De Taallijn Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2
Kriebelbeestjes! Activiteitencyclus voor groep 1 en 2 Expertisecentrum Nederlands
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Voorbeeld van een planningsrooster
4
Voorbereiding
8
Fase 1 – Introductie
12
Fase 2 – Interactief voorlezen
17
Fase 3 – Werken met verhalen
22
Fase 4 – Werken met leervragen
26
Fase 5 – Presentatie/evaluatie
30
Eindevaluatie
33
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 2
Inleiding Kriebelbeestjes! De sneeuw is intussen verdwenen en allerlei beestjes komen in het zonnetje te voorschijn. Voor de kleuters zijn deze kleine kriebelende beestjes heel interessant en spannend! De activiteitencyclus Kriebelbeestjes! is gericht op de kleine beestjes die in de lente in de directe omgeving van de kleuters te vinden zijn. Wat kruipt er allemaal rond in de heg, onder een steen en in het zand? Hoe ziet de activiteitencyclus eruit? De kinderen worden betrokken bij het thema door een ontdektocht naar beestjes op bijvoorbeeld het speelplein, in het park of in het bos. Welke beestjes kunnen de kinderen allemaal vinden? Tijdens het thema is het centrale prentenboek: Feest! van Brigitte Minne. Twee kevers plannen een feestje en bakken zo’n honderd taarten. Maar feesten doe je niet alleen. Allerlei insecten komen laten zien waarom zij uitgenodigd moeten worden. Wie nodigen de kevers uit? En hoe gezellig wordt het feest? Het thema van het boek ‘feest’ is binnen deze activiteitencyclus ondergeschikt. De thema’s kunnen wel heel leuk gekoppeld worden, de kinderen kunnen bijvoorbeeld een kriebelbeestjesfeest houden! Het thema wordt verder verdiept met andere boeken, zodat kinderen de woorden ook in andere contexten tegenkomen. Tijdens de uitvoering van het thema doen de kinderen allerlei leerzame (taal-)activiteiten die te maken hebben met het thema. Door het werken met leervragen die de leerlingen zelf bedenken worden kinderen gestimuleerd om zelf op zoek te gaan naar antwoorden. Zo breiden kinderen hun kennis van de wereld uit, en doordat ze praten en denken over wat ze zien wordt hun mondelinge taal en woordenschat gestimuleerd. Aan het einde van de cyclus vindt er een evaluatie plaats: wat hebben de kinderen geleerd? Hoe lang duurt het om de cyclus uit te voeren? Het uitvoeren van de activiteitencyclus duurt ongeveer 3 weken, met een uitloop naar de vierde week. We wensen u en de kinderen veel plezier met alle activiteiten van de komende weken!
Meer informatie over de bijbehorende boeken, cd-roms en dvd of over scholing in de Taallijn in de diverse regio’s is te vinden op www.taal100.nl. Boeken, cd-roms en de dvd zijn te bestellen via www.onderwijsuitgaven.nl. Informatie over cursussen in de diverse regio's is ook te verkrijgen bij Sardes (0302326200). © 2012 Expertisecentrum Nederlands Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag voor commerciële doeleinden worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnames, of op enige andere wijze, zonder nadrukkelijke verwijzing naar Sardes en het Expertisecentrum Nederlands.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 3
Voorbeeld van een planningsrooster o
o
o
o
o o
o
Om de Taallijn uit te voeren, is het belangrijk om een aantal kenmerkende activiteiten te organiseren. Deze zijn opgenomen in het planningsrooster op de volgende pagina. Bij sommige verwerkingsactiviteiten kunt u een keuze maken uit activiteiten. Bijvoorbeeld waar het gaat om het oefenen van de verhaallijn, kunt u kiezen uit: woordkaarten maken, het verhaal naspelen en platen en foto’s bekijken. Uiteraard hoeft taalstimulering zich niet te beperken tot de omschreven activiteiten. Gedurende de hele dag kunt u kansen aangrijpen om taal te stimuleren, bijvoorbeeld tijdens de eet- en drinkmomenten, het buiten spelen of het opruimen. In het planningsrooster worden aan het eind van elke week activiteiten aangegeven die elke dag gedaan kunnen worden, náást de activiteiten die voor de dagen uitgeschreven zijn. U hoeft niet elke dag ál deze extra activiteiten te doen, dat mag natuurlijk wel. Bij elke activiteit werkt u aan één of meerdere speerpunten van de Taallijn. Ook deze vindt u in het rooster terug. De dagindeling die in het rooster wordt aangegeven, is bedoeld als leidraad om de volgorde van activiteiten aan te geven. Het is mogelijk om minder activiteiten per dag uit te voeren, en dan een week langer het thema uit te voeren. De activiteiten uit het planningsrooster staan verderop uitgebreider beschreven (zie pag. 12 en verder).
Speerpunten:
Mondelinge taal Werken aan woordenschat Beginnende geletterdheid ICT en multimedia Ouderbetrokkenheid
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 4
Tijd Vooraf
Week 1 Maandag
Fase en activiteit Speerpunten Voorbereiding De leerkracht bereidt het thema voor. (zie vanaf pag. 8 voor een uitgebreide toelichting) Fase 1: Introductie Anker: Op zoek naar kriebelbeestjes Brief aan ouders schrijven over het thema
Week 1 Dinsdag
Kennismaken met de beestjes Beestjeslaboratorium Beestjesgrafiek
Week 1 Woensdag
Week 1 Donderdag
Samen leervragen bedenken Digitale foto’s bekijken In gezinsportfolio tekenen of schrijven over zoektocht naar beestjes Verwerkingsactiviteiten: kernwoorden Kies uit: o Flipboekje maken o Welke vleugels horen bij dat dier? o Allemaal beestjes… o Hoe beweegt een beestje? Fase 2: Interactief voorlezen Pre-teaching: prentenboek verkennen in kleine kring met taalzwakke kleuters Prentenboek voorlezen in grote kring De lettervlieg: op zoek naar letters van beestjes
Week 1 Vrijdag
Week 2 Maandag
Dagelijks Kies uit:
Prentenboek voorlezen in de kleine kring: wiewaar-wat-picto’s Rijmwoorden bedenken Verwerkingsactiviteit: verhaallijn Kies uit: o Woordkaarten maken bij de vertelkoffer o Verhaal naspelen in de poppenkast o Platen en foto’s Prentenboek voorlezen in de grote kring: volgen van de verhaallijn Prentenboekbeestjes bekijken in het beestjeslaboratorium Praten over portfolio: terugblik Voorlezen in de kleine kring met wie-waar-watpicto's, werken in hoeken met kernwoorden: tekenen, stempelen, schrijven, taal- en woordspelletjes op de computer, spelen met de voorwerpen van de thematafel of in boekenhoek
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 5
Week 2 Dinsdag
Week 2 Woensdag
Fase 3: Werken met verhalen Startactiviteit: nieuwe boeken lezen o Oriënteren o Voorlezen o Nabespreken Verwerkingsactiviteit: werken met verhalen Kies uit: o Zelf boeken lezen o Digitale prentenboeken kijken o Beestjes uit boeken in het laboratorium: lezen en tekenen of schrijven Vertel eens vlinder: op zoek naar woorden De letterrups: letters zoeken Digitaal prentenboek bekijken Informatief bijenverhaal
Week 2 Donderdag
Praten over portfolio: portfolio mee naar huis Een lieveheersbeestje: stippen tellen Verhalen vertellen over beestjes
Dagelijks Kies uit:
Week 2 Vrijdag
Zelf prentenboeken of informatieve boekjes lezen, liedjes of versjes, naspelen verhalen, verhalen luisteren op computer, schrijfhoekactiviteiten Fase 4: Werken met leervragen Startactiviteit: Beestjesschema maken Leervragen over beestjes bedenken
Week 3 Maandag
Slakkenrace Bezoek aan een imker Antwoorden zoeken in het beestjeslaboratorium
Week 3 Dinsdag
Honingwentelteefjes maken Letters boetseren met bijenwas Praten over portfolio met ouders
Dagelijks Kies uit:
Week 3 Woensdag
Werken in hoeken: lees- en schrijfactiviteiten, verhalen naspelen, digitaal prentenboek Fase 5: Presentatie/Evaluatie U observeert in deze fase dagelijks bij enkele kinderen het gebruik van kernwoorden, het verhaalbegrip en de letterkennis van de kinderen tijdens de activiteiten Liedjes en versjes Vertellen bij digitale foto’s
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 6
Waar wonen de kriebelbeestjes? Week 3 Donderdag
Voorbereiden eindpresentatie Lettermuuractiviteit: Wat hebben we allemaal geleerd? In kleine kring verhaal navertellen aan de hand van illustraties of digitaal prentenboek
Week 3 Vrijdag
Na afloop
Feestelijke eindpresentatie van het werk met publiek: gezamenlijke afronding van het thema Reflectiegesprek met de kinderen in kleine kring: werk/foto kiezen uit gezinsportfolio en hierover vertellen Eindevaluatie van het thema met de kinderen in grote kring: Wat hebben we geleerd? Wat vond je het leukst? Eindevaluatie Leerkrachten bespreken na wat goed en minder goed liep. Verslaglegging en bewaren van materialen voor volgend jaar.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 7
Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! Voorbereiding: • • • • • • • •
Anker voorbereiden Materialen en boeken verzamelen Kernwoorden selecteren Geleerde woorden bijhouden Verwerkingsactiviteiten voorbereiden Voorbereiden van een gezinsportfolio Prentenboek meegeven Inrichten speelleeromgeving
o
Anker voorbereiden: Het anker voor deze cyclus is een zoektocht naar beestjes. De zoektocht kan plaatsvinden op het speelplein, in het park of in het bos. Verken de omgeving van de school vooraf en bedenk waar de zoektocht het best kan plaatsvinden. Zorg er verder voor dat er materialen zijn die nodig kunnen zijn tijdens de zoektocht, zoals potjes, een paraplu, vergrootglazen en insectenpotjes. Eventueel kunt u contact zoeken met een natuur- en milieueducatiecentrum in de regio (www.ivn.nl, www.globenederland.nl, www.veldwerknederland.nl ). Materialen en boeken rondom het thema verzamelen: verzamel foto's, afbeeldingen, concrete voorwerpen en materialen die horen bij het thema en het centrale prentenboek Feest!. De materialen kunnen gebruikt worden bij het inrichten van de speelleeromgeving (zie pag. 11). Bij de voorwerpen worden woordlabels opgehangen. In bijlage 3 vindt u een boekenlijst van prentenboeken en informatieve boeken over kriebelbeestjes. Ook kunt u kleuters en hun ouders vragen boeken over het thema kriebelbeestjes mee te nemen. Kernwoorden selecteren: Selecteer kernwoorden en prentenboekwoorden die u in het thema zult aanbieden, verduidelijken, oefenen en controleren. Gebruik hiervoor de woordenlijsten op de volgende pagina. Het thema van het prentenboek is ‘feest’, dit heeft thema echter een ondergeschikte rol bij deze activiteitencyclus. Kies daarom prentenboekwoorden uit die nodig zijn om het verhaal te begrijpen, de kinderen hoeven niet alle woorden te begrijpen. Kies verder voornamelijk woorden die te maken hebben met het thema Kriebelbeestjes. U kunt bv kiezen voor een onderverdeling van 15 themawoorden en 5 prentenboekwoorden. In de lijst Kernwoorden thema zijn basiswoorden en verdiepingswoorden opgenomen. De basiswoorden zijn vooral geschikt voor de taalzwakke kinderen/groep 1; de verdiepingswoorden voor de taalvaardige kinderen/groep 2. De woorden zijn gerangschikt van gemakkelijk naar moeilijk. In de lijst Kernwoorden prentenboek zijn de belangrijkste woorden opgenomen uit het prentenboek. Deze woorden zijn gerangschikt van ‘zeer essentieel voor het verhaal’ naar ‘minder essentieel voor het verhaal’. Dat wil zeggen dat het begrijpen van de eerst genoemde woorden uit deze lijst belangrijk is om het verhaal te kunnen volgen. De woorden met een sterretje erachter zijn gerelateerd aan het kriebelbeestjes thema, of zijn nodig om het verhaal te begrijpen. Selecteer ongeveer 20 woorden die geschikt zijn voor de minder taalvaardige kinderen en 20 woorden voor de meer taalvaardige kinderen. Maak hierbij eventueel gebruik van toets gegevens of eerdere observaties. Er kan overlap tussen beide groepen woorden zijn. De woorden voor de taalzwakke kinderen (en groep 1) kunt u bijvoorbeeld selecteren uit de makkelijke basiswoorden en de essentiële prentenboekwoorden. De woorden voor de taalvaardige kinderen (en groep 2) kunt u bijvoorbeeld selecteren uit de laatste woorden van de basislijst en de eerste
o
o
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 8
woorden van de verdiepingslijst, en de iets minder relevante woorden van het prentenboek. De meeste woorden moeten onbekend zijn voor de kinderen. Streef ernaar dat de kinderen na een aantal dagen de geselecteerde kernwoorden passief beheersen: begrijpen ze u als u vraagt om het slakkenhuis aan te wijzen? Aan het einde van de cyclus moeten ze de meeste kernwoorden ook actief beheersen: kan het kind de woorden insect of kriebelen zelf gebruiken? Woordenlijsten: Kernwoorden prentenboek:
Kernwoorden thema: Basiswoorden: o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
eten buiten het oog het oor op (het blad) de vogel de grond de tak in (de grond) onder de tuin het beestje het dier de lente het blad de slak de spin de vlieg de kop langzaam de lucht vliegen groeien kruipen kriebelen prikken aan (een tak) steken de bek de poot de rups de vleugel de mier de (regen)worm de mug de hommel de wesp de bij de honing vangen het potje
Verdiepingswoorden: o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
de kever de tor de sprinkhaan de mierenhoop het lieveheersbeestje het lijf het (slakken)huis het (spinnen)web het insect fladderen de pissebed de voelspriet verzamelen de pop/ de cocon ontpoppen het voorjaar de larve het zaadje de vuurvlieg de libel de bijenkorf het wespennest de honingraat slijmerig de schuilplaats het vergrootglas onderzoeken ontdekken de nectar
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
de kever * de taart * het feest * uitnodigen * de waterjuffer * de vlieg * de hommel * het lievevrouwebeestje * (niet) welkom * het insect * het partijtje vervelen * saai * het lied dansen vrolijk wijsje melodie spierballen het verlangen watertanden zonde beledigd snauwen prachtig (niet) goed genoeg (stikken van) jaloezie pijn in het hart trek hebben in de wandelende takken * het baksel toestromen nieuwsgierig de genodigden schuchter onnozel na afloop de vaat doen de weide vol vuur vertellen
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 9
o
o o
o
o
o
Geleerde woorden bijhouden: U kunt de woorden die de kindren geleerd hebben bijhouden op een grote flap. Daarop schrijft u de kernwoorden die tijdens het thema aan bod komen. Daaronder staan de namen van de kinderen. Zodra u een woord hoort (of specifiek navraagt) zet u een kruisje op de juiste plek. Zo heeft u snel overzicht over de geleerde woorden. Verwerkingsactiviteiten bij prentenboek/thema voorbereiden: knutsel- en tekenwerkjes, liedjes, versjes, activiteiten bij de boekenmuur, etc. Activiteiten bij de computer voorbereiden: Zet het digitale prentenboek (zie bijlagen cd) van Feest! op één of meerdere computers in het lokaal. Zorg voor een camera zodat er tijdens het anker foto’s gemaakt kunnen worden. De gemaakte foto’s kunnen op de computer gezet worden. Gezinsportfolio: Voor alle kinderen maakt u een eigen gezinsportfolio of heen-enweer-boekje. Dit is een boekje dat heen en weer gaat tussen het kind en de ouders, en de school. U kunt hiervoor het voorbeeld van het gezinsportfolio uit bijlage 6 gebruiken of een eigen versie maken. De kinderen verzamelen een aantal werkjes voor het gezinsportfolio. In het gezinsportfolio is op enkele bladzijdes al voorgedrukt wat de bedoeling is en er zitten lege bladzijdes in waar de kinderen zelf hun werk of een foto hiervan kunnen inplakken. Zowel ouders als leerkrachten kunnen met een portfolio de ontwikkeling van het kind volgen. Prentenboek meegeven. Geef kinderen om de beurt een prentenboek mee naar huis zodat ouders het thuis kunnen voorlezen. Zorg voor een boek dat past bij het thema (zie bijlage 3 voor boekentips). Geef eventueel ook een bijpassend voorwerp van de thematafel mee om het verhaal te ondersteunen. Ouders kunnen ook samen met hun kind zelf een boek uit de bibliotheek kiezen. Vraag ouders na het voorlezen een pagina uit het gezinsportfolio in te vullen (zie bijlage 6). Inrichten speelleeromgeving: Het inrichten van de speelleeromgeving hoeft niet meteen klaar te zijn. Als kleuters kunnen meedenken en meehelpen bij de inrichting gaat een thema nog meer leven in de groep. U kunt hier ook de ouders bij betrekken. Hoofdstuk 9 van het boek De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 heeft betrekking op de inrichting van de leeromgeving. Hierin staan veel tips over de verschillende hoeken in het lokaal. De kinderen kunnen tijdens de activiteitencyclus in deze hoeken werken wanneer u met een klein groepje kinderen werkt. Hieronder staan concrete tips voor het inrichten van het lokaal bij de activiteitencyclus Kriebelbeestjes!
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 10
Ideeën voor het inrichten van de speelleeromgeving:
Boekenhoek. In de boekenhoek kunnen kinderen zelfstandig boekjes bekijken of ‘voorlezen’. De boekenhoek is gezellig ingericht met kussens, knuffels, posters en een luie stoel of bank. Zorg ervoor dat in deze hoek voldoende boeken liggen en leg er regelmatig nieuwe boeken neer, zodat de hoek aantrekkelijk blijft voor kinderen. In de hoek staat een boekenrekje waarop enkele (voorgelezen) boeken staan uitgestald. In de schrijfhoek ligt allerlei schrijfmateriaal, zoals stiften, potloden, stempels, magneetletters, papier, krijtbord, etc. Boekenmuur. Op de boekenmuur komen tijdens de cyclus steeds meer tekeningen en knutselwerkjes van de kinderen, woordkaarten, gekopieerde platen uit het centrale prentenboek en andere afbeeldingen die bij het thema aan de orde zijn geweest. Praat regelmatig met enkele kleuters over alles wat er op de boekenmuur hangt of wat er nieuw is. Ook ouders kunnen samen met hun kind praten over het boek en in één oogopslag zien waar de kinderen mee bezig zijn. Hoeken en materialen labelen. Op stroken papier of kaartjes kunnen de namen worden geschreven van de verschillende hoeken (bv de boekenhoek) en materialen (bv de thematafel). Teken waar mogelijk een pictogram bij het woord. Thematafel. Tijdens de introductie van het centrale prentenboek Feest! wordt een thematafel ingericht met materialen die in het verhaal voorkomen, zoals een taart, een schort, een lampion en knuffels van de dieren uit het boek. In de loop van de voorleescyclus wordt deze tafel aangevuld met voorwerpen, afbeeldingen, tekeningen en knutselwerkjes die met het thema en het prentenboek te maken hebben. Richt samen de kinderen deze tafel in. Kinderen kunnen ook zelf materialen voor de thematafel meebrengen of maken, bijvoorbeeld het knutselen van een kriebelbeestje. De thematafel dient ter ondersteuning tijdens het voorlezen of vertellen van het prentenboek. Bij de thematafel kunnen de kleuters het verhaal navertellen en naspelen. Computerhoek. In de computerhoek kunnen kinderen (in tweetallen) het centrale prentenboek digitaal (zie bijlagen cd) nog een keer bekijken en beluisteren en kunnen ze de foto’s bekijken die tijdens de cyclus zijn gemaakt. De letterrups. In plaats van een lettermuur kunt u een letterrups maken. Op elk rupsdeel wordt een letter geschreven en alle rupsdelen samen met een kopje worden met splitpennen aan elkaar gezet (of geplakt) en vormen zo een letterrups. De letters worden op alfabetvolgorde en op ooghoogte van de kinderen gehangen. De kinderen kunnen woordjes en plaatjes van beestjes bij de juiste beginletter ophangen (voor een voorbeeld zie bijlage 4). Kriebelbeestjeslaboratorium. Hier kunnen kinderen de beestjes uitgebreid ontdekken. Er is allerlei materiaal aanwezig zoals glazen bakjes en vergrootglazen om de beestjes nauwkeurig te kunnen bekijken. Leg in deze hoek ook materialen om de kriebelbeestjes na te tekenen. Ook de foto’s die gemaakt zijn tijdens het thema hier een plaats krijgen. De kinderen kunnen ook zelf materialen meenemen, zoals informatieve boeken en tijdschriften, foto´s, knuffels en plastic beestjes. Het beestjeslandschap. Eén wand kan omgetoverd worden tot een omgeving waarin kleine beestjes leven, het beestjeslandschap. Beplak bv de onderkant van de muur met bruin papier, dit moet onder de grond voorstellen. Plak daarboven groen papier met daarop bv bomen, struiken, bloemen en een doorzichtig huis. Het bovenste gedeelte van de muur vormt de lucht (blauw papier). Knutselwerkjes, tekeningen van beestjes die door de kinderen zijn gemaakt en bv foto’s van de beestjes tijdens de ontdektocht, worden op de juiste plek op de muur gehangen. De libel zweeft bv door de lucht, de worm zit onder de grond, de bij zit op de bloem en de spin zit in het huis.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 11
Fase 1 Introductie Anker Op zoek naar kriebelbeestjes Verwerkingsactiviteiten Brief schrijven aan ouders Kennismaken met beestjes Beestjeslaboratorium Beestjes grafiek Leervragen bedenken Digitale foto´s bekijken Gezinsportfolio Verwerkingsactiviteiten: kernwoorden
Anker: Op zoek naar kriebelbeestjes Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ICT en multimedia, ouderbetrokkenheid Het is eindelijk lente. En buiten komen er veel beestjes naar de winter weer tevoorschijn. Egels, vogeltjes en ook de staldieren zoals schapen en koeien zijn weer te zien. Maar er zijn ook een heleboel kleine beestjes die je weer tegenkomt. Samen met de kinderen gaat u op ontdektocht om te kijken welke beestjes er allemaal te zien zijn. Vertel de kinderen dat ze buiten gaan kijken naar kleine kriebelbeestjes. Dit kan op het schoolplein gebeuren, door bv onder stoeptegels te kijken, in en onder struikgewas, op de grond tussen de bladeren en in de grond. U kunt er ook voor kiezen om naar het bos of park te gaan. Wijs de kleuters aan waar de kriebelbeestjes wonen en geef informatie over de kriebelbeestjes. Op deze manier komen de kleuters in aanraking met de themawoorden van de activiteitencyclus. Laat iemand foto’s maken van deze activiteit. Maak foto’s van de kernwoorden, zoals de rups, het vergrootglas, het spinnenweb en de slak. Maak ook foto’s van de (speurende en onderzoekende) kinderen tijdens de ontdektocht, als ze durven met de verschillende beestjes op hun hand! Als de kinderen er zelf op staan, worden de foto’s betekenisvoller en kunnen gesprekken naar aanleiding van de foto’s uitgelokt worden. U kunt ook zorgen voor geplastificeerde foto’s, waarmee de kinderen naar bepaalde beestjes op zoek kunnen gaan. Door eerst de foto’s te laten zien en hierover te praten, raken de kinderen nog meer geïnteresseerd. Stel vragen over de foto’s zoals: hoe heeft dit beestje? Hoe ziet een worm eruit? Zullen we de poten van de spin eens tellen? Geef de kleuters voldoende gelegenheid om de beestjes zelf te ontdekken. Laat de kinderen ervaren hoe het is als een beestje over je hand loopt, dat kriebelt! Let er wel op dat de kinderen voorzichtig en respectvol met de beestjes omgaan. In bijlage 1 staan suggesties en ‘opdrachten’ voor het bekijken van beestjes tijdens de ontdektocht.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 12
Verwerkingsactiviteiten Brief aan ouders schrijven over het thema Speerpunten: beginnende geletterdheid, ouderbetrokkenheid De kinderen schrijven mee aan een brief voor hun ouders (zie bijlage 2 voor een voorbeeld). In deze brief worden ouders geïnformeerd over het thema Kriebelbeestjes! Onderaan de brief is er ruimte voor een persoonlijke toevoeging van het kind. Dit kunnen (gestempelde) woorden zijn die bij het thema horen, namen van ouders, de eigen naam of (begin)letters van het kind, of een tekening of plaatje bij het thema. Het is leuk wanneer deze persoonlijke brief aan het gezinsportfolio wordt toegevoegd.
Kennismaken met de beestjes: gesprek over hoe beestjes eruit zien en een beeldwoordenweb maken Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid De beestjes die gevonden zijn tijdens de zoektocht, zitten in (loep)potjes. De kinderen kunnen zo alle beestjes goed bekijken zonder ze in hun handen hoeven te houden. Bespreek samen met de kinderen waar ze de beestjes gevonden hebben en wat er allemaal te zien is aan de beestjes. U stelt zich terughoudend op en laat vooral de kinderen over de beestjes vertellen. Schrijf op een flap of digitaal schoolbord welke beestjes ze hebben gevonden en wat de kinderen aan deze beestjes zien of erover weten. Zo ontstaan er woordspinnen van verschillende beestjes. Om het maken van de woordspin gemakkelijker te maken kunt u een paar foto's van de ontdektocht laten zien. De kinderen kunnen met behulp van tekeningen en plaatjes ‘lezen’ wat er in de woordspin staat. U biedt de kernwoorden die niet genoemd zijn zelf aan.
Beestjeslaboratorium Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Met een (wisselend) klein groepje kinderen praat u over het inrichten van het lokaal. Het lokaal wordt met hulp van de kinderen ingericht in de sfeer van kriebelbeestjes. De kinderen bedenken samen met u hoe de voorwerpen uit het prentenboek Feest! op de thematafel kunnen worden uitgestald. Er kunnen bijvoorbeeld knuffels of (hand)poppen worden gebruikt of de insecten kunnen worden nagemaakt van klei of wc-rolletjes. Er kunnen zelfgemaakte lampionnetjes aan de tafel gehangen worden. Taartjes en cakejes en foto’s van insecten kunnen op de tafel uitgestald worden. Kinderen die dat willen, kunnen van thuis spullen meebrengen. Bij het binnenkomen, leggen de kinderen hun meegebrachte materialen samen met hun ouders op de thematafel. Ze kunnen dan aan hun ouders vertellen wat er allemaal te zien is op de thematafel. De hoeken in de klas krijgen een naam die te maken heeft met het thema beestjes. Deze namen worden door u of de kinderen op woordstroken geschreven of gestempeld en op de bijbehorende plaats gehangen. Ook wordt er een beestjeslaboratorium ingericht, waar de kinderen allerlei ontdekactiviteiten rondom beestjes kunnen gaan ondernemen. U kunt al een aanzet maken met de inrichting van een beestjeslaboratorium, maar laat nog veel ruimte over om de kinderen mee te laten denken.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 13
Beestjesgrafiek Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Na de zoektocht naar beestjes gaan de kinderen tellen hoeveel beestjes ze gevonden hebben. U maakt daarvoor een schema op een flap of digitaal schoolbord, waarin duidelijk aangegeven kan worden hoeveel beestjes van elke soort er zijn verzameld. De kinderen plakken voor elk beestje dat ze verzameld hebben een plaatje in het juiste vakje. Door de plaatjes boven elkaar te plakken, kunnen de kinderen meteen zien welk beestje het meest voorkomt en welk het minst. U kunt bovenaan in het schema dat getal noteren. Een voorbeeld van een schema:
2
Spin
4
Slak
3
Lieveheersbees tje
Samen leervragen bedenken Speerpunten: mondelinge taal, beginnende geletterdheid De kinderen hebben ondertussen vast veel vragen over de gevonden beestjes, bijvoorbeeld: Waarom hebben sommige slakken wel een huis en andere niet? Waarom zoemt een mug vaak? Als er geen vragen komen, geef dan zelf eerst het voorbeeld door uzelf hardop iets af te vragen: Spinnen hebben veel poten, hoe zit dat met de andere beestjes? Door erover te praten komen kinderen op nieuwe vragen. U kunt ervoor kiezen om andere leervragen te bedenken voor/met de kinderen in groep 1 en de kinderen in groep 2. Stimuleer de kinderen tot het stellen van vragen en het zoeken naar antwoorden. Als kinderen een antwoord weten, wordt dat erbij gezet. De vragen die nog niet beantwoord zijn, komen in fase 4 terug.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 14
Digitale foto’s bekijken Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ICT en multimedia In kleine groepjes bekijken de kinderen op de computer de foto’s van het anker. De foto’s kunnen ook in een PowerPoint presentatie worden gezet, waaraan eventueel geluiden kunnen worden toegevoegd. U kunt inspreken wat er op de foto te zien is. De kinderen kunnen dan tijdens het bekijken van de foto’s op luidsprekertjes klikken. Voer een gesprek met de kinderen over wat er op de foto’s te zien is. Waar zijn ze ook alweer geweest op de zoektocht? Wat is er op de foto’s te zien? Welke beestjes zijn gevonden. Wie durfde ze op te pakken? Schep hierbij voldoende ruimte voor de kinderen door open vragen te stellen, stiltes te laten vallen en luisterresponsen te geven.
Portfolio: schrijven en tekenen over de kriebelbeestjes zoektocht Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Kinderen tekenen of schrijven in hun gezinsportfolio over de zoektocht naar beestjes, of ze tekenen één van de beestjes vergroot na en stempelen of schrijven de naam van het beestje erbij. U kunt bij deze tekening eventueel ook een foto van het kind plakken die is gemaakt tijdens de zoektocht naar beestjes. Praat met de kinderen over wat er in het gezinsportfolio komt. Laat de kinderen zo veel mogelijk zelf aan het woord en stel alleen als het nodig is enkele open vragen.
Verwerkingsactiviteiten: kernwoorden Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Om de kinderen te laten oefenen met de kernwoorden kunt u kiezen uit de volgende activiteiten: Kriebelbeestjes volgen en flipboekje maken: Maak een paar flipboekjes. Dit is eenvoudig te maken van drie of vier A4-vellen die recht op elkaar gelegd worden met een verspringende bovenmarge van ongeveer twee centimeter. De vellen worden dan in de breedte dubbelgevouwen en langs de vouw geniet. Door verschillende kleuren papier te gebruiken ontstaat een aantrekkelijk boekje met diverse verspringende pagina’s. Voor elk flipboekje wordt een ander beestje gekozen. De kinderen kijken elke dag wat het beestje doet, bijvoorbeeld waar de slakken zitten, wat de slakken eten, of er slakken wakker zijn of slapen. Hiervan komt op een pagina in het flipboekje een verslag, bijvoorbeeld een tekening of gestempelde of geschreven woorden. Elke dag wordt een nieuwe pagina gebruikt, zodat uiteindelijk een leuk en informatief boekje van een bepaald beestje ontstaat. Zorg ervoor dat enkele kernwoorden hierbij herhaald aan bod komen. Als de kinderen het beestje enkele dagen hebben gevolgd en het boek afgerond is, voert u een gesprek met een groepje kinderen over wat ze allemaal hebben gezien en wat er in het boekje staat. De boekjes worden na het gesprek in de boekenhoek gelegd en kunnen daar door andere kinderen ‘gelezen’ worden. Welke vleugels horen bij dat dier?: Er zijn veel verschillende beestjes met vleugels, maar al die vleugels zien er wel een beetje anders uit. Kunnen de kinderen al raden bij welke beestjes welke vleugels horen? Maak van karton de lijfjes van dieren (zoals: een vogel, een hommel en een vlinder) zonder hun vleugels, maak van andere stukjes karton de vleugels die erbij passen. Knip bijvoorbeeld een tekening van een vogel bij de vleugels door en plak de twee onderdelen op twee stukken karton. Bekijk met de kinderen welke vleugels bij welk dier horen. Hoe zien de vleugels eruit? Wat zijn de verschillen tussen de vleugels? Zorg ervoor dat in het gesprek enkele kernwoorden herhaald aan bod komen.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 15
Allemaal beestjes…..: Laat de kinderen allerlei beestjes maken. Bespreek welke onderdelen de beestjes hebben, bijvoorbeeld een poot, een kop, een voelspriet. Kies hierbij woorden uit de kernwoordenlijst. Welke beestjes zien er een beetje hetzelfde uit, welke zien er anders uit? De hele collectie beestjes kan in de kriebelbeestjeshoek, of op de thematafel, worden uitgestald. Op de thematafel kunnen ook materialen worden verzameld die te maken hebben met de woonomgeving van de kriebelbeestjes. Hiermee wordt voor de kinderen nog duidelijker dat zij de kriebelbeestjes eigenlijk overal kunnen vinden! Denk hierbij aan bijvoorbeeld wat aarde, takken, bloemen en blaadjes. Deze beestjes kunnen ook weer gebruikt worden bij de eindpresentatie (bv spellen circuit). Beweegactiviteit: hoe beweegt een beestje? In het prentenboek Feest! worden alle kriebelbeestjes geschetst met een eigen karakter, eigenschappen en dingen waarin ze goed zijn. Door het boek te lezen krijgen de kinderen een idee van de verschillen tussen de beestjes. Laat de kinderen fantaseren hoe elk beestje zou bewegen, wat het zou doen. Hoe loopt het, hoe vliegt het? En laat de kinderen deze bewegingen nadoen.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 16
Fase 2 Interactief voorlezen In deze fase komen de kinderen door het prentenboek tot meer verdieping. Interactief voorlezen is een belangrijk onderdeel van deze fase. Startactiviteiten Pre-teaching: introductie prentenboek in de kleine kring Introductie prentenboek in grote kring Verwerkingsactiviteiten De lettervlieg Prentenboek voorlezen: wie-waar-wat-picto’s Rijmwoorden bedenken Verwerkingsactiviteit: verhaallijn Prentenboek voorlezen: volgen van de verhaallijn Prentenboekbeestjes bekijken Praten over het portfolio: terugblik
Startactiviteiten Pre-teaching in de kleine kring (taalzwakke kinderen) Speerpunten: woordenschat, beginnende geletterdheid Kies een introductie uit de twee volgende suggesties: 1. Prentenboek verkennen 2. Prentenboek vertellen in de eigen taal Introductie 1: Prentenboek verkennen U verkent het prentenboek Feest! in de kleine kring met de minst taalvaardige kinderen. Bekijk samen de voor- en achterkant en de illustraties van het prentenboek en bespreek de kernwoorden. U zorgt dat er ruimte is voor reactie en interactie. Lees het prentenboek nog niet voor, maar bespreek met de kinderen wat er op de platen is te zien. Op de thematafel liggen allerlei voorwerpen en afbeeldingen van kernwoorden die in het boek aan de orde komen, zoals knuffels van de dieren uit het verhaal, een taartje, slingers, enz. Gebruik de voorwerpen op de thematafel om kernwoorden te visualiseren. Sommige kernwoorden kunt u uitbeelden, zoals het ‘dansen’, ‘zingen’, en ‘de vaat doen’. Introductie 2: Prentenboek vertellen in de eigen taal Een leerkracht, assistent, ouder, óf een leerling uit groep 6, 7 of 8 vertelt het verhaal Feest! in de eigen taal aan een groepje van één tot drie kleuters. Hij/zij gaat daarbij in op moeilijke woorden en begrippen en controleert of de kleuters het verhaal in de eigen taal begrijpen. U kunt de ‘voorlezer’ een aantal tips meegeven, bijvoorbeeld: 1. 2. 3. 4.
Zorg dat je het verhaal goed kent, schrijf het eventueel in je eigen woorden, in je moedertaal op. Ga zo zitten dat de kleuter goed mee kan kijken. Vertel het verhaal spannend en praat met de kleuters over de plaatjes. Vraag aan het eind: Welke bladzijde vond jij het leukst? Zoek deze bladzijde samen op en praat erover.
Als aanvulling op de introductie kunt u het prentenboek meegeven aan de ouders van de taalzwakke leerlingen, zodat zij het kunnen voorlezen of in hun eigen taal kunnen vertellen. De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 17
Introductie prentenboek in de grote kring Speerpunten: woordenschat, beginnende geletterdheid U introduceert het prentenboek Feest! in de grote kring waarin zowel de taalsterke als taalzwakke leerlingen zitten. Bespreek de voorkant en de achterkant van het boek met de kinderen. Wijs de titel aan en lees deze voor. U vraagt de kinderen of ze nu weten waar het verhaal over gaat. Ook noemt u de auteur(s) en illustrator van het boek en legt uit dat deze mensen het boek hebben gemaakt. Bij het bespreken van het boek laat u de kinderen aan de hand van illustraties voorspellen wat er in het verhaal gaat gebeuren aan de hand van de volgende vragen: • Waar denken jullie dat het verhaal over gaat? • Waarom denk je dat? U kunt opschrijven wat de kinderen hebben voorspeld. Lees hierna het boek helemaal en letterlijk voor, zonder het (te veel) te onderbreken. Laat de kinderen kennismaken met het boek. Na het voorlezen verduidelijkt u de kernwoorden die u hebt gekozen door het uit te beelden of uit te leggen. Gebruik hiervoor concrete voorwerpen illustraties of foto’s. Wanneer er kinderen zijn die het kernwoord al kennen, kunnen zij deze ook uitbeelden of uitleggen. De volgende keer dat u het boek voorleest, geeft u de kinderen steeds de ruimte om te reageren op het verhaal of op de prenten. Ook stimuleert u de kinderen om op elkaar te reageren. Na het voorlezen van het prentenboek kunt u samen met de kinderen kijken of de voorspellingen kloppen.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 18
Verwerkingsactiviteiten De lettervlieg Speerpunten: beginnende geletterdheid De lettervlieg is een vingerpop (of rondvliegend wc rolletje) van een vlieg en heeft vleugels. Hij is dol op lekkere letters. De lettervlieg woont in een huisje vlakbij de letterrups (zie voorbereidingsfase). U kunt de lettervlieg gebruiken om activiteiten rond een letter in te leiden. Regelmatig laat u de lettervlieg zoemen bij zijn huisje. Is dit het geval, dan haalt een kind hem uit het huisje, plaatst hem om een vinger en komt er mee bij u staan. Vervolgens voert u een gesprek met de kinderen en de lettervlieg, waarbij u de aandacht op een bepaalde letterklank en lettervorm vestigt.
Prentenboek voorlezen in kleine kring: wie-waar-wat-picto's Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid Bij de tweede keer voorlezen van het verhaal in de kleine kring stelt u een aantal vragen om het verhaal terug te halen. Schrijf de antwoorden van de kinderen kort op een flap, met behulp van pictogrammen.
?
Over wie gaat het verhaal? Waar speelt het verhaal zich af? Wat gebeurt er in het verhaal? Wat is het probleem?
Als de kinderen iets niet meer zeker weten zegt u dat u het verhaal nog een keer gaat voorlezen en de antwoorden daarna achter de picto's zal opschrijven. Nadat het boek een tweede keer is voorgelezen, bespreekt u het probleem in het boek en praat er samen met de kinderen over hoe dit werd opgelost.
Rijmwoorden bedenken Speerpunten: beginnende geletterdheid U voert met een klein groepje kinderen een gesprek over welke beestjes er allemaal in het prentenboek voorkomen. Op een flap of op het bord worden deze beestjes geïnventariseerd met een tekening of plaatje erbij. De kinderen gaan nu rijmwoorden op de beestjes verzinnen. Alle rijmwoorden worden achter het beestje genoteerd met een tekening of plaatje erbij.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 19
Verwerkingsactiviteit: verhaallijn Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid Om de kinderen te laten oefenen met de verhaallijn van het verhaal kunt u kiezen uit de volgende activiteiten: Woordkaarten maken bij de vertelkoffer: U zoekt van tevoren een paar voorwerpen –passend bij het verhaal- bij elkaar om de vertelkoffer mee te vullen. Om de kernwoorden te visualiseren kan bijvoorbeeld een geknutselde vlinder, een afbeelding van een regenworm, een taart en een lampion in de koffer worden gedaan. U leest het prentenboek in de kleine kring voor en haalt tijdens het voorlezen één voor één de voorwerpen uit de koffer en laat de kinderen meespelen. Na afloop vertellen de kinderen welke rol de voorwerpen spelen in het verhaal en maken ze er samen woordkaarten bij. U schrijft de woorden op, de kinderen maken er een tekening bij of zoeken er een plaatje bij. De woorden worden op het beestjeslandschap opgehangen. Woorden die daar niet helemaal passen kunnen in het beestjeslaboratorium worden gehangen of bij de beginletter aan de letterrups. Naspelen van de verhaal in de poppenkast: Zorg voor handpoppen, knuffels of zelfgemaakte stokpoppen van beestjes uit het boek. De stokpoppen kunnen eenvoudig gemaakt worden door de kinderen bijvoorbeeld een afbeelding van een beestje te laten kleuren en deze op een stok te plakken. Het beestje moet aan beide kanten te zien zijn. Terwijl u het verhaal in de kleine kring voorleest, spelen de kinderen het verhaal na in de poppenkast. Tijdens het voorlezen van het verhaal kunt u de kinderen helpen bij het spelen van hun rollen door bijvoorbeeld vragen te stellen: Hoe kwam het dat de kevers zich zo verveelden? Waarom was de waterjuffer nijdig? Wat kon de vlieg heel goed? Wat ging het lievevrouwebeestje doen? Mochten de kevers op het feestje van de insecten komen? De kinderen kunnen het verhaal ook zelfstandig naspelen of eigen varianten op het verhaal verzinnen. Platen en foto’s: In het prentenboek ‘Feest!’ staan allemaal prachtige platen van kriebelbeestjes. Hoe zien die beestjes er eigenlijk in het echt uit? Leg met de kinderen (in kleine of grote groep) platen uit het boek en foto’s/plaatjes van echte kriebelbeestjes naast elkaar. Lijken de beestjes op de plaatjes uit het boek? Hebben kriebelbeestjes in het echt ook zoveel kleurtjes? Of kleren aan?
Prentenboek voorlezen in de grote kring: volgen van de verhaallijn Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid Lees het verhaal voor in de grote kring. Besteed hierbij extra aandacht aan de verhaallijn. Voordat u het verhaal voorleest, stelt u een luistervraag die de kinderen stimuleert om na te denken over bepaalde gebeurtenissen in het verhaal, bijvoorbeeld: • Wat maken de kevers voor hun feest? • Sturen de kevers een uitnodiging? Hoe weten de andere insecten dan dat er een feest is? • Wie nodigen de kevers uit voor hun feest? • Wat gaan de andere insecten doen? • Waarom is er feest? U kunt ook op plaatsen in het verhaal stoppen met voorlezen en de kinderen laten voorspellen hoe het verhaal verder zal gaan. U kunt dan bijvoorbeeld vragen: • Zouden de kevers hun feestje leuk vinden? • Wat zouden de insecten gaan eten op hun feestje?
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 20
Prentenboekbeestjes bekijken in het beestjeslaboratorium Speerpunten: beginnende geletterdheid In het prentenboek Feest! Komen veel beestjes voor. In het beestjeslaboratorium kunnen de kinderen op zoek gaan naar beestjes die ook in het boek voorkomen. Deze beestjes gaan ze bekijken en er ontdekkingen over doen. Als de kinderen de beestjes uit het boek niet zelf hebben gevonden, kunnen ze deze zoeken op plaatjes in boeken en tijdschriften. Op een leeg vel papier of bij gekopieerde prenten van de beestjes uit het boek kunnen de kinderen dan iets tekenen, stempelen of schrijven.
Praten over het portfolio: terugblik Speerpunten: mondelinge taal, ouderbetrokkenheid In de kleine kring bekijkt u met enkele kinderen hun zelfgemaakte producten en bespreekt deze. De kinderen bespreken ook elkaars werk. Enkele dingen worden ingeplakt in het portfolio. Vragen die u kunt stellen zijn: • Op welk werkje ben je trots? • Wat vond je moeilijk/makkelijk aan dit werkje? • Welk werkje wil je inplakken? Waarom? • Wil je er nog iets bij schrijven? • Wat vind je van het werkje van …?
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 21
Fase 3 Werken met verhalen In deze fase staan verhaallijnen van verschillende boeken centraal. U leest nieuwe boeken voor en kinderen maken zelf verhalen, waarin ze de kernwoorden op een actieve wijze gebruiken. Plezier beleven aan verhalen in boeken staat voorop in deze fase. Startactiviteit Nieuwe boeken voorlezen Verwerkingsactiviteiten Vertel eens vlinder De letterrups Digitaal prentenboek Informatief bijenverhaal Gezinsportfolio Een lieveheersbeestje Verhalen vertellen
Startactiviteit: Nieuwe boeken voorlezen Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid U introduceert verschillende boeken die te maken hebben met het thema kriebelbeestjes (zie bijlage 3 voor een boekenlijst). Dit kunnen boeken zijn met gedichtjes, liedjes, informatieboeken en zelfleesboeken. De boeken krijgen een vaste plaats in het lokaal, bijvoorbeeld op het boekenrekje in de boekenhoek. Samen met de kinderen kiest u een boek uit. Dit boek wordt voorbesproken, de kaft wordt bekeken en u leest het interactief voor. U bespreekt met de kinderen waarom zij voor dit boek hebben gekozen. Verder kunt u vragen: Lijkt het boek op Feest!? Waar zal dit boek over gaan? Schrijf de vergelijkingen en de voorspellingen op. Na het voorlezen van het boek bespreekt u met de kinderen of de vergelijkingen en voorspellingen klopten. In de komende dagen kunnen op deze manier verschillende verhalende prentenboeken of informatieve boeken worden voorgelezen, waarbij steeds relaties worden gezocht met het centrale prentenboek.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 22
Verwerkingsactiviteiten Verwerkingsactiviteit: werken met verhalen Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid, ICT en multimedia Zelf boeken lezen: In de boekenhoek kunnen de kinderen zelf verschillende boeken ‘lezen’ of bekijken die te maken hebben met het thema. Voorbeelden van deze boeken staan vermeld in bijlage 3. U gaat er regelmatig bij zitten en leest het boek met de kinderen mee. Samen praten de kinderen over de boeken. Zo nodig stelt u een vraag, bijvoorbeeld: • Wat ben je aan het lezen? • Wat gebeurt er in het boek denk je? • Welke bladzijde vind je het mooist? Wellicht hebben de kinderen in deze boeken een antwoord gevonden op één van de leervragen. Schrijf dan samen het antwoord achter de leervraag. Nieuwe vragen kunnen er ook bij gezet worden. Digitale prentenboeken kijken: Van verschillende boeken die passen bij het thema Kriebelbeestjes bestaan digitale versies. Laat de kinderen samen een van deze digitale boeken bekijken. Bespreek wat er anders is in deze verhalen. Was daar ook een probleem in dat opgelost wordt? Vonden ze het een goede oplossing? Of weten ze nog een andere manier? Beestjes uit boeken in het laboratorium: lezen en tekenen of schrijven: In de boekenhoek liggen allerlei boeken over beestjes die ook in het beestjeslaboratorium voorkomen. De kinderen kunnen de beestjes in de boeken bekijken en erover ‘lezen’. Stimuleer de kinderen om de beestjes uit de boeken ook te gaan observeren in het beestjeslaboratorium en erover te tekenen of schrijven. Deze tekeningen of schrijfproducten krijgen een plek op het beestjeslandschap (op de juiste plek voor het beestje).
Vertel eens vlinder: op zoek naar woorden Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid Bied in de grote kring een liedje aan, bijvoorbeeld het liedje ‘Vertel eens vlinder, waar kom je vandaan’. Het liedje staat uitgeschreven op een flap of op het bord met picto’s erbij, zodat de kinderen kunnen ‘meelezen’. Nadat het liedje is aangeboden, spelen de kinderen in kleine groepjes een spel over de vlinder. De kinderen mogen om de beurt een vlinder (bijvoorbeeld een vlinder op een stok) laten vliegen. U zegt waar de vlinder naartoe mag vliegen, naar één van de kernwoorden in het beestjeslandschap of in het beestjeslaboratorium. Zo kunt u nagaan of de kinderen de woorden receptief beheersen. Daarna wordt het spel andersom gespeeld. U laat de vlinder ergens naartoe vliegen, en de kinderen benoemen het woord waar de vlinder naartoe vliegt. Behalve naar de genoemde woorden kan de vlinder ook naar andere plekken vliegen, zoals naar de deur, naar het raam of onder de tafel door.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 23
De letterrups: letters zoeken Speerpunten: woordenschat, beginnende geletterdheid Zorg voor mooie duidelijke plaatjes van kriebelbeestjes. Houd met de kinderen een gesprek over de beestjes op de plaatjes. Wat is dit voor een beestje? Wat ben je al allemaal over dit beestje te weten gekomen? Laat de kinderen zoveel mogelijk zelf aan elkaar vertellen en stimuleer daarbij het gebruik van de kernwoorden. De kinderen schrijven de beginletter van het beestje bij de plaatjes en gaan samen met u op zoek gaan naar die letter op de letterrups. Het plaatje van het beestje wordt daaronder gehangen.
Digitaal prentenboek bekijken Speerpunten: woordenschat, beginnende geletterdheid, ICT en multimedia De kinderen bekijken en beluisteren in twee- of drietallen het digitale prentenboek van Feest! (zie bijlagen cd) op de computer, al dan niet onder begeleiding. Als u meekijkt kunt u met de kinderen bespreken wat er in het prentenboek gebeurt. Stel vragen over de verhaallijn en oorzaak en gevolgen die in het boek aan bod komen. Zet af en toe het verhaal stop. De kinderen mogen voorspellen wat er gaat gebeuren met de kevers en de andere insecten.
Informatief bijenverhaal Speerpunten: mondelinge taal, beginnende geletterdheid De kinderen kiezen een informatief boek over een bij dat u gaat voorlezen in de kleine kring. Voordat het informatieve boek wordt voorgelezen, vraagt u wat de kinderen al weten van bijen. Dit wordt in de eerste kolom van een groot vel papier dat in drieën wordt gevouwen, getekend en geschreven. De kinderen moeten voldoende tijd krijgen om na te denken over wat ze al weten. In de tweede kolom wordt geschreven wat de kinderen willen weten over bijen. De antwoorden die worden gevonden door het voorlezen van het informatieve prentenboek, worden in de laatste kolom geschreven. Als er meer groepjes kinderen hetzelfde boek willen lezen, kunt u ervoor kiezen om op hetzelfde vel papier de inbreng van de verschillende groepjes te schrijven, maar dan met verschillende kleuren stiften zodat te zien is welk groepje kinderen welke inbreng had. Op deze manier wordt ook zichtbaar dat je steeds meer te weten komt.
Portfoliogesprek: portfolio mee naar huis Speerpunten: mondelinge taal, ouderbetrokkenheid De kinderen nemen het gezinsportfolio mee naar huis. U spreekt met de kinderen of ouders af wanneer het weer mee terug naar school moet worden genomen. In het portfolio zitten al een paar werkjes die de kinderen op school hebben gemaakt. Aan de ouders wordt gevraagd iets te schrijven of te plakken in het portfolio. Op de eerste pagina van het portfolio staan hiervoor suggesties. Als het gezinsportfolio weer terug is op school, kunnen de kinderen in de kring vertellen en laten zien wat er in het portfolio is geplakt en wat er door de ouders is bijgeschreven. U probeert de kinderen te betrekken bij elkaars werk door hardop te zeggen wat u denkt en te vragen wat andere kinderen daarvan vinden. Houd er rekening mee dat kinderen die nog niets over het portfolio verteld hebben nu aan de beurt komen. Bespreek het gezinsportfolio ook met de ouders, bijvoorbeeld bij het binnenkomen of ophalen van de kinderen.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 24
Een lieveheersbeestje: stippen tellen Speerpunten: woordenschat, beginnende geletterdheid U biedt in de kleine kring een prentenboek aan over een lieveheersbeestje. U kunt de kinderen uit meerdere prentenboeken over lieveheersbeestjes laten kiezen. Bespreek de voor- en achterkant van het boek met de kinderen. Waarover zou het verhaal gaan? Dan leest u het prentenboek interactief voor. Geef de kinderen daarbij ruimte om te reageren op het verhaal en op elkaar. Door de stippen lokt het onderwerp lieveheersbeestjes erg uit tot rekenactiviteiten. Laat begrippen als meer, minder, evenveel, minst, meest aan bod komen. Er wordt met de kinderen een spel over lieveheersbeestjes gespeeld. Elk kind krijgt een kartonnen lieveheersbeestje zonder stippen (bijlage 7) en een aantal fiches. Nu wordt er om beurten met een dobbelsteen gegooid. Het kind moet het aantal punten in fiches op het lieveheersbeestje leggen. Wanneer alle kinderen aan de beurt zijn geweest, gaan ze samen tellen: Welk lieveheersbeestje heeft de meeste stippen? Welk lieveheersbeestje de minste? Welke lieveheersbeestjes hebben evenveel stippen? Welk lieveheersbeestje zou het oudst zijn? Welk lieveheersbeestje het jongst? Kun je tellen hoe oud het lieveheersbeestje is? Andere varianten met het tellen van de stippen zijn natuurlijk ook mogelijk.
Verhalen vertellen over beestjes Speerpunten: mondelinge taal, beginnende geletterdheid U vertelt in de kleine kring een verhaal. Maak een ritueel van het verhalen vertellen: neem bijvoorbeeld plaats op een vertelstoel, zet een vertelhoed op, gebruikt een microfoon of richt een spot op de vertelplek. Vertel een verhaal dat iets met beestjes te maken heeft en dat echt is gebeurd. Voorbeelden van een verhaal zijn: • Toen de u lag te slapen, zoemde er steeds een mug op uw kamer. Gelukkig vloog de mug naar het raam, en kon u hem naar buiten laten. Maar hij had u wel al geprikt! • Uw broertje had vroeger een potje met spinnen/kevers. Op een dag was het dekseltje eraf en liepen alle beestjes door de kamer. Nadat u het verhaal heeft verteld, is het de beurt aan één van de kinderen. Het kind neemt op de vertelstoel plaats en vertelt een verhaal over iets dat hij heeft meegemaakt of gehoord. Als het kind klaar is met het verhaal, bespreekt u het verhaal na. Betrek de andere kinderen bij het nabespreken door bijvoorbeeld de volgende vragen te stellen: Wat gebeurde er eerst? En toen? Vond 'de verteller' het leuk wat er gebeurde? Wat vonden jullie ervan? Hebben jullie ook wel eens zoiets meegemaakt? Vertel er eens over! Aan deze activiteit moeten de kinderen een tijdje wennen voordat zij zelf een echt verhaal durven te vertellen. Het verdient daarom de voorkeur om het verhalen vertellen op geregelde tijden uit te voeren.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 25
Fase 4 Werken met leervragen In deze fase voeren de kinderen verschillende onderzoeken uit aan de hand van leervragen, met als doel het uitbreiden en verdiepen van de kennis over het thema. De moeilijkheidsgraad van de activiteiten varieert. In deze fase komen mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid en kennis van de wereld geïntegreerd aan bod in een functionele context. Startactiviteit Beestjesschema maken Verwerkingsactiviteiten Leervragen Slakkenrace Bezoek aan een imker Antwoorden zoeken Honingwentelteefjes maken Letters boetseren met bijenwas Gezinsportfolio
Startactiviteit: Beestjesschema maken (stap 1) Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid Samen met de kinderen maakt u een schema waarin staat waar de beestjes wonen, wat ze eten en wat ze doen. Met de kinderen ontstaat er een gesprek over wat er in het schema komt. U probeert hierbij de inbreng van de kinderen zo groot mogelijk te laten zijn. Voor het schema wordt een bord of een groot vel papier onderverdeeld in vakken. In elke kolom komen verschillende kenmerken van de beestjes. De vragen in de kolommen zijn slechts suggesties, ook vragen als hoeveel pootjes?, vliegen of lopen? kunnen een plaats krijgen. In elke rij komt een ander beestje. De vakjes waarbij de kinderen het antwoord (nog) niet weten, blijven voorlopig leeg. Plaatje van het beestje
Letter van het beestje L
Naam van het beestje Lieveheersbeestje
S S
Slak Spin
V
Vlieg
Waar woont het beestje?
Wat eet het beestje?
Wat doet het beestje?
Sla Web
Vliegen
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 26
Verwerkingsactiviteiten Leervragen over beestjes bedenken en opschrijven (stap 2) Speerpunten: mondelinge taal, beginnende geletterdheid Samen met de kinderen bekijkt u nog een keer het beestjesschema. De kinderen kunnen zien dat ze al een heleboel weten, maar nog niet alles. Er zijn nog een aantal vakjes leeg. Ook zijn er misschien andere dingen die de kinderen willen weten, en die niet in het schema staan, zoals Hoe ziet het huisje van de slak er van binnen uit? Of Waarom zit er slijm aan de slak? Probeer wat complexere vraagstukken met de kinderen te bespreken. De kinderen praten over deze vragen, en doen voorspellingen over de antwoorden. Schrijf de vragen op (als aanvulling op de vragen die eerder in het thema zijn bedacht), en laat ruimte voor de antwoorden.
Slakkenrace Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat Als de slakken uit de slakkenbak op de hand worden gehouden, zullen de kinderen ontdekken dat de ene slak veel actiever is dan de andere. Dit nodigt uit tot een gesprek met de kinderen: Hoe weet je nou welke slak het snelst is? Geef veel ruimte voor ideeën van de kinderen. Vast en zeker komt ook het idee om een wedstrijd tussen de slakken te houden naar voren. Een glasplaat of spiegel kan het wedstrijdveld worden. Start- en finishlijn worden ongeveer 20 cm uit elkaar getekend. Bedenk samen met de kinderen over hoe de wedstrijd aangepakt gaat worden en hoe het verloop zal zijn. Mogelijkheden voor wedstrijden en vragen zijn: • Wedstrijd tussen een grote en een kleine slak: Welke slak zal winnen? Waarom? Besteed hierbij aandacht aan begrippen als ‘groot’, ‘klein’, ‘snel’ en ‘langzaam’. • Wat gebeurt er als dezelfde slak nog een wedstrijd doet? • Snelste tijd: Hoe kunnen we bijhouden hoe snel de slak gaat? Gaat de slak sneller of langzamer dan de vorige keer? Besteed hierbij aandacht aan begrippen als ‘sneller dan’, ‘langzamer dan’, ‘langer’ en ‘korter’.
Bezoek aan een imker Speerpunten: mondelinge taal, ouderbetrokkenheid Organiseer een bezoek met de klas aan een imker. Zie bijlage 9 voor imkers bij u in de buurt. Om kleine groepjes kinderen te begeleiden vraagt u hulp van ouders. Bij de imker kunnen de kinderen zien hoe vlijtig bijen zijn in het maken van honing. Na afloop van het bezoek wordt er in de klas in kleine groepjes een gesprek gevoerd over datgene wat de kinderen bij de imker hebben gezien. Doordat de kinderen zelf veel hebben gezien, is het niet nodig om als leerkracht veel te vertellen of te vragen. Uw rol is vooral ondersteunend. Geef de kinderen veel ruimte voor hun eigen verhaal en om op elkaar te reageren. Door luisterresponsen te geven, zoals kort herhalen of instemmen, kunt u het gesprek stimuleren. Als een bezoek aan een imker geen mogelijkheid is, dan kunt u ook een filmpje over bijen/imkers bekijken. Maar in het echt is het natuurlijk veel spannender!
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 27
Beestjeslaboratorium: antwoorden zoeken (stap 3 en 4) Speerpunten: mondelinge taal, beginnende geletterdheid, ICT en multimedia De kinderen weten nog niet alles over beestjes: sommige vakjes in het beestjesschema moeten nog worden ingevuld en er moet nog een antwoord worden gezocht op de vragen die de kinderen hebben bedacht. De kinderen gaan samen met de leerkracht op zoek naar de antwoorden. Sommige dingen kunnen ze te weten komen door in het beestjeslaboratorium te observeren, of door proefjes te doen. Andere antwoorden kunnen ze met hulp van de leerkracht opzoeken in boeken, op internet of door een aflevering van Koekeloere over kriebelbeestjes te bekijken. En over bijen weten ze een heleboel door het bezoek aan de imker. U hebt het schema en de vragen bij de hand, en schrijft steeds de antwoorden op die u samen met de kinderen heeft gevonden.
Honingwentelteefjes maken Speerpunten: beginnende geletterdheid, ouderbetrokkenheid Beeldrecept maken De kinderen gaan op school honingwentelteefjes bakken. Vooraf bespreekt u in de kring wat er allemaal nodig is om honingwentelteefjes te bakken. Weten ze nog waar de honing vandaan komt? Leg uit dat het de bedoeling is dat de kinderen dit zelf gaan doen. Eerst maakt u samen met de kinderen een beeldrecept met tekeningen zodat iedereen kan ‘lezen’ hoe je honingwentelteefjes moet maken. De volgorde en hoeveelheden worden ook op het beeldrecept aangegeven. Woorden kunnen erbij gestempeld worden of door u erbij geschreven worden. (Het beeldrecept kunt u ook van te voren voorbereiden) Een recept voor honingwentelteefjes (voor 12 wentelteefjes) 1 ei, 1 eetlepel honing, 1 deciliter melk, 1 theelepel kaneel, 6 sneeën witbrood, 40 gram boter of margarine, ondiepe schaal, vork, plank en een mes om het brood te snijden, koekenpan, pannenkoekenmes, schotel voor de wentelteefjes. Breek het ei in de ondiepe schaal. Doe de honing erbij en klop het goed door elkaar. Roer dan ook de melk en de kaneel erdoor. Snijd de korsten van de sneeën brood en snijd elk sneetje door midden, je krijgt dan 12 reepjes. Leg de reepjes brood in de schaal met het eimengsel en keer ze ook om, de broodjes worden nu helemaal vochtig van het eimengsel. Zet de koekenpan op het fornuis op halfhoog vuur, laat hem even warm worden en smelt dan een stukje boter erin. Leg 4 reepjes brood in de koekenpan en bak ze vlug aan beide kanten goudbruin en knapperig. Leg ze daarna op de schotel. Eet de wentelteefjes warm met poedersuiker.
Het maken van honingwentelteefjes De leerkracht heeft ouders uitgenodigd om te komen helpen bij het maken van de honingwentelteefjes. In kleine groepjes gaan de kinderen met een hulpouder aan de slag met het beeldrecept. Voor de kinderen is het erg leuk als ze gedurende het gehele proces mogen meehelpen. Na het bakken van de wentelteefjes kan de leerkracht met een klein groepje kinderen de activiteit nabespreken. Ze gebruikt het beeldrecept bij dit gesprek. Wat hadden we ook al weer nodig? Hoeveel moest erin? Wat moest je toen doen? Het beeldrecept kan worden ingeplakt in de gezinsportfolio’s.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 28
Letters boetseren met bijenwas Speerpunten: beginnende geletterdheid Voer een gesprek met de kinderen over bijen, herinner hen aan het bezoek aan de imker of aan de film die ze gezien hebben. Naast honing maken bijen nog iets moois: bijenwas. Laat met behulp van een boek zien hoe bijen honing en bijenwas maken. Laat de kinderen een stuk bijenwas zien en laat hen eraan voelen en ruiken. Ze bespreken hoe de bijenwas eruit ziet, hoe het aanvoelt en hoe het ruikt. Verwarm de was een klein beetje, bijvoorbeeld door hem een poosje op de verwarming te leggen. De kinderen gaan letters boetseren, bijvoorbeeld de /b/ van bij, of de beginletter van andere beestjes. Ook kunnen ze hele woordjes maken. Kinderen die nog geen belangstelling voor letters hebben kunnen beelden en vormen boetseren van de bijenwas.
Praten over portfolio met ouders Speerpunten: mondelinge taal, ouderbetrokkenheid De gezinsportfolio’s zijn weer terug op school. Sommige ouders hebben er iets ingeplakt. In de kring kunnen de kinderen vertellen en laten zien wat vader of moeder in het portfolio heeft geplakt en wat erbij is geschreven. Gespreksonderwerpen zouden kunnen zijn: • Zijn er kinderen die iets in het portfolio hebben geplakt over het thema? • Wat hebben de ouders erbij geschreven? • Heeft het kind er met de ouders over gepraat? Vertel er eens iets over. Probeer de kinderen te betrekken bij elkaars werk door hardop te zeggen wat u denkt en te vragen wat andere kinderen daarvan vinden. Houd er tevens rekening mee dat kinderen die nog niets over het portfolio verteld hebben nu aan de beurt komen.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 29
Fase 5 Presentatie/evaluatie In deze fase wordt de activiteitencyclus afgerond. De kinderen verzorgen een eindpresentatie. Door met kinderen samen te evalueren worden kinderen actief betrokken bij hun eigen leerproces. Als de kinderen in een groep evalueren, ontwikkelen ze reflectieve vaardigheden. Bij de eindpresentatie kunnen ouders worden betrokken. Presentatie/evaluatie Liedjes en versjes Vertellen bij foto’s Waar wonen kriebelbeestjes? Voorbereiden eindpresentatie Lettermuur Navertellen verhaal Eindpresentatie van het werk van de kinderen Evalueren met de kinderen Evalueren van de kinderen
Liedjes en versjes Speerpunten: woordenschat, beginnende geletterdheid Bied een versje aan dat past binnen het thema, bijvoorbeeld het versje ‘Een minidierentuin’ uit Het grote versjesboek (Busser, Schröder & Van der Steen, 1999). Het versje staat uitgeschreven op het bord of een flap met picto’s erbij zodat de kinderen mee kunnen lezen. Wijs aan terwijl u hardop leest. Op deze manier worden tekst en beeld gekoppeld en kunnen de kinderen ‘meelezen’. De volgorde en tekstvorm (rijmen) wordt door deze werkvorm extra benadrukt.
In kleine kring vertellen bij (digitale) foto’s Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, ICT en multimedia In kleine groepjes bekijken de kinderen op de computer de foto’s van het anker en de activiteiten die ze hebben gedaan tijdens dit thema. De foto’s kunnen ook in een PowerPoint presentatie worden gezet, waaraan eventueel geluiden kunnen worden toegevoegd. U kunt inspreken wat er op de foto te zien is. Dit kan een kernwoord zijn (slakkenhuis) of een korte beschrijving van wat er gebeurt (Pleun houdt een lieveheersbeestje vast). De kinderen kunnen dan tijdens het bekijken van de foto’s op luidsprekertjes klikken en de woorden of beschrijvingen horen. U voert een gesprek met de kinderen over de foto’s. Schep hierbij voldoende ruimte voor de kinderen door open vragen te stellen, stiltes te laten vallen en luisterresponsen te geven. Voorbeelden van zulke vragen zijn: • Wat deden jullie daar? • Lukte dat wel, hoe ging dat? • Wat heb je toen gezien, gehoord, gemaakt?
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 30
Waar wonen de kriebelbeestjes? Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat In de kring liggen verschillende afbeeldingen van kriebelbeestjes (bijvoorbeeld een slak, een mier en een spin) en afbeeldingen van plaatsen waar kriebelbeestjes wonen (bijvoorbeeld een slakkenhuis, een spinnenweb of een mierenhoop). De kleuters bedenken samen welk kriebelbeestje waar woont. Praat met de kinderen over de verschillende huisjes. Woont een beestje er alleen, of met heel veel andere beestjes? Waarom kan een vlinder niet in de grond wonen?
Voorbereiden eindpresentatie Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid, ICT en multimedia, ouderbetrokkenheid Denk samen met de kinderen na over een gezamenlijke afronding. Het thema wordt feestelijk afgesloten. Voor de afsluiting worden ouders, familieleden of de kinderen van andere groepen uitgenodigd. Voorbeelden van een afronding zijn: • U kunt een spellen circuit opzetten waar de kinderen (samen met hun ouders) alle kriebelbeestjes tegen komen. Zie bijlage 8 voor voorbeeld spellen. • Een kriebelbeestjes feest! Als voorbereiding kunnen de kindren de uitnodigingen voor hun feest schrijven/tekenen. Voor het feest kiezen de kinderen welk kriebelbeestje zij willen zijn. Ze mogen zich als dit beestje verkleden (en worden bv geschminkt). De kinderen hebben veel geleerd over hoe de beestjes doen, dat mogen ze laten zien! En natuurlijk mogen op een feest taartjes niet ontbreken. • Een tentoonstelling van het beestjeslaboratorium. Kinderen kunnen potjes met beestjes laten zien aan hun ouders. In het beestjeslaboratorium zijn foto’s te zien van kinderen die aan het werk. De foto’s hangen op of ze kunnen worden getoond via een PowerPoint-presentatie of het digitaal schoolbord. Ook zijn er tekeningen, knutselwerkjes en ‘verslagen’ van ontdekkingen te zien en worden alle boeken over beestjes uitgestald. De ouders kunnen zelf de beestjes in de glazen bakken bekijken. • Een beestenboel op het toneel. De kinderen spelen in (zelfgemaakte) beestjeskleding een verhaal na. Het kan het verhaal uit het prentenboek zijn, maar het kan ook een heel ander verhaal zijn dat samen met de kinderen is verzonnen.
Lettermuur Speerpunten: beginnende geletterdheid U gaat met de kinderen na bij de lettermuur wat ze allemaal geleerd hebben in de afgelopen weken. Welke woorden weten de kinderen? De kinderen mogen vertellen over het woord en het bij de lettermuur hangen. Verder kunt u deze activiteit uitbreiden met: • de beginletter horen • hakken in woordstukjes • onderstrepen van de beginletter of eigen letter
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 31
In de kleine kring het verhaal navertellen Speerpunten: mondelinge taal, woordenschat, beginnende geletterdheid, ICT en multimedia De kinderen vertellen het verhaal uit het boek Feest! na. Dit kunnen ze doen aan de hand van de prenten uit het prentenboek die ze in de goede volgorde moeten neerleggen. Ook kunnen ze het digitale prentenboek bekijken zonder geluid en zelf vertellen hoe het verhaal gaat. Het verhaal kan ook nagespeeld worden met de materialen van de thematafel.
Eindpresentatie Speerpunten: mondelinge taal, ouderbetrokkenheid Met een feestelijke eindpresentatie wordt het werk aan de ouders gepresenteerd. De kinderen kunnen laten zien en vertellen wat ze allemaal gedaan en geleerd hebben.
Evalueren met de kinderen Speerpunten: mondelinge taal, ouderbetrokkenheid In de kleine kring bespreekt u met de kinderen het verloop van de activiteitencyclus. Het gesprek kan gaan over de verschillende activiteiten die zijn ondernomen tijdens de cyclus. Hierbij worden verschillende materialen gebruikt, zoals de foto’s van het anker, gezinsportfolio’s van kinderen, materialen uit de ontdekhoek of spullen van de thematafel. De kinderen krijgen de gelegenheid zelf iets te vertellen. U maakt alleen zo nu en dan een opmerking, of stelt als dat nodig is enkele open vragen. Voorbeelden van open vragen zijn: • Vertel eens, wat heb je gezien tijdens de ontdektocht? • Wat vond je leuk om te doen? • Hoe heb je het aangepakt? • Wat heb je eerst gedaan, en toen…? • Welk werkje dat je hebt gemaakt vind je het mooist? Leg eens uit waarom. • Wat vond je ervan om dit te doen? (gericht op een bepaalde activiteit of een werkje van het kind) • Wat wist je eerst nog niet en heb je nu geleerd?
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 32
Eindevaluatie Evalueren van de kinderen U houdt de ontwikkeling van alle kinderen bij. Volg de ontwikkeling van de woordenschat door middel van observaties van spel, gesprekken en het gezinsportfolio. Dagelijks volgt u enkele kinderen. U kunt nagaan welke woorden de kinderen beheersen door ze woorden uit het prentenboek te laten aanwijzen of door het kind aan de hand van de platen uit het prentenboek het verhaal te laten navertellen. Houd in een woordenmap bij welke woorden een kind al kent en let daarbij speciaal op de kernwoorden van het thema en het prentenboek. Daarnaast let u op ontwikkelingen in spreekvaardigheid, verhaalbegrip en kennis van klanken en letters.
Evalueren van de cyclus Na afloop van de cyclus reflecteert u voor uzelf of met collega's op de activiteitencyclus. Ga na of de planning die van te voren is gemaakt ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Wat ging hierbij goed en wat liep minder voorspoedig? Zijn alle speerpunten van de Taallijn aan de orde gekomen? Is er herhaald en interactief voorgelezen? Was er voldoende aandacht voor het oefenen van de woordenschat, gesprekken in de kleine kring en ouderbetrokkenheid? Is de computer zinvol ingezet? Als een onderwerp niet voldoende aan de orde is gekomen, stelt u vast wat de oorzaak was en bedenkt u een oplossing voor de volgende keer. Verzamel alle materialen die bij het thema gebruikt zijn. Hierin komen ook alle aanvullingen, opmerkingen en het planningsformulier. Een volgende keer kunt u het thema dan zo weer gebruiken.
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2 Activiteitencyclus Kriebelbeestjes! EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 33