Slokdarmresectie met buismaagreconstructie bij slokdarmkanker
Deze folder geeft u informatie over de operatieve behandeling van slokdarmkanker: de slokdarmresectie met buismaagreconstructie. Algemene informatie over slokdarmkanker, de klachten, oorzaken, onderzoeken en mogelijke behandelingen leest u in de folder ‘Slokdarmkanker’ van het KWF. Het is goed u te realiseren dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan in deze folder beschreven is.
De slokdarm De slokdarm (oesofagus) is een gespierde buis van ongeveer 25-30 centimeter die de mond-keelholte verbindt met de maag. Het grootste gedeelte ligt achterin de borstholte tegen de wervelkolom. In de borstholte tussen beide longen bevinden zich naast de slokdarm andere belangrijke organen zoals de luchtpijp met zijn vertakkingen naar beide longen, het hart en de grote bloedvaten. De slokdarm dient voor het transport van voedsel van de mond naar de maag. Na het doorslikken van voedsel zorgt de beweging van de slokdarm voor geleidelijke passage van het voedsel. Door de ligging achter de luchtpijp en het hart is de slokdarm lastig te onderzoeken en kan alleen door röntgenfoto’s of endoscopie in beeld worden gebracht.
Behandeling van slokdarmkanker Als er geen uitzaaiingen zijn, is de behandeling gericht op genezing (curatieve behandeling). Het operatief verwijderen van de slokdarmtumor via een buismaagreconstructie is dan de eerste keuze. Deze operatieve behandeling wordt altijd gecombineerd met radiotherapie en chemotherapie. Als uw conditie een operatie niet toelaat of als er bijkomende aandoeningen zijn die het risico op complicaties verhogen, wordt de voorkeur gegeven voor bijvoorbeeld alleen radiotherapie. Ook bij kanker in het bovenste gedeelte van de slokdarm wordt meestal gekozen voor radiotherapie, soms gecombineerd met chemotherapie. Ook dan is de behandeling gericht op genezing.
Patiënteninformatie wordt met de grootste zorg samengesteld. Het betreft algemene informatie. U kunt aan deze uitgave geen rechten ontlenen. © Gelre ziekenhuizen www.gelreziekenhuizen.nl
Als er sprake is van uitzaaiingen is een curatieve behandeling niet mogelijk. De behandeling zal dan gericht zijn op het verlichten van de klachten (palliatieve behandeling). Dit kan met radiotherapie, chemotherapie of het plaatsen van een buisje door de tumor (stent). Deze folder gaat over de buismaagoperatie, over de andere behandelvormen krijgt u aparte informatie als dat voor u van toepassing is.
Oncologie | ONCO-544.2 | 28 mei 2013 | pagina 1/6
Buismaagoperatie Bij een buismaagoperatie wordt de slokdarm en het bovenste gedeelte van de maag (de binnenbocht) met een deel van het omringende weefsel en de lymfeklieren verwijderd. Vaak gebeurt dit via de buikholte. Soms wordt ook de borstholte geopend als de tumor in de buurt van de luchtpijp ligt. De ingreep kan vaak met behulp van een kijkoperatie verricht worden zodat uw borstkas gesloten blijft. Er worden dan enkele sneetjes gemaakt tussen de ribben aan de rugzijde zodat u sneller kunt herstellen. De lymfeklieren die aan de slokdarmkanker grenzen worden ook verwijderd. Samen met het begin van de maag wordt de slokdarm tot het halsdeel verwijderd. In de hals maakt de chirurg ook een opening, meestal aan de rechterzijde. Nadat de slokdarm met daarin de tumor is verwijderd, wordt het overgebleven gedeelte van de slokdarm (het halsgedeelte) weer met de maag verbonden. Meestal wordt van de resterende maag een buis gemaakt, de buismaag, die in de hals aan de slokdarm wordt gehecht. Als dit niet mogelijk is wordt er een nieuwe verbinding gemaakt met behulp van een stuk dikke darm. Na de operatie wordt u gevoed met sondevoeding via een slang rechtstreeks in de darm door de buikwand. Dit is nodig om de nieuwe aansluiting van de buismaag in uw hals goed te laten genezen. Na verloop van tijd mag u water drinken en wordt als alles goed gaat, de voeding geleidelijk uitgebreid. De diëtist zal u bijstaan met adviezen.
Optimale zorg voor de operatie Intensieve patientenvoorlichting • • •
Goede voorlichting voor de operatie is belangrijk. U bent minder angstig als u weet wat u te wachten staat. Wanneer u op de wachtlijst staat voor de operatie, krijgt u een afspraak voor een gesprek met de anesthesioloog voor de pre-operatieve screening. De anesthesioloog beoordeelt het risico van de anesthesie (narcose). De anesthesioloog vraagt, als dat nodig is, aanvullend onderzoek aan om uw long- en hartfunctie in kaart te brengen, zoals bloed prikken, een hartfilmpje of een consult(bezoek) bij de cardioloog, de longarts of de internist.
Oncologie | ONCO-544.2 | 28 mei 2013 | pagina 2/6
•
U kunt vragen stellen over de anesthesie en de pijnbestrijding tijdens en na de operatie. U heeft een gesprek met een verpleegkundige, die de gang van zaken rondom de operatie toelicht.
Bijvoeding Wanneer u in de periode voor de operatie meer dan 10% bent afgevallen, krijgt u een afspraak met de diëtist. Uit onderzoek is gebleken dat het zinvol is om patienten die in een slechte voedingstoestand zijn, tien dagen voor de operatie optimaal te laten eten. De dietist overlegt met u op welke manier u de voeding zo optimaal mogelijk kunt gebruiken. Vaak is daar speciale bijvoeding voor nodig.
De dag voor de operatie Voeding U mag de dag vóór de opname gewoon eten en drinken. Het is belangrijk dat u de dag voor de operatie minstens anderhalve liter drinkt. Lees zorgvuldig de instructie in de brochure ‘Pre-operatieve screening en anesthesie’ door zodat u weet hoe lang u van tevoren moet stoppen met eten en drinken en welke andere voorbereidingen u moet treffen. PreOp drankje U krijgt van de verpleegkundige op de afdeling de dag voor de opname zes pakjes preOp mee. De avond voor de operatie drinkt u vier pakjes en de ochtend van de operatie twee pakjes. PreOp is een helder drankje met citroensmaak dat voornamelijk bestaat uit suikers. Uit onderzoek is gebleken dat het drinken van preOp een positief effect heeft op het herstel na de operatie. Wordt u al vroeg geopereerd? Dan is het belangrijk beide pakjes al vroeg te drinken. U mag vanaf twee uur voor de operatie niets meer drinken, dus ook geen preOp. Bent u diabetes patiënt? Dan is preOp niet geschikt voor u. Slaap- en kalmeringstabletten Slaap- en kalmeringstabletten worden niet meer standaard gegeven voor de operatie. De kans dat u na de operatie nog suf bent van de slaap- of kalmeringstabletten is namelijk erg groot als u niet gewend bent deze in te nemen. En bij sufheid is het moeilijk na de operatie het herstel in gang te zetten met bewegen. Wanneer u dagelijks een slaap- of kalmeringstablet gebruikt, mag u deze blijven nemen. Sufheid komt veel minder voor wanneer u deze tabletten gewend bent te gebruiken. Bent u erg nerveus voor de operatie? Overleg dan met de anesthesioloog dat hij/zij toch een slaap-/kalmeringstablet voorschrijft. Patiënteninformatie wordt met de grootste zorg samengesteld. Het betreft algemene informatie. U kunt aan deze uitgave geen rechten ontlenen. © Gelre ziekenhuizen www.gelreziekenhuizen.nl
De dag van de operatie De opname vindt plaats op de dag van de operatie. Bureau opname geeft aan u door op welke datum u wordt opgenomen en op welke afdeling.
Oncologie | ONCO-544.2 | 28 mei 2013 | pagina 3/6
Pijnbestrijding Voor de operatie krijgt u een ruggenprik. Een klein dun slangetje (epiduraal katheter) wordt dan ingebracht en maakt het mogelijk op de plaats van de operatie de pijn maximaal te bestrijden. Door deze plaatselijke verdoving, is er daarnaast veel minder morfine nodig. Bijwerkingen van morfine zoals sufheid en het stil vallen van de darmwerking komen daarom veel minder voor. Door deze epidurale katheter voelt u niet of u moet plassen. Daarom krijgt u tijdens de operatie ook een blaaskatheter ingebracht. Twee tot drie dagen na de operatie wordt de epidurale katheter verwijderd en ook de blaaskatheter. Naast de epidurale katheter krijgt u ook vier maal per dag een zetpil paracetamol. Het is belangrijk deze pijnstillers te nemen, ook als u geen pijn heeft. Een goede pijnbetrijding is van groot belang voor het herstel. Anesthesie De epidurale katheter zorgt voor een plaatselijke verdoving.Daarnaast krijgt u algehele anesthesie (narcose). De algehele anesthesie is zo afgestemd dat u niets merkt van de operatie en na het beeindigen van de operatie weer bij bewustzijn komt. Sonde, katheters en drains Na de operatie heeft u een maagsonde, een zuurstofslangetje in de neus, een infuus voor het toedienen van vocht, een epiduraal katheter en een blaaskatheter. Aangezien u de eerste tijd onvoldoende voedingsstoffen binnen krijgt, is het belangrijk dat u op een andere manier voeding krijgt. Vandaar dat er tijdens de operatie al een sonde bij u in de buik is ingebracht, een jejunostomiekatheter. Deze jejunostomiekatheter zit in de dunne darm (het jejunum) gehecht. Na de operatie gaat u in principe voor één nacht naar de intensive care afdeling. Eten en drinken U mag de eerste tijd niet eten of drinken. De arts spreekt met u af wanneer u weer een slokje water mag drinken en op geleide van hoe het gaat wordt dit geleidelijk uitgebreid. Bewegen Bewegen is niet alleen belangrijk om trombose te voorkomen, maar ook om verlies van spierkracht tegen te gaan. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat rechtop zitten beter is voor de ademhaling. Luchtweginfecties komen daardoor minder voor en de zuurstofvoorziening naar de wond is beter, hetgeen gunstig is voor de genezing. Na de operatie wordt zo snel mogelijk gestart met de mobilisatie.
De dagen na de operatie Pijnbestrijding De epidurale katheter wordt meestal de derde dag na de operatie verwijderd. De paracetamol zetpillen blijven als extra pijnstilling gehandhaafd. Zo nodig wordt na het stoppen van de epidurale katheter nog extra pijnstilling afgesproken. Uiteraard verschilt de mate van pijn van persoon tot persoon. Oncologie | ONCO-544.2 | 28 mei 2013 | pagina 4/6
Eten en drinken Op de dag van de operatie en de dagen daarna mag u niet eten en drinken. U wordt wel gevoed met sondevoeding. U wordt bij het eten en drinken begeleid door de dietist. Zie de folder ‘Voedingsadviezen na slokdarmresectie met buismaagreconstructie’. De meeste patienten hebben na ontslag nog enige tijd ’s nachts sondevoeding nodig. Ook na ontslag heeft u daarom regelmatig contact met de dietist. Bewegen De dagen na de operatie moet u proberen zoveel mogelijk uit bed te zijn en als het lukt een kleine wandeling over de afdeling te maken. Uiteraard is een goede pijnbestrijding van groot belang voor de mobilisatie. Geef duidelijk aan wanneer pijn u belemmert uit bed te komen. Wanneer u niet in staat bent uit bed te komen, probeer dan zoveel mogelijk rechtop in bed te zitten. De gemiddelde opname duur is 10 tot 15 dagen.
Optimale zorg na ontslag Ontslag U mag naar huis wanneer tenminste aan de volgende voorwaarden is voldaan: • U voelt dat u in staat bent om naar huis te gaan. • U heeft een goede pijnbestrijding met paracetamol. • U bent geïnstrueerd voor de verzorging van de jejunostomie. • Bij sondevoeding thuis, moet de pomp en voeding geregeld zijn Uiteraard wordt de definitieve beslissing of u naar huis mag, genomen door de chirurg. Het kan zijn dat er thuiszorg geregeld moet worden, als u naar huis gaat met sondevoeding. Dit gebeurt in overleg met u. U kunt uw activiteiten weer uitbreiden, afhankelijk van uw herstel. Zware lichamelijke inspanning kunt u in deze fase beter vermijden.
Patiënteninformatie wordt met de grootste zorg samengesteld. Het betreft algemene informatie. U kunt aan deze uitgave geen rechten ontlenen. © Gelre ziekenhuizen www.gelreziekenhuizen.nl
Mogelijke complicaties Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo is ook bij een slokdarmoperatie de normale kans op complicaties aanwezig, zoals nabloeding, trombose of longontsteking. Daarnaast zijn er nog specifieke complicaties mogelijk: • Wondinfectie; een ontsteking van de huid op de plaats van de hechtingen. De symptomen zijn roodheid van de huid of lekken van wondvocht. • Naadlekkage: een lek op de plaats waar de nieuwe verbinding is gemaakt tussen het bovenste gedeelte van de slokdarm en de maag. Het eten lekt weg en kan voor toenemende pijnklachten zorgen. Wanneer er sprake is van een naadlekkage is het vaak nodig om opnieuw te opereren. • Heesheid: een van de zenuwen naar de stembanden loopt in de hals in het gebied waar de aansluiting wordt gemaakt. Deze zenuw kan beschadigd raken (tijdelijk, dan wel volledig) waardoor heesheid kan optreden. • Slikklachten: de eerste weken na uw operatie kan het slikken en het passeren van voeding en drinkvocht moeilijk zijn. Soms voelt u een belemmering in het gebied Oncologie | ONCO-544.2 | 28 mei 2013 | pagina 5/6
rond de halsnaad. Dit heeft te maken met het herstel. Langzaam aan zal het eten en drinken beter gaan en zult u in principe alles kunnen eten en drinken. Treedt na ongeveer 6 weken geen verbetering op van deze klachten, voelt u toenemend pijn bij het doorslikken of kunt u het eten niet goed meer doorslikken? Dan kan er sprake zijn van een vernauwing van de buismaag door littekenweefsel. Mogelijk zijn deze klachten met een behandeling te verhelpen.
Contact opnemen en vragen Heeft u nog vragen? Stel ze gerust aan uw behandelend arts. Neem contact op met de dienstdoende chirurg wanneer uw toestand thuis na enkele dagen achteruit gaat, bijvoorbeeld door: • pijnklachten • afvallen • aanhoudende slikklachten • bij koorts boven de 38ºC
Bereikbaarheid Tot aan de eerste controle afspraak neemt u contact op met de polikliniek Chirurgie of buiten kantooruren met de Spoedeisende Hulp: Gelre ziekenhuizen Apeldoorn • maandag t/m vrijdag 8.30 - 16.30 uur • tel: 055 - 581 81 20 • Spoedeisende Hulp via tel: 055- 581 81 81 • www.gelreziekenhuizen.nl/chirurgie-Apeldoorn Gelre ziekenhuizen Zutphen • maandag t/m vrijdag 8.30 - 16.30 uur • tel: 0575 - 592 818 • Spoedeisende Hulp via tel: 0575- 592 592 • www.gelreziekenhuizen.nl/chirurgie-Zutphen
Oncologie | ONCO-544.2 | 28 mei 2013 | pagina 6/6