de romantiek is dood
dit is haar grafschrift
laat de regen de herinnering niet verbleken als een deken van goud en zilver strekkend over de wegen het dek zuigt alles op als een jongensdroom het dendert naar beneden toesnellend als een lawine “je komt er wel door heen” als bronzen beelden gloeien de bomen in het licht van het verleden zo staan ze hier al eeuwen maar is wat telt verdwenen
in de verte, klein en dim schitteren de schilden mannen in geleed schrikwekkend hun kledij orde van de oorlog chaos resteert de dag vol glorie is de Heer beestachtig zijn gezag nu weerklinkt het staal en geschreeuw waakt Mars een adelaar strijkt neer de machine hakt
de schaduwen van magere torens worden gestrooid over de stad kinderen schreeuwen zij mogen al wakend zich nog wanen in hun dromen leven in verschillende eeuwen zich wagen in kale bomen nu waan ik mij kind als jongen volgde ik de schaduwen als tikkende wijzers op welk moment van de dag is het klokslag mijn huis? als de schaduw valt wat gaat er dan verloren? als zeven-en-twintiger klim ik in de boom krassend en krabbend bijtend en snijdend giert de wind door alles wat groen was bladeren kaalgevreten en vergaan de schaduw tikt langs mijn verleden als alles dat was zal ook zij langzaam ophouden met bestaan langzaam worden vergeten
ze keek naar me alsof ik een dienstbaar paard was, dat zou moeten worden geslacht om haar honger te stillen.
als het waar is wat je zegt word ik liever wakker
zijn liefde voor haar stormde in bevlogen woorden door zijn ruwe stem klonken ze diep en zwaar de branding achter zijn ogen ontaarde als vuur uit zijn mond waardoor ze duister bij haar landden zijn woorden klonken zelden zo grief vanuit liefde ontaard maar niet zo ervaren want met alcohol gepaard zouden ze haar weg doen stormen had zij hem niet zo lief
door jouw teksten op mijn muur bevangen door je woorden ze waren zoet, nu zuur ze zijn te lang hier blijven hangen ik beschilder je reliek met witte lagen trachtend de herinnering ervan te vervagen ik keek naar ze, ieder uur nu staar ik naar het blanke, afwachtend tot ik de leegte kan verdragen
jouw hand in mijn hand mijn land is jouw land het past zo mooi in elkaar alsof jij het hebt gevlochten
mijn vingertop volgt de structuur van je huid ik teken een anker op je borst een zwaard langs je ruggengraad
ik ramde onbezonnen met de hamer op een hart van ijzer trillende aarde, spetterende vonken deze liefde is onbegonnen en opeens hield ik niet meer van haar nog van al het andere dat ik bezat behalve de fles of met name de inhoud daarvan
de witte wolven in de mist huilend en bezeten met natte vacht na de jacht in hun prooi verbeten gevallen en in stilte bezweken zwart bloedend en gevloerd in de vallei van de liefde zo verging alle hoop die ik nog had ze was te zwak
haar woorden zijn als een anker gebonden aan mijn voeten terwijl ik zink en noodlottig tracht te grijpen naar houvast in de zin van het leven
het moment was zo dat zelfs zo’n man zo oud en wijs plots zijn verstand vergat en sprak vanuit zijn hart
de schorre schreeuw woorden hebben mijn ziel verlaten met open handen gedragen “ik kan het leven niet meer aanstaan!” alle lucht de longen verlaten het zwevende lichaam nog nipt ontvlucht en nagekeken door een ver strekkende staar dwars door de aarde “zonder jou resteert het touw!” “vergeet je vleugels niet” reageerde mijn lief die me deed verlaten
de plotse flikkering in het vuur zorgde voor een schittering diep achterin je duistere ogen zo moet ook het heelal ontstaan zijn
de put Gooi me weg uit je herinneringen, maar raak de weg richting mij niet kwijt. Weeg me niet op wie ik blijk, want zoals het blijkt ben ik niet zoals die. Ik ben zoals het schijnt, hetgeen dat niet verdwijnt. Ik ben alleen zoals ik me zie; vol spijt. Ik roep zo hard als ik kan ‘Red me!’. In de echo’s die volgen hoor ik alleen maar ‘Mij ook!’. Ik roep ‘Ik zit vast!’ en ik hoor ‘Ik ook’, ‘Ik ook’ en ‘Ik ook’. Even heb ik het idee dat ik niet alleen hier zit. Zo blijf ik hier, alleen kom ik er niet uit. Zo schreeuw ik nog een keer voluit. In mijn echo hoor ik jouw stem. Vast in jouw herinnering, dat niet verdwijnt. Ik ben zoals ik ben; vol spijt.
Ik stond op de rand en ik dook naar binnen, maar ik miste de enige kans voor een weg naar buiten. Je kwam langs en ik hoopte op verlossing, maar je liet me zitten. Ik weet niet waar je heengaat, maar de plek voelt misvormd, omdat het voor mij niet te begrijpen is. Maar als je me hier alleen achterlaat, wil ik dat je Tijd met je meeneemt, want Tijd zal mijn grootste vijand zijn. Is er nog iemand die mij horen kan, al is het alleen maar om mijn schreeuwen bestaansrecht te geven? En is er nog iemand daarbuiten die ook zo verloren is? Zodat ik in dat opzicht niet alleen ben?
de ene zin die zij sprak staat nu geschreven als een litteken op zijn leven
net als de jaargetijden circuleerde de liefde onstuimig gebloeid, tussen de velden in Drenthe losgebrand; de passie van een dromer weggeblazen; de storm op haar ergst vervolgens ondergesneeuwd; zo begint er opnieuw de lente, zomer, herfst en winter
zij forceerde hem zijn overgave door hem haar volledige arsenaal van genot te bieden niet eenmalig, maar duizenden malen keer op keer op keer op keer zij werd door hem zo vaak en lang bereden dat haar lichaam net als een zadel zich naar hem vormde
Ploeg voorts! Stuur bij! Laat de golven op jouw romp breken! Het kleine schip tegen de almachtige zee! Ploeg voorts! Stuur bij! Laat de havens om jouw vracht smeken! Als ware het de diensten van de duurste prostituee! Ploeg voorts! Stuur bij! Ploeg voorts!
ik zit met de trekker te kloten de kurk gebroken het onderste stuk naar beneden geschoten
op zoek naar de gouden stad vond ik een tempel dat alleen bestond uit vier lage muren er waren geen ramen en deuren en er was geen dak het huis dat steeg tot aan de hemel bevatte alles dat het universum bezat en in de kille nacht dankzij gestookt vuur viel op een steen te lezen hetgeen nu nog op mijn herinnering staat geschreven: “denk aan wie je lief hebt en weet: de zon schijnt altijd en er is altijd warmte te vinden in je hart”
zoals jij piano speelt alsof het mijn lichaam is het voelt alsof het kietelt je doet het voor mijn liefde de klanken van jij en ik alleen zoals ik het me inbeeld zoals een overval is beraamd je vingers langs de toetsen je vingers langs mijn zij overspoeld met geweld je doet het voor mijn liefde ja zo, zo bedwing je mij
het dierbaarste heb ik nooit kunnen bezitten herinneringen met jou zijn alleen hetgeen dat ik kan toerekenen aan mijn toebehoren nu laat ik mij bezatten door alcohol verkrachten zodat ik jou kan vergeten
dragen van de dagen verjagen van de jaren onzichtbaar verdriet het schrijven van het ongeschreven ongedwongen het zingen van het onbezongen onbegonnen zo begon elke dag nadat je me verliet
het zijn gewoon woorden die rijmen brengt tot papier de zin van het lijden woorden van de verloren zinnen die we altijd vermijden als we spreken de omgeving verbijsterd blijft naar me kijken stilte laat het niet verdwijnen
woorden gewoven door een willige dame zullen alle mannen willig geloven
de kroeg zit vol spionnen die glimpen opvangen en de werkelijkheid verdraaien uit beschonken bronnen in wiens belangen rapporteren ze aan de kraaien?
ik keek naar haar gesloten ogen dit moment is niet meer intiem ze is ver van mij; met haar gedachten bij een ander en juist nu komt ze klaar
celeste Ariana is niet meer in deze wereld. Deze wereld is een andere wereld dan die van deze ochtend. Ik ben blijven hangen in de oorspronkelijke werkelijkheid, terwijl zij nu, alsof door een zeef geschud, in een nieuwe gevallen is. Deze werkelijkheid heeft de illusie van een droom. Ariana is nu in een werkelijkheid waar andere regels gelden. Andere regels dan uit de werkelijkheid waaruit ze verdreven is. Het voelt als een stilte na een mooie melodie, dat plots halverwege is geëindigd. In mijn hoofd tracht ik de melodie af te ronden alleen heb ik het slotstuk nooit gehoord. Zo is het leven hier. Dwalend. Alles wat hier voorbij komt zijn schimmen. Toch licht er soms iets op; iets dat de aandacht vasthoudt, waardoor men de adem inhoudt; deze worden bestreden als een virus of als een systeemfout. Leven in ‘De Haven’ heeft een andere betekenis. De levens die hier gestrand zijn, zijn reeds overtijd. Ze zijn, ondanks de jonge jaren, toch te ver uitgestrekt. Het gaat om levens van de verlorene, de gebrokene en de achtergeblevene; de uitputting reeds voorbij.
De Haven redt geen levens. Het probeert ook niet deze mensen een afgeschermd bestaan te bieden. Ariana is erg jong. Alhoewel officieel volwassen, is ze nog maar net een meisje, al heeft ze zelfs nooit een meisje mogen zijn. Al is ze zelf vrijwel onbewogen, om haar heen woedt een storm. Zo klein, fragiel en bleek als ze is, is ze ook als een hemels object. Het lijkt alsof een schittering, dat plots kan ontstaan in haar dode ogen, dwars door duizenden zielen kan staren. Dat terwijl één blik in háár ogen, nooit in staat zouden zijn, die van haar te raken. Als iemand haar probeert aan te raken is ze als de mist; Ariana… De reden, waarom zij uit haar werkelijkheid is ontnomen, staat geschreven op een briefje in een fles. Deze dobbert in de zee, die haar wereld met die van mij verbindt. Nu zal ik op ontdekkingstocht moeten gaan, naar de eigenaardigheden van dit nieuwe bestaan. Dat is wat De Haven verzorgt. Een nieuw bestaan. Een nieuw bewustzijn. In principe creëren we een nieuwe ziel.
De Haven is een geheime gemeenschap; een cult of een geloof. Men kan het zien als een gevaarlijke cult. Het speelt met onstabiele zielen, is niet gebaseerd op wetenschap en is zeker niet medisch erkent. Het is een gemeenschap dat opereert buiten de wet, met name omdat het medische en psychologische handelingen en experimenten uitvoert zonder vergunningen. We spelen God. Wij - de gemeenschap - geloven dat al het leven één entiteit is, dat zichzelf subjectief ervaart. Ik ben jou, jij bent mij. Wij zijn al het leven dat ooit was en ooit zal zijn. Identiteit is dus alleen hetgeen zoals wij dat zelf ervaren. Ons bewustzijn is als een druppel uit een oceaan. De ontdekkingstocht bij nieuwe personen begint bij het zoeken naar hun overtuiging van identiteit en bewustzijn. Wij breken herinneringen en geheugens af. We breken het hersennetwerk van associaties af en herbouwen deze. We doen dit zodat gedachten die leiden naar traumatische herinneringen omgeleid worden en nooit meer daar naar terug kunnen leiden. Wij zijn hun laatste kans.
Wij krijgen de hopeloze gevallen die, regelmatig vastgebonden, in een instituut verblijven. We herkennen zo’n staat van ‘zijn‘ niet meer als leven, want het is enkel lijden. Hier staat ze dan, met een touw om haar nek, te filosoferen met haar geweten over de zin van het bestaan. Het is een laatste test. Haar wedergeboorte begint met de keuze om te leven; de dood, zoals wij dat zien, is simpelweg, een natuurlijke wedergeboorte. In de nieuwe werkelijkheid is Ariana opgehouden met bestaan. Ze is dood en Celeste is daaruit opgestaan. Gemarkeerd met een sneeuwvlok; het teken van nieuw indentiteit.
je wrikte het los ik kon me niet bewegen ik kon zelfs de pijn niet uitschreeuwen je stal mijn grote teen en rende ermee weg je stal het toen ik heel alleen met mijn hele lichaam begraven lag ik keek dwars door de aarde heen en zag dat jij het was zeg me nu waar is mijn grote teen?
de rode wijn vol en robuust net als jouw borsten glijdt door ons heen dan discussiëren wij als vorsten over de verdeling van ons rijk wij begraven onze bijlen en bereiden ons voor op de strijd die zal volgen tegen de eenzaamheid de rode wijn als symboliek van het bloed dat we besparen mocht deze onderhandeling leiden tot een vredestijd een lege fles als reliek ooit gevuld met herinneringen die we deelden zoals hoe je vingers erlangs streelden het geworstel met het trekken van de kurk zoals de eerste keer je was me lief, oh rode wijn nu niet meer
met grof geweld hoop te overkomen vraag vergiffenis van de Goden wens dat een wonder geschied
als een baksteen door het raam vlieg ik er doorheen nu zie ik de scherven liggen hoe maak ik dit ongedaan?
al het leven verdwenen al het bewustzijn overleden betekent dat de dood van onze God? of zal hij wederleven? zal hij wederscheppen? wat maakt het uit hij heeft het perfecte al geschapen “schat, je ziet er prachtig uit!”
ik sliep zacht maar huiverde bij het wakker worden van het klingelend geluid beneden…. midden in de nacht… stap, stap, stap
zomaar hield iemand anders ook van haar nu smacht ze naar mijn kus enkel met vergif op haar lippen
ik smachtte er gewoon naar haar elleboog te raken het was geen corrigeerbaar moment
lelijke tenen Ze was zo cinematisch. Als ze een film was zou ik haar keer op keer blijven kijken. Ze liet me eens haar dia projector zien. Met haar kleine gezichtje zei ze ‘volg mij!’, alsof we op avontuur gingen. “Mijn kamer in” beviel ze stilletjes. Dia projectors doen me aan school denken. Aan biologielessen om specifiek te zijn. We keken daar eindeloze reeksen van bloemen met uitleg hoe deze aan elkaar verwant zijn. Ze klikte het vlug aan. Het apparaat begon licht te zoemen en direct brandde er een beeld op haar muur. Ze ging naast me op haar bed zitten. Ze liet me foto’s zien van willekeurige objecten: oude fietsen, antieke fietsen, onhandige stoelen, urnen, karnen, ingangen van seks cinemas, vreemd gevormde schoenen, onbedoeld enge knuffels, nog meer urnen, traditionele kleren uit verschillende culturen, een leeg landschap met een rivier erdoor, een bijenkorf, plaatjes van opgezette dieren, en lelijke tenen. Het was de laatste afbeelding die me lichtelijk verlamde; waar ik met open mond kort naar bleef staren, voordat ze me op mijn rug duwde.
De afbeelding leek alsof het in een bevlieging was genomen. Het was namelijk niet volledig scherp. Toch had het een ondefinieerbare kwaliteit. Het was alsof je zelf even onderdeel kon uitmaken van de scene. Ik noem het een scene omdat het niet aanvoelde als een stilstaand beeld. Het had dynamiek. Ze ging op mij zitten en trok direct haar topje en BH uit. Het is lang geleden, en dit is misschien wel de eerste keer dat ik stil sta bij deze herinnering; vandaar dat mij hetgeen dat was afgebeeld is ontgaan. Elke keer als ik tracht de afbeelding voor me te halen, raak ik bevangen door het beeld van haar naakte bovenlichaam en de handelingen die daarop volgden. Kan het zijn, dat haar abrupte handeling, mij het laatste beeld heeft doen vergeten? Als ik die scene probeer terug te halen, is het alsof het meisje mij duidelijk maakt dat ik er nooit onderdeel van zou kunnen zijn. Net als bij het eenmalig zien van een dia, mocht ik eenmalig haar lust ervaren. Ze was zo cinematisch. Als ze een film was zou ik haar keer op keer blijven kijken. Maar al wat ik heb van haar zijn dia’s.
de Maan maalt om haar wassende vorm want al is dat zoals zij blijkt zij is natuurlijk rond ik ben net zoals de malende Maan het is maar net wanneer het licht, op de juiste plek en op de juiste tijd op mij schijnt zo zie jij mij
zo mooi in het zonnegloed schitterde het water zo las ik zonder boek het verhaal van mijn vader tweemaal dood in bloed geschreven in het handschrift van de dader de verloren grip op de verloren zoon de dochter die kwam later ze blies harder dan de wind zodat ik mijn koers moet verlaten nu drijf ik verder zonder moed ook door mijn kompas verraden terugkijkend op de kade zo drijf ik verder terwijl de letters vervagen de aftelling tot het einde van mijn dagen
de lakens ontvouwd waaronder we verdwijnen ik reis met jou door een duizeling van ruimte en tijd dichtbij slaap in jou verzonken in de vallei van eeuwigheid
met tranen over jouw wangen rollen mijn woorden over jouw lippen
kon dit landschap de trein maar bijhouden
het is al iets na vier we gaan er zo vandoor je danste zoet lief, plof nu neer op mijn schoot ja, de tap vloeit door en de nacht is nog niet ontbloot maar het einde nadert knoopje voor knoopje we gaan naar huis dus neem nog een slok zo gruwel je straks van mij niet meer
gedichten over bloemen al dan niet als metafoor of op canvas wat moet je ermee lezen? kijken erna? groei ze zelf ze zullen toch maar op de oppervlakte blijven drijven als een waterlelie
gooi een schreeuw de ether in als je ziel je lichaam verlaat
er zijn dingen die je gewoon nooit aan hem zult durven vragen
op zijn grafkist geschreven de verhalen van zijn leven woorden worden nu met zand bestrooid zodat het nooit meer zal worden gelezen elke schep klinkt als de verre inslag van granaten zo galmen de echo’s van zijn oorlog en de verwoestingen die hij heeft nagelaten
ik belande in het luchtledige liet de twijfel ademen na het verbreken van ons verbond je naakte lichaam was bekleed met bedrog je bent verspilt zoals wijn op een wit tafelkleed
het licht dat op je schijnt is een geschenk van de Zon
in mijn slaap zul je me niet horen klagen
doosje Ik weet dat je stilte wilt. En je hoeft het alleen te lezen. Ik wil ook niet dat je reageert. Ik heb je woorden ontvangen en je gevoelens ook (al is het maar een deeltje). Het is de kunst van je woordjes en je zinnetjes. Maar kunst kan nooit helemaal begrepen worden. Niet zoals de kunst achter een eerste blik, een eerste kus, of de eerste stapjes van onze eerste dans. En ik schrijf je, omdat ik door het schrijven, dingen beter kan begrijpen. Meestal blijft het bij een leeg vel papier. Dat zegt ook veel. Ik schrijf ook met een angst, want geschreven woorden zijn intiem, misschien niet zo intiem als een fluistering in je oor, maar het is luider dan de stilte die je wilt. Laat me die grens alleen nu even doorbreken. Door stilte ontstaat twijfel. En als ik twijfel, beginnen alle muren te vervormen, de grond te trillen en de lucht te draaien; terwijl het eigenlijk alleen mijn gedachten zijn die dat doen.
Misschien wil je me in een doosje, een klein doosje, een geheim doosje; eentje met een mooie gouden sleutel die je verstopt. Je weet dat je deze eigenlijk niet mag openmaken. Je zou het alleen doen als je het soms even wilt, of nodig hebt, of nieuwsgierig bent. Elk moment is dan een zeldzaam moment, één zoals deze nooit ooit meer zou zijn. Momenten zoals met blote voeten door je huisje lopen… door een wereldje dat niet van mij is; als in een sprookje. Maak hem zo nu en dan dus open, want anders kom ik vast in een leegte, ik zit dan enkel vast met hoop... dan ben ik je Schrödingers kat.
wanneer de storm huis maakt in mijn geest wanneer de donders toeslaan in mijn hoofd en de stroming mijn gedachten overspoelt fluister ik in je oor een treurig verhaal
zo trof ik de Macedonische Falanx en ik riep ‘doorboor mij!’
verlos de raad van zijn uitspraak en de dader van de boetedoening verlichting komt in losse delen laat het niet verhinderen welspraak goed bespeeld dat wij die verkiezen die minder beminnen geroemd bemind berucht een ontplooide plot kunnen verdraaien in die orde van orde als een hond aan zijn bot knaag je aan mijn geweten in staat een gevoel van schuld bij het slachtoffer te kunnen kweken
strekken van je benen kriebel in je knieholte wat heb je toch grappige tenen
konden we liefde maar in een wijnglas schenken
langzaam word ik een van de geesten in de metro slaafs van van, naar naar bevroren in gedachten starend dwars door elkaar statisch geanimeerd de pure stilte is de dood lichten en gezichten door het raam komen en gaan komen en gaan geesten in de metro in een soort gemeenschappelijke slaap de wachtruimte tussen werk en waak opgeslokt en uitgespuugd bewonder ik de chaotische orde
zij besloot voor haar dood in haar laatste adem niet onbevlogen beseffend het nut van het dromen dat deze ook zonder haar nog tot leven kunnen komen
de vogels tillen de aarde gebonden tot de gronden geketend aan mijn bestaan zwaarmoedig beklommen tot de laatste slag gevochten in gedachten verzonken de vleugels vergaan
www.augustinaire.com