Kwartaalmagazine juni 2008 #28 - Uitgave overvan integrale Bouwfonds gebiedsontwikkeling Property Development
#
2
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
De stad leeft! Inspiratie, trends en nieuwe oplossingen
Leon Jackson groeide op met zijn stad. Kijk mee naar zijn favoriete uitzicht op de achterpagina.
2
juni 2008 - naw #28
Nieuw: het NAW platform Het heeft even geduurd, maar hier is het dan weer: NAW magazine, in een vernieuwde vormgeving en met een iets andere redactionele opzet. Ik ben er altijd trots op geweest dat Bouwfonds dit magazine uitgaf, niet zozeer omdat wij er als organisatie zo uitgesproken in figureren, maar juist omdat het een breed, overzichtelijk beeld geeft van ons vak, integrale gebiedsontwikkeling. Dat was voorheen al zo en het is nu nog sterker, want NAW heeft zich verbreed. Het vormt nu een multimediaal platform, met verschillende uitingen, die elk hun eigen mogelijkheden bieden. Zo is er vanaf nu niet alleen dit NAW magazine, maar zijn er ook de website NAW.nl, NAW dossiers en rapporten, de NAW nieuwsbrief en NAW events. Dankzij die verbreding kan NAW nog beter dienen als ontmoetingsplaats, waar we onze kennis kunnen delen, visies kunnen uitwisselen, discussies kunnen voeren. Het thema van dit eerste vernieuwde NAW magazine ligt mij na aan het hart: de stad. Als geboren en getogen Hagenees ben en blijf ik een stadsmens, ook al woon ik inmiddels niet meer midden in het gewoel, maar wél comfortabel dicht bij alle mogelijke stadsvoorzieningen. Steeds meer mensen zoeken die combinatie: groen wonen, met de stad dichtbij. Het is een trend die je overal in Nederland ziet. Onze steden zijn van oudsher onze cultuurdragers, een stad als Delft, met zijn prachtige oude binnenstad en grote aanbod aan voorzieningen, blijft altijd mensen trekken. En het is juist die concentratie van voorzieningen die het mogelijk maakt om buiten de stad rust en groen te behouden. Dit ‘stadsnummer’ laat zien welke bijdragen wij, als ontwikkelaars, kunnen leveren om die stad aantrekkelijk en levend te houden, met culturele voorzieningen, met menging van functies, met verrassende woonconcepten voor specifieke doelgroepen. En het NAW dossier dat u tegelijk met dit nummer ontvangt, biedt op een andere manier aanknopingspunten voor de stad en degenen die daar werken of wonen: het is een pleidooi voor de integratie van gebiedsontwikkeling en openbaar vervoer, met inspirerende voorbeelden uit andere steden in de wereld. Ik wens u veel leesplezier met NAW.
juni 2008 #28
Inspiratie 4 5 6 8 9 10 12 13
Het Wall-holla in Cannes Tentoonstelling: Olympische Spelen in Nederland Trend: Gezinnen willen wél in de stad wonen Column: Friso de Zeeuw en Cradle to Cradle Bouwfonds ontwerpwedstrijd: Good Red Super Green Kunst: natuur en bouwen verbeeld aan de Zuidas Duurzaamheid: out of the box denken Citaat: bouw hoger!
14 Wat maakt een stad?
colofon NAW magazine is een kwartaaluitgave van Bouwfonds Property Development. Concept, eindredactie en productie: Proof Communication, corporate & internal branding, Amsterdam Art direction en vormgeving:
Socioloog Lodewijk Brunt filosofeert over de stad als schouwtoneel.
20 Gebundelde kracht in de Kleurenbuurt Jarenlang bezig zijn om van een achterstandswijk weer een krachtwijk te maken: in Zaandam lukt dat dankzij een bijzondere samenwerking.
potatoPixels, Almere Fotografie: Carve, NAi, iStockPhoto, Hollandse Hoogte
26 Gezinnen met kinderen graag… Een stad heeft ook bewoners met middeninkomens nodig. Hoe zorg je dat die niet naar buiten vluchten, waar ruimte en groen nog te betalen zijn? Drie inspirerende voorbeelden.
32 Cramer en de duurzame stad Het is tijd voor schaalvergroting als het gaat om duurzame ontwikkeling, vindt de minister van VROM. En hoogwaardig openbaar vervoer speelt daarin een sleutelrol. “De nadruk moet liggen op het versterken van de stedelijke netwerkstructuren.” Een interview.
36 Nieuw leven Niet langer een lastig en somber obstakel, maar een bron van vernieuwing en inspiratie: de wederopstanding van oude bedrijfsgebouwen in beeld.
44 ‘Dit hadden we nog niet in Tilburg’ Hoe de menging van wonen, werken, winkelen en uitgaan leidde tot tevredenheid bij bewoners, retailers en ontwikkelaars.
Drukwerk: Printport, Mijdrecht
Goed werk!
Contact: Ingrid Bontkes, T 033 2539806,
[email protected]
Bouwfonds Property Development
[email protected]
Ries Jelier
www.naw.nl
Directeur Bouwfonds Property Development Regio Zuid-West
T 033-2539216
www.bouwfonds.nl
49 50 51 52 54 56 57 58 60
I love 1016 KP – ‘Een mix van rijk, arm, goed en gek’ Nieuw project – Wonen en werken in het Zweedse Sundbyberg Kunstaanbieding – Exclusief voor NAW-lezers Voor wie? Studente Anke Valent Bijzonder gebouw – La Grande Cour in Amsterdam als belevenis Eerste prijs – in De Woerd in Utrecht is elk huis uniek Column – Joost Zwagerman blijft verlangen naar de echte stad Service – bestel het NAW Onderzoeksdossier en eerdere publicaties Uitzicht – Leon Jackson kijkt uit over zijn stad
4
juni 2008 - naw #28
5
Inspiratie invest in the future
Wall-holla in Cannes Dit jaar wilde Bouwfonds Property Development op de vastgoedbeurs MIPIM in Cannes, totaal iets anders doen. Ingrid Bontkes (Bouwfonds Property Development externe communicatie internationaal): “De laatste jaren is de beurs steeds meer verworden tot een poenige toestand. Het is een komen en gaan van limousines en er worden vele lunches en diners georganiseerd op het strand of op jachten. Wij wilden af van de nadruk op het feesten en fêteren en terug naar de basis van de beurs en van ons bedrijf. We wilden laten zien waar we als bedrijf voor staan. We zijn geen bedrijf dat alleen stenen aan het stapelen is om die vervolgens snel door te verkopen. We streven ernaar om waar wij bouwen een spoor van leefbaarheid achter te laten. Onze projecten kenmerken zich door een mix van wonen, werken, winkelen, recreëren en leven. We investeren in een duurzame en leefbare toekomst. Vandaar dat wij kozen voor het beursthema ‘Invest in the Future’. In de stand van Bouwfonds Property Development is de nadruk gelegd op kinderen. Die hebben de toekomst tenslotte. Om dit alles te visualiseren, bestond de stand uit een vloer van kunstgras, een lichtwand met beelden van spelende kinderen en een levensgroot klimtoestel, de Wall-holla. Het klimrek is na de beurs aan de stad Cannes geschonken. Er is veel behoefte aan openbare speelruimtes voor kinderen in de stad. En: de stad wordt vier dagen gebruikt als een soort speeltuin voor vastgoedmensen, dit is dan wel een mooie tegenprestatie. Bezoekers van de stand kregen een Playmobil-speeltuin voor kinderen in hun eigen omgeving cadeau.”
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Inspiratie tentoonstelling
Het speelrek is ontworpen door Carve en uitgevoerd door Meta Plus.
Wall-holla: speelterrein in de hoogte Eigenlijk dienen de muren om ballen op te vangen naast het sportveld. In de Wall-holla hebben ze een tweede functie gekregen: tussen de wanden is een klimen kruipdoolhof van rubber gemaakt. Elger Blitz van ontwerpbureau Carve: “De Wall-holla is ontworpen voor een plek met een ruimteprobleem, zoals je in steden vaak ziet. Er is geen ruimte voor een voetbalveld én een speelterrein. Wij hebben het speelterrein eigenlijk opgevouwen en er een wandje naast gezet.
Het is ideaal voor scholen. Er kunnen namelijk zestig kinderen tegelijk in spelen. Dat is nog eens iets anders dan het standaardspeelhuisje waar in de pauze 180 kinderen op afrennen...” De Wall-holla is niet leeftijdgebonden, ook de allerkleinsten kunnen erin kruipen. Het speelrek, 5 x 10 meter groot, is ontworpen door Carve, uitgevoerd door Meta Plus en in 2006 genomineerd voor the Dutch Design Awards. In Purmerend en Haarlemmermeer is het klimrek al te zien.
‘Wij wilden af van de nadruk op het feesten en fêteren en terug naar de basis van de beurs’
Na afloop van de MIPIM is klimtoestel Wall-holla aan de stad Cannes geschonken.
The Dish: Michiel Raats, Froukje van de Klundert, Lukas Narutis
Olympische Spelen in Nederland Wat betekent het voor Nederland als we de Olympische Spelen in 2028 zouden mogen organiseren, honderd jaar na onze eerste Spelen? Hoe zorg je dat de stadions die speciaal daarvoor worden gebouwd, ook daarna een goede functie krijgen? En vormen de infrastructuur en de mobiliteit een obstakel? Is het slimmer alle functies in één gebouw te combineren of moet je de Spelen juist van Groningen tot Limburg verdelen? Het NAi kijkt, samen met het NOC*NSF, naar de ruimtelijke agenda van Nederland. Studenten van de Academie van Bouwkunst Rotterdam en het Berlage Instituut onderzochten in samenwerking met het Rotterdamse architectenbureau MVRDV de haalbaarheid en de ruimtelijke kansen van de Olympische Spelen in 2028 in Nederland. Hieraan koppelden zij thema's als klimaatverandering, waterhuishouding en energiewinning op
diverse manieren aan oplossingen voor stadions, infrastructuur en atletenhuisvesting. De studies resulteerden in verschillende scenario's voor Olympische Spelen in Nederland in 2028. Het NAi presenteert die scenario's met film, animatie, theater en debat én toont de maquettes van olympische stadions van de toekomst. Het NAi beheert overigens ook het archief van architect Jan Wils, de ontwerper van het Olympisch Stadion in Amsterdam, gebruikt toen de Olympische Spelen in 1928 daar plaatsvonden. Tentoonstelling ‘Olympisch Vuur – Spelen met toekoms’, nog tot en met 21 september te zien in het Nederlands Architectuur instituut (NAi), Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam. Meer info: www.nai.nl.
6
juni 2008 - naw #28
7
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Inspiratie trend
(Stads)huisje, boompje, beestje Lang werd geroepen dat gezinnen de stad uit willen. Uit onderzoek blijkt echter dat ze daar juist graag willen blijven. Wat is er nodig om deze groep voor de stad te behouden? Het is een ‘voorzichtige trend’ te noemen, zegt Han Joosten, hoofd afdeling marktonderzoek bij Bouwfonds Property Development. De stad blijft aantrekkelijk voor mensen, ook als ze kinderen hebben. Een onderzoek onder een kleine vijfhonderd stadsgezinnen toont dit aan. Bijna 90% van de respondenten geeft aan in de stad te willen blijven, maar buiten de historische kern. Het merendeel van de gezinnen is tevreden of zelfs zeer tevreden met de huidige woonsituatie. De redenen die ze aangeven zijn de gezelligheid en de levendigheid die de stad te bieden heeft. Vooral middengroepen hebben een beperkt tijd-ruimtebudget: in de stad kunnen ze hun werk en vrije tijd combineren. Ook de nabijheid van voorzieningen zoals speelmogelijk heden voor kinderen, het cultureel aanbod en winkels voor dagelijkse boodschappen zijn lokker tjes. Ook status speelt mee: de stedelingen voelen zich ‘stoer’ ten opzichte van de ‘beschermde’ Vinex-gezinnen, zo blijkt. Concurrentie met Vinex Toch verlaten juist deze middengroepen vaak de stad. Het aanbod op de woningmarkt sluit niet goed aan bij hun wensen. Han Joosten: “Gezinnen zoeken een eengezinswoning, dat is weinig vernieuwend. Maar we waren toch verbaasd dat men die grote woning ook bewust in de stad zoekt. De bouwprogramma’s voorzien daar meestal niet in. Projectontwikkelaars zijn namelijk vaak bang dat ze grote stadswoningen
niet kwijt zullen raken. Wil je als stad dus kunnen concurreren met de Vinex-locaties dan ligt de sleutel in het aanbieden van meer grote woningen.” Er zijn mensen die zich dat kunnen en willen veroorloven, denkt hij. “Met name gezinnen met een inkomen dat meer dan twee tot drie keer modaal is, wonen nu in de (binnen)stad, dat is gezien de woonlasten vanzelfsprekend. En er is er nog een tweede doelgroep die belang stelling heeft voor die grote stadswoning: de yup. Ook die wil graag groot wonen in de stad. Uit onze eigen ervaring blijkt dat kinderrijke allochtone gezinnen ook interesse hebben voor grote stadswoningen, bijvoorbeeld in AmsterdamWest zien we dat in de verkoopcijfers terug.” Ontmoeten op de stoep Naast het woningaanbod is ook het stedelijke woonmilieu – de verkeersonveiligheid, bijvoor beeld – reden om te verhuizen. Daarbij gaat het niet eens per se om een eigen tuin. Vaak is een brede stoep in de stad voor kinderen een zeer goed alternatief voor de tuin. Hier ontmoeten ze andere kinderen en wordt de openbare ruimte deels hun eigen terrein. Het creëren van een kindvriendelijk woonmilieu is dus het slimste wat een gemeente kan doen om gezinnen weer terug in de stad te krijgen, vindt Han Joosten. “Daar moet je als gemeente al in het bestemmingsplan rekening mee houden. Meer groen, meer speelruimte, brede stoepen, goede scholen en veilig verkeer. Het is alleen vaak een sluitpost bij de gemeente, vanwege de dure vierkantemetergrondprijs. Kun je als gemeente wat aan de hoge grondprijs doen? zou dus de vraag moeten zijn.”
Drs Han Joosten (1959) is Director Market Research bij Bouwfonds Property Development. Hij studeerde sociale geografie en planologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na zijn studie werkte hij als marktonderzoeker bij de Verenigde Bedrijven Bredero. In 1987 stapte hij over naar adviesbureau Kolpron (het huidige Ecorys), waar hij vanaf 1991 de Berlijnse vestiging heeft geleid. Acht jaar later kwam hij in dienst van Bouwfonds waar hij verantwoordelijk werd voor strategie en marketing van de vestiging in Berlijn. Van 1997 tot 2001 was hij adjunct-directeur van de Bouwfondsvestiging in Frankfurt. Sinds 2001 levert hij een wezenlijke onderzoeksbijdrage aan de internationalisatie van Bouwfonds.
De ideale woning voor gezinnen met kinderen... heeft vijf kamers, een grote woonkamer en een buitenruimte. De woning ligt in de stad, maar buiten het centrum, in een gezellige, levendige en verkeersveilige omgeving. Er is een basisschool en speelmogelijkheden voor kinderen op loopafstand, evenals winkels voor de dagelijkse boodschappen en groenvoorzieningen. Binnenstad Gezinnenstad Zo heet de scriptie waarmee Rutger Jansen (Rijksuniversiteit Groningen) bij Bouwfonds Property Development in 2006 afstudeerde. De enquetê onder 465 gezinnen in Den Bosch, Utrecht en Haarlem maakt daar deel van uit.
8
juni 2008 - naw #28
Inspiratie column
9
Friso de Zeeuw
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Inspiratie bouwfonds ontwerpprijsvraag 2008
Slim bouwen voor beter groen Cradle to Cradle is een dwaalspoor Je hebt hypes en superhypes. In het geval van de ‘cradle to cradle’-ideeën hebben we met een superhype van doen. De bredere duurzaamheidstrend is hierbij de voortstuwende stroming. Volgens de leer van ‘Cradle to Cradle’ (C2C) moeten we onze manier van denken over producten en grondstoffen veranderen van lineair in circulair. Dus niet ‘van de wieg tot het graf’ maar ‘van de wieg tot de wieg’ ofwel ‘van kribje naar kribje’. Hier herkennen wij een oude hit in het duurzaamheidsdenken: de ketenbenadering. Tot hier toe is er weinig mis mee: een zinvolle benadering in een nieuw jasje. Maar C2C gaat veel verder. Eigenlijk moeten afvalproducten worden omgezet in voedsel en indien dat niet kan, moeten ze als grondstof kunnen dienen voor producten van dezelfde kwaliteit als het oorspronkelijke product. Hier brengt C2C ons (in de westerse wereld) op een dwaalspoor, namelijk dat van de radicale afvalvermijding. Afval en afvalverwerking vormen bij ons echter nauwelijks nog een duurzaamheids vraagstuk, afgezien van zwerfafval. Kijk bijvoorbeeld naar de nieuwe generatie afvalverbrandingsinstallaties. Wat daar uit de schoorsteen komt, is gezonder dan het binnenklimaat van woningen met slecht werkende balansventilatie. De installaties produceren energie en de reststoffen zijn voor 90 à 95% herbruikbaar. De focus op afvalverwijdering is dus irrelevant en verkeerd. Tegelijkertijd heeft C2C weinig oog voor de gevolgen die de toepassing heeft voor echte duur zaamheidskwesties, die bijvoorbeeld in gebiedsontwikkeling aan de orde komen: transport, energieverbruik, respectieve lijk CO2-reductie, water en natuur. Voor duurzame gebiedsontwikkeling kunnen we veel beter terecht bij vertrouwde begrippen die ons echt verder helpen. Allereerst: het zoeken naar de juiste balans tussen people, planet en profit. Geïntroduceerd door de commissie-Brundtland (1987). In de tweede plaats het ruimtelijk kwaliteitsbegrip in termen van: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. En ten slotte een leerstukje uit de gebiedsontwikkeling zelf: het verbinden en combineren van functies, disciplines en belangen. Voor Bouwfonds blijven dat de ambitieuze en tegelijkertijd nuchtere en begrijpelijke invalshoeken voor duurzame gebiedsontwikkeling. Die laten wij in onze projecten tot uiting komen, inclusief de dilemma’s die ze met zich mee kunnen brengen.
‘Wat er uit de schoorsteen van een afvalverbrandings installatie komt, is gezon der dan het binnenklimaat van veel woningen’ Waarom is C2C dan nu zo populair? De Amerikaanse optimistische toonzetting, gecombineerd met een slimme marketing, werken kennelijk aanstekelijk. En de boodschap dat er veel geld mee valt te verdienen en we gewoon economisch door kunnen blijven groeien, maakt het ook voor bedrijven aantrekkelijk om zich aan te sluiten bij dit nieuwe kerkgenootschap. Mijn voorspelling is deze: het duurzaam heidsitem is deze keer een blijvertje, op de evenwichtige manier die ik hierboven beschreef. De houdbaarheidsdatum van C2C kennen we niet, maar zal snel in zicht komen. Alle boeken, nota’s en plannen die er tegen die tijd al aan gewijd zijn, kunnen dan naar de papierrecycling. Friso de Zeeuw is directeur Nieuwe Markten bij Bouwfonds Property Development en is daarnaast als praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling verbonden aan de TU Delft. In 2007 verscheen zijn boek ‘De Engel uit het marmer – reflecties op gebiedsontwikkeling’.
Hoe ziet de toekomst van het groene hart eruit? Hoe kun je bebouwing en groen combineren en elkaar laten versterken? Over die vraag buigen jonge planologen, architecten en stedenbouwkundigen zich voor de ontwerpwedstrijd Good Red Super Green. Tot voor kort was bouwen in het groene hart een ingewikkelde opgave. Strenge wet- en regelgeving hield dit tegen. Maar nu dreigt de kwaliteit van het groen achteruit te gaan: de verrommeling van het groene hart neemt toe. En daar zit niemand op te wachten. Om verdere verrommeling te voorkomen, moeten duidelijke keuzes worden gemaakt. En daar zijn nieuwe, frisse concepten voor nodig. Die hopen Bouwfonds en het Nirov (Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting) boven tafel te krijgen met het uitschrijven van deze prijsvraag.
De wedstrijd biedt jonge ontwerpers de kans hun visie te geven op bouwen in het groene hart. Uit onderzoek van het Nationaal Groenfonds en Bouwfonds (2005) blijkt dat de realisatie van één hectare woningbouw de duurzame ontwikkeling en het beheer van elf hectare natuurontwikkeling in principe mogelijk maakt. De opbrengst van de bebouwing wordt dan geïnvesteerd in de groenontwikkeling en het beheer van de buitengebieden. Daarmee worden bewoners medeverantwoordelijk voor het groen in hun directe omgeving. Zo kan een rode impuls leiden tot groen met (super)kwaliteit. Vandaar de naam Good Red Super Green. De prijsvraag bestaat uit twee rondes. De eerste ronde is een openbare ideeën prijsvraag waarin de nadruk ligt op de creativiteit van het concept. De jury nomineert drie ontwerpteams. Die mogen in de tweede ronde aan de slag om hun
ontwerp uitvoerbaar te maken. De jury wijst vervolgens de winnaar aan. Tentoonstelling Vanaf 18 september tot begin 2009 zijn de ontwerpen en ideeën uit de eerste ronde te zien in een tentoonstelling. De locatie hiervan wordt bekendgemaakt op www.goodredsupergreen.nl en natuur lijk via www.naw.nl. In februari 2009 wordt de winnaar van de tweede ronde en daarmee van de prijsvraag bekend gemaakt tijdens het slotcongres. Nationaal Groenfonds heeft in 2005 samen met Bouwfonds Property Development de haalbaarheidsstudie ‘Niet polderen maar rekenen’ over het groene hart uitgebracht. Deze studie is nog te bestellen of te downloaden via www.naw.nl.
10
juni 2008 - naw #28
11
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Inspiratie kunst
fotografie: Agnes Kappert
Kunst aan de Zuidas Voor de deelnemende bedrijven zie: www.vbcn.nl en www.virtueel-museum.nl
Bouwen en natuur Bouwfonds Property Development is aanwezig met twee kunstwerken. Een ervan, de installatie van Frank Bruggeman, is speciaal voor de beeldenlijn vervaardigd. De helblauwe containers met beplanting vormen een mooi contrast met de omgevingv, vindt Sharon. “Hiermee wilde de kunstenaar de beplanting van de rafelranden terug halen.” Reacties van personeelsleden, voorbijgangers en andere bedrijven op het werk zijn positief, vertelt ze. “Het eerste moment denk je: hee, daar staat een bouwcontainer. Later gaan mensen erover nadenken. Dat is spannend.” De Zuidas in Amsterdam heeft sinds eind vorig jaar een beeldenlijn met werken van internationaal hoog aangeschreven kunstenaars. Ze maken de Zuidas een stuk leefbaarder, vinden deelnemende bedrijven en passanten.
De beeldententoonstelling kwam tot stand door een unieke samenwerking van de Vereniging Bedrijfscollecties Nederland (VBCN) en de Stichting Virtueel Museum Zuidas.
Hartje Zuidas. Tussen de overweldigende kantoorgebouwen staat hier en daar een beeld of een installatie. Voorbijgangers lopen er een rondje omheen, blijven kijken of lezen gebukt de bordjes met extra informatie op de grond. Ananda Reijnen, officemanager bij IMC Weekendschool in het World Trade Center, is blij met de beeldenlijn, zegt ze op www.virtueelmuseum.nl. “Kunst is vaak zo ver weggestopt in een museum. Zeker op de Zuidas is het een belangrijke toevoeging, want alles is hier zo corporate, zo onpersoonlijk. Kunst zorgt ervoor dat je verrast wordt.” Sharon Oldenkotte-Vrolijk, hoofdconservator van de Bouwfonds Kunststichting en vanaf het begin betrokken bij de plannen voor de beeldenlijn, is blij met dit soort reacties. Het moest vooral geen opeenstapeling van beelden worden die bedrijven toevallig nog hadden staan, zegt ze. “Daarom is gekozen voor een onafhankelijke curator die een concept ontwikkelde voor dit gebied. Bij het thema zijn vervolgens beelden gezocht binnen de bedrijfscollecties. In sommige
gevallen zijn beelden speciaal in opdracht vervaardigd.” Het door curator Ernst van der Hoeven gekozen thema Energeia gaat in op de transformatie van het gebied. Niet de individuele bedrijfscollecties, maar de ontwikkeling van Mahler IV stond centraal. Het bouwen, de sloop, braakliggende terreinen, natuur en cultuur, de verrassende details die schuilen in de rafelranden van het stadslandschap. Menselijke maat Bouwfonds Kunststichting is vaker betrokken bij projecten in openbare ruimten. Sharon Oldenkotte-Vrolijk: “We zijn niet alleen financier, maar fungeren steeds vaker als adviesorgaan en denken vooraf mee in selectiecommissies. Het is voor het eerst dat bedrijven zo samenwerken. Dat is bijzonder. Ik vind het een heel mooi gebaar dat bedrijven eigen kunst in de openbare ruimte plaatsen. Dat vergt een behoorlijke investering. Ze maken zo een gebaar naar de samenleving. Het is in ieders belang dat de Zuidas leefbaar is.” Het is de bedoeling dat de beeldenlijn een continu karakter krijgt. Iedere twee jaar moet het initiatief een vervolg krijgen, steeds met behulp van een externe curator en een nieuw thema. Zo begeleidt de kunst het volgroeien van de Zuidas.
12
juni 2008 - naw #28
13
Inspiratie duurzaam ontwikkelen
Inspiratie opvallend citaat
‘We vinden steeds meer crea tieve manieren om duurzame energie en oplossingen voor bodemvervuiling te combineren’
Alles stroomt Ontwikkelen in de stad betekent steeds vaker bouwen in bestaand bebouwd gebied. Een hele uitdaging, want daar liggen energie- en bodemvraagstukken die om creatieve oplossingen vragen. Zuinig zijn op ruimte is ook een vorm van duurzaamheid, vindt Bas van de Griendt, milieumanager bij Bouwfonds Property Development. “Meer en meer zullen we daarom gaan bouwen in bestaand bebouwd gebied. Daar hebben mensen echter vaak al hun sporen achtergelaten, met name in de vorm van een vervuilde bodem. Denk bijvoorbeeld aan bedrijfsterreinen. Willen we die transformeren, dan moet er vaak vuile grond worden gesaneerd of afgevoerd. Extra kosten van 25 euro per kuub zijn daarbij heel normaal.” Bouwfonds Property Development heeft ruime ervaring met het ontwikkelen op milieubelaste locaties, vertelt hij. “Wij streven daarbij naar een gesloten grondbalans: we hergebruiken vrij komend materiaal en grond zoveel mogelijk binnen het project. Liever voeren we geen grond af of aan, maar gebruiken het opnieuw in een terp, dijk of geluidswal die nodig is om het plan te realiseren.”
Werk met werk maken Bouwen in de stad betekent ook rekening houden met andere belangrijke duurzaamheidaspecten: water, lucht en energie. Bas van de Griendt: “Er is nu vooral een hype gaande om het energievraagstuk goed op te lossen. De markt verwacht een verdergaande aanscherping van de prestaties. Maar in een binnenstedelijk gebied heb je er dus vaak tegelijkertijd een sanerings vraagstuk bij. Lastig! Dat vergt ‘out of the box denken’. Soms zitten die twee elkaar namelijk in de weg. Voor warmteen koudeopslag in de bodem is het bijvoorbeeld gewenst om heel veel grondwater rond te pompen, maar voor het op haar plaats houden van een grondwaterverontreiniging wil je dat juist zo min mogelijk doen. We komen er echter steeds meer achter dat die twee duurzaamheidaspecten elkaar ook kunnen aanvullen. Door gericht energie op te slaan in de bodem, versterk je bijvoorbeeld de biologische afbraak van vervuiling in de grond. En door het water slim rond te pompen voorkom je weer dat vervuiling wegstroomt. Werk met werk maken, noemen we dat.” Van de Griendt is daarom voorstander van een integrale blik op de milieu
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Bas van de Griendt (1966) is milieumanager bij Bouwfonds Property Development in Hoevelaken. Hij is voorzitter van de Commissie Milieu en Duurzaamheid van de NEPROM, doceert aan verschillende beroepsopleidingen voor de vastgoedmarkt en geeft regelmatig gastcolleges en lezingen. In 2007 promoveerde hij aan de Universiteit van Utrecht op het onderzoek ‘Grond voor zorg. Stof tot nadenken’ naar de gevolgen van bodemverontreiniging voor de woningmarkt in Nederland (zie www. grondvoorzorg.nl). Het proefschrift werd dit voorjaar genomineerd voor de Intermediair PhD Award voor ‘most appealing dissertation’. Eerder ver scheen al het boek ‘Waarde vervuild vastgoed – Stappenplan voor een zuivere taxatie’ en werkte hij mee aan het praktijkhandboek ‘Duurzaam Bouwen’.
thema’s. “Door de problemen in hun onderlinge samenhang te onderzoeken, creëer je ook ruimte voor originele en creatieve oplossingen. “Alles stroomt en alles hangt met elkaar samen, zeiden de oude Grieken al. Dat geldt voor het milieu net zo.”
‘Bouw hoger, maak nauwere straten, zodat de zon de stoe pen niet bereikt. En vooral: vergroen de stad. Zorg voor kleine parkjes in het cen trum, daktuinen en gevelbegroeiing waar mogelijk en her waardeer de straat boom als schaduw leverancier.’ Citaat van Alex Nickson, strategy manager climate change adaptation van de gemeente Londen, die adviseert anders te gaan bouwen om de stad en zijn bewoners beter bestand te maken tegen hittegolven. (Bron: www.archined.nl)
14
juni 2008 - naw #28
15
interview: Anne Luijten fotografie: Hans van de Heuvel
De stad als bazaar
Wat maakt de stad aantrekkelijk? Waarom willen mensen er graag wonen, werken, winkelen, zijn? En welke invloed heeft de stad zelf op mensen? Stadssocioloog dr. Lodewijk Brunt deed jarenlang onderzoek naar de stad als sociologisch fenomeen. Op een terras in Amsterdam praat hij over de stad als huiskamer, als schouwtoneel, als inspirator. “Er is geen recept voor het perfecte plein.”
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
16
juni 2008 - naw #28
17
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
altijd in zekere mate sprake van spanning. Maar dat maakt de stad ook juist zo spannend!”
Ik hoor daar thuis Maar niet iedereen heeft dezelfde ideeën over rekening houden met de ander. En dan kan die openbaarheid ook iets bedreigends krijgen.
‘Een goede openbare ruimte is een ruimte waar mensen fatsoenlijk kunnen zitten’ De stad wordt vaak omschreven als een levend organisme. Is dat ook hoe u de stad ziet? Lodewijk Brunt: “Die beeldspraak getuigt van een nogal harmonieus beeld van de stad, namelijk dat de verschillende onderdelen van het organisme precies op elkaar aansluiten en met elkaar samenwerken, met een rustig kloppend centraal hart, enzovoorts. Verkeersaders, het weefsel van de stad: inderdaad allemaal veelgebruikte termen om de stad als levend organisme aan te duiden. En er zijn nog meer metaforen: de stad als machine, de stad als jungle, waarin je moet zien te overleven. Achter al die metaforen zitten normatieve connotaties over wat de stad is of zou moeten zijn.”
Hoe kijkt u als stadssocioloog dan naar de stad? “Voor mij is de belangrijkste ingang om naar de stad te kijken de openbaarheid, als tegenhanger van de privé-sfeer. De openbare ruimte is wat een stad tot stad maakt en haar onderscheidt van het dorp. Er heerst altijd een zekere spanning tussen openbaar en privé. Ook zoals wij hier nu zitten, op een terras, daarmee privatiseren we een stukje van de stad, we pikken een stukje stad in. Door onze aanwezigheid drukken we een stempel op dit deeltje van de openbare ruimte. Openbaarheid bestaat eruit dat zonder toestemming van autoriteit mensen zich vrijelijk kunnen bewegen. En dat is een kwestie van inschikken, van met de ander rekening houden. De perfecte balans tussen privé en openbaar bestaat niet, er is
“Ja, dat is de schaduwkant van de openbaarheid. Groepjes jongeren die rondhangen kunnen voor andere groepen heel angstwekkend zijn. Of iemand die zich overduidelijk al een tijdje niet heeft gewassen, daar loop je met een grote boog omheen. De oriëntatie op de openbare ruimte is sterk etnisch-cultureel bepaald. In Europa vinden we de openbare ruimte belangrijk voor het functioneren van de stad. Overheden zorgen ervoor dat de openbare ruimte het visitekaartje van de stad is. We tuigen haar op, mensen identificeren zich ermee. Het zorgt voor verbondenheid, voor trots, een gevoel van ‘ik hoor daar thuis’. Maar bijvoorbeeld in India, waar ik veel ben geweest, voelen mensen zich helemaal niet betrokken bij de openbaarheid, niemand voelt zich daar verantwoordelijk voor. Die is dan ook vaak een klerezooi. Dat heeft te maken met de wijze van staatsvorming. De machthebbers in de burgerlijke natiestaten van het Westen hebben de openbare ruimte al vroeg ingezet als middel tot staatsvorming. India bestond lange tijd uit feodale staatjes, waar geen gevoel van gezamenlijkheid heerste.”
Als u naar de openbare ruimte kijkt, ziet u dus voornamelijk mensen en hoe die zich gedragen in de openbare ruimte. Heeft de manier waarop de openbare ruimte is ingericht, invloed op het gedrag van mensen? “Je kunt zeker stellen dat mensen zich afhankelijk van de context gedragen. Voor een deel heeft dat te maken met hoe de openbare ruimte eruitziet. In Amsterdam bijvoorbeeld is de openbare ruimte heel informeel ingericht, met overzichtelijke pleintjes zoals het Spui, en geen dwingende verkeersstructuren. Je ziet dan ook dat de sfeer in een stad als Amsterdam heel relaxed is. Je wordt niet op je vingers gekeken, je hoeft je niet netjes aan te kleden, de stad is een beetje het verlengde van je huiskamer. Maar aan het puur observeren van mensen in de openbare ruimte kun je nog niet zo veel conclusies verbinden. Over wat ze ervaren, wat hun gevoelens zijn en hun motieven weet je nog niets, daar zul je ze op moeten bevragen.”
Maar kun je wél conclusies trekken over de relatie tussen het gedrag van mensen en de ruimtelijke inrichting? “Die relatie is niet zo zwart-wit en er is moeilijk de vinger op te leggen. Ik kom er steeds meer achter dat het vooral kleine dingen zijn waar je als planner of inrichter rekening mee moet houden. Zoals zorgen dat er bankjes zijn, waar mensen prettig even op kunnen zitten. Een goede openbare ruimte is een ruimte waar mensen fatsoenlijk kunnen zitten. Ook overzichtelijkheid is goed, dat stelt mensen gerust. Maar niet alleen de ruimtelijke inrichting, ook andere zaken zijn
>
Lodewijk Brunt is emeritus hoogleraar Stedelijke Vraagstukken, Universiteit van Amsterdam. Hij schreef o.a. De magie van de stad.
18
juni 2008 - naw #28
19
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
daarbij van belang. Bijvoorbeeld dat de openbare ruimte niet wordt gedomineerd door één bepaalde groep, want dat geeft mensen vaak een ongemakkelijk gevoel. Juist de mix van veel verschillende soorten mensen maakt de sfeer aangenaam en ontspannen.”
Schouwtoneel Een ontspannen openbare ruimte is dus belangrijk, maar volgens u speelt ruimtelijke inrichting daarbij geen doorslaggevende rol. Staat u sceptisch tegenover het vak stedenbouw? De stedenbouwer gaat er immers van uit dat zijn ingrepen wel degelijk het gedrag of het gemoed van mensen beïnvloeden. “Ik sta inderdaad sceptisch tegenover de stedenbouw. Ik denk dat de bedoelingen van stedenbouwers vaak verre van duidelijk zijn voor de gebruikers. Mensen oriënteren zich dikwijls op heel andere manieren in de stad dan stedenbouwers denken. Stedenbouwers en ontwerpers bieden een potentiële ruimte aan stedelingen, maar de manier waarop deze gebruikt wordt, de effectieve ruimte, is wat mij boeit. En daarbij geloof ik niet in een architecturaal determinisme: als je huizen of straten op een bepaalde manier bouwt, heb je nog lang geen garantie dat mensen zich gaan gedragen in overeenstemming met de achterliggende bedoelingen. Een project als de Bijlmer jaren geleden is daar een tragisch voorbeeld van. En wat de inrichting van pleinen betreft, daar is geen perfect recept voor te geven, een stedenbouwkundige oplossing die altijd werkt. De Dam is een goed plein, vanwege zijn openheid. Maar een plein als Plaza Royal in Madrid is ook heel populair en dat is juist heel besloten. Succesvolle pleinen hebben eigenlijk maar één ding gemeen en dat is dat je er goed kunt zitten. Heel banaal, maar het is veel crucialer dan al die grootse ontwerpdingen.”
Wat is dan precies de stedelijke ervaring? Waarom vindt iedereen het zo leuk om in de stad te zijn en op bankjes te zitten? “De massa en de diversiteit zijn belangrijk. Zien en gezien worden. Dat werkt verfrissend, stimulerend. Je ziet voorbeelden van hoe mensen eruitzien en hoe ze zich gedragen. Je doet nieuwe ideeën op. En omdat je er zelf midden in staat, er een onderdeel van bent, is het een heel intensieve ervaring. Dat is stukken leuker dan een film kijken op tv. De openbare ruimte is een schouwtoneel waar je steeds weer andere mensen tegenkomt.”
Poel van inventie Is dat ook uw persoonlijke fascinatie met de stad? Eén van uw boeken heet ‘De magie van de stad’. “Ja, ik vind de stad een overweldigende ervaring. Dat enorme scala aan menselijke emoties en verschijningsvormen waar je mee wordt geconfronteerd in een kosmopolitische en veelzijdig samengestelde stad. De heterogeniteit, de mogelijkheid van elkaar te leren. De magie van de stad is het menselijk drama in optima forma. De stad is ook een beschavingsatelier, waar
‘De openbare ruimte is een schouwtoneel waar je steeds andere mensen tegenkomt’ mensen met verschillende achtergronden leren met elkaar om te gaan. Voor sommige groepen kan de stedelijke ervaring een bevrijding betekenen. Denk aan homoseksuelen, maar ook op meisjes en vrouwen van de tweede generatie allochtonen zie je dat de stad een enorme emancipatoire werking heeft. In een stad ben je gelijke onder gelijken. Iedereen hoort erbij en er is geen duidelijke hiërarchie van bepaalde normen en waarden over hoe je je moet gedragen. Behalve het respecteren van elkaars identiteit en vrijheid.”
De stad is niet altijd zo populair geweest. Ook in Nederland is er met name in het begin van de vorige eeuw veel weerzin geweest tegen de vermeende slechte invloed van de grote stad. “De waardering voor de stad gaat in cyclische bewegingen. Op dit moment is stedelijk wonen weer heel erg populair, met name onder een- en tweepersoonshuishoudens. Maar ook het werken en recreatief winkelen en verblijven in de stad is voor veel mensen op dit moment heel aantrekkelijk. Ik hou het toch op de waanzinnige stimulans die er van de stedelijke ervaring uitgaat. Kijk alleen al naar het gigantische aanbod aan diensten en producten. Neem de Nieuwe Hoogstraat in Amsterdam. Daar zit naast elkaar een fourniturenwinkel, een vliegerwinkel, een tassenwinkel en een winkel met hippe gymschoenen. De stad is een poel van inventie, waar vanuit allerlei subculturen nieuwe dingen naar de oppervlakte sijpelen. Nieuwe producten die de economie aanjagen en die mensen de mogelijkheid tot zelfexpressie bieden. En al die boeken, al die kunst die hier te koop is!”
Als u, tot slot, tóch een metafoor zou moeten kiezen voor de stad, welke is dat dan? “Dan is dat de stad als markt, de stad als bazaar. Dat slaat op de intensieve, heterogene stedelijke verhoudingen, waarbij uitwisseling steeds centraal staat. We hebben elkaar nodig, ik bied iets aan dat jij wilt hebben, enzovoort. Een marktplaats van innovatie en creativiteit met een grote mate van uitwisseling. Mensen zijn er actief handelende burgers, met hun behoeften en wensen. De metafoor van de stad als levend organisme gaat mijns inziens te veel uit van een passief mensbeeld, waarin de mens zich voegt naar de min of meer automatische werking van het organisme. Nou, zo passief is de doorsnee-stedeling niet hoor.”
‘Iedereen doet waar hij goed in is’ 20
juni 2008 - naw #28
Samenwerken in de Zaanse Kleurenbuurt
21
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
interview: Annemarie de Haas fotografie: Cornelie de Jong
Wie met stedelijke vernieuwing te maken heeft, of dat nu in een ‘Vogelaarwijk’ is of niet, merkt hoe lastig het is om alle partijen op één lijn te krijgen, de plannen en planningen op elkaar af te stemmen, bewoners tevreden te stellen. In de Zaanse Kleurenbuurt lukt dat goed. Hoe? Dat vroegen we aan een aantal betrokkenen.
Directeur Ontwikkeling Ben Vos in ‘zijn’
>
Kleurenbuurt.
22
juni 2008 - naw #28
23
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Een flatje in een afbraakpand in de buurt fungeert als werkruimte voor het projectbureau De Zaanse Kracht. In een van de kamers hangt nog de sfeer van vroeger, compleet met behang en een bankje-om-bij-te-praten. In de slaapkamers staan bureaus voor de projectmedewerkers.
Projectdirecteur Joktan Cohen (l) en Directeur Ontwikkeling Ben Vos praten bij op het bankje in het projectbureau.
“K
ijk: dit is de huiskamer. Hier vergaderen wij.” Ben Vos, directeur Ontwikkeling van business unit Noord-West van Bouwfonds toont een kleine ruimte in een van de sterk verouderde flats van de Kleurenbuurt in Zaandam. Om vanuit een centrale plek in de wijk te kunnen opereren, zijn de vernieuwingspartijen vorig jaar samen in deze woning getrokken. In de slaapkamers staan bureaus en computers en in de tweede huiskamer prijkt een gezellig bankje dat past bij het originele oude behangetje: een prima plek voor informeel overleg. Onder de naam ‘De Zaanse Kracht’ wordt hier gedacht en gesproken over de toekomst van de wijk. De opzet van dit projectbureau heeft de samenwerking vorig jaar in een stroomversnelling gebracht, vertelt Ben Vos. Bewoners kunnen op dit vaste punt met vragen terecht, bij (onafhankelijk) communicatiemedewerker Natasja Hooijer. Daarnaast vindt hier het overleg plaats tussen alle betrokken partijen: Bouwfonds, de gemeente, de woningcorporatie en ontwikkelaar Kristal. Waarbij onafhankelijk projectd irecteur Joktan Cohen zorgt dat alle expertise maximaal wordt benut. Zo heeft Kristal als vaste ontwikkelaar van ZVH veel ervaring met huurwoningen en sociale stedenbouw. Terwijl Bouwfonds juist ervaring heeft met integrale gebiedsontwikkeling. “Dankzij het projectbureau is er gelijkwaardigheid”, aldus Ben Vos. Bij het bureau zijn namelijk zowel mensen van Kristal als van Bouwfonds in dienst. “Maar zij zijn niet bezig vanuit het idee ‘ik ben
van Bouwfonds of van Kristal’. Zij zetten zich in voor de buurt, voor De Zaanse Kracht. Met elkaar stropen ze de mouwen op om iets tot stand brengen.”
Gelijkwaardigheid Aanvankelijk was het project in de Kleurenbuurt van start gegaan zonder deze opzet. Corporatie ZVH wilde al sinds eind jaren negentig tot vernieuwing komen in de wijk. De gemeente had geen capaciteit om het project aan te sturen en koos voor regie op afstand. ZVH haalde Bouwfonds Property Development erbij omdat het om een grootschalig, risicovol project ging, vertelt projectleider Hanno Spierenburg van ZVH. Tussen 2010 en 2019 zou de wijk grondig moeten worden vernieuwd, waarbij voor de 700 woningen van nu er zo’n 1200 in de plaats moeten komen. Ook de stedelijke inrichting zou daarbij ingrijpend moeten veranderen, om de wijk – die langzaam maar zeker minder leefbaar werd – voor de toekomst veilig te stellen. “Maar ZVH heeft slechts 80 procent woningbezit in de wijk. We konden dit niet alleen dragen. Vandaar dat we de samenwerking zijn aangegaan. En daar zijn we ook blij mee”, zegt Spierenburg.
Elkaar geen vliegen afvangen Gaandeweg werd de samenwerking er echt wat moeizamer. “Het voelde alsof we er niet echt samen voor gingen”, vertelt Ben Vos. “Vandaar dat we besloten een bv op te richten, met een onafhankelijk
projectdirecteur, Joktan Cohen. Dat is voor alle partijen beter. Hij heeft duidelijke bevoegdheden zodat hij niet over alles hoeft te overleggen. Hij wijdt zich fulltime aan de Kleurenbuurt.” Eén keer per maand zit Ben Vos nu samen met Bob Stolker (directeur van ZVH en Kristal) bij Cohen voor overleg. “Wij fungeren als klankbord voor de stedenbouwkundige plannen, de financiële exploitatie en wat er verder ter tafel komt. Stolker weet bijvoorbeeld veel van de afstemming binnen de gemeente, met andere woningbouwprojecten. Wij brengen beiden onze kennis in, zonder elkaar vliegen af te vangen.” Of zoals Joktan Cohen het verwoordt: “Iedere partij doet nu waar hij goed in is.”
Contact met de buurt Buiten laat Vos zien waar het in de wijk om gaat: vier prominente flats in de buurt zijn zwaar verouderd en voldoen niet aan de eisen van deze tijd. En hoewel er goede voorzieningen in de buurt zijn – een zwembad, sporthal en winkelcentrum – kan het aanzicht daarvan veel beter. “Omdat er geen enkele entree aan de straatzijde grenst, oogt het doods. We gaan voorzieningen combineren: zo komt de brede school bij de sporthal, er komen woningen en ondergrondse parkeerplekken. We gaan uit van integrale gebiedsontwikkeling.” Bij alle planvorming speelt het contact met de buurt een centrale rol. De gemeente heeft als een van de kaders namelijk neergelegd dat er draagvlak voor de plannen moet zijn onder de bewoners. “Die kaders helpen bij het verder vormgeven van de samenwerking”, vertelt Joktan Cohen. “ZVH, Kristal en Bouwfonds Property Development hebben daarnaast met elkaar een ontwikkelingsvisie bepaald, waarin hun eigen kaders ook vastliggen. Ook is er, na overleg met de bewonerscommissie en bewoners, een buurtvisie neergelegd. Zo kunnen we de plannen steeds toetsen. Bovendien zijn de discussiepunten bepaald. Je kunt niet meer alle kanten uit schieten. Dat werkt heel efficiënt.” >
‘We zijn hier niet bezig vanuit het idee “ik ben van Bouwfonds of van Kristal”. Met elkaar stropen we de mouwen op om iets tot stand brengen’
24
juni 2008 - naw #28
25
Hanno Spierenburg, projectleider van woningcorporatie ZVH (l) overlegt met Monica Sommer, projectleider vanuit de gemeenste Zaanstad.
‘Wij brengen ieder onze eigen kennis in, zonder elkaar vliegen af te vangen’ Gezamenlijk uitgangspunt Om in het overleg nader tot elkaar te komen is het volgens Cohen ook van belang om vanaf het begin goed te kijken naar wat je gemeenschappelijk hebt. “Als je op de verschillen focust, sta je namelijk alleen maar tegenover elkaar.” Zo is voor iedereen binnen De Zaanse Kracht duidelijk dat de Kleurenbuurt veel voordelen heeft (dichtbij het centrum, veel groen, goede voorzieningen). Maar: er zijn ook nadelen. Zo voldoen veel flats niet aan de eisen van deze tijd en zorgen de huidige bebouwing en inrichting niet voor genoeg levendigheid. Het gezamenlijk uitgangspunt is dat de Kleurenbuurt weer levendig moet worden. Het moet een wijk zijn waarin gevarieerde bebouwing, functiemenging (wonen en winkels), meer wonen in het groen en een hoogwaardig ontwikkeld openbaar gebied vooropstaan. Cohen: “Met elkaar zijn we nu de verdere invulling aan het bepalen. Maar dit was al een goed startpunt.”
Het collectieve belang Bij de verdere uitwerking is het vooral van belang dat betrokkenen goed tussen macro- en microniveau
kunnen switchen, merkt Cohen. “Je hebt allemaal eigen belangen, maar daarnaast moet steeds het grotere, collectieve belang spelen: Hoe kan de wijk het beste verder? Hoe brengen we de Kleurenbuurt goed de toekomst in? Daar wijzen wij bewoners bijvoorbeeld ook op, als zij aangeven enorm blij te zijn met hun flat en absoluut niet weg willen. Het kan zijn dat zij elfhoog prima zitten, maar dat het op tweehoog vreselijk is. Want de flats zijn wel verouderd en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Er is nauwelijks isolatie, de trappenhuizen zijn vrij toegankelijk en de dakbedekking is slecht.” Daarbij moeten alle partijen ook accepteren dat je niet altijd het maximaal haalbare kunt bereiken, stelt Cohen. “Theoretisch gezien kun je bijvoorbeeld wel 1700 woningen in de wijk willen, maar dat past niet bij de sfeer. Daar kom je achter door met elkaar steeds weer te kijken: wat voor kwaliteit willen we eigenlijk, wat voor uitstraling? En wat betekent dat?” Om dit te ondersteunen zijn in een serie workshops, voor de zakelijke betrokkenen en bewoners, ook beelden van bestaande wijken getoond, die als voorbeeld kunnen dienen. “Zo konden we goed bepalen wat een straat of bebouwing gezellig maakt. Daarna gingen we dat inschetsen in de Kleurenbuurt, om te laten zien wat het daar zou betekenen.”
Transparantie Op deze manier worden er steeds weer nieuwe stappen gezet, om gezamenlijk tot een goed plan van aanpak te komen. De toetsing bij de bewoners is daarbij essentieel. Zij worden via nieuwsbrieven en
informatieavonden op de hoogte gehouden. “En we zorgen steeds dat álle medewerkers bij ZVH weten wat wij aan de bewoners communiceren”, vult Ben Vos aan. “Zodat de telefoniste ook antwoord kan geven, als een huurder bezorgd belt.” Een grootschalig project als dit moet je haast wel met een projectbureau doen, is inmiddels de conclusie van Vos. Het zorgt voor transparantie, duidelijkheid. En: het werkt sneller. Ook de gemeente onderschrijft dit. Monica Sommer, die als projectleider bij het overleg is betrokken, is vooral blij met het vertrouwen en de zorgvuldigheid die er van De Zaanse Kracht uit gaat. “Wij moeten dit project stroomlijnen met andere vernieuwingen in Zaanstad. Dus het is in ons belang dat het overleg goed loopt.” Uiteindelijk zal de gemeenteraad – waarschijnlijk dit najaar – over de plannen beslissen. Onder de bewoners wordt voor die tijd nog een uitgebreid woononderzoek gehouden.
Met prikkers de straat op De buurt is erg geliefd bij de vele, wat oudere bewoners. Sommigen van hen zijn dan ook huiverig voor verandering. Vernieuwing kan immers ook sloop van flats betekenen. Ton van Wijngaarden (72), die al veertig jaar in de Bergblauwflat woont, zou voor geen goud weg willen. “Ik word ook een dagje ouder, het is allemaal wat emotioneel voor mij.” Ze snapt wel dat de buurt beter kan. Maar evengoed heeft ze zo haar twijfels. Rommel buiten, rond de flats en in de portieken, was er vroeger volgens haar ook. “We gingen het vaak samen met de kinderen met prikkers weghalen. Maar als je klaar was,
‘Als je op de verschil len focust, sta je uit eindelijk alleen maar tegenover elkaar’
lag er alweer nieuw vuil. Dat krijg je nou eenmaal als je met veel mensen samenwoont,” vertelt ze laconiek. Wel geeft ze toe dat er met de jaren veel is veranderd in de buurt. Zo weet zij nog hoe de bewonerscommissie alle nieuwe buren met een bloemetje verwelkomde. “Nu is dat niet te doen, er is zoveel doorstroming. En dan heb je nog die mensen die opeens uit hun flat worden gezet, omdat ze een wietplantage hebben of in drugs dealen.” Zij haalt haar schouders erover op. “Het is niet leuk, maar verder is het hier toch goed?”
Kleurenbuurt loopt voor op Vogelaar Een klein deel van de Kleurenbuurt valt nog onder Poelenburg, een van de zogeheten Vogelaarwijken ofwel krachtwijken. Deze veertig wijken zijn vorig jaar door minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie aangewezen als speerpunt voor overheidsbeleid en private investeringen. Bij de aanpak van die wijken draait het – net als in de Kleurenbuurt – om nauwe samenwerking tussen gemeenten, woningcorporaties en private partijen. Het grote verschil met de Kleurenbuurt is volgens projectdirecteur Joktan Cohen echter dat bewoners hier nog vol plezier wonen. “In feite lopen wij vooruit op wat Vogelaar wil. Wij zetten de vernieuwingen in gang voordat de buurt verder verpaupert en er veel voorzieningen verloren gaan. Juist doordat bewoners nog enthousiast over de wijk zijn, valt hier veel te bereiken. Dat is het mooie van De Zaanse Kracht.” www.dezaansekracht.nl
26
juni 2008 - naw #28
27
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Nieuw Ambachtsgaarde in Den Haag
interview: Joep Auwerda fotografie: Peter van Breukelen
Gezinnen terug naar de stad Wonen in de stad is voor mensen met middeninkomens vaak onbereikbaar. Toch zijn zij belangrijk voor de vitaliteit van de stad en haar voorzieningen. Vandaar dat er gezocht wordt naar mogelijkheden om deze groep toch betaalbare en geschikte stadswoningen te bieden. In een aantal steden lukt dat uitstekend. Op de volgende pagina’s vertellen betrokkenen over ‘hun’ stadsproject.
Nieuw Ambachtsgaarde in cijfers Nieuw Ambachtsgaarde is opgeleverd in 2007/2008 en bestaat uit 22 huur- en 20 koopappartementen in één blok. Op de begane grond is 850 vierkante meter winkelruimte, waarvan nog 200 vierkante meter te huur is. Ook heeft het complex een eigen parkeergarage. In het kader van het project zijn ook bestaande winkels en de openbare ruimte opgeknapt. De koopappartementen van ruim negentig vierkante meter zijn verkocht voor gemiddeld 190.000 tot 200.000 euro. Meer informatie: www.nieuwambachtsgaarde.nl.
Paul Gras, Ontwikkelingsmanager van business unit Zuid-West van Bouwfonds
‘Nieuw Ambachtsgaarde kan er weer 25 jaar tegen’
“H
et hele gebied heeft een enorme upgrading ondergaan. Tientallen mensen met een middeninkomen, oudere mensen en jonge starters, zijn naar de wijk gekomen.” Paul Gras, Ontwikkelingsmanager bij Bouwfonds, was betrokken bij de bouw van complex Nieuw Ambachtsgaarde in de wijk Vrederust, Den Haag Zuid-West. “De voorzitter van de wijkvereniging had in het begin maar weinig vertrouwen in onze plannen voor Ambachtsgaarde. Logisch: al bijna 25 jaar hoorde hij van de gemeente dat er iets gedaan zou worden aan de verarmde omgeving. Het was er troosteloos: in één blok stonden negen van de twaalf winkels leeg, die waren dichtgetimmerd. Er waren alleen nog een bakker, een groenteboer en een kapper. En in portieken voor de appartementen hingen groepjes jongeren rond. Veel bewoners voelden zich onveilig. Gemeenteplannen sneuvelden steeds opnieuw, wegens gebrek aan middelen. Dus het heeft vanaf 2001 heel wat praten gekost om de bewoners ervan te overtuigen dat de gemeente, Bouwfonds en Ahold Vastgoed, nu wél serieuze plannen hadden. Iedere veertien dagen zaten we om de tafel met de voorzitter van de wijkvereniging. Een omslagmoment was de beslissing van
Bouwfonds en Ahold Vastgoed om in 2004 daadwerkelijk te gaan bouwen. Men wist: na jaren rommel en ellende, zal het beter worden. Nieuw Ambachtsgaarde is een prachtige locatie geworden met leuke architectuur. De sociale samenhang in de wijk is nu groter en het is er veiliger. De buurt kan er weer 25 jaar tegen.”
Sjiek de friemel “Sinds oktober 2007 zijn alle nieuwe appartementen bewoond. Driekwart van de winkelruimte is ook al verhuurd. De oude strook met twaalf winkels ziet er 300 procent beter uit en is weer helemaal verhuurd. En in maart 2008 is de laatste hand gelegd aan de openbare ruimte. De parkeerplaatsen, de groenstroken, de verlichting, de fietsklemmen; het ziet er allemaal sjiek de friemel uit. En met zo'n tachtig tot honderd nieuwe inwoners in de buurt, de bewoners van Nieuw Ambachtsgaarde, hebben winkeliers er genoeg klandizie bij gekregen. De bestaande Albert Heijn-vestiging is uitgebreid, en biedt een ruimer assortiment. En in de negen winkels zijn nieuwe ondernemers aan de slag gegaan: een slager, een uitzendbureau, een vishandel, een notenbar, videotheek, kledingwinkel en een snoepwinkel. Voor de bewoners is het natuurlijk fijn om die voorzieningen in de buurt te hebben. Dit is een mooi voorbeeld van integrale ontwikkeling.”
‘Met de voorzitter van de wijkvereniging is het helemaal in orde gekomen’
28
juni 2008 - naw #28
29
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Geestmolenterrein in Alkmaar
‘Vanbinnen zijn de huizen allemaal verschillend, doordat de bewoners zelf de indeling bepaalden’
Geestmolenterrein in cijfers Op het Alkmaarse Geestmolenterrein zijn 118 eengezinswoningen gebouwd, in drie bouwlagen en met een vloeroppervlakte van 170 vierkante meter. Bouwfonds Property Development heeft de huizen verkocht voor 190.000 tot 210.000 euro. Het laatste huis is in oktober 2007 opgeleverd en betrokken.
Maarten Groeneveld, architect van Just Architects
‘Tien kandidaten voor elk huis’
“R
uime huizen in het hartje van de stad zijn zeldzaam in Alkmaar, waar verder nauwelijks nieuwbouw gepleegd wordt. Ik vind het niet verbazingwekkend dat de animo enorm was.” Dit zegt Maarten Groeneveld van Just Architects, architect van het Geestmolenterrein. “Voor ieder huis dat hier werd gebouwd waren er wel tien kandidaten, allemaal Alkmaarders, veelal tweeverdieners die anders aangewezen zouden zijn op een eengezinswoning in Heerhugowaard. Nu konden ze in de stad blijven. Bovendien lieten ze allemaal een huis in de stad achter, wat de doorstroming een impuls heeft gegeven. Het was niet eenvoudig bouwen op het Geestmolenterrein. Vroeger stonden hier een oude sporthal, een autospuiterij, twee vmboscholen en een kantoor van het waterleidingbedrijf. De autospuiterij bleek de grond behoorlijk vervuild te hebben waardoor sanering noodzakelijk was. De spoorlijn veroorzaakte een geluidsprobleem waardoor er geen appartementen konden worden gebouwd. Daarom is gekozen voor grondgebonden eengezinswoningen, waarvan er veertig aan de kant van de spoorlijn dove voorgevels hebben. Die laten nauwelijks geluid door en zo hoefde er op de spoordijk geen
duur geluidsscherm te komen. De voordeuren aan de spoorlijnkant hebben glazen schermpjes ter geluidsisolatie. De achtergevels zijn helemaal open. En de huizen zijn, om te kunnen voldoen aan de Energie Prestatie Norm, voorzien van een ventilatiesysteem dat de warmte van afgevoerde lucht gebruikt om de frisse, van buiten geïmporteerde lucht te verwarmen.”
Allemaal verschillend “Bijzonder is dat elk huis twee parkeerplaatsen heeft op de begane grond, onder het balkon van 25 vierkante meter. Bewoners kunnen met een speciaal pasje naar hun parkeerplaatsen rijden, bezoekers moeten hun auto’s aan het begin van het terrein laten staan, waarna ze door een parkachtige omgeving naar de huizen kunnen lopen. Omdat de bewoners zelf hun huis konden indelen, zijn de huizen binnen allemaal verschillend. De een heeft op de begane grond een grote werkruimte, de ander, met veel kinderen, heeft daar juist een paar extra slaapkamertjes laten maken, en een volgende heeft beneden de grote woonkeuken, waardoor de huiskamer op de eerste etage extra groot is geworden.”
30
juni 2008 - naw #28
31
Hart van Hoograven in Utrecht
Hart van Hoograven in cijfers Hart van Hoograven houdt in: de bouw van een winkelcentrum (klaar in 2010), ruim 100 eengezinswoningen, die voor deze zomer waarschijnlijk worden opgeleverd. Het zijn 32 starterswoningen van zo'n 185.000 euro, zo'n 40 woningen van 250.000 euro, en zo'n 35 woningen die gemiddeld 325.000 tot 330.000 euro kosten. Uitvoering, net als de rest van de projecten: Ontwikkelcombinatie Hoograven Tolsteeg, waarin twee projectontwikkelaars de krachten verenigd hebben: AM en Bouwfonds. Andere sleutelpartijen zijn de gemeente Utrecht en drie woningcorporaties: Mitros, Portaal en Bo-ex. Meer informatie: www.hartvanhoograven.nl
Frank Wigbers, Projectmanager van business unit Midden van Bouwfonds
‘De eerste stap naar een evenwichtige buurt’
“A
lleen stenen op elkaar stapelen helpt een buurt niet uit een negatieve spiraal. Het zijn de mensen die het moeten doen. Die zorgen dat bewoners zich veiliger voelen, dat vandalisme geen kans krijgt en speelplaatsjes heel blijven. Uit de laatste sociale monitor, uitgevoerd door de gemeente Utrecht, blijkt dat Hoograven Tolsteeg weer in een opwaartse spiraal zit. Al zijn we er nog lang niet, er is bijvoorbeeld nog te veel vandalisme in de buurt. En dat kost tijd. Woningdifferentiatie is het begin van een proces om een wijk te verbeteren.” Dat zegt Frank Wigbers, projectmanager Utrecht. “Vroeger stond Hoograven Tolsteeg hier in Utrecht niet bepaald bekend als een fijne wijk om in te wonen. Tachtig procent bestond uit goedkope flatwoningen van vlak na de Tweede Wereldoorlog; tochtig, slecht geïsoleerd, gehorig en niet al te ruim. In de jaren zeventig en tachtig was de wijk een magneet geworden voor mensen met een laag inkomen, onder wie ook veel allochtonen. Al twaalf jaar geleden, in 1996, ontstonden de eerste plannen om Hoograven aan te pakken. Om huizen te slopen (waaronder zo'n 1700 goedkope flats) en te vervangen door koopwoningen en moderne huurwoningen. Om winkels te bouwen. Kortom: om alles een facelift te geven zodat de mensen niet langer, als ze het maar even konden betalen, wegvluchtten naar nieuwbouwwijken in Houten, Nieuwegein en Leidsche Rijn. Terwijl juist de middeninkomens zo belangrijk zijn voor een evenwichtige, plezierige buurt.”
Bewoners blij “Inmiddels is er al veel gebouwd. In de Wolvenhorstlaan zijn ruim tweehonderd nieuwe
‘We wilden voor komen dat de men sen die het maar even konden betalen, wegvluchtten naar nieuwbouwwijken buiten de stad’ woningen neergezet, waarvan 75 procent is verkocht en 25 procent wordt verhuurd. Bij de start van de verkoop bleek al snel dat veel voormalige inwoners uit Hoograven graag terug wilden naar hun oude wijk. En in het vierde kwartaal van 2007 is Hart van Hoograven van start gegaan. Bewoners zijn blij met de plannen en activiteiten. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat op de tientallen ruimtelijkeordeningsprocedures niet één bezwaarschrift van bewoners kwam. In de klankbordgroep zaten, behalve architecten, gemeenteambtenaren, mensen van de Ontwikkelcombinatie Hoograven Tolsteeg en stedenbouwkundigen ook veel bewoners. Wat opviel was dat de bewoners in hun commentaren vooral letten op de speelplaatsjes voor de kinderen. De getekende nieuwe huizen zagen er zo mooi uit, in vergelijking met de oude goedkope flatwoningen van vlak na de Tweede Wereldoorlog die men gewend was, dat we daarover alleen maar positieve geluiden hoorden.”
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
32
juni 2008 - naw #28
33
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling interview: Anne Luijten fotografie: Adrie Mouthaan
Jacqueline Cramer, minister van VROM
‘Als het om duurzaamheid gaat, moeten we niet blij ven pionieren. Het is tijd voor schaalvergroting’
Inzetten op duurzame steden
Minister Jacqueline Cramer zet zich actief in voor duurzame verstedelijking, waarbij regionale ov-netwerken een sleutelrol spelen. Duurzaamheid gaat niet alleen over het gebouwniveau, ook op gebiedsniveau en het niveau van de stedelijke regio moeten we nú stappen maken. Ruimtelijke ordening moet daarom integraal worden opgepakt, vindt de minister.
D
uurzaamheid is een hot issue, óók voor de bouw- en vastgoedsector. Dat bleek althans op het MIPIM in Cannes, waar ook minister Cramer van Ruimte en Milieu aanwezig was. Cramer is verheugd dat het onderwerp inmiddels hoog op de agenda lijkt te staan: “Ik vind het opvallend en verheugend dat er op de vastgoedbeurs in Cannes zoveel over duurzaamheid werd gesproken. Er moet namelijk nog heel wat gebeuren op dit gebied. Ook aan signalen zoals het Akkoord Energiebesparing Nieuwbouw dat VROM onlangs sloot met NEPROM, Bouwend Nederland en NVB, merk ik dat het onderwerp echt leeft in de sector. De partijen willen het, ze zien ook dat het kán dat het kostenreducties met zich mee kan brengen als je van het begin af aan rekening houdt met duurzaamheid in je plan. Kostenreducties zowel voor burgers als voor ontwikkelaars. Men begint in te zien dat duurzaamheid ook een kans biedt.”
Normen aanscherpen Toch is duurzaamheid nog geen gemeengoed voor veel bedrijven en weet ook niet iedereen hoe men concrete invulling kan geven aan duurzaamheidsmaatregelen. Volgens Cramer hoeft dat echter niet zo moeilijk te zijn: de kennis is al aanwezig. “We zijn eigenlijk al jarenlang bezig met duurzaam bouwen. Er is een rijkdom aan ervaring. Maar het is altijd een nichemarkt gebleven. De kunst is nu om het in de hele bouw geïntroduceerd te krijgen. Dat de mainstream ook meedoet, dat het vanzelfsprekend wordt voor élke bouwonderneming. Dat is ook het streven van het convenant, zorgen dat elke onderneming met die ontwikkeling mee kan. Daarvoor moet je zorgen dat je stapsgewijs steeds meer de normen aanscherpt, maar zó dat het hele peloton mee kan doen. En dat is mogelijk, maar je kunt het niet in één klap, met de knop in één keer om, realiseren.” Tegelijkertijd wil de minister ook de koplopers, degenen die het peloton al vooruit zijn, de mogelijkheid bieden om verder te experimenteren. Daarom zet VROM momenteel een aantal grote experimenteerprojecten op, waarbij de prestatie-eisen nog een
stapje verder worden opgeschroefd. Bij deze innovatieve icoonprojecten is gekozen voor het grotere schaalniveau. Cramer: “In deze projecten gaat het ons niet om een blokje woningen of een flatgebouw alleen, nee, meteen 3000 woningen. Anders blijft het pionieren. We moeten meteen proberen de schaalgrootte erin te brengen en te laten zien dat duurzaamheid ook op die grote schaal mogelijk is.”
Private financiering van openbaar vervoer Bij het grotere schaalniveau gaat het bijvoorbeeld om energiebesparende maatregelen op wijkniveau. Maar duurzaamheid is meer dan energiemaatregelen voor de woning. Ook duurzame verstedelijking staat prominent op de agenda van de minister. De focus ligt daarbij op het gebied of de regio. Hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) is van cruciaal belang voor de leefbaarheid en duurzaamheid van onze steden. Een land als Frankrijk is koploper op het gebied van succesvolle regionale HOV-netwerken. In veel stedelijke regio’s worden of zijn railvervoersystemen aangelegd door samenwerkende gemeenten, gefinancierd door lokale heffingen op werkgevers en forensen. Wat vindt de minister van zo’n systeem en is het toepasbaar in de Nederlandse situatie? “Wat mij vooral opviel aan dat Franse systeem is het systeem van financiering. Dat was wat mij betreft echt een eyeopener. Forensenbelasting? Dat was voor mij nieuw. Wij zijn natuurlijk toch altijd heel erg aan het zoeken om zaken gefinancierd te krijgen vanuit Verkeer en Waterstaat. We hebben in Nederland nog geen andere financieringsmechanismen ontwikkeld, maar we bestuderen momenteel de mogelijkheden om overheidsgeld te combineren met private financiering.” In de praktijk blijkt het echter moeilijk om een regionaal ov-systeem van de grond te krijgen. Prioritering is dan ook dringend nodig, vindt Cramer, ook in financiële zin. De nadruk in het ruimtelijkeordeningsbeleid moet daarom ook liggen op het versterken van de stedelijke netwerkstructuren. Het ontwikkelen van de Randstadvisie 2040 speelt daarin een belangrijke rol. > Minister Cramer: “Het gaat om keuzes maken en daaraan vast
34
juni 2008 - naw #28
durven houden. We gaan daarbij uit van de filosofie van bundeling: het bundelen van stedelijke en bedrijfsmatige activiteiten met infrastructuur. De contramal van die stedelijke netwerken is ruimte, landschap, groen en water. Door dat geheel goed te programmeren ontstaat een prioritering in wat aan infrastructuur verder ontwikkeld moet worden in combinatie met stedelijke ontwikkeling. Als we van de Randstad een vitale en leefbare regio willen maken, dan zullen we veel strakker gezamenlijk en integraal moeten plannen.”
Het Rijk als regisseur De Randstadvisie 2040 is een initiatief van een aantal ministeries, waarbij Cramer als coördinerend minister optreedt. Zij vindt het belangrijk dat ook haar collega’s Vogelaar (wonen) en Eurlings (V&W), maar ook staatssecretaris Huizinga (V&W) en Verburg (LNV) voor het blauw en het groen, met elkaar aan tafel zitten om een integrale visie voor de lange termijn te ontwikkelen. Cramer: “Bovenaan staan de stedelijke netwerken met een regionale infrastructuur. Daar gaan we dan ook de komende jaren gericht al het budget op inzetten. Vervolgens gaan we verder met de stedelijke netwerken buiten de Randstad, zoals BrabantStad, het cluster Arnhem-Nijmegen en het cluster bij Enschede. Als je ook daar duidelijke netwerken definieert moet je die óók qua infrastructuur goed kunnen ondersteunen.” De opgaven zijn integraal, maar de aanpak is die vaak niet. Met Randstadvisie 2040 wil Cramer de departementale sectoralisering doorbreken. Cramer is optimistisch over de integrale aanpak, ook op de andere schaalniveaus. “Ik zie overal om mij heen dat overheden en bedrijven zaken veel meer geïntegreerd oppakken. Gebiedsontwikkeling bijvoorbeeld is al gemeengoed geworden. Mensen zien de meerwaarde van integrale ontwikkeling. Ik vind dat ook het leuke van ruimtelijke ordening. Als Rijk moet je daarin in eerste instantie de regie nemen. Regie op hoofdlijnen is gewoon noodzakelijk. Maar andere zaken moet je decentraal laten. De kunst is om daar een balans in te vinden met provincies en gemeenten. Wat betreft de regionale OV-netwerken ligt de doorzettingsmacht met de nieuwe WRO heel duidelijk bij de provincies. De regie komt vanuit het Rijk, maar vervolgens ga je het samen doen.”
Almere Een inspirerend voorbeeld van inzetten op duurzame verstedelijking vindt Cramer Almere, waar een opgave ligt van 60.000 woningen tot 2030. Jacqueline Cramer: “Een gigantische opgave. Dan moet er natuurlijk een oplossing komen voor het ov-systeem. Als Rijk zijn we actief betrokken bij de verstedelijkingsopgave van Almere. Ook hier proberen we de gelden van V&W en LNV integraal in te zetten. Men is in Almere heel erg bezig met Cradle to Cradle en met actieve participatie van burgers. Ook dát is duurzaam omgaan met verstedelijking. Ik merk dat het geheel van de aanpak van Almere een enorme boost geeft, mensen worden ontzettend enthousiast, niet alleen planners, ook projectontwikkelaars en burgers. Kijk, dat bedoel ik nou als ik zeg dat ro echt een heel leuk vak is.”
35
Hoogwaardig openbaar vervoer als sexy oplossing Tijdens de MIPIM in Cannes organiseerde Bouwfonds Property Development samen met Building Business een lunchsymposium over kansen en dilemma’s rond gebiedsontwikkeling en openbaar vervoer. Ook minister Cramer was daarbij aanwezig. Zij pleitte daar voor het terugdringen van auto’s uit de steden: “De steden moeten zó aangenaam wonen en leven zijn, dat bewoners er helemaal niet meer uit willen.” Dat zou heel wat problemen oplossen, zoals een dichtslibbend landschap en een bereikbaarheids probleem voor vrijwel alle stedelijke regio’s. Het openbaar vervoer kan een belangrijke rol spelen in het leefbaar houden van onze steden. Ook andere aanwezigen op het symposium pleitten voor een focus op hoogwaardig openbaar vervoer in en tussen de Nederlandse steden. “De tram is sexy”, zo zei Jaap Modder, bestuursvoorzitter van de stadsregio Arnhem Nijmegen en gespreksleider van het lunchsymposium. Pamela Bouwmeester, directievoorzitter van NS Poort, ziet de stations van de toekomst als ontmoetings plekken, waar behalve geshopt en gewerkt ook gewoond en geleerd kan worden. NS Poort heeft dan ook steeds meer oog voor de gebieden rond die stations en wordt daarmee gebiedsontwikkelaar, die levendige mixed-use gebieden wil ontwikkelen, bestemmingsplekken met nieuwe functies en met aandacht voor ketenmobiliteit, ofwel de aansluiting op andere vormen van vervoer. Ook minister Cramer vindt dat de gehele omgeving van een station meegenomen moet worden in de ontwikkeling ervan. “We moeten nu de slag maken naar de spooremplacementen en de gebieden erom heen. Dat zijn gebieden met een enorme potentie. Het is een volgende stap waar ook de markt een substantiële bijdrage aan kan leveren.” NAW Onderzoeksdossier gebiedsontwikkeling en ov Dat betekent wel dat de nu nog zo gescheiden werelden van ro en ov nader tot elkaar moeten komen. Wat daarbij de kansen en valkuilen zijn en hoe dit in het buitenland gebeurt, onderzocht wetenschapper Rob van der Bijl. De resultaten van zijn onderzoek staan in het NAW Onderzoeksdossier ‘Integrale gebiedsontwikkeling en openbaar vervoer’, dat Bouwfonds Property Development deze maand publiceert. Lezers van NAW ontvangen het tegelijk met dit magazine. Wilt u een exemplaar bijbestellen of downloaden? Dat kan, via www.naw.nl
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
‘Als Rijk moeten we op hoofdlijnen de regie nemen en andere zaken decentraal laten’
36
juni 2008 - naw #28
37
Nieuwe functie monumenten
Nieuw leven in de stad
Een verlaten bedrijfsgebouw vormt maar al te vaak een obstakel in de stedelijke omgeving. Maar de laatste jaren krijgen monumentale bedrijfscomplexen steeds vaker een nieuwe, culturele functie en brengen ze juist levendigheid en diversiteit terug in de stad. Dat lukt alleen als er rekening wordt gehouden met de ziel van het gebouw. In dit artikel vier inspirerende voorbeelden.
tekst: Carine Damen fotografie: Agnes Kappert
ENCI-project in Maastricht De verhalen zijn terug Het was een fabriekshal uit 1927 waar cement werd verpakt en jutezakken werden genaaid. Drie hoge, ruime verdiepingen vol logge fluxen (machines die zakken met cement vullen), naaimachines en dikke pijpleidingen. De machines bleven staan; ze vormen de ‘jas van het productieproces’ en maken het gebouw herkenbaar. Nu huizen er creatieven: vormgevers, architecten, ICT’ers, kunstenaars. Theater ’t Vrijthof geeft in het verpakkingsgebouw iedere week een dansvoorstelling. Er wordt alleen nog gezocht naar een horeca-uitbater met gevoel voor cultuur, om een restaurant op de benedenverdieping te runnen. Het combineren van economie en cultuur is een nieuw speerpunt van
beleid van de gemeente Maastricht. De gemeente zoekt oude gebouwen waar ruimte is voor zowel werkgelegenheid als cultuur. Dit gebeurde hier al eerder. Al in de jaren tachtig streken kunstenaars en krakers neer in verlaten industriële gebouwen. Industrieterreinen werden hip. Nu is het een niet weg te denken onderdeel van gemeentelijke gebiedsontwikkeling. Voor de nieuwe bewoners is de sfeer de meerwaarde van het gebouw. Deze fabriekshal was nooit een toegankelijk complex, zoals een huis of een school. Je mocht er niet zijn. Binnen de muren speelden zich onzichtbare dingen af. Die geschiedenis wordt verteld door de achtergelaten zakken cement, de elevatoren, de fluxen. Er huizen veel verhalen in dit gebouw. Ze echoën in het Maasdal.
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
De geschie denis wordt verteld door de achtergela ten zakken cement, de elevatoren, de fluxen
38
juni 2008 - naw #28
39
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Luxor Theater in Arnhem Overgedragen aan de nieuwe generatie
De buren mogen niets horen, de brandweer moet in seconden binnen kunnen zijn, maar er mag geen pilaartje sneuvelen
De geesten van illustere acteurs als Marlene Dietrich, Harold Lloyd en Fritz Lang waren nog rond in dit theater, dat in 1915 in sierlijke art-decostijl werd opgetrokken. Behalve voor zwart-wit films kwam het publiek naar Luxor voor het variététheater, een mix van muziek, cabaret en magie. Nu staat Luxor bekend als de mooiste poptempel van Nederland. Het in april 2008 opgeleverde theater was bij uitstek geschikt om tot poppodium te worden omgetoverd. Dit komt vooral door de techniek die de toenmalige architect, Willem Diehl, destijds had toegepast en die voor deze tijd nog steeds modern aandoet. Zo was het gewelfde plafond gevuld met 400 dimbare lampjes, die elk in een afzonderlijke cassette zaten. De cassettes zijn gerestaureerd en hierop zijn moderne, door computers aangestuurde led-lampjes met nieuwe bedrading aangesloten. Ook het beluchtingssysteem was voor die tijd modern. Begin twintigste eeuw rookte het publiek nog tijdens de voorstellingen en ook toen al wilden andere bezoekers daar geen last van hebben. Architectenbureau Fritz, dat de verbouwing leidde, kon bij het aanleggen van het moderne systeem profiteren van de oplossingen van Diehl en ging daarop door. Wat wel een enorme uitdaging voor Fritz bleek: de strenge milieuwetgeving van deze tijd, de gevoeligheden rond het verbouwen van een monument en de gedetailleerde eisen van veel, heel veel partijen, die bij een project als een poppodium zijn betrokken. De buren mogen niets horen, de brandweer moet in seconden binnen kunnen zijn en tegelijkertijd moet het geluid van de livemuziek perfect klinken en mag er geen oud pilaartje of frescootje sneuvelen. Ga er maar aan staan. Het is gelukt. Het prachtige, oude theater, ooit gebouwd om zoveel mogelijk mensen zorgeloos en comfortabel van cultuur te laten genieten, is overge dragen aan de nieuwe generatie. Luxor doet weer mee.
40
juni 2008 - naw #28
41
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Lloyd Hotel in Amsterdam Vrijheid in de gevangenis Slapen in een bed dat alleen bereikbaar is via een lange, roodgeverfde trap. Of in een langgerekt, achtpersoonsledikant. Douchen in een uitklapbare badkamer of in een badkuip die midden in je hotel kamer staat. In het Lloyd Hotel hebben kunstenaars de kamers ingericht en dat leidde tot originele maar ook comfortabele resultaten. Overnachten in een bedstee of een geluiddichte kamer is ook heerlijk voor gasten die gewoon lekker willen slapen. In 1921 werd het Lloyd Hotel gebouwd als overnachtingsstop voor landver huizers. Dat waren emigranten uit Oost-Europa die in Amsterdam de boot naar Zuid-Amerika pakten. Eerst moesten ze zich van hun luizen ontdoen in het Ontsmettingsgebouw, dat nog steeds naast het Lloyd staat, inclusief originele gevel van blauwe tegeltjes en rode sierlijke jugendstilletters. Via een onderaardse gang kwamen de reizigers in het Lloyd Hotel aan. De volgende ochtend namen ze de stoomboot vanaf de Oostelijke Handelskade aan het IJ, tegenover het hotel. In de jaren daarna werd het Lloyd Hotel jarenlang gebruikt als gevangenis en rijksinrichting voor criminele jongeren. Vanaf 1989 gebruikten kunstenaars het hotel tien jaar lang als werkruimte. En in 2004 werd het Lloyd, helemaal verbouwd, opnieuw als hotel geopend. Omdat het gebouw lange tijd functio neerde als gevangenis, kozen de architecten er juist voor geen enkele afgesloten ruimte te creëren, de ruimtes groot en grenzeloos en het plafond hoog te maken. Ieder die in het hotel verblijft, moet makkelijk kunnen ontsnappen. Een ‘Culturele Ambassade’ bedient gasten die in aanraking willen komen met culturele evenementen in Amsterdam. Het hotel zelf is ook een podium van culturele activiteit: er zijn bijvoorbeeld tentoonstellingen te bewonderen. Overnachten in een van de een- tot vijfsterrenkamers is al een culturele bezigheid op zich.
Van vertrekpunt voor landverhuizers tot span nende overnachtings plek voor toeristen
42
juni 2008 - naw #28
43
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
De Witte Dame in Eindhoven Haar hart nodigt uit tot samenwerking
Met dank aan: Arno Boon, Jan Timmer, Bert Dirrix, Suzanne
In het binnenste van de Witte Dame hoeft niemand zich gevangen te voelen
Ze is wit en staat aan de Emmasingel. Koningin Emma stond bekend als de Witte Koningin. Zo ongeveer kreeg de oude Philips-fabriekshal in Eindhoven, eind jaren twintig gebouwd in de stijl van de nieuwe zakelijkheid, haar naam. Als jong meisje was ze nog geen dame. Philips gebruikte haar als gloeilampenfabriek. Pas toen de Witte Dame eind jaren tachtig leeg kwam te staan en Philips haar wilde laten slopen, viel het op hoe mooi ze was. Besloten werd dat ze een monument moest worden en een culturele bestemming verdiende. Jan Timmer, toenmalig topman van Philips, haalde de Design Academy naar de Witte Dame. Architect Bert Dirrix sloopte het sobere, fantasieloze fabrieksinterieur en ontwierp nieuwe ateliers. De bestaande architectuur van de Witte Dame bleek zich perfect te lenen voor de activiteiten van de nieuwe bewoners. De grote fabrieksramen geven bijvoorbeeld veel licht en de eenvoudige kolommenstructuur ondersteunt de nieuwe indeling in ateliers. In 1998 werd de nieuwe Witte Dame opgeleverd. Haar binnenste is open, ruim en geeft een vrij gevoel. Geen van haar bewoners – beroepsbeoefenaars op het gebied van design, informatietechnologie en kunst – hoeft zich gevangen te voelen. Deze open indeling nodigt uit tot samenwerking, het oorspronkelijke idee van architect Bert Dirrix. In het Middenmotief, een ruimte in het hart van de Witte Dame, zou interactie tussen de verschillende, op zichzelf opererende bedrijfjes en personen plaats moeten vinden. Ze zouden samen evenementen organiseren voor publiek. Dit is aan het begin ook gebeurd maar, tien jaar na dato, is de interactie een beetje weggekwijnd. De bewoners zijn erg druk met hun eigen projecten. Er is geen coördinator Middenmotief meer, die initiatieven neemt. Bert Dirrix zou graag zien dat de gemeente weer zo iemand benoemt.
Oxenaar, Tessa Vermeulen en Maarten Frits.
44
juni 2008 - naw #28
45
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Pieter Vreedeplein in Tilburg
‘Hier hebben we de ruimte om al onze labels te voeren’
Pieter Vreedeplein, rust, ruimte en roulette
In het hart van de stad Rustig wonen, succesvol werken, gezellig winkelen en eindeloos uitgaan, alles bij elkaar en nog midden in het stadscentrum ook… Het kan. Dat bewijst het onlangs geopende project aan het Pieter Vreedeplein in Tilburg. Gebruikers en ontwikkelaars vertellen.
interview: Hilde Postma fotografie: Hans van de Heuvel
Retailer Shandy den Os, Hoofd Vastgoed The Sting ‘De retailers in de buurt gaan nu óók verbouwen’ “Wij zaten al 25 jaar met onze winkel – de eerste The Sting in Nederland – in de Tilburgse Heuvelstraat. Maar die winkel was al lang te klein. We wilden schaalvergroting – maar konden maar geen geschikte locatie vinden in Tilburg. Toen we de plannen voor het Pieter Vreedeplein onder ogen kregen, leek ons dat een uitgelezen kans. We hebben nu bruto 2600 m 2 – waarvan 2000 m 2 winkeloppervlak. Daarmee is deze The Sting ons grootste filiaal. Dat heeft ons de gelegenheid gegeven alle labels te kunnen voeren en op alle fronten aan schaalvergroting te doen. Ook wat het interieur betreft: we hebben een ander soort wandpresentaties, grotere tafels en rekken, alles heeft meer volume gekregen. Wij zijn heel erg content met de winkel. In Tilburg weet men de winkel ook goed te vinden – en er is goede parkeergelegenheid onder het gebouw. Om ons heen zijn zaken gevestigd als Zara en Saturn – het is een compleet nieuw aanbod voor de Tilburgse consument. Het is grappig dat de impuls die het plein heeft gekregen ook zijn uitwerking heeft op de omgeving. In de Heuvelstraat zijn retailers nu ook hun panden aan het vernieuwen. Puien en gevels worden opgeknapt, concepten gewijzigd en zaken verbouwd. Op die manier willen andere retailers de concurrentieslag met het aanbod op het Pieter Vreedeplein aangaan. Dat komt de stad Tilburg alleen maar ten goede.”
‘Een combinatie van wonen, winkelen en uitgaan, dat hadden we nog niet in Tilburg’
Marketingman Jack de Vreede, Hoofd Marketing retail & leisure Bouwfonds MAB Ontwikkeling CVG in Den Haag ‘De Tilburgse winkeliers hadden behoefte aan schaalvergroting’ “Voor we met dit project begonnen, hebben we goed gekeken naar zaken als: wat is er al in de stad, waar is behoefte aan – en hoe vlecht je dat allemaal in elkaar? Er was duidelijk een behoefte aan schaalvergroting. Consumenten winkelen nu eenmaal graag in een groot pand met een bepaalde sfeer. Daarom zijn er nu twintig winkels die allemaal erg groot zijn: The Sting heeft hier bijvoorbeeld een oppervlak van 2600 m 2 en Saturn – een zusje van Media Markt – heeft 4500 m 2. Dat soort oppervlakten voor retail had Tilburg nog niet. Het biedt ondernemers ook de kans kostenefficiënt te werken. Een klein deel van de winkels – duizend vierkante meter – staat in de Pieter Vreedestraat. Hier was eerst het City Centre: een donkere, naargeestige, oude passage. Die is gesloopt en we hebben hier dus een mooi, licht, ruimtelijk ontwerp neergezet. Daardoor is er nu een goede wisselwerking tussen het plein en de Heuvelstraat – dé winkelstraat van Tilburg – via de Pieter Vreedestraat. Maar we wilden geen monocultuur van alleen maar winkels. Daarom is er ook bewust een uitgaansfunctie opgenomen, met een grote bioscoop en een Family Entertainment Centre, waarin een casino, een bowlingbaan en horeca zijn gevestigd. Straks komen er aan de kant van de Heuvelstraat terrassen en gaan er allemaal activiteiten plaatsvinden. Alles bij elkaar heeft het een erg leuke sfeer. De ondernemers vinden het geslaagd en ook bij het Tilburgse publiek is het project goed ontvangen. Toen op 19 maart het winkelgedeelte werd geopend, was het ongelofelijk druk. Saturn had in de eerste vier dagen al 82.000 bezoekers!”
> Shandy den Os
46
juni 2008 - naw #28
47
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Pieter Vreedeplein in Tilburg
Bewoner Boet Westerburgen, werkt bij Philips in Eindhoven ‘Ik kan na het uitgaan zo mijn huis inrollen’ “Ik kom oorspronkelijk uit Tilburg maar tijdens en na mijn studie heb ik een jaar of zeven in Haarlem gewoond. Op een gegeven moment zat ik weer veel in Tilburg – en vond ik het zo leuk om mijn oude vrienden weer te zien, dat ik dacht: ik wil weer hier wonen. Een jaar geleden zag ik dit project in aanbouw. Ik wist meteen: dit is uniek. Nieuwbouw in hartje centrum – dat komt niet zo vaak voor. Ik vroeg de tekeningen op. Het zag er allemaal strak en modern uit. Dat er een commercieel centrum in het pand zou komen, vond ik een enorm pluspunt. Leuk is dat ieder appartement uniek is. Ik heb een appartement gekozen aan de rustige achterkant van het complex: aan de IJzerstraat. Met grote ramen en een patiootje. Het heeft maar één slaapkamer, maar is wel 118 m 2 – en dat voor een prijs van 265.000 euro. De periode dat het gebouwd werd en ik nog niet naar binnen kon, was heel spannend. Ik liep vaak langs en dacht dan: hoe zou het worden? Maar toen het werd opgeleverd, was ik aangenaam verrast. Het was heel ruim – zoals ik had verwacht – met een grappige indeling. En het is heel licht door de grote ramen. Ik woon heerlijk hier. Ik zit midden in het centrum, er zit een supermarkt bij mij beneden, en straks staan er allemaal terrassen buiten. Dan kan je zo van de stad uit je appartement inrollen. ’s Ochtends loop ik drie minuten naar het station en een half uur later ben ik op mijn werk in Eindhoven. Ik woon nu officieel alleen in mijn appartement maar mijn vriendin is bijna altijd bij me. Dat is goed te doen met deze ruimte. Ik denk trouwens dat het een goede investering is. Stel dat ik over een tijd ergens anders wil gaan wonen, dan kan ik mijn nieuwbouwappartement in het centrum vast goed verkopen. Dat gaat nog wel in waarde stijgen.”
Marketingman Alex Bak, Hoofd Marketing Bouwfonds MAB Ontwikkeling CVG in Den Haag ‘Hier vindt de stadsbewoner een nieuwe plek’ “Met dit project hebben we de stad Tilburg weer aangekleed. Er lag een foeilelijk parkeerterrein op het Pieter Vreedeplein: dat hebben we onder de grond gestopt, daarboven hebben we drie winkellagen geplaatst en daar weer boven een woonlaag met drie woontorens. Zo ontstond een multifunctioneel project. Als om zes uur de winkels dichtgaan, blijft er geen desolaat gebied over – er is altijd de reuring van het wonen. Je ziet de lampjes, de lichtjes en de levendigheid. De bewoners zitten op negen meter van de grond. Als ze beneden komen, ervaren ze de drukte van de binnenstad, maar in hun eigen huis is er rust. De huizen liggen aan een binnenhof – dat geeft ook een bepaalde sereniteit tegenover de drukte van de binnenstad. We wilden een breed palet aan bewoners aantrekken, dus hebben we veel verschillende woningen ontwikkeld: voor starters, voor gezinnen, voor senioren. De kleinste is 55 m 2, de grootste 190 m 2. De prijzen variëren van 150.000 tot 705.000 euro. Negentig procent van de bewoners komt trouwens uit Tilburg zelf. Dat zijn bijvoorbeeld senioren van wie kinderen het huis uit zijn. Hun huis is te groot geworden, ze willen liever in een appartement gaan wonen – maar wel in de stad blijven. Het is echt de stadsbewoner die hier zijn plekje gevonden heeft.”
‘Ik kan zó na het uitgaan in de stad mijn appartement inrollen’
Het Pieter Vreedeplein in Tilburg is een project van ongeveer 30.000 m2 in totaal, waarvan 22.000 m2 retail en leisure (bioscoop, casino, bowlingbaan, horeca). De bovenste laag bestaat uit drie woon torens met woningen in verschillende grootten en prijsklassen (150.000 – 705.000 euro). De winkels zijn verspreid over drie lagen: min 1, maaiveld en 1 hoog. Daaronder zitten nog twee parkeerlagen met in totaal 780 plaatsen en een ondergrondse fietsenstalling. Het project is opgeleverd in maart 2008. www.pietervreedeplein.com Boet Westerburgen,
48
juni 2008 - naw #28
49
tekst: Raquel van Mourik
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Goed werk! I 1016 KP
fotografie: Timo Sorber
Goed werk!
‘Rust, geborgenheid, uitzicht’ Wie: Fred Schoorl (47) Beroep: Directeur Nirov (Nederland Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting) Woont hier sinds: 1997 Waarom: rust, geborgenheid, uitzicht KP staat voor: Kostenplaatje, ‘Kinderparadijs’ en natuurlijk Kannie Parkeren
“De Amsterdamse Bloemgracht waar ik woon is een gracht vol geschiedenis en verhalen. Daar houd ik van. Met een beetje fantasie zie je de bloemenboten nog varen. Hier had Rembrandt zijn atelier en hier heeft Ruud Gullit gewoond. Een mix van rijk, arm, goed en gek. Vanuit ons huis hebben we een fraai uitzicht over de stad, met aan de voorkant de gracht en aan de achterk ant in de verte het Paleis op de Dam en Rijksmuseum.
In deze omgeving kunnen we onze twee kinderen rust, geborgenheid en een sociaal leven bieden, maar veel ruimte om te spelen is er natuurlijk niet. Daarom hebben we op tien minuten fietsen een riante volkstuin gekocht. Voor het buitenleven zijn we daar te vinden.”
50
juni 2008 - naw #28
51
Goed werk! nieuw project
In Sundbyberg, de buurgemeente van Stockholm, leverde Bouwfonds Property Development haar eerste Zweedse project af: Lötsjöhöjden, ruim 130 appartementen verdeeld over zes gebouwen. Een groot aantal appartementen was al verkocht voor de eerste schep de grond in ging. De laatste twee woningen kregen vorige maand een nieuwe eigenaar.
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Goed werk! lezersaanbieding
Jöhö voor
Zweden
Tucson Stake Feiten over het kunstwerk Titel: Tucson Stake Jaar: 2007 Afmeting: 30 x 35 cm Oplage: 30 genummerde en op de achterzijde gesigneerde exemplaren Materiaal: c-print op aluminium achter plexiglas Prijs: EUR 195, (inclusief btw, exclusief EUR 7,25 verzendkosten)
Lötsjöhöjden in Sundbyberg, Zweden
Deze aanbieding voor lezers van NAW is een initiatief van Bouwfonds Property Development in samenwerking met de Bouwfonds Kunststichting. Met dank aan Galerie De Zaal, Delft
In elk gebouw is er een gemeenschappelijke ruimte. Deze is beschikbaar voor vergaderingen van de vereniging van eigenaren, maar zal naar goed Zweeds gebruik ook worden gebruikt voor leuke activiteiten voor de bewoners.
Naam: Lötsjöhöjden Waar: Sundbyberg, Zweden Wat: 131 appartementen verdeeld over zes woongebouwen Prijzen: Variërend van € 160.000 (46,5 m 2) tot € 500.000 (127 m 2) De omgeving: De gemeente Sundbyberg grenst aan Stockholm en telt zo’n 34.000 inwoners. De zes appartementencomplexen zijn gebouwd op een heuvel. Aan de voet van deze heuvel ligt een park met een aangelegde vijver en in de directe omgeving vind je verschillende sportvelden. De bewoners kunnen vanuit hun appartement uitkijken over alle ontspanningsmogelijkheden. Op 150 meter, schuin tegenover de ingang van het plan, is een metrostation. De metro brengt je in acht minuten naar het centrum van Stockholm. De aanloop: Om in Zweden te kunnen bouwen ging Bouwfonds Property Development een joint venture aan met Veidekke. In november 2005 werd dochteronderneming Bouwfonds Veidekke AB geboren, die voor vijftig procent in handen is van Bouwfonds Property Development. Anderhalf jaar later, 9 mei 2007, was het ‘spadtag’, de officiële start van de bouw van de appartementencomplexen. Het gros van de woningen was toen al verkocht. De laatste twee appartementen gingen een maand geleden van de hand.
De doelgroep: De appartementen variëren in grootte en zijn daarom geschikt voor diverse bewoners, van middeninkomens tot starters en van families tot senioren. De eerste bewoners kunnen naar verwachting in het voorjaar van 2009 hun intrek nemen. De appartementen: Meer dan de helft van de Zweden heeft een tweede huis buiten de stad. Zweden houden van het buitenleven en daar sluit dit project goed op aan. De appartementen vallen niet direct op door innovatieve bouw, maar voldoen qua indeling, functionaliteit en technische specificaties vanzelfsprekend aan de eisen van deze tijd. De woningen zijn bijzonder milieuvriendelijk. Ze zijn goed geïsoleerd en hebben een energieprestatienorm (EP-norm) die onder die van Nederland ligt. Bovendien wordt er aan afvalstoffenscheiding gedaan. Wordt vervolgd: Eelco Siersema, Area Director North-West Europe: “Lötsjöhöjden is voor ons bijzonder omdat het ons eerste project in Zweden is. Wat het extra aangenaam maakt is dat het meer dan goed verkocht is. Het was zeer winstgevend, dat is niet onbelangrijk. Later dit jaar beginnen we met de verkoop van een project in Solna, een naburige gemeente van Sundbyberg, waar we honderd appartementen gaan realiseren. Daarnaast hebben we nog een groot aantal projecten in voorbereiding. In Stockholm zijn we bezig met circa 410 appartementen. En we zitten midden in de voorbereiding van twee projecten in Stockholm en een in Gothenburg.”
Dit kunstwerk in uw collectie? NAW-lezers krijgen een unieke kans om een van de foto’s van Martina Sauter te kopen. Tegen een gereduceerd tarief van EUR 195 kunt u eigenaar worden van Tucson Stake, een bijzonder kunstwerk dat in een beperkte oplage is gemaakt. Wilt u een kans maken? Ga dan naar www.naw.nl. Wees er snel bij: alleen de eerste dertig bestellingen kunnen worden gehonoreerd.
K
unstenares Martina Sauter fotografeerde Tucson Stake in de Tucson Studios in het Amerikaanse Arizona. Op deze plek werden vroeger veel westerns opgenomen. Als je kijkt naar deze foto, vraag je je willekeurig af wie hier net heeft gelopen. Of komt er straks misschien iemand aan? Dit zogenaamde filmische fotograferen is typerend voor het werk van de Duitse Sauter. Het beeld dat ze presenteert lijkt deel uit te maken van een serie. Toch is
het er maar een en juist dat ene beeld maakt dat je gaat fantaseren over het complete verhaal rond die foto. In haar werk analyseert Martina Sauter de relatie tussen fictie en realiteit. Dit doet ze vaak door een collage te maken van een filmbeeld (still) en een foto van een omgeving die ze zelf heeft uitgekozen. De ene keer is dat bijvoorbeeld een interieur, de andere keer een doodlopende weg. In sommige werken komen mensen voor, in andere lijken ze net te zijn weggelopen. Je kunt hun sporen nog zien. Dat geeft de
werken van Sauter suspense. “Ik was altijd al geïnteresseerd in het maken van foto’s van interieurs”, vertel Sauter over de oorsprong van haar werk. “Na verloop van tijd ging ik interieurs van mensen fotograferen. Ook van niet-bestaande mensen. Daarvoor bouwde ik zelf het decor. Omdat ik daar beter in wilde worden, ging ik filmsets analyseren. Zo zijn de stills in mijn eigen foto’s terechtgekomen. Naast die collages maak ik ook foto’s van filmsets. Tucson Stake is daar een van.”
52
juni 2008 - naw #28
53
Goed werk! doelgroeper-in-beeld
fotografie: Anneke Hymmen
“Later wil ik aan het strand wonen” Hoe woont een studente in Groningen en hoe wil zij later wonen? Wij vroegen het Anke Valent, studente orthopedagogiek en praeses van studentenvereniging Albertus Magnus. Wie: Anke Valent, 23 jaar (rechts) Druk met: studie orthopedagogiek in Groningen en voorzitterschap van studentenvereniging Albertus Magnus, met ruim tweeduizend leden de derde van Nederland. Toekomstplannen: “In september ga ik naar Amsterdam om de master forensische orthopedagogiek te volgen.” Woont nu: In studentenhuis ‘Obstand’ met drie andere meiden. Het is een Albertus-huis, wat betekent dat er alleen leden van de vereniging wonen. De huur bedraagt 250 euro inclusief. Locatie: “Ons huis ligt in de Groningse binnenstad, precies tussen de grachten. Ik woon op drie minuten lopen van de Grote markt, drie minuten fietsen van de sociëteit en een minuut lopen van de universiteit. Ik woon recht tegenover het kantoor van de rector magnificus.” Samen delen: “De keuken, badkamer en wc moeten we delen. In de keuken
staat een tafel waar we met zijn allen aan passen. Mijn kamer is op de tweede verdieping. Hij is zo’n vijf bij zes meter. Het is er vrij donker omdat ik maar twee kleine dakraampjes heb. Ondertussen is het weer er een beetje in gaan zitten. Daar staat tegenover dat ik een heel mooie Groningse stenenvloer heb. Volgens Monu mentenzorg een van de oudste van Groningen.” Mist: “…een plek buiten. Veel huizen in de binnenstad hebben een dak terras of een tuin. Wij niet. Gelukkig mogen we gebruik maken van het terras van het café waar wij boven wonen. Het café gaat pas om een uur of drie open. Ik zit vaak ’s morgens buiten te ontbijten buiten. Lekker mensen kijken. Op de vereniging hebben we trouwens wel een groot dakterras.” Wooneisen: “Ik vind het belangrijk dat het schoon is in huis, daarom hebben wij ook een schoonmaak schema. Verder vind ik het fijn dat ik met meiden samenwoon op wie ik kan terugvallen, maar die me ook laten als ik even alleen wil zijn. Voor wat betreft de woonruimte vind ik het
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
belangrijk dat het veilig is. Er wordt vrij veel ingebroken in Groningen. Ik wil een goed slot op de voordeur en op mijn eigen kamer. En ik houd van luxe, een vaatwasmachine bijvoor beeld mag in mijn toekomstige huis niet ontbreken.” Fijnste plekje in huis: “Mijn eigen kamer. Lekker op de bank voor de tv. Ik kom ook echt thuis voor de rust. In het huis waar ik hiervoor woonde, ging er elke avond wel iemand stappen. Daardoor was er elke avond onrust. Ik ben nu overdag zo druk dat ik ’s nachts lekker door wil slapen.” Waar woon je over tien jaar?: “Ik hoop ergens aan het strand. Ik ben geboren op de Veluwe, daar heb ik het strand altijd gemist. Misschien ga ik wel een paar jaar op Curaçao wonen.” Droomhuis: “Een ruim huis met een tuin. Nieuwbouw of een ouder huis, dat maakt me niet zoveel uit. Ik wil op den duur wel graag in een dorp wonen. Dat ons-kent-ons-gevoel van een dorp spreekt me aan. Weet je, er is een groot tekort aan pleegouders. Misschien koop ik een groot landhuis, knap het op en neem tien pleegkinderen in huis.”
54
juni 2008 - naw #28
55
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Goed werk! bijzonder gebouw
fotografie: Agnes Kappert
La Grande Cour: een belevenis La G rande O nt w Cour i k k el in A d do o msterdam s a me r : vo nwer f City k i i n he n Deve g C ou r v a t k or lopm n Bou Comb t e nt e w i n f T y pe o ation nd s P n Sm , e en won i i r t o D p er t y S Bou n ge n cor r i : app wbed dor w a r t em r ijf on i n g p e nt h e nt e n en , g ou se s , ma i rond son n ( gebon + 2 80 A a nt et t es d en w a l ap 0 m2 , pa r t e o b n i n ge e O pp e d r ijfs m e n, r vla k nt e n : ruim te) te ap 252 t u sse pa r t e n de m e nt 55 m 2 e Verko n : e n 26 oppri 8 m2 jzen: Bu ite tusse nruim n de t es : D b a l ko 168.0 e app n of l 00 en a r t em og g i a 900.0 dakte e nt e n . D 00 e u r ras. e p en h e bb e ro t ho u s Er is en d r n e en e en g e s he ie ‘co bb e n eme e u rs’ O pva n e e s n rui chap l l en d pel ijk m : De d versc dakte r ie ‘ p h i l l en r ra s e r i sc o de c o E x tra pen’ u rs : O nd en d e erg ro d r ie me t 2 nd s i t ot a a 69 pl s l e a at s e en p a n rkeer ga ra g e
De torens zijn 37 meter hoog. Om ze te steunen is een plateau gemaakt dat bestaat uit stalen liggers van 30 meter lang en 90 centimeter dik. Dit plateau is op 26 meter hoogte aangebracht. Hierop is een betonvloer gestort en vervol-
Vanuit de drie periscoopachtige torens van La Grande Cour kijk je uit over het IJ en de Amsterdamse binnenstad. De bewoners van de ruim 250 appartementen kunnen elkaar ontmoeten in een van de drie ‘cours’ of op het dakterras.
D
e jury van BNA Gebouw van het jaar Regio Noordwest/ Centrum noemde La Grande Cour ‘een juweel van een gebouw’. Het complex is gebouwd op het Amsterdamse Westerdokseiland. Een dikke anderhalve eeuw terug was dit stukje dichtgeslibd IJ nog de plaats waar goederen van het station naar het water werden doorgevoerd en andersom. Anno 2008 is het eiland een fantastische plek om te wonen. Het Westerdokseiland is verdeeld in drie blokken. Het Zuidblok behoort toe aan La Grande Cour. Het gebouw werd ontworpen door Meyer en Van Schooten
Architecten en samen met Heren 5 en de Architecten Cie. verder uitgewerkt. Tijdens de ontwikkeling is er voortdurend overleg geweest tussen de verschillende architecten. Dit heeft geleid tot eenheid in vormgeving met oog voor detail.
Torens op hun tenen De drie periscoopachtige torens zijn echte eyecatchers. Alsof ze – nieuwsgierig naar wat zich buiten afspeelt – tussen de buitenmuren op hun tenen staan en zich over de lagere etages heen buigen om goed om zich heen te kunnen kijken. De overhangende torens zaten in eerste instantie niet in de planning. Toen de
gens zijn er drie woonlagen op gebouwd.
gemeente Amsterdam de grond toewees bleek er een foutje in de berekening te zijn gemaakt. Er waren honderd woningen meer gepland dan de diepte van de kavel toeliet. Meyer en Van Schooten besloten vervolgens La Grande Cour tot de maximale hoogte op te trekken en lieten van daaruit de torens naar buiten klappen. Elk van de drie ‘periscopen’ kijkt een andere kant op.
Zen, gordijnen of hazelaars Uitgangspunt was om zoveel mogelijk appartementen van het uitzicht te laten genieten. Om dit voor elkaar te krijgen zijn de appartementen zoveel mogelijk langs de
rand van het blok ingericht. In de periscopen bevinden zich de grotere woningen. Elke toren stijgt op vanuit een eigen ‘cour’, oftewel een binnenplein. Omdat elk plein door een andere architect is vormgegeven, hebben ze allemaal hun eigen sfeer. Meyer en Van Schooten kozen voor een ‘zen cour’. Het dek loopt er licht omhoog en in het midden van het plein staat een hemelboom omringd met lavendel. Balustrades van glas en een doorvalbeveiliging van geweven roestvrij staal versterken het rustige beeld. De Cie. maakte een huiskamerachtig plein met een rood tapijt van zacht rubber granulaat. De binnengevels zijn bekleed
met panelen, alsof het gordijnen zijn. De cour van Heren 5 is als een langzaam oplopende trap langs houten terrassen waar grote bloembakken met hazelaars staan. Op de pleinen vind je de ingang naar de verschillende appartementen, maar het zijn bovendien plekken waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten. Datzelfde geldt voor de gemeenschappelijke dakterrassen. Geen zin in een gesprek met de buurman? Dan kun je er in alle stilte genieten van het spectaculaire uitzicht. Aan de ene kant kijk je uit over de Amsterdamse binnenstad, aan de andere kant is er het IJ. Om nogmaals met de jury te spreken: ‘een grootstedelijke belevenis die zijn weerga niet kent.’
56
juni 2008 - naw #28
57
Goed werk! eerste prijs
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
Goed werk! column
Joost Zwagerman
fotografie: Peter Boer
Publieksprijs voor De Woerd Verlangen naar de échte stad Alkmaar telde toen ik er opgroeide zo’n 50.000 inwoners, meer dan genoeg om een stad te kunnen heten, maar toch voelde ik me een dorpeling. De enige échte stad lag veertig kilometer schuin onder Alkmaar.
De Woerd in De Meern De Woerd in De Meern is het mooiste nieuwbouwproject in de regio Utrecht van de afgelopen twee jaar, vinden de lezers van het AD/Utrechts Nieuwsblad.
E
en trappetjesgevel, een dakkapel met een puntdak en raamkozijnen in oud-Hollands blauw. Als je een beetje met je ogen knijpt waan je je in het Nederland van de jaren dertig, vorige eeuw. Nog een keer knipperen en we staan in De Woerd in De Meern, de wijk die begin dit jaar bekroond werd met de AD/ Utrechts Nieuwsblad Publieksprijs. In 1995 stelde de Stichting Rietveldprijs deze prijs in met als doel het Utrechtse publiek meer te betrekken bij de hedendaagse architectuur. Lezers van het AD/Utrechts Nieuwsblad mogen zich uitspreken over wat zij mooie gebouwen vinden. Dit jaar gingen de meeste stemmen naar De Woerd. Architecten Mulleners + Mulleners tekenden voor zowel het stedenbouwkundige plan als voor het ontwerp van de
woningen. Zij lieten zich daarbij inspireren door de tuinsteden van Dudok en Berlage. Voor de Woerd betekent dat dat het een herkenbare wijk is geworden. De woningen verschillen zo van elkaar dat je bij wijze van spreken geen huisnummers nodig hebt. Een straatnaam en kenmerk – ‘het huis met de erker’ – is voldoende. De woningen mogen dan uniek zijn, bij elkaar vormen ze een eenheid. Oorspronkelijk bestond dit gebied uit boomgaarden, weilanden en maneges. Nu worden hier kleine straatjes afgewisseld met bredere doorgaande wegen of een gezellig plein. Auto’s zijn vrijwel uit het straatbeeld verdwenen. De bewoners kunnen de auto achter hun huis parkeren. Dat schept rust en ruimte. Het kan bijna geen toeval zijn dat de straten in deze romantische wijk zijn vernoemd naar Nederlandse dichters.
Het kan geen toeval zijn dat de straten hier de namen van dich ters hebben De Woerd in cijfers In totaal worden in De Woerd zo’n vijf honderd woningen gebouwd, variërend van vrijstaand, twee-onder-een-kap en rijtjes woningen tot appartementen. De huizen, met prijzen tussen de 170.000 en 500.000 euro, staan door elkaar heen. Hiermee wordt de statische uitstraling van een nieuwbouwwijk voorkomen. De bewoners hebben eerder het gevoel dat ze in een dorp wonen. www.dewoerddemeern.nl
Amsterdam! Godallemachtig, wat verlangde ik ernaar om daar te gaan wonen. Ik was jaloers op iedere bewoner van de hoofdstad. Schrijvers die ik bewonderde peperden me mijn achterstelling vaak duchtig in. Annie M.G. Schmidt schreef eens dat zij na het lezen van een boekje voor toeristen, Welcome to Amsterdam, enorme zin kreeg om naar Amsterdam te gaan: ‘Maar hoe doe je dat als er al wóónt?’ Ik zocht troost bij andere schrijvers die net als ik buiten Amsterdam waren geboren. Gerrit Komrij moest het bijvoorbeeld doen met een jeugd in Winterswijk. Komrij schreef in Verwoest Arcadië hoe ook híj hunkerde naar die verre metropool: ‘Amsterdam. Ninevé, Amsterdam. Babylon, Amsterdam. (...) Alle vezels van zijn lichaam wezen, als magnetische naalden, naar Amsterdam.’ Op mijn achttiende was het zover. Ik kon een kamer huren in Amsterdam-Oost, vlak bij de spoorlijn van het Amstelstation. Tussen zes uur ’s ochtends en één uur ’s nachts daverde er iedere tien minuten een trein langs. Mijn verkeerd gemonteerde IKEA-tafel schudde bij iedere trein op de wankele pootjes. Ik genoot. Niets kon mij nog mijn Amsterdammerschap ontnemen. Ik kreeg een vriendinnetje. Zij was geboren in Amsterdam. Toen het drie weken ‘aan’ was, deed ik haar een bekentenis. Ik vertelde hoe ik iedere keer dat ik over de Rozengracht of het Singel of het Rokin of waar dan ook fietste, plechtig bedacht: nu fiets ik over de Rozengracht. Of het Singel. Of het Rokin. En dat ik dat ook na de twintigste keer nog steeds een overweldigende en sensationele ervaring vond. Mijn vriendinnetje vond dat wel zoet van me. Maar toen ik er lyrisch over blééf doen, begon ze het een beetje mal en eigenaardig te vinden. Zes weken later was het uit. Was niet erg. Ik had Amsterdam toch nog? Langzaamaan ontdekte ik dat iedere échte Amsterdammer een hardnekkige haat-liefdeverhouding met de stad heeft. Met uiteindelijk een lichte overhelling richting haat. Niemand kan beter kankeren op Amsterdam dan de Amsterdammers van geboorte. Gerard Reve spande wel de kroon. Reve omschreef mijn dierbare stad ooit als ‘een lugubere feesttent waarop een vloek schijnt te rusten, want welke gave of welk talent men ook moge hebben, wie daar blijft zitten zal nooit iets bereiken.’ Oef, dat kwam aan. Aan zijn ‘kunstbroeder’ Simon Carmiggelt schreef Reve vele brieven, onder andere over al zijn verschillende woonplaatsen in Friesland, Limburg, of Frankrijk. Altijd schreef hij: ‘Alles beter dan Amsterdam.’ Dat kwam nóg harder aan.
Gerard Reve omschreef mijn dierbare stad ooit als ‘een lugubere feesttent waarop een vloek schijnt te rusten’ Inmiddels ben ik vader van drie kinderen. Alledrie zijn ze geboren in Amsterdam. Ik merk vaak dat hun woonplaats sterk van invloed is op hun blik op de wereld. Soms huren we een huisje ergens op het platteland. Toen ik laatst met mijn oudste zoon van twaalf een weekend in zo’n huisje was geweest en ik hem, weer terug in de stad, vroeg waar hij het nou meer naar zijn zin had, in de provincie of in Amsterdam, keek hij me aan alsof ik hem iets krankzinnigs had gevraagd. ‘Hier natuurlijk, pap’, zei hij. ‘In die dorpen en zo heb je van die... van die rare mensen. Hier is iedereen tenminste gewóón.’ Ik viel even stil. ‘Gewone mensen’ in Amsterdam? Wáár dan? En: naar welke andere stad moet mijn oudste zoon verlangen nu hij Amsterdammer van geboorte is? Naar Rotterdam of Utrecht? Ik hoor hem er nooit over. De voorsprong op zijn vader is onverbiddelijk. Ik ben nu vierenveertig en woon meer dan vijfentwintig jaar in de hoofdstad. Genoeg jaren om mezelf Amsterdammer te noemen. Maar zo noem ik mezelf nooit, ook niet stiekem voor mezelf. Alleen al de uitspraken van mijn oudste zoon leren me dat ik altijd ingepakt zal blijven in het omhulsel van de dorpeling uit Alkmaar.
58
juni 2008 - naw #28
59
Kwartaalmagazine over integrale gebiedsontwikkeling
NAW service NAW staat vanaf nu niet meer alleen voor dit kwartaal magazine, het is de naam voor een multimediaal platform waartoe ook de NAW dossiers, NAW rapporten, NAW nieuwsbrief en NAW events behoren. Bovendien is er de website NAW.nl, waar u alle (ook de reeds eerder versche-
Cadeau voor snelle beslissers 10 jaar Wateringse Veld De parel in de kroon van de gemeente Den Haag. Dat is Wateringse Veld in de loop der jaren geworden. Ruimt tien jaar nadat Bouwfonds en de gemeente Den Haag een samenwerkingsconvenant tekenden om deze bijzondere wijk te ontwikkelen, is de inrichting ervan compleet en volwassen. Inmiddels zijn er duizenden mensen die hier met plezier wonen, winkelen en recreëren. Ter gelegenheid van 10 jaar Wateringse Veld is een jubileumboek uitgegeven, waarin de direct betrokkenen worden geportretteerd en waarin veel te lezen valt over de achtergronden en het verloop van dit ontwikkelingsproject. U, als NAW lezer maakt kans op een gratis exemplaar van het jubileumboek. Via www.naw.nl kunt u een mail sturen met uw NAW-gegevens en de vermelding ‘Wateringse Veld’. De eerste … inzenders krijgen het boek thuis gestuurd.
nen) publicaties kunt downloaden of bestellen. Op NAW.nl kunt u zich verder aanmelden voor de NAW nieuwsbrief en voor NAW events, of speciale lezersaanbiedingen bestellen. Kortom, www.naw.nl is de digitale thuishaven van het totale NAW platform.
Nieuw NAW dossier Bij dit NAW kwartaalmagazine hoort het NAW dossier ‘Integrale gebiedsontwikkeling en openbaar vervoer’, een onderzoeksdossier waarin dr. ing. Rob van der Bijl de voorwaarden schetst voor een succesvolle integratie van openbaar vervoer en gebiedsontwikkeling. Mocht u het dossier niet hebben ontvangen, dan kunt u het alsnog bestellen of downloaden via www.naw.nl
Kunstaanbieding
Op pagina 51 van dit nummer leest u alles over de kunstaanbieding van dit kwartaal. Wilt u hiervan gebruik maken? Ga dan naar www.naw.nl.
Dit kunstwerk in uw collectie? NAW-lezers krijgen een unieke kans om een van de foto’s van Martina Sauter te kopen. Tegen een gereduceerd tarief van EUR 195 kunt u eigenaar worden van Tucson Stake, een bijzonder kunstwerk dat in een beperkte oplage is gemaakt. Wilt u een kans maken? Ga dan naar www.naw.nl. Wees er snel bij: alleen de eerste dertig bestellingen kunnen worden gehonoreerd.
www.naw.nl
Voor meer informatie over NAW, voor opmerkingen, ideeën, suggesties:
service #2 + ank. event
Het uitzicht
Het hart van Almere Leon Jackson (23), cameraman, staat op het begroeide dak van V&D, midden in het nieuwe stadshart van Almere: “Grappig, hier aan de overkant zie ik een dak, met daarop een aantal huizen. Voor die huizen ligt een veldje waarop kinderen voetballen – hoog in de lucht dus! Almere is echt mijn stad, ik heb er mijn hele leven gewoond, ben er op school gegaan, al mijn vrienden komen hier vandaan en ook mijn vriendin woont er al haar hele leven. Ik heb de stad zien groeien. Toen ik nog klein was, zag je
nog veel zandvlakten, nauwelijks bomen en nu is dit echt een stad. Zeker nu het nieuwe stadshart klaar is: dat is wat Almere nog miste. Een plek waar je elkaar ontmoet, waar je prima kunt winkelen en uitgaan. Vorig jaar was mijn familie uit Engeland over en voor het eerst was er iets in Almere dat we hen graag wilden laten zien. Ze vonden het fantastisch, zoiets kenden ze nog niet. vooral mijn neef wilde er steeds weer naartoe! Eindelijk heeft Almere iets om trots op te zijn, iets dat uniek is en de stad een eigen karakter geeft.” fotografie: Hans van de Heuvel