De spiritualiteit van de opvoeder Het oratoriocriterium als kapstok Colette Schaumont Bewerking van zes bijdragen aan het tijdschrift Don Bosco Vlaanderen in het jaar 2005. Colette Schaumont is stafmedewerkster van Don Bosco Vorming & Animatie. Het is voor iedere opvoeder die in een salesiaanse context werkt een uitdaging om bewuster met de 'geleefde' salesiaanse spiritualiteit om te gaan. Colette Schaumont tracht die spiritualiteit concreter te benoemen aan de hand van het oratoriocriterium. Een aanzet om het eigen functioneren van dit perspectief eens in vraag te stellen en te laten inspireren.
samen DON BOSCO zijn plaats geven
INLEIDING
Spiritualiteit is in. Men komt het woord te pas en te onpas tegen in tijdschriften, boeken, cursussen enz. Het is wellicht een natuurlijke tegenbeweging na een periode waarin het begrip en vooral de inhoud waarnaar het verwees, ondergesneeuwd geraakte door de tijdgeest. Heel wat mensen herontdekken hun honger naar diepgang en dragende grond. Ze beseffen dat het mysterie ook een fundamentele dimensie is van hun eigen bestaan. Rusteloosheid en een gevoel van leegte confronteren hen met dit verwaarloosde terrein in henzelf. Maar in de zoektocht om dit terrein opnieuw te ontginnen, sluit men niet zomaar terug aan bij de traditionele aanbieders van spiritualiteit en zingeving als Kerk en godsdienst. Men gaat in een veel breder veld op zoek. Dit kan een verrijking zijn: het nieuwe brengt ook groeikansen mee. Toch blijft men daarin vaak kind van zijn tijd: ik ga in iets mee zolang en voor zover het mij uitkomt en in zover dat het niet teveel van mij vraagt. De spiritualiteit moet me passen als een handschoen. In alle ernst kan hierbij de vraag gesteld worden of men op deze manier tot een echte spiritualiteit komt en niet op een eerder psychologisch niveau van welbehagen blijft steken. In dit artikel wil ik deze evolutie in onze cultuur linken aan de vraag naar het belang van een dragende salesiaanse spiritualiteit in het opvoedingswerk. De salesiaanse spiritualiteit heb ik binnen de salesiaanse wereld sterk ervaren als een ‘geleefde’ spiritualiteit. De sfeer en uitstraling, het spontane contact en de aanpak laten je de salesiaanse spirit aan den lijve ervaren. Benoemen en invullen wat die salesiaanse spiritualiteit precies inhoudt, behoort echter niet zo tot de cultuur van de salesiaanse wereld. Vermoedelijk juist omwille van de sterk ‘geleefde’ dimensie ervan. Het is misschien niet nodig dit tot in zijn finesses te willen vastleggen of ontrafelen maar er zit wel een zeker risico verbonden aan het niet bewust benoemen en onderkennen van deze dragende spiritualiteit. Wat nooit benoemd en gethematiseerd wordt, loopt het risico te vervagen en op termijn zelf te verdwijnen. Een spiritualiteit fundeert en oriënteert het opvoedingswerk. Maar wie de salesiaanse spiritualiteit niet op één of andere manier integreert, mist dit referentiekader. Het is niet verkeerd te veronderstellen dat mensen doorheen het dagelijkse heel wat opnemen van de aanwezige cultuur, maar het is naïef er van uit te gaan dat dit voldoende is om het salesiaans karakter van de verschillende organisaties te behouden, laat staan te laten groeien en verdiepen. Louter leunen op een traditie die haar waarde bewezen heeft, werkt op termijn contraproductief. Het is nodig je organisatie geregeld van zuurstof te voorzien door nieuwe impulsen aan de traditie te geven, ze vanuit nieuwe perspectieven in vraag te stellen en actief werk te maken van het doorgeven, bewuster hanteren en aanwakkeren van deze dragende spirit. Het zou een groot verlies zijn te moeten beseffen dat ‘het vanzelfsprekende’ een kostbare parel was die men onderweg ergens verloren is. (In het evangelie verkoopt iemand heel zijn bezit voor zo’n parel!). De honger van mensen naar het herwaarderen van de spirituele dimensie van hun bestaan is een ideale voedingsbodem om de salesiaanse spiritualiteit wortel te laten schieten of te verdiepen bij mensen die zich in een salesiaanse context engageren. In de Don Boscocursus (een tweejarige opleiding voor mensen die meer achtergrond willen verwerven omtrent de figuur van Don Bosco en zijn pastoraal-pedagogische aanpak en 2
bereid zijn zich in te zetten voor de verdere integratie en verspreiding daarvan binnen hun werkcontext) werken we drie dagen expliciet rond het thema spiritualiteit. Deze dagen worden achteraf als misschien wel de meest verrijkende en ingrijpende van de hele cursus ervaren. Men ontdekt er ook dat een echte spiritualiteit aansluit bij de persoonlijk ervaren nood en behoefte maar deze tegelijk omvormt en overstijgt. Het blijft niet bij een spiritualiteit à la carte zoals die in onze cultuur nogal in trek is. De salesiaanse spiritualiteit integreren doet mensen boven zichzelf uit groeien en opent de ogen voor uitdagingen waar men tevoren aan voorbijging. Het gaat daarbij niet om het betreden van nieuwe terreinen maar om het anders beleven en benaderen van het terrein waarop men zich al bevond. Men (her)ontdekt en ervaart ook het werkveld waarin men staat als een vindplaats en een bron van deze spiritualiteit. Het is dus voor iedere opvoeder die in een salesiaanse context werkt een uitdaging om bewuster met de ‘geleefde spiritualiteit’ om te gaan. Als handreiking daarbij willen we in de komende nummers van Don Bosco Vlaanderen deze spiritualiteit concreter gaan benoemen en daarbij telkens één van de oratoriacriteria (thuis, speelplaats, school parochie) als invalshoek en kapstok gebruiken. Een theoretische synthese wil dit artikel niet bieden maar hopelijk wel een aanzet om het eigen functioneren vanuit dit perspectief eens in vraag te stellen en te laten inspireren.
1. EEN THUIS BIEDEN
De 4 facetten van het oratoriocriterium verwijzen in de eerste plaats naar de bedoeling van de salesiaanse opvoedingsaanpak. Voor dit eerste aspect betekent dit dat men via het opvoedend werk jongeren een thuis probeert te bieden. Over wat dit concreet betekent, valt ook heel wat te vertellen maar we plaatsen dit oratoriocriterium nu eens in een ander perspectief. Wat heeft het ons te zeggen als we het lezen als een principe van een salesiaanse spiritualiteit? Dan komen andere betekenisgevingen naar boven: een thuis bieden aan mezelf, de diepe acceptatie van de jongere in het bestaan, het thuiskomen bij God ... Om dit te verkennen keren we graag terug naar de bron en referentiefiguur van deze spiritualiteit: Don Bosco zelf. Hij heeft zijn spiritualiteit nooit systematisch uitgeschreven maar ze is te vinden in zijn grondhouding, zijn aanpak, zijn brieven en avondwoordjes, zijn dromen. Ze ademt uit al zijn fundamentele levenskeuzes. Wat zou het bieden van een thuis voor Don Bosco op een spiritueel niveau betekend kunnen hebben? Don Bosco’s eigen thuis was niet zomaar een probleemloos nest. Hij verloor zijn vader toen hij twee jaar was en er waren heel wat spanningen met zijn oudere stiefbroer, zoon uit het eerste huwelijk van zijn vader. Een tijdlang is Don Bosco in zijn kindertijd ook elders moeten gaan wonen omdat de situatie onleefbaar werd. Toch is hij erin geslaagd deze kwetsuren veeleer als een bron van kracht en drijfveer te integreren dan als een struikelblok. De krachtige figuur van zijn moeder, haar vertrouwen in God en in haar zoon Giovanni heeft hier ontegensprekelijk een grote rol in gespeeld. Ook andere betekenisvolle volwassenen hebben hier in bijgedragen (Don Calosso de parochiepriester die zijn intelligentie en 3
wilskracht onderkende, Don Cafasso die hem na de besloten seminariewereld het terrein van echte levensnabije pastoraal liet ontdekken...). We leren hieruit dat mensen niet veroordeeld zijn door hun kwetsuren en ze zelfs kunnen aanwenden als krachtbron als anderen hen fundamenteel in het bestaan aanvaarden en in hen geloven. Dit wezensnoodzakelijke vertrouwen in zichzelf en het bestaan hangt nauw samen met het groeien in Godsvertrouwen. Psychologische studies bevestigen dit. Het zou niet ondenkbaar geweest zijn dat Don Bosco zich had laten meevoeren in de atheïstische stromingen tijdens het eenmakingsproces van Italië. Bij Don Bosco zien we ondanks en vanuit deze kwetsuren een diepe Godsverbondenheid groeien en een roeping om onvoorwaardelijk te kiezen voor de vele ‘gekwetste’ jongeren uit zijn tijd. Hij wou hen een thuis bieden in ruime zin: • relationeel: warmte, gezelligheid, vriendschap, interesse... • existentieel: aanvaarding, geloof in hun kunnen, zelfvertrouwen, bevestiging... • spiritueel: hen thuis brengen bij God, groei in geloof, het integreren van het geloof in het handelen... Voor de spiritualiteit van de opvoeder vandaag zitten hier heel wat aanknopingspunten. In de eerste plaats voor zichzelf. Een gefundeerde spiritualiteit vraagt persoonlijk integratie en zelfreflectie. Wat zijn mijn kwetsuren? Kan ik die aanwenden als krachtbron? Wie draagt mij en bevestigt mij zodat ik dit kan? Hoe ervaar ik mijn verbondenheid met God? Hoe kan die groeien? Wat is mijn roeping? Waar spreekt mijn spiritualiteit uit mijn handelen? In de tweede plaats kunnen we dit verbinden met het opvoedend werk. Kan ik jongeren relationeel, existentieel en spiritueel thuis laten komen? Beperk ik me gemakkelijkheidshalve soms niet tot het relationele? Hoe bevestig ik een gekwetste jongere in het bestaan? Hoe leer ik hem te vertrouwen op zichzelf en op het bestaan? Hoe bouw ik ook een spiritueel warm nest waar hij zich geborgen kan weten in Gods hand en van daaruit zin (in de twee betekenissen) in het leven kan vinden? Hoe laat ik jongeren ontdekken waartoe het bestaan hen roept? De salesiaanse spiritualiteit daagt ons uit thuis te komen bij onszelf, in dit bestaan en bij God. Het vraagt ons te leven en te werken vanuit diep vertrouwen. Vanuit deze spiritualiteit van het vertrouwen worden we geroepen om aan jongeren ook deze geborgenheid en dit diep vertrouwen te schenken.
2. EEN SCHOOL BIEDEN
Een school is een plaats om te leren, om zich te ontwikkelen en te groeien. Wat betekent dit voor de spiritualiteit van de opvoeder? Als je je verdiept in het leven van Don Bosco dan merk je dat zijn spiritualiteit gaandeweg gegroeid is en zich verdiept heeft. Je leest tussen de regels dat het voor hem soms hard werken was om zijn temperament en de evangelische uitdagingen met elkaar te verzoenen en tot een persoonlijke en beleefde spiritualiteit te integreren. Heel bewust kiest Don Bosco een leermeester, Franciscus van Sales, die hem uitdaagt om de scherpe kantjes van zijn temperament om te vormen. Don Bosco heeft een eerder hevig, flamboyant karakter. Zijn 4
natuur doet hem soms ondoordacht en ongezouten reageren. Franciscus van Sales is zijn meester in zachtmoedigheid en geduld. Degene die hem leert de jongeren mee te nemen van op de plaats waar zij staan en terug te keren naar hen als hij weer eens in zijn gedrevenheid te ver (en dus alleen) voorop loopt. Hij leert gaandeweg zijn natuurlijke dynamiek aan te wenden in dienst van de jongeren. Het is geen toeval dat juist dit thema vaak het onderwerp vormt van de dromen van Don Bosco: zijn roepingsdroom waar door een zachte aanpak roofdieren, lammetjes worden; de droom van de bergtocht waar Don Bosco teruggaat naar de jongeren die achterblijven... In de Bijbel is de droom vaak de plaats waar God tot de mens spreekt. Een persoonlijke spiritualiteit komt dus niet zomaar uit de lucht vallen, het vraagt een leer-en groeiproces om deze op te bouwen. Het gaat daarbij niet alleen om het verwerven van een attitude (innerlijkheid). Even belangrijk is het omzetten daarvan in de praktijk en het aanleren en inoefenen van de vaardigheden die dat vraagt. Ieder kan daarin zijn eigen leermeester(s) zoeken en de evangelische uitdagingen op een persoonlijke manier proberen te integreren. Uit de omgang van Don Bosco met jongeren leren we ook nog belangrijke dingen over het verwerven van deze spiritualiteit. Spiritualiteit is geen kwestie van ‘moeten’ of ‘dwang’ maar altijd één van uitnodigen, van zien wat in de ander in potentie aanwezig is (ook als deze dat zelf nog niet ziet), van geloven in, van perspectief verbreden... Mensen groeien niet door hen te wijzen op hun tekorten of door hen te forceren (gras groeit niet door er aan te trekken). Mensen groeien door het krijgen van warmte en licht. Doordat anderen geloven in wat in hen ontvouwd kan worden en hen durven uitdagen om dat ook te doen. Een eigen spiritualiteit verwerven doe je dus ook niet op je eentje. Je hebt daarvoor anderen nodig. Al te gemakkelijk wordt onze spirituele dimensie naar de privé-sfeer verwezen terwijl we elkaar juist nodig hebben om hierin levenslang te groeien en te leren. Door zelf deze weg van groei en ontwikkeling te gaan wordt je spiritualiteit ook vruchtbaar voor de jongeren in je opvoedingswerk. Daniël Federspiel, een franse salesiaan, publiceerde hierover een boeiend artikel ‘Opvoeding een weg naar God’. Hij schrijft daarin: “Opvoeden komt neer op het toerusten van de ander om zijn geboortegrond te verlaten en steeds verdere horizonten te verkennen...Vanuit ervaring weet de opvoeder dat de af te leggen weg heel wat beproeving inhoudt en dat de toekomst zich aandient met succeservaringen maar ook met mislukkingen. En toch zegt hij aan het begin van de weg vanuit zijn ingesteldheid aan de ander: ‘Ik geloof in jou. Ik geloof dat jij in staat bent de weg te gaan die de jouwe is. Ik geloof in jou omdat ik geleerd hebt te geloven in elke mens sinds ik besef dat God ook in mij gelooft’.” Vanuit diepe acceptatie en geloof worden jongeren uitgedaagd zich te wagen, het vertrouwde achter te laten en te groeien. De opvoeder is hierbij een tochtgenoot en gids die een eind meegaat. Federspiel noemt deze relatie ook heel bewust een ‘eindige relatie’. Van bij het begin is deze relatie ook gericht op het kunnen loslaten van de jongere eens die op eigen kracht verder kan gaan. Voor Federspiel is dit kunnen loslaten een teken van diepmenselijk maturiteit en een gezonde spiritualiteit. Een spiritualiteit die het opvoedingswerk voedt en oriënteert en die op haar beurt gevoed en georiënteerd wordt door het opvoedingswerk. Door de confrontatie met de autonomie (en het anders-zijn) van 5
de jongere en het appél deze autonomie ontplooiingskansen te geven, leer ik de jongere op het juiste moment los te laten. Het is als in het Emmaüsverhaal. Jezus gaat er op weg met een paar leerlingen (weg van Jeruzalem) en verheldert hun vragen. Als hij voor hen het brood breekt en het inzicht in hen tenvolle doorbreekt, verdwijnt Jezus uit hun gezichtsveld. Zij kunnen op eigen kracht op weg gaan naar Jeruzalem.
3. EEN SPEELPLAATS BIEDEN
Spiritualiteit en ‘speelplaats’ zal men spontaan niet zomaar aan elkaar linken. Wat heeft spel en ontspanning te maken met de dragende grond van ons bestaan? Maar wie stilstaat bij Don Bosco merkt dat hij deze juist heel sterk met elkaar verbonden heeft. Eén van de mooiste getuigenissen hiervan lezen we in de Rome-brieven. Aan het einde van zijn leven dicteerde Don Bosco vanuit Rome een brief voor de jongeren in het Oratorio van Valdocco (wat later werd er een aparte, langere versie ervan opgesteld voor de salesianen-opvoeders). Concrete aanleiding was het mislopen van een aantal zaken in het Oratorio (diefstal, vandalisme, wanorde, gebrek aan vertrouwen...) en in zijn brief reflecteert Don Bosco over de diepere oorzaken van deze mistoestanden. Voor ons leest deze brief als een geestelijk testament van Don Bosco waarin een aantal fundamentele krachtlijnen van de salesiaanse spiritualiteit en de daaruit voortvloeiende opvoedingsaanpak neergeschreven zijn. Opvallend is dat Don Bosco het daarbij niet heeft over het gedrag in de klas, werkplaats, slaapzaal of refter en ook niet over de tijd die men doorbrengt in de kapel maar focust op de speelplaats! Daar klopt voor hem het hart van het oratorio. Voor Don Bosco zijn de recreatieve momenten de momenten bij uitstek om jongeren te ontmoeten, een band met hen op te bouwen en vertrouwen wortel te laten schieten. Het gaat daarbij om meer dan pedagogische bekommernissen en het voorkomen van problemen. Fundamenteel gaat het bij hem altijd om wat hij zonder aarzelen ‘de ziel’ van de jongere noemde. Het ‘ontmoeten’ van de ander is zowel voor de jongere als voor de opvoeder in zekere zin een ontmoeting met God. Meer nog dan op andere momenten ziet Don Bosco in de recreatie de mogelijkheid tot zo’n levengevende ontmoeting. De kwaliteit en de spirituele diepgang van de salesiaanse opvoeders meet hij daarom niet af aan de tijd die zij in de kapel doorbrengen maar aan de kwaliteit van hun aanwezigheid op de speelplaats. In salesiaanse kringen hoort men wel eens zeggen ‘onze kapel is de speelplaats’. Zonder dit te letterlijk te nemen, wijst dit op een heel eigen fundament van de salesiaanse spiritualiteit. Jean Marie Peticlerc verwoordt het op zijn manier in een artikel over het preventief systeem: “Het verschil tussen de salesianen en de religieuzen van andere congregaties die een bezinningsdag voor jongeren leiden, bestaat hierin dat voor de salesianen het spel op de speelplaats een onderdeel van het programma is, terwijl dat voor de anderen alleen de betekenis van een pauze heeft en het programma los daarvan georganiseerd is.” Wat voor salesiaanse religieuzen gezegd wordt, kan zonder meer opengetrokken worden naar allen die zich vanuit de salesiaanse spirit inzetten voor jongeren. Er zit een warm pleidooi in voor de herwaardering van de recreatieve momenten als een plek vol leerkansen en als spirituele werkplaats. 6
Waarom juist speelplaats en spiritualiteit zo sterk verbonden zijn in de salesiaanse traditie heeft nog een tweede reden. Soms dreigen we wel eens te vergeten dat de evangelische boodschap in wezen een heel ‘feestelijke’ blijde boodschap is. Het vreugde volle, gratuite, spontaan beleefde van het geloof is nauw verwant met het ‘spelen’. In vieringen en bezinningen overheerst vooral het woord en is ons lichaam minimaal betrokken in het gebeuren. Nochtans kunnen in beleven en uitdrukken van de geloofsdimensie juist andere expressievormen sterker en doordringender zijn dan het woord. Je kan het vergelijken met het salesiaanse opvoedingsproject. Het is uitgeschreven in een boekje van een honderdtal pagina’s maar de uitstraling, uitdaging en belevingsdimensie die er van uitgaat wordt op een sterkere manier ervaren als men het kunstwerk bekijkt dat Koen Lemmens over het opvoedingsproject creëerde. Een collega vertelde hoezeer hij onder de indruk kwam van de liturgie die hij meemaakt in Opgrimbie tijdens een retraite. De zusters bewogen er zich vrij en speels tijdens de overigens strakke liturgie om ook fysiek zichzelf en hun gebed uit te drukken. Zo uitnodigend dat je je er zelf stilaan wat in waagde om te bidden met heel je lichaam. Iets van de vreugde te bestaan en het zich intens verbonden voelen met God ervaar ik trouwens heel vaak als ik tijdens een duurloop velden en bossen doorkruis. Een grotere en mooiere kapel kan ik me niet voorstellen. Het is dus zeker geen toeval dat Don Bosco zijn spiritualiteit zo sterk verbindt met de speelplaats en hoe jongeren en opvoeders daar samenzijn. Voor de opvoeder bevat dit velerlei uitdagingen: tijd maken om bij jongeren te zijn in het spel. Dit zo doen dat dit spelen een levengevende ontmoeting wordt voor de jongere en zo ook voor hemzelf. Het recreatieve en speelse ook ruimte geven in zijn eigen bestaan en dit durven verbinden met het geloven. Geloven voorleven als ‘vreugdevol’ en ‘speels’ en ruimte maken om dit op andere manieren tot uitdrukking te brengen dan door het woord. Het kan heel bevrijdend zijn om de fundamenten van het bestaan speels en niet bezwaard door ernst te benaderen. Begon ook Jezus zijn openbaar leven niet op een bruiloft? Gaf dat geen overvloed (zes kruiken wijn...) aan leven?
4. EEN PAROCHIE BIEDEN
Don Bosco was priester met hart en ziel. Hij wist zich vanuit de geest van zijn tijd en het toenmalige priesterbeeld verantwoordelijk voor de hem toevertrouwde kudde. Onder zijn herderlijke zorg moest deze de veilige stal terugvinden. Niet alleen zijn catechetische aanpak van de jongeren maar heel zijn engagement voor hen in al zijn dimensies en verscheidenheid vertrekt vanuit dit perspectief en vindt er zijn finaliteit. Enerzijds kunnen we de manier waarop Don Bosco aan geloofsopvoeding deed in deze tijd niet meer hanteren (retraites, preken, novenen, grootse Mariavieringen, oefening van de goede dood...). Anderzijds kan Don Bosco inspirerend blijven voor het werken aan geloofsopvoeding vandaag. Vanuit zijn visie op integrale opvoeding benaderde hij de jongeren met de pedagogische principes die hem dierbaar waren: assisterend, groeibevorderend, nabij, preventief, met warmte én met duidelijke grenzen, met ruimte 7
voor verantwoordelijkheid voor de jongeren zelf. Daarin was Don Bosco vernieuwend voor zijn tijd (In ‘tastend naar de verte’, een werkboek uitgegeven door de Centrale Pastorale Animatiegroep van de salesianen, heeft men deze principes op een heldere manier vertaald naar de hedendaagse pastoraal). Een parochie bieden, aan geloofsopvoeding doen is niet evident. We zijn vooral zoekers geworden (meer dan vinders). We werken met fragmenten van antwoorden maar ervaren zelf de frustratie van het fragmentaire daarvan. Het weerbarstige van het geloof steekt vaak scherp af tegen het levensgevoel en de trends van deze tijd. We vermoeden wel dat er ook nu een brug gelegd kan worden tussen deze tijd met haar eigen rijkdom en kansen en de evangelische blijde boodschap. Toch krijgen we die brug voorlopig niet echt in elkaar gepuzzeld en lijken een aantal fundamentele bouwstenen daarvoor ons tot nog toe te ontglippen. Don Bosco kan ons in deze zoektocht inspireren. Uit zijn aanpak lichten we drie specifieke krachtlijnen op. Zij kunnen ons in ons huidig worstelen met de thematiek van geloofsopvoeding bij jongeren misschien een houvast bieden. De eerste krachtlijn is die van het narratieve. Don Bosco was een begenadigd verteller en gebruikte verhalen als catechetische hefboom. In dit opzicht staat hij natuurlijk niet ver van de bijbelse verhalende traditie en van Jezus zelf als verteller van verhalen. Het lijkt wel of de catechese in deze tijd stilaan de kracht van verhalen om het onzegbare toch onder woorden te brengen en te laten beleven, herontdekt (denk maar aan bibliodrama of de verhalencyclus in het reeds vermelde boek ‘Tastend naar de verte’ ). We moeten weer vertellers worden en in het huidige media-tijdperk daarbij dankbaar gebruik maken van beelden. De tweede krachtlijn is de nadruk die Don Bosco legde op de sacramenten van eucharistie en biecht. Zonder hier de ruimte te hebben om uitvoeriger op de specificiteit van deze sacramenten in te gaan, wijst dit op de openheid voor het sacrale, de rituelen en symboliek. Ook hierin is de honger van deze tijd groot. Het is een hele uitdaging om deze zin voor het sacrale in woord, ritueel en symboliek terug te integreren in ons geloofsaanbod. Te vaak is ons omgaan met geloof zeer verbaal en teveel vanuit het hoofd terwijl het juist om dimensies gaat die taal en intellect overstijgen. Een derde krachtlijn is de persoon van Don Bosco zelf. Geen enkele catechetische aanpak werkt als hij niet gedragen is vanuit de persoonlijke uitstraling en het getuigenis van de opvoeder. Don Bosco had charisma. Hij gebruikte dit niet om naar zichzelf te wijzen maar om Gods aanwezigheid handen en voeten te geven. Als opvoeder in deze tijd is dit zonder meer de grootste uitdaging: een mens worden die handen en voeten geeft aan Gods aanwezigheid. Het geloof voelbaar maken en het, voorbij de religieuze schaamte, in alle kwetsbaarheid ook durven benoemen. Wie de spirituele dimensie in zichzelf onontgonnen laat, doet zichzelf te kort maar ook de jongeren die hem of haar zijn toevertrouwd. Opvoeden is niet vrijblijvend. Bewust en onbewust communiceren wij aan jongeren hoe wij in het leven staan, wat ons voedt en beweegt, hoe wij ons verhouden tot wat ons overstijgt. We moeten daar niet eens het 8
woord God voor in de mond te nemen (al zouden we dat misschien wel net iets vaker mogen doen). Jongeren graag zien, daagt je dus uit je in je eigen spiritualiteit te verdiepen, je te confronteren met het evangelie en terug te keren naar de bron.
5. INTEGRATIE VAN THUIS, SCHOOL, SPIRITUALITEIT VAN DE OPVOEDER
SPEELPLAATS
EN
PAROCHIE
IN
DE
In wat voorafgaat hebben we ons telkens geconcentreerd op één van de oratoriocriteria. We hebben ons daarbij iedere keer afgevraagd wat dit criterium ons kon leren over de opvoedersspiritualiteit. In dit laatste deel willen we de vier verschillende criteria terug samen brengen omdat zij in de praktijk ook samen horen en elkaar oproepen. De kracht van het oratoriumprincipe ligt immers niet in één van de criteria of hun aparte betekenis maar juist in het samenspel en de integratie van de vier dimensies ervan. In mezelf als opvoeder kan ik deze vier dimensies terug vinden en ze kunnen me helpen mijn persoonlijke - salesiaanse - spiritualiteit te laten ontluiken en gaandeweg tot bloei te brengen.
Thuis Als mens heb ik nood aan een eigen plaats, een thuis. Een plaats waar ik gekend en aanvaard en graag gezien ben. Tijd maken voor dit nest en voor vrienden die me geborgenheid bieden is fundamenteel om een gezonde spiritualiteit te ontwikkelen. Ook oog hebben voor het ouderlijke nest waar ik uit voortkom en gaandeweg inzicht krijgen hoe ik dat nest nog steeds in me meedraag (in zijn rijkdom en zijn kwetsuren) voedt mijn spiritualiteit. Een plant die zijn wortels niet (er)kent, komt niet tot bloei. Daarnaast is er ook nog zoiets als een spirituele thuis. Een plek, een gemeenschap, waar ik mijn spiritueel zoeken, mijn geloof en twijfel veilig kan benoemen en delen. Als kinderen van onze tijd zijn we op dit vlak vaak thuisloos. Innerlijke, spirituele ontplooiing vergt dat je op zoek gaat naar een spirituele thuis en die ook aan anderen durft te bieden.
School Mijn verlangen te groeien en te leren in de school van het leven is nooit af. Doorheen de verschillende levensfases komen nieuwe opgaven op me af en word ik uitgedaagd het oude los te laten en het onbekende te verkennen. Door de thuis die anderen me schenken, voel ik me veilig genoeg om dit te wagen. Door een thuis te zijn voor anderen geef ik hen op mijn beurt leerkansen. Vele dingen leer ik spontaan uit mijn ervaring. Toch wordt dit leren veel vruchtbaarder en ingrijpender als ik er bewust tijd voor maak, blijf stilstaan bij mijn ervaringen en ze toets aan inzichten van anderen uit de traditie of uit deze tijd. In onze cultuur heeft de idee van ‘levenslang leren’ intussen wel bestaansrecht verworven. Alleen beperkt men vaak de terreinen waarop dat leren slaat. De spirituele groei en zeker het groeien in het geloof maken daar zelden deel van uit. Voor velen stopt de geloofsinitiatie en daarmee ook meestal de hele spirituele ontwikkeling op 12-jarige 9
leeftijd met de ‘plechtige communie’. Van het oratoriumprincipe gaat een krachtige stimulans uit om ook deze dimensie van het mens-zijn te blijven ontplooien.
Speelplaats Heel eigen aan de salesiaanse spiritualiteit is de centrale plaats voor het speelse. Het is een plaats waar het ‘thuis’ komen en ‘leren’ hand in hand gaan met het vreugdevolle, feestelijke en er glans door krijgen. Het roept het beeld op van de paradijstuin waar de dingen hun plaats vinden en ongedwongen kunnen groeien. Wie in zichzelf de speelse dimensie en het feestelijke genieten bewaart en ruimte geeft, beschermt zichzelf tegen ‘verzuring’ en overtrokken ernst. Die geeft spontaan ook meer adem en- leefruimte aan anderen. De vreugde in het speelse is ook een wat vergeten en verwaarloosde toegangsweg tot onze eigen spiritualiteit. Anselm Grün spreekt in dit verband over ‘de weg van de vreugde’. Soms lijkt onze spiritualiteit op een geheime tuin die helemaal omgeven is door dichtgegroeide hagen waar we niet doorheen lijken te raken. Wie stilstaat bij wat hem in zijn kindertijd vreugde gaf, waar hij zich goed en ‘heel’ voelde, staat soms plots voor het gat in de heg waardoor je de geheime tuin opnieuw kan betreden.
Parochie We worstelen allemaal met de zinvragen van het bestaan. Het waarom en waartoe van ons bestaan en van de dingen die ons overkomen, bepalen, al dan niet bewust, ons doen en laten. Vaak worden die vragen pas scherp in de confrontatie met de donkere en pijnlijke kanten van ons leven en vaak lijken antwoorden dan veraf en betekenisloos. Toch noemt Anselm Grün ook hier een toegangsweg tot de eigen spiritualiteit: de weg van de steen. In het Oud-testamentische verhaal waarin Jakob vecht met een engel struikelt Jakob over een steen en raakt daarbij gekwetst. De volgende ochtend maakt Jakob van deze steen een heiligdom want “op deze plek heb ik God ontmoet”. Het verhaal leert ons dat de steen waarover we struikelen ook de plaats kan zijn waar we God ontmoeten. Waar ik met lege handen sta en alles moet loslaten, ervaar ik soms onverwacht een diepe gedragenheid en aanwezigheid. Stilstaan bij wat ons doet struikelen kan ons dus vreemd genoeg op weg zetten om onze eigen spiritualiteit te ontdekken. Toch willen we hier ook beklemtonen dat dit niet de enige weg hoeft te zijn. We hebben ook al de weg van de vreugde genoemd. Misschien kan daarnaast ook ontmoeting en wie weet zelfs volharding een plek zijn waar je je eigen spiritualiteit ontdekt? Het belangrijkste is op weg en op zoek willen gaan, omwille van jezelf en omwille van de jongeren van wie je als opvoeder tochtgenoot wil zijn. Jongeren op het spoor brengen van hun diepste vragen en verlangens, hun innerlijke spirituele tuin tot ontluiken brengen kan alleen als je zelf die innerlijke tuin ontgonnen hebt. In het zoeken naar en integreren van een salesiaanse opvoedersspiritualiteit kan ik heel wat inspiratie vinden in het oratoriumcriterium. Mezelf en anderen een thuis, school, speelplaats en parochie bieden, zet me hierin op weg en toont dat ik hiervoor niet nodeloos ver hoef te gaan zoeken. Spiritualiteit zweeft niet ergens boven mijn leven en inzet maar zit erin verweven.
10
Doordat de verschillende dimensies van het oratoriumcriterium samen horen en elkaar oproepen, helpen ze me om schijnbaar tegengestelde dimensies in mijn bestaan samen te houden en te integreren: werk en ontspanning, kapel en speelplaats, stilte en drukte, alleen en samen, ernst en humor... Ze fungeren als een kompas om me tussen die uitersten te bewegen en tijdig bij te sturen zodat geen van de polen teveel gewicht krijgt of verwaarloosd raakt. Als ik mezelf voorbij loop in de ernst van het werk en ik mijn zegeningen niet meer tel maar enkel zie wat me bezwaart, als ik in de sleur en routine blijf steken en in het grijze geen kleur meer breng ... kan dit kompas me terug in balans brengen.
11