DE STAAT VAN HET NEDERLANDSE BASKETBAL
INLEIDING De laatste tijd is veel ophef ontstaan n.a.v. een discussie over hoe het Nederlandse basketbal ervoor staat en waar het naartoe zou moeten gaan. Dat is in het verleden wel vaker gebeurd. Vreemd genoeg gingen deze discussies vaak gepaard met ruzies en verwijten naar elkaar toe. Al snel dwaalde men van het onderwerp af en was men alleen nog maar bezig om het eigen gelijk te halen. We hebben het zo vaak zien gebeuren. Het zou een goed idee zijn om het brainstormen over het Nederlandse basketbal stap voor stap te doen en wel op een gestructureerde manier. Misschien is de volgende volgorde iets om over na te denken: 1- Onder de loep nemen van het Nederlandse basketbal tegen de achtergrond van een groter (internationaal) context. 2- Duidelijke keuzes maken van wat we precies willen en waarom we het willen? Daarna over de gevolgen nadenken van onze wensen. Zijn ze realistisch? 3- Een globale routebeschrijving opstellen waarvoor een zeer groot draagvlak moet bestaan. Van daaruit de details invullen en daarna de plannen laten toetsen door allerlei deskundigen. Daarna pas wordt een gedetailleerd en definitief plan opgesteld. 4- Uitvoeren van de plannen.
GROTER CONTEXT Dit werkstuk zal vooral gaan over de situatie van het Nederlandse basketbal binnen een internationale context. Wil het enige zin hebben om te brainstormen dan moeten we volstrekt eerlijk zijn en realistisch. Om te beginnen moeten we een paar dingen erkennen. Het belangrijkste punt daarin is dat Basketbal niet op zichzelf staat. Het is maar een micro-onderdeel van de samenleving en die samenleving verandert continu. Het zijn maatschappelijke ontwikkelingen die invloed hebben op basketbal en niet andersom! Met het vallen van de Berlijnse muur en het instorten van het communisme is er veel veranderd. We leven nu in een unipolaire wereld, waarin de VS de enige supermacht is, waarin de markteconomie de wereld regeert en het globalisme zijn intrede heeft gedaan. Dat zijn de feiten. De stand van zaken van het Nederlandse basketbal (en de sport in het algemeen) heeft daar alles mee te maken.
MARKT ECONOMIE vs POLITIEK Het marktmechanisme steunt op twee belangrijke pijlers. De eerste is dat de prijs van een product bepaald wordt door vraag en aanbod. Hoe meer vraag naar een product en hoe minder aanbod, hoe hoger de prijs. Andersom ook natuurlijk. De tweede basisgedachte is dat je niet moet ingrijpen in de economie (zeker niet de overheid), want de economie reguleert zichzelf wel en vindt altijd haar evenwicht middels het basisprincipe van vraag en aanbod. Vertaald naar de Nederlandse basketbalsituatie kunnen we zeggen dat de Nederlandse spelers structureel overbetaald zijn (meer vraag dan aanbod), terwijl de buitenlanders structureel onderbetaald worden (meer aanbod dan vraag). Als we de clubs dwingen om een minimum aantal Nederlandse spelers per ploeg op te stellen dan is dat ten eerste illegaal (discriminatie) en ten tweede is het een protectionistische maatregel die een averechts effect zal hebben. Door dit ingrijpen op de markt creëert men namelijk een kunstmatig hoge vraag naar Nederlandse spelers waardoor hun prijs nog verder zal stijgen. Ze zullen daarmee nog duurder worden dan ze nu al zijn. De roep van clubs om goedkope buitenlanders zal daardoor alleen maar sterker worden. In het buitenland is met deze gedachte geëxperimenteerd. Er dreigen nu rechtszaken en de topclubs protesteren hevig. Zij willen de sterkst mogelijke ploeg kunnen opstellen in de Euroleague en hebben maling aan de vraag wie welk passport heeft! Als een groep overbetaalde mensen en een groep onderbetaalde mensen met elkaar op dezelfde markt moeten concurreren, dan zet dat de boel op zijn kop, maar uiteindelijk zullen de prijzen zich stabiliseren. Dit proces van salarisnivellering is in heel Europa nog in volle gang, en heeft haar evenwicht nog niet gevonden. Dat evenwicht komt er pas als alle Europese landen ALLE protectionistische maatregelen opgedoekt heeft. Zo te zien, bewegen we ons in snel tempo die kant op. Sport is in Europa altijd een metafoor geweest voor oorlog. Het is altijd doordrenkt geweest van nationalisme en de politiek heeft zich er altijd mee bemoeid. In veel landen was de overheid lange tijd ook de grootste (of zelfs de enige!) geldschieter. Sommige (ontwikkeling-) landen ontlenen bijna al hun zelfrespect aan de sportprestaties van hun nationale teams. Door de sport zijn er zelfs echte oorlogen ontstaan. Als er zoveel symbolische waarde gehecht wordt aan sport is het geen wonder dat men het vroeger zag als iets van staatsbelang. Aan alle kanten zag je overheidsingrijpen. In sommige OostEuropese landen was het verboden voor sporters om te emigreren. Andere landen kenden een verbod op het importeren van buitenlandse spelers. Trainingsmethoden waren staatsgeheimen. Dan was er ook weer zoiets als maxima en minima van salarissen. Ingewikkelde transferregels. Met het vallen van de Berlijnse muur verloor de politiek haar interesse voor de sport en viel het als propagandamiddel weg. Sport werd nu aan het marktmechanisme overgelaten en moest zelf maar de broek ophouden. Sport werd een bedrijfstak en moest zich maar houden aan economische regels. Plotseling werd de sport geconfronteerd met een heleboel dingen tegelijk.
Ten eerste werd de slavernij afgeschaft. Spelers werden nu plotseling vrij na het uitdienen van hun contract. Wurgcontracten waren niet meer mogelijk. Salarissen gingen omhoog en de spelers kregen veel meer rechtsbescherming. Beperkingen voor het opstellen van buitenlandse spelers werden afgeschaft. De grenzen gingen open. Het protectionisme werd afgebroken en daarvoor in de plaats kwam het principe van vrije handel, open grenzen en marktwerking. Iedereen moest met iedereen gaan concurreren. Bonden, spelersvakbonden en de restanten van de politiek raakten in paniek en trokken alle registers open om het tij te keren. Dat lukte niet. Het lukte echter wel om de boel te vertragen en de ontwikkelingen langzamer te laten verlopen. Daarom heeft Europa nog steeds niet het stadium bereikt van een volledig transparante markt. Vroeger was de sport dus een ondoorzichtige markt die bol stond van de regulering, protectionistische maatregelen, politieke bemoeienissen en nationalistische sentimenten. Letterlijk van de ene dag op de andere trok zich de politiek terug, werd de oorlogsmetafoor losgelaten, ging de geldkraan dicht en veranderde de sport ineens in een normale bedrijfstak die zich maar aan de marktregels moest houden van vrije handel, open grenzen en vraag en aanbod. De sport ging eigenlijk van het ene uiterste naar het andere en dat binnen zeer korte tijd. Geen wonder dat het met zulke heftige emoties, veel verzet en nog meer verwarring gepaard ging. Er is voornamelijk veel verzet tegen het feit dat sport nu pure business is geworden en dat de factor entertainment steeds meer terrein wint t.o.v. alleen maar pure prestatie. Het Europese sportmodel verliest steeds meer terrein t.o.v. het Amerikaanse, wat niet verwonderlijk is gezien de huidige stand van zaken in de wereld waar de VS domineren op economisch, militair, politiek en cultureel gebied. Het Europese sociale model van de verzorgingsstaat heeft immers ook veel terrein verloren t.o.v. van het Amerikaanse sociale model. Sport is daar maar een micro onderdeel van. De grootste verwarring in de sport bestaat tegenwoordig rond de vraag wie “het nationale sportbelang” moet beschermen. De bonden, Olympische comités, de restanten van de politieke bemoeienis en een deel van de publieke opinie vindt dat die verantwoordelijkheid bij de clubs ligt. De clubs echter, vinden dat die verantwoordelijkheid bij de bonden en Olympische comités ligt en hebben er een hekel aan als buitenstaanders hun komt vertellen hoe ze “hun bedrijf moeten runnen.” Zeker als die buitenstaanders ook nog in de portemonnee van de clubs willen meekijken. Gezien de wereld waarin we leven en de weg die de Westerse samenleving heeft gekozen (marktmechanisme, vrije handel, open grenzen en globalisme) hebben de clubs 100 % gelijk. Zij hebben zich al aangepast aan de nieuwe situatie. Hun critici nog niet. Een van de meest controversiële onderdelen van het globalisme is het inleveren van soevereiniteit. Clubs moeten rekening houden met de sponsors, met de consument (het publiek), met TV uitzendingen en nog veel meer (in sommige gevallen zelfs met aandeelhouders). Zij hebben dus niet volledige soevereiniteit over hun lot en zijn zelfs niet in staat om “het nationale belang” te dienen die hun critici eisen. Die critici hebben zich nog niet aan de nieuwe situatie aangepast en verzetten zich met hand en tand tegen alle nieuwe ontwikkelingen die op ze afkomen. Maar het is een hopeloze strijd die niet te winnen valt.
Deze critici dromen nog van een terugkeer naar de goede oude tijd. Dat is ook logisch, want bonden en Olympische comités zijn nog stevig onder de invloed van de politiek en zijn er voor een groot gedeelte zelfs (financieel) afhankelijk van. Zij zijn echter ook hun soevereiniteit kwijt, want ze hebben niet meer de absolute macht van vroeger. Naarmate de politieke en financiële steun van de overheid verder afbrokkelt wordt die macht steeds kleiner. In de hele westerse wereld staan de bovengenoemde twee groepen lijnrecht tegenover elkaar. Aan de ene kant het “bedrijfsleven” (de clubs) en aan andere kant de “politiek” (bonden, Olympische comités en de echte politici). Deze twee groepen hebben zelfs in veel gevallen tegenstrijdige belangen. We bevinden ons duidelijk in een zeer onrustige en explosieve overgangsfase. Men heeft nog geen formule gevonden voor een evenwicht, maar zolang de strijd voortduurt, staat in ieder geval de uitslag vast. De clubs zullen uiteindelijk “winnen”. Zij hebben de bonden helemaal niet nodig, maar andersom wel. De meeste landen in Europa hebben hun eigen versie van de FEB en in de meeste grote landen is het die organisatie die de dienst uitmaakt en niet de bond. De bond heeft slechts symbolische waarde en mag slechts dingen rondom de nationale ploegen regelen. Niet alleen op landelijk niveau zien we dit gebeuren maar ook op mondiaal niveau. De ULEB wint meer en meer terrein t.o.v. de FIBA. De FIBA heeft al jaren het ene na het andere vernederende “compromis” moeten slikken in haar strijd met de ULEB. De FIBA probeert op alle mogelijke manieren de ULEB binnenboord te houden en naar buiten toe te doen alsof de ULEB een gewoon onderdeel is van de FIBA die zich aan alle FIBA regels houdt. Dat is niet zo. De ULEB heeft de FIBA helemaal niet nodig en als de FIBA zich niet houdt aan de wensen van de ULEB dan stapt men uit de FIBA. Het is een strijd tussen de oude wereldorde en de nieuwe. Een strijd tussen het bedrijfsleven en de politiek. Geld is altijd de hoogste vorm van macht dus binnen de huidige wereldorde van markteconomie en globalisme staat de uitslag al op voorhand vast. De (wereld-) bonden zullen het onderspit delven. Als ze zich niet aanpassen, zichzelf een nieuwe rol aanmeten en gaan samenwerken met de clubs, dan zullen ze uiteindelijk uitsterven. Darwinisme ten top. In de Nederlandse situatie kiest de NBB niet voor de confrontatie. Integendeel, men probeert te roeien met de riemen die men heeft en zoekt samenwerking met de FEB en iedereen die het beste voor heeft met het Nederlandse basketbal. Binnen de Nederlandse basketbalgemeenschap heerst gelukkig een gevoel voor democratie en samenwerking.
John Wooden zei: “When sports becomes just a business, it looses something intrinsic to its spirit. The spirit of the game is a beautiful thing”. We kunnen natuurlijk vele variaties op deze uitspraak verzinnen. Wat te denken van de gezondheidszorg die niks meer met zorg te maken heeft maar alles met business? Wanneer zorg verandert in een commercieel product, verliezen we dan niet allemaal een beetje van onze ziel? Dit is niet de gelegenheid om persoonlijke meningen te geven over het politieke klimaat van ons land of van de toestand in de wereld. Het is irrelevant wat wij daarvan vinden. De voorbeelden en constateringen in dit stuk zijn dan ook geen waardeoordeel, maar slechts constateringen. We moeten erkennen dat dit de wereld is waarin we leven en dat wij dat niet kunnen veranderen. We moeten ons proberen aan te passen aan de nieuwe regels i.p.v. steeds te klagen over die regels. Wij hebben er tenslotte zelf voor gekozen via democratische verkiezingen.“You chose it, so now deal with it” zouden de Amerikanen zeggen, of nog beter: “If you can’t stand the heat, get out of the kitchen”. Het aan banden leggen van het aantal buitenlandse spelers in de eredivisie is volgens de wet verboden. Quota’s voor een minimum aantal Nederlandse spelers is trouwens ook verboden (discriminatie), maar zolang niemand naar de rechter stapt (en dat gaat gebeuren) denkt iedereen blijkbaar dat het mag. We moeten ophouden met het fantaseren over een Eredivisie die vol is met blonde Hollandse jongens met blauwe ogen. Dat gaat nooit gebeuren. Willen we dat wel trouwens? Zo ja, waarom? Behalve chauvinistische onderbuikgevoelens zijn hier geen andere rationele redenen voor te bedenken. In de nieuwe wereldorde waarin sport geen oorlogsmetafoor en propagandamiddel meer is maar business en entertainment, doet het er helemaal niet toe wie op het veld staat. Een Nederlandse speler die evenveel kwaliteit heeft als een Amerikaan, kost drie keer zoveel. Dat valt nog mee. Een paar jaar geleden was dat nog tien keer zoveel. Als een Nederlandse club die Nederlander niet drie keer zoveel betaalt als de Amerikaan, dan zal hij naar het buitenland vertrekken waar hij ineens in de rol kruipt van onderbetaalde buitenlander. Waarom verlangen we van Nederlandse clubs dat ze dan toch drie keer zoveel betalen voor de Nederlander i.p.v. de goedkopere Amerikaan te nemen? Waarom eisen we van de Nederlandse speler dat hij uit vaderlandsliefde hier blijft spelen voor een derde van het salaris dat hij elders kan krijgen? We vragen toch ook niet de Nederlandse consument om drie keer zoveel te betalen voor Nederlandse producten in de winkel? Waarom bij basketballers dan wel? Diegenen die met dit soort voorstellen komen, kunnen misschien alvast het goede voorbeeld geven door genoegen te nemen met slechts een derde van hun salaris. Over andermans geld praten is altijd makkelijk, maar over je egien inkomen praten in termen van “opofferingen en nationaal belang” wordt ineens een stuk moeilijker. Nogmaals, we leven in een nieuwe wereldorde waarin de sport een andere rol heeft gekregen. In die nieuwe rol speelt nationalisme en chauvinisme een steeds kleinere rol. Wat wel een nieuwe rol speelt is dat mensen het beste product voor de laagst mogelijke prijs willen hebben. De afkomst van het product is irrelevant.
De nieuwe wereldorde van markteconomie en globalisme heeft o.a. geleid tot economisch Darwinisme, verlies van soevereiniteit, specialisatie en schaalvergroting (oftewel een bundeling van kennis en kapitaal). We zien hoe de trots van het Nederlandse bedrijfsleven ineens overgenomen wordt door buitenlanders, we hebben het gevoel dat we niet meer baas zijn in eigen land maar dat we het ene dictaat na het andere uit Brussel moeten volgen, we zijn gefrustreerd dat werknemers in China en India bereid zijn om voor EU 30 per maand te werken en zijn bang dat ze ons economische dood zullen concurreren, we maken ons zorgen over de rol van allochtonen in onze samenleving die we meer en meer beginnen te zien als een soort vijfde colonne i.p.v. als Medelanders. Op microniveau maken we ons ook zorgen om de toevloed van buitenlanders in het Nederlandse basketbal en over de Nederlandse basketbalsoevereiniteit. Deze gevoelens van sluimerend nationalisme, angst, frustratie en onzekerheid spelen niet alleen bij ons een rol maar in elk land ter wereld dat het economische marktmechanisme en Pax Americana heeft omarmd. Het is een illusie om te denken dat een paar basketballiefhebbers uit Nederland het tij kunnen keren. Het heeft ook geen zin om terug te verlangen naar “de goede oude tijd toen alles beter was”. Die tijd komt niet terug. We leven in het hier en nu. Dat moeten we onder ogen zien.
VERKEERDE AANNAMES Willen we constructief kunnen praten over de toekomst van het Nederlandse basketbal, dan is het een absolute vereiste dat we om ons heen kijken naar wat er in de rest van de wereld gebeurt. Helaas bleek uit de heftige discussie tot nu toe dat juist het internationale perspectief volledig ontbrak. Voordat we in het wilde weg allerlei dingen roepen, moeten we ons eerst afvragen of ze wel wettelijk toegestaan zijn en of de doelstellingen realistisch zijn. Daarna moeten we heel goed nadenken over wat de eventuele gevolgen zullen zijn van onze voorstellen. Een groot struikelblok bij de discussie over het Nederlandse basketbal is dat sommige mensen uitgaan van een hele lijst verkeerde aannames. Zoals: 1- “Het Nederlandse basketball staat er slecht voor. In iedere geval veel slechter dan vroeger. Het Nederlandse basketball verkeert in een crisis”. Wat een onzin! Vroeger was het verschil in financiële middelen tussen Nederlandse clubs en Topclubs uit Zuid-Europa vele malen kleiner dan nu. Als men dat afzet tegen de prestaties van Nederlandse clubs in internationaal verband, dan doen ze het per saldo helemaal niet slechter. Sterker nog, de Nederlandse competitie is nog nooit eerder zo sterk geweest als de laatste paar jaar. Wat het Nationale team betreft, hebben we nu twee spelers in de NBA, en nog een paar die her en der als prof in Europa speelt. Vroeger was Rik Smits de enige profspeler die de Nederlandse eer hoog hield in het buitenland. Onze nationale ploeg bevindt zich nog steeds op ongeveer dezelfde plek in de Europese hiërarchie als vroeger.
2-
3-
4-
5-
Met het uiteenvallen van Joegoslavië en de USSR zijn er wel een aantal landen voor ons op de lijst gekomen. Wijs alsjeblieft niet naar het “Mirakel van Frankrijk” toen we vierde van Europa werden, want we speelden toen met genaturaliseerde Amerikanen en hadden geluk bij een onvoorstelbare blunder van de FIBA bij de competitieopzet. Met Elson en Gadzuric in het team, zou Nederland waarschijnlijk beter presteren, maar hun deelname is nu eenmaal problematisch. Datzelfde probleem hebben alle nationale teams. De profclubs en de nationale bonden hebben nu eenmaal tegengestelde belangen op dit punt. Als Nederland haar twee NBA spelers moet missen, verliezen we de helft van onze slagkracht. Als een Zuid Europees land twee van haar NBA spelers moet missen, maakt dat niet zoveel uit want ze hebben er nog een handvol. Per saldo doet het Nederlandse basketbal het helemaal niet slechter dan vroeger. Het is juist een wonder dat we het niet NOG slechter doen, gezien het enorme verschil in financiële middelen met de rest van Europa. In relatief opzicht kun je dus zeggen dat we het nu beter doen! Clubs kunnen in theorie drie kwart van het jaar de Nederlandse eer hoog houden in allerlei internationale bekertoernooien, terwijl het nationaal team dat hooguit een paar weken per jaar kan doen. Bij het beoordelen van de kwaliteit van het Nederlandse basketbal is dus de eredivisie veelzeggender dan het Nationale team (dat vaak een momentopname is). Het nationale team is trouwens de verantwoordelijkheid van de bondscoach en de NBB. Niet van de Clubs. “Er wordt niks gedaan aan jeugdopleiding in Nederland”. Ook niet waar. Zowel de bond als de clubs doen wat ze kunnen met de extreem beperkte middelen die ze hebben. “Elke Nederlandse club moet verplicht EU 100.000 in de jeugdopleiding investeren”. Waanzin! Waarom? Wat krijgen ze ervoor terug? Jeugdopleiding is helemaal niet de taak van een prof club. Net zo min als het de taak is van Phillips om een arts op te leiden. Dat is een taak van de universiteit. “Nederland heeft een enorm aantal gekwalificeerde jeugdcoaches die klaar staat om aan het werk te gaan zodra er en jeugdplan komt.” Ook niet waar. Nederland heeft een enorm tekort aan gekwalificeerde coaches, op elk niveau. “Spelers die voortkomen uit de eigen jeugdopleiding, zullen vanzelf clubtrouw zijn waardoor de investering zich terugbetaalt voor de club”. Geen van beide beweringen is waar. De speler zal gaan naar de club waar hij het meeste kan verdienen en waar de kans op succes het grootst is. De investering in jeugdopleiding zal zich NOOIT terugbetalen voor een club! Het is een verliesgevende bodemloze put. Het budget van de Amsterdamse jeugdopleiding was vroeger hoger dan het hele budget van sommige eredivisieteams en wat heeft het opgeleverd? Norel speelt in Spanje, Krabbendam in de VS en Meijer, Heinen en Harris bij concurrerende Nederlandse eredivisie ploegen. Hoeveel volwaardige eredivisiespelers (met impact) zou de jeugdopleiding van een club kunnen opleveren? Misschien een speler in de drie jaar als je geluk hebt. Het opleiden van die speler kost dus EU 300.000. Een Amerikaan met dezelfde kwaliteiten kost slechts EU 20.000! Waarom moeten de Nederlandse clubs geld steken in het opleiden van spelers voor het buitenland?! Een land als Spanje heeft onze ontwikkelingshulp echt niet nodig.
6- “Het is in het belang van de Nederlandse clubs om aan jeugdopleiding te doen”. Nee, dat is het zeer zeker niet. Het is juist in het belang van de Nederlandse eredivisieclubs om dat NIET te doen! 7- “De Nederlandse jeugd is supergemotiveerd om alles opzij te zetten voor het behalen van de absolute top in Basketbal.” Ook niet waar. Wil iemand zijn opleiding, sociale leven en toekomstige maatschappelijke carrière opgeven dan moet daar wel iets tegenover staan. Wat er nu tegenover staat is een schamel salaris bij een Nederlandse eredivisieclub die vaak lager is dan het salaris dat de speler met een normale baan zou kunnen verdienen. Hoe anders ligt dat niet bij onze voetbaltalentjes waarbij ze zelfs als middelmatige speler in de eerste divisie nog een miljoen aan spaarcenten kunnen opbouwen. Daarom loopt het storm bij de voetbalclubs en niet bij de basketbalclubs. In het ene geval is er een potentiële grote beloning voor je opofferingen, in het andere geval niet. 8- “Als wij de Nederlandse basketbaljeugd goed opleiden, dan zal dat vanzelf het niveau omhoog brengen van het Nederlandse basketbal.” Niet waar. Die Nederlandse spelers die zo goed zijn dat ze voor een eredivisieploeg kunnen starten en een “impact player” zijn, zullen naar het buitenland vertrekken waar ze een paar honderd procent meer kunnen verdienen dan wat ze hier krijgen. De open plekken die zij achterlaten zullen opgevuld worden door lotgenoten uit andere landen die wel voor een Nederlands salaris willen spelen. Het niveau van de eredivisie hangt niet af van jeugdopleiding maar van geld. De nationale ploeg zou eventueel wel kunnen profiteren van de jeugdopleiding maar waarschijnlijker is dat al die “legionairs” net zo moeilijk te strikken zijn voor Oranje als Elson en Gadzuric. Nogmaals, het enige wat het niveau van het Nederlandse basketbal omhoog kan brengen is meer geld. Zie stuk over markteconomie. 9- “De absolute Nederlandse toppers zoals Smits, Hammink, Gadzuric en Elson vertrokken uit Nederland omdat ze hier niet de kans kregen.” Nee, ze vertrokken, omdat hun ambities veel hoger lagen dan het behalen van de Nederlandse top alleen. Bovendien heeft het vertrek naar een Amerikaanse college vaak relatief weinig te maken met basketbal, maar alles met de Amerikaanse levensstijl, met MTV en de “American dream”. Welke tiener droomt er NIET van om naar de VS te gaan? Als die gelegenheid zich dan plotseling voordoet middels een beurs, dan is de keuze al snel gemaakt. Bij migratie heb je te maken met “push” en “pull” factoren. Bij de Nederlandse basketbalmigratie spelen voornamelijk de “pull” factoren een rol. De VS oefenen een onvoorstelbare aantrekkingskracht uit. Geen enkele Nederlandse jeugdopleiding kan daar tegenop, hoe goed die ook is. Als een Nederlands talent de kans krijgt om met Barcelona in de Euroleague te spelen dan zal hij ook vertrekken (zeker als ook nog het salaris aantrekkelijk is). Hoe leuk en geweldig het ook is in Nederland. Barcelona is op alle fronten aantrekkelijker. Als Phillips moet kiezen tussen de Nederlandse markt of de Chinese, dan kiest men voor de Chinese. Er zijn wel manieren om een vlucht naar de NCAA en het buitenland te verhinderen, maar dan moet men goed op de hoogte zijn van zowel de FIBA regels als die van de NCAA. De interesse voor deze regels ontbreekt in Nederland, dus ook de kennis.
10- “Jong Nederlands talent krijgt geen speeltijd achter al die buitenlanders in onze competitie en kan zich daardoor niet ontwikkelen”. Niet waar. Jong Nederlands talent krijgt geen speeltijd omdat ze niet goed genoeg zijn. Dan moeten ze maar harder trainen en vechten voor die minuten. Daar word je beter van. Niet omdat je speeltijd cadeau krijgt vanwege een toevallig geboortejaar! Vaak wordt verwezen naar het voormalige Joegoslavië, maar daar krijgt een jong talent NOOIT speeltijd cadeau. Petrovic, Divac en Kukoc waren destijds al op 17 jarige leeftijd BETER dan hun oudere ploeggenoten. Daarom speelden ze, en niet omdat ze 17 waren. Zij hadden ervoor geknokt (soms letterlijk). Door jong talent speeltijd cadeau te geven vanwege hun leeftijd, kweek je alleen maar watjes. Die spelers zullen later onzichtbaar zijn in “crunch time.” De clubs horen geen kweekschool te zijn. 11- “Het is voor de Nederlandse toeschouwer aantrekkelijk als er meer Nederlanders spelen en minder buitenlanders”. Niet waar. Als het zo was, zou elke wedstrijd in de promotiedivisie uitverkocht zijn. Mensen willen topsport/entertainment zien van het hoogst mogelijke niveau. Ongeacht welk passport er daaraan gekoppeld is. We leven niet meer in een tijd dat sport een politiek instrument was dat de nationale belangen moest dienen. 12- “Door het grote aantal buitenlanders, herkent zich het publiek niet meer in hun teams”. Ook dat is een misvatting. Joe Spinks stond jarenlang synoniem voor Amsterdam en helemaal niemand die er problemen mee had dat hij Amerikaan was. Leon Rodgers heeft bijna dezelfde rol bij Eiffel. Een eventuele “vervreemding van het publiek” heeft niks te maken met de nationaliteit van de spelers van het team, maar veel meer met het feit dat er elk jaar tien nieuwe spelers de clubkleuren verdedigen. Dat is weer een gevolg van de markteconomie en globalisering.
TRANSATLANTISCHE VERGELIJKING Al deze verkeerde aannames kunnen de prullenbak in. Wie de moeite neemt om een klein beetje buiten de Nederlandse grens rond te kijken zal meteen tot deze conclusie komen. We hoeven niet elke keer het wiel uit te vinden, want het is al lang uitgevonden. Als je goed om je heen kijkt kun je zelfs voorspellen wat de volgende ontwikkelingen zullen zijn. Dat is wat we moeten doen, en we moeten ons nu alvast daarop voorbereiden. Ons ertegen verzetten heeft geen zin. Dat zal toch niet lukken. Anderen hebben het voor ons geprobeerd en kregen allemaal de deksel op de neus. In plaats van de wereld te willen verbeteren kunnen we beter streven naar het maximale rendement proberen te halen uit de huidige situatie en ons alvast voorbereiden op de toekomst. Daar draait het Darwinisme tenslotte om. Het vermogen van een soort om zich aan te passen. Anders sterft het uit. Dat is de kern van de “survival of the fittest.”
Als we kijken naar het heden en de toekomst van de sport in het algemeen, dan zien we de dezelfde tendensen als bij het globalisme, te weten: Economisch Darwinisme, inleveren van soevereiniteit, specialisatie en schaalvergroting, oftewel een bundeling van kennis en kapitaal. Vooral die laatste twee punten zijn extreem belangrijk voor de sport. Europese sportclubs combineerden vroeger verschillende functies met elkaar. Onder invloed van het globalisme en het Amerikaanse model is dat nu in razend tempo aan het veranderen. Laten we eerst kijken naar hoe het Amerikaanse sportmodel eruit ziet in vergelijking met het traditionele Europese model. 1- Commercieel bedrijf: Een Amerikaanse profploeg is een commercieel bedrijf dat streeft naar maximale omzet en dividenduitkering aan de aandeelhouders. Dat is een heel helder en simpel doel. Iedereen is ergens voor verantwoordelijk en wordt afgerekend op de resultaten. Wie goed presteert wordt beloond, en wie slecht presteert kan vertrekken. 2- Entertainment vs. Sport. Het moet spectaculair zijn. Als de sport zelf niet spectaculair genoeg is, dan veranderen de Amerikanen maar de regels. Aan het winnen en verliezen wordt veel minder waarde gehecht dan in Europa. Ook de show om de wedstrijd heen is belangrijker dan in Europa. Iemand die in New York woont kan rustig fan zijn van de Warriors of Timberwolves. Entertainment wordt gezien als een constante factor die je zelf controleert en in principe elke avond kunt aanbieden. Voor topsportprestaties geldt het tegenovergestelde. Als je entertainment biedt dan komt het hele gezin en niet alleen de man in zijn eentje. Dat brengt meer geld in het laatje. Hoe dichter de sport bij puur entertainment zit en hoe verder af van alleen maar winnen ten koste van alles, hoe feminiener de sportcultuur. Het Amerikaanse sportmodel is helder en simpel en werkt(e) in de VS. Ploegen hebben niet zo’n sterke geografische binding als in Europa (zelfs de Lakers komen niet oorspronkelijk uit Los Angeles) en men ziet sport als “family entertainment” i.p.v. een metafoor voor een stammenoorlog tussen jonge mannen. Men kent dus ook niet echt het fenomeen van hooligans die elkaar massaal te lijf gaan. Het nadeel van het Amerikaanse model is dat men op een gegeven moment te ver doorschoot naar de entertainment kant. Om spektakel te promoten werden de verdedigers aan allerlei regels gebonden waardoor het bijna onmogelijk was om een explosieve atleet af te stoppen. Bijna elk NBA team had wel een soort “clear out” in haar aanvalsstrategie, waarbij het een individueel duel werd tussen een aanvaller en een verdediger, terwijl de rest van de spelers aan de overkant stond toe te kijken. Zo werd het spel op een gegeven moment ook door de NBA gepromoot. Als een individuele sport. Als een strijd tussen twee supersterren, niet als een strijd tussen twee teams. Jarenlang zijn de beste atleten gekozen in de NBA draft, niet de beste basketballers. Nu zit de NBA vol met fenomenale atleten die niet kunnen basketballen. De NBA was op een gegeven moment meer circus dan sport. We hebben de gevolgen daarvan meerdere keren gezien. De Amerikaanse nationale ploeg verliest keer op keer in internationaal verband.
Dit wordt nu als een probleem gezien, maar alleen maar nadat de Amerikanen met de buitenwereld geconfronteerd werden en begonnen te verliezen. Zolang de VS met zichzelf bezig waren, had men geen referentiekader en maakte men zich nergens druk om. Circusbasketball leverde veel geld op en paste prima in de commerciële plannen van de NBA. Maar Amerikanen houden niet van verliezen. Dat hun Dream team niet dominant is in “hun” sport is volstrekt onacceptabel. Uit nationalistische motieven is men nu gaan sleutelen aan het eigen sportmodel. Circusbasketbal beweegt zich in de VS meer en meer richting prestatiebasketbal. Dit is een typisch voorbeeld van globalisme. De Amerikanen kropen uit hun isolement, gingen de wijde wereld in, en worden daar gestimuleerd (of gedwongen?) om dingen thuis anders aan te pakken. Het traditionele Europese sportmodel zag er heel anders uit dan het Amerikaanse. 1- De financiering: Europese clubs kregen vroeger een belangrijk gedeelte van hun budget van de overheid (of “gemeenschap”). Een ander belangrijk gedeelte kwam van o.a. sponsors. Beide vormen van financiering kun je zien als een schenking. Dat is iets heel anders dan wanneer je naar een bank moet gaan voor een geldlening waar je persoonlijk garant voor moet staan. Als het niet jouw geld is dat op het spel staat, dan ga je er ook anders mee om. Je krijgt dan bijna een soort “ambtenarencultuur” waarbij niemand zich ergens voor verantwoordelijk voelt en niemand ergens op beoordeeld wordt. Goede prestaties worden niet beloond en slechte niet bestraft. 2- Identificatie: Veel Europese clubs ontstonden als vertegenwoordiger van een bepaalde bevolkingsgroep. Vaak een etnische (Barcelona) of religieuze groep (Glasgow vs Rangers) of een sociale laag van de bevolking (Maccabi vs. Hapoel) en ga zomaar door. Wanneer de eigen club ten strijde trok, dan zag men dat als een oorlog tegen een andere stam. Geen wonder dat sport in Europa vroeger voornamelijk een mannenaangelegenheid was en geen wonder dat er hooligans waren. 3- Resultaat vs. entertainment: In Europa gaat het om winnen. Jouw stam is per slot van rekening in oorlog. Het kan niemand schelen hoe je speelt als je maar wint. Hoe dichter de sport zit bij pure prestatie ten koste van alles, en hoe verder weg van entertainment, hoe masculiener de sportcultuur. Toevallig of niet, maar in landen met een rijke oorlogsgeschiedenis is sport vooral een mannenzaak en gaat het nog steeds puur om het winnen (ten koste van alles). Nederland heeft gelukkig geen rijke oorlogsgeschiedenis en we neigen ernaar om de entertainmentkant van sport belangrijker te vinden dan het winnen ten koste van alles. De fans van Aris Saloniki zijn voor 100 % mannen van strijdbare leeftijd. De meegereisde supporters van ons nationale voetbalelftal zijn voor de helft vrouwen. Dat geeft aardig aan hoe men tegen sport aankijkt. Resultaat tegenover gezelligheid. 4- Sociaal element: Onder druk van de publieke opinie (of fans) en de overheid (wie betaalt die bepaalt) werden er steeds meer sociale elementen toegevoegd aan de taken van Europese clubs. De clubs moesten ook breedtesport ondersteunen en promoten (denk bv. aan Omniworld Almere), probleemjeugd van de straat houden en voor een gedegen jeugdopleiding zorgen.
TEGENSTRIJDIGE DOELSTELLINGEN
Tegenstrijdige doelstellingen gaan niet samen. Ze werken elkaar tegen. Breedtesport en topsport gaan niet samen. Een profclub gaat niet samen met iets “sociaals”. Wanneer je tegenstrijdige doelstellingen hebt moet je een onmogelijk spagaat maken en zal je uiteindelijk geen van de doelstellingen halen. Een goed voorbeeld hiervan is ons nationaal voetbalteam. Slechts drie andere voetbalbonden ter wereld hebben meer leden dan de KNVB. De coaches opleiding van de KNVB hoort tot de besten ter wereld (al zeggen we het zelf) en de Nederlandse jeugdopleiding wordt alom geroemd. Al meer dan drie decennia produceren we relatief gezien meer individueel talent dan andere landen. De vraag is dan dit: Waarom is Nederland nooit wereldkampioen geworden? Waarom heeft Nederland slechts EEN keer iets gewonnen (EK 1988)?!?! Het antwoord is simpel, omdat Oranje elke keer naar het front gestuurd wordt met tegenstrijdige doelstellingen. We moeten kampioen worden en we moeten ook nog mooi, aanvallend en spectaculair spelen. Keer op keer zien we hetzelfde. De ene keer wint Nederland maar is niemand tevreden omdat het met lelijk spel gebeurt en de andere keer verliest Nederland maar waren we wel de morele winnaar omdat we mooi, aanvallend en gedurfd speelden. Helaas koop je daar niks voor. In de topsport van nationale teams gaat het om winnen en bestaat er niet zoiets als “morele winnaar”. In tegenstelling tot sommige clubcomeptities speelt bij de Nationale ploegen entertainment geen enkele rol. Daar is de sport nog steeds een oorlogsmetafoor en telt alleen maar het resultaat. Winnen ten koste van alles. We zeuren altijd dat de Duitsers en Italianen zo lelijk en laf spelen, maar hoe veel WK’s, EK’s en Olympische spelen hebben zij nou ook alweer gewonnen? Bij de Basketbalclubs zien we ook alweer zo’n onmogelijk spagaat. Enerzijds wil men graag dat de clubs meedoen in de top van de internationale bekercompetities, maar aan de andere kant vraagt men van ze om niet met de beste spelers te spelen (liever geen buitenlanders maar Nederlanders). Men eist tegelijkertijd topsport en breedtesport. Men verlangt een grotere professionaliteit, maar vraagt wel van clubs om geld weg te gooien aan projecten die niet rendabel zijn (jeugdopleiding). Het is wettelijk niet mogelijk om het aantal buitenlanders in Nederland te beperken, maar als dat wel zo was dan laat men in feite het streven naar topsport varen. Dat kan een bewuste keuze zijn. Geen enkele Nederlandse ploeg moet dan nog in een internationaal bekertoernooi uitkomen. Als we niet meer tegen buitenlandse clubs moeten uitkomen, waarom moeten we dan nog twee buitenlanders per ploeg hebben? Als we niet meer streven naar het hoogst haalbare, dan kan je net zo goed met alleen maar met Nederlandse spelers spelen. Je hebt dan een soort Promotiedivisie. In Groot-Brittannië heeft men zich afgewend van internationaal basketbal en doet men niet mee aan internationale bekertoernooien. Men heeft dus geen vergelijkingsmateriaal meer van wat kwalitatief goed en slecht is. Het Engelse club basketball is als gevolg daarvan ingestort. Het niveau is vergelijkbaar met de 1ste divisie hier maar er is wel veel spektakel en publiek. Daar hebben ze gekozen voor circusbasketbal bij wijze van entertainment en commercieel is dat een redelijk succes. Basketbal als product is daar succesvol, maar als sport is het dat niet.
Dat is een bewuste keuze. Zolang er geen vergelijkingsmateriaal is en zolang alle Engelse clubs ongeveer even slecht zijn is er niemand die doorheeft hoe slecht het werkelijk is. Als je kiest voor topsport en prestatie moet je je automatisch meten met de rest van de wereld en dan heb je meteen een referentiekader. Om dan te beweren dat de buitenlanders in de Nederlandse competitie geen toegevoegde waarde hebben is te gek voor woorden. Eiffel versloeg wel Reaal Madrid en speelde tegen elke ULEB cup tegenstander gelijk op. Ze kwamen een klein beetje ervaring tekort, en nog een goede speler, om de volgende ronde te halen. Al jaren presteert Eiffel aardig in Europees verband. Wat te denken van Amsterdam? Toen de Franse topploeg Villeurbanne geveegd werd in Amsterdam haalde dat in heel Europa de voorpagina van de basketbalpers. Meer grote ploegen kregen wel klop van de hoofdstedelijke formatie. Zelfs in Rusland wist men een uitwedstrijd te winnen van een ploeg met een budget van 15 miljoen. Hoezo hebben de buitenlanders geen toegevoegde waarde? Als Amsterdam en Eiffel niet tonnen hadden hoeven weg te gooien aan hun jeugdopleiding, had men zich misschien nog een Spinks of Rodgers kunnen veroorloven en had men voor nog meer internationale stunts kunnen zorgen. De Nederlandse competitie is sterker dan ooit tevoren. De landskampioenen uit de jaren 70 en 80 zouden niet meekunnen komen in de hedendaagse competitie. Het tempo, fysieke kracht, atletische vermogen, verdediging, tactische en technische kennis is zo ontzettend vooruitgegaan. Ook in Nederland. Over welke crisis hebben we het dan eigenlijk? Dat gedroomd wordt over Petrovic en Nikolic die oproepen tot het niet volgen van de Amerikanen is mooi gezegd, maar alle ex-Joegoslavische ploegen spelen tegenwoordig met buitenlanders. Na de NBA is de Spaanse ACB is de sterkste competitie ter wereld, en daar barst het ook van de buitenlanders. Niemand die erover klaagt. Men kan wel zoveel eisen, dromen en ambieren m.b.t. Nederlandse basketbal, maar voor alles is geld nodig. Heel veel geld. Niet in de laatste plaats voor een professionele jeugdopleiding. Een paar uurtjes per week is trouwens niet professioneel. Dat is recreatief. Professioneel is twee keer per dag trainen. Bij alle goede bedoelingen en alle voorstellen die links en rechts op tafel gegooid worden zou men eerst de vraag “waarom” moeten stellen. ”Waarom moeten clubs aan jeugdopleiding doen? Is dat wel hun taak? Waarom zou een sponsor daar geld insteken? Wil een sponsor dat wel? Wat krijgt die ervoor terug? Waarom moeten er meer Nederlanders in de eredivisie spelen? Geef hier een andere reden voor dan nationalisme? Wat moet het doel van de Nederlandse basketbalsport worden? Gericht op topsport of gericht op entertainment en business? Misschien een tussenvorm? Sluiten we ons op in ons eigen landje en willen we niks met het buitenland te maken hebben, of gaan we de wijde wereld in zoals Nederland dat altijd gedaan heeft? Wat moet het doel precies zijn van een Nederlandse basketbalclub? Sommige clubs weten niet eens waarom ze bestaan of waarom ze in de eredivisie meespelen. De ene club wil Nederlands kampioen worden. Prima. Dat is een helder doel. De andere wil internationaal doorbreken. Ook dat is een helder doel. Een derde club doet mee voor de “gezelligheid” en een vierde omdat “men al jaren meedoet.” Die instelling heeft niks met topsport te maken maar ook niks met sport als business. Het is nog vlees nog vis. Daar gaat geen sponsor miljoenen insteken. Een enkele club promoot het Nederlandse talent en de eigen jeugdopleiding. Ook prima, maar ga er dan ook helemaal voor.
Speel dan ook alleen maar met Nederlands talent en haal dan geen enkele buitenlander naar je ploeg. Maak niet weer zo’n onmogelijk spagaat met tegenstrijdige doelstellingen. Zo wordt er maar een beetje aangemodderd. Als je als club niet eens weet waarom je bestaat, wat je filosofie is en wat je wilt bereiken, hoe kan je dan ooit verwachten dat er structurele resultaten zullen komen of dat er een sponsor veel geld in gaat steken?! Want ook de rol van sponsors is aan het veranderen. Vroeger waren er vaak persoonlijke banden tussen iemand van de club en iemand van de sponsor en het geld dat van de sponsor kwam was een soort ontwikkelingshulp of schenking. Daarom waren de bedragen ook altijd relatief klein. In de rest van Europa is die persoonlijke band aan het verdwijnen. Men gaat niet meer bij sponsors smeken om een schenking, nee men gaat er naar toe met een ondernemingsplan. Men vraagt de sponsor niet naar een schenking maar naar een investering die winst gaat opleveren. Dat blijkt te werken en plotseling krijgen ploegen niet meer een paar ton per jaar, maar een paar miljoen. En het mooiste is: “ It’s nothing personal, it’s just business.” Veel buitenlandse ploegen zijn geen stichtingen meer, maar BV’s. In sommige landen is dat tegenwoordig een verplichting. Tot zover zijn de ervaringen hiermee uitsluitend positief. De bovenstaande omschakeling is noodzakelijk als de Nederlandse clubs hun financiële positie willen verbeteren. Op zijn minst zou men de strategische keuze moeten maken tussen prestatie of entertainment (of een tussenvorm). Wat men ook kiest, men mag nooit tegenstrijdige doelstellingen met elkaar combineren want dat is de snelste weg naar een catastrofe.
VERANDERINGEN Met het vallen van de muur en het drastisch veranderen van de wereld om ons heen, zien we nu ook dat de sport begint te veranderen. De Europese sport beweegt zich meer en meer richting het Amerikaanse model. Er zijn al tal van Europese clubs die nu commerciële bedrijven zijn en waarvan je aandelen kunt kopen. Zij verschillen in dat opzicht nauwelijks van de Amerikaanse profclubs. Met de commercialisering zien we ook dat de identificatie verdwijnt. Als Ajax tegenwoordig in de Arena speelt, dan is de meerderheid van de toeschouwers van buiten Amsterdam. Vroeger in de Meer, waren de meeste toeschouwers echte Amsterdammers. In de Arena komt bekend Nederland om te zien en gezien te worden. Het Nederlandse bedrijfsleven koopt massaal kaartjes en een gedeelte van het publiek heeft iets elitair over zich heen. Vroeger in de Meer zag je deze mensen niet. Je had toen zelfs staanplaatsen en de fans bestonden voornamelijk uit het “proletariaat”. In de Meer zag je toen vrijwel alleen maar mannen en dan nog binnen een bepaalde leeftijdsmarge (strijdbare leeftijd). In de Arena zie je nu hele gezinnen en dus opvallend veel vrouwen en kinderen. Resultaat staat natuurlijk nog steeds voorop bij Ajax maar entertainment is wel veel belangrijker dan vroeger. Dat brengt een veel constantere geldstroom binnen dan zoiets ongrijpbaars en onvoorspelbaars als “prestatie”. De samenstelling van ploegen is ook heel anders dan vroeger. Vroeger zag je bijna bij elke teamsport dat de kern van een team jarenlang bij elkaar bleef.
Met het afbreken van de macht van de clubs ten gunste van de spelers, en in een wereld waarin de markteconomie tot religie is verheven, is dat nu veranderd. Ploegen veranderen voortdurend van samenstelling. Diverse ploegen in het buitenland hadden dit jaar TIEN nieuwe spelers in vergelijking met vorig jaar. Dit heeft ook grote invloed gehad op de coaches. De “leraar coach” sterft langzaam uit. Dean Smith is net op tijd gestopt, Bobby Knight is naar Texas verbannen en Larry Brown heeft zijn beste tijd gehad in de NBA (overal problemen de laatste paar jaar). Ook in Europa zie je nu de “leraar coach” uitsterven. Hij werkt tenslotte vanuit een filosofie, het eigen gelijk en vanuit rotsvaste principes en regels. Hij komt het best tot zijn recht in een totalitair system waarin de gezagsstructuur absoluut is. Het duurt een tijdje om een ploeg op te bouwen voordat de successen komen. Dit is onmogelijk als je elk jaar tien nieuwe spelers in je ploeg hebt. We hebben al eerder in dit werkstuk geconstateerd dat de greep van de politiek op de sport is verdwenen en dat daarmee de sport transparanter en democratischer is geworden (met o.a. veel meer macht voor de spelers). De gezagsstructuur is daarmee ook minder rigide dan vroeger. Binnen deze nieuwe orde zien we de opkomst van de “Manager Coach”. Dat is iemand die veel trekken heeft van een politicus die continu kiezers voor zich probeert te winnen. Bij hem speelt de wedstrijd zelf een veel grotere rol dan de trainingen. Hij gaat veel pragmatischer te werk en doet veel meer dan een traditionele coach. Hij weet goed te presteren op korte termijn en houdt zich niet bezig met een meerjarenplan. Waarom zou hij? Zij contract loopt af na de play offs en ook die van zijn tien spelers. De “Manager coach” is vaak charismatisch en beschikt over allerlei trucjes om plotselinge successen af te dwingen. Hij is een soort manager van “human resources”, iemand die allerlei experts om zich heen verzamelt, iemand die zich verdiept in de marktwerking, gaat scouten, zich aanpast aan de tegenstander, goed ligt bij de media, etc. Don Nelson presenteert zichzelf graag als het tegenovergestelde van de “leraar coach” die hij als control freaks en dictators beschouwt. Voor de tweede keer in zijn carrière speelt hij met de Warriors een soort spelletje van vrijheid blijheid en vrolijke chaos. Natuurlijk zit daar meer structuur, filosofie en training achter dan het lijkt, maar het is wel een coach die vaak midden in het seizoen ergens opduikt, het roer omgooit, en meteen succes heeft. In een maatschappij waarin onmiddellijke bevrediging voorop staat, heeft de “manager coach” de toekomst, want niemand heeft de tijd om op de resultaten van de “leraar coach” te wachten. Profclubs werken immers met eindproducten waar ze heel veel voor betalen. Het zijn geen opleidingsinstituten. Dit is geen waardeoordeel. Het is slechts een consequentie van de maatschappij en het sportmodel waar we mee te maken hebben. Sommige “Manager Coaches” hebben weinig verstand van basketbal en nog minder van lesgeven, maar toch zijn ze succesvol en winnen ze kampioenschappen. De NCAA jeugdopleiding kampt met hetzelfde dilemma als die van de Nederlandse clubs. Waarom zou je een speler opleiden? Als een NCAA ploeg dat doet, dan verdwijnt de speler vroegtijdig naar de NBA. Als Amsterdam het doet, dan verdwijnt hij naar Badalona. De NBA zit nu in haar maag met allerlei jonge talentvolle spelers die niet kunnen basketballen. Wat moeten ze ermee? De NBA is geen opleidingsinstituut. Als je als NBA club miljoenen betaalt aan een speler mag je er toch van uitgaan dat je een “eindproduct” hebt? Stel je voor dat je een nieuwe Mercedes koopt voor een ton, maar die maar half klaar is! Je moet zelf maar zien uit te vinden hoe je het koelsysteem gaat opzetten, brandstofvoorziening, de elektronica etc.!
De markteconoom zou zeggen dat je niet meer moet verwachten voor een ton, want een “echte eindproduct Mercedes” zou eigenlijk drie ton moeten kosten. “You get what you pay for.” Ook het sociale aspect beginnen veel clubs van zich af te schudden. Een onderdeel daarvan is de jeugdopleiding. Overal in Europa worstelt men met de vraag wat te doen met de jeugdopleiding. Bijna elk land en elke club heeft zijn eigen plan ontwikkeld en bijna elke keer liep het op een fiasco uit. Waarom? Omdat men teveel tegenstrijdige doelen wou combineren in een plan. In Nederland schijnt men te denken “dat het buitenland” een perfecte jeugdopleiding heeft dat het ene na het andere supertalent produceert. Dat is niet zo. Dirk Nowitzky had helemaal niks te maken met de Duitse jeugdopleiding, noch van de bond en noch van de club. Zijn “opleiding” heeft hij te danken aan zijn agent/coach die jarenlang elke dag individueel met hem werkte. Dat was een privé initiatief. De reden dat we in Nederland minder talent schijnen te hebben dan “het buitenland” ligt aan het feit dat je in het buitenland enorme bedragen kunt verdienen met Basketbal. Basketbal wordt dus als een carrièrekeuze gezien, als een beroepsopleiding. Als de NBB 40.000 leden telt en een ander Europees land 400.000 dan is het logisch dat de verhouding van geproduceerde talenten ook 1 op 10 is. Jeugdopleiding hoort helemaal geen taak van de clubs te zijn. Philips leidt iemand toch ook niet op tot hersenchirurg? Zo iemand moet naar de universiteit. Albert Heijn leidt ook niet iemand op tot advocaat. Ook daarvoor moet men naar de universiteit. Een fysiotherapeut leert het vak niet bij McDonald’s maar bij een vakopleiding. Waarom wordt van Basketbal clubs dan verwacht dat zij WEL de opleiding verzorgen van basketbalspelers? Een universiteit krijgt nog betaald ook voor het opleiden van mensen, maar Basketbalclubs niet. Sterker nog, de basketbalclubs moeten de opleiding zelf betalen!! Waarvoor? Wat krijgen ze ervoor terug? Dat de speler naar Spanje vertrekt, of naar een concurrent in de eredivisie? Het is de waanzin ten top. Basketballers moeten naar de profclubs gaan als eindproduct. Het “vak” moeten ze ergens anders leren. We zien deze splitsing dan ook voorzichtig vorm nemen in Europa (“specialisatie” zeggen de globalisten). Het is voorlopig een natuurlijk proces en niet het gevolg van een weldoordacht plan en centraal initiatief. Maar het is maar een kwestie van tijd voordat, dat er ook komt. Zelfs in de VS wordt nu openlijk gesproken over een “ basketball Academy”. Dat de opleiding van basketballers losgekoppeld wordt van de clubs is een logische stap, want als het goed gebeurt, vindt er een bundeling plaats van kennis en kapitaal (de markteconomen zullen jubelen). De Serviërs en de Fransen zijn tot nu toe misschien het meest succesvol geweest met hun aanpak. Dat komt omdat ze heel open en eerlijk waren met hun doelstellingen en een helder en simpel plan hadden zonder tegenstrijdigheden. Bij de Franse aanpak staat het nationalisme central. Daar doet men niet verlegen over. Vanuit de overheid en via de bond werd de INCEP in het leven geroepen. Tot nu toe is dat een succesvol project gebleken. Het rendement kon echter nog veel hoger liggen, en intussen beginnen al de eerste scheuren zichtbaar te worden in de vestiging. De INCEP is namelijk gebaseerd op centralistische en autoritaire macht. Er zit teveel politiek aan vast.
Dat is niet meer van deze tijd. Er is een groeiend verzet hiertegen in Frankrijk en de steun voor het INCEP project zal waarschijnlijk in snel tempo afnemen, terwijl individuele clubs meer en meer eigen initiatief zullen ontplooien. Dit moet een belangrijke les zijn voor ons. Wanneer je macht naar je toe wilt trekken ten koste van anderen, dan creëer je vijanden. Wanneer je mensen dwingt om dingen te doen in plaats van ze daarvoor uit te nodigen dan bereik je hetzelfde effect. In alle gevallen wanneer je dingen doet ten koste van anderen en waarbij je anderen uitsluit, dan zal je vijanden creëren. De Servische aanpak is naast de Franse waarschijnlijk de meest succesvolle op dit moment. Ook de Serviërs waren eerlijk in hun doelstellingen en hadden een simpel en helder plan zonder tegenstrijdige elementen. De motivatie van de Serviërs was niet nationalisme, maar commerciële belangen. Zij wilden geld verdienen met hun jeugdopleiding. Dat is tot op heden aardig gelukt. Een speler die via de eigen jeugdopleiding omhoog komt wordt meteen voor meerdere jaren vastgelegd en dat voor een bedrag dat ver onder zijn marktwaarde ligt. Als je een groot talent voor vijf jaar kunt tekenen voor EU 500.000 terwijl zijn echte marktwaarde over die periode op EU 5.000.000 ligt, dan heb je als club dus een winst gemaakt van EU 4.500.000. In het laatste jaar van het contract van de speler verkoop je hem nog door aan het buitenland voor een flinke transfersom en je verdient een tweede keer aan dezelfde speler. Prima voor de club, maar dit system gaat wel ten koste van de speler. Zij voelen zich gegijzeld, onderbetaald en uitgebuit. In Servië is de slavernij nog steeds niet afgeschaft en is de macht van de clubs nog steeds absoluut. Spelers hebben er geen rechten. Dat begint zich nu langzamerhand tegen de clubs te keren. Een andere imperfectie van het Servische model is dat het fragmentarisch gebeurt. Elke club heeft zijn eigen jeugdopleiding. Er vindt geen centrale coördinatie plaats zoals in Frankrijk oftewel om in termen van de globalisten te praten, er vindt geen bundeling plaats van kennis en kapitaal. ROEIEN MET DE RIEMEN DIE JE HEBT We leven in 2007. De wereld ziet er nu heel anders uit dan 20 jaar terug. Basketbal is ook in snel tempo veranderd door de maatschappelijke ontwikkelingen. Alles draait nu om geld. De reden dat Nederland niet meedraait in de wereldtop van het basketbal is niet omdat we incompetente mensen hebben, of een slechte jeugdopleiding, maar het is eerder een structureel gebrek aan geld. Zonder geld kun je ook niet praten over een professionele jeugdopleiding. Zelfs als de geldkraan morgen opengedraaid zou worden, dan komen we gekwalificeerd kader tekort voor een professionele jeugdopleiding om maar van de problemen te zwijgen rondom de beschikbaarheid van sporthallen. Zolang er geen grote bedragen omgaan in het Nederlandse basketbal is er ook geen prikkel voor de jeugd om zich massaal op de sport te storten en er alles voor op te geven om de top te bereiken. Het is een vicieuze cirkel, die niet te doorbreken valt zonder geld. Dat geld zal er voorlopig niet komen, dus moeten we doen wat de Amerikanen noemen: “Thinking outside of the box”. Er is een andere manier waarop we dat kleine beetje basketbalkapitaal- en kennis dat we hebben, kunnen bundelen.
Te denken valt aan een soort mix van “het bankras model”, het Servische model en het Franse, maar dan op maat gemaakt voor de Nederlandse situatie en mentaliteit. Court Side is een Nederlands bedrijf, met twintig agenten verspreid over heel Europa en de VS. Ondanks het feit dat Nederland een klein en onbetekenend basketballandje is, heeft Court Side zich wel omhoog kunnen vechten en manifesteren als een van de grootste basketbalagentschappen ter wereld. Het kan dus wel. Court Side is betrokken bij een paar honderd contractonderhandelingen per jaar en wij kijken dagelijks mee in de keuken van basketbal clubs en bonden uit allerlei landen. Naast de FIBA is er waarschijnlijk geen organisatie waarbinnen zoveel internationale basketbalkennis en ervaring gebundeld is als bij Court Side. Court Side wil graag iets doen met deze kennis en ervaring. We zijn al anderhalf jaar bezig met ons eigen “basketbaladvies” voor Nederland. Het zal waarschijnlijk tot kerst duren voordat alles uitgewerkt is. Een soort centrale Nederlandse Basketbalacedemie vormt de basis van het project. In een latere fase (op z’n vroegst rond de herfst), zal Court Side hierover een gedetailleerd plan presenteren aan de NBB en de clubs en zal gevraagd worden om hun advies, mening en participatie. Intussen is bekend geworden dat de NBB met haar eigen plan zal komen. Misschien komen er nog wel meer plannen en initiatieven van nog meer partijen? Laten we dat van de positieve kant bekijken. Blijkbaar zijn er veel mensen die het beste voor hebben met het Nederlandse basketbal. Dat is fantastisch. Wat dat betreft heeft iedereen hetzelfde doel. Misschien zijn er verschillende menningen over hoe dat doel bereikt moet worden, maar laten we tenminste elkaars plannen eerst aanhoren i.p.v dat we ze als een bedreiging zien. Wellicht kunnen de verschillende plannen elkaar prima aanvullen? Court Side’s plannen zullen waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 2008 gepresenteerd worden. Dejan Vidicki, Court Side Los Angels, 11 Mei 2007