De stalker in het vizier Anne Groenen, Wim D’haese en Geert Vervaeke 1 Anne Groenen is doctor in de criminologische wetenschappen, KU Leuven, Leuvens Instituut voor Criminologie. Wim D’haese is commissaris Jeugd- en Sociale Dienst Politie Leuven, vrijwillig wetenschappelijk medewerker Leuvens Instituut voor Criminologie. Geert Vervaeke is buitengewoon hoogleraar Leuvens Instituut voor Criminologie, voorzitter Hoge Raad voor Justitie. In onderstaande tekst nemen we de stalker in het vizier. Eerst wordt kort geschetst hoe stalking een misdrijf werd. Het is echter niet zo dat met een wet stalkers gemakkelijk op andere gedachten te brengen zijn. Wetenschappelijke studies bieden interessante inzichten over hoe stalkers denken en handelen. Deze informatie is relevant voor het uitstippelen van een adequate aanpak. Verder wordt duidelijk dat sommige mensen een verhoogd risico lopen om het doelwit te worden van een stalker. In sommige gevallen mondt stalking uit in ernstig geweld. Aandacht wordt besteed aan risicofactoren die verbonden zijn aan gewelddadig gedrag door stalkers. Zoals vervolgens zal blijken, kan de politie een cruciale rol spelen om stalkers vroegtijdig te doen stoppen. Stalking: van idolatrie tot misdrijf "I have an obsession with the unattainable. I have to eliminate what I cannot attain." Deze zin schreef Robert Bardo op een papiertje kort voordat hij de Amerikaanse actrice Rebecca Schaeffer vermoordde in Californië in 1989. Hij had drie jaar lang tevergeefs geprobeerd om op alle mogelijke manieren in contact te komen met zijn idool. Deze moord zorgde voor veel opschudding in de Verenigde Staten. Het ongevraagd en herhaaldelijk binnendringen in de privé- sfeer van een idool werd publiek veroordeeld. Dit fenomeen werd “star- stalking” genoemd. Al snel werd duidelijk dat ook heel wat gewone mensen worden belaagd door een ex- partner, kennis of een onbekende. Het betreft hier personen die geobsedeerd geraken door iemand en kost wat kost trachten deel uit te maken van het leven van hun doelwit. Onder invloed van de media en van belangengroepen werd in 1990 de eerste antistalkingswet ingevoerd in de Verenigde Staten. Intussen hebben alle Amerikaanse staten zo een wet, ook Canada en Australië volgden dit voorbeeld. In Europa kwam het debat over stalking wat later op gang, maar nu beschikken onder andere België, Nederland, Duitsland en Oostenrijk over een stalkingswet. In andere landen werd er geen nieuwe wet ingevoerd, maar kan stalkinggedrag worden gepenaliseerd via bestaande wetten. Bijvoorbeeld in Finland of Italië zijn er wetten die het inbreuk plegen op iemands’ privacy of het bedreigen van een persoon bestraffen. In ons land werd trouwens een heel strenge wet ingevoerd, één keer iemands rust ernstig verstoren, kan een veroordeling voor stalking opleveren. Pas nadat stalking een misdrijf werd, kreeg de wetenschappelijke wereld interesse voor dit fenomeen. Het werd meteen duidelijk dat stalking een complex fenomeen is, niet afgebakend in tijd, ruimte of modus operandi.
De tekst is gebaseerd op het doctoraat van Anne Groenen (2006) “Stalking. Risicofactoren voor fysiek geweld”, uitgegeven bij Maklu en op de ervaringen bij de politie en in diverse projecten van beide auteurs. 1
1
Iedereen een potentieel slachtoffer In ons land werden er in 2005 meer dan 15.000 klachten van stalking geregistreerd door de politie. Verder deden ruim 5.600 personen aangifte van pesterij per telefoon en noteerde de politie 441 feiten van seksuele belaging. Deze aantallen zijn spectaculair gestegen na de invoering van de stalkingwet eind 1998. Dit heeft echter vooral te maken met de toegenomen maatschappelijke aandacht voor psychisch geweld in onze samenleving en met de betere kennis en registratie door de politie. Het is echter niet mogelijk om een precies beeld te geven van het aantal personen dat slachtoffer wordt van stalking. Immers, de officieel geregistreerde criminaliteit vormt maar een deel van de daadwerkelijke omvang; niet alle slachtoffers doen aangifte. Om een zicht te krijgen op de totale criminaliteit worden grootschalige bevragingen gedaan. Nochtans kampen deze studies met methodologische problemen, waardoor vergelijkingen niet mogelijk zijn. Cijfers over slachtofferschap tijdens de levensloop schommelen tussen 5,2% en 15,7%. Voor slachtofferschap gedurende het afgelopen jaar wisselen de percentages van 0,6% tot 6%. De aangiftebereidheid varieert van 23% tot 54,5%. Deze verschillen zijn te wijten aan het gebruik van verschillende definities en bevragingsmethoden in de onderzoeken. Ondanks de diversiteit die zo eigen is aan het fenomeen stalking, tekenen er zich een aantal tendenzen af. Inzake de kenmerken van de slachtoffers lopen vooral jonge vrouwen onder 30 jaar een verhoogd risico. Het aandeel vrouwelijke slachtoffers ligt in verschillende studies tussen 73% en 78%. Vooral alleenstaanden worden het doelwit van stalkers en niet zelden zijn dit studenten of werklozen. Slachtoffers reageren verschillend op de stalker. Tweederde van de slachtoffers doet in eerste instantie beroep op vrienden, familie of buren om de gebeurtenissen te verwerken. Verder zoekt ongeveer tweevijfde hulp bij zijn/haar partner. Vrouwelijke slachtoffers lichten verhoudingsgewijs vaker iemand in dan mannelijke slachtoffers. Verder past ongeveer een vierde of meer van de slachtoffers zijn/haar levensstijl aan, zoals het vermijden van personen en situaties en het nemen van beveiligingsmaatregelen. De stalker bestaat niet Wie gestalkt wordt door een alleenstaande mannelijke ex- partner van rond de 30 jaar, behoort tot de meest voorkomende groep van stalkingslachtoffers. De oververtegenwoordiging van mannelijke verdachten is typerend, variërend van 68% tot 87% doorheen studies. Ruim de helft van de verdachten situeert zich in de leeftijdscategorie van 20 tot 39 jaar. Wat betreft de aard van de relatie met het slachtoffer is het beeld minder eenduidig. Waar soms meer dan 50% van de gerapporteerde incidenten gerelateerd is aan een ex- partner is dat in andere studies minder dan 30%. Stalkers belagen hun slachtoffers op allerlei manieren. Toch is er vaak sprake van steppingstone gedrag. Aanvankelijk zoekt de stalker contact via telefoon of e- mail, geleidelijk aan zal hij veeleisender worden en gaat hij het slachtoffer ook achtervolgen, thuis en op het werk opzoeken, bedreigen, en soms zelfs fysiek aanvallen. Het is moeilijk om te bepalen wanneer en hoe vaak stalkers overgaan tot het plegen van fysiek geweld. Studies wijzen uit dat een vierde tot een derde van alle stalkers vroeg of laat het slachtoffer fysiek aanvalt. Indien een stalker geweld pleegt, is dat doorgaans niet eenmalig en het is ook niet uitzonderlijk dat hij zijn agressie richt op derden. In the mind of the stalker
2
Om een inzicht te verwerven in de kenmerken en de motieven van daders en als hulpmiddel om een adequaat handelingsplan uit te werken, ontwikkelen onderzoekers typologieën. Stalkers worden geclusterd op basis van hun motieven (bv. herstel van de relatie, wraak), hun gedrag (bv. crimineel verleden, fysiek geweld) en/of op basis van persoonskenmerken (bv. jonge leeftijd, persoonlijkheidsstoornis). De meest gehanteerde typologie is die van de Australische psychiater Paul Mullen, die een onderscheid maakte tussen vijf types op basis van 168 stalkers die hij behandelde. De “afgewezen stalker” is voornamelijk een ex- partner; 90% is een man. Dit soort stalker wil de relatie herstellen of wraak nemen, ook een combinatie van beide motieven is mogelijk. Het stalken wordt een surrogaat voor wat men verloren heeft. Ziekelijke jaloezie en partnergeweld komen bij deze groep regelmatig voor. Verder zijn persoonlijkheidsstoornissen en middelenmisbruik typerend voor deze groep. Het risico op fysiek geweld bedraagt 35%. De “intimiteitzoekende stalker” wordt gedreven door een obsessioneel verlangen naar een liefdesrelatie of naar een extreme relatie tussen verwanten. De meeste stalkers hebben nog geen liefdesrelatie gehad en koesteren waanideeën over de verliefdheid van het slachtoffer. Het betreft ongeveer een derde van de stalkers. Enkel op lange termijn is er risico op geweld. Psychiatrische stoornissen kunnen variëren van schizofrenie tot een narcistische persoonlijkheidsstoornis of de erotomane waanstoornis. De “incompetente versierder” wordt gedreven door eenzaamheid en heeft een obsessioneel verlangen om een relatie aan te gaan. Ongeveer 15% van de stalkers behoort tot deze groep en er is een relatief klein risico op geweld, maar wel veel dreigementen. In tegenstelling tot de intimiteitzoekende stalker is deze stalker er zich van bewust dat de liefde niet wederzijds is, maar hij trekt het zich gewoonweg niet aan. Psychiatrische stoornissen die dit soort stalker typeren, fluctueren van schizoïde of narcistische persoonlijkheidsstoornis tot schizofrenie. Tevens zijn incompetente sociale vaardigheden een gemeenschappelijk kenmerk bij deze stalkers. De “rancuneuze stalker” handelt vanuit een vergeldingsdrang of een wraakgevoel ten aanzien van een persoon die hem/haar schade heeft berokkend of koestert wrok jegens de maatschappij in het algemeen. Dit type ziet zichzelf als een slachtoffer en handelt om zichzelf te beschermen tegen onderdrukkers. Het slachtoffer kan zowel de persoon betreffen die verantwoordelijk wordt gesteld voor het ongedane onrecht als een lukraak individu dat dan de belichaming wordt van al het slechte dat de stalker is overkomen. Soms kan deze stalker zo hardnekkig zijn dat hij zijn slachtoffer fysiek aanvalt, maar dat is eerder uitzonderlijk. De paranoïde persoonlijkheidsstoornis komt bij deze groep regelmatig voor, en in mindere mate ook schizofrenie en waanstoornissen. Querulantisme, extreem klaaggedrag door wanen waarbij de patiënt zich steeds in zijn rechten tekort voelt gedaan en overal herstel van dit vermeende onrecht zoekt, is ook typisch voor deze groep. Tot slot is de “jagende stalker” gericht op het plegen van een seksueel delict. Dit betreft ongeveer 5% van de daderpopulatie, die uitsluitend uit mannen bestaat en zich zowel tot mannelijke als vrouwelijke slachtoffers richt. Het heimelijk observeren van het slachtoffer prikkelt de fantasie van de stalker enorm. Het eindpunt is seksuele aanranding van het slachtoffer. Het slachtoffer kan om het even wie zijn. Dit type stalker lijdt aan een parafiele stoornis van pedofilie, sadisme, exhibitionisme of een combinatie. Deze groep heeft dikwijls een laag zelfbeeld, is weinig zelfredzaam en heeft beperkte sociale en intellectuele capaciteiten.
3
Enige nuancering is hier nog op zijn plaats. Typologieën zijn niet zaligmakend. De typologie moet worden beschouwd als een leidraad, niet als een definitief oordeel. Ook over hoe de behandeling van stalkers er idealiter moet uitzien, hebben wetenschappers nog geen passend antwoord klaar. Globaal geldt dat de behandeling moet gericht zijn op de onderliggende pathologie. Verder is het belangrijk om bij stalkers die kampen met een verslavingsproblematiek te werken aan het middelenmisbruik, omdat dit bijdraagt aan het vervagen van de drempel tot onaangepast gedrag ten aanzien van het slachtoffer. Sommige stalkers zijn echt gevaarlijk Het aantal stalkers dat geweld pleegt, fluctueert sterk in onderzoeken. Methodologische verschillen liggen aan de basis van deze diversiteit. Bij benadering een vierde tot een derde van de stalkers gaat vroeg of laat over tot gewelddadig gedrag. Vanuit preventief oogpunt is het dan ook van fundamenteel belang om de gevaarlijke stalkers vroegtijdig op te sporen. In een recent Belgisch onderzoek van Groenen werd gezocht naar risicofactoren van geweld bij stalking op basis van informatie vergaard door de politie. He t geïdentificeerde risicofactorenmodel omvat vijf mogelijk belangrijke voorspellers: bedreigingen in combinatie met vandalisme, bedreigingen in combinatie met stalking van een ex- partner, middelenmisbruik in combinatie met stalking van een ex- partner, middelenmisbruik in combinatie met vandalisme en een eerdere veroordeling voor een geweldsdelict. Deze risicofactoren bieden politieambtenaren een handvat bij het beoordelen van stalkingincidenten. Momenteel wordt een bijkomend onderzoek uitgevoerd om het model te hertesten en te verfijnen. Zo is het relevant om ook te kijken naar andere mogelijke geweldspredictoren, zoals onder meer klinische kenmerken, de aard van de interacties tussen de betrokkenen, persoonlijkheidskenmerken, psychopathologie enz. Ook dienen risicofactoren vanuit een ruimer contextueel kader te worden benaderd, met inbreng van elementen uit de hele levensloop van de betrokkenen, zoals ervaringen uit de kindertijd, slachtofferschap van geweld, opvattingen over relaties, enz. Daarnaast is het relevant op zoek te gaan naar situatiespecifieke elementen zoals de geestestoestand van de stalker op het moment van de geweldsescalatie. Door gebeurtenissen in een ruimer tijdsperspectief te plaatsen, kan met zoveel mogelijk risico’s rekening worden gehouden. Het belang van vroegtijdige detectie door de politie Uit de Leuvense politionele praktijk blijkt dat een vroegtijdige detectie van ernstige stalkingincidenten ontzettend belangrijk is. Door de risico’s van bij de eerste aangifte te analyseren in de context waarin ze worden geformuleerd kan op politieniveau een meer gepast antwoord worden geboden. In samenwerking met het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) is reeds jaren praktijk en onderzoek geïntegreerd om deze vroegtijdige detectie te optimaliseren. De vroegtijdige detectie is gebaseerd op wettelijke regelingen (1), gedragswetenschappelijke (politionele en academische) inzichten (2) en op eigen intuïtie op basis van ervaring (3). Wettelijke regelingen zijn een eerste hulpmiddel voor vroegtijdige detectie. De omzendbrief COL 4 van het Parket- generaal inzake het stafrechtelijk beleid m.b.t. partnergeweld van 2006 is het eerste juridische document dat de politie oplegt om escalatie van geweld in te schatten. Het parket verwacht van de politie dat zij bij intrafamiliaal geweld en stalking snel en vastberaden optreedt. Volgende criteria zijn een eerste houvast voor de politieambtenaar: de ernst van de feiten en de gevolgen ervan, de herhaling van de aangiften, het bestaan van gerechtelijke antecedenten, het bestaan van elementen waaruit blijkt dat de stalker het slachtoffer probeert te domineren, het gevaar waarin het slachtoffer zijn/haar kind(eren) zich bevinden. Bij stalkingdossiers met een verontrustend karakter zal de politie het
4
slachtoffer opnieuw contacteren. De operationele invulling van deze hercontactname omvat ook een verkenning van de risicofactoren. Verder kunnen gedragswetenschappelijke inzichten een belangrijke bijdrage leveren in de zoektocht naar de handtekening van de stalker. Eén van de cruciale vragen die de politie bezighoudt, is wat de stalker tot zijn specifiek (deviant) gedrag brengt. Onze ervaring met stalkinggedrag leert dat louter “legal thinking” tekort schiet bij de predictie van geweld. Het belang van gedragsanalyse is dus onontbeerlijk. Het voorspellen van een geweldsescalatie is immers een diagnostische activiteit. Het is de betrachting van de politie om dit beslissingproces zo betrouwbaar en valide mogelijk te houden. Aandacht voor oordeelsfouten is hier een permanente opdracht. De keuze van een risicotaxatiemethode bij stalking is bij de politie voorlopig nog een open vraagstuk. In ieder geval wordt getracht om de modus operandi van de stalker zo goed mogelijk te analyseren. De politie tracht ook op zoek te gaan naar gedragingen die een aftekening zijn van de onderliggende persoonlijkheid van de stalker; de zogenaamde “handtekening van de stalker”. Deze gedragingen worden gekaderd in de levensstijl en ervaringen van de stalker en zijn omgeving. Ze werpen een licht op de mogelijke escalatie van de feiten. Bijvoorbeeld het bestuderen van pré- crimineel gedrag van de stalkers is in dit verband relevant: gaat het over het niet los kunnen laten van de ex-partner op korte termijn of is dit een een waarschuwingssignaal voor het later begaan van zware stalkingfeiten? Het is niet eenvoudig om hierop een antwoord te formuleren en de politieambtenaar zal hier steeds een afweging moeten maken op basis van zowel gedragswetenschappelijke, wettelijke als eigen inzichten. Tot slot is de eigen intuïtie van belang bij het detecteren van een gevaarlijke stalker. DE stalker bestaat niet. Ondanks het feit dat tijdens een onderzoek inzichten van de “modale stalker” gekoppeld worden aan typologieën, speelt de intuïtie van de politieambtenaar ook een niet te onderschatten rol. Uit onze ervaring is ook gebleken dat het geven van veiligheidstips aan het slachtoffer (bijvoorbeeld één keer glashelder NEE te zeggen en voor de rest de stalker te negeren), de kans op escalatie gevoelig kan doen verminderen. Besluit Het inschatten of een bepaalde stalker over zal gaan tot geweld is een uiterst complexe zaak. Bij deze risico- inschatting heeft de politie nood aan wetenschappelijke inzichten over de denkwereld en gedragspatronen van de stalker. Inzicht krijgen in de leef- en denkwereld van stalkers is niet zo eenvoudig. Toch, deze inzichten zijn uiterst relevant voor het uitstippelen van een adequate aanpak. Als het slachtoffer de weg naar de politie vindt, begint er een nieuwe uitdaging. De politie tracht daarbij een grondige screening te doen van de ernst van de gerapporteerde feiten. Binnen het Leuvens risicomanagement verzamelt de politie naast de materiële elementen van misdrijven die als stalkinggedrag worden gekwalificeerd ook informatie over de mate van rustverstoring van het slachtoffer (met als prioritair doel de gerechtelijke waarheidsvinding). Toch, een doorgedreven risicomanagement houdt in dat de politie van bij de initiële melding ook aandacht heeft voor informatie die vanuit wetenschappelijk standpunt escalatie van fysiek geweld kan voorspellen. In de praktijk maakt de Leuvense politie gebruik van het hoger beschreven risicofactorenmodel met vijf voorspellende factoren. Deze factoren worden vanuit een ruimer contextueel kader benaderd waarbij elementen uit de hele levensloop van de betrokkenen worden ingebracht. De eerste bevindingen van deze risicoaanpak zijn zeer hoopgevend.
5
Hilda: Mogelijke zinnen voor kaders In ons land werden er in 2005 meer dan 15.000 klachten van stalking geregistreerd door de politie. Verder deden ruim 5.600 personen aangifte van pesterij per telefoon en noteerde de politie 441 feiten van seksuele belaging. Stalkers worden geclusterd op basis van hun motieven, hun gedrag en/of op basis van persoonskenmerke n. Als het slachtoffer de weg naar de politie vindt, begint er een nieuwe uitdaging.
6