De Taallijn. Peuters Interactief met Taal
Horen doe je met je… Activiteitencyclus voor peuters
Expertisecentrum Nederlands
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Planningsrooster
4
Voorbereiding
8
Fase 1 – Introductie
12
Fase 2 – Kernwoorden
17
Fase 3 – Verhaallijn
21
Fase 4 – Doorgaan op het thema
25
Fase 5 – Napraten
29
Eindevaluatie
32
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 2
Inleiding
Horen doe je met je….. De activiteitencyclus Horen doe je met je.... staat helemaal in het teken van het lichaam en de zintuigen. Door allerlei activiteiten uit te voeren leren de kinderen de delen van hun lichaam kennen en wat ze er allemaal mee kunnen. Tegelijkertijd stimuleren de activiteiten de taalontwikkeling van de kinderen. Hoe ziet de activiteitencyclus eruit? De kinderen worden direct betrokken bij het thema door het anker: u komt namelijk het lokaal binnen en op elk lichaamsdeel heeft u iets bijzonders! In uw oor een grote oorbel, op uw hoofd een warme muts, op uw neus en voor de ogen een opvallende bril, aan uw voeten verschillende kleuren sokken, op uw arm een pleister, etc. Wat ziet de juf er vreemd uit! Wat heeft ze in haar oren? En op haar been? Ook in het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren? van Annemieke Pecht en Loes Hermans draait het om lichaamsdelen en de zintuigen. Sappie peer is zijn oren kwijt en kan nu niet meer goed horen: waar zouden ze zijn? Het boek speelt een grote rol in de cyclus. Door het boek vaker voor te lezen, krijgen woordenschat, zinsconstructies en verhaalbegrip de kans zich langzaamaan te ontwikkelen. Het thema wordt verder verdiept met andere boeken, zodat kinderen de woorden ook in andere contexten tegenkomen. Tijdens het thema doen kinderen allerlei ontdekkingen rondom de vijf zintuigen: proeven, kijken, horen, voelen en ruiken. Aan het einde van de cyclus vindt er een evaluatie plaats: wat hebben de kinderen geleerd? Hoe lang duurt het om de cyclus uit te voeren? Het uitvoeren van de activiteitencyclus duurt ongeveer 3 weken, met een uitloop naar de vierde week. We wensen u en de kinderen veel plezier met alle activiteiten van de komende weken!
Meer informatie over de bijbehorende boeken, cd-roms en dvd of over scholing in de Taallijn in de diverse regio’s is te vinden op www.detaallijn.nl. Boeken, cd-roms en de dvd zijn te bestellen via www.onderwijsuitgaven.nl. Informatie over cursussen in de diverse regio's is ook te verkrijgen bij Sardes (0302326200). © 2010 Expertisecentrum Nederlands Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag voor commerciële doeleinden worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnames, of op enige andere wijze, zonder nadrukkelijke verwijzing naar Sardes en het Expertisecentrum Nederlands. De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 3
Planningsrooster
o
o
o o o
o
o
Om de Taallijn uit te voeren, is het belangrijk om een aantal kenmerkende activiteiten te organiseren. Deze zijn opgenomen in het planningsrooster op de volgende pagina. Bij sommige verwerkingsactiviteiten kunt u een keuze maken uit activiteiten. Bijvoorbeeld waar het gaat om woorden oefenen, kunt u kiezen uit: een woordspelletje, kernwoorden bekijken op de computer of het maken van een beeldwoordenweb. Na elke fase worden suggesties gegeven voor extra activiteiten die - bij tijd over - uitgevoerd kunnen worden op elke willekeurige dag. Bij elke activiteit werkt u aan één of meerdere speerpunten van de Taallijn. Ook deze vindt u in het rooster terug. De dagindeling die in het rooster wordt aangegeven, is bedoeld om de volgorde van activiteiten aan te geven. Wanneer u bijvoorbeeld een dag niet met Taallijn heeft gewerkt, gaat u de volgende dag verder waar u gebleven was. Uiteraard hoeft taalstimulering zich niet te beperken tot onderstaande activiteiten. Gedurende de hele dag kunt u kansen aangrijpen om taal te stimuleren, bijvoorbeeld tijdens de eet- en drinkmomenten, het buiten spelen of het opruimen. De activiteiten uit het planningsrooster staan verderop uitgebreider beschreven (zie pag. 13 en verder).
Speerpunten:
Mondelinge taal Werken aan woordenschat Ontluikende geletterdheid/interactief voorlezen ICT en Multimedia Ouderbetrokkenheid
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 4
Tijd Vooraf
Dagdeel 1
Fase en activiteit Voorbereiding De pedagogisch medewerker bereidt het thema voor (zie pag.8 en verder voor een uitgebreide toelichting) Fase 1: Introductie Anker: Wat ziet de juf er vreemd uit!
Speerpunten
Inrichten van de thematafel Dagdeel 2
Prentenboek verkennen kleine kring met taalzwakke kinderen o Introductie o Verhaal verkennen o Nabespreken: kernwoorden verduidelijken Prentenboek voorlezen grote groep: o Introductie o Interactief voorlezen o Nabespreken: kernwoorden verduidelijken
Dagdeel 3
Versje/liedje met bewegingen Wat heb ik aan mijn lijf zitten? Portfolio Extra activiteiten: 1. ‘Kijken’ in de ontdekhoek 2. Iets knutselen voor op de thematafel 3. Woorden herhalen bij de thematafel
Dagdeel 4
Fase 2: Kernwoorden Prentenboek voorlezen in de grote groep (tweede keer): o Introductie boek met vertelkoffer/verteltas o Verhaal voorlezen met extra aandacht voor kernwoorden o Nabespreken met aandacht voor kernwoorden Woorden oefenen Kies uit: o Woordspelletje o
Beeldwoordenweb a. Voor taalzwakke kinderen: woorden herhalen b. Voor taalsterke kinderen: woorden herhalen en uitbreiden De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 5
Dagdeel 5
Portfolio bekijken Foto’s anker bekijken Kijk eens wat ik kan! Extra activiteiten: 1. ‘Voelen’ in de ontdekhoek a. Voor taalzwakke kinderen: kernwoorden aanbieden b. Voor taalsterke kinderen: kinderen laten vertellen en kernwoorden aanbieden 2. Waar hoor ik dat? 3. Eén van de vorige extra activiteiten (zie vorige fase)
Dagdeel 6
Fase 3: Verhaallijn Prentenboek voorlezen in de grote groep (derde keer): o Introductie met luistervraag o Verhaal voorlezen met aandacht voor de verhaallijn o Nabespreking met aandacht voor de verhaallijn Verwerkingsactiviteit verhaallijn Kies uit: o Platen op volgorde leggen o Naspelen van het verhaal aan de thematafel
Dagdeel 7
Gesprekken in de kleine kring Extra activiteiten: 1. ‘Luisteren’ in de ontdekhoek 2. ‘Ruiken’ in de ontdekhoek 3. Naspelen van het verhaal in de kleine kring 4. Eén van de vorige extra activiteiten (zie vorige fasen)
Dagdeel 8
Fase 4: Doorgaan op het thema Verhalende en informatieve prentenboeken rondom het thema: o Oriënteren o Voorlezen o Nabespreken Verwerkingsactiviteiten rondom het thema De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 6
Kies uit: o o
Liedje of versje Boekenmuur
o
Spelen in de ontdekhoek
Dagdeel 9
Naar buiten
Dagdeel 10
Digitaal prentenboek Extra activiteiten: 1. Koekjes bakken 2. Geluid maken 3. Eén van de vorige extra activiteiten (zie vorige fase)
Dagdeel 11
Fase 5: Napraten Napraten bij de boekenmuur: o Wat weten we nu? o Voorwerpen thema bij elkaar zoeken. o Verhaal aan de hand van de voorwerpen samenvatten. Zelf vertellen
Dagdeel 12
Verwerkingsactiviteiten rondom het thema Kies uit: o
Liedje of versje
o
Boekenmuur
o
Spelen in de ontdekhoek
Evaluatie/zelfreflectie Extra activiteiten : 1. Eén van de vorige extra activiteiten (zie vorige fasen) Na afloop Eindevaluatie De pedagogisch medewerkers bespreken na wat goed en minder goed ging. Verslaglegging en bewaren van materialen
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 7
Activiteitencyclus Horen doe je met je….
Voorbereiding door de pedagogisch medewerker: o Materialen verzamelen: Voor het anker heeft u materialen nodig om verschillende lichaamsdelen te benadrukken. Denk daarbij aan opvallende oorbellen, een hoedje, felgekleurde lippenstift of nagellak, een handschoen, gekleurde sokken, een gekke bril, een pleister of verbanden. Daarnaast verzamelt u materialen die horen bij het thema en het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren?. De materialen kunnen gebruikt worden bij het inrichten van de speelleeromgeving (zie pag. 11). o Verschillende boeken rondom het thema verzamelen: In bijlage 5 vindt u een boekenlijst van prentenboeken en informatieve boeken over lichaam en zintuigen. Ook kunt u peuters en hun ouders vragen boeken over het thema van huis mee te nemen. o Kernwoorden selecteren: Selecteer kernwoorden en prentenboekwoorden die u in het thema zal aanbieden, verduidelijken, oefenen en controleren. Gebruik hiervoor de woordenlijsten op de volgende pagina. In de lijst Kernwoorden thema zijn basiswoorden en verdiepingswoorden opgenomen. De basiswoorden zijn vooral geschikt voor de taalzwakke kinderen; de verdiepingswoorden voor de taalvaardige kinderen. De woorden zijn gerangschikt van gemakkelijk naar moeilijk. In de lijst Kernwoorden prentenboek zijn de belangrijkste woorden opgenomen uit het prentenboek. Deze woorden zijn gerangschikt van ‘zeer essentieel voor het verhaal’ naar ‘minder essentieel voor het verhaal’. Dat wil zeggen dat het begrijpen van de eerst genoemde woorden uit deze lijst belangrijk is om het verhaal te kunnen volgen. Selecteer ongeveer 20 woorden die geschikt zijn voor de minder taalvaardige kinderen en 20 woorden voor de meer taalvaardige kinderen. Maak hierbij eventueel gebruik van toetsgegevens of eerdere observaties. Er kan overlap tussen beide groepen woorden zijn. De woorden voor de taalzwakke kinderen kunt u bijvoorbeeld selecteren uit de makkelijke basiswoorden en de essentiële prentenboekwoorden. De woorden voor de taalvaardige kinderen kunt u bijvoorbeeld selecteren uit de laatste woorden van de basislijst en de eerste woorden van de verdiepingslijst, en de iets minder relevante woorden van het prentenboek. De meeste woorden moeten onbekend zijn voor de kinderen. Streef ernaar dat de kinderen na een aantal dagen de geselecteerde kernwoorden passief beheersen: begrijpen ze u als u vraagt om de wenkbrauw aan te wijzen? Aan het einde van de cyclus moeten ze de meeste kernwoorden ook actief beheersen: kan het kind de lichaamsdelen zelf benoemen?
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 8
Woordenlijsten: Kernwoorden thema: Basiswoorden: o kijken o zien o mooi o Horen o Lekker o luisteren o de hand o De kleur o het oog o het hoofd o het haar o de vinger o warm o de mond o hard (geluid) o het oor o de voet o de arm o koud o Dik o de buik o Voelen o het been o de neus o stil o Het gezicht o zacht (geluid) o de teen o droog o de duim o de knie o de tong o Hetzelfde o Dun o de bil o De wang o Zoet o Zout o Ruiken o de rug o Het geluid o zacht (voelen) o nat o hard (voelen) o Er .. uitzien o Vies o de lip
Kernwoorden prentenboek: Verdiepingswoorden: o Anders o de schouder o Proeven o de kin o Zuur o Slikken o Stinken o de wenkbrauw o de elleboog o de pols o het lichaam o de huid o de wimper o De smaak o De geur o het lijf o Bitter o de kuit o de oksel
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
het oor slapen uitdoen kwijt zoeken horen vinden (gevonden) het lawaai het park de eekhoorn de (roof)vogel de hond de muis de dierenarts de bakker de bakkerij de geur de neus proeven smaken voelen verstaan zien kijken het oog scherp de neus snuffelen het vuil uitspuiten
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 9
o
o
o
o
o
o
o
Geleerde woorden bijhouden: U kunt in het gezinsportfolio of in een woordenmap bijhouden welke nieuwe woorden de kinderen hebben geleerd. Gebruik hierbij de kernwoorden als uitgangspunt. Op het moment dat meerdere pedagogisch medewerkers of groepshulpen aanwezig zijn, kan één van hen noteren welke woorden de peuters begrijpen of gebruiken. De peuters worden niet op een schoolse manier overhoord; de pedagogisch medewerker maakt notities van de woorden tijdens betekenisvolle activiteiten, zoals een taal- of denkspelletje of tijdens een bewegingsactiviteit in de speelzaal. Geef bijvoorbeeld een doe-opdracht (Ruik maar eens aan de ui. Raak met je vinger je mond aan.), stel een vraag (Wat kun je met je oren?) of wijs een voorwerp aan (Wat is dat? wijzend naar een elleboog). Ook kan ze de woordkennis evalueren door plaatjes of tekeningen bij de kernwoorden in het gezinsportfolio of de woordenmap te plakken en na een aantal weken of maanden met de kinderen na te gaan of ze de woorden nog kennen. Verwerkingsactiviteiten bij prentenboek/thema voorbereiden, zoals knutselen tekenwerkjes, liedjes, versjes, activiteiten bij de boekenmuur (bijvoorbeeld voorkant van het boek kopiëren om in te kleuren), etc. Activiteiten bij de computer voorbereiden: Zet het digitale prentenboek op één of meerdere computers in het lokaal. Zorg voor een digitale camera zodat er tijdens het anker foto’s gemaakt kunnen worden. De foto’s kunnen terug gekeken worden op de computer of met behulp van een digitaal fotolijstje. Ouders bij het thema betrekken: Voor alle kinderen maakt u een eigen gezinsportfolio of heen-en-weer-boekje. Dit is een boekje dat heen en weer gaat tussen het kind en de ouders, en de peuterspeelzaal. U kunt hiervoor het voorbeeld van het gezinsportfolio uit bijlage 3 gebruiken of een eigen versie maken. De kinderen verzamelen een aantal werkjes voor het gezinsportfolio. In het gezinsportfolio is op enkele bladzijdes al voorgedrukt wat de bedoeling is en er zitten lege bladzijdes in waar de kinderen zelf hun werk of een foto hiervan kunnen inplakken. Zowel ouders als pedagogisch medewerkers kunnen met een portfolio de ontwikkeling van het kind volgen. Schrijf ook een brief voor de ouders waarin het thema en de activiteiten worden toegelicht (zie bijlage 1 voor een voorbeeld) en vraag op tijd hulp van ouders bij activiteiten. Prentenboek meegeven. Geef kinderen om de beurt een prentenboek mee naar huis zodat ouders het thuis kunnen voorlezen. Zorg voor een boek dat past bij het thema (zie bijlage 5 voor boekentips). Geef eventueel ook een bijpassend voorwerp van de thematafel mee om het verhaal te ondersteunen. Ouders kunnen ook samen met hun kind zelf een boek uit de bibliotheek kiezen. Vraag ouders na het voorlezen een pagina uit het gezinsportfolio in te vullen (zie bijlage 3). Leidstervaardigheden. Lees de achtergrondinformatie bij de verschillende leidstervaardigheden in het boek Peuters Interactief met Taal. Ga eventueel aan de hand van de evaluatie van eerder uitgevoerde thema’s na welke vaardigheden u bij het komende thema extra aandacht wilt geven. Inrichten speelleeromgeving: Het inrichten van de speelleeromgeving hoeft niet meteen klaar te zijn. Wanneer peuters kunnen meedenken en meehelpen bij de inrichting gaat een thema nog meer leven in de groep. U kunt ook de ouders betrekken bij het inrichten van de leeromgeving. Op de volgende pagina volgen enkele suggesties voor de leeromgeving. De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 10
Ideeën voor het inrichten van de speelleeromgeving: Boekenhoek, boekenrekje en schrijfhoek. In de boekenhoek kunnen kinderen zelfstandig boekjes bekijken of ‘voorlezen’. De boekenhoek is gezellig ingericht met kussens, knuffels, posters en een luie stoel of bank. Zorg ervoor dat in deze hoek voldoende boeken liggen en leg er regelmatig nieuwe boeken neer, zodat de hoek aantrekkelijk blijft voor kinderen. In de hoek staat een boekenrekje waarop enkele (voorgelezen) boeken staan uitgestald. In de schrijfhoek ligt allerlei schrijfmateriaal, zoals stiften, potloden, stempels, magneetletters, papier, krijtbord, etc. Boekenmuur. Op de boekenmuur hangen gaandeweg steeds meer tekeningen en knutselwerkjes van de kinderen, woordkaarten, gekopieerde platen uit het boek en andere afbeeldingen die bij het thema aan de orde zijn geweest. Praat regelmatig met enkele peuters over alles wat er op de boekenmuur hangt of wat er nieuw is. Ook ouders kunnen samen met hun kind praten over het boek en in één oogopslag zien waar de kinderen mee bezig zijn. Hoeken en materialen labelen. Op stroken papier of kaartjes kunnen de namen worden geschreven van de verschillende hoeken (bijvoorbeeld de boekenhoek) en materialen (bijvoorbeeld van de thematafel). Teken waar mogelijk een picto bij het woord. Het doel is niet kinderen al te leren lezen, maar om te laten zien dat je met geschreven taal iets duidelijk kunt maken. Door te schrijven in het bijzijn van de kinderen gaan ze zich realiseren dat je gesproken woorden kunt vastleggen op papier. Thematafel. Tijdens de introductie van het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren? wordt een thematafel ingericht met materialen die in het verhaal voorkomen, zoals een plastic peer, plastic oren of een knuffel van de dieren die in het verhaal voorkomen (Rinus Roofvogel, Ekkie Eekhoorn en Snuffel de hond). In de loop van de voorleescyclus wordt deze tafel aangevuld met voorwerpen, afbeeldingen, tekeningen en knutselwerkjes die met het thema en het prentenboek te maken hebben. Richt samen de kinderen deze tafel in. Kinderen kunnen ook zelf materialen voor de thematafel meebrengen of maken. De thematafel dient ter ondersteuning tijdens het voorlezen of vertellen van het prentenboek. Bij de thematafel kunnen de peuters het verhaal navertellen en naspelen. Computerhoek. In de computerhoek kunnen kinderen in tweetallen het centrale prentenboek (digitaal) nog een keer bekijken en beluisteren (zie cd-rom) of de foto’s bekijken die tijdens het thema zijn gemaakt. Ontdekhoek. In de ontdekhoek kan iedere week een andere ontdekactiviteit rondom ‘kijken’, voelen’, ‘luisteren’ en ‘proeven’ centraal staan. Hierin liggen allerlei materialen rondom een zintuig waarmee kinderen kunnen experimenteren. Introduceer de materialen en activiteiten in de ontdekhoek en laat kinderen vervolgens zelfstandig in de hoek spelen.
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 11
Fase 1 Introductie
Anker: Wat ziet de juf er vreemd uit! Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Duur: 20 min.
Loop het lokaal binnen en trek de aandacht van de kinderen door met verschillende lichaamsdelen op te vallen. Doe bijvoorbeeld één grote oorbel in uw oor, zet een warme muts op uw hoofd, zet een gekke bril op, doe opvallende lippenstift op, doe één handschoen aan, rol één broekspijp omhoog, trek verschillende sokken aan, doe een pleister op uw arm of een mitella om, lak één teennagel in een opvallende kleur of doe een gekke ring om uw vinger. Doe alsof er niks aan de hand is en laat kinderen reageren. Na de eerste reacties mogen kinderen om de beurt iets vreemds aan het lichaam van de pedagogisch medewerker benoemen of aanwijzen. Stel daarbij vragen aan de kinderen en zorg ervoor dat de namen van de verschillende lichaamsdelen een aantal keer aan bod komen. Bijvoorbeeld: Kind: Een pleister! Pedagogisch medewerker: Een pleister? Waar dan? Kind: Daar! Pedagogisch medewerker: Oja, een pleister op mijn arm. Dit is mijn arm. Wijs jouw arm eens aan. Laat tijdens deze activiteit digitale foto’s maken van de kinderen en de verschillende lichaamsdelen. Zorg ervoor dat alle kinderen op de foto staan. De digitale foto’s worden later bij andere activiteiten uit de cyclus gebruikt.
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 12
Inrichten thematafel Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ontluikende geletterdheid Duur: 10 min. Deze activiteit kan aansluitend aan het anker plaatsvinden of op een later moment diezelfde dag.
Leg plaatjes of foto’s van de besproken lichaamsdelen tijdens het anker op de thematafel neer. Ook kunnen enkele spullen die u gebruikt heeft bij het anker een plek krijgen op de thematafel. Denk bijvoorbeeld aan een bril, een oorbel, een handschoen. Herhaal met de plaatjes en de spullen de woorden van de lichaamsdelen (arm, been, oren, neus, etc.) en ook de functie ervan (ruiken, proeven, lopen, horen, kijken). Verduidelijk ze (nogmaals) door voor te doen en uit te leggen. Met een klein groepje kinderen dat geïnteresseerd is in letters/schrijven maakt u labels bij de lichaamsdelen en wat je ermee kunt doen.
Prentenboek verkennen kleine kring met taalzwakke kinderen Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ontluikende geletterdheid Duur: .. x15 min.
Wanneer u in de kleine kring werkt, gaat u met het groepje kinderen aan een tafel of op kussens op de grond zitten, bijvoorbeeld in de boekenhoek. Ga zo zitten dat u overzicht heeft over de rest van het lokaal. Uw collega/stagiaire kan op dat moment de andere kinderen opvangen. Daarbij is het handig als u van tevoren doorspreekt wat de andere kinderen gaan doen. Wanneer u alleen voor de groep staat kunt u de andere kinderen uitleggen dat ze u even niet mogen storen. Dit kunt u bijvoorbeeld doen door te werken met een stip/handje. Introductie Introduceer het prentenboek Waar zijn mijn oren? in een klein groepje van 3-5 kinderen. Selecteer hiervoor de minder taalvaardige kinderen. Heeft u veel taalzwakke kinderen in de groep, dan maakt u meerdere groepen, bijvoorbeeld 2 groepjes van 4 kinderen, en organiseert u meerdere keren een kleine kring. Maak gebruik van de spullen van de thematafel om woorden te verduidelijken. Laat de kaft van het boek zien. Bespreek wat er op de kaft te zien is en blader door het boek. Verhaal verkennen Lees de tekst nog niet letterlijk voor, maar laat ruimte voor kinderen om te reageren op de illustraties. Zorg bij taalzwakke kinderen in het begin voor veel taalaanbod. Benoem dus zelf wat er gebeurt op de platen, wat u opvalt, reageer op het verhaal, etc. Betrek de taalzwakke kinderen bij het verhaal door vooral gesloten vragen te stellen. o Ja/nee vragen: Kan Sappie nu niks meer horen? o Aanwijsvragen: Wijs de muis eens aan. o Of/of vragen: Is Sappie zijn oren of zijn neus kwijt? o Tegendeelvragen: Snuffel de hond had de oren van Sappie gepakt, of niet?
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 13
Nabespreken: kernwoorden verduidelijken Verduidelijk de kernwoorden van het prentenboek aan de hand van de voorwerpen op de thematafel of door iets voor te doen of door uitleg te geven met eenvoudige woorden: o Er was heel veel lawaai in het park. Maak zelf veel lawaai en laat de kinderen ook lawaai maken. o Sappie is zijn oren kwijt. Hij weet niet waar zijn oren zijn.
Prentenboek voorlezen in de grote groep (eerste keer) Speerpunten: ontluikende geletterdheid, woordenschat, mondelinge taal Duur: 20 min.
Introductie Introduceer het prentenboek in de grote groep. Maak gebruik van spullen van de thematafel met handpoppen en specifieke spullen die te maken hebben met het boek. Interactief voorlezen Laat de voorkant van het prentenboek Waar zijn mijn oren? zien. Laat kinderen voorspellingen doen: o Wat zie je op de voorkant? o Waar zou het boek over gaan? Waarom denk je dat? Geef verschillende kinderen een beurt: denk jij dat ook? Lees de titel voor, wijs aan waar je dit kunt lezen en vraag aan de kinderen waar ze nu denken dat het boek over zal gaan. Lees het boek letterlijk voor en besteed aandacht aan de kernwoorden. Leg het woord uit door middel van de prenten of concreet materiaal of beeld het woord uit. Laat tijdens het voorlezen de prenten zien en laat kinderen reageren op het verhaal en de illustraties. Nabespreken: kernwoorden verduidelijken De peuters hebben tijdens het voorlezen van het prentenboek Waar zijn mijn oren? kennis gemaakt met een aantal nieuwe woorden. Bespreek het verhaal na met de kinderen. Verduidelijk de kernwoorden uit het boek met de voorwerpen van de thematafel, de illustraties uit het boek en door woorden uit te beelden of uit te leggen.
Versje of liedje met bewegingen Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Duur: 10 min.
Leer de kinderen een lied waarin de lichaamsdelen voorkomen en waarbij ondersteunende bewegingen gemaakt kunnen worden. Voorbeelden van liedjes zijn: - zwaai de beentjes, zwaai de teentjes - twee handjes op de tafel - je hebt twee armen - met de vingertjes, met de vingertjes - dit zijn mijn wangetjes en klappen - hoofd, schouders, knie en teen. De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 14
Wat heb ik aan mijn lijf zitten? Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ontluikende geletterdheid Duur: 10 min.
Met een klein groepje kinderen praat u over wat er allemaal aan je lijf zit. De kinderen wijzen bij zichzelf en anderen lichaamsdelen aan en benoemen wat het is. Vraag of je ook meer van sommige lichaamsdelen hebt. Wat zit er aan je lijf dat hetzelfde is? Hoeveel heb je hiervan? Maak (van te voren) foto’s van (enkele) monden, ogen, neuzen, oren en handen van de kinderen. Deze foto’s worden aan de muur gehangen. Bij alle foto’s schrijft u de naam van het kind en de naam van het lichaamsdeel. U bespreekt wat je met je oog, oor, neus etc. kan doen. De zintuigen (ruiken, proeven, voelen, zien en horen) krijgen nu ook een plaats bij de foto’s. Aan het einde van de activiteitencyclus kunt u de foto’s in het gezinsportfolio plakken om aan de ouders te laten zien.
Portfolio Speerpunten: ouderbetrokkenheid Duur: 10 min.
Vul een pagina van het gezinsportfolio met een foto van het kind tijdens het anker en laat de peuter bedenken wat erbij geschreven moet worden (zie bijlage 3). Stel stimulerende vragen om het kind te helpen bij het verwoorden van de keuze (Waarom kies je deze foto? Wat doe jij op deze foto? Hoe vond je dat?). De kinderen nemen het portfolio mee naar huis, zodat ouders er thuis met hun kind over kunnen praten. Vraag aan ouders of ze thuis ook iets in het portfolio willen plakken, tekenen of schrijven.
Extra activiteiten: 1. ‘Kijken’ in de ontdekhoek. Speerpunten: mondelinge taal Duur: 15 min.
Tijdens het spelen in hoeken kunnen de kinderen in de ontdekhoek activiteiten rondom ‘kijken’ doen. Laat kinderen bijvoorbeeld naar een gekleurde poster kijken door verschillende voorwerpen heen, zoals door een verrekijker, een koker, een bril met één afgedekt glas (zonder sterkte), een fototoestel en verschillende kleuren doorzichtig papier. Of laat kinderen in een spiegel naar zichzelf kijken. Welke kleur ogen heb je? Is je haar lang of kort? Kinderen mogen zichzelf vervolgens natekenen. Introduceer de activiteit bij de kinderen en laat zien wat ze in de ontdekhoek kunnen doen. Laat kernwoorden als kijken, zien, het oog, groter, kleiner, donker, licht, de kleur, hetzelfde, anders hierbij aan bod komen.
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 15
2. Iets knutselen voor op de thematafel Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Duur: 15 min.
Maak samen met de kinderen een voorwerp dat gebruikt kan worden bij het naspelen van het verhaal. Denk bijvoorbeeld aan het maken van oren, een muis of een peer. Praat met de kinderen over de relatie met het boek: Wat had Opa Muis gedaan? Waarom had hij de oren van Sappie gepakt? 3. Woorden herhalen bij de thematafel. Speerpunten: woordenschat Duur: 10 min.
Herhaal de kernwoorden aan de hand van de spullen van de thematafel. Voor de taalzwakke kinderen: o Kun jij het plaatje van de neus pakken? Wijs je eigen neus eens aan. Met je neus kun je …? o Deze bril had ik toen op. Zet jij hem maar op je neus. Met een bril kun je soms beter …? Voor de taalsterke kinderen: o Wat is dit? (wijzend naar een plaatje van een teen). o Die pleister, waar zat die ook al weer? (wijzend naar uw knie).
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 16
Fase 2 Kernwoorden
Prentenboek voorlezen in de grote groep (tweede keer) Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ontluikende geletterdheid Duur: 20 min.
Introductie boek met de thematafel Zet de thematafel in het midden van de kring en bespreek de voorwerpen/plaatjes die erop liggen. Manieren om reacties uit te lokken bij taalzwakke kinderen o Dit zijn de oren van Sappie Peer. Heb jij ook oren? Wijs jouw oren eens aan. o Kun je ook eten met je oren? o Ben je je oren ook wel eens kwijt geweest? Manieren om reacties uit te lokken bij taalsterke kinderen o Dit is een mond. Wat kun je allemaal doen met je mond? o Dit zijn de oren van Sappie. Wat had hij met zijn oren gedaan? Waarom deed hij dat? o Wat doe jij als er veel lawaai is en je kunt er niet van slapen? Kun jij dan ook je oren uitdoen? o Als ik iets vies vind ruiken, dan doe ik altijd m’n neus af! Verhaal voorlezen met extra aandacht voor kernwoorden Lees vervolgens het verhaal opnieuw voor (letterlijk). Laat kinderen reageren op het verhaal en de illustraties. Gebruik spullen van de thematafel om woorden te verduidelijken. Nabespreken met aandacht voor kernwoorden Besteed na het voorlezen opnieuw aandacht aan de kernwoorden in het verhaal. Gebruik spullen van de thematafel om woorden te verduidelijken.
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 17
Woorden oefenen Speerpunten: woordenschat, (ICT en multimedia) Duur: 10 min. Deze activiteit kan aansluitend aan de vorige activiteit plaatsvinden of op een later moment diezelfde dag.
Laat kinderen oefenen met de kernwoorden uit het boek. Dit kan op verschillende manieren. Kies uit één van onderstaande activiteiten: Woordspelletje Zing samen met de kinderen een liedje of zeg een versje op waarin enkele kernwoorden aan bod komen. Leg de spullen van de thematafel in het midden van de kring. Telkens wanneer het voorwerp genoemd wordt in het liedje/versje, mag één peuter het pakken. Beeldwoordenweb Maak samen met een klein groepje kinderen een beeldwoordenweb rondom het thema lichaam. Gebruik bijvoorbeeld een stuk behang en teken hier een lichaam op of laat kinderen op het behang liggen en teken de omtrek. Schrijf bovenaan het woord Lichaam. Laat kinderen vervolgens de verschillende lichaamsdelen benoemen of benoem ze zo nodig zelf. Teken de oren, ogen, neus, etc. in het lichaam. Schrijf de woorden die kinderen noemen erbij en herhaal ze tijdens het schrijven. Na afloop gaan kinderen op zoek naar bijbehorende plaatjes in tijdschriften, folders of kranten, de leidster knipt deze uit en de kinderen plakken ze bij het beeldwoordenweb. Eventueel is dit ook een leuke activiteit voor de ouders om dit samen met hun kind thuis te doen. Voor de taalzwakke kinderen: Laat de belangrijkste lichaamsdelen aan bod komen en laat kinderen het betreffende lichaamsdeel bij zichzelf aanwijzen. Vertel ook wat je met dit lichaamsdeel kunt doen. Met je neus kun je ruiken, met je benen kun je lopen. Voor de taalsterke kinderen: Laat kinderen de lichaamsdelen benoemen en stimuleer om ook moeilijkere lichaamsdelen te benoemen (zie verdiepingswoorden pag. 9), bijvoorbeeld de kin, de knie, de wenkbrauwen, de elleboog, etc. Schrijf de woorden op de juiste plek erbij. Vraag kinderen ook naar de functie van de verschillende lichaamsdelen: Wat kun je doen met je benen?
Portfolio bekijken Speerpunten: mondelinge taal, ouderbetrokkenheid Duur: 10 min.
In het gezinsportfolio kan een kopie geplakt worden van een pagina uit het boek Waar zijn mijn oren? of het lied dat de kinderen samen hebben geleerd. De peuters nemen het gezinsportfolio mee naar huis. De kinderen kunnen het verhaal van het centrale prentenboek aan hun ouders vertellen of samen het lied zingen. Vraag aan de ouders of zij zelf thuis ook iets in het portfolio willen De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 18
plakken, tekenen of schrijven. Laat de ouders weten wanneer het gezinsportfolio weer terug moet. Bekijk samen met de kinderen de portfolio’s en laat kinderen vertellen over wat ouders in het portfolio gedaan hebben.
Foto’s anker bekijken Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ICT en multimedia Duur: 10 min.
Bekijk samen op een computer, met een beamer of met een digitaal fotolijstje de foto’s die gemaakt zijn bij het anker. Laat kinderen vertellen over de foto’s. Het leukst is natuurlijk als ze zelf op de foto staan. Stimuleer kinderen om de kernwoorden van het thema te gebruiken door vragen te stellen of kinderen te prikkelen. o Wat voor vreemds had jij ook al weer gezien aan de juf? o Hier wijs je je oren aan toch? (terwijl het kind op de foto de mond aanwijst)
Kijk eens wat ik kan! Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Duur: 15 min.
De kinderen zitten of staan in de kring. U loopt rond en tikt bij één kind een lichaamsdeel aan. Alle kinderen bewegen dit lichaamsdeel en u benoemt wat het is. Iets moeilijker is het wanneer het lichaamsdeel alleen benoemd wordt, zonder aan te tikken. Het spel kan nog moeilijker gemaakt worden door de peuters twee lichaamsdelen te laten bewegen, zoals twee armen of twee vingers. Spelenderwijs komen de basiskernwoorden van de activiteitencyclus aan bod, zoals de arm, het been, de bil, de buik, de duim, de hand, het hoofd, het lijf, de lip, de mond, de neus, het oog, het oor, de rug, de teen, de tong en de vinger. Een variatie hierop: in het midden van de kring zit een kind met de ogen dicht. Een ander kind kriebelt hem of haar met bijvoorbeeld een klein, schoon, veertje. Het kind met de ogen dicht vertelt waar het het veertje voelt kriebelen. Kinderen die de kernwoorden nog niet beheersen, neemt u op een ander moment apart in een klein groepje om dit nogmaals te oefenen.
Extra activiteiten 1. ‘Voelen’ in de ontdekhoek Speerpunten: woordenschat, mondelinge taal Duur: 10 min.
Tijdens het spelen in hoeken kunnen de kinderen in de ontdekhoek activiteiten rondom ‘voelen’ doen. In de hoek liggen verschillende materialen, zoals een stuk plastic, een stuk zachte stof, een stuk schuurpapier, of een stuk aluminiumfolie. Van alle voorwerpen liggen er twee exemplaren. Eén kind doet de ogen dicht. De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 19
Een ander kind geeft een voorwerp aan en laat het aan het voorwerp voelen. Vervolgens krijgt het kind nog een voorwerp. Het kind moet met de ogen nog steeds dicht raden of het hetzelfde voorwerp heeft gevoeld of dat het een ander voorwerp was. U kunt ook samen met een klein groepje kinderen voelen aan verschillende materialen en bespreken hoe ze aanvoelen of er een raadspelletje mee doen. Introduceer de activiteit bij de kinderen en laat zien wat ze in de ontdekhoek kunnen doen. Laat kernwoorden als voelen, de hand, de vinger, hard, zacht, ruw, glad, koud, warm, hetzelfde, anders hierbij aan bod komen. 2. Waar hoor ik dat? Speerpunten: woordenschat Duur: 10 min.
U speelt een spel met de kinderen waarbij zij heel goed moeten luisteren. De zitten in de kring en houden hun ogen dicht. De leidster maakt vervolgens ergens in de ruimte een geluid, bijvoorbeeld met de handtrom. De kinderen mogen dan wijzen waar het geluid vandaan komt en benoemen wat het geluid maakt. Daarna mogen de ogen open om te kijken of het juist was. Een variatie hierop: in het midden liggen een aantal materialen waarmee je geluid kunt maken (bijvoorbeeld een schaar om te knippen, een stukje papier dat doorgescheurd kan worden, een fluit om op te fluiten, een bel om mee te bellen). Kernwoorden als stil, het oor, luisteren, het geluid en horen komen aan bod.
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 20
Fase 3 Verhaallijn
In deze fase ligt de nadruk op de verhaallijn van het prentenboek. De kinderen kennen nu de belangrijkste woorden van het boek. De volgende stap is dat ze ook de verhaallijn kunnen volgen en naspelen of navertellen.
Prentenboek voorlezen in de grote groep (derde keer) Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ontluikende geletterdheid Duur: 20 min.
1. Introductie met luistervraag: Stel voorafgaand aan het voorlezen één luistervraag over het verhaal, om de betrokkenheid van kinderen te bevorderen. Voorbeelden van luistervragen bij het prentenboek Waar zijn mijn oren? zijn: o Welke dieren helpen Sappie bij het zoeken naar zijn oren? o Waarom doet Sappie Peer zijn oren uit? 2. Verhaal voorlezen met aandacht voor de verhaallijn. Stel tijdens het lezen vragen over de hoofdpersoon, de belangrijkste gebeurtenissen en over oplossingen van het probleem. Suggesties voor vragen voor de taalzwakke kinderen: o Wijs Sappie Peer eens aan. o Wat was Sappie Peer kwijt? o En toen kon hij niet meer zo goed …? o Wie had zijn oren meegenomen? Wijs eens aan. o Kon Sappie toen weer goed horen? Suggesties voor vragen voor de taalsterke kinderen: o Waarom had Sappie zijn oren uitgedaan? o Wie gingen hem helpen zoeken? o Wat kon Rinus de Roofvogel heel goed? En Snuffel de hond? o Waarom kon hij iedereen zo slecht verstaan? o Hoe kwam het dat Opa Muis niet goed kon horen? 3. Nabespreking met aandacht voor de verhaallijn Bespreek met de kinderen het antwoord op de vooraf gestelde luistervraag. Stel ook na het voorlezen vragen over de hoofdpersoon, de belangrijkste gebeurtenissen en over de oplossing van het probleem. Vraag naar oorzaken en gevolgen in het verhaal. Houd hierbij rekening met het taalniveau van de kinderen. Help taalzwakke kinderen op weg door bijvoorbeeld een aanvulzin te geven: Sappie ging zoeken want hij was zijn … ?
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 21
Verwerkingsactiviteit verhaallijn Speerpunten: mondelinge taal, ontluikende geletterdheid Duur: 15 min. Deze activiteit kan aansluitend aan de vorige activiteit plaatsvinden of op een later moment diezelfde dag.
Organiseer een verwerkingsactiviteit na het voorlezen waarbij kinderen de verhaallijn herhalen. Kies uit één van onderstaande activiteiten: Platen op volgorde leggen Kopieer (liefst in kleur) enkele belangrijke pagina’s uit het prentenboek. Eventueel kunt u de kopieën lamineren. Kinderen leggen de plaatjes in de juiste volgorde leggen en vertellen het verhaal erbij. Ondersteun kinderen door vragen te stellen over het verhaal. Voor o o o o o
de taalzwakke kinderen: Sappie Peer gaat een dutje doen he? Op welk plaatje zie je dat? Wie is dit? Wat zie je hier? Is Sappie blij of boos op dit plaatje? Toen botsten ze tegen Opa Muis op, zie je dat? Maar wat heeft Opa Muis op zijn hoofd?
Voor o o o o
de taalsterke kinderen: Hoe begint het verhaal? Wat gebeurde er daarna? Wie kwam Sappie daarna helpen? Hoe loopt het verhaal af?
De platen worden aan de boekenmuur gehangen. Naspelen van het verhaal aan de thematafel Kinderen spelen het verhaal na met de spullen die op de thematafel liggen onder begeleiding van de pedagogisch medewerker. Voor de taalzwakke kinderen: U vertelt het verhaal en geeft zonodig het voorbeeld bij het uitbeelden van het verhaal. Voor de taalsterke kinderen: U stimuleert kinderen door vragen te stellen om zelf het verhaal na te vertellen en uit te beelden.
Gesprekken in de kleine kring Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Duur: 15 min.
Organiseer een reeks van gesprekken over het thema zintuigen in de kleine kring. In groepjes van maximaal 5 peuters komen alle kinderen aan bod. U kunt bijvoorbeeld kinderen verschillende smaken laten proeven (een stukje van een zure appel, chocoladehagel, een lepeltje jam, een stukje citroen) en hierover praten. Wat vind je lekker? Wat niet? Wat is je lievelingseten en hoe De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 22
smaakt dat? Wat vond je eerst niet lekker en nu wel? Woorden als de smaak, de mond, vies, lekker, de lip, de tong, proeven, zuur, zoet en eventueel bitter en zout kunnen hierbij aan bod komen. U kunt ook kiezen voor een gesprek over voelen. Leg verschillende materialen op bordjes in de kring. Denk bijvoorbeeld aan rijst, bloem, ijsklontjes, water, een warme kruik, klei, watten of gras. Laat de kinderen aan de materialen voelen en bespreek met de kinderen of zij het materiaal fijn of niet fijn vinden om te voelen. Laat kernwoorden als voelen, de hand, droog, nat, koud, warm, ruw, zacht hierbij aan bod komen. Kinderen mogen vervolgens op een werkblad een lachend (smaakt lekker/ voelt fijn) of huilend gezichtje (smaakt niet lekker/voelt niet fijn) inkleuren bij elk etenswaar of materiaal (zie voor een voorbeeld bijlage 2). Wanneer het kind er nog iets bij vertelt, schrijft u dit erbij, bijvoorbeeld dat is koud, het is lekker zacht of dit vind ik het lekkerst, dit had ik nog nooit geproefd. Het verwerkingsblad kan een plaats krijgen in het gezinsportfolio. Stel vragen om kinderen uit te lokken na te denken. Uitlokstrategieën: o Meegaan met een uitspraak of redenering: Dus jij vindt dit lekker? Dit voelt als een zacht poesje? Heb je wel eens een poes geaaid? Hoe voelde dat? o Opzettelijk een fout maken: Zien doe je met je oren. o Twijfel zaaien: Alle roze snoepjes zijn lekker en alle gele snoepjes zijn vies! o Doorvragen: Dit voelt een beetje vreemd, zeg je. Hoe voelt het dan precies?
Extra activiteiten 1. ‘Luisteren’ in de ontdekhoek Speerpunten: woordenschat, mondelinge taal Duur: 10 min.
Tijdens het spelen in hoeken kunnen de kinderen in de ontdekhoek activiteiten rondom ‘luisteren’ doen. In dichte potjes zitten verschillende voorwerpen, zodat een geluidenpot ontstaat. Voorbeelden van voorwerpen voor in de pot zijn een belletje, suiker, rijst of een bouillonblokje. Van iedere geluidenpot zijn er twee exact hetzelfde. Deze geluidenpotten bevatten dus hetzelfde voorwerp en klinken daardoor hetzelfde als je ermee schudt. Onder deze potten zet u eenzelfde gekleurde stip. Wanneer een kind met een pot rammelt, hoort het een bepaald geluid. De kinderen moeten de geluidenpotten die hetzelfde klinken naast elkaar zetten. Aan het einde kijken zij aan de onderkant van de potten of deze dezelfde kleur stip hebben. Introduceer de activiteit bij de kinderen en laat hierbij kernwoorden als luisteren, horen, het oor, hard, zacht, hoog, laag, hetzelfde, anders aan bod komen.
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 23
2. ‘Ruiken’ in de ontdekhoek Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Duur: 10 min.
Tijdens het spelen in hoeken kunnen de kinderen in de ontdekhoek activiteiten rondom ‘ruiken’ doen. In dichte potjes zitten verschillende geurende materialen, zoals Provençaalse kruiden, knoflook, shampoo, citroen, tandpasta en azijn. Van ieder materiaal zijn twee potjes gemaakt. De potjes staan door elkaar. Laat de kinderen eerst in alle potjes kijken en eraan ruiken. Vraag wat zij van de verschillende geuren vinden. Daarna spelen kinderen een spel in de ontdekhoek. Kinderen ruiken geblinddoekt aan een potje en proberen dezelfde potjes bij elkaar zetten door goed te ruiken. Wanneer het kind dezelfde geur ontdekt, mag de blinddoek af en kan het kind zelf kijken of er in het potje hetzelfde geurende materiaal zit. Introduceer de activiteit bij de kinderen en laat hierbij kernwoorden als ruiken, de geur, de neus, vies, lekker, hetzelfde, anders aan bod komen. 3. Naspelen van het verhaal Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Duur: 10 min
Kinderen spelen het verhaal na met verkleedspullen of handpoppen, eventueel onder begeleiding van de pedagogisch medewerker.
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 24
Fase 4 Doorgaan op het thema
Wanneer kinderen meerdere keren met de nieuwe woorden uit het prentenboek in aanraking komen, is de kans groot dat ze de woorden en hun betekenis onthouden. Daarbij is van belang dat de kinderen de woorden niet alleen in de context van het prentenboek tegenkomen, maar ook in een andere context. Dit kan door middel van activiteiten met concrete materialen, door het verhaal na te spelen, maar ook door andere boeken of teksten aan te bieden waarin hetzelfde thema centraal staat en dus veel dezelfde woorden voorkomen.
Verhalende en informatieve prentenboeken rondom het thema Speerpunten: woordenschat, mondelinge taal Duur: 20 min.
Oriënteren Verzamel enkele informatieve en/of verhalende prentenboeken over lichaam/zintuigen (zie bijlage 5 voor een boekenlijst). Bekijk samen de illustraties in de boeken en bespreek wat hetzelfde is en wat verschillend. Laat de kernwoorden ook hier weer aan bod komen. o o o o
Hé, in dit boek kan ik de oren van de kinderen wel zien en in dat boek niet! Hoe ziet de neus er hier uit? Ziet het er in dat boek hetzelfde uit? Wat is anders? Hier zie ik hele grote voeten en daar hele kleine. En die man is heel dik en dat meisje heel dun. Die twee mannen lijken op elkaar, zeg. Wat is er hetzelfde?
Voorlezen Kies samen met de kinderen één boek uit om interactief voor te lezen. Nabespreken Bespreek na het voorlezen de verschillen en overeenkomsten met het centrale prentenboek. Stel vragen om kinderen uit te lokken na te denken over wat het zelfde is met het centrale prentenboek en wat er anders is. Suggesties voor vragen voor de taalzwakke kinderen: o Sappie was zijn oren kwijt en kon niet zo goed horen. Wat kan dit meisje niet zo goed? o Wijs de oren van Sappie eens aan. En waar zijn de oren van het jongetje? o Welke dieren komen in dit verhaal voor? En in het verhaal van Sappie? Suggesties voor vragen voor de taalsterke kinderen: o Hoe ziet Sappie eruit? En hoe ziet dat jongetje eruit? Wat is anders? De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 25
o o
Sappie heeft zijn oren weer gevonden. Hoe wordt hier het probleem weer opgelost? Het verhaal van Sappie liep gelukkig goed af. Hoe loopt dit verhaal af?
Verwerkingsactiviteiten rondom het thema Duur: 10-20 min.
Organiseer verwerkingsactiviteiten rondom het thema. Kies uit één van onderstaande activiteiten: Liedje of versje Speerpunten: mondelinge taal
Zing samen een liedje of zeg een versje op rondom het thema. Kinderen maken er bewegingen bij. De eerste paar keer doet u de bewegingen voor; later laat u vooral de kinderen de bewegingen uitvoeren. Boekenmuur Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat
Breid de boekenmuur uit met tekeningen en knutsels van kinderen. Praat met de kinderen over wat ze gemaakt hebben. Bespreek ook de relatie met het centrale prentenboek. Spelen in de ontdekhoek Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat
Kinderen spelen zelf met spullen uit de ontdekhoek. Zorg ervoor dat de spullen rondom de zintuigen geïntroduceerd zijn in een eerdere activiteit zodat kinderen weten wat ze er mee kunnen doen.
Naar buiten Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, (ouderbetrokkenheid) Duur: 30 min.
Kinderen gaan in groepjes naar buiten op het plein of in de buurt van de peuterspeelzaal, eventueel onder extra begeleiding van ouders. Ze voelen en ruiken aan dingen die ze tegenkomen, bijvoorbeeld aan gras, stenen, zand, bomen. Stimuleer kinderen ook goed te kijken en te luisteren naar alles wat er buiten is. Wat hoor je? Kun je het ook zien? Terug op de peuterspeelzaal voert u een gesprek met de kinderen over wat ze hebben gezien, gehoord, gevoeld en geroken. Hierbij gebruikt u plaatjes of foto’s van oren, een neus, ogen en handen zodat kinderen weten over welk zintuig het gaat. Suggesties voor vragen bij de verschillende zintuigen: o Luisteren: Wat heb je gehoord? Hoe klonk dat? kun je het nadoen? Wie of wat maakte dat geluid? Vond je het mooi? o Ruiken: Wat heb je geroken? Waar leek het op? Vond je het lekker ruiken? Waar kwam het vandaan? De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 26
o o
Voelen: Wat heb je allemaal gevoeld met je handen? Hoe voelde dat? Voelde het fijn of niet? Had je het al eens eerder gevoeld? Kijken: Wat heb je gezien? Wat vond je het mooist? Welke kleur had dat? Was het groot of klein?
Digitaal prentenboek Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ontluikende geletterdheid, ICT en multimedia Duur: 20 min.
Bekijk samen het digitale prentenboek van Waar zijn mijn oren? (zie cd-rom). Doe dit nadat u het boek al een aantal keer heeft voorgelezen. Stel vragen over de verhaallijn en oorzaak en gevolgen die in het boek aan bod komen. Suggesties voor vragen voor de taalzwakke kinderen o Waar is Sappie? o Wat doet hij met zijn oren? o Heeft Ekkie de Eekhoorn de oren gepakt? o Wijs de hond eens aan. o Wat kan de hond heel goed? o Wie heeft de oren meegenomen? o Hoe kijkt Sappie hier? Blij of boos? Suggesties voor vragen voor de taalsterke kinderen. o Waarom deed Sappie zijn oren uit? o Wat was er aan de hand toen hij wakker werd? o Waarom voelt hij in het holletje van Ekkie de Eekhoorn? o Wat doet Rinus de Roofvogel om Sappie te helpen? o Waarom had Opa Muis de oren van Sappie gepakt? o Waarom kan Opa Muis niet goed horen? o Hoe loopt het verhaal af?
Extra activiteiten 1. Koekjes bakken Speerpunten: mondelinge taal, ontluikende geletterdheid Duur: 20-30 min.
Voor deze activiteit kunt u eventueel hulp van ouders vragen. U gaat samen met de kinderen koekjes bakken. Tijdens het proces van koekjes bakken, komen alle zintuigen aan bod. Leg van te voren alle ingrediënten op tafel en schrijf het recept uit op een groot vel papier. Bij de woorden als de suiker, de bloem, de boter en dergelijke kan zij een kleine tekening maken of een foto van het ingrediënt plakken. Een voorbeeld is opgenomen in bijlage 4. Vraag aan de kinderen wat zij op de tafel zien staan. Wat zie je? Wat denk je dat dat is? De kinderen mogen vervolgens aan de ingrediënten ruiken en voelen: Hoe ruikt het? Hoe voelt het? Vervolgens mogen zij een klein beetje van enkele ingrediënten, bijvoorbeeld de suiker proeven. Hoe smaakt het?
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 27
Volg het recept en maak samen met de kinderen het deeg voor de koekjes. Tijdens het kneden van het deeg, praat u met de kinderen over hoe het voelt. Maak bijvoorbeeld een opmerking om reacties bij de kinderen uit te lokken: ik vind dat deeg zo plakken aan mijn handen of ik vind het deeg zo lekker ruiken. Laat de kinderen ieder een eigen koekje maken van het deeg en bak de koekjes in de oven. Wanneer de koekjes klaar zijn, praat u kort met de kinderen hoe de koekjes voelen, eruit zien, ruiken en smaken. 2. Geluid maken Speerpunten: woordenschat, mondelinge taal Duur: 10 minuten
Laat kinderen met verschillende muziekinstrumenten geluiden maken. Praat over het geluid: is het lang of kort, hoog of laag? Vind je het mooi of niet mooi? Kun je heel zachtjes geluid maken? En ook heel hard?
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 28
Fase 5 Napraten
In deze fase wordt de activiteitencyclus afgerond. De pedagogisch medewerker praat met de kinderen na over de activiteiten die ze samen hebben ondernomen bij het thema Horen doe je met je…… en het centrale prentenboek Waar zijn mijn oren? U kunt het thema samen met ouders en kinderen afsluiten door bijvoorbeeld een proeverij te organiseren, waarbij alle ouders/kinderen iets lekkers meenemen van huis.
Napraten bij de boekenmuur Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ontluikende geletterdheid Duur: 15 min.
Wat weten we nu? Laat alle kinderen bij de boekenmuur staan en vertellen over wat ze nu allemaal weten over lichaam/zintuigen en het centrale prentenboek. Bespreek de werkjes en vraag hen wat ze leuk vonden aan het thema of boek. Voorwerpen thema bij elkaar zoeken. Zorg ervoor dat de spullen van de thematafel in de verschillende speelhoeken liggen. Laat kinderen één voor één in de hoeken zoeken naar de voorwerpen. Besteed aandacht aan passieve en actieve woordenschat: Passief: Wil je voor mij het plaatje van het park halen? Actief: Wat heb je gevonden? Verhaal aan de hand van de voorwerpen samenvatten. Probeer samen met de kinderen met behulp van de voorwerpen het verhaal op te bouwen. Stel het belangrijkste probleem en de oplossing daarvan aan de orde. Probeer op een notitieblokje bij te houden welke aangeboden kernwoorden de kinderen begrijpen en gebruiken. o o o o o o
Jij hebt de oren van Sappie Peer gevonden. Waarom heeft hij ze uitgedaan? En waar was Sappie toen hij zijn oren uitdeed? Pak het plaatje van het park maar. Heb je Snuffel gevonden? Hoe hielp hij Sappie? Tegen wie botsten ze toen op? Waarom was Opa Muis verdrietig toen hij de oren teruggaf? Wie ging Opa Muis toen helpen? Wat deed de dierenarts?
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 29
Zelf vertellen Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ontluikende geletterdheid Duur: 10 min.
Vraag aan de kinderen wie nu zelf het verhaal wil ‘voorlezen’ aan de anderen. Geef hierbij steun als dat nodig is, door vragen te stellen, aanvulzinnen te geven of laat het kind voorwerpen of plaatjes gebruiken ter ondersteuning. Stel een vraag om het verhaal weer op gang te brengen wanneer het kind vastloopt. Ga na welke nieuwe woorden het kind tijdens het voorlezen gebruikt.
Verwerkingsactiviteiten rondom het thema Speerpunten: woordenschat, mondelinge taal, (ICT en multimedia) Duur: 10 min.
Organiseer verwerkingsactiviteiten rondom het thema. Kies uit één van onderstaande activiteiten: Liedje of versje Speerpunten: mondelinge taal
Zing samen een liedje of zeg een versje op rondom het thema. Kinderen maken er bewegingen bij. De eerste paar keer doet u de bewegingen voor; later laat u vooral de kinderen de bewegingen uitvoeren. Boekenmuur Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat
Breid de boekenmuur uit met tekeningen en knutsels van kinderen. Praat met de kinderen over wat ze gemaakt hebben. Bespreek ook de relatie met het centrale prentenboek. Spelen in de ontdekhoek Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat
Kinderen spelen zelf met spullen uit de ontdekhoek. Zorg ervoor dat de spullen rondom de zintuigen geïntroduceerd zijn in een eerdere activiteit zodat kinderen weten wat ze er mee kunnen doen. Evaluatie/zelfreflectie Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Duur: 10 min.
De werkjes van de boekenmuur gaan in het gezinsportfolio. Praat aan de hand van het portfolio over wat de kinderen hebben gemaakt en geleerd. Geef vervolgens het portfolio mee naar huis. Voor de taalzwakke kinderen: o Welk werkje vind je het mooist? Wijs maar aan. o Wat heb je hier gemaakt? o Wie heb je hier getekend? (schrijf dit erbij) De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 30
Voor de taalsterke kinderen: o Wat heb je hier gemaakt? o Ga je hier mama over vertellen? o Wat vind je het mooiste werkje? Waarom? o Wat zal ik erbij schrijven?
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 31
Eindevaluatie
Ontwikkeling van de peuters bijhouden met gezinsportfolio en woordenmap Het gezinsportfolio is een belangrijk hulpmiddel bij de evaluatie van de ontwikkeling van de peuter. Maar de pedagogisch medewerker kan het portfolio ook gebruiken voor evaluatie met de peuter. Door de verschillende werkjes van de peuter te dateren en na een aantal maanden te vergelijken krijgt u een beter zicht op de ontwikkeling van het kind. U kunt aan de hand van het gezinsportfolio met de peuters praten over hun werk. Ook de ouders kunnen dit thuis doen. Zo zien de peuters welke vorderingen ze hebben gemaakt en wat ze al kunnen. Door hierover vervolgens met de ouders te praten, betrekt u de ouders bij de ontwikkeling van hun kind. De pedagogisch medewerker heeft in een woordenmap bijgehouden welke nieuwe woorden de kinderen hebben geleerd. U kunt de woordkennis nogmaals evalueren door plaatjes of tekeningen bij de kernwoorden in het gezinsportfolio te plakken en na een aantal maanden met de kinderen na te gaan of ze de woorden nog kennen. Ook hiervan maakt u aantekeningen. Pedagogisch medewerkers evalueren het thema: wat liep goed en wat kon beter? Na afloop van de cyclus gaat de pedagogisch medewerker na of de planning die zij van te voren heeft gemaakt ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Wat ging hierbij goed en wat liep minder voorspoedig? Zijn alle speerpunten van de Taallijn aan de orde gekomen? Is er herhaald en interactief voorgelezen? Was er voldoende aandacht voor het oefenen van de woordenschat, gesprekken in de kleine kring en ouderbetrokkenheid? Is de computer zinvol ingezet? Als een onderwerp niet voldoende aan de orde is gekomen, stelt u vast wat de oorzaak was en bedenkt u een oplossing voor de volgende keer. Ook bekijkt u de achtergrondinformatie bij de verschillende leidstervaardigheden in het boek Peuters Interactief met Taal en gaat bij uzelf na welke vaardigheden u bij het volgende thema speciaal aandacht wil geven. Verzamelen materialen en ideeën voor volgend jaar De pedagogisch medewerker verzamelt alle materialen die bij het thema gebruikt zijn in een kist of doos. Hierin komen ook alle aanvullingen, opmerkingen van de pedagogisch medewerker en het planningsformulier. Een volgende keer kunt u het thema dan zo weer gebruiken.
De Taallijn. Peuters Interactief met Taal Onderzoeksversie 2011 Activiteitencyclus Horen doe je met je…. EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 32