De Russisch-orthodoxe kerk: ontstaan en ontwikkeling –1– „Officieel” vond de scheiding van het christendom in katholicisme en orthodoxie plaats in het jaar 1054. Maar de oorzaken van het schisma ontstonden binnen de christelijke gemeenschap al veel eerder, in het jaar 395, toen het Romeinse Rijk bestuurlijk werd verdeeld in het Oost- en Westromeinse Rijk. Al in de vijfde eeuw verdwenen de administratieve contacten tussen de twee religieuze centra, Rome en Constantinopel en verdiepten zich de verschillen in dogmatiek, organisatie en uitvoering van plechtigheden. In de elfde eeuw verklaarde de bisschop van Rome, de paus, dat aan hem de juridische macht over alle christelijke gemeenschappen in de wereld toebehoorde. De meerderheid van de kerken in de oosterse landen verwierp met minachting de pretenties van deze paus. Zij erkenden alleen de algemene macht van de Oecumenische Raad, zij hielden hun liturgie in de nationale talen en niet in het Latijn en bewaarden de tradities van het vroege christendom. De christenen die het besluit van de paus van Rome steunden werden katholieken genoemd. Zij introduceerden een nieuw dogmatisch geloof en hun eigen rituelen. Maar evenals de katholieke leer gaat de orthodoxie ervan uit dat voor de verlossing van de mens de geestelijkheid noodzakelijk is. Een grote betekenis in zowel de orthodoxie als het katholicisme heeft de heiligencultus, de verering van heilige krachten, het gebed via iconen. In de orthodoxie ontbreekt een kerkelijk centrum, plaatselijke of regionale kerken zijn zelfstandig (autocefaal). De plaatselijke kerk wordt geleid door de voorganger die de titel patriarch, metropoliet of aartsbisschop kan hebben. Alle besluiten van de autocefale kerken worden genomen tijdens synodes. In de Russisch-orthodoxe kerk is de Heilige Synode het hoogste orgaan van de synoden. Zowel thuis als in de kerk bidt de orthodoxe gelovige staand, buigt de knieën en slaat kruizen. De voornaamste eredienst in de kerk, de liturgie, omvat gebeden, het lezen in de Bijbel en het belangrijkste kerkelijke sacrament, de eucharistie of heilige communie. De liturgie in de orthodoxe kerk wordt begeleid door rituelen die inwerken op de zintuigen: mooie zang zonder muzikale begeleiding werkt op het gehoor, smakelijk heilig brood en wijn (bijvoorbeeld kagor), prikkelen de smaak en het branden van wierook heeft invloed op het reukorgaan. De door de orthodoxe kerken vastge13
DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK: ONTSTAAN EN ONTWIKKELING
stelde feestdagen zijn de fundamentele momenten uit de heilige geschiedenis en dragen de herinnering in zich van het aardse leven van Jezus en van de Moeder Gods, zoals Maria hier genoemd wordt. Pasen is de belangrijkste feestdag van de Russisch-orthodoxe kerk. Tijdens dit feest wordt de opstanding van Jezus herdacht. Voor de westerse kerken is Kerstmis het belangrijkste feest. Daarin wordt dan ook vaak het verschil verklaard tussen de westerse en de Russische ziel. In het westen overheerst de vrolijkheid bij een geboorte, bij de Slavische volkeren zijn er de meer melancholieke gevoelens bij dood en opstanding. De datum van het paasfeest varieert doordat de kerk teruggrijpt op de tradities uit de tijd van de apostelen. Die zouden het eerste paasfeest gevierd hebben op de eerste zondag na de voorjaarsequinox. „Christus is opgestaan!” wenst men een ieder men toe die men in de paastijd tegenkomt. „Hij is werkelijk opgestaan!” is het enig juiste antwoord op deze wens voor de orthodoxe gelovigen. En die wens mag men nog tot 40 dagen na Pasen uitspreken. Op Pasen eindigt voor de gelovigen de vastentijd na een periode van zeven weken. Er zijn echter nog maar weinig Russen die zich daaraan houden, Amerikaanse specialiteitenrestaurants als McDonald’s en KFC zitten ook gedurende de vastentijd boordevol. De geschiedenis van de orthodoxie in Rusland is nauw verbonden met de geschiedenis van de Russische staat. Volgens de kronieken wordt het jaar 988 gerekend als het jaar waarop de kerstening van het land plaatsvond, toen vorst Vladimir (daarna Vladimir de Heilige genoemd) werd gedoopt en hij op zijn beurt de inwoners van Kiev Rus doopte. Het proces van verbreiding van het christendom op het grondgebied van wat tegenwoordig de Russische Federatie en Oekraïne is heeft echter een lange voorgeschiedenis. Getuigen van de vroege verbreiding van het christendom in de gebieden ten noorden van de Zwarte Zee zijn de onderaardse christelijke kerken in de Griekse steden op de Krim en in het gebied rond de Zee van Azov: Chersonese, Pantikapee, Tanaise. Tegen de tijd van het ontstaan van de Oostslavische staat in de negende eeuw, met als centrum Kiev Rus, zien we een snelle groei van het aantal christenen. In het jaar 955 aanvaardde de Kievse vorstin Olga het christendom. Het aanvaarden van die religie door Olga’s eerder genoemde kleinzoon Vladimir, die regeerde van 978-1015, was een vanzelfsprekende stap voor de intrede van de christelijke beschaving in haar Grieks-orthodoxe variant in de Oudrussische staat. De bijzonderheden van die beginfase van de overgang naar het christendom in de Oudrussische staat bepaalden in belangrijke mate de verdere ontwikkeling van de orthodoxe kerk in Rusland. De vestiging van het christendom liep parallel met het proces van vorming van de Oudrussische staat op basis van Byzantijnse kerkelijke en culturele tradities die een grote rol speelden in het maatschappelijk leven. Het christendom verbreidde zich ook naar die streken die niet in de periferie van de klassieke beschavingen lagen. Het nieuwe, christelijke bewustzijn en een aantal daarmee verband houdende begrippen, zoals „de vrijheid van wil”, kregen in het Russisch een originele interpretatie. Vanwege hun oorsprong in de Griekse orthodoxie waren de Russische christenen on14
DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK: ONTSTAAN EN ONTWIKKELING
derworpen aan het Patriarchaat van Constantinopel, het kerkelijk centrum. Maar al vroeg had de Russisch-orthodoxe kerk de pretentie om zelfstandig te worden. In de tijd van de Gouden Horde, de overheersing van de Mongolen in het uitgestrekte Russische Rijk, werd de Russisch-orthodoxe kerk een stuk zelfstandiger van de Griekse kerk. Het geestelijk centrum van de Russisch-orthodoxe kerk werd uit het verwoeste Kiev verplaatst naar het noordoosten. Aanvankelijk naar de stad Vladimir (1299) en daarna naar Moskou (1325). De Moskouse vorsten steunden in hun streven naar een vereniging van de Russische vorstendommen op de autoriteit van de orthodoxe kerk. De veertiende en vijftiende eeuw is de periode van de bloei van het Russische kloosterleven, wat vooral te danken is aan de stichter van het Heilige Drie-eenheidklooster in Sergijev Posad, de heilige monnik Sergij Radonezhsky (1320-1392). Waren er in de dertiende eeuw, de periode van het Mongools-Tataarse juk, in Rusland ongeveer 30 kloosters gesticht, in de veertiende tot aan het begin van de vijftiende eeuw waren dat er al 168, waarbij meer dan een kwart door de volgeling van de heilige monnik Sergij. Vanaf de veertiende eeuw, na de invasie van de Turken op het Balkan schiereiland ontstaat een sterker streven naar een autonome Russische kerk. In 1472 treedt de Russische grootvorst Ivan III in het huwelijk met Sofia Paleolog, de nicht van de laatste Byzantijnse keizer Konstantijn XI. Na de val van Constantinopel werd het Moskouse grootvorstendom beschouwd als de voortzetting van de macht van de Byzantijnse keizers en in het milieu van het orthodoxe kloosterleven dat dicht bij het grootvorstelijk hof stond, ontstond een politiek-ideologische doctrine die de naam MoskouHet Derde Rome kreeg. Russische nationalisten bewaren deze ideologische basis tot de dag van vandaag. In overeenstemming met deze nieuwe doctrine werden de Moskouse vorsten de plaatsvervangers van de Byzantijnse keizer als „bisschop van externe zaken van de Kerk”. Het idee van de hegemonie van Rusland in de orthodoxe wereld riep op tot de vereniging van alle orthodoxe volkeren onder de vlag van de Moskouse soevereine heersers. Moskou werd beschouwd als de hoofdstad van de universele orthodoxie. De doctrine Moskou-Het Derde Rome werd onderdeel van de officiële ideologie van de Moskouse staat. De regering van Ivan IV, bijgenaamde de Verschrikkelijke (1547-1584), werd de bloeitijd van de Russische kerk. In het jaar 1547 voltrok Makarij, de metropoliet van Moskou, als eerste in de geschiedenis van Rusland de ceremonie van „kroning van de tsaar”, van de dan nog jonge Ivan IV. Hij kreeg de titel „tsaar” als een bewijs dat de grootvorst van Moskou de goddelijke macht van de keizers van Byzantium (de caesars), had overgenomen en rechtstreeks deelnam aan het kerkelijk leven. Onder voorzitterschap van de tsaar werd in 1551 de kerkelijke synode bijeengeroepen met als opdracht de vele aspecten van het Russische kerkelijke leven te herzien. Dat ging dan om het bestuur van de parochies, de indeling van bisdommen, het onderwijs aan priesters, het kloosterleven en het liturgische leven. Door metropoliet Makarij werd een alrussische canonisatie van regionale heiligen, beschermers van afzonderlijke Russische gronden en steden, ingevoerd. Hun opname in het alrussisch register van heiligen had 15
DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK: ONTSTAAN EN ONTWIKKELING
niet alleen een theologische, maar ook een staatkundige betekenis. De kerkelijke politiek van Ivan de Verschrikkelijke baande de weg voor de stichting in Rusland van het Patriarchaat in 1589, dat de logische afronding werd van de voorafgaande etappen in de ontwikkeling van de kerk. De eerste Russische patriarch werd de Moskouse metropoliet Job. Metropolieten werden aangesteld in de steden Novgorod, Rostov Velikij en Kazan en binnen het verspreidingsgebied van de Russisch-orthodoxe kerk werden 19 nieuwe bisdommen gevormd. De Synode van Constantinopel erkende in 1590 de Russische kerk als autocefaal en de patriarch van Moskou en heel Kiev Rus kreeg de vijfde plaats in de hiërarchie van vertegenwoordigers van autocefale orthodoxe kerken. De zeventiende eeuw ging de geschiedenis van de Russisch-orthodoxe kerk in als „de eeuw van het Patriarchaat”, en feitelijk werd opgeheven met de dood van patriarch Adrian in 1700. In totaal had de Russisch-orthodoxe kerk in de patriarchale periode van haar geschiedenis elf patriarchen gekend. Met de activiteiten van patriarch Nikon (1652-1666) is een van de meest ingrijpende gebeurtenissen van de Russisch-orthodoxe kerk verbonden: het schisma van 1667. Het idee van Nikon was de bekrachtiging van de Russisch-orthodoxe kerk als de universele, oecumenische kerk in een universeel orthodox keizerrijk. Daarin had hij de volledige steun van tsaar Aleksej Michajlovitsj, voorstander van het concept Moskou-Het Derde Rome. De eerste stap naar dat doel zou, in de gedachten van Nikon, de unificatie van de liturgie van de Russische kerk naar Grieks voorbeeld moeten zijn. Daarbij kende Nikon een belangrijke plaats toe aan het idee van prioriteit van de kerk boven het koningschap. In zijn plannen zou de geestelijke leider (de patriarch van Constantinopel) op een hoger niveau staan dan de wereldlijke heerser, koning of keizer. Het koningschap is als opdracht aards en tijdelijk, de geestelijkheid echter hemels en eeuwig. De theocratische aspiraties van Nikon waren echter in tegenspraak met de ambities van de tsaar en tijdens de synode van 1666-1667 werd patriarch Nikon uit zijn ambt gezet en verbannen. Maar de door hem begonnen hervormingen gingen door. De liturgische hervormingen waren al bekrachtigd op de synode van 1654. Dat veroorzaakte heftige ontevredenheid bij delen van de geestelijkheid en de parochianen, de aanhangers van het „oude geloof”. Niettemin veroordeelde de synode van 1666-1667 de „oude ceremonies” en sanctioneerde de repressieve maatregelen tegen haar aanhangers, die de oud-gelovigen werden genoemd en tijdens de synode openlijk als scheurmakers werden gebrandmerkt. De leiding van de oud-gelovigen, met aan het hoofd protopope9 Avvakoem Petrov werd verbannen in 1653 en in 1681 onder de nieuwe tsaar Fjodor III. Aleksejevitsj tot de brandstapel veroordeeld wegens „grove schendingen in het huis van de tsaar”. Het schisma leidde tot een breuk met de kerk van een aanzienlijk aantal gelovigen en de definitieve onderwerping van de kerk aan de staatsmacht, het tegenovergestelde van wat Nikon voor ogen had gestaan. Uit die tijd stamt ook het begin van de Russische traditie die de meest religieuze en sociaal actieve mensen de officiële kerk 9
Opperpriester.
16
DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK: ONTSTAAN EN ONTWIKKELING
de rug toekeerden. Zij vormden de oppositie, niet alleen gericht op de kerk, maar ook op de staat die de kerk aan haar had onderworpen. De volledige onderwerping van de kerk aan de autocratische staat werd voltooid in de tijd van tsaar Peter de Grote. Natuurlijk was er een behoorlijke tegenwerking van de geestelijkheid, maar Peter was ervan overtuigd dat men alles kon hervormen, als men maar krachtig genoeg optrad. Met argusogen keek hij ook naar de rijkdommen van de kerk die voor de staat en het volk verloren gingen. Dat ontlokte hem, in de tijd dat Rusland nog in oorlog was met Zweden, de uitspraak dat de kerkklokken beter konden worden omgesmolten tot kanonnen. Na de dood van patriarch Adrian op 16 oktober 1700, werd er geen nieuwe patriarch meer benoemd en de leiding van de kerk viel in handen van de Heilige Synode, een staatsinstelling. In het jaar 1718 ondertekende Feofan Prokopovitsj, aartsbisschop van Pskov, in opdracht van de tsaar een traktaat waarin, in tegenstelling tot het Byzantijnse principe van overeenstemming, het concept van de majesteit naar voren werd gebracht, het absolute primaat van de macht van het staatshoofd boven iedere andere macht, met inbegrip van de kerkelijke. In 1720 werd door hem nog een Geestelijk reglement opgesteld, een wetgevende akte over het bestuur van de kerk, waarin tot de hoogste macht in de kerk de gosudar, de regerende vorst werd uitgeroepen. De functie van de door de synode gekozen patriarch werd afgeschaft. Het bestuur van de kerk werd opgedragen aan het Geestelijk College, dat door de tsaar werd samengesteld en de naam Heilige Synode kreeg. De feitelijke leiding over de kerk had iemand met de functie oberprokuror van de synode, die al gauw de bijnaam „het oog van de gosudar in de synode” kreeg en in feite een ambtenaar was die controle uitoefende op haar activiteiten. Een KGB-er avant la lettre! De kerkelijke structuren in de organen van de staatsmacht bleven bestaan tot 1917: zelfs het uittreden uit het heersende orthodoxe geloof werd gezien als een misdaad tegen de staat. Onder keizerin Catharina de Tweede, beter bekend als Catharina de Grote (17621796), werden de kerk de laatste resten van haar economische zelfstandigheid ontnomen. In overeenstemming met een in 1764 gepubliceerd manifest werd een groot deel van het grondbezit van de kloosters en de aartsbisdommen overgedragen aan het College van Economie van het synodebestuur. Het inperken van de macht van de geestelijkheid en nationalisering van haar eigendommen verhinderde echter niet een groeiende invloed van de Russisch-orthodoxe kerk op de bevolking. Aan het eind van de zeventiende eeuw werden er in het Russische Rijk 24 bisdommen en 15.000 kerken geteld. Bij een telling in 1860 waren er 58 bisdommen en 38.000 kerken. Aan het begin van de twintigste eeuw was de Russischorthodoxe kerk de grootste van alle orthodoxe gemeenschappen en telde Rusland 64 bisdommen, 55.000 kerken, 100.000 priesters en diakenen, 1.242 kloosters en 50.000 monniken. Bij de volkstelling van 1897 rekenden 115 miljoen zielen van het 182 miljoen inwoners tellende Russische Imperium zich tot de Russisch-orthodoxe geloofsovertuiging. Tijdens de periode van het synodebestuur beperkte het leven in de kerk zich niet uit17
DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK: ONTSTAAN EN ONTWIKKELING
sluitend tot het spelen van de rol die het staatsdepartement van godsdienst voor haar bepaalde. In de achttiende en negentiende eeuw ontstonden er nieuwe tendensen en verschijnselen binnen de kerk: de opkomst van de Russische theologische scholen, godsdienstige vorming aan algemene onderwijsinstellingen, de ontwikkeling van orthodox missiewerk en de herleving van het kloosterleven. Nadat eerdere pogingen om onderwijsinstellingen voor priesters te vormen slechts incidenteel plaatsvonden in de vroege periode van de geschiedenis van de Russische kerk, vond de vorming van een compleet systeem van godsdienstige vorming in Rusland pas plaats in de synodale periode. In 1679 werd in Moskou de Slavisch-GrieksLatijnse Academie gesticht, in 1814 hervormd tot de Moskouse Geestelijke Academie en verplaatst naar het klooster in Sergiev Posad. Tijdens de regering van Peter de Grote waren er theologiescholen in de steden Tsjernigov, Rostov Velikij, Tobolsk en Novgorod. Aan het begin van de negentiende eeuw werd door de Moskouse metropoliet Platon een schoolhervorming doorgevoerd. Er kwam een eenheidssysteem voor religieuze vorming. De hoogste vorm werden de geestelijke academies, op middelbaar niveau de seminaries en aan de basis de lagere geestelijke scholing. In het jaar 1913 telde Rusland vier geestelijke academies en 57 seminaries. In 1901 werd door een groep orthodoxe priesters en leken de geestelijk-educatieve organisatie Russische Vergadering opgericht. Later werd op basis van deze organisatie de Unie van het Russische Volk gevormd. Aan de activiteiten van deze Unie namen prominente leden van de hogere kerkhiërarchie deel, waaronder de aartsbisschop van Jaroslavskij, Tikhon, de toekomstige patriarch. In latere jaren veranderde de Unie in een uiterst rechtse organisatie.
18