De Taallijn Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2
Horen doe je met je … Bijlagen activiteitencyclus voor groep 1 en 2 Annie van der Beek en Dorien Stolwijk Met medewerking van Karlijn Brouwers en Marit Persoon
Nijmegen, februari 2008
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Oren om te horen! Expertisecentrum Nederlands, Pagina 1
Bijlage 1 – Ankeractiviteiten Voorbereiding van het anker De leerkracht bereidt het anker voor, door vijf ontdekhoeken in te richten. De ontdekhoeken worden verspreid over de verschillende kleuterlokalen en eventueel de gang. Bij elke hoek hangt een pictogram van het betreffende zintuig. De naam van het zintuig is erbij geschreven. De kinderen volgen in kleine groepjes het ontdekpad, begeleid door de leerkracht of een ouder. In elke hoek ontdekken de kinderen iets over één van de zintuigen. Ze kunnen iets zien, horen, voelen, ruiken of proeven, en doen soms proefjes in de ontdekhoek. In bijlage 3 zijn werkbladen toegevoegd voor enkele ontdekhoeken. De leerkracht kan zelf afbeeldingen toevoegen. Veel afbeeldingen zijn te vinden op internet (let op: afbeeldingen kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn). Ook kan de leerkracht een foto maken van de voorwerpen of materialen die ze gebruikt, en deze invoegen op het werkblad. Tijdens deze activiteit loopt Professor Oortjes rond. Hij legt de kinderen iets uit bij de ontdekhoeken, stelt hen zo nu en dan vragen of helpt de kinderen met de proefjes. Hieronder volgen enkele suggesties voor materialen en activiteiten voor de verschillende ontdekhoeken tijdens het anker. De materialen kunnen vervolgens in de ontdekhoek van Professor Oortjes in de klas worden geplaatst. Zien: de kijkhoek • Er staan drie of vier eenvoudige kijkdozen, met dezelfde inhoud. Het kijkgat van elke doos is voorzien van doorzichtig gekleurd papier, telkens met een andere kleur. De kinderen ontdekken dat iets wat precies hetzelfde is, er toch anders kan uitzien, doordat ze door een andere kleur papier kijken. Samen met de leerkracht of begeleider vullen ze een schema in van de kleuren die iedereen het mooiste vindt (zie bijlage 3). Doordat de namen boven elkaar worden ingevuld, is na afloop in één oogopslag te zien welke kleur de meeste kinderen het mooiste vinden. Het schema blijft in de hoek liggen, zodat ook de namen van de kinderen van de andere groepjes ingevuld kunnen worden. • Aan de wand hangt een afbeelding van de kaft van het prentenboek Waar zijn mijn oren? In de hoek liggen een blinddoek, een koker, een oude bril, en een verrekijker. De kinderen kunnen op verschillende manieren naar de afbeelding kijken: met de blinddoek voor één oog, door een koker, door een bril of door de verrekijker. De begeleider praat er met de kinderen over dat ze de afbeelding door de hulpmiddelen (blinddoek, koker, verrekijker) steeds anders zien, en wat de verschillen zijn. De kinderen kunnen tegelijk actief aan de slag. De leerkracht of begeleider kan ondertussen met hen praten over wat ze zien en wat de verschillen zijn. Ze schrijft op wat de kinderen hierover zeggen, bijvoorbeeld: kijken met de verrekijker is het leukst, kijken met de koker is moeilijk omdat je niet zo goed met één oog door de koker kunt kijken. Spelenderwijs komen begrippen aan de orde als veraf, dichtbij, kleiner, groter. Voelen: de voelhoek In de voelhoek liggen verschillende materialen. De kinderen voelen eraan, en vergelijken materialen met elkaar. Voorbeelden voor materialen zijn: - Voedsel, bijvoorbeeld schaaltjes met rijst, meel, rozijnen, koekjes, hagelslag, water - Warme en koude materialen, bijvoorbeeld warm (of lauw) water in een glas en ijsklontjes in een glas - Harde en zachte materialen, zoals een stukje leer of een plastic voorwerp, en een lapje wollen stof of een kussentje, steen, zachte klei, vingerverf - Overige materialen, zoals gewoon papier, karton, ribbelkarton, plastic, aluminiumfolie, schuurpapier - Voeldoos met verschillende voorwerpen De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je …! Expertisecentrum Nederlands, Pagina 2
•
•
•
Kwastje De leerkracht of begeleider praat er met de kinderen over dat dingen die soms hetzelfde zijn, verschillend kunnen aanvoelen, zoals koud, warm, hard, zacht, groot, klein, dik, dun, nat, droog. Ook laat de leerkracht zien dat materialen kunnen veranderen. Ze laat de kinderen aan een glas met warm water voelen (niet te heet!). Het water blijft een tijdje staan, en daarna voelen ze er nog eens aan. Hetzelfde water is nu niet meer warm. Bij ijs is de verandering niet alleen te voelen, maar ook te zien. De leerkracht legt een paar ijsblokjes op een schaaltje. Na een tijdje kunnen de kinderen niet alleen voelen dat het niet meer koud is, maar ook zien dat het ijs nu water is. Als het smelten van het ijs te lang duurt, kan de leerkracht het bakje au bain-marie in heet water zetten (buiten bereik van de kinderen). De kinderen kunnen groepjes maken van voorwerpen of materialen die bij elkaar horen: zacht bij zacht, koud bij koud, eetbaar en niet eetbaar, et cetera. De leerkracht houdt zich op de achtergrond laat de kinderen de materialen zelf ordenen op een manier die zij zelf bedenken. Ze schrijft op welke groepjes de kinderen hebben gemaakt, en maakt er een foto van. Ze kan hier later op terugkomen bij gesprekken over voelen, of de foto’s in het gezinsportfolio plakken. In bijlage 3 is een werkblad voor de voelhoek toegevoegd.
Horen: de luisterhoek De leerkracht neemt verschillende geluiden zelf op of zoekt bijvoorbeeld geluiden op internet. De leerkracht of begeleider start de geluiden om ze aan de kinderen te laten horen. Suggesties voor materialen en opgenomen geluiden zijn: - Muziekinstrumenten die voor jonge kinderen herkenbaar zijn, zoals een trom, een piano, een blokfluit - Geluiden in en rond het huis, zoals de voordeurbel, een deur dichtslaan, in een kopje roeren, op de trap lopen, douchegeluiden - Geluiden die buiten te horen zijn, zoals een auto, een vliegtuig, roepende kinderen, de wind, een sirene, dieren - Dierengeluiden, zoals een blaffende hond, een fluitende vogel, kwakende eenden - Liedjes, bijvoorbeeld hetzelfde liedje door verschillende personen gezongen. Voorwerpen: - Oordopjes - Schaaltje met folie en rijstkorreltjes - Radio met geluidsboxen - ‘Telefoon’ van twee blikken verbonden met een draad - Geluidenpotjes •
• •
• •
De kinderen horen drie muziekinstrumenten. Er liggen kaartjes met een afbeelding van deze, maar ook van andere instrumenten. De kinderen zoeken samen de juiste afbeelding als ze een instrument horen. Ze leggen bij elk instrument dat ze gehoord hebben een kaartje in het daarvoor bestemde hokje op het werkblad. De leerkracht vult in welke kaartjes alle groepjes kinderen hebben gekozen. Als alle kinderen in de luisterhoek zijn geweest, kan de leerkracht de instrumenten nogmaals laten horen, en bespreken of alle kinderen hetzelfde instrument gehoord hadden. De kinderen horen het geluid van enkele dieren. Ze kunnen op dezelfde manier kaartjes zoeken als bij de geluiden van de instrumenten. Van een aantal geluiden zijn twee versies opgenomen: hard en zacht, of bij een liedje: snel en langzaam. De kinderen ervaren dat hetzelfde geluid toch anders kan klinken. De kinderen horen twee keer hetzelfde liedje, maar het klinkt toch anders doordat het door iemand anders is gezongen. Ook zijn er in de luisterhoek instrumenten of voorwerpen waarmee de kinderen zelf geluid kunnen maken. De luisterhoek is op een plek ingericht waar de rest De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je …! Expertisecentrum Nederlands, Pagina 2
van de groep er geen last van heeft. In bijlage 3 is een werkblad voor de luisterhoek toegevoegd. Ruiken: de ruikhoek In de ruikhoek staan verschillende materialen. Alles zit in een potje met een deksel erop, zodat de geuren duidelijk te onderscheiden zijn. Voorbeelden voor materialen zijn: • potjes met geurende kruiden of ander voedsel zoals vanille, tijm, citroenmelisse, pepermunt, kamille, ui, knoflook, anijs, azijn, mosterd, (gemalen) koffie, vruchtensap, (in stukjes gesneden) fruit • verschillend geurende kaarsjes, wierook • zeep, shampoo, badschuim, parfum, aftershave, luchtverfrisser In de ruikhoek of gezamenlijk in de klas kunnen verschillende ontdekactiviteiten worden uitgevoerd: • De kinderen ruiken aan de verschillende geuren. Ze halen de deksel van het potje af, en wuiven de geur met hun hand naar hun neus. Zo kunnen ze de geur goed opsnuiven. De kinderen proberen de geuren te beschrijven: ruikt het lekker of niet lekker, ruikt het zoet of zuur, zou je het kunnen eten? Wat zou je er anders mee kunnen doen? • De leerkracht heeft van een aantal kruiden of andere materialen twee potjes gemaakt. Aan de onderkant van die twee potjes staat steeds dezelfde kleur stip. De potjes staan door elkaar, maar van de potjes met een stip staat er steeds één niet bij de rest; deze potjes staan bij elkaar een stukje bij de rest vandaan. Er wordt een spel mee gespeeld. Eén kind kiest een gesloten potje uit het groepje met een stip. Het kind krijgt een blinddoek om of het kind doet de ogen dicht. De leerkracht maakt het potje open en het kind ruikt eraan. Vervolgens laat de leerkracht het kind ook aan de andere geopende potjes ruiken. Wanneer het kind dezelfde geur ontdekt, gaat de blinddoek af en kan het kind zelf kijken of er in het potje hetzelfde zit. Proeven: de proefhoek In de proefhoek staan verschillende etenswaren waarmee kinderen experimenteren op het gebied van proeven. In de proefhoek of gezamenlijk in de klas kunnen verschillende ontdekactiviteiten worden uitgevoerd: • In schaaltjes liggen allerlei etenswaren, die de kinderen kunnen proeven. Als ze proeven met een blinddoek om, kunnen ze daarna raden wat ze hebben geproefd. Als ze niet precies weten wat het is, kunnen ze zeggen waar het naar smaakt. Ook kunnen ze elkaar vertellen of ze iets lekker vinden of niet. De leerkracht vertelt de kinderen over zout, zoet, zuur en bitter en laat de kinderen voorbeelden proeven: zout, suiker, azijn, limonade, chocoladehagel, jam, appel, peer, banaan of ander fruit, thee zonder suiker, thee met veel suiker, mosterd, mayonaise, ketchup, olijfolie, honing, koekje. De kinderen proeven eerst voorzichtig met hun tong. Als ze het niet lekker vinden, hoeven ze het niet door te slikken. • In de proefhoek hangt een werkblad met een afbeelding van het eten dat de kinderen kunnen proeven. De kinderen hebben ieder twee kaartjes met hun naam erop. Ze kiezen twee dingen die ze het lekkerst vinden, en plakken hun briefjes in het hokje boven het eten dat ze lekker vinden. De briefjes worden aansluitend boven elkaar geplakt, van onderaf te beginnen. Als alle kinderen in de proefhoek zijn geweest, is in één oogopslag te zien wat de meeste kinderen het lekkerst vonden.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je …! Expertisecentrum Nederlands, Pagina 3
Bijlage 2 – Ontdekactiviteiten voor in de klas Zien Klassikaal • De leerkracht heeft in de klas foto’s gemaakt. Zij vraagt de kinderen waar ze stond toen ze de foto’s maakte. De leerkracht kan ook foto’s laten zien van het anker, waarop het ene kind groter is dan de ander en andersom. Hoe kan het dat het ene kind groter lijkt dan de ander? Kunnen de kinderen misschien ook zelf zo gaan staan dat de één heel groot lijkt en de ander heel klein? Hiervoor kan een passpiegel worden gebruikt in de klas. Kunnen de kinderen zo gaan staan dat de één wel te zien is en de ander niet? De leerkracht kan met krijt een streep op de spiegel trekken bij de bovenkant van het hoofd van de kinderen. Ze zien dan dat de ene streep hoger staat dan de andere. Daarna kunnen ze bij de spiegel ‘meten’ of hun lengte klopt met de streep. • De kinderen krijgen twee kaartjes: een rood en een groen. De leerkracht verschuilt zich gedeeltelijk achter een kastdeur. De kinderen die haar zien steken een groene kaart op, de anderen een rode kaart. De leerkracht komt terug en vraagt wat er aan de kaarten te zien is en waarom. Deze scheidslijn tussen rode en groene kaarten heet de kijklijn. De leerkracht kan de kijklijn eventueel op de grond aangeven. • De leerkracht vraagt bijvoorbeeld aan Marieke om een grote speelgoedauto zo in het lokaal te plaatsen dat Johan hem niet ziet en Fatima wel. Als het niet meteen lukt, mogen de andere kinderen helpen. De ontdekhoek van Professor Oortjes • In de ontdekhoek van Professor Oortjes kan de leerkracht boeken neerleggen waarvan de plaatjes alleen met een 3D-bril kunnen worden bekeken. • Kinderen bedekken één oog en proberen met de andere hand een voorwerp in één keer aan te raken. Hierdoor leren ze dat je twee ogen nodig hebt om goed te kunnen zien. • In de ontdekhoek kan de leerkracht materialen leggen waarmee kinderen zelfstandig of in kleine groepjes kunnen experimenteren. Voorbeelden zijn: een verrekijker, een vergrootglas, brillen met verschillende sterktes, kijkdozen en een blinddoek
Voelen Klassikaal • Een kind gaat geblinddoekt tegenover een ander kind zitten. Door middel van te voelen probeert het kind te raden wie hij of zij tegenover zich heeft. • De kinderen vormen tweetallen. Een aantal kinderen zit met hun rug naar het bord, terwijl de leerkracht iets op het bord tekent. De andere kinderen tekenen dit na op de rug van een medeleerling. Zij raden vervolgens wat er is getekend. De ontdekhoek van Professor Oortjes
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je …! Expertisecentrum Nederlands, Pagina 4
•
•
Voeldoos: De leerkracht doet verschillende voorwerpen in een doos. De kinderen kunnen niet zien wat er in de doos zit, maar ze kunnen wel hun handen er in steken en voelen wat er in zit. Voorwerpen die de leerkracht in de doos kan doen zijn bijvoorbeeld een gum, een potlood, een niet opgeblazen ballon, een dobbelsteen. Je kunt niet alleen met je handen voelen, maar ook met andere delen van je lijf. In de ontdekhoek kunnen kinderen met een kwastje kriebelen over hun arm, hand, rug, wang en lippen. Waar kun je het beste mee voelen? Ook kunnen kinderen voelen met hun voeten. In de ontdekhoek liggen verschillende materialen op de grond, zoals stukken vloerbedekking, bubbelfolie, voeringstof, schuurpapier en een vuilniszak. Kinderen kunnen hier met blote voeten overheen lopen om te kijken hoe het voelt.
Horen Klassikaal • Kinderen vormen tweetallen waarbij één kind oordopjes in heeft en ervaart hoe het is om niet te kunnen horen. De leerkracht geeft een opdracht die het andere kind probeert duidelijk te maken aan het kind dat niets hoort. Een voorbeeld van een opdracht is ‘loop naar de gang’ of ‘pak je tekenboek’. Door middel van tekeningen en gebaren proberen de kinderen elkaar iets duidelijk te maken. De kinderen mogen bij deze activiteit niet praten. Na afloop vertelt het kind hoe het was om niets te kunnen horen. • Ergens in het lokaal is een voorwerp verstopt dat geluid maakt, bijvoorbeeld een kleine radio, een tikkende wekker of speelgoed dat geluid maakt. Als de leerkracht het voorwerp verstopt, wacht er steeds een groepje kinderen op de gang. Als de kinderen binnenkomen moeten ze één oor dichthouden. Ze horen nu wel het geluid, maar kunnen niet goed plaatsen waar het vandaan komt. Als ze even hebben geluisterd mogen ze met beide oren luisteren. Nu horen ze wel waar het geluid vandaan komt en kunnen ze het voorwerp zoeken. Deze activiteit kan ook buiten worden uitgevoerd. • De kinderen gaan buiten op het schoolplein op een stoepje of bankje zitten. Ze hebben allemaal een paar kaartjes en een potlood. De leerkracht vraagt hun heel stil te zijn, en goed te luisteren wat ze allemaal horen. Ze tekenen op een kaartje wat ze gehoord hebben. Ze mogen meerdere kaartjes tekenen. Op de kaartjes worden ook de namen van de kinderen gezet. De leerkracht kan er ook bij schrijven. Als ze weer terug in de klas zijn, maakt de leerkracht een grafiek met kolommen van de geluiden die de kinderen hebben gehoord. De kinderen mogen hun kaartje op de goede plek in de grafiek ophangen of neerleggen. De leerkracht bekijkt de grafiek met de kinderen. Waar zijn er het meeste van? Wie hadden dat allemaal gehoord (of gezien)? • Een kind staat geblinddoekt in het midden van de groep. De anderen staan in een kring om hem heen. Het kind dat recht voor het kind met de blinddoek staat, maakt een geluid. Het kind met de blinddoek luistert goed waar het geluid vandaan komt. Vervolgens maakt een ander kind een geluid. Het kind met de blinddoek volgt het geluid, door in de goede richting te draaien. De leerkracht verwoordt wat het kind doet: om het geluid te horen, kijkt hij recht vooruit, nu maakt hij een kwart draai, een halve draai, of een hele draai. Vervolgens gaan de kinderen niet alleen draaien, maar ook bewegen. Op de grond wordt een klein parcours getekend, of bijvoorbeeld afgezet met stoelen. Een kind loopt dit parcours met een blinddoek voor. De andere kinderen dienen als geluidsbaken: een kind stelt zich op in de gewenste richting en maakt een geluid. Het kind met de blinddoek gaat staan naar de richting waar het geluid vandaan komt. Een ander kind zegt vervolgens hoeveel stappen het kind vooruit moet zetten. Weer een ander geeft de volgende aanwijzing, door bijvoorbeeld naar links te gaan staan en iets te zeggen, zodat het kind met de blinddoek draait. De kinderen De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Oren om te horen! Expertisecentrum Nederlands, Pagina 1
blijven aanwijzingen geven, tot het eindpunt is bereikt. De leerkracht ondersteunt de kinderen die aanwijzingen geven.
De ontdekhoek van Professor Oortjes • In de luisterhoek ligt een opgeblazen ballon. Eén van kinderen houdt de ballon heel voorzichtig in zijn handen. Een ander kind praat tegen de ballon, met de lippen heel zachtjes tegen de ballon. Degene die de ballon vasthoudt, ‘voelt’ nu het geluid van ballon. Dat komt doordat de ballon een beetje gaat trillen als je er tegen praat. De leerkracht let er goed op dat de ballon niet te hard is opgeblazen, zodat hij niet kapot kan springen. • In de luisterhoek staat een radio met geluidsboxen. Dicht bij een geluidsbox staat een schaaltje waar plastic folie strak overheen is gespannen. Op de folie liggen ongekookte rijstkorrels. Als de radio zacht aan staat, gebeurt er niets, maar als de radio steeds harder wordt gezet, springen de rijstkorreltjes omhoog. De rijstkorreltjes ‘voelen’ de harde muziek en springen mee op de maat. • De leerkracht legt in de luisterhoek twee blikken met een draad ertussen die als een ‘telefoon’ kan dienen. De kinderen kunnen hiermee experimenteren, zowel binnen als buiten. • In dichte potjes zitten verschillende voorwerpen, zodat een geluidenpot ontstaat. In de potjes zit bijvoorbeeld een belletje, suiker, rijst of een bouwsteentje. Van iedere geluidenpot zijn er twee exact hetzelfde. Deze geluidenpotten bevatten dus hetzelfde voorwerp en klinken daardoor hetzelfde als je ermee schudt. Onder deze potten zet de leerkracht eenzelfde gekleurde stip. Wanneer een kind met een pot rammelt, hoort hij een bepaald geluid. De kinderen moeten de geluidenpotten die hetzelfde klinken naast elkaar zetten. Aan het einde kijken zij aan de onderkant van de potten of deze dezelfde kleur stip hebben.
Ruiken Klassikaal • De leerkracht bespreekt met de kinderen dat het maar goed is dat we kunnen ruiken. Soms is er gevaar, bijvoorbeeld bij brand, of als voedsel bedorven is. De leerkracht vult enkele potjes (met goed afsluitbare deksel!) met vers en met bedorven voedsel, bijvoorbeeld een potje met verse melk en een met bedorven melk, een potje met een plak verse vleeswaren en een met bedorven vleeswaren. De potjes zijn niet doorzichtig, zodat de kinderen niet kunnen zien wat er in zit. De kinderen ruiken om de beurt aan een potje. Ze weten niet of ze aan het verse of aan het bedorven voedsel ruiken. Ze ontdekken zelf wat je het beste niet meer kunt eten of drinken! De ontdekhoek van Professor Oortjes • In de ontdekhoek van Professor Oortjes staan verschillende geurpotjes. De kinderen kunnen in de ontdekhoek aan de geurpotjes ruiken en proberen te raden wat er in zit. Op de onderkant heeft de leerkracht een plaatje geplakt van hetgeen erin zit, zodat de kinderen zelf kunnen controleren of ze goed hebben geraden wat erin zit.
Proeven Klassikaal • De leerkracht voegt smaakloze (consumptie)kleurstof toe aan wat voedsel op een schaaltje, of aan een drankje. Hierdoor ziet het er bijvoorbeeld bij rode kleurstof veel lekkerder uit, en bij donkere kleurstof minder lekker. De kinderen voorspellen De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 2
•
of ze iets lekker vinden of niet. Daarna gaan ze proeven. Nu blijkt dat het juist wel of juist niet lekker is. Je proeft dus ook een beetje met je ogen! Je proeft niet met je neus, of wel? Als iets lekker ruikt, smaakt het dan ook altijd lekker? Veel kinderen vinden koffie lekker ruiken. Vinden ze het ook lekker smaken?
De ontdekhoek van Professor Oortjes • Als aanvulling op het onderzoekje dat wordt uitgevoerd in fase 4 kunnen de kinderen in de ontdekhoek van Professor Oortjes zelf verder experimenteren met verschillende soorten fruit. Ook hebben de kinderen misschien intussen iets meegebracht van thuis dat de anderen mogen proeven. Hoe voelt het? Hoe ziet het eruit? Hoe denk je dat het er aan de binnenkant uitziet? Hoe ruikt het? hoe smaakt het? De kinderen kunnen het fruit natekenen. De leerkracht zorgt ervoor dat er verschillende soorten fruit in de ontdekhoek ligt en helpt de kinderen met het doorsnijden van het fruit. • De kinderen hebben in de proefhoek al geblinddoekt kunnen proeven. Nu doen ze dat nog eens, deze keer gaan ze twee dingen vergelijken. Er staan twee glaasjes drinken of schaaltjes met eten dat veel op elkaar lijkt, bijvoorbeeld appelsap en ranja of honing en stroop. Ze ontdekken dat het moeilijker is om te proeven wat het is, als je het niet kunt zien.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 3
Bijlage 3 – Werkbladen Zien Welke kleur vind ik het mooiste?
Wat valt er op als je kijkt met een blinddoek voor één oog, door een koker, door een bril of door een verrekijker?
Rood Groen Blauw Geel
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 4
Voelen Wat hoort bij elkaar?
Groepje 1: Groepje 2: Groepje 3:
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 5
Horen Welk instrument heb ik gehoord?
1
2
3
Groepje 1: Groepje 2: Groepje 3:
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 6
Bijlage 4 – Prentenboeken over zintuigen •
Boonen, S. (2006). Een bril voor Bert. Hasselt: Clavis.
•
Bouwman, M. & Hopman, P. (2002). Rambamboelie. Amsterdam: Ploegsma.
•
Bruna, D. (2006). Zien, voelen, ruiken, proeven en horen met Nijntje. Amsterdam: Mercis Publishing.
•
Cousins, L. (2004). Voelen en aaien en tellen met muis. Amsterdam: Leopold.
•
Crowter, K. (2005). In het pikkedonker. Amsterdam: Querido.
•
Genechten, G. van. (2007). Het grote eet-boek. Hasselt: Clavis.
•
Heine, H. (2006). Lawaaimakers! Hasselt: Clavis.
•
Hendry, D. & Chapman, J. (1999). Wat hoor ik toch? Rotterdam: Lemniscaat.
•
Jadoul, E. (2006). Knuffelkonijn. Wielsbeke: De Eenhoorn.
•
Kitamura, S. vertaling: Duin, L. van. (2005). Igor, de vogel die niet kon zingen. Amsterdam: Mercis Publishing.
•
Mortier, T. & Pottie, M. (2005). Zoeperman. Wielsbeke: De Eenhoorn.
•
Pecht, A. & Hermans, L. (2007). Waar zijn mijn oren? Hasselt: Clavis.
•
Petz, M. & Jackowski, A. (2006). Wie zingt daar zo vals? Rijswijk: De Vier Windstreken.
•
Roddie, S. & Cony, F. (2002). Een kuiken met waterpokken. Amsterdam: Sjaloom.
•
Rood, L. & Meirink, T. (2004). Hé, jij daar, spiegelbeeld! Baarn: Bekadidact.
•
Ross, T. & Willis. J. (2004). Ssst, luister. Amsterdam: Sjaloom.
•
Rossum, H. & Snoodijk, T. (2002). Goedemorgen, meneer stukjes! Amsterdam: Zirkoon.
•
Schwartz, V. (2002). Wie wijst neus waar? Amsterdam: Zirkoon.
•
Spee, G. (2000). Gekken bekken. Amsterdam: Ploegsma.
•
Tallec, O. (2004). Wat hoor ik daar? Tielt: Lannoo.
•
Tibo, G. (2005). Met andere ogen. Rijswijk: De Vier Windstreken.
•
Tullet, H. (2004). De vijf zintuigen. Tielt: Lannoo.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 7
Bijlage 5 – Voorbeeld gezinsportfolio
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 8
Beste ouder(s) of verzorger(s) van ………………
Dit is het gezinsportfolio (of heen-en-weer boekje) van uw kind. Het is een boek dat heen en weer gaat tussen de school en thuis. Hierin bewaart uw kind tekeningen, knip- en plakwerkjes, teksten en foto’s die het zelf heeft gemaakt of uitgekozen. Een gezinsportfolio is erg leuk voor de kinderen en ook prettig voor de ouders: 1. U kunt zien wat uw kind op school geleerd heeft. 2. De kinderen zijn trots op hun werk en krijgen het gezinsportfolio mee naar huis. Het is belangrijk dat u het boek samen met uw kind bekijkt en er met uw kind over praat. Dingen die u kunt vragen: • Laat eens zien wat je allemaal gemaakt en gedaan hebt! Hoe heb je dit gedaan? • Met wie speelde je op deze foto? Wat deden jullie daar? Hoe vond je dat? • Wat vond je nou het aller-leukst om te doen? Zullen we de tekening of foto daarvan opzoeken? 3. In het boek ziet u een paar bladzijden die speciaal voor thuis zijn. Op die bladzijden kunt u samen met uw kind iets schrijven of inplakken, zoals: • Een foto van uw kind, bijvoorbeeld terwijl het iets lekkers aan het eten is • Het blad invullen over wat uw kind lekker vindt smaken • Liedjes of versjes die u met uw kind hebt gezongen of geleerd • Natuurlijk kunnen u en uw kind ook extra bladzijden maken met tekeningen, foto’s en verhalen over wat u samen thuis beleefd hebt. 4. De kinderen krijgen het gezinsportfolio op vrijdag mee naar huis. Dan kunt u het boekje in het weekend samen met uw kind bekijken en er iets inplakken. In het boekje ziet u een paar bladzijden die speciaal voor thuis zijn. Op die bladzijdes kunt u dus iets schrijven of inplakken. Op maandag geeft u het boekje weer mee naar school. Het boekje wordt twee keer meegegeven, dus u kunt twee keer iets inplakken of schrijven. U zult zien dat het erg leuk en ook leerzaam is, om samen met uw kind over met het heen-en-weer boekje bezig te zijn. Wij wensen u en uw kind veel plezier met het gezinsportfolio!
Met vriendelijke groet,
De leerkrachten van groep 1 en 2
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 9
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 10
Kijk, dit ben ik!
Mijn naam is: ……………………… ……………………… ……
Dit vind ik lekker: ……………………………………… ……………………………………… Dit vind ik niet zo lekker: ……………………………………
Ik ben geboren op: ……………………………………… In:…………………………………
Ik woon in: ……………………………
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 11
Hiernaast plak ik een foto
De foto is gemaakt toen ik:
Dit wil ik graag vertellen over de foto:
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 12
Het onderstaande lied hebben we geleerd
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 13
Hieronder vertel ik wat ik lekker vind
Ik eet thuis heel graag
Ik vind dit zo lekker omdat
Ik eet dit vaak/niet vaak
Hieronder maak ik er samen met één van mijn ouders een tekening van
Ik heb de tekening gemaakt samen met
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 14
Voorleesbladzijde Beste ouder of verzorger,
We willen u vragen om een prentenboek aan uw kind voor te lezen. 1.
Kies samen met uw kind een leuk prentenboek (bijvoorbeeld in de bibliotheek). Kies een boek met veel mooie platen, het liefst over het thema zintuigen.
2.
Praat eerst samen met uw kind over de plaatjes in het boek. Dit kan in het Nederlands maar ook in een andere taal. Vraag aan uw kind: Waar zou het verhaal over gaan? Waarom denk je dat?
3.
Vertel het verhaal in uw eigen woorden (in uw eigen taal) of lees het verhaal voor. Stop af en toe even om samen naar de plaatjes te kijken. Geef uw kind de ruimte om ook wat te zeggen.
4.
Het is belangrijk dat uw kind voorlezen en lezen leuk gaat vinden. Zorg daarom dat het voorlezen gezellig is. Word niet boos als het kind niet meer wil, maar probeer het later nog eens.
5.
Na het voorlezen stelt u een vraag over het verhaal. Bijvoorbeeld: • Vond je het een leuk verhaal? • Welke bladzijde vond je het leukst? • Wil jij het verhaal nu aan mij vertellen? (met de plaatjes erbij) • Wil je een tekening maken van het verhaal? (de tekening kan in het portfolio)
Wilt u na het voorlezen de vragen hieronder beantwoorden? Titel van het prentenboek dat is voorgelezen:
Schrijver van het prentenboek:
Wat vond uw kind van het voorlezen?
Wat vond u van het voorlezen? Hoe ging het?
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 15
Ik heb dit boek gelezen:
Ik heb het boek gelezen samen met:
Dit vind ik van mijn boek:
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 16
Bijlage 6 – Brief aan de ouders
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 17
Beste ouder(s) of verzorger(s),
Ons nieuwe thema heet:
Horen doe je met je … Wat gaan we allemaal doen? 1. Wij gaan ontdekken wat we met onze zintuigen kunnen doen. We gaan kijken, voelen, horen, ruiken en proeven. 2. Wij lezen voor uit het prentenboek Waar zijn mijn oren? Dit boek is geschreven door Annemieke Pecht en Loes Hermans en de tekeningen zijn gemaakt door Flos Vingerhoets (2007). 3. Wij leren veel nieuwe woorden over het thema. 4. Wij maken op school een gezinsportfolio, een heen-en-weer boekje. Daar plakken wij werkjes in die passen bij het thema. Dit boekje mag mee naar huis. Thuis kunt u er ook foto's en tekeningen inplakken. U kunt er ook wat bij schrijven. Daarna bekijken we het boek op school. Het boekje gaat heen-en-weer tussen school en thuis. 5. De kinderen mogen spullen meenemen naar school, zodat de kinderen zo veel mogelijk leren over zintuigen. Het is daarom fijn als u thuis iets heeft om mee te geven, bijvoorbeeld: • Een foto van uw kind als het bijvoorbeeld iets lekkers aan het eten is • Een favoriete knuffel die uw kind graag bij zich heeft • Een prentenboek, een voorleesboek of informatief boek dat uw kind graag ‘leest’ over het lichaam of over zien, horen, voelen, ruiken of proeven 6. We leren op school het versje van Appie Aardappel. U kunt dit versje thuis samen met uw kind opzeggen. Aan het einde sluiten we het thema af met kinderen en ouders samen. Hierbij zijn alle ouders uitgenodigd op ……. We hopen dat u erbij wilt zijn! Een echte uitnodiging krijgt u nog van uw kind. Natuurlijk bent u ook van harte welkom om vóór of na schooltijd in de klas te komen kijken. Dan kunt u zien hoe we bezig zijn met het thema Horen doe je met je …
Met vriendelijke groet, de leerkrachten van groep 1 en 2
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 18
Bijlage 7 – Beeldrecept voor zandkoekjes Ingrediënten (voor ongeveer 25 koekjes) 150 gram bloem 75 gram witte basterdsuiker 100 gram boter 1 zakje vanillesuiker Snufje zout
Oventemperatuur en Baktijd: Elektrische oven: 170 graden Celsius Heteluchtoven: 150–160 graden Celsius Gasoven: stand 3-4 Baktijd: 15 minuten
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Horen doe je met je … EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 19