingen opnemen, betalen Restaurant: menu maken, bestelling opnemen, koken volgens recept, afrekenen Bibliotheek: boeken ordenen, lenerspasjes maken, aanbiedingen, nieuwe boeken, kaartenbak met de aanwezige boeken maken
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 13
Fase 1
Introductie
Anker Een ontdektocht in de buurt Verwerkingsactiviteiten 1. Foto's bekijken op computer 2. Samen leervragen opstellen 3. Beeldwoordenweb maken 4. De inrichting van het lokaal 5. Schrijfhoekactiviteiten 6. Gezinsportfolio: ontdektocht 7. Ik-tafel 8. Gezinsportfolio: inplakken van werkjes 9. Terugblik
Anker Een ontdektocht in de buurt De leerkracht vertelt aan de kinderen dat ze een ontdektocht gaan maken. Aan de hand van de routebeschrijving of de kaart wordt de ontdektocht gemaakt. Als er een eenvoudige beschrijving gemaakt is met picto's, kunnen de kinderen een kopie krijgen en meekijken waar ze moeten lopen. De leerkracht leest de routebeschrijving steeds voor en geeft er uitleg bij, bijvoorbeeld: 'We gaan bij dat verkeersbord, na de volgende lantaarnpaal, linksaf, naar de Kastanjelaan.' De leerkracht wijst de kinderen op de straatnaamborden en verkeersborden en leest voor wat er op staat. Onderweg kunnen de kinderen suggesties geven voor foto’s. De leerkracht maakt foto's van de straat waarin leerlingen wonen, met daarop duidelijk herkenbaar het huis van de kinderen. Ook maakt de leerkracht foto’s van straatnaamborden en van de naambordjes op de huizen van kinderen. Daarnaast kunnen er foto's worden gemaakt van opvallende gebouwen zoals winkels of het postkantoor of van een pleintje, een heel grote boom of een mooi tuinhek. De foto's kunnen later worden gebruikt voor allerlei doeleinden: een fotoshow op de computer, foto's op de fotomuur, foto's op de tabel met namen en adressen van de kinderen, foto's op de woordmuur bij de kernwoorden en dergelijke. De leerkracht probeert zo veel mogelijk afbeeldingen van de kernwoorden op de foto te zetten. Ook probeert ze er zo veel mogelijk kinderen bij te zetten, zodat de foto's betekenisvoller worden.
Hier wonen wij! Prinsehaghe, fragment 1 Een ontdektocht
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 14
Verwerkingsactiviteiten 1. Foto's bekijken op de computer In kleine groepjes bekijken de kinderen de foto's op de computer. Als de foto’s in een PowerPoint presentatie worden gezet, kunnen er eventueel geluiden worden bijgevoegd. Er vindt een interactief gesprek in de kleine kring plaats over wat er op de foto’s te zien is. Inleidende vragen die de leerkracht kan stellen zijn: Wat zie je hier? Herken je de straat/huizen? Waar is het? Kom je hier wel eens? Vertel er eens over? De leerkracht probeert hierbij zo veel mogelijk op een natuurlijke manier gebruik te maken van de kernwoorden.
Hier wonen wij! Prinsehaghe, fragment 2 Het huis 2. Samen leervragen opstellen De ontdektocht heeft de kinderen aan het denken gezet en ze komen met allerlei vragen: Waarom is er soms een stoplicht/zebrapad/verkeersbord, en soms niet? Hoe gaat een brug open? Wie bedenkt de namen van de straten? De leerkracht schrijft alle vragen op in een schrift of op een flap. De lijst met vragen wordt steeds aangevuld. Als kinderen een antwoord weten, wordt dat erbij gezet. De leerkracht stimuleert de kinderen tot het stellen van vragen en het zoeken naar antwoorden. De vragen die nog niet beantwoord zijn, komen in fase 4 terug. 3. Beeldwoordenweb maken Een aantal foto's van de ontdektocht is uitgeprint, bij voorkeur in kleur. De leerkracht inventariseert met behulp van een beeldwoordenweb wat de kinderen onderweg gezien hebben. Dit wordt geschreven op een grote flap of op het bord, met pictogrammen erbij of foto's van de ontdektocht. Zo kunnen kinderen 'lezen' wat er staat. De leerkracht biedt de kernwoorden die niet genoemd zijn zelf aan. Nadat alle woorden zijn geïnventariseerd is het mogelijk om ze in categorieën te verdelen, bijvoorbeeld familie, huisdieren, geluiden en dergelijke. De groepen woorden kunnen worden omcirkeld met behulp van kleuren. Deze activiteit kan ook worden uitgevoerd op een digitaal schoolbord. 4. De inrichting van het lokaal Met een klein groepje kinderen praat de leerkracht over de inrichting van het klaslokaal. De leerkracht laat de kinderen meedenken over de inrichting van een hoek of de thematafel. Om het gesprek op gang te brengen, kan zij enkele open vragen stellen of suggesties geven: • Waar denken we aan als we aan de ontdektocht denken? • Wat was er leuk of minder leuk? • Hoe zag het postkantoor/de supermarkt er ook alweer uit? • Welke hoeken in de klas kunnen we veranderen? Wat hebben we daarvoor nodig? • Hoe moet de thematafel eruit zien? Welke spullen hebben we dan nodig? Het lokaal wordt ingericht in de sfeer van de ontdektocht, er komt bijvoorbeeld een supermarkt of een postkantoor. Op de thematafel kunnen boeken komen over het onderwerp en de foto’s van de wandeling. De kinderen kunnen ook zelf foto's en spullen verzamelen. Bij alle foto’s komen labels met het onderwerp en de naam van degene op de foto, bijvoorbeeld 'huis van Niels'. 5. Schrijfhoekactiviteiten De leerkracht kiest enkele van onderstaande activiteiten om uit te voeren in de schrijfhoek. Introductie ervan vindt plaats in de grote kring of in de schrijfhoek. • De kinderen schrijven of tekenen een eigen verhaal bij één van de foto's van de thematafel. De kinderen kiezen zelf een foto of plaatje uit en tekenen hier iets over. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 15
• • •
Kinderen tekenen hun eigen huis. De kinderen schrijven of stempelen hun eigen straatnaam na. De leerkracht zorgt dat er een lijst hangt met alle namen van de kinderen en hun straatnaam erachter. De kinderen maken woordkaartjes van de kernwoorden voor de woordmuur. De kinderen tekenen de plaatjes er zelf bij.
Hier wonen wij! Prinsehaghe, fragment 3 De b van boerderij 6. Gezinsportfolio: ontdektocht Kinderen tekenen of schrijven in het gezinsportfolio over de ontdektocht. Ze kunnen ook op een los blaadje tekenen of schrijven, dat later ingeplakt wordt. Ze tekenen wat ze gezien hebben en wat ze gedaan hebben. De leerkracht helpt hen op weg door vragen als: • Wat heb je gezien? • Wie zijn we tegengekomen? • Wat vond je het leukst van de ontdektocht? 7. Ik-tafel De ik-tafel wordt geïntroduceerd. De leerkracht neemt een aantal persoonlijke spullen mee, zoals foto’s van haar huis of familie, een knuffel, een muziekinstrument, een beeldje en dergelijke. Dit zet zij neer op een speciale tafel, de ik-tafel. Nadat alles is uitgestald mogen de kinderen er naar komen kijken. In de kring vertelt de leerkracht iets over de meegebrachte spullen: waarom zij juist dit heeft gekozen, wat je ermee kunt doen en waar het vandaan komt. Daarna vraagt zij wie er 's middags of de volgende dag iets mee zou willen nemen. Per toerbeurt kunnen alle kinderen een keer hun spullen laten zien. De leerkracht let erop dat kinderen ruim de tijd krijgen om alles op een tafeltje uit te stallen. Dit kan zowel in de grote als in de kleine kring. De leerkracht helpt kinderen bij het presenteren, als ze vastlopen of als ze niet uit zichzelf vertellen. Vragen die zij kan stellen zijn: • Vertel eens wat dat is? Heb je het gekregen of gekocht? • Wie staat er op de foto? • Hoe ziet je kamer eruit?
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 1 De ik-tafel 8. Gezinsportfolio: inplakken van werkjes In de kleine kring bekijkt de leerkracht met enkele kinderen de werkjes die ze tot nu toe hebben gemaakt. Ze bespreekt met de kinderen welke werkjes ze willen inplakken in hun gezinsportfolio. De leerkracht zorgt ervoor dat tijdens het gesprek aandacht is voor zowel het product als het proces. Als kinderen niet uit zichzelf vertellen, kan zij bijvoorbeeld vragen: • Vertel eens, wat heb je gemaakt? • Hoe heb je het gedaan/gemaakt? • Op welk werkje ben je trots? Waarom zou je dit werkje in willen plakken? 9. Terugblik De leerkracht reflecteert samen met de kinderen op de werkjes die zij gemaakt hebben. Alle werkjes worden in de kring gelegd en enkele worden besproken. De leerkracht zorgt ervoor dat tijdens het gesprek aandacht is voor zowel het product als het proces. Vragen die zij kan stellen zijn: • Vertel eens, wat heb je gedaan? • Hoe heb je het aangepakt? Wat heb je eerst gedaan, en toen …? • Ik zie hier … • Wat vond je ervan om dit te doen? De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 16
Fase 2
Interactief voorlezen
In deze fase komen de kinderen door het prentenboek tot meer verdieping, meer verdieping in de vorm van woordenschat behorende bij het anker en meer verdieping door een andere invalshoek dan de foto's. Interactief voorlezen is een belangrijk onderdeel van deze fase. De leerkracht start deze fase met het introduceren van het prentenboek en de bijbehorende kernwoorden aan de taalzwakke kinderen (preteaching). Bij het voorlezen in de grote kring zullen deze kinderen van de voorkennis profiteren.
Startactiviteiten Pre-teaching: introductie prentenboek in de kleine kring Introductie prentenboek in grote groep Verwerkingsactiviteiten 1. Woordmuur 2. Tweede keer lezen: wie-waar-wat-picto’s 3. Derde keer voorlezen 4a. Voorlezen met verteltas of –koffer 4b. Voorlezen met verteltafel 5. Gesprek in kleine kring: huizen 6. Kernwoorden schrijven of stempelen 7. Boekenhoek/Luisterhoek 8. Digitaal prentenboek 9. Zelf het verhaal navertellen 10. Portfoliogesprek: terugblik
Startactiviteiten Prentenboek voorlezen Mannetje Jas Sieb Posthuma (2006) Inhoud: Mannetje Jas heeft het altijd koud en blijft daarom veel binnen in zijn huis bij de kachel zitten. Maar op een dag heeft hij er genoeg van en gaat naar de stad. Daar koopt hij een heleboel jassen die hij allemaal aantrekt. Hij heeft zoveel jassen aan dat hij niet meer in zijn huis past. Hij gaat daarom in zijn jassenhuis wonen.
Kernwoorden bij het prentenboek roodgloeiend, de kachel, bibberen, het bezoek, stikheet, klappertanden, koukleumen, kil (killer), buiten, rillend, de trui, de winkel, de stad, de jas, beven(d), de winkel, de verkoopster, de jassenwinkel, de markt, de deken, de kleermaker, je ogen uitkijken, verkleumd, de deuropening, de kraag, binnen, de krant, bewonderen, de vrachtwagen, tevoorschijn, verbazen (verbazing), de verhuizing, de mouw, de zweetdruppel, kletsen, de deur, thuis, de kapstok
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 17
Een ander prentenboek dat bij dit thema gebruikt kan worden is Klein-mannetje heeft geen huis van Max Velthuijs. Startactiviteiten in de kleine kring Pre-teaching: de leerkracht kiest een introductie uit de volgende suggesties 1. Prentenboek verkennen in de kleine kring 2. Prentenboek vertellen in de eigen taal Introductie 1: Prentenboek verkennen in de kleine kring De leerkracht verkent het prentenboek Mannetje Jas in de kleine kring met de minst taalvaardige kinderen: ze bekijken samen de voor- en achterkant en de illustraties en ze bespreken de kernwoorden. De leerkracht zorgt dat er ruimte is voor reactie en interactie. Ze leest het prentenboek nog niet voor, maar bekijkt de platen en bespreekt met de kinderen wat er te zien is. Ze laat voorwerpen bij de kernwoorden zien om de kernwoorden te visualiseren, zoals een jas of een foto van een kachel. Ook kan ze enkele kernwoorden voordoen, zoals de begrippen verbazen of bewonderen.
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 2 Het huis van Klein-Mannetje Introductie 2: Prentenboek vertellen in de eigen taal (Kleuterlezen) Een leerling van groep 6, 7, of 8 vertelt het verhaal van Mannetje Jas in de moedertaal aan een groepje van één tot drie kinderen. Hij/zij gaat daarbij in op moeilijke woorden en begrippen en controleert of de kinderen het verhaal in de moedertaal begrijpen. De leerkracht van groep 1 en 2 of de eigen leerkracht van de ‘voorlezer’ geeft de kinderen tips mee, bijvoorbeeld:
Prentenboek vertellen in moedertaal 1. 2. 3. 4.
Zorg dat je het verhaal goed kent, schrijf het eventueel in je eigen woorden, in je moedertaal op. Ga zo zitten dat de kleuter goed mee kan kijken. Vertel het verhaal spannend en praat met de kleuters over de plaatjes. Vraag aan het eind: 'Welke bladzijde vond jij het leukst?' Zoek deze bladzijde samen op en praat erover.
Startactiviteit in de grote groep Introductie prentenboek in de grote groep De leerkracht introduceert het prentenboek Mannetje Jas in de grote groep. Zij bespreekt de voorkant en achterkant met de kinderen. Bij het bespreken van de voorkant laat zij de kinderen voorspellen wat er gebeurt aan de hand van de volgende vragen: • Waar denken jullie dat het verhaal over gaat? • Waarom denk je dat? Met behulp van pictogrammen kan de leerkracht opschrijven wat de kinderen hebben voorspeld. Op een later moment kan ze erop terugkomen of deze voorspellingen kloppen. Daarna leest de leerkracht het verhaal letterlijk voor. Tijdens voorlezen verduidelijkt ze de kernwoorden die ze heeft gekozen door middel van uitbeelden (met behulp van concrete voorwerpen, illustraties of foto's, of door voordoen) of uitleggen. Tijdens het voorlezen geeft de leerkracht de kinderen steeds de ruimte om te reageren op het verhaal of op de prenten. Ook stimuleert zij de kinderen om op elkaar te reageren. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 18
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 2 Het huis van Klein-Mannetje
Verwerkingsactiviteiten 1. Woordmuur De leerkracht heeft van tevoren de kernwoorden op stroken papier gezet. Samen met de kinderen gaat ze na welke woorden in het verhaal voorkomen. De kinderen maken op losse kaartjes tekeningen of picto's van deze woorden. Daarna worden alle woordstroken en tekeningen of picto's uitgestald. Samen met de leerkracht zoeken de kinderen de woorden en picto's bij elkaar en hangen ze op de woordmuur. Zo kunnen de leerlingen de woorden steeds zien. 2. Tweede keer lezen: wie-waar-wat-picto's De volgende dag leest de leerkracht het boek een tweede keer voor. Ze gaat eerst op de volgende vragen in om het verhaal terug te halen: • Over wie gaat het verhaal? • Waar speelt het verhaal zich af? • Wat gebeurt er in het verhaal? Wat is het probleem? De leerkracht schrijft de antwoorden kort op een flap, met behulp van picto's: Wie Waar Wat ? Als de kinderen iets niet meer zeker weten zegt de leerkracht dat zij het verhaal nog een keer gaat voorlezen en de antwoorden daarna achter de picto's zal opschrijven. Nadat het boek de tweede keer is voorgelezen, bespreekt de leerkracht het probleem in het boek en praat er samen met de kinderen over hoe dit opgelost werd.
Hier wonen wij! Prinsehaghe, fragment 4 Klein-Mannetje 3. Derde keer voorlezen In de dagen erna leest de leerkracht het verhaal nogmaals voor in de kleine kring. Zij besteedt extra aandacht aan de 'nieuwe' woorden. De leerkracht vraagt de kinderen of ze weten wat een woord betekent. Zo krijgt ze een indruk of de kinderen de woorden receptief beheersen. Tijdens het lezen stelt de leerkracht enkele voorspellende vragen, zoals: • Wat gebeurt er nu ook alweer? • Waarom past Mannetje Jas niet meer in zijn huis? 4a. Voorlezen met verteltas of -koffer De leerkracht zoekt van te voren enkele voorwerpen uit het boek bij elkaar en stopt deze samen met het prentenboek in een tas of koffer. De kinderen mogen raden wat er in de tas zit. Eén voor één haalt de leerkracht de voorwerpen op spannende wijze tevoorschijn en zet ze neer op de verteltafel. Tijdens het voorlezen mogen de kinderen de voorwerpen gebruiken om het verhaal mee te spelen. Als variatie is het bij dit prentenboek ook leuk om in plaats van een tas of koffer een jas met veel zakken te gebruiken waar alle materialen uitkomen. 4b. Voorlezen met verteltafel Op de verteltafel worden alle voorwerpen en figuren die bij het verhaal horen uitgestald. De hoofdpersonen uit het boek, zoals Mannetje Jas en Vrouwtje Jas kunnen gemaakt De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 19
worden van toiletrolletjes of playmobil. De takelwagen gemaakt worden van bouwmateriaal. Als alles op een verteltafel staat, leest de leerkracht het verhaal voor, en kunnen de kinderen met het boek en de materialen het verhaal naspelen. Ook kunnen ze eigen varianten op het verhaal bedenken. De leerkracht schrijft in haar woordenmap welke woorden de kinderen actief gebruiken.
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 3 Lezen over mannetje en vrouwtje 5. Gesprek in kleine kring: huizen De leerkracht voert een gesprek met een klein groepje kinderen over de huizen van Mannetje Jas met behulp van de tekeningen of kopieën uit het boek. Eventueel hebben de kinderen het huis van Mannetje Jas ook in de bouwhoek kunnen nabouwen. De leerkracht stelt vragen als: Waar had Mannetje Jas nog meer in kunnen gaan wonen? De kernwoorden van het thema en van het boek worden zo nogmaals herhaald. 6. Kernwoorden schrijven of stempelen De kinderen kunnen de kernwoorden uit het boek nastempelen, naschrijven of tekenen. Ze gebruiken daarbij de voorbeelden van de kernwoorden op de woordmuur. De bladzijdes uit het prentenboek worden gekopieerd. De kinderen knippen woorden uit de tekst en plakken die bij de plaatjes of bij zelf gemaakte tekeningen van Mannetje Jas. Ze mogen er ook zelf woorden of letters bijschrijven.
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 5 Mama 7. Boekenhoek/luisterhoek In de boekenhoek liggen verschillende boeken die te maken hebben met het thema. In de luisterhoek staat een bandrecorder met een cassettebandje waarop het prentenboek van Mannetje Jas is voorgelezen. De kinderen kijken zelf mee in het boek. In de boekenhoek kunnen kinderen zelf andere boeken bekijken en 'lezen' die met het thema te maken hebben. De leerkracht gaat er regelmatig bij zitten en leest het boek met de kinderen mee. Vragen die de leerkracht kan stellen zijn: • Wat ben je aan het lezen? • Wat gebeurt er in het boek denk je? • Welke bladzijde vind je het mooist? • Lees jij een stukje aan mij voor? 8. Digitaal prentenboek De leerkracht heeft van het prentenboek van Mannetje Jas een digitale versie gemaakt in PowerPoint. De kinderen bekijken en beluisteren in twee- of drietallen het digitale prentenboek op de computer, al dan niet onder begeleiding. (NB Het maken van een digitaal prentenboek is toegestaan voor eigen gebruik, maar mag niet op grotere schaal verspreid worden zonder auteursrechten te betalen.)
Hier wonen wij! Prinsehaghe, fragment 5 Een ander huis zoeken 9. Zelf het verhaal navertellen De leerkracht maakt kopieën van acht à tien pagina's uit het boek. De kinderen leggen in tweetallen de gekopieerde platen uit het verhaal in de goede volgorde en vertellen in de grote kring zelf het verhaal. Als deze activiteit nog moeilijk is, kan de leerkracht dit eerst voordoen in de grote kring. Na afloop kunnen de platen in de goede volgorde op de boekenmuur gehangen worden. De leerkracht komt hier af en toe op terug en vraagt de kinderen dan wat ze op de muur zien. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 20
10. Portfoliogesprek: terugblik In de kleine kring bekijkt de leerkracht met enkele kinderen hun zelfgemaakte producten en bespreekt deze. Ze bespreken ook elkaars werk. Enkele dingen worden ingeplakt in het portfolio. Vragen die de leerkracht kan stellen zijn: • Wat vond je moeilijk of makkelijk aan dit werkje? • Waarom zullen we deze inplakken? • Wat vind je van het werkje van …? De kinderen mogen hun porfolio's nu mee naar huis nemen. De leerkracht spreekt met de ouders af wanneer de kinderen de portfolio's weer mee naar school moeten nemen.
Hier wonen wij! De meiboom, fragment 8 Op de schommel
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 21
Fase 3
Werken met verhalen
In deze fase staan verhaallijnen van verschillende boeken centraal. De leerkracht leest nieuwe boeken voor en kinderen maken zelf verhalen, waarin ze de kernwoorden op een actieve wijze gebruiken. Plezier beleven aan verhalen in boeken staat voorop in deze fase.
Startactiviteit Voorlezen nieuwe prentenboeken Verwerkingsactiviteiten 1. Een eigen huizenboek 2. Gesprek met de ouders 3. Verhalen op de computer 4. Portfoliogesprek 5. Versje 6. Verhalen vertellen 7. Vooruitblik
Startactiviteit Voorlezen nieuwe prentenboeken De leerkracht introduceert vanuit de boekenhoek verschillende boeken die met het thema te maken hebben (zie bijlage 3). Samen met de kinderen wordt er een boek uitgekozen. Dit boek wordt voorbesproken, de kaft wordt bekeken en de leerkracht leest het interactief voor. Dit kan een verhalend boek, een prentenboek of een informatief boek zijn. Daarna kunnen de verschillen en overeenkomsten worden besproken tussen dit boek en het boek van Mannetje Jas. In de komende dagen kunnen op deze manier verschillende verhalende prentenboeken of informatieve boeken worden voorgelezen, waarbij steeds relaties gezocht worden met het centrale prentenboek van Mannetje Jas.
Verwerkingsactiviteiten 1. Een eigen huizenboek De leerkracht kiest een activiteit uit de volgende drie suggesties. Zij houdt in een kleine kring een gesprek met een aantal kinderen over huizen zoals het huis van Mannetje Jas, het jassenhuis en huizen van de wandeling. Ze vraagt bijvoorbeeld aan de kinderen Welke huizen kennen jullie al? Hoe zouden die gebouwd zijn? De leerkracht zorgt dat zij verschillende informatieboekjes over dit thema klaar heeft liggen (zie bijlage 3) en bespreekt deze met de kinderen. a. De kinderen mogen een huis uitzoeken en daar een boekje van maken. De leerkracht kopieert een plaatje van het huis uit een boek of tijdschrift. Op elke bladzijde in het boekje staat iets anders over het huis, bijvoorbeeld: • Hoe ziet het huis eruit? • Hoe is het gebouwd? De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 22
• Wie wonen er in het huis? De leerkracht schrijft de informatie die het kind vertelt erbij. b. De kinderen tekenen over huizen van dieren, bijvoorbeeld het hol van een mol, of het huis van een slak. Hiervoor bekijken ze informatieve boeken over dit onderwerp (zie bijlage 3).
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 6 Mijn eigen boek 2. Gesprek met de ouders Als de kinderen hun gezinsportfolio weer mee terug naar school nemen, grijpt de leerkracht waar mogelijk de gelegenheid om met de ouders over de werkjes in het portfolio te praten. 3. Verhalen op de computer Kinderen luisteren naar het verhaal 'verstoppertje spelen' op www.zappflat.nl. 4. Portfoliogesprek In de kleine kring bekijkt de leerkracht met enkele kinderen hun zelfgemaakte producten en bespreekt deze. Ook nu kan er weer iets ingeplakt worden in het portfolio. Vragen die de leerkracht kan stellen zijn: • Wat vond je moeilijk of makkelijk aan dit werkje? • Waarom zullen we deze inplakken? • Weet je nog wat papa/mama hier ingeplakt of geschreven heeft? • Wat vind je van het werkje van …? 5. Versje De leerkracht biedt het versje 'De Slakjes' aan, uit Het grote versjesboek van Busser, Schröder en van der Steen. Het versje staat uitgeschreven op het bord of op een flap met picto’s erbij zodat de leerlingen mee kunnen 'lezen'. De leerkracht wijst aan terwijl zij het versje hardop leest. De Slakjes Twee kleine slakjes Hielden van elkaar Ze gingen samen trouwen Toen werden ze een paar Ze hebben snel hun huisjes Op elkaar gezet Nu wonen ze gezellig Samen in een flat. Daarna kijkt de leerkracht samen met de kinderen naar een bepaalde letter, bijvoorbeeld de letter s van slakjes. Ze vraagt aan de kinderen hoe vaak ze de letter s herkennen. De kinderen zoeken in de tekst nog meer woorden waar een s instaat en mogen deze omcirkelen met een gekleurde stift. Kennen de kinderen nog meer woorden die met een s beginnen? En kunnen de kinderen de s herkennen op de lettermuur? Welk woord met een s kunnen ze erbij zetten? Een kind mag het woord schrijven en een ander kind tekent de picto erbij. Dit woordkaartje komt bij de letter s op de lettermuur.
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 4 Vakjes voor de letters
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 23
6. Verhalen vertellen De leerkracht vertelt in de kleine kring een verhaal. Ze maakt een ritueel van het verhalen vertellen: ze neemt bijvoorbeeld plaats op een vertelstoel, zet een vertelhoed op, gebruikt een microfoon of richt een spot op de vertelplek. Zij vertelt een verhaal dat echt is gebeurd. Dit kan een persoonlijk verhaal zijn, een familieverhaal of een verhaal dat zij gehoord heeft van anderen. Het verhaal sluit zo veel mogelijk aan bij het thema. Zij vertelt bijvoorbeeld over hoe zij naar huis ging en wat er onderweg gebeurde. Mogelijke onderwerpen zijn: • Ze zag een gewond vogeltje en belde de dierenambulance • Er was niemand thuis, dus ze kon niet naar binnen • Het hele huis lag overhoop want de hond had gespeeld Nadat de leerkracht het verhaal heeft verteld, is het de beurt aan één van de kinderen. Het kind neemt op de vertelstoel plaats en vertelt een verhaal over iets dat hij heeft meegemaakt of gehoord. Als het kind klaar is met het verhaal, bespreekt de leerkracht het verhaal na. Zij betrekt de andere kinderen bij het nabespreken door bijvoorbeeld de volgende vragen te stellen: Wat gebeurde er eerst? En toen? Vond 'de verteller' het leuk wat er gebeurde? Wat vonden jullie ervan? Hebben jullie ook wel eens zoiets meegemaakt? Vertel er eens over! Aan deze activiteit moeten de kinderen een tijdje wennen voordat zij zelf een echt verhaal durven te vertellen. Het verdient daarom de voorkeur om het verhalen vertellen op geregelde tijden uit te voeren. 7. Vooruitblik De leerkracht voert een reflectiegesprek met de kinderen. Reflectiegesprekken zijn niet alleen bedoeld om terug te kijken, maar zijn ook geschikt om vooruit te blikken. Mogelijke vragen die de leerkracht kan stellen zijn: • Vertel eens, wat heb je deze week gedaan? • Wat heb je deze week geleerd? • Wat wil je nog meer te weten komen? • Wat zou je nog leuk vinden om te doen?
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 24
Fase 4
Werken met leervragen
In deze fase voeren de leerlingen verschillende onderzoeken uit aan de hand van leervragen. De moeilijkheidsgraad van deze activiteiten varieert. Het doel van deze fase is het uitbreiden en verdiepen van het thema, van de woordenschat en van de kennis van de wereld. Door de kernwoorden in een andere context te gebruiken zullen de kinderen een beter begrip krijgen van de woorden, ze beter onthouden en meer actief gaan gebruiken.
Startactiviteit Grafieken maken Verwerkingsactiviteiten 1. Onderzoek op het schoolplein 2. Antwoorden op leervragen zoeken 3. Voeldozen in de ontdekhoek 4. Hoorspel 5. Werkjes digitaal 6. Eigen voeldoos 7. Thuisonderzoek 8. Huizen 9. Portfoliogesprek: wat hebben de ouders ingeplakt?
Startactiviteit Grafieken maken De leerkracht bespreekt met behulp van de foto's, het beeldwoordenweb en de tekeningen van de kinderen de ontdektocht uit fase 1 nogmaals met de kinderen. Ze praten over wat ze gezien en gehoord hebben en of ze nog weten waar dat was. Alle kinderen krijgen een gekleurd kaartje. De leerkracht vraagt bijvoorbeeld: Wat vond je tijdens de ontdektocht het allerleukst? Teken op dat kaartje iets dat je toen gezien hebt of iets dat je leuk vond. Besproken wordt wat de kinderen op de kaartjes hebben getekend. De leerkracht schrijft de woorden erbij en de naam van het kind. Dan worden de kaartjes allemaal bij elkaar gelegd. Samen kijken de leerkracht en de kinderen of er ook kaartjes hetzelfde zijn. Op een flap of digitaal schoolbord schrijft de leerkracht: 'Onze ontdektocht'. Daaronder tekent ze een grafiek (zie voorbeeld hieronder). In de grafiek komen de namen van de dingen, mensen of gebouwen die de kinderen genoemd hebben. De kinderen die een kaartje van het postkantoor hebben gemaakt mogen dat gekleurde kaartje in het lege vakje boven het woord postkantoor hangen. Zo mag iedereen zijn kaartje op de juiste plek ophangen. Als de grafiek klaar is, is in één oogopslag te zien wat de meeste kinderen het leukst vonden. Dit wordt gezamenlijk besproken. Voorbeeld: grafiek 'Onze ontdektocht'
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 25
Fietser (afbeelding)
Postkantoor (afbeelding)
Ouder (afbeelding)
Straat (afbeelding)
Kerk (afbeelding)
Verwerkingsactiviteiten 1. Onderzoek op het schoolplein De leerkracht zegt: Straks gaan we weer op ontdektocht. Maar we gaan niet ver weg deze keer. We blijven dichtbij. Weet je waar we op ontdektocht gaan? .... Op ons eigen schoolplein! Wat kun je daar ontdekken? Ze vraagt aan de kinderen te voorspellen wat je ziet of hoort als je op het schoolplein staat. De leerkracht kan vragen naar welke geluiden je hoort op het schoolplein en wat je ziet bewegen. Ze inventariseert wat de kinderen opnoemen door middel van een beeldwoordenweb. Te denken valt aan kleine diertjes, bomen, fietsers, vogels, wapperende bladeren, zwerfvuil. Daarna wordt de groep in tweeën gesplitst in een kijk- en een luistergroep. Deze groepen gaan als het mogelijk is apart naar buiten om te kijken of te luisteren. Zo krijgt de luistergroep meer ruimte om goed te luisteren. De kinderen krijgen gekleurde kaartjes mee waar ze op mogen tekenen. Buiten kijken of luisteren ze goed en tekenen ze op hun kaartje wat ze gezien of gehoord hebben. Ze mogen meerdere kaartjes tekenen. Op de kaartjes worden ook de namen van de kinderen gezet. Binnen wordt er een grafiek gemaakt van de bevindingen (zie voorbeelden). De kinderen mogen hun kaartje op de goede plek in de grafiek ophangen. Voorbeelden: Wat hebben we gezien of gehoord?
Duif (afbeelding)
Sirene (afbeelding)
Kraai (afbeelding)
Huilend kind (afbeelding)
Liedje (afbeelding)
Wat hebben we gezien?
Wat hebben we gehoord?
Hond (afbeelding)
Fietser (afbeelding)
Glijbaan (afbeelding)
Kinderen (afbeelding)
Vogel (afbeelding)
Auto (afbeelding)
In de nabespreking wordt de grafiek nog eens goed bekeken. De leerkracht kan met de kinderen praten over: Waar zijn er het meeste van? Wie hadden dat allemaal gehoord (of gezien)?
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 9 Schoolplein 2. Antwoorden op leervragen zoeken In fase 1 hebben de kinderen samen leervragen bedacht. De leervragen staan in een schrift of op een flap, soms met een antwoord erbij. Nu gaan de kinderen antwoorden De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 26
zoeken op de overgebleven vragen. Ze proberen met de leerkracht het antwoord te zoeken in informatieve boekjes of in teksten of plaatjes op internet. Ook kan de leerkracht een videofragment laten zien met informatie, bijvoorbeeld een aflevering van Koekeloere. Een andere mogelijkheid is dat de kinderen een 'deskundige' vragen, iemand die veel over het onderwerp weet. Als het antwoord gevonden is, schrijft de leerkracht dit achter de vraag. De kinderen kunnen een tekening of 'verslag' van het antwoord maken. 3. Voeldozen in de ontdekhoek In een schoenendoos zit een gat en in de doos zitten verschillende spullen die met het thema te maken hebben. Kinderen beschrijven aan elkaar wat ze voelen. Voorbeelden van voorwerpen in de voeldoos zijn: sleutels, een sleutelhanger, een klink, een leeg blikje en andere dingen die bij het thema passen. De leerkracht kan verschillende voeldozen vullen, waarbij kinderen niet alleen kunnen zeggen wat ze voelen, maar ook uit welke kamer het komt: lepel, vork, pannetje uit de keuken, zeep, shampoo, kam uit de badkamer of een dekentje en een knuffel uit de slaapkamer. Voor de taalzwakke kinderen kan deze activiteit als volgt aangepast worden: In de kleine kring kan de leerkracht met behulp van een voeldoos woorden aanleren aan taalzwakke kinderen. Een kind pakt een voorwerp uit de doos en de leerkracht noemt het woord. Als alle spullen uit de voeldoos zijn gehaald noemt de leerkracht een voorwerp en moet het kind het juiste voorwerp weer in de doos doen. 4. Hoorspel De leerkracht neemt van tevoren geluiden op die thuishoren in huis, bijvoorbeeld: - de deurbel - douchegeluiden - lopen op een trap - doorspoelen van een wc - de radio of televisie - afwassen - de computer/typen - kraan laten lopen - een deur dichtslaan - tanden poetsen - in een kopje roeren -… In een kleine kring laat de leerkracht de geluiden aan de kinderen horen. Samen bedenken ze wat het voor een geluid kan zijn en waar het geluid thuishoort. De leerkracht moedigt de kinderen aan om te vertellen of ze het ook wel eens thuis gehoord hebben. De leerkracht kan bijvoorbeeld vragen: Waar was dat precies? Wie maakte dat geluid? Wat gebeurde er toen? Vertel er eens over! Voor de minder taalvaardige kinderen kunnen bij deze activiteit praatplaten gebruikt worden waarop de kinderen kunnen aanwijzen wat ze horen. Een andere optie is dat de leerkracht foto's van deze activiteiten heeft gemaakt zodat de kinderen het juiste plaatje bij het juiste geluid kunnen zoeken.
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 10 Wasmachine 5. Werkjes digitaal De leerkracht maakt foto's van werkjes van kinderen met de digitale camera (of scant deze) en laat de werkjes via de slide-show op de computer zien. Kinderen bekijken zo elkaars werk op de computer en praten erover. Als er een mogelijkheid is tot inloop door ouders kan de slide-show ook dan getoond worden. 6. Eigen voeldoos De kinderen maken zelf een voeldoos met voorwerpen uit de klas of van thuis en in tweetallen proberen ze erachter te komen wat de ander in de doos heeft gestopt. De dozen met het gat kan de leerkracht aanleveren. De kinderen doen een vast aantal voorwerpen in de doos, bijvoorbeeld vier. De kinderen voelen om de beurt in elkaars doos en raden wat het voorwerp is. Als het voorwerp goed is geraden haalt de eigenaar het uit de doos. Als er één doos leeg is, is het spel uit.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 27
Variatie: De kinderen verstoppen een voorwerp onder een doek. De andere kinderen mogen raden wat het is en vragen stellen zoals: Wat kun je ermee doen? Welke kleur is het? Is het hard of zacht?
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 12 Het is van plastic… 7. Thuisonderzoek In de kleine kring wordt besproken hoe de samenstelling van ieders gezin is. Samen met de leerkracht bespreken de kinderen hoeveel mensen er bij hen thuis wonen en maken ze grafiekjes van hun eigen familie. De kinderen krijgen evenveel kaartjes als er familieleden zijn. De leerkracht schrijft de namen van de familieleden erop, bijvoorbeeld mama, papa, en Senna. De kinderen kunnen op het kaartje ook een tekening van het desbetreffende familielid maken. De grafieken kunnen er als volgt uitzien: Kim Dennis papa mama Dennis’ familie
Job mama Jobs familie
Senna papa mama Senna’s familie
juf Jufs familie
Samen bespreken ze wat er in de grafiek te zien is. Van alle kinderen kun je zien met hoeveel ze thuis wonen en wie dat zijn. De grafieken van alle kinderen worden opgehangen op het prikbord. De leerkracht bespreekt het met de hele groep na. De leerkracht probeert de kinderen te enthousiasmeren om zelf andere grafieken te maken. Wat zou je er nog meer in kunnen zetten: huisdieren, soorten huizen, vriendjes, knuffels, boeken? Kinderen maken in tweetallen grafieken. Na afloop mogen ze kiezen welke grafiek ze in hun portfolio willen plakken. 8. Huizen Kinderen beschrijven of tekenen welke soorten huizen er zijn: flat, boerderij, bungalow, huis, rijtjeshuis, hoekwoning. Ze zoeken deze huizen op in de informatieboeken die beschikbaar zijn (bijlage 3). Ook praat de leerkracht aan de hand van een foto van haar eigen huis met de kinderen over wat er bij een huis hoort: de muur, het dak, de ramen, de voordeur. Onderwerpen voor het gesprek zijn: • Is dat bij elk huis zo? • Hoe zit dat bij jouw huis? • Hoe wordt een huis gebouwd? • Hoe ziet het huis er van binnen uit? • Wat staat er allemaal in de keuken, de huiskamer, de slaapkamer en de zolder? 9. Portfoliogesprek: wat hebben de ouders ingeplakt? De gezinsportfolio's zijn mee naar huis geweest, en zijn nu weer terug op school. Sommige ouders hebben er iets ingeplakt. De kinderen zitten in de kring met hun portfolio op schoot. Wie dat wil, mag vertellen wat vader of moeder heeft ingeplakt of geschreven. Deze activiteit kan ook in kleine groepjes gedaan worden. Dan doen alleen de kinderen mee waarvan de ouders iets in het gezinsportfolio gedaan hebben. Gespreksonderwerpen kunnen zijn: • Wat hebben ouders ermee gedaan? • Wat hebben de ouders of de kinderen er nog ingeplakt? • Waar hebben ze over gepraat? De leerkracht probeert de kinderen te betrekken bij elkaars werk door hardop te zeggen wat ze denkt en te vragen wat andere kinderen daarvan vinden. Ze houdt er tevens rekening mee dat kinderen die nog niets over het portfolio verteld, hebben nu aan de beurt komen. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 28
Fase 5
Presentatie/evaluatie
In deze fase wordt de activiteitencyclus afgerond. De leerlingen verzorgen een eindpresentatie. Door met kinderen samen te evalueren worden kinderen actief betrokken bij hun eigen leerproces. Als de kinderen in een groep evalueren, ontwikkelen ze reflectieve vaardigheden. Bij de eindpresentatie kunnen ouders worden betrokken.
Presentatie/evaluatie • Eindpresentatie van het werk van de kinderen • Evalueren van de kinderen • Evalueren met de kinderen
Presentatie De leerkracht denkt samen met de kinderen na over een gezamenlijke afronding. Het thema wordt feestelijk afgesloten. Voor de afsluiting worden ouders, andere familieleden of vrienden of de kinderen van andere groepen uitgenodigd. De kinderen schrijven of tekenen zelf de uitnodiging voor de afsluiting. De afronding kan bestaan uit: Tentoonstelling De kinderen kunnen een tentoonstelling samenstellen in de klas, op de gang of in de bibliotheek. Ze kunnen zo hun werk laten zien aan ouders of kinderen uit andere groepen. Ze kunnen erbij vertellen wat het is en hoe ze het hebben gemaakt. Muurkrant/posterpresentatie De kinderen kunnen in kleine groepjes een muurkrant of posterpresentatie maken. Hierop schrijven, tekenen of plakken ze iets over het thema waarmee ze de afgelopen weken bezig zijn geweest. Vertellen uit eigen werk Bij een presentatie tijdens de weekafsluiting kunnen kinderen voorlezen uit of vertellen over zelf gemaakt werk.
Hier wonen wij! De Meiboom, fragment 13 Met een bezem
Evalueren van de kinderen De leerkracht houdt de ontwikkeling van alle kinderen bij. Ze kan hiervoor gebruik maken van de gezinsportfolio’s, om de ontwikkeling van de kinderen gedurende een thema af te leiden. Daarnaast houdt de leerkracht in een woordenmap bij welke woorden een kind al kent, zowel receptief als productief. Ze observeert dagelijks enkele kinderen, bijvoorbeeld tijdens een gesprek in de kleine kring of tijdens een woordenschatspel. Ze kan de kinderen doe-opdrachten geven om te zien of ze woorden receptief beheersen (bijvoorbeeld Pak jij het ei eens uit de kast). Productieve woordenschat kan ze toetsen door de kinderen bijvoorbeeld het prentenboek na te laten vertellen aan de hand van de De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 29
illustraties. Ze let hierbij speciaal op de kernwoorden die zij voor het thema geselecteerd heeft. De leerkracht let op de ontwikkelingen in spreekvaardigheid, woordkennis, verhaalbegrip en kennis van klanken en letters. Ze kan deze ontwikkelingen toetsen tijdens: - de eindpresentatie van de kinderen - betekenisvolle activiteiten in hoeken - vertellen bij foto’s in de kleine kring - verhaal navertellen aan de hand van illustraties of digitaal prentenboek in kleine kring - activiteiten met letters en klanken - het zingen en opzeggen van liedjes en versjes - reflectiegesprekken
Evalueren met de kinderen Na afloop van het thema houdt de leerkracht een reflectiegesprek met de kinderen. Alle kinderen kiezen één van de werkjes uit hun gezinsportfolio dat ze de afgelopen weken gemaakt hebben. In de kring laten ze het werkje zien. Enkele kinderen vertellen op de vertelstoel iets over dat werkje. De andere kinderen mogen vragen stellen. De leerkracht maakt alleen zo nu en dan een opmerking, of stelt als dat nodig is een open vraag. Voorbeelden van open vragen zijn: • Waarom heb je dit werkje uitgekozen? • Wat heb je ervan geleerd? • Heb je met iemand samengewerkt? Hoe ging dat? • Vertel eens, wat heb je eerst gedaan, en toen …?
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 30
Eindevaluatie
• •
Zelfreflectie door de leerkracht: wat ging goed en wat kon beter? Verslaglegging en bewaren van materialen voor volgend jaar
Na afloop van de cyclus reflecteert de leerkracht voor zichzelf of met haar collega's op de activiteitencyclus. Ze evalueert wat in het verloop van de cyclus goed liep en welke onderdelen verbeterd kunnen worden. Ten slotte verzamelt ze alle materialen en ideeën voor een volgend jaar.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Hier wonen wij! Versie 1 EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 31