De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld Een verkenning van de (mogelijke) rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld volgens de imam en relevante actoren
Master-scriptie Islam in de Moderne Wereld Universiteit van Amsterdam Faculteit der Geesteswetenschappen
Linda Langereis Oktober 2012
Begeleider: dr. W. Boender Tweede lezer: dr. R.L.A. van Leeuwen
Studentnummer: 5748518 E-mail adres:
[email protected]
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 1 Voorwoord ............................................................................................................................................... 2 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 3 1.1 Aanleiding en onderzoeksvraag ............................................................................................... 3 1.2 Eergerelateerd geweld en islam ............................................................................................... 4 1.3 De hoofdvraag .......................................................................................................................... 5 1.4 Theoretische begrippen: operationalisering ............................................................................. 6 1.5 Methodologische verantwoording ............................................................................................. 8 2. Wat is eer en eergerelateerd geweld? .............................................................................................. 12 2.1 Wat is eer? .............................................................................................................................. 12 2.2 Eer in de culturele context ...................................................................................................... 13 2.3 Schaamte, stigmatisering en sancties .................................................................................... 14 3. Hoe ziet de huidige ketensamenwerking in Nederland er uit? .......................................................... 20 3.1 Eerzaken in Nederland ........................................................................................................... 20 3.2 De huidige ketensamenwerking in Nederland ten aanzien van eergerelateerd geweld ........ 23 4. Wat is de huidige rol van de imam bij eergerelateerd geweld en wat is de wenselijke rol van de imam? .................................................................................................................................................... 32 4.1 De moskee, de imam en de andere belangrijke spelers binnen de moskee in Nederland .... 32 4.2 De huidige rol van de imam bij eergerelateerd geweld .......................................................... 38 4.3 Bemiddeling ............................................................................................................................ 45 4.4 Wat is de wenselijke rol van de imam bij eergerelateerd geweld ........................................... 54 5. Conclusie: wat is de (mogelijke) rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld? ................................................................................................................................................. 58 Literatuurlijst en bronnen ....................................................................................................................... 61 Literatuur: ...................................................................................................................................... 61 Krantenartikelen: ........................................................................................................................... 63 Bijlagen: ................................................................................................................................................. 67 1. Vragenlijsten ............................................................................................................................. 67
Scriptie Linda Langereis
5748518
1
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Voorwoord
“Je studeert ‘Islam in de Moderne Wereld’? In november heeft het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) een seminar in Marokko gepland staan. Zal ik aan de directeur van het Expertise Centrum vragen of ze iemand mee willen nemen om een verslag van het seminar te maken en jouw naam voorstellen?”
Deze vraag was het begin van deze scriptie. In november 2011 vertrok ik als verslaglegger naar Marokko om een seminar bij te wonen over eergerelateerd geweld. Mijn interesse in het onderwerp ‘eergerelateerd geweld’ is tijdens deze reis gewekt.
Deze scriptie zou niet voor u liggen zonder de hulp van Welmoet Boender en Richard van Leeuwen. Zij hebben mij geadviseerd en begeleid, met deze scriptie als eindresultaat.
Daarnaast gaat mijn dank uit naar Ed Grootaarts, zonder hem was ik niet op het seminar in Marokko aanwezig geweest. Hij heeft daarnaast ook op latere momenten zijn netwerk aangesproken om mij tijdens mijn onderzoek verder te helpen. Ik ben alle mensen van het LEC EGG bijzonder dankbaar voor hun hulp bij, en interesse in mijn onderzoek: Willem Timmer wil ik bedanken voor de ruimte die hij mij geboden heeft om mijn onderzoek uit te voeren. Esther, Janine, Mart, Ruth, Samuel, Wilfred en Wouter dank ik voor hun advies, tijd en contacten. Ook Niko Barut wil ik bedanken voor zijn kennis en contacten.
Tot slot wil ik mijn vriend Joris, mijn ouders Jan en Harja en mijn vriendinnen Lisanne en Martine bedanken voor hun geduld, steun en advies.
Linda Langereis September 2012
Scriptie Linda Langereis
5748518
2
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
1. Inleiding 1.1 Aanleiding en onderzoeksvraag Eergerelateerd geweld is een zeer breed onderwerp waarbij verschillende invalshoeken mogelijk zijn. Twee maanden na het seminar in Marokko over eergerelateerd geweld sprak ik met de onderzoekers verbonden aan het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (hierna LEC EGG) over mogelijke scriptieonderwerpen. Na een korte brainstormsessie besloot ik een invalshoek te kiezen waarbij de islam op een positieve manier betrokken wordt bij eergerelateerd geweld. In de literatuur wordt gesproken over de betrokkenheid van een imam bij de oplossing van eerzaken 1
door het sluiten van een imamhuwelijk (zie bijvoorbeeld Van Eck 2004: 121, 135 en Ermers 2007: 165). De imam lijkt echter geen integrale plaats in de ketensamenwerking te hebben (Ermers 2010: 203-206, Werkplan 2011-2012: 12). In de gesprekken met politiemensen komt naar voren dat zij contacten onderhouden met imams en moskeeën, ook als het gaat om (mogelijke) zaken van eergerelateerd geweld. Wat is de rol van de imam bij eergerelateerd geweld en wat is de rol van de imam in de ketensamenwerking? Deze laatste twee vragen staan centraal in dit onderzoek. Dat de imam een centrale rol in dit onderzoek speelt, betekent niet dat eer en eergerelateerd geweld als islamitische verschijnselen worden gezien. In de meeste literatuur wordt stil gestaan bij de vraag of eer samenhangt met cultuur of religie, in het bijzonder met islam (Zie bijvoorbeeld Van Eck 2004, Ermers 2007 en Janssen 2008b). Eerwraak is geen typisch islamitisch fenomeen. Het is een crosscultureel verschijnsel en komt in verschillende landen voor onder moslims, hindoes, christenen en aanhangers van andere religies (Ferwerda & Van Leiden 2005: 15). In dit onderzoek is de vraag of eer en eergerelateerd geweld een cultureel of een religieus verschijnsel is van ondergeschikt belang. Uitgangspunt van dit onderzoek is enerzijds wat de respondenten zeggen over, en vinden van de verhouding tussen eer, cultuur en islam. Anderzijds draait het om de vraag of betrokkenen bij eerzaken het zien als cultureel bepaald of als een religieuze plicht om de eer te behouden en, in bepaalde gevallen, te herstellen.
Toch zijn er een aantal redenen waarom het interessant is te kijken naar de rol van de imam bij de aanpak van eergerelateerd geweld. Eén aanleiding is dat de meeste eerzaken in Nederland spelen bij families die van oorsprong uit islamitische landen als Turkije, Iran en Irak komen (Ferwerda & Van Leiden 2005: 18). Turken zouden in Nederland de grootste groep vormen waarbij eergerelateerd geweld voorkomt (Mart Rasenberg: interview 7). Halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw ontstond er arbeiderschaarste in Nederland. Om deze schaarste op te vullen, werden mensen uit mediterrane landen naar Nederland gehaald om te werken. Veel van deze arbeidsmigranten kwamen uit Turkije en Marokko. De eerste jaren waren de migranten voornamelijk mannen die zich tijdelijk in Nederland zouden vestigen (Boender 2007: 15, Vermeulen 1984: 129).
1
Een imamhuwelijk is een religieus huwelijk gesloten door een islamitisch geestelijke (Van Eck 2004: 135).
Scriptie Linda Langereis
5748518
3
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
In de beginperiode van de arbeidsmigratie was er in Nederland geen religieuze infrastructuur met islamitische gebedsruimtes en moskeeën. De gebeden werden door de mannen in huiskamers en fabrieken uitgevoerd. Een man met voldoende kennis van de islam kon, als ‘vrijwillige imam’, voorgaan in gebed (Boender 2007: 15). Vanaf 1975 werden arbeidsmigranten niet langer actief geworven. Begin jaren zeventig begon langzaam de gezinshereniging. Doordat het aantal moslims toenam, nam ook de behoefte aan moskeeën, en daarmee imams, toe. Als een gemeenschap groot genoeg was en beschikte over voldoende financiële middelen, werd een moskee opgericht. De oprichting van moskeeën gebeurde veelal langs etnische lijnen. Er kwamen imams die fulltime in de moskee werkten en hiervoor salaris ontvingen. Deze imams leidden het gebed, hielden de vrijdagmiddagpreek en gaven religieus onderwijs (Boender 2007: 16). Het stichten van moskeeën was een teken dat de migranten zich voor langere tijd in Nederland e
wilden vestigen. Geschat wordt dat in de 21 eeuw 5,8% van de Nederlandse bevolking moslim is. Turken en Marokkanen vormen met 75% de grootste groep moslims in Nederland. Volgens een schatting uit 2004 zijn er in Nederland tussen 400 en 450 moskeeën en 400 professionele moskeeimams (Boender 2007: 16-17, Douwes et al 2005: 27, 29).
1.2 Eergerelateerd geweld en islam Uit de literatuur blijkt dat betrokkenen religieuze argumenten gebruiken om de eer, al dan niet door middel van geweld, te herstellen. Dit aspect is een andere reden om te kijken naar de rol van de imam bij eergerelateerd geweld. Van Eck (2004) beschrijft in haar boek een casus waarin de eerhersteller zegt: “Volgens ons geloof […] moet een van ons het doen” (Van Eck 2004: 96). Zij stelt daarnaast dat in bepaalde situaties religieuze argumenten de enige argumenten zijn die iemand kunnen doen afzien van het herstellen van eer (Van Eck 2004: 190). De imam lijkt de aangewezen persoon om in dergelijke gevallen te praten met een mogelijke dader. Bij de presentatie van het empirische deel van het onderzoek zal hier nader op worden ingegaan.
Tot slot zeggen de heilige geschriften het een en ander over eer, hoewel termen als eerwraak of 2
eergerelateerd geweld niet voorkomen in de Koran (Akgunduz via Janssen 2008b: 31). Er wordt wel gesproken over het belang van maagdelijkheid, de bloeding bij de eerste penetratie en het zedelijk 3
fatsoen (Ermers 2007: 68, 124, 150). Later in het onderzoek wordt beschreven dat op basis van deze aspecten de eer kan worden verloren of moet worden hersteld. Een andere aanleiding voor het plegen van eergerelateerd geweld is overspel:
2
Koran betekent letterlijk ‘reciet’. Het zou het letterlijke woord van God zijn, zoals geopenbaard aan de profeet Mohammed. Naast de Koran maakt de soenna deel uit van de heilige geschriften. Soenna betekent ‘traditie’. In de soenna staan uitspraken en gedragingen van de profeet als voorbeeld voor de geloofsgemeenschap. De fiqh speelt daarnaast ook een belangrijke rol. Fiqh is de jurisprudentie of de bestudering van het recht 3 De genoemde onderwerpen worden besproken in een deel van de heilige teksten die de drie monotheïstische godsdiensten delen en zijn dus ook bekend in de Bijbel en de Torah.
Scriptie Linda Langereis
5748518
4
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
“De ontuchtige vrouw en de ontuchtige man geselt een ieder hunner met honderd geselslagen. En laat geen mededogen met hen u bevangen in Allahs godsdienst, indien gij gelooft in Allah en de Laatste Dag. En laat een aantal der gelovigen van hun bestraffing getuige zijn” (Koran 24:2 in Van Eck 2004: 44). 4
5
Het plegen van overspel, zina , geldt als een van de hudud (Van Eck 2004: 44). In de Koran zijn 27 verzen te vinden waarin zina wordt veroordeeld (Jansen 1997: 147). Het spelen voor eigen rechter wordt in de Koran veroordeeld. Akgunduz verwijst hierbij naar soera 5:32: “… dat wie een ziel doodt anders dan wegens een andere ziel of wegens verderfbrenging op aarde is alsof hij gedood had de mensen altezamen” (Koran 5:32 via Akgunduz in Janssen 2008b: 31).
1.3 De hoofdvraag Uit de literatuur blijkt dat de imam een rol kan spelen bij een zaak van eerherstel. Hoe de rol er precies uit ziet en hoe de imam hier invulling aan geeft, is echter niet bekend. De imam blijkt geen (vaste) ketenpartner te zijn bij eergerelateerd geweld. Toch kan in bepaalde gevallen de imam een rol spelen: bijvoorbeeld als het plegen van eergerelateerd geweld religieus wordt gelegitimeerd. Het is niet bekend hoe de imam tegen een (mogelijke) rol als ketenpartner aankijkt. Tevens is niet duidelijk hoe de bestaande ketenpartners aankijken tegen de imam als (mogelijke) partner. Dit onderzoek wil verkennen wat de rol van de imam kan zijn en wat wenselijk is. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook:
Wat is de (mogelijke) rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld?
In dit onderzoek wordt de rol van de imam onderzocht zowel vanuit het perspectief van de imam als vanuit het perspectief van relevante actoren. De hoofdvraag kan in verschillende deelvragen worden opgedeeld:
1. Wat is eer en eergerelateerd geweld? 2. Hoe ziet de huidige ketensamenwerking in Nederland er uit? 3. Wat is de huidige rol van de imam bij eergerelateerd geweld en wat is de wenselijke rol van de imam?
Deze drie vragen dienen te worden beantwoord voor een antwoord kan worden gegeven op de hoofdvraag. De drie deelvragen vormen tevens de structuur van de presentatie van dit onderzoek. 4
Zina betekent ontucht Hadd, het enkelvoud van hudud, is een misdrijf vermeld in de Koran. Voor hudud gelden altijd een zware bewijslast. In het geval van overspel is de straf, indien de partijen getrouwd zijn, steniging. Voor ongehuwden is de straf geselslagen. De straf kan echter alleen worden uitgevoerd als de daad door vier getuigen onopzettelijk is gezien. Ruud Peters stelt dat de zware bewijslast door velen wordt opgevat om dergelijke zware te straffen zoveel mogelijk te voorkomen (Van Eck 2004: 44, Ruud Peters: interview 11) 5
Scriptie Linda Langereis
5748518
5
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
1.4 Theoretische begrippen: operationalisering Om het onderzoek goed uit te kunnen voeren, zijn voorafgaand aan de uitvoering een aantal theoretische concepten geoperationaliseerd. In de operationalisering zijn de vier begrippen uit de hoofd- en deelvragen opgenomen: rol, imam, ketensamenwerking en eergerelateerd geweld. Daarnaast is beschreven hoe religieuze legitimering van eergerelateerd geweld wordt waargenomen. De operationalisering van de theoretische concepten zijn het uitgangspunt van de dataverzameling en leidraad bij de analyse.
Religieuze legitimering: In dit onderzoek wordt gekeken naar de rol van een religieus leider bij een cultureel verschijnsel. Aanleiding om hiernaar te kijken, is dat in de literatuur gesteld wordt dat in sommige gevallen het plegen van eergerelateerd geweld religieus wordt gelegitimeerd. Als mensen eergerelateerd geweld goed praten of legitimeren vanuit de islam zullen ze refereren aan Allah of zeggen dat volgens voorbeeld van de profeet eergerelateerd geweld is toegestaan. Mensen kunnen daarnaast Koranverzen, passages uit de Soenna of fatwa’s aanhalen die volgens hun interpretatie eergerelateerd geweld goedkeuren of zelfs voorschrijven. Het religieus legitimeren van eergerelateerd geweld kent de volgende kenmerken:
Allah of de profeet worden aangehaald;
Er wordt gesproken over passages uit bijvoorbeeld de Koran en/of de Soenna;
Er worden fatwa’s aangehaald
Rol: In de hoofd- en laatste deelvraag staat het begrip ‘rol’ centraal. Rol kan op drie samenhangende manieren worden gedefinieerd. In de eerste definiëring betekent ‘rol’ een gestandaardiseerd patroon van handelen, verricht door een persoon in een bepaalde interactiesituatie. In het geval van de imam gaat het bij deze definitie om de taken van de imam en op welke wijze interactie plaatsvindt tussen de imam, gelovigen en andere actoren. De tweede definitie houdt het geheel in van normen en verwachtingen dat men koestert jegens een persoon in een bepaalde positie. Hierbij staat centraal wat een imam in zijn positie dient te doen en welke verplichtingen en verwachtingen daarmee gepaard gaan. Tot slot draait het bij de derde definitie niet alleen om een gestandaardiseerd patroon van handelen zoals zichtbaar wordt in handelen en interactie, maar ook om de uitwisselingen van gedachten en gevoelens zichtbaar in communicatie (Boender 2007: 33). De drie definities geven aan hoe ‘rol’ kan worden waargenomen in het onderzoek. De drie definities kunnen in dit onderzoek niet los van elkaar worden gezien. In de presentatie van het onderzoek wordt de rol van de imam volgens de drie definities uiteen gezet. In dit onderzoek is de vraag welke verwachtingen en verplichtingen mensen stellen aan een imam, de tweede definitie van rol, van
Scriptie Linda Langereis
5748518
6
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
centraal belang: het gaat immers om de mogelijke en wenselijke rol van de imam bij eergerelateerd geweld.
Imam: De imam neemt een centrale plaats in binnen dit onderzoek. Het is echter van belang om te weten hoe de respondenten de imam zien en welke verwachtingen zij van de imam hebben. De imam vervult een religieuze rol binnen de geloofsgemeenschap. De imam vervult deze rol, in elk geval, binnen de moskee. De imam is in zijn handelingen en gedragingen een voorbeeld voor gelovigen. Doordat de imam een voorbeeldfunctie heeft, zullen gelovigen naar hem toe gaan om hulp of advies te vragen. Kenmerkende concepten van imam zijn:
Religieuze rol binnen de geloofsgemeenschap;
Rol binnen de moskee;
Voorbeeldfunctie voor gelovigen;
Persoon waar mensen uit de gemeenschap heen gaan om hulp of advies te vragen
Ketensamenwerking: Het gaat in dit onderzoek om de rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld. Een ketensamenwerking is noodzakelijk wanneer doelen alleen kunnen worden behaald als leden van verschillende organisaties samenwerken. Organisatieoverstijgend is dus het kenmerk van een ketensamenwerking (Ermers 2010: 129). Bij een ketenaanpak wordt samengewerkt tussen verschillende mensen en instanties. Naast direct samen werken kan makkelijker informatie worden gedeeld als mensen ketenpartners zijn. Voor zowel het delen van informatie als samenwerken is goed overleg noodzakelijk. Ketensamenwerking kent de volgende kenmerken:
Samenwerken met andere mensen of instanties;
Informatie krijgen van anderen of andere instanties;
Overleggen met anderen of andere instanties
Eer en eergerelateerd geweld Eergerelateerd geweld is het centrale thema van dit onderzoek. Eergerelateerd geweld is geweld dat gepleegd wordt met het motief ‘eer’. Als mensen eer hebben, zijn ze volwaardig lid van en worden ze gerespecteerd door de gemeenschap. Anders gezegd: het individu en de familie hebben aanzien binnen de gemeenschap. Zodra een individu zich eerloos gedraagt, verliest zowel het individu als de familie aanzien in de ogen van de gemeenschap. Eergerelateerd geweld wordt gepleegd om de eer te herstellen, ofwel om het aanzien te herstellen of het respect van de gemeenschap terug te krijgen. De begrippen eer en eergerelateerd geweld zijn als volgt geoperationaliseerd:
Aanzien binnen de gemeenschap of familie;
Gerespecteerd worden door de gemeenschap;
Volwaardig lid zijn van de gemeenschap;
Herstel van aanzien of respect binnen de gemeenschap
Scriptie Linda Langereis
5748518
7
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
1.5 Methodologische verantwoording De onderzoeksvraag is op verschillende manieren afgebakend. Het onderzoek richt zich uitsluitend op Nederlandse eerzaken. Er worden geen specifieke casussen besproken, de grote lijnen en algemene gang van zaken bij eergerelateerde zaken staan centraal. De focus van het onderzoek ligt bij eergerelateerde zaken waarbij geen doden zijn gevallen.
Het proces Dit beschrijvend-exploratieve onderzoek bestaat uit een literatuuronderzoek en interviews. Het onderzoek begint met een literatuurstudie naar eer, eergerelateerd geweld, de aanpak van eerzaken en de ketensamenwerking in Nederland. Over de rol van de imam bij eerzaken is nauwelijks wetenschappelijk onderzoek gedaan. Om meer inzicht te krijgen in de rol van de imam zijn interviews afgenomen. Er zijn twee aspecten waarbij ik vooraf heb stilgestaan. Enerzijds kosten interviews, ook voor de respondenten, veel tijd. Anderzijds gaat het interview over een gevoelig onderwerp en dat kan voor potentiële respondenten een te hoge drempel vormen om hun medewerking te verlenen. Vooraf was de verwachting dat ik het LEC EGG nodig zou hebben om in contact te komen met moskeeën en imams, wat de drempel voor respondenten wellicht minder hoog maakt. De voordelen van het afnemen van interviews wegen zwaarder dan de nadelen: De respondenten kunnen hun eigen verhaal doen. Tijdens de interviews kan worden ingegaan op de betekenis van bepaalde woorden of begrippen. Dit is bij dit onderzoek van belang omdat er over begrippen wordt gesproken waarvan niet iedereen dezelfde definitie hanteert. Tot slot biedt het afnemen van interviews de mogelijkheid door te vragen over interessante uitspraken waardoor nieuwe inzichten kunnen worden verworven. De interviews zijn afgenomen aan de hand van vragenlijsten. De theoretische concepten die voorafgaand aan het onderzoek zijn geoperationaliseerd, dienen als basis voor het opstellen van de vragenlijsten (zie §1.4). Vanuit de operationalisering zijn verschillende clusters van vragen geformuleerd die de kern van de vragenlijsten vormen. Vooraf heb ik besloten respondenten met verschillende functies te benaderen voor dit onderzoek. De verschillende functies zijn in groepen opgesplitst op basis van de rol die zij spelen binnen de aanpak van eergerelateerd geweld. Voor de verschillende groepen zijn drie verschillende vragenlijsten opgesteld (zie bijlage 1): 1. Vragenlijst voor de politie en het LEC EGG 2. Vragenlijst voor imams
3. Vragenlijst voor overige organisaties zoals vrouwenorganisaties, vrouwenopvang en moskeebesturen
Elk interview begint met een aantal introductievragen over de respondent en de instelling of organisatie waar de respondent actief of werkzaam is. Vervolgens komen de vragen aan bod die naar aanleiding van de operationalisering zijn geformuleerd. De interviews zijn semigestructureerd omdat elk interview uit gaat van de vooraf opgestelde vragen maar het verloop van de interviews zeer flexibel
Scriptie Linda Langereis
5748518
8
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
is. Tijdens de interviews is niet alleen de vragenlijst leidend maar tevens wat de respondent vertelt. Door in te spelen op uitspraken van de geïnterviewden kan op nieuwe inzichten dieper worden ingegaan. Daarnaast worden er, indien nodig, vragen gesteld om antwoorden van de respondenten te 6
verduidelijken . De voordelen van het afnemen van interviews: ingaan op interessante uitspraken, de respondent zijn/haar verhaal laten doen en vragen naar de betekenis van bepaalde begrippen, worden door de semigestructureerde manier van interviewen optimaal benut.
Door de reis naar Marokko had ik reeds verschillende contacten bij de vrouwenopvang, politie en het LEC EGG. De mensen bij de politie en het LEC EGG heb ik rechtstreeks kunnen benaderen. De politie en met name ook het LEC EGG spelen een zeer belangrijke rol in de ketensamenwerking. Zij hebben mij ook verder geholpen met andere respondenten zoals imams en moskeebesturen. Moskeebesturen en vrouwenorganisaties hebben een eigen kijk op de rol van de imam in het algemeen en bij eergerelateerd geweld in het bijzonder. Via het LEC EGG ben ik aanwezig geweest bij een informatiebijeenkomst voor Marokkaanse imams over de veranderende Marokkaanse familiewet. De contacten die ik tijdens deze bijeenkomst heb opgedaan, hebben helaas niet geresulteerd in interviews. Mijn contactpersoon bij de vrouwenopvang heeft mij doorverwezen naar een relevante afdeling. Een vriendin kwam met de tip doelgroepmentoren te benaderen omdat zij het aanspreekpunt op scholen kunnen zijn voor studenten met bijvoorbeeld een Marokkaanse en Turkse achtergrond. Op eigen titel heb ik moskeeën benaderd voor een rondleiding. Bij één moskee mocht ik direct vragen voor mijn onderzoek stellen. Bij de andere moskee ben ik uitgenodigd aanwezig te zijn bij een islamles voor jonge vrouwen. Tijdens de Ramadan heb ik zo’n les bijgewoond. De vrijwilligster die de les geeft, heb ik later mogen interviewen. Uiteindelijk heb ik met dertig mensen contact gehad tijdens negentien verschillende interviews. Twee van deze interviews zijn per mail afgenomen. Deze interviews zijn wel omschreven als interview maar in de bronnen is terug te lezen dat het gaat om een mailwisseling.
4 interviews met mensen van de politie
2 interviews met imams
3 interviews met bestuursleden van verschillende moskeeën
5 interviews met vrouwen verbonden aan verschillende moskeeën, waarvan één vrouwelijke imam
1 interview met een doelgroepmentor
1 interview met medewerkers van een vrouwenopvang
2 interviews met onderzoekers/wetenschappers op het gebied van eergerelateerd geweld
1 interview met een hoogleraar Arabisch islamitisch recht (zie bronnen)
6
Volgens Kvale zijn er negen verschillende soorten vragen die tijdens een interview gesteld kunnen worden. Een aantal van dit soort vragen heb ik tijdens de interviews gesteld: Introducing questions (kunt u me meer vertellen over uw rol en de organisatie), Follow-up questions (wat bedoelt u met…), Probing questions (kunt u daar meer over vertellen), Specifying questions (wat deed u in dat geval), Interpreting questions (bedoelt u dat..) (Bryman 2004: 326)
Scriptie Linda Langereis
5748518
9
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Met de respondenten is afgesproken welke omschrijving ik in het onderzoek mocht gebruiken. Slechts twee interviews zijn anoniem verwerkt. Bij de andere interviews zijn de organisaties en de geïnterviewden bij naam in het onderzoek vermeld. Na het afnemen van de interviews heb ik de verkregen informatie uit het literatuuronderzoek en van de interviews gebundeld om antwoord te kunnen geven op de hoofd- en deelvragen.
Representativiteit Zoals eerder gesteld, richt dit onderzoek zich uitsluitend op Nederlandse eerzaken. De afgenomen interviews zijn, met uitzondering van de vrouwenopvang, afkomstig van verschillende personen en instanties uit de Randstad. Verschillende respondenten hebben contact met (keten)partners uit heel Nederland. Dit onderzoek is een eerste verkenning en heeft niet tot doel algemene uitspraken te doen over eergerelateerd geweld, de ketensamenwerking en de rol van de imam in Nederland. Uitspraken die in dit onderzoek worden gedaan, kunnen niet gegeneraliseerd worden maar zijn opzet voor nader onderzoek in groter verband. Ik heb imams en moskeeën van verschillende richtingen voor dit onderzoek benaderd. Niet alle groepen waarbij eergerelateerd geweld in Nederland voorkomt zijn vertegenwoordigd in het onderzoek. De respondenten zijn werkzaam of actief bij Turkse, Somalische, Surinaamse en 7
Marokkaanse moskeeën . Door met imams, moskeebesturen en organisaties van verschillende culturen en stromingen te spreken, is een gemengd beeld gecreëerd. Mensen met een Turkse achtergrond vormen de grootste groep die in Nederland betrokken is bij eerzaken. In dit onderzoek is deze groep tevens het meest vertegenwoordigd. Hierdoor is een goede spreiding van de onderzoeksgroep nagestreefd. Eer en eergerelateerd geweld zijn moeilijke onderwerpen om te bespreken met imams en andere mensen die actief zijn binnen de moskee: “We zijn een gesloten samenleving en praten niet met elkaar over problemen” (Vrouwenorganisatie Ayasofya Moskee: interview 12, zie ook Rabia Bouzian: interview 15). In de interviews in moskeeën had ik de Turkse of Arabische termen paraat om mogelijke verwarring over de betekenis van woorden te beperken. Tijdens de interviews in moskeeën, met uitzondering van de interviews met imam Hansildaar en de vrouwenfederatie Milli Görüş, is stellig gezegd dat eerzaken in hun gemeenschap niet spelen. De vrouwenfederatie Milli Görüş benadrukt dat er niet vaak ernstige eerzaken spelen, maar dat geweld met het motief eer wel degelijk voorkomt. Het kan zijn dat de overige geïnterviewden werkelijk niet te maken hebben met eergerelateerd geweld. Ik kreeg echter in de meeste gevallen het gevoel dat ze mij niet alles willen of kunnen vertellen over eer en mogelijke eerzaken. Tijdens een van de interviews vroeg ik aan de bestuursleden of ze te maken hebben of hebben gehad met problemen rondom familie-eer. Zij antwoordden daarop ontkennend. Niko Barut reageerde daarop door te zeggen dat hij wel met deze moskee heeft samengewerkt in een
7
De etnische benaming van moskeeën geeft aan welke etnische en/of culturele achtergrond het grootste deel van de moskeegemeenschap heeft en/of de achtergrond van de (hoofd)imam. De moskeeën die na de eerste migratiegolf in Nederland tot stand zijn gekomen, zijn langs etnische lijnen gesticht. Volgens veel respondenten kunnen moskeeën echter niet op basis van etniciteit worden onderscheiden: etniciteit speelt binnen de islam immers geen rol. In de bronnen is een uitgebreidere omschrijving te vinden van de stroming waar de moskee toe behoort.
Scriptie Linda Langereis
5748518
10
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
eergerelateerde zaak (Bestuur Aksa Moskee en Niko Barut: interview 2). Het kan zijn dat de mensen waar ik mee sprak niet worden benaderd met vragen of problemen rondom eer. Eerzaken spelen echter regelmatig in en om Dordrecht (Niko Barut: interview 5). Het probleem van het niet krijgen van volledige informatie heb ik op twee verschillende manieren proberen te ondervangen. Tijdens de interviews in moskeeën heb ik niet alleen gevraagd naar eer en eergerelateerd geweld. Ik heb ook in algemene termen gevraagd of de imam wordt benaderd door mensen voor informatie of advies. Ook is gevraagd of de imam wordt ingezet bij bemiddeling tussen mensen of families in geval van conflict of ruzie. Tot slot heb ik gevraagd wat de imam doet als iemand wangedrag vertoont en of dit stigmatiserend werkt voor de ouders en andere familieleden. Daarnaast heb ik met mensen buiten de moskee gesproken over hun visie op de rol van de imam en moskeegemeenschap bij eergerelateerd geweld.
Scriptie Linda Langereis
5748518
11
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
2. Wat is eer en eergerelateerd geweld? 8
Eerwraak of eergerelateerd geweld zijn termen die veel gevoelens oproepen in Nederland . Maar wat is nu precies eerwraak of eergerelateerd geweld? En wat is het verschil tussen deze begrippen? Voor kan worden ingegaan op de begrippen eerwraak en eergerelateerd geweld, moet eerst een andere vraag worden beantwoord: wat is eer? 2.1 Wat is eer? Ermers stelt dat de Noord-Europese betekenis van ‘eer’ verschilt van bijvoorbeeld de Arabische en Turkse betekenis. In Nederland wordt eer geassocieerd met bijvoorbeeld maatschappelijke status, respect en aanzien (Ermers 2007: 9-10, Ermers: interview 8). Eer is een gevoel, “verbonden met de basiseigenschap op grond waarvan mensen (en families) buiten hun eigen familie tot een bepaalde groep behoren”. Eerbezit is het besef van het hebben van die basiseigenschap. Door eer te bezitten, ben je gelijkwaardig aan de andere mensen in de groep. De anderen in de groep uiten dat besef door middel van het tonen van respect. Het hebben van eer, met name maatschappelijk eer, is de belangrijkste voorwaarde voor sociale acceptatie. Om eer te bezitten, heeft het individu anderen nodig die hem daarin bevestigen. Eerverlies kan grote gevolgen hebben voor de positie van het individu. Als er sprake is van eerverlies, ervaart het individu schaamte. Schaamte is de tegenhanger van respect. Eer kent daarom een verdedigingsmechanisme: trots. Eer is niet variabel: je hebt eer of je hebt het niet. In verschillende culturen wordt aan verschillende zaken eer ontleend. Het proces werkt echter voor alle culturen hetzelfde: de hele omgeving verwacht in bepaalde situaties bepaald gedrag. Als een individu dat gedrag niet vertoont, wordt het individu verstoten uit de sociale omgeving. Bij (dreigend) eerverlies moet het individu of de familie reageren om te proberen de eer te behouden (Ermers 2007: 19-21, 31). In het Arabisch en Turks zijn verschillende woorden voor eer. Ermers (2007) vertaalt het Turkse namus en Arabische ird als de zedelijke familie-eer. Ermers (2007) maakt onderscheid tussen 9
persoonlijke en maatschappelijke eer . De seksuele of zedelijke eer is onderdeel van de maatschappelijke eer van de familie. Elke vorm van eer heeft eigen kenmerken. Binnen de verschillende vormen van eer zijn er specifieke kenmerken voor mannen, vrouwen en families (Ermers 2007: 37-70). Van Eck (2004) stelt dat voor vrouwen namus kuisheid betekent en voor mannen het hebben van kuise vrouwelijke familieleden (Van Eck 2004: 13). Naast namus spreekt men in het Turks van şeref, en in het Arabisch van sharaf wat vertaald kan worden met prestige of aanzien (Van Eck 2004: 24, 26).
8
Zie bijvoorbeeld de nieuwsartikelen over een moord in Veghel en Alkmaar (Trouw 02-04-2001, Trouw 27-052008, Trouw 11-06-2008) 9 Eer is niet hetzelfde als maatschappelijke status. Maatschappelijke status is veranderlijk en heeft geen invloed op de eer. Status kan bijvoorbeeld te maken hebben met rijkdom, opleidingsniveau en werk. Dit staat los van eer (zie bijvoorbeeld Ermers 2007: 79-81)
Scriptie Linda Langereis
5748518
12
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
2.2 Eer in de culturele context Ermers stelt in zijn boek uit 2007 dat de Noord-Europese cultuur verschilt van de Arabische en Turkse cultuur. De cultuur van het Midden-Oosten wordt getypeerd als een groepscultuur, de NoordEuropese als een individualistische cultuur (Ermers 2007: 12-16, 20). In plaats van te spreken van een individualistische of groepscultuur wordt ook wel gesproken van ik- en wij-culturen. Welke naam er ook aan de culturen gegeven wordt, het onderscheid tussen de culturen draait om de plaats van het individu ten opzichte van het collectief. In dit onderzoek zal ik spreken van ik- en wij-culturen. Bij een ik-cultuur staat het individu centraal en draait het bijvoorbeeld om het morele bewustzijn van het individu en zelfrespect. Bij een wij-cultuur draait het minder om het individu maar juist om de houding en gedrag ten opzichte van anderen. Je krijgt respect als je je volgens de heersende normen en waarden gedraagt. Sociale controle is daarbij een belangrijk mechanisme (Stapel & Keukens 2009: 65-66). Een kernelement van sociale controle is sanctionering van gedragingen door gedrag af te straffen dan wel te belonen (Franke 2007: 350). Als iemand leeft in een wij-cultuur betekent dat met betrekking tot eer het volgende: Individuen worden geïdentificeerd met hun familie. De eer die een individu bezit is gelijk aan de eer van de familie. Het is binnen wij-culturen mogelijk dat je als familie collectief eer bezit. Vaak is de collectieve eer belangrijker dan de individuele eer (Ermers 2007: 25). Eer wordt opgehouden voor de sociale omgeving. Deze sociale omgeving is onderdeel van dezelfde eergemeenschap als de familie. Het gaat hierbij dus niet om alle contacten van de familie, maar uitsluitend om leden van dezelfde eergemeenschap. De eergemeenschap mag een moreel oordeel vellen over een individu en families. Zij bepalen of een individu en familie eer hebben of niet. Voor de eergemeenschap moet de eer dus worden opgehouden. Voor familie geldt dit niet, zij delen immers dezelfde eer. Daarnaast hoeft de eer niet te worden opgehouden voor onbekenden, zij kunnen namelijk geen moreel oordeel uitspreken (Ermers 2007: 27, 30).
Een verschuiving? Er is een onderscheid te maken tussen grofweg de Turkse en de Arabische cultuur enerzijds en de Noord-Europese cultuur anderzijds. In dit onderzoek staan eerzaken in Nederland centraal. Mensen met een Arabische of Turkse achtergrond zijn het meest betrokken bij Nederlandse eerzaken, maar sinds de migratie begin jaren vijftig leven anno 2012 de derde en vierde generatie migranten in Nederland. In Nederland is een proces van individualisering zichtbaar. “Van individualisering kan worden gesproken wanneer er een tendens is dat mensen zich bij belangrijke keuzes in hun leven minder laten leiden door druk vanuit hun directe sociale omgeving (gezin en familie, buren en lokale gemeenschap) en minder gebonden raken aan vaste sociale kaders (zoals kerk of politieke partij)” (Wilterdink & Van Heerikhuizen 2007: 27).
De tendens van individualisering in Nederland gaat gepaard met het losser worden van de binding tussen het kerngezin en de verdere familie, maar ook met vrije partnerkeuze (Brinkgreve & De Regt 2007: 218, Wilterdink & Van Heerikhuizen 2007: 27). Buijs et al (2006) beschrijven dat een soortgelijke neiging ook bij latere generaties migranten zichtbaar is. Dit is voornamelijk terug te zien in
Scriptie Linda Langereis
5748518
13
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
een meer diverse familieachtergrond en een afname van familietradities (Buijs et al 2006: 168-169). Als individualisering volgens eerder genoemde definitie zich voordoet bij migrantengroepen, welke invloed heeft dit dan op eer en eerzaken? Tijdens verschillende interviews heb ik de geïnterviewden deze vraag voorgelegd. Willem Timmer antwoordt als volgt: “Ja, ik had gehoopt dat dat zou doorzetten. Wat blijkt, veel mensen trouwen met iemand uit het land van herkomst, dus je hebt constant eerste generatie” (Willem Timmer: interview 1).
Wilfred Janmaat ziet, evenals Willem Timmer, ook dat er constant groepen eerste generatie migranten in Nederland komen wonen. Niet alleen vanwege huwelijken met iemand uit het land van herkomst, maar ook nieuwe groepen migranten uit bijvoorbeeld Afghanistan of Irak. Hij ziet daarnaast problemen tussen de eerste en latere generaties: “Families denken nog traditioneel, terwijl jonge mannen en vrouwen individualiseren” (Wilfred Janmaat: interview 6). De dames van Kompaan en de Bocht zien evenmin gevolgen van mogelijke individualisering, in elk geval niet op de korte termijn (Kompaan en de Bocht: interview 16). Uit dit onderzoek lijkt een mogelijk individualiseringsproces van jongeren niet te zorgen voor een verschuiving van een wij-cultuur naar een ik-cultuur.
2.3 Schaamte, stigmatisering en sancties Wij-culturen zijn vaak ook schaamteculturen. Bij wangedrag voelt een individu schaamte ten opzichte van de groep: Het individu heeft de groep te schande gemaakt. Dit zorgt ervoor dat de eer in het geding is. De eer is echter uitsluitend in het geding als het wangedrag bekend is bij de gemeenschap. Als het wangedrag niet publiekelijk bekend is, is er geen sprake van eerverlies (Stapel & Keukens 2009: 66). In 2010 beschrijft Ermers een nieuwe theorie waarbij hij uitgaat van de volgende definitie van eer: “Eer is het ontbreken van een ernstig maatschappelijk stigma veroorzaakt door wangedrag” (Ermers et al 2010: 50). Elke samenleving kent bepaalde normen en waarden waar mensen aan moeten voldoen. Wat goed gedrag is, wordt daarom bepaald door de omgeving. Bij normoverschrijdend- of wangedrag van een individu ervaart het individu schaamte, maar daarnaast vindt stigmatisering door de gemeenschap plaats (Ermers 2010: 50-52). In de vorige paragraaf is gesproken over sociale controle en de sanctionering van gedrag dat daarmee gepaard gaat. Bij wangedrag kunnen informele sociale sancties worden toegepast. Informele sociale sancties zijn niet gebaseerd op wetten en worden niet door een formele instelling uitgevoerd, maar worden in groepsverband toegepast om wangedrag af te straffen. Bij informele sociale sancties kan gedacht worden aan roddelen, doodzwijgen en het individu of de familie buiten de groep plaatsen (De Swaan 2006: 94). Ermers stelt dat de sociale processen van sociale controle, stigmatisering en sanctionering voor alle samenlevingen hetzelfde zijn. Er zijn tussen verschillende culturen en samenlevingen wel een aantal verschillen hoe deze sociale processen vorm krijgen. Ten eerste verschilt de norm voor wenselijk en onwenselijk gedrag. Daarnaast verschilt het per cultuur en samenleving op wie het stigma afstraalt. Ermers stelt dat de Noord-Europese cultuur weliswaar een ik-cultuur is, maar dat het tevens een gezinscultuur is. Wangedrag en het daarbij behorende stigma hebben gevolgen voor de gezinsleden,
Scriptie Linda Langereis
5748518
14
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
met name de ouders. In bijvoorbeeld Marokko en Turkije heerst meer een familiecultuur. Een stigma heeft in dergelijke culturen gevolgen voor de hele familie (Ermers: interview 8 maar zie ook Ermers et al 2010: 29-52). Het is voor de familie of het gezin van belang te voorkomen dat zij wordt gestigmatiseerd. Eerder is gesteld dat wangedrag alleen leidt tot schaamte, stigmatisering en sanctionering wanneer het wangedrag is waargenomen door de gemeenschap. Het is dus van groot belang om eventueel wangedrag van een individu binnen het gezin of de familie te houden. Een kernelement van ‘The Presentation of Self in Everyday Life’ van Goffman (1959) is impressiemanagement. Hij zet in dit boek uiteen hoe mensen een voorstelling geven om anderen te laten zien dat zij wenselijk gedrag vertonen en zich houden aan heersende maatschappelijke regels. Het gaat hierbij niet uitsluitend om individuen, maar juist ook om teams die samenwerken het juiste beeld neer te zetten. Er is daarbij een verschil tussen frontstage waar de voorstelling plaatsvindt en backstage waar iedereen zijn of haar rol los kan laten. Frontstage is een wisselwerking tussen de uitvoerders en het publiek. Het publiek verwacht bepaald gedrag, de uitvoerders zullen hier aan willen voldoen. Als de uitvoerders zich echter niet aan de maatschappelijke regels houden, wordt dit door het publiek bestempeld als wangedrag (Roukens 2007: 123-125, Wallace & Wolf 2006: 238-239). De theorie van Goffman kan ook bij het hooghouden van de eer worden toegepast. Afhankelijk van de cultuur verschillen de maatschappelijke regels die gelden tijdens de voorstelling en de samenstelling van het team dat de voorstelling geeft. Goffman spreekt van verschillende sociale opstellingen op basis waarvan de voorstelling wordt opgevoerd. Hij noemt hierbij het technische, politieke, structurele, culturele en dramaturgische perspectief. Voor dit onderzoek zijn de laatste twee perspectieven van belang omdat de culturele en dramaturgische opstellingen draaien om het geloofwaardig neerzetten van de morele standaard. Het culturele perspectief richt zich hierbij op de heersende waarden en het dramaturgisch perspectief op het impressiemanagement (Goffman 1959 in Farganis 2008: 341-344). Afhankelijk van de cultuur zal een gezin of familie als team optreden om aan de gemeenschap te laten zien dat zij leven en zich gedragen volgens de heersende sociale normen. Al zou een gezins- of familielid zich backstage niet volgens deze normen gedragen, is de eer niet in het geding zolang frontstage het juiste gedrag wordt vertoond. Goffman is van mening dat sommige mensen een stigma hebben dat niet voor iedereen zichtbaar is. Deze groep mensen doen er, door middel van impressiemanagement, alles aan om het stigma frontstage verborgen te houden (Goffman 1959 in Farganis 2008: 343). Ik ben echter van mening dat er pas sprake is van een stigma zodra frontstage bepaald gedrag is vertoond dat (sterk) afwijkt van de heersende sociale norm. Het vertonen van onwenselijk gedrag frontstage kan de reputatie van het individu en zijn of haar familie permanent beschadigen (Wallace & Wolf 2006: 241) en een stigma opleveren. De vraag is wat een gezin of familie doet zodra er wangedrag is vertoond en stigmatisering dreigt. In het volgende deel zal ik nader ingaan op mechanismen om de eer te herstellen. In deze paragraaf is stilgestaan bij het onderscheid tussen de ik- of gezinscultuur en de wij- of familiecultuur. Vanaf de volgende paragraaf staat uitsluitend de wij- of familiecultuur centraal. De onderzoeksgroep leeft vanuit de cultuur van het land van herkomst in een familiecultuur. Tevens is gebleken dat er onder deze groepen in Nederland geen verschuiving zichtbaar is van een familie- naar een gezinscultuur.
Scriptie Linda Langereis
5748518
15
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
2.4 Eergerelateerd geweld: het herstellen van de eer Als er wangedrag is vertoond en het wangedrag is bekend bij de gemeenschap, loopt zowel het individu als de familie een stigma op. De gemeenschap kan informele sociale sancties aan het individu en de familie opleggen. De familie zal in de meeste gevallen het stigma willen kwijtraken in de verwachting dat de negatieve sancties zullen ophouden. Hoe kan de familie het stigma kwijtraken of, met andere woorden, hoe zal de familie de eer herstellen? Er zijn verschillende termen verwant aan eer. Hoewel in dit onderzoek eergerelateerd geweld centraal staat, wordt voor een volledig beeld kort ingegaan op de termen bloedwraak en eerwraak.
Bloedwraak Bloedwraak houdt in dat een familie of stam het recht heeft om een dode uit de eigen groep te wreken op een lid van een andere familie of stam. Bij het niet gebruik maken van het recht op wraak, verliest de familie haar maatschappelijke eer. Indien na een tweede dode de stand nog altijd ongelijk is, kan er een vendetta of bloedvete ontstaan. Bij een bloedvete kunnen generaties lang over en weer familieleden worden vermoord (Ermers 2007: 111-116).
Eerwraak In 1978 heeft Ane Nauta de term ‘eerwraak’ bedacht omdat er in het Nederlands geen woord bestond voor het doden van een persoon om de eer te zuiveren (Van Eck 2004: 14, Janssen 2008: 15). “Eerwraak is het herstellen of herwinnen van de verloren gegane zedelijke familie-eer door de schuldige aan het verlies ervan te doden, nadat het eerverlies heeft plaatsgehad” (Ermers 2007: 118). Door de eer te herstellen, hoopt de familie zich te ontdoen van het stigma en de sociale sancties. De familie heeft de plicht te zoeken naar vreedzame oplossingen (Ermers 2007: 119). Er zijn rondom eerwraak, evenals bloedwraak, gewoonterechtelijke regels. Ferwerda en Van Leiden zeggen over eerwraak: “Eerwraak is een wereldwijd verschijnsel en komt onder meer voor in (delen van) landen als Peru, Bangladesh, Argentinië, Haïti, Brazilië, Colombia, Ecuador, Egypte, Guatemala, Iran, Israël, Jordanië, Somalië, Sudan, Syrië, Libanon, Turkije, Venezuela, India, Pakistan, Afghanistan en Marokko. In Nederland hebben we het meest te maken gehad met voorvallen van eerwraak onder immigranten uit Turkije. Momenteel is met de toegenomen instroom van families uit landen als Irak en Iran een toename van eerwraakincidenten onder deze bevolkingsgroepen merkbaar, aldus de eerwraakdeskundigen” (Ferwerda & Van Leiden 2005: 15).
Ferwerda & Van Leiden (2005) stellen dat de term eerwraak een onjuiste term is. De term doet vermoeden dat bij eerwraak iemand wordt gedood om de eer van een ander te wreken. Echter vindt eerwraak plaats om de eer te herstellen. Daarnaast is doden niet de enige vorm van ‘eerwraak’. Men kan denken aan distantiëring van de eerschender, mishandeling, het afpakken van kinderen of
Scriptie Linda Langereis
5748518
16
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
uithuwelijking. Door experts, beleidsmakers, de praktijk en de wetenschap wordt gepleit eerwraak te reserveren voor het fenomeen moord naar aanleiding van eergerelateerde problematiek (Ermers et al 2010: 56, Ferwerda & Van Leiden 19-27). In dit onderzoek wordt ingegaan op de verschillende manieren om de eer te herstellen zonder dat er iemand wordt gedood. De term eerwraak wordt nagenoeg niet gebruikt, eergerelateerd geweld staat daarentegen centraal. Eergerelateerd geweld Bij eergerelateerd geweld vindt geweld plaats in de context van eer: het gebruik van geweld komt voort uit de bescherming of het herstellen van eer (Ermers 2007: 178, Ermers: interview 8). “Eergerelateerd geweld is elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld, gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in een reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken” (Ermers 2007: 178, Ferwerda & Van Leiden 2005: 25).
Eergerelateerd geweld komt niet alleen voort uit een feitelijke schending van eer. De eer moet ook hersteld worden als de eergemeenschap eerschending vermoedt. Om het in termen van Ermers uit te drukken: er hoeft geen wangedrag te zijn gepleegd. Als de gemeenschap denkt dat er wangedrag is gepleegd, kan dat voldoende zijn om de familie een stigma te geven en sancties op te leggen. Daarmee bestaat de noodzaak voor de familie zich van het stigma te ontdoen (Ferwerda & Van Leiden 2005: 26 en eigen interpretatie theorie Ermers naar aanleiding van interview 8). Bij eergerelateerd geweld gaat het niet alleen om de schending van de zedelijke, maar ook de nietzedelijke eer (Ferwerda & Van Leiden 2005: 26, zie ook Ermers 2007: 178). De meest extreme uitingsvormen van eergerelateerd geweld is eermoord (gepleegd vanwege de zedelijke eer) of trotsmoord (niet-zedelijke eer). Eergerelateerd geweld komt voort uit collectieve emoties. Deze vorm van geweld onderscheidt zich daarmee van bijvoorbeeld huiselijk geweld en een crime passionel: deze vormen van geweld komen voort uit individuele emoties. Eergerelateerd geweld wordt nagenoeg altijd in overleg met de familie gepleegd. Het komt voor dat de dader op eigen houtje handelt. Dit is echter tegen de geldende sociale regels rondom eerherstel en de daad zal om die reden door de familie worden veroordeeld (Ferwerda & Van Leiden 2005: 28-29, zie ook Sanberg & Janssen 2011: 21). Uitingsvormen van eergerelateerd geweld Er zijn verschillende manieren waarop de eer kan worden hersteld. Van Eck (2004) behandelt in haar boek voornamelijk geweld met dodelijke afloop, bijvoorbeeld door iemand neer te schieten of te steken. In dit onderzoek wordt dit betiteld als eerwraak. Zowel Van Eck (2004), Ermers (2007) als Ferwerda & Van Leiden (2005) noemen verschillende alternatieven voor het doden van de persoon die wangedrag vertoont (Van Eck 2004: 179-204, Ermers 2007: 85-87, 119-127 en Ferwerda & Van Leiden 2005: 19). Ferwerda & Van Leiden (2005) hebben een overzicht gemaakt van de verschillende uitingsvormen van eergerelateerd geweld en de daarbij behorende aanleidingen. Alle alternatieven die genoemd zijn in de literatuur en interviews zijn
Scriptie Linda Langereis
5748518
17
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
in het overzicht opgenomen (zie ook Niko Barut: interview 5, Wilfred Janmaat: interview 6 en Mart Rasenberg: interview 7).
Figuur 1 Eergerelateerd geweld (Ferwerda & Van Leiden 2005: 42)
Tijdens de interviews is de vraag voorgelegd of eerzaken in Nederland bepaalde kenmerken hebben wat betreft aanleiding of uitingsvormen. Judith Martens en Ilona Brekelmans van Kompaan en de Bocht stellen dat er in Nederland veel verleidingen zijn waardoor iemand zich makkelijker schuldig kan maken aan wangedrag en daarmee eerschending (Kompaan en de Bocht: interview 16). Bij verleidingen kan gedacht worden aan kleding, gemengde klassen en bijbaantjes waar jongens en meisjes samenwerken. Op het gebied van uitingsvormen van eergerelateerd geweld zijn er geen kenmerken die een eerzaak specifiek Nederlands maken (zie bijvoorbeeld Kompaan en de Bocht: interview 16, Wilfred Janmaat: interview 6). Er is de laatste jaren wel een verandering in het soort eerzaken gekomen. De verandering is niet specifiek voor Nederland, maar heeft wel veel invloed op het soort en het aantal eerzaken. Deze verandering is de technologische vooruitgang. Hierbij moet voornamelijk worden gedacht aan mobiele telefoons, voornamelijk de telefoons met camera’s, computers, webcams, internet en social media. “Denk aan mobiele telefoons, camera’s, dat heeft tot zaken geleid die we vijftien jaar geleden niet kenden. Een meisje in een kleedkamer, door een vriendin gefotografeerd, ze weet dat niet, de foto komt op internet, is een grote zaak geworden, een hoop ellende. En meisjes die menen een relatie te hebben, zichzelf blootgeven op het internet, skype bijvoorbeeld, daarmee later gechanteerd worden of zelfs tot prostitutie gedwongen worden. Dus die zitten eigenlijk
Scriptie Linda Langereis
5748518
18
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
klem, door die ene misstap worden ze gechanteerd. Dat zijn nieuwe zaken door de techniek, niet door nieuwe bevolkingsgroepen maar door de techniek” (Willem Timmer: interview 1). “Meisjes kunnen in gevaar komen door social media. Je kunt gemakkelijk met je telefoon een filmpje maken, en het meisje vervolgens chanteren. De individualisering en moderne technieken brengen gevaren en ‘nieuwe eerzaken’ met zich mee. Social media en internet zijn ongrijpbaar. Echter, als een jongen een meisje stiekem heeft gefilmd en haar wil chanteren, dan kan er aangifte worden gedaan want dat is strafbaar. Echter bij dreiging van chantage wordt vaak geen aangifte gedaan want dan komt het in de openbaarheid. Soms is het voldoende om als politie een gesprek aan te gaan met de jongen die een filmpje van het meisje heeft gemaakt. Als bekend wordt bij de familie dat hij verantwoordelijk is, loopt hij namelijk net zo goed gevaar om slachtoffer te worden van eerherstel” (Wilfred Janmaat: interview 6). “Je hoeft als meisje niet meer naar buiten om de buitenwereld in te gaan. Het is een makkelijke manier om contact te zoeken en het lijkt heimelijk. Echter is het toch heel publiek: als iets eenmaal op het internet staat, komt het er nooit meer van af. Laatst hebben we een zaak gehad van een meisje die stiekem gefotografeerd werd in de kleedkamer. In dat geval kon je je afvragen hoe onschuldig de intentie van de dader was, maar in veel gevallen is het echt een onschuldige actie die veel drama kan veroorzaken” (Mart Rasenberg: interview 7) .
Deze citaten geven aan dat technologische vooruitgang een grote invloed heeft op de hedendaagse eerzaken, onder andere in Nederland. In de interviews is op dit aspect niet verder ingegaan. Er is bijvoorbeeld niet gesproken of dergelijke zaken een andere aanpak nodig hebben. Het is echter denkbaar dat voorlichting het beste middel is om dergelijke zaken tot een minimum te beperken.
In dit hoofdstuk is uiteengezet wat in dit onderzoek wordt verstaan onder eer en eergerelateerd geweld. Verschillende elementen die zijn besproken, komen later in het onderzoek terug. Afsluitend is kort stilgestaan bij kenmerken van eerzaken in Nederland en de kenmerken van eerzaken in deze tijd. Om een goed antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is echter een uitgebreider beeld nodig van eerzaken in Nederland. In het volgende hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan. Tevens wordt antwoord gegeven op de tweede deelvraag van dit onderzoek.
Scriptie Linda Langereis
5748518
19
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
3. Hoe ziet de huidige ketensamenwerking in Nederland er uit? In dit hoofdstuk wordt de tweede deelvraag van dit onderzoek beantwoord. Voordat de vraag beantwoord kan worden hoe de huidige ketensamenwerking in Nederland er uit ziet, is het van belang stil te staan bij een aantal achtergronden van eerzaken in Nederland. Eerst wordt het algemene beleid eergerelateerd geweld van Nederland kort uiteen gezet. Vervolgens wordt ingegaan op de tweede deelvraag en wordt geschetst hoe de huidige ketensamenwerking er uit ziet.
3.1 Eerzaken in Nederland De meeste eerzaken in Nederland doen zich, evenals in de rest van West-Europa, voor bij migrantengroepen uit landen waar eerzaken zich traditioneel voordoen (Ferwerda & Van Leiden 2005: 9, 18). Ongeveer vijf procent van het aantal slachtoffers van moord en doodslag in Nederland in de familiesfeer is waarschijnlijk eerwraakslachtoffer (Ferwerda & Van Leiden 2005: 18). Uit de pilot ‘Eer Gerelateerd Geweld’ bleek dat in de helft van de gevallen de politie op de hoogte was van een zaak doordat een burger aangifte kwam doen op het bureau (Janssen 2008b: 74). Het is niet duidelijk in welk stadium van eerzaken de aangifte werd gedaan.
Eer en de Nederlandse wet In Nederland wordt geen onderscheid gemaakt tussen misdrijven die zijn gepleegd in naam van eer en andere geweldsmisdrijven (Ferwerda & Van Leiden 2005: 9). In het Nederlandse recht zijn geen regels waarin letterlijk de woorden ‘eerwaak’ of ‘eergerelateerd geweld’ zijn opgenomen. Zowel de schending van eer als het eerherstel kunnen zowel een strafbare als niet-strafbare vorm aannemen. Bij niet-strafbare feiten van eerschending kan gedacht worden aan buitenechtelijke seks. In het geval van eerherstel kan gedacht worden aan isolatie, uithuwelijking, het terugsturen van iemand naar het land van herkomst, maar ook zelfmoord (Ferwerda & Van Leiden 2005: 10, 29, Janssen 2008b: 67-70, zie ook Janssen & Sanberg 2011: 58).
Eerschending zonder
Eerschending met schending
schending van het recht
van het recht
Eerherstel zonder schending
Ongehuwde vrouw wordt
Een vrouw wordt verkracht. Zij
van het recht
zwanger en trouwt uit vrije wil
ervaart zoveel schaamte dat ze
met de vader van haar kind
zelfmoord pleegt
Eerherstel met schending van
Een affaire tussen twee
Een vrouw wordt verkracht.
het recht
getrouwde mensen raakt
Haar familie doodt vervolgens
bekend. De families besluiten
de dader
de minaars te doden Firguur 2 Eerschending- en herstel in relatie tot het Nederlands recht (Janssen 2008b: 69-70).
Scriptie Linda Langereis
5748518
20
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
De relatie tussen eer en recht is niet altijd even eenduidig. Daarnaast is het Nederlandse recht gebaseerd op individuen, terwijl eerzaken vaak spelen tussen families: “…dat het gedrag van een groep mensen in eerzaken, gebaseerd op morele opvattingen, vertaald moet worden naar individuele rollen vervat in juridisch jargon” (Janssen 2008b: 69-71).
Cijfers eergerelateerd geweld in Nederland Janssen (2008a) en Janssen & Sanberg (2010) melden de volgende cijfers van eergerelateerd geweld in Nederland: Jaartal
Geregistreerde gevallen van
Aanvullende cijfers
eergerelateerd geweld 2006
422
2007
493
2008
553
2009
445
Verschijningsvormen Bedreigingen Mishandeling Stalking Lijkvinding onnatuurlijke dood Poging zelfdoding Zelfdoding Poging moord/doodslag Moord/doodslag Ontvoering Vermissing Incest Verkrachting Overige
Aantal 256 82 5 1 4 2 11 6 8 26 4 7 10
% 61% 19% 1% 1% 3% 1% 2% 6% 1% 2% 2%
Figuur 3 Informatie van Janssen 2008b: 37, Janssen & Sanberg 2010a: 25, Janssen & Sanberg 2010b: 25.
Cijfers omtrent eergerelateerd geweld zijn geen exacte wetenschap (Janssen & Sanberg 2010a: 11) en geven slechts een beperkt beeld van eerzaken in Nederland. Twee belangrijke punten liggen hieraan ten grondslag. Cijfers omtrent eergerelateerd geweld in Nederland zijn veelal afkomstig van de politie. In de vorige paragraaf is duidelijk geworden dat de schending van de eer en het eerherstel niet altijd samengaat met een schending van de Nederlandse wet. De zaken die door de politie worden geregistreerd, richten zich op zaken waarbij de wet is overtreden. Niet alle eerzaken worden door de politie geregistreerd. Mart Rasenberg vertelt hierover tijdens het interview: “Ik weet niet de exacte cijfers, maar er wordt gesproken van zo’n 500 escalerende zaken per jaar. Veel eergerelateerde kwesties worden binnen de familie opgelost, buiten de politie om. Als de politie er bij betrokken wordt, is er al sprake van escalatie. De zaken die het LEC EGG behandelt zijn er enorm veel. Als je uitgaat van 500 escalaties, moeten er duizenden zaken zijn die het LEC EGG niet halen, maar wel eergerelateerd zijn” (Mart Rasenberg: interview 7).
Niko Barut stelt hetzelfde:
Scriptie Linda Langereis
5748518
21
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
“Maar we hoeven ons ook geen illusies te maken. We kunnen iets met de zaken die tot ons komen, maar er gaan een heleboel zaken buiten ons om. Daar hebben we geen zicht op. Je kunt niet alles voorkomen. Maar de zaken waarvan je kennis draagt moet je oppakken en goed oppakken” (Niko Barut: interview 5).
Daarnaast gaat het bij eerzaken om het motief: het belangrijkste element van eergerelateerd geweld is dat het motief om geweld te plegen eer moet zijn. Het vaststellen van een motief is echter voor een deel interpretatie van degene die de zaak registreert (Janssen & Sanberg 2010a: 11). Het kan zijn dat bepaalde gevallen ten onrechte wel of juist niet als eerzaak worden bestempeld. Dit heeft invloed op de cijfers. Hoewel er het een en ander af te dingen is op de cijfers, zijn ze nuttig en noodzakelijk. Cijfers spelen bij het maken van (politieke) keuzes een belangrijke rol (Janssen & Sanberg 2010a: 10)
Het Nederlandse beleid eergerelateerd geweld In de beginperiode van het Nederlandse beleid betreffende eergerelateerd geweld, halverwege de jaren ’80, werd eergerelateerd geweld gezien als een vorm van geweld van mannen tegen vrouwen in migrantengroepen. Het beleid was voornamelijk gericht op het verbeteren van de positie van migrantenvrouwen. Ferwerda & Van Leiden stellen in 2005 dat de expertise van eerzaken in Nederland vaak onvoldoende is. Enerzijds kunnen eerzaken niet worden herkend, anderzijds kunnen zaken onterecht als eerzaak worden bestempeld. Beide gevallen zijn problematisch (Ferwerda & Van Leiden 2005: 9). Als een zaak onterecht als eerzaak wordt gezien, is dat zeer kwetsend en beledigend voor de familie (Ermers 2007: 10). Een aantal zaken uit 2003 en 2004 die via de media landelijke bekendheid kregen, vormden de aanleiding voor de huidige aanpak van eergerelateerd geweld (Ermers et al 2010: 112-113). In november 2004 de kondigden toenmalige minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie en minister Donner van Justitie een initiatief aan om de kennis en inzichten van eergerelateerd geweld te vergroten om de aanpak te verbeteren. Vanuit dit initiatief zijn verschillende pilots en afspraken tot stand gekomen (Ermers et al 2010: 113)
Het aanwijzen van twee pilotplaatsen voor extra veilige afdeling binnen de vrouwenopvang om meisjes van 14 tot 22 jaar op te kunnen vangen (Kompaan en de Bocht: interview 16).
Tussen 2004 en 2006 is bij de politie Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid de pilot ‘Eer Gerelateerd geweld’ uitgevoerd om de politieaanpak van eergerelateerd geweld te verbeteren. De aanpak richtte zich op het vergroten van kennis over de achtergronden van slachtoffers en daders. Daarnaast werden oude casussen bestudeerd om te leren hoe de aanpak van eergerelateerd geweld verbeterd kon worden (Ermers et al 2010: 113, Werkplan 2011-2012: 7). Janssen (2008b) schrijft over de pilot: “De algemene doelstelling van de pilot was tweeledig: enerzijds werd gestreefd naar een zo goed mogelijke preventie en bescherming van potentiële slachtoffers van
Scriptie Linda Langereis
5748518
22
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
eergerelateerd geweld en anderzijds werd er getracht inzicht te verschaffen in de achtergronden en de aard van eergerelateerde zaken waarmee de politie in de praktijk te maken krijgt” (Janssen 2008b: 21).
In Rotterdam werd in 2005 tot een lokale aanpak van eergerelateerd geweld besloten. Deze aanpak was erop gericht de samenwerking met lokale migranten- en vluchtelingenorganisaties, de Immigratie- en Naturalisatie Dienst en de Federatie Vrouwenopvang te verbeteren (Ermers et al 2010: 113).
Sinds 2006 is door verschillende kabinetten in overleg met de Tweede Kamer een landelijk beleidsprogramma Eer Gerelateerd Geweld vormgegeven. Eerste uikomst was het opzetten van een interdepartementaal programma Eer Gerelateerd Geweld. Bij dit programma werkten onder andere het ministerie van Justitie, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer samen. “Het programma wilde diepgang en samenhang in zowel beleid als aanpak stimuleren, samen met verbetering van de bestuurlijke regie” (Werkplan 2011-2012: 4). De bestaande aanpak moest krachtiger worden. In dit besluit is eergerelateerd geweld in dezelfde beleidsportefeuille opgenomen als huiselijk geweld en kindermishandeling. Volgens het programma is veiligheid eerste zorg en moet er daarnaast zoveel mogelijk worden ingezet op preventie. Het programma Eer Gerelateerd Geweld liep van 2006-2010 en hoewel het programma is beëindigd, blijft dezelfde gezagslijn van kracht (Ermers et al 2010: 114, Werkplan 2011-2012: 4-5). Op 1 november 2008 is het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) formeel opgericht. Het LEC EGG borduurt enerzijds voort op de pilot ‘Eer Gerelateerd Geweld’ van de politieregio’s Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid, anderzijds geeft zij invulling aan de gezagslijn die met het programma Eer Gerelateerd Geweld is uitgezet (Werkplan 2011-2012: 5, 7). Het LEC EGG speelt een belangrijke rol in de aanpak en ketensamenwerking van eergerelateerd geweld. In de volgende paragraaf zal het LEC EGG daarom uitgebreid worden besproken.
3.2 De huidige ketensamenwerking in Nederland ten aanzien van eergerelateerd geweld “De aanpak in preventie [van eergerelateerd geweld] kun je alleen door partners, netwerkpartners. Preventieaanpak die niet integraal is, is windowdressing. Je moet met twee benen in de wijken staan en met mensen transparant omgaan en werken en er moet daarnaast sprake zijn van een legitieme wederkerigheid. Daar bedoel ik mee dat je als politie of overheid integer blijft maar dat je de ander helpt zodat zij jou ook kunnen helpen. Een school heeft belang bij een rustige en veilige omgeving voor studenten. Als je zorgt dat je er als politie als aanspreekpunt bent, als preventie, is de school geholpen. Wellicht blijven de loverboys weg omdat er regelmatig politie is. Aan de andere kant hoort de school heel veel wat voor problemen er bij de studenten spelen, en als politie krijg je dan informatie. Wellicht zelfs waar drugs vandaan komen. Dat noem ik legitieme wederkerigheid.” (Willem Timmer: interview 1).
Scriptie Linda Langereis
5748518
23
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
De eerste zin van dit citaat van Willem Timmer, directeur van het LEC EGG, geeft aan dat ketensamenwerking bij eergerelateerd geweld noodzakelijk is. Bij ketensamenwerking kunnen doelen alleen bereikt worden door samen te werken met andere partners en organisatie (Ermers et al 2010: 129). In het geval van eergerelateerd geweld is een ketensamenwerking nodig tijdens verschillende stadia van een eerzaak. Bij de aanpak van eergerelateerd geweld is een ketensamenwerking onmisbaar (Janssen 2008a: 44). Vanuit de politie gezien spelen de (keten)partners een grote rol bij bijvoorbeeld de herkenning van eerzaken maar ook bij de beveiliging van slachtoffers en de verschaffing van informatie over de mogelijke betrokkenen (Janssen 2008a: 9, 44, 101). Elke ketenpartner heeft zijn eigen expertise en rol binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld. In dit onderzoek is onderscheid gemaakt tussen vier stadia van de aanpak van eergerelateerd geweld waarin de ketenpartners actief kunnen zijn:
Preventie
Signalering en herkenning
De aanpak of oplossing van een zaak
Het na-traject
Per zaak zal de inhoud van de afzonderlijke stadia verschillen. Om overzichtelijk te krijgen welke rol de partner kan spelen, wordt besproken in welk stadium of in welke stadia de ketenpartner een bijdrage kan leveren aan de aanpak van eergerelateerd geweld. De spelers binnen de ketensamenwerking eergerelateerd geweld zijn de politie, het LEC EGG, vrouwenopvang, Raad voor Kinderbescherming, koepelorganisaties, gemeenten, het Openbaar Ministerie en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (Jaarverslag LEC EGG 2011: 20, Werkplan LEC EGG 2013-2014: 10). In de interviews worden daarnaast ook scholen, Bureau Jeugdzorg, ziekenhuizen, reclassering, steunpunt eergerelateerd geweld van gemeenten en GGD als mogelijke partners genoemd (Wilfred Janmaat: interview 6, Kompaan en de Bocht: interview 16). Ik heb met vier verschillende ketenpartners gesproken: het LEC EGG, de politie, de vrouwenopvang en een doelgroepmentor van een hogeschool. Het LEC EGG is een zeer belangrijke speler binnen de ketensamenwerking. Het LEC EGG is ondergebracht bij de politie Haaglanden. Ze fungeert voor verschillende ketenpartners als steun- en adviespunt. Ze adviseert regiokorpsen bij de aanpak van zaken die spelen onder allochtone bevolkingsgroepen, voornamelijk uit het Midden-Oosten. Via het LEC EGG kunnen daarnaast externe deskundigen worden geraadpleegd of bij een zaak worden betrokken (Ermers et al 2010: 124). Het LEC EGG neemt om die reden een belangrijke plaats in dit onderzoek in. Ze is daarnaast een zeer voorname bron van informatie, zowel wat betreft literatuur als interviews.
Het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld “Het LEC EGG [biedt] landelijke ondersteuning […] bij de behandeling van complexe eerkwesties, adviseert inzake de ontwikkeling van het Nederlandse politieonderwijs met betrekking tot eergerelateerd geweld en verricht en coördineert wetenschappelijk onderzoek op dit gebied” (Janssen
Scriptie Linda Langereis
5748518
24
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
2008b: 22-23). Het LEC EGG kan helpen bij het verstrekken van achtergrondinformatie en culturele kenmerken en bij het vinden van geschikte bemiddelaars of deskundigen (Janssen 2008b: 95). De missie van het LEC EGG is als volgt geformuleerd: “Het LEC EGG wil vanuit haar expertise een substantiële bijdrage leveren aan de aanpak van EGG in het algemeen, het versterken van vroegtijdige signalering en een efficiënte en eenduidige ketenaanpak in het bijzonder” (Werkplan 2013-2014: 7)
De visie luidt: “Politiemedewerkers (en andere relevante professionals) zijn in staat eergerelateerde problematiek vroegtijdig te herkennen en vervolgens professioneel te handelen door de aangereikte methodiek(en) vanuit het LEC EGG. Het expertisecentrum ondersteunt de professionalisering van medewerkers in de (regionale) eenheden door het ontwikkelen en onderhouden van een eenduidige gekwalificeerde werkwijze voor politie Nederland, op basis van een methodiek voor de aanpak van EGG die wetenschappelijk is onderbouwd en in de praktijk haar waarde heeft bewezen. Deze kennis zal ook worden geïntegreerd in het politieonderwijs door het leveren van een inhoudelijke bijdrage aan (de ontwikkeling van) het lesmateriaal. Het expertisecentrum vervult, onder meer door haar vraagbaakfunctie, landelijk een expertrol op het gebied van EGG voor politie Nederland en relevantie partners. Deze expertise wordt (verder) ontwikkeld door het doen van wetenschappelijk onderzoek, operationele analyse en ondersteuning en door middel van het vergaren van kennis middels doelgericht netwerken” (Werkplan 2013-2014: 7).
Het LEC EGG richt zich op 4 taakvelden. Hieronder worden de taakvelden en de doelstellingen weergegeven: Taakveld 1 | Operationele advisering en ondersteuning
2 | Wetenschappelijk onderzoek
3 | Onderwijs en voorlichting
4 | Netwerken
Doelstelling - Het verbeteren van de operationele aanpak van EGG-zaken, conform de landelijke methodiek. - De advisering, analyse en ondersteuning zal zich met name richten op de korpsen, zowel binnen Nederland als in internationale context, en relevante (keten)partners. - Het verbeteren van methoden en technieken ten behoeve van de signalering en aanpak van EGG en daarmee het bevorderen van een eenduidige werkwijze binnen politie Nederland. - Het verkrijgen van meer inzicht in de achtergrond van eerzaken. - Het leveren van een bijdrage aan de professionalisering van de politiemedewerkers op het gebied van EGG - Kennis en actuele informatie met betrekking tot eergerelateerd geweld voor politie Nederland beschikbaar en toegankelijk maken. - Het bevorderen van de samenwerking met partners. - Een (inter)nationaal netwerk van relevante belangengroeperingen die een rol (kunnen) spelen bij EGG zaken. - Kennis en actuele informatie met betrekking tot netwerken voor politie Nederland beschikbaar en toegankelijk maken.
Figuur 4 Taakvelden en doelstellingen van het LEC EGG (Werkplan 2010-2011: 10)
Scriptie Linda Langereis
5748518
25
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Het LEC EGG heeft een zeer belangrijke rol bij de aanpak van eergerelateerd geweld. Zij kan altijd benaderd worden door politiekorpsen of bijvoorbeeld de vrouwenopvang voor advies over een goede aanpak van een specifieke zaak. Het LEC EGG kan bij elk van de vier stadia betrokken zijn. In het citaat van Willem Timmer aan het begin van deze paragraaf wordt gesproken over preventie, advisering en het na-traject. Willem Timmer vertelt over het belang van het contact houden met de partijen. Enerzijds door rechtstreeks contact te houden met de betrokkenen. Anderzijds door contact te houden met mensen in de directe omgeving van beide partijen, een collega of een docent op school (Willem Timmer: interview 1). Het LEC EGG heeft een zeer grote bijdrage geleverd aan het kunnen signaleren en herkennen van eerzaken. Zij hebben een methode opgesteld die de herkenning en aanpak van eerzaken bij de Nederlandse politie beter leidt. Deze methode, de ‘methode LEC EGG’ is de standaardnorm om eerzaken te herkennen en aan te pakken. De ‘methode LEC EGG’ bestaat uit 10
de zogenaamde ‘rode vlaggen’, een query , een checklist en de inzet van externe deskundigen (Janssen 2008b: 78, Werkplan 2013-2014: 5).
De methode LEC EGG De politie krijgt met erg veel verschillende zaken te maken en kan daarnaast op verschillen manieren van zaken op de hoogte raken: de politie kan zaken zelf op het spoor komen, of burgers kunnen zich bij de politie melden. Om uit alle verschillende zaken mogelijke eerzaken te filteren, is de methode LEC EGG ontwikkeld. Deze methode zorgt er voor dat voornamelijk de politie zaken kunnen herkennen waar eer mogelijk het motief is. Om deze zaken er uit te kunnen filteren is een checklist opgesteld. Deze checklist wordt gebruikt bij zaken die zijn gemarkeerd met een ‘rode vlag’. De rode vlaggen worden toegewezen aan zaken waar het mogelijk om eergerelateerd geweld gaat. De aanwezigheid van een rode vlag doet vermoeden dat eer wellicht een factor van invloed zou kunnen zijn in een bepaalde zaak. De vlaggen hebben betrekking op bepaalde thema’s:
Aanleiding tot eerschending Hierbij kan gedacht worden aan (gewelddadige) provocaties, bedreigingen, beledigingen en beschimpingen, maar ook roddel en smaad.
Vormen van eerherstel Al eerder is gesteld dat iemand doden de meest extreme vorm is van eerherstel. Er zijn veel andere manieren om de eer te herstellen. Zaken waarin andere vormen van geweld worden toegepast, kunnen ook een rode vlag krijgen. Er moet ook gelet worden op een mogelijk slepende of structurele karakter van geweld. Signalen hiervan zijn bijvoorbeeld een eerdere verwijzing van de vrouwenopvang. Er moet tot slot worden stilgestaan bij het feit dat eerherstel niet in Nederland plaats hoeft te vinden, maar bijvoorbeeld in het land van herkomst kan plaatsvinden. Mede om deze reden hebben de politie en het LEC EGG contacten met politie in onze buurlanden en landen als Marokko en Turkije (Willem Timmer: interview 1).
10
Kenmerken van eercodes en achtergronden van betrokkenen: o
Woorden die naar eer verwijzen
o
Sociale achtergrond van de betrokkenen:
Een query is een elektronische zoekslag
Scriptie Linda Langereis
5748518
26
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Betrokkenen leven vaak in traditionele verhoudingen waar het grote familieverband centraal staat. Opvallend is daarnaast een relatief lage sociaaleconomische positie, kenmerken hiervan zijn een laag opleidingsniveau en een zwakke positie op de arbeidsmarkt. o
Grote afhankelijkheid van het individu ten opzichte van de gemeenschap
o
Houding en emoties van de betrokkenen (Janssen 2008b: 78-81).
Deze rode vlaggen zijn vertaald in een query. Deze zoekslag kent een zeer ruim begrip van eergerelateerd geweld. Na een eerste analyse vallen bepaalde zaken waarbij het motief ‘eer’ niet kan worden aangetoond, af. Bij zaken waar eer na een eerste analyse nog altijd mogelijk een motief is, wordt de checklist toegepast. De checklist is opgebouwd uit een aantal blokken met vragen en tips met betrekking tot:
de melding;
de aard van het probleem;
relevante vragen met betrekking tot personalia;
relevante vragen met betrekking tot sociale en economische achtergronden;
relevante vragen met betrekking tot ervaringen met geweld;
het maken van een plan van aanpak;
het horen van betrokkenen en het gebruik van tolken;
het vastleggen en doorgeven van informatie;
de inzet van deskundigen;
bemiddeling door de politie (Janssen 2008b: 82-83).
Op basis van de checklist kan een diepere analyse van de zaak worden gemaakt. Alle politieregio’s kunnen, via de daartoe aangewezen functionaris binnen het korps, contact leggen met het LEC EGG (Janssen 2008b: 95, 97). Willem Timmer vertelt over de methode: “[…] acht jaar geleden is dat vertaald met de moderne technieken: de politie rapporteert alles wat zij doet, wij gaan kijken op trefwoorden en handelingen op basis waarvan je een mogelijke eerschending kunt vinden. Met die woorden is een query gemaakt, die filtert de zaken er uit. Dan heb je een bruto-bruto product. Die ga je één-op-één lezen, dan kun je driekwart direct wegzetten. Een kleine tien procent hou je over, daarvan weet je nog niet genoeg of het met eer te maken heeft en of het kan escaleren. Daar heb je een checklist voor gemaakt en die checklist werkt met een vragenlijst met veel vragen. Het lijkt heel veel, maar daarmee krijg je de minimum informatie over de sociale achtergrond van de persoon, familiepatronen, kenmerken van de groep, om een goede inschatting te kunnen maken: heeft het met eer te maken en zou dit kunnen leiden tot wetschennis. Er zijn veel eerschendingen, maar door de hoeveelheid informatie kunnen we soms zeggen dat deze mensen nooit tot eigen handelen over zullen gaan. Iemand kan van een pacifistische stroming zijn, die nooit geweld gebruikt. Als dat blijkt uit de checklist, moet je wel weten dit is iemand van groep A, wat is dan groep A?
Scriptie Linda Langereis
5748518
27
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
In feite hebben we al die groepen in hoofdstromingen in beeld gebracht. Je moet dus wel weten wat is Milli Görüş et cetera. Dat moet je wel weten, anders is elke Turkse moskee een Turkse moskee. Dat hebben we ook gedaan. We weten precies waar de hoofdstromingen gevestigd zijn. Dat hebben we niet stiekem gedaan, maar met de mensen zelf, door met ze samen te werken” (Willem Timmer: interview 1).
Uit dit citaat wordt enerzijds duidelijk hoe de methode LEC EGG tot stand is gekomen en hoe deze in de praktijk werkt. Anderzijds zegt Willem Timmer dat zij samenwerken met moskeeën en moskeeorganisaties. In hoeverre dit iets zegt over de rol van de imam binnen de ketensamenwerking wordt besproken in het volgende hoofdstuk. Mart Rasenberg vertelt in het interview over het nut van de methode: “Een ander gevaar is dat eerkwesties een te grote rol spelen, dat zaken ‘vereren’. Je moet niet aan elk iets ‘eer’ hangen. Daarom is kennis en expertise nodig, zonder is het erg moeilijk. Vroeger werd altijd de imam er maar bijgehaald, dat werkt niet. Eigenlijk moet je dus werken via de methode van het LEC. Je moet kijken naar de inhoud: culturele en religieuze situatie, naar de geschiedenis van de persoon in Nederland, IND [Immigratie en Naturalisatie Dienst], de situatie van de familie en de (strafrechtelijke) geschiedenis van de familie, een uitgebreide, administratieve analyse. Vervolgens haal je de wetenschap erbij: antropologen, criminologen. Vandaar uit komt advies en dat moet geïntegreerd worden” (Mart Rasenberg: interview 7).
Uit het citaat van Mart Rasenberg wordt duidelijk dat eerzaken makkelijker herkend worden. Daarnaast wordt door de methode tegengegaan dat zaken onjuist als eerzaak worden aangemerkt. In 2011 kwamen er bij het LEC EGG 504 verzoeken voor ondersteuning bij een concrete zaak binnen. Niet alleen regiokorpsen nemen contact op met het LEC EGG, ook vrouwenopvang en de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) vragen hen om advies (Jaarverslag 2011: 6).
De politie Een van de partners die het LEC EGG regelmatig benaderen voor advies over een eerzaak, zijn de regiokorpsen van de politie. Janssen (2008b) stelt heel duidelijk dat eergerelateerd geweld politiewerk is, omdat bij een eerzaak een aantal kerntaken van de politie kunnen spelen. Het gaat hierbij om de taken handhaving van de openbare orde, opsporing van strafbare feiten en/of het verlenen van noodhulp (Janssen 2008b: 9). Uit deze drie kerntaken vloeit volgens de Raad van Hoofdcommissarissen een vierde kerntaak voort: signalering en advisering (Janssen 2008b: 18). Sinds 2004 is bij de politieregio Haaglanden de Unit Multi-Etnisch Politiewerk (MEP) ondergebracht. Een van de belangrijke taken van deze unit is het onderhouden en uitbreiden van een netwerk om via contact met de bevolking zo veel mogelijk kennis te vergaren. In het citaat van Willem Timmer, directeur van het LEC EGG, aan het begin van deze paragraaf komt het belang van contacten met de bevolking, door middel van organisaties in dat geval, ter sprake. De contacten met de bevolking kunnen bijdragen aan preventie en signalering.
Scriptie Linda Langereis
5748518
28
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Willem Timmer is tevens de geestelijk vader en oprichter van de Unit MEP. Al eerder is gesproken over de pilot ‘Eer Gerelateerd geweld’ van de politieregio’s Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid. De Unit MEP had een voortrekkersrol bij het opstarten van deze pilot. Bij de aanpak van eergerelateerd geweld houdt de politie rekening met de culturele achtergrond van betrokkenen, al worden alle burgers wel gelijk behandeld (Janssen 2008b: 18-21). De aanpak van eergerelateerd is het derde stadium waarbij de politie een rol kan spelen. De vrouwenopvang: Kompaan en de Bocht Evenals bij de politie, is ook bij de vrouwenopvang vanuit de overheid prioriteit gegeven aan eergerelateerd geweld. Voor de gehele vrouwenopvang geldt dat intercultureel werken als belangrijk wordt geacht bij eerzaken (Federatie Opvang: 5). “Bij een effectieve aanpak van geweld in intieme relaties gaat het om rekening houden met culturele verschillen waarbij je voortdurend balanceert en nuanceert om zowel cultuurrelativisme alsook cultuur afdoen als een vergaarbak te voorkomen” (Federatie Opvang: 5). Er zijn twee pilotplaatsen aangewezen die een voortrekkersrol moeten vervullen bij de opvang van (mogelijke) slachtoffers van eergerelateerd geweld. Een van de doelen van de pilotplaatsen is de bewustwording en agendering van de problematiek rondom eergerelateerd geweld bij de vrouwenopvang en ketenpartners. Ook binnen de vrouwenopvang is methodisch handelen een van de doelen van de pilot. De methode heeft betrekking op vier fasen van de betrokkenheid van de vrouwenopvang bij een eergerelateerde zaak: de aanmelding en intake, begeleiding, ketensamenwerking en nazorg (Federatie Opvang: 5-11). De vrouwenopvang is vooral betrokken bij het helpen oplossen van een eerzaak en het na-traject. Bij een van de twee pilotplaatsen heb ik met twee medewerkers mogen spreken over hun werkzaamheden en hun rol binnen de ketensamenwerking. De pilot bij Kompaan en de Bocht is genaamd EVA: Extra Veilige Afdeling. Sinds de start van de pilot in 2007 hebben zij veel meisjes opgevangen, maar is er geen geval van eerwraak
11
geweest. Zij vangen meisjes op van 14 tot 22 jaar.
De meisjes komen op verschillende wijze in de opvang terecht: via de politie, jeugdzorg, scholen, ziekenhuizen of op eigen initiatief. De meeste meisjes komen uit een andere regio dan waar Kompaan en de Bocht gevestigd is. Uit veiligheidsoverwegingen worden de meisjes in een andere regio opgevangen dan waar zij woonachtig zijn. De veiligheid van deze meisjes heeft de hoogste prioriteit, maar Kompaan en de Bocht bemiddelt waar mogelijk. Het derde stadium, het oplossen van een eerzaak, betekent bij de vrouwenopvang voornamelijk het meisje een veilige plaats uit de (gewelddadige) situatie bieden en het toewerken naar een oplossing door middel van bemiddeling. Van de meisjes die binnenkomen, zijn drie groepen te onderscheiden: 1. Meisjes met gedragsproblemen die vallen onder puberproblematiek. Volgens de cultuur van de familie is het echter gedrag dat een stigma oplevert. Bemiddeling is eigenlijk altijd mogelijk. 2. Meisjes die ook voor westerse normen ongewenst gedrag vertonen. Dit zijn vaak gevallen waarbij, ook als het niet om eer gaat, jeugdzorg een rol speelt. Voor familie is het echter moeilijk om te accepteren dat iemand een gedragsprobleem heeft.
11
Eerwraak in de betekenis van het doden van een persoon om de eer te herstellen.
Scriptie Linda Langereis
5748518
29
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
3. Meisjes die slachtoffer zijn van verkrachting, mishandeling of uithuwelijking. In deze gevallen ligt het aan de familie of bemiddeling mogelijk is (Kompaan en de Bocht: interview 16).
Judith Martens en Ilona Brekelmans van Kompaan en de Bocht vertellen dat zij veel contact hebben met het LEC EGG. Het advies dat het LEC EGG geeft, is voor hen altijd leidend bij de aanpak van eergerelateerde zaken. Zij hebben daarnaast ook regelmatig contact met de regiokorpsen, Bureau Jeugdzorg, scholen en ziekenhuizen (Kompaan en de Bocht: interview 16).
Scholen Op scholen kunnen verschillende partners een rol spelen: decanen, mentoren, docenten of bijvoorbeeld conciërges. Voor dit onderzoek is gesproken met een doelgroepmentor van de Hogeschool Rotterdam. Het voornaamste doel van deze functie is studie-uitval onder, in het geval van 12
Amani , Marokkaanse studenten zo veel mogelijk beperken. Rabia Bouzian vertelt echter hoe belangrijk het bieden van een luisterend oor is: “Resultaten zijn vaak niet de reden om te stoppen met een opleiding, maar privéproblemen”. Een student kan een peercoach toegewezen krijgen. Een peercoach is een betaalde functie die tot doel heeft studie-uitval te beperken. Peercoaches van Amani zijn ouderejaars die jongerejaars begeleiden. De peercoaches hebben dezelfde achtergrond als de studenten die zij begeleiden en volgen zoveel mogelijk dezelfde opleiding of studeren aan dezelfde afdeling. De peercoach kent daarnaast de culturele achtergrond van de student en de mogelijke problemen die daar mee gepaard kunnen gaan. Als je als student problemen hebt, kun je bij de peercoach terecht. Het kan om uiteenlopende problemen gaan, bijvoorbeeld over het hebben van een vriendje. Een peercoach of de doelgroepmentor kan bij eergerelateerd geweld vooral een rol spelen bij de herkenning en signalering van een mogelijke eerzaak. Gevallen van eerwraak heeft Rabia op Hogeschool Rotterdam nooit meegemaakt, maar er zijn wel culturele problemen. Het toegewezen krijgen van, en praten met een peercoach is vaak een eyeopener. Een peercoach verwijst een student niet door naar instanties buiten de Hogeschool. De peercoach of doelgroepmentor kan iemand wel aanraden met een decaan te gaan praten omdat er concrete stappen ondernomen moeten worden om uit de problemen te komen en zicht te houden op een diploma. De decaan kan op zijn/haar beurt de student verder helpen of verwijzen naar een externe partij of organisatie (Rabia Bouzian: interview 15).
Overige ketenpartners: Eerder in het onderzoek is gesproken over verschillende andere ketenpartners: Raad voor Kinderbescherming, gemeenten, Openbaar Ministerie, IND, Bureau Jeugdzorg, ziekenhuizen, reclassering, steunpunt eergerelateerd geweld van gemeenten en GGD. In dit onderzoek is niet met al deze partners gesproken. In de verschillende interviews zijn een aantal van deze ketenpartners wel
12
Amani wil dat Marokkaanse studenten zich beter thuis gaan voelen op Hogeschool Rotterdam. Ze willen de uitstroom van Marokkaanse studenten sterk verminderen, en de ontwikkeling van Marokkaanse studenten bevorderen. Ze ondersteunen Marokkaanse studenten bij moeilijke vakken. Dit alles willen zij bereiken door de binding van de studenten met de Hogeschool te versterken. Zij doen dit door workshops, iftar en Marokkaanse feesten te organiseren (Rabia Bouzian: interview 15).
Scriptie Linda Langereis
5748518
30
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
besproken. Mart Rasenberg noemt de Raad voor Kinderbescherming als belangrijke partner voor het na-traject. De IND en de gegevens van de IND kunnen een rol spelen bij de herkenning van eerzaken (Mart Rasenberg: interview 7). De kinderrechter kan een bijdrage leveren bij de aanpak van het probleem door in een zeer escalerende zaak een kind uit huis te plaatsen (Wilfred Janmaat: interview 6). Hoewel niet specifiek over de taken van de andere ketenpartners is gesproken, is het aannemelijk dat het Openbaar Ministerie een rol speelt bij de aanpak van een zaak en de overige partners vooral een rol spelen bij de signalering van een mogelijke eerzaak.
Sleutelfiguren De ketenpartners die ik heb gesproken, vertellen over het belang van ‘sleutelfiguren’. Dit zijn mensen uit de gemeenschap waar de politie en andere instanties contact mee hebben. Sleutelfiguren kunnen de politie attenderen op een mogelijke escalatie van een conflict, helpen bij het in kaart brengen van de familiestructuur, optreden als bemiddelaar en als extra paar ogen in de wijk dienen om een familie na afloop te monitoren. Sleutelfiguren kunnen ook worden ingezet om aan een individu of familie duidelijk te maken dat er alternatieven zijn voor eergerelateerd geweld of zelfs eerwraak: “Door de alternatieven niet te kennen, lopen zaken verkeerd af. Dan kom je ook weer uit bij integrale samenwerking, als je dus mensen hebt die je informatie kunt meegeven, kun je ook aan mensen inzichtelijk maken dat er alternatieven zijn” (Willem Timmer: interview 1). Wilfred Janmaat stelt dat als je gebruik wilt maken van sleutelfiguren een goed netwerk en contact met de buurt onmisbaar is (Wilfred Janmaat: interview 6). De sleutelfiguren kunnen in nagenoeg alle stadia worden ingezet. Sleutelfiguren zijn net zo onmisbaar als partner bij de aanpak van eergerelateerd geweld als netwerkpartners. Een sleutelfiguur kan de bakker zijn, een huisarts, kapper of bijvoorbeeld een geestelijke (Willem Timmer: interview 1, zie ook Kompaan en de Bocht: interview 16). De imam wordt genoemd als sleutelfiguur. Hoe zijn rol er precies uitziet, staat centraal in het volgende hoofdstuk.
Scriptie Linda Langereis
5748518
31
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
4. Wat is de huidige rol van de imam bij eergerelateerd geweld en wat is de wenselijke rol van de imam? In de voorgaande hoofdstukken is uiteen gezet wat eer en eergerelateerd geweld is en hoe de Nederlandse ketensamenwerking van eergerelateerd geweld eruit ziet en wat de rollen en taken van de verschillende ketenpartners zijn. Eén belangrijke vraag is nog niet beantwoord: wat is de (mogelijke) rol van de imam binnen die ketensamenwerking? In dit hoofdstuk wordt vanuit verschillende perspectieven zowel de huidige als de wenselijke rol van de imam binnen de ketensamenwerking besproken. In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen dat de imam een sleutelfiguur is, wat betekent dit in de praktijk bij eergerelateerd geweld? Voordat deze vragen beantwoord kunnen worden, wordt eerst uiteengezet wat de algemene rol van de imam en de moskee zijn in Nederland.
4.1 De moskee, de imam en de andere belangrijke spelers binnen de moskee in Nederland De moskee Moskeeën in Nederland hebben zich door de jaren heen ontwikkeld tot, naast religieuze, ook maatschappelijke moskeeën (Canatan 2005: 1 en Bartels en De Koning 2008: 12). Moskeeën in landen van herkomst, ondergaan dit proces niet (De Jong 2007: 22). De vrijwilligster van een Marokkaanse moskee meent bijvoorbeeld dat in Marokko de moskee dient om te bidden en Koranles te krijgen, terwijl in Nederland de moskee ook voor meer maatschappelijke doeleinden wordt gebruikt (Vrijwilligster Marokkaanse moskee: interview 17). Uiting van de maatschappelijke functie zijn de soorten activiteiten die de moskeeën organiseren. Naast het gebed worden andere religieuze activiteiten georganiseerd als godsdienst- of Koranlessen. Andere lessen zijn bijvoorbeeld Arabisch, maar ook Nederlands taalonderwijs voor volwassenen. Er wordt huiswerkbegeleiding gegeven en kinderen uit groep 8 krijgen ondersteuning bij de voorbereiding op de cito-toets. Voor (jong) volwassenen worden museabezoeken en studiereizen georganiseerd. Er zijn sport- en spelactiviteiten voor kinderen. Voor volwassenen worden bijvoorbeeld zwemlessen of computercursussen georganiseerd (Bartels en De Koning 2008: 14-16, Douwes et al 2005: 87, De Jong 2007: 24-25). Ook in de interviews kwam telkens naar voren dat de moskee veel meer is dan uitsluitend een plaats om te bidden en te luisteren naar preken: “De moskee is vooral een sociale plaats, een lokaal sociaal centrum. We organiseren religieuze en culturele activiteiten. We proberen een brug te slaan tussen Marokkanen, Turken, Somaliërs en Nederlanders. We bieden een mix van activiteiten aan” (Bestuur Aksa Moskee Dordrecht: interview 2). LL: “Uit uw verhaal maak ik op dat de moskee ook een maatschappelijke functie heeft?”
Scriptie Linda Langereis
5748518
32
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Imam: “Klopt, het is niet alleen een plek om te bidden. We hebben veel te maken met problemen als ‘ik hoor er niet bij’. Ik ben ook voorzitter van het bestuur geweest. Er zijn ook ouderenbijeenkomsten, die bijeenkomsten zijn ook een combinatie van religie en maatschappij” (Imam Hansildaar: interview 9). “We organiseren niet alleen gezellige dingen, maar ook dingen op het gebied van zorg, voor ouderen en jongeren, medische voorlichting, we hebben hier iemand van Herbalilfe gehad, informatie over verzorging. Het is een ontmoetingsplek” (Vrouwenorganisatie Ayasofya Moskee: interview 12).
Uit deze citaten blijkt dat verschillende mensen die actief zijn binnen een moskee, de moskee niet alleen als een religieuze plaats zien. Het bestuur van de Aksa Moskee stelt echter wel dat de moskee primair een religieuze en daarna pas een sociale plaats is (Bestuur Aksa Moskee: interview 2). De vrouwenfederatie van Milli Görüş heeft het doel “het bevorderen van participatie, emancipatie en integratie van Turks/islamitische vrouwen in de Nederlandse samenleving met behoud van eigen religie, cultuur en identiteit” (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18). Sommige moskeeën in Nederland zijn niet groot genoeg om sociale en maatschappelijke activiteiten aan te bieden. Een bestuurslid en vrijwilliger van een Marokkaanse moskee vertelden mij dat het bestuur bezig is met de bouw van een nieuwe moskee. Het huidige gebouw is te klein, niet alleen voor preken en gebeden maar tevens is er weinig ruimte voor andere activiteiten. De moskeegemeenschap heeft echter wel behoefte aan een ruimte om samen te komen, koffie te drinken, en een les of cursus te krijgen (Vrijwilliger Marokkaanse moskee: interview 10, gesprek voorafgaand aan interview). Naast de verhalen van de geïnterviewden, was ik zelf getuige van de sociale functie van de moskee: tijdens mijn bezoeken aan moskeeën zag ik hoe de moskee op verschillende tijdstippen gevuld was met jongeren en ouderen die bijeen kwamen, koffie of thee dronken of aan het darten of poolen waren. Tijdens een van mijn interviews bij het LEC EGG wordt het volgende over de moskee gezegd: “De eerste rol is het uitdragen van de religie. […] De moskee is daarnaast een plek van samenkomst. Een plek waar je koffie en thee kunt drinken, maar waar ook activiteiten worden georganiseerd voor bijvoorbeeld jongeren of juist ouderen. […] Het is zeer uiteenlopend, zowel religieus als cultureel” (Wilfred Janmaat: interview 6).
Ook Mart Rasenberg en Willem Timmer van het LEC EGG zien de moskee als meer dan alleen een religieuze plaats (zie de interviews met Mart Rasenberg: interview 7 en Willem Timmer: interview 1). Niet alleen de imam kan hierbij een rol spelen maar ook juist het bestuur en de vrouwenorganisatie. Willem Timmer antwoordt op mijn vraag of de moskee en haar bestuur en organisaties een rol kunnen spelen: “Zeker. […] voor islamitische groepen is de moskee vaak een trefpunt met als grote voordeel dat er vaak een koffieruimte in zit. En er is vaak een vrouwentak. Vaak kunnen of mogen deze
Scriptie Linda Langereis
5748518
33
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
vrouwen niet aan andere organisaties in de samenleving deelnemen. Dus je kunt een groep van mensen bereiken die je anders niet of moeilijk kunt bereiken. Dat is heel waardevol. Het zijn vaak ook moeders die belast zijn met de opvoeding van de kinderen. En door dat met respect te doen, ga je niet rechtstreeks naar de vrouwen, maar je gaat naar de imam en het bestuur en vaak komen zij dan met de opmerking dat er contact mogelijk is met de vrouwengroep. Je laat dan iedereen in zijn en haar waarde. En kun je vervolgens gaan samenwerken. Je moet die tussenstap altijd proberen te maken. Het ene punt is dus dat je mensen kunt bereiken en het andere punt is informatie, wat leeft er in die groepen. Met welke angsten en problemen worden zij geconfronteerd. Dat is niet alleen belangrijk ad hoc voor de zaak maar ook om je beleid te ontwikkelen” (Willem Timmer: interview 1).
Willem Timmer ziet de moskee en haar mensen als waardevolle partner, niet alleen bij eergerelateerd geweld maar ook bij andere soorten zaken. Judith Martens en Ilona Brekelmans van Kompaan en de Bocht zijn minder enthousiast over samenwerken met een imam of moskee: “Voor mijn gevoel is een moskee toch nog heel erg een mannenbolwerk. Het is een lastige partner” (Kompaan en de Bocht: interview 16). Rabia Bouzian, doelgroepmentor van de Hogeschool Rotterdam, vertelde mij na afloop van het interview dat ze verbaasd was over mijn bevindingen over de maatschappelijke functie van de moskee. Zij benadert de moskee voor bijvoorbeeld lezingen die met islam van doen hebben, maar niet voor meer maatschappelijke thema’s (Rabia Bouzian: interview 15 en nagesprek). Manar Manon van Gairoel Amal vertelt dat in Nederland de maatschappelijke functie van de moskee nog niet volledig herkend en erkend wordt (Gairoel Amal: interview 19). Na de verschillende gesprekken en interviews, wil ik stellen dat bepaalde moskeeën een belangrijke maatschappelijke functie kunnen vervullen al wordt deze functie niet door iedereen gezien en benut. Moskeeën kunnen een groep mensen bereiken die andere organisaties moeilijk kunnen bereiken. De moeilijke groepen kunnen jongeren zijn die te veel op straat hangen, maar ook vrouwen en ouderen. Verschillende mensen spelen een belangrijke rol in de moskee om het mogelijk te maken zowel de religieuze als de maatschappelijke functie uit te dragen.
De imam In herkomstlanden is de imam voornamelijk voorganger in het rituele gebed, verkondiger van de vrijdagpreek en godsdienstleraar. In Europa breiden de taken van de imam zich uit. De voornaamste taken van de imam zijn volgens moskeegangers echter nog altijd het begeleiden van het rituele gebed, het overdragen van de basisprincipes van de religie en het geven van religieuze raad. Daarnaast wordt de imam regelmatig benaderd door vertegenwoordigers van gemeentebesturen en wijkorganisaties of wordt hij gevraagd een interreligieuze dialoog te voeren. De imam kan daarnaast morele opvattingen en maatschappelijke opties van gelovigen beïnvloeden (Boender 2007: 15, 18, 286, 294, 302). De taken die in deze alinea zijn genoemd, passen binnen de genoemde definities van ‘rol’ zoals benoemd in § 1.4. Het begeleiden van het gebed en het overdragen van de basisprincipes van de islam vallen onder een gestandaardiseerd patroon van handelen. Het voeren van een
Scriptie Linda Langereis
5748518
34
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
interreligieuze dialoog en het beïnvloeden van morele opvattingen van gelovigen valt onder het uitwisselen van gedachten en gevoelens in communicatie. Tijdens de interviews is verschillend gereageerd op de vraag wat de rol van de imam binnen de moskee en voor de geloofgemeenschap is:
“De imam is docent, preekt aan de hand van een bepaald thema, bijvoorbeeld Ramadan of verkiezingen, de imam heeft een gezagspositie maar is tegelijkertijd neutraal” stelt Vrouwelijke imam Katirci van de Vrouwenfederatie Milli Görüş (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18). Naast het handelen volgens een gestandaardiseerd patroon, wordt in dit citaat ook gerefereerd aan de verwachtingen die gelovigen hebben ten aanzien van de normen van de imam: hij heeft een gezagspositie maar is tegelijk neutraal. In dit citaat komen twee kenmerken naar voren die in §1.4 met het concept ‘imam’ zijn verbonden: de imam heeft een religieuze rol en hij vervult deze rol bij een moskee.
Imam Karakas vertelt dat hij voornamelijk door gelovigen wordt benaderd met religieuze vragen. Het bestuur beaamt dit: de imam beantwoordt alleen religieuze vragen, andere soorten vragen behandelt het bestuur (Imam Karakas: interview 3). Tijdens deze taak vindt een uitwisseling van gedachten plaats tussen de imam en de gelovige(n). Het bestuurslid en vrijwilliger van een Marokkaanse moskee benadrukken eveneens de religieuze kant van de functie: “De imam wordt niet benaderd vanwege zijn autoriteit, maar vanwege zijn kennis over de islam. Hij bemoeit zich niet met oplossingen maar geeft aan wat de grenzen van en de rechten binnen de islam zijn” (Bestuurslid en vrijwilliger Marokkaanse moskee: interview 10). De verwachtingen die de gelovigen hebben van imam Karakas en van de imam in de Marokkaanse moskee, zijn vooral gebaseerd op zijn religieuze kennis. Uit dit stuk blijkt dat de gelovigen de imam benaderen met vragen of voor advies, een ander kenmerk op basis waarvan ‘imam’ geoperationaliseerd is.
Imam Hansildaar, die de functie van hoofdimam op vrijwillige basis naast zijn baan vervult, vertelt dat hij naast een religieuze functie ook een meer maatschappelijke rol bekleedt: hij bemiddelt bijvoorbeeld bij probleemgezinnen en organiseert cursussen waarbij niet alleen religieuze maar juist ook maatschappelijke problematiek aan de orde komt (Imam Hansildaar: interview 9). Manar Manon van Gairoel Amal vertelt ook dat de imam voor zowel religieuze als sociaal-maatschappelijke zaken benaderd kan worden (Gairoel Amal: interview 19). De gelovigen verwachten van imam Hansildaar naast een religieuze rol ook een maatschappelijke rol. De respondenten van het LEC EGG stellen dat de imam een belangrijke maatschappelijke rol kan spelen (Wilfred Janmaat: interview 6, Mart Rasenberg: interview 7 en Willem Timmer: interview 1).
In de operationalisering is gesproken over drie definities van ‘rol’. De tweede definitie omvat wat de imam in zijn positie dient te doen en welke verplichtingen en verwachtingen hiermee gepaard gaan.
Scriptie Linda Langereis
5748518
35
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Uit bovengenoemde passages en citaten uit verschillende interviews blijkt dat de verplichtingen en verwachtingen die de gemeenschap van de imam heeft, verschilt per gemeenschap en imam. Van sommige imams wordt uitsluitend een religieuze rol verwacht: De imam richt zich in eerste instantie tot de standaard handelingen die bij zijn functie horen. Mocht er sprake zijn van interactie tussen de imam en gelovigen of is er een uitwisseling van gedachten, gaat dit voornamelijk over religieuze zaken. Van andere imams wordt daarnaast communicatie op een meer maatschappelijk niveau verwacht. De verwachtingen die de geloofsgemeenschap van een imam heeft, hangt samen met de rol van de imam in een moskee. Uit het interview met imam Karakas en bij de Marokkaanse moskee blijkt dat de imam vanwege zijn religieuze kennis een rol speelt (Imam Karakas: interview 3, Bestuurslid en vrijwilliger Marokkaanse moskee: interview 10). In sommige moskeeën speelt de imam echter een grotere rol en heeft hij ook zeggenschap over de activiteiten die worden georganiseerd (Gairoel Amal: interview 19). Het gestandaardiseerde patroon van handelen, is voor elke imam wel gelijk: het begeleiden van het gebed en het houden van de preek. Welke invulling gegeven wordt aan de derde definitie van rol, de uitwisseling van gedachten en gevoelens zichtbaar in communicatie, verschilt per imam, moskee en gelovige. Uit de studie van Boender (2007) is gebleken dat verschillende generaties andere verwachtingen van een imam hebben. De eerste generatie migranten in Nederland heeft behoefte aan een imam uit herkomstland, terwijl de tweede generatie migranten behoefte heeft aan een imam die hun situatie kent en begrijpt. De imam is slechts een van religieuze gezagsdragers in Europa. Naast de imam hebben ook de 13
ulama , fuqaha
14
en soefistische spirituele leiders gezag. In Europa zijn er daarnaast in toenemende
mate alternatieven ten opzichte van de gevestigde gezagsdragers (Boender 2007: 30-31). Via de satelliet is voor veel moslims in Europa de islamzender te bekijken waar verschillende islamgeleerden te horen en te zien zijn en waar telefonisch om een fatwa gevraagd kan worden (Vrijwilligster Marokkaanse moskee: interview 17). De imam is echter de meest in het oog springende islamitisch religieuze gezagsdrager in Europa (Boender 2007: 30-31) en staat daarom in dit onderzoek centraal. Als iemand gezagsdrager is, impliceert dit dat iemand gezag heeft. Onder gezag wordt verstaan: de kans of mogelijkheid om op grond van een moreel overwicht het handelen van mensen (hun voelen, denken en doen) te beïnvloeden (Zijderveld 1987 in Boender 2007: 34). Een imam heeft niet per definitie gezag: “Aanvaarding van de positie [van de imam door de moskeegemeenschap] is afhankelijk van de acceptatie van zijn gezag. Gezagspositie bouw je op naarmate je handelingen, levensstijl, levensdoel samengaan met je uitingen. Naarmate je vertrouwen opbouwt en jezelf zodanig ontwikkelt totdat je aanbod aansluit aan de wensen en verwachtingen van je achterban. Gezagspositie is daarom niet alleen opleidingbepalend. … De informatie die de imam geeft, is niet bindend. De imam is praktiserend. Hij is een wetende, maar de achterban zet de imam in die positie. Hij geeft het islamitisch perspectief” (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18).
13 14
Ulama zijn de islamitische geleerden Fuqaha zijn de rechtsgeleerden
Scriptie Linda Langereis
5748518
36
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Uit dit citaat blijkt wel dat de rol die de imam vervult nauw samenhangt met de gezags- en vertrouwenspositie die hij heeft binnen de moskeegemeenschap. De religieuze kennis die de imam bezit, is echter wel de basis voor respect en gezag (Gairoel Amal: interview 19). Voor het uitvoeren van verschillende taken is in meer of mindere mate gezag nodig. Vooral bij het uitwisselen van gedachten en gevoelens is een gezagspositie van belang. De dames van de vrouwenorganisatie van de Ayasofya Moskee in Dordrecht weten uit eigen ervaring dat het erg aan de imam zelf ligt welke rol hij vervult en hoe gemakkelijk mensen hem benaderen met problemen (Vrouwenorganisatie Ayasofya Moskee: interview 12). Fatma van de vrouwenorganisatie van de Aksa Moskee te Dordrecht vat kort en bondig samen: “Elke imam is anders en iedereen heeft een eigen voorkeur” (Vrouwenorganisatie Al Aksa: interview 14). “Imama” In Nederland zijn er wel enkele vrouwen die imam of imama worden genoemd, maar de gebruikelijke moskeeterm is hatibe, preekster (Douwes et al 2005: 93). Een van mijn respondenten, Fatma Katirci van de vrouwenfederatie Milli Görüş, presenteert zich aan mij als vrouwelijke imam. De term imama is een Nederlands concept en wordt vooral gebruikt bij extern gerichte activiteiten omdat de term daar herkend en begrepen wordt. Naast het gebruik van hatibe, worden de vrouwen ook wel aangeduid als hoca of docent (Boender 2007: 165). De vrouwelijke leiders hebben zelf ook religieuze autoriteit. De vrouwelijke leiders zijn actief in de verschillende vrouwenorganisaties die de moskeeën kennen. Vrouwelijke imams hebben verschillende taken, zowel religieus als meer maatschappelijk. Ze brengen de islam over, geven Koran, Soenna en fiqh les maar geven ook bijvoorbeeld algemene zorg- en opvoedingsadviezen. Deze adviezen zijn gebaseerd op de islam. Als de vrouwelijke imam twijfelt over het religieuze advies, vraagt ze hulp aan een mannelijke religieuze leider (Boender 2007: 160-167). Vrouwelijke imam Katirci geeft aan dat ze, net als de imam, docent is. Daarnaast wordt ze door meisjes benaderd voor advies over uiteenlopende problemen. Ze treedt ook veel op buiten de moskee: ze geeft interviews, neemt zitting in panels en doet mee aan debatten (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18). Niet elke moskee heeft echter een imama, hatibe of hoca (Gairoel Amal: interview 19).
Het moskeebestuur Naast de imam zijn er verschillende andere mensen die een functie binnen de moskee bekleden. Ten eerste is dat het moskeebestuur. “Het bestuur is verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de moskee, bijvoorbeeld voor het gebouw en de inrichting” (Vrijwilligster Marokkaanse moskee: interview 17). Welke taken het bestuur precies heeft en hoe zij invulling geeft aan haar taken verschilt per moskee. Tijdens de interviews zijn een aantal taken besproken. Het bestuur gaat in sommige moskeeën over de aanstelling van de imam. Het bestuur regelt daarnaast de dagelijkse gang van zaken binnen de moskee, ze organiseert activiteiten, en helpt mensen bij problemen zoals het invullen van formulieren. Het bestuur regelt de communicatie met externe partijen zoals scholen, gemeentebesturen en de buurt. Het bestuur bestaat uit vrijwilligers. Alle bestuursleden die ik heb
Scriptie Linda Langereis
5748518
37
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
gesproken, in totaal zeven, zijn bestuurslid naast hun werk (Bestuur Aksa Moskee: interview 2, Bestuur Ayasofya: interview 4, Bestuurslid en vrijwilliger Marokkaanse moskee: interview 10).
De vrouwenorganisaties Het moskeebestuur bestaat uit mannen. Vrouwen organiseren, soms in samenwerking met het bestuur, activiteiten voor vrouwen en jonge meisjes (Vrouwenorganisatie Aksa Moskee: interview 14, Vrouwenorganisatie Ayasofya: interview 12). De soorten activiteiten die de vrouwen organiseren zijn zeer divers. De twee belangrijkste punten zijn dat de moskee een ontmoetingsplek is en dat het een plek is waar vrouwen bereikt kunnen worden, bijvoorbeeld voor voorlichtingsbijeenkomsten. Daarnaast worden er islam- en Koranlessen georganiseerd voor kinderen van verschillende leeftijden. De vrouwen van de Aksa en Ayasofya moskee organiseren ook jaarlijks een Fancy Fair, de opbrengsten hiervan gaan naar de moskee (Vrouwenorganisatie Aksa Moskee: interview 14, Vrouwenorganisatie Ayasofya Moskee: interview 12). Tijdens de Ramadan hebben de dames van de Aksa Moskee verschillende dingen georganiseerd, zoals het samen maaltijden nuttigen en inzamelingsacties voor waterputten in Afrika (Vrouwenorganisatie Aksa Moskee: interview 14).
De vrijwilligers Naast de leden van het moskeebestuur en de vrouwenorganisaties zijn er mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers zonder een bepaalde functie. Deze vrijwilligers geven bijvoorbeeld rondleidingen of verzorgen de beantwoording van de algemene mailbox van de moskee (Rondleiding nieuw gebouwde Marokkaanse moskee in een middelgrote stad in de Randstad op 27-06-2012). Vrijwilligers kunnen ook worden ingezet voor het vertalen van de preek of tolken in het algemeen (Vrijwilliger Marokkaanse Moskee: interview 10). Andere vrijwilligers geven lessen in de moskee (Vrijwilligster Marokkaanse moskee: interview 17).
4.2 De huidige rol van de imam bij eergerelateerd geweld Het begeleiden van het gebed en het uitspreken van de preek zijn onderdeel van het gestandaardiseerd patroon van handelen van de imam. Het verschilt echter welke verwachtingen gelovigen van een imam hebben en hoe de imam invulling geeft aan die verwachtingen. Dit slaat op de algemene rol van de imam, hoe zit het met de rol van de imam bij eergerelateerd geweld? De rol van de imam bij eergerelateerd geweld wordt vanuit verschillende perspectieven belicht: het perspectief van de ketenpartners, de mensen die een functie vervullen binnen de moskee en vanuit de imam.
Het perspectief van de ketenpartners
15
De meningen van de ketenpartners verschillen sterk over de rol van de imam bij eergerelateerd geweld. De meningen lopen uiteen óf de imam een rol kan spelen bij eergerelateerd geweld, en zo ja
15
Het LEC EGG kan een beroep doen op experts van buitenaf om advies te geven over de aanpak van een eerzaak. De meningen van de twee experts die ik voor dit interview heb gesproken, worden daarom in deze paragraaf eveneens uiteen gezet
Scriptie Linda Langereis
5748518
38
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
welke rol. Nog voor gedacht wordt aan het wel of niet betrekken van een imam bij de zaak, moet eerst overwogen worden of iemand uit de eigen gemeenschap betrokken moet worden bij de zaak: “Bij een erekwestie (namus meselesi) is discretie zeer belangrijk. Het gaat er immers niet om of een meisje kuis ís, maar of de gemeenschap haar kuis víndt. Juist dit subjectieve aspect maakt dat openbaarheid tot escalatie kan leiden. Hoe meer mensen op de hoogte zijn van het eerverlies van het meisje, en daarmee de familie, des te kleiner de kans om de erekwestie in den minne te regelen of eventueel door de vingers te zien. Als je besluit tot bemiddeling, besluit je om nóg iemand op de hoogte te brengen van de delicate kwestie, met als consequentie dat deze persoon ook weer iemand in vertrouwen neemt et cetera, voor je het weet krijg je een sneeuwbaleffect en raakt de kwestie algemeen bekend. Als de kwestie al algemeen bekend is, is het uiteraard gemakkelijker om een bemiddelaar aan te stellen, want dan is het probleem van discretie niet meer aan de orde (alleen is de oplossing bij algemene bekendheid weer niet simpel)” (Clementine van Eck: interview 13).
In haar citaat spreekt ze over bemiddeling, maar in andere gevallen is dezelfde overweging van belang. In welk stadium van een aanpak je iemand uit de eigen gemeenschap betrekt bij de zaak is van ondergeschikt belang: je stelt iemand uit de eigen gemeenschap op de hoogte van de eerzaak. Dit is een belangrijk punt om bij stil te staan. Als wordt besloten iemand uit de gemeenschap op de hoogte te brengen, is het de vraag of de imam de juiste persoon is: “Als je kijkt naar de Multi-etnische samenleving, ik focus me dan met name op de diversiteit in de samenleving, is alles en iedereen die daar een sleutelpositie heeft van belang. Bij grote groepen Marokkaanse gemeenschappen kan dat een geestelijke zijn, maar dat ligt complexer. Er zijn verschillende soorten Marokkaanse moskeeën. En dan moet je kijken naar de organisatievorm en de stroming in de moskee om te zien wie de autoriteit heeft of de sleutelpersoon is. Soms is de imam niet meer dan een werknemer van het moskeebestuur die elk jaar een contractverlenging krijgt, zo niet dan is hij zijn verblijfsvergunning kwijt. De man is dan maar in de marge vrij om objectief iets te vinden. Dus je moet wel terdege zicht hebben op hoe die stromingen lopen en zijn, wil je kunnen bepalen wie de sleutelpersoon is” (Willem Timmer: interview 1).
Een imam hoeft dus niet de juiste persoon te zijn om in te schakelen bij een eerzaak. Als de imam wel betrokken is of wordt bij een eerzaak, kan de imam op verschillende manieren een rol spelen volgens de ketenpartners. In het hoofdstuk over de ketensamenwerking is een onderscheid gemaakt in verschillende stadia waar de verschillende ketenpartners een rol kunnen spelen. De uitkomsten van het interview wat betreft de huidige rol van de imam zal worden gepresenteerd volgens dezelfde stadia:
Scriptie Linda Langereis
5748518
39
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Preventie Wilfred Janmaat vertelt dat twee Turkse koepelorganisaties, Diyanet
16
en Milli Görüş
17
aan
hun imams vragen om twee keer per jaar in een preek stil te staan bij eergerelateerd geweld (Wilfred Janmaat: interview 6).
Signalering en herkenning Willem Timmer stelt dat de imam de politie kan benaderen omdat hij vreest dat een eerzaak escaleert (Willem Timmer: interview 1).
De aanpak of oplossing van een zaak De imam kan religieus advies geven aan een gelovige over eer en eergerelateerd geweld (Niko Barut: interview 5, Mart Rasenberg: interview 7). Hoewel Kompaan en de Bocht terughoudend zijn over de rol die de imam kan spelen bij eergerelateerd geweld, geven ze aan dat de imam een imamhuwelijk kan sluiten om de eer van een familie te redden (Kompaan en de Bocht: interview 16). Van Eck (2004) stelt ook dat de imam een rol kan spelen bij een alternatief voor eerwraak of eergerelateerd geweld door het sluiten van een imamhuwelijk of de imam kan adviseren dat een eerschender tijdelijk uit de buurt verdwijnt. De imam kan ook inpraten op de persoon die mogelijk door geweld te gebruiken de eer wil herstellen en hem/haar op andere gedachten brengen. In bepaalde situaties kunnen religieuze argumenten de enige argumenten zijn die iemand doet afzien van de eer (gewelddadig) te herstellen. De imam lijkt de aangewezen persoon om die argumenten te geven. De moskee zelf kan als schuilplaats dienen als eerwraak dreigt (Van Eck 2004: 135, 181, 190-191 en 245). De ketenpartners van het LEC EGG en de politie stellen dat de imam een rol kan spelen als bemiddelaar bij (dreigend) eergerelateerd geweld: “Bij directe bemiddeling kan het zijn dat mensen in de cultuur het toch niet willen, terwijl het religieus wel goed wordt gevonden. Als mensen dan beiden praktiserend zijn, en in een bepaalde moskee komen, dan kan het goed zijn dat juist de geestelijke of een ander sleutelfiguur uit het bestuur er bij komt. Maar dat doe je pas als je dat zeker weet. Je stelt mensen dan voor een keus: ga ik door met geweld uit de cultuur of ga ik de religie volgen? En dan kan de imam meerwaarde hebben want dan wordt het voor die persoon heel moeilijk om door te gaan met geweld terwijl bekend is dat het niet religieus correct is” (Willem Timmer: interview 1).
16
Diyanet is het Directoraat voor Godsdienstzaken. Ze worden door de Turkse staat gefinancierd en gecontroleerd. Het is het grootste netwerk voor Turken. Binnen Diyanet wordt de soennitische leer gevolgd. Niet alleen de islamitische identiteit wordt benadrukt, ook de Turkse (Douwes et al 2005: 37, 41-42) 17 Milli Görüș is een van de grootste moslimorganisaties in Europa. Bepaalde takken zijn omstreden vanwege mogelijk radicale preken. De Nederlandse tak heeft afstand gedaan van radicale islam. De organisatie houdt zich voornamelijk bezig met emancipatie en integratie van voornamelijk Turkse moslims in Nederland (Douwes et al 2005: 52).
Scriptie Linda Langereis
5748518
40
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Hoewel ook hier weer blijkt dat de imam niet per sé de juiste persoon is, is de imam in sommige gevallen juist wel de aangewezen persoon om te bemiddelen. Door te bemiddelen draagt de imam bij aan een oplossing voor het conflict.
Het na-traject Nadat er in een zaak tot een oplossing is gekomen, is het proces niet voorbij. Hoe weet je dat de oplossing stand houdt en dat iedereen zijn afspraken nakomt? “Je moet een extra lijntje leggen. Dus je bent klaar met de bemiddeling, maar je zorgt dat je rechtstreeks contact kunt hebben met de partijen. Je spreekt ook een aantal keren af om elkaar te ontmoeten. Dat kan ook op school zijn of op iemands werk, het kan ook zijn dat je om iemand een netwerk heen bouwt: een cheffin of een naaste collega. Zo bouw je een natuurlijk netwerk om iemand heen. Extra ogen en oren in de goede zin van het woord. Er zijn talrijke aanwijzingen: er wordt een kind geboren, er wordt een feest gevierd, er wordt goud gegeven, dat zijn allemaal dingen waaraan je kunt zien dat het geaccepteerd is. Mensen gaan op vakantie en komen probleemloos terug. Je moet het wel monitoren, ga niet alleen af op mooie toezeggingen, kijk hoe de toezeggingen zijn gedaan. Bij echt zwaardere gevallen probeer ik er iemand omheen te hebben, de buurman, bakker of de slager. Een paar weken later ga je op bezoek en dan hoor ik hoe het precies thuis ging. Dat moet je wel doen. Dat maakt het ook lastig. Het betekent dat als je dat goed wil doen, dat je een riant netwerk moet hebben” (Willem Timmer: interview 1).
Monitoren nadat er tot een oplossing is gekomen, is volgens andere ketenpartners eveneens van groot belang (Wilfred Janmaat: interview 6, Kompaan en de Bocht: interview 16 en Mart Rasenberg: interview 7). Willem Timmer stelt dat de imam eveneens een rol kan spelen bij het monitoren van een familie (Willem Timmer: interview 1).
De politie en het LEC EGG zien een grotere rol voor de imam bij eergerelateerd geweld dan de vrouwenopvang Kompaan en de Bocht. Kompaan en de Bocht is zeer terughoudend en ziet de moskee vooral als een mannenbolwerk (Kompaan en de Bocht: interview 16). De respondenten van het LEC EGG zien een mogelijke rol voor de imam in elk stadium van de aanpak van eergerelateerd geweld. De verschillende rollen die genoemd worden voor de imam kennen zowel een religieuze als een maatschappelijke dimensie. Voor elk van de rollen is kennis van de religie noodzakelijk. Voorlichting, praten met een mogelijke eerschender, bemiddeling en het monitoren van het gezin kennen echter ook sociale en maatschappelijke aspecten. Niet elke imam is geschikt om naast religieus ook sociaalmaatschappelijk op te treden. Mart Rasenberg stelt dat elke imam religieus advies kan geven. Maar
Scriptie Linda Langereis
5748518
41
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
voor een grotere rol binnen eergerelateerd geweld heeft hij ook aanzien bij de moskeegemeenschap nodig (Mart Rasenberg: interview 7).
Het perspectief van mensen met een functie binnen de moskee Tijdens de interviews is ook aan mensen met verschillende functies binnen moskeeën gevraagd naar de rol van de imam bij eergerelateerd geweld.
Preventie De imam kan in zijn preken verschillende onderwerpen bespreken, waaronder eergerelateerd geweld (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18).
Signalering en herkenning De imam kan in sommige gevallen vermoeden dat er een eerzaak speelt of hij wordt op de hoogte gebracht door (in)directe betrokkenen. Hoewel de imam een vertrouwenspositie heeft, moet hij wel volgens de wet handelen. Als er iets strafrechtelijks (dreigt) te spelen, zal de imam het bij de politie moeten melden (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18).
De aanpak of oplossing van een zaak De imam kan op verschillende manieren betrokken zijn bij de oplossing van een zaak. Hij kan (religieus) advies geven aan betrokkenen of met verschillende betrokkenen praten. In bepaalde gevallen kan de imam bemiddelen tussen mensen of families. De imam kan in zulke gesprekken aangeven wat de regels en mogelijkheden van de islam zijn. De imam kan daarnaast, eventueel in samenspraak met het bestuur, mensen doorverwijzen naar een andere instantie. De imam kan in een preek indirect mensen aanspreken op wangedrag. De preek kan gericht zijn op de mensen die wangedrag vertonen maar ook op de mensen die hier over roddelen. Roddelen wordt eveneens gezien als wangedrag (Bestuurslid en vrijwilliger: interview 10, Vrijwilligster Marokkaanse moskee: interview 17 en Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18).
Het na-traject Over de betrokkenheid van de imam bij een eventueel na-traject zeggen de geïnterviewden niets. Ik kan me echter voorstellen dat de imam regelmatig bij de familie navraagt hoe het met ze gaat.
Vanuit het perspectief van de mensen die actief bij de moskee betrokken zijn, is de rol van de imam vooral religieus. In de gesprekken die de imam voert en het advies dat de imam geeft, is de islam volgens de geïnterviewden leidend. Het bestuur kan wel een ondersteunende rol spelen. Enerzijds kan de imam zijn vaste werkzaamheden, met name de preek, inzetten anderzijds speelt ook het uitwisselen van gedachten een belangrijke rol bij het aandragen van een oplossing voor een eerzaak.
Scriptie Linda Langereis
5748518
42
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
De imam is echter niet de enige binnen de moskee die een rol kan spelen bij eergerelateerd geweld. Soms werkt de imam samen met het bestuur. Het bestuur kan een ondersteunende rol bieden, bijvoorbeeld op het gebied van taal (Bestuurslid en vrijwilliger: interview 10). Maar kan bij bemiddeling ook samenwerken met de imam (Bestuur Aksa Moskee: interview 2, Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18). Het bestuur kan dus betrokken zijn bij de oplossing van een eerzaak. De vrijwilliger van de Marokkaanse moskee geeft ook aan te zijn benaderd door een getrouwd stel om te bemiddelen bij een conflict. De vrouw wilde een scheiding, maar de man absoluut niet (Bestuurslid en vrijwilliger: interview 10). Ook de vrouwen binnen de moskee kunnen een rol spelen. Uit de interviews met een vrouwenorganisatie en een vrijwilligster blijkt dat meisjes de vrijwilligsters of de leden van de vrouwenvereniging om advies of hulp vragen (Vrijwilligster Marokkaanse moskee: interview 17). Gairoel Amal geeft aan zelf ook een vertrouwenspositie te hebben, waardoor zij regelmatig benaderd wordt voor advies of met vragen (Gairoel Amal: interview 19). De dames van de vrouwenvereniging van de Aksa Moskee stellen als enige vrouwen dat meisjes met problemen niet naar hen komen maar naar de imam gaan (Vrouwenorganisatie Aksa Moskee: interview 14). De leden van de vrouwenorganisatie van de Ayasofya Moskee vertellen dat ze niet met eerzaken te maken hebben gehad. Er zijn echter soms wel problemen tussen meisjes en de ouders. De leden van de vrouwenorganisatie praten gezamenlijk met het meisje en haar moeder. Er wordt een moment afgesproken dat de vrouwenorganisatie weer contact opneemt met de moeder. In de tussentijd spreekt de moeder met de vader zodat er een oplossing kan komen voor het probleem of conflict (Vrouwenorganisatie Ayasofya Moskee: interview 12). Door het geven van advies of te bemiddelen tussen een meisje en haar ouders kunnen vrouwen ook een rol spelen bij de oplossing van een eerzaak. De vrouwenorganisatie organiseert daarnaast lezingen en cursussen over problemen waarbij de eer in het geding kan komen, bijvoorbeeld een loverboy-cursus (Vrouwenorganisatie Ayasofya Moskee: interview 12). Door het geven van lezingen en cursussen kunnen de vrouwen door middel van preventie een bijdrage leveren aan de aanpak van eergerelateerd geweld.
Het perspectief van de imam Imam Karakas vertelt weinig over eer en eergerelateerd geweld, hij zegt nog niet te zijn benaderd bij een dergelijk probleem. Imam Hansildaar vertelt meer over zijn rol bij eergerelateerd geweld.
Preventie Over een rol in het stadium ‘preventie’ zeggen de imams weinig. Wel zijn er in de islam uitspraken te vinden die mensen ervan kunnen weerhouden om eerwraak of eergerelateerd geweld te plegen. Imam Karakas stelt dat je mensen niet mag doden, want als je één mens doodt, is het alsof je de mensheid doodt (Imam Karakas: interview 3). Imam Hansildaar stelt dat een van de gouden regels van de islam is dat je iemand geen pijn mag doen, zowel niet door woorden als door handelingen (Imam Hansildaar: interview 9). Overspel is volgens de Koran verboden. Maar de eer zuiveren door iemand te doden is eveneens verboden, ook tijdens het leven van de profeet (Imam Karakas: interview 3). De imams zouden deze
Scriptie Linda Langereis
5748518
43
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
religieuze kennis in kunnen zetten tijdens lezingen of preken om duidelijk te maken dat iemand doden of geweld plegen tegen de islam is.
Signalering en herkenning Tijdens het interview met imam Hansildaar kwam Mart Rasenberg tegen het einde van het interview bij het gesprek zitten. Mart Rasenberg vertelt dat deze imam en moskee integere partners zijn (Mart Rasenberg tijdens interview met imam Hansildaar: interview 9). De imam antwoordt daarop dat hij de politie ook altijd kan bereiken en benaderen (Imam Hansildaar: interview 9). In hoeverre dit samenhangt met een rol voor de imam bij signalering en herkenning van eerzaken wordt in het interview niet duidelijk. Het is echter denkbaar dat de imam hier inderdaad een rol bij speelt.
De aanpak of oplossing van een zaak Imam Hansildaar wordt zowel door mensen en gezinnen zelf als door organisaties en instanties benaderd om te bemiddelen bij uiteenlopende zaken waaronder eerzaken: “In veel eergevallen wordt er direct of indirect advies gevraagd via de moskee of telefonisch. Ik word benaderd door Turkse gezinnen, de politie en maatschappelijk werk over geweld en problematiek. Het is problematisch, mensen zijn erg op zichzelf, ik ben een vertrouwenspersoon” (Imam Hansildaar: interview 9).
Vrouwelijke imam Katirci wordt benaderd door meisjes bij problemen zoals een meisje dat verliefd is op een autochtone of atheïstische jongen of een meisje dat zwanger is geworden. Zij praat met de meisjes, geeft ze advies en bespreekt vooral de consequenties van verschillende keuzes. Vrouwelijke imam Katirci geeft aan dat ze voor bemiddeling eerst aan het meisje vraagt of iemand binnen de familie voldoende gezag heeft om te kunnen bemiddelen. Als zo’n familielid er niet is, vraagt ze aan het meisje of iemand anders binnen de gemeenschap een gezaghebbende rol heeft. De imam is dan een van de mogelijke mensen die kan bemiddelen. De vrouwelijke imam kan, indien nodig, de juiste imam benaderen om met de vader van het meisje te gaan praten (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18). Eer is een cultureel aspect, maar soms staat de cultuur boven de religie volgens imam Hansildaar (Imam Hansildaar: interview 9). Imam Hansildaar, vrouwelijke imam Katirci maar ook de vrijwilligster van de Marokkaanse moskee, benadrukken het belang dat het voor mensen duidelijk moet zijn wat de grenzen van de islam zijn: wat is cultuur en wat is religie? (Imam Hansildaar: interview 9, Vrijwilligster Marokkaanse moskee: interview 17, Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18). De imam lijkt de aangewezen persoon om aan te geven dat het herstellen van eer een cultureel verschijnsel is en volgens de islam niet is toegestaan. De gestandaardiseerde handelingen, de eerste definitie van ‘rol’, lijken bij het bijdragen aan
Scriptie Linda Langereis
5748518
44
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
een oplossing volgens de imam een minder belangrijke rol te spelen. In dit stadium is het communiceren over gedachten en handelingen, de derde definitie, van veel groter belang.
Het na-traject Evenals de andere mensen met een functie binnen de moskee zegt de imam niets over de betrokkenheid bij een eventueel na-tracject. Dezelfde veronderstelling wordt hier ook gemaakt: het is aannemelijk dat de imam na afloop regelmatig een bezoek brengt aan of praat met het gezin of de familie.
Imam Hansildaar stelt dat de imam een rol kan spelen bij eergerelateerd geweld. Maar de imam is niet altijd de aangewezen persoon om te bemiddelen. Als de bemiddeling helemaal geen religieus aspect kent, kan het bestuur bemiddelen (Imam Hansildaar: interview 9). Niet iedereen is geschikt om te bemiddelen. Imam Hansildaar stelt dat je alleen kunt bemiddelen als je zowel een bepaald religieus als maatschappelijk niveau hebt (Imam Hansildaar: interview 9).
Vanuit de verschillen perspectieven blijkt de imam een rol te spelen bij eergerelateerd geweld. Vanuit de ketenpartners is duidelijk geworden dat de imam bij alle stadia een rol kan spelen. De mensen met een functie binnen de moskee vinden dat de imam vooral vanwege zijn religieuze kennis een rol speelt. Deze kennis kan hij inzetten bij de preventie en oplossing van eerzaken. Wat uit de interviews blijkt, is dat andere mensen binnen de moskee, naast de imam, een rol kunnen spelen bij eergerelateerd geweld. Imam Hansildaar geeft dit in zijn interview ook aan. Imam Hansildaar stelt ook dat de imam religieuze kennis moet hebben om een bijdrage te leveren aan de aanpak van eergerelateerd geweld, maar stelt daarnaast dat maatschappelijke en culturele kennis ook onmisbaar zijn om goed te kunnen bemiddelen. De imam wordt vanuit alle perspectieven mogelijk een rol als bemiddelaar bij eerzaken toebedeeld. Voordat wordt besproken wat de wenselijke rol van de imam is bij eergerelateerd geweld, zal eerst dieper worden ingegaan op bemiddeling.
4.3 Bemiddeling Eerder in het onderzoek is gesproken over bemiddeling en de rol van het LEC EGG. Vanuit de verschillende perspectieven blijkt de imam een rol te kunnen spelen bij bemiddeling bij eergerelateerd geweld. Vanwege de rol van de imam bij bemiddeling wordt in deze paragraaf besproken wat bemiddeling is, hoe bemiddeling bij eergerelateerd geweld plaatsvindt en hoe de imam invulling geeft aan zijn rol als bemiddelaar.
Wat is bemiddeling? Voor het onderzoek van Sanberg & Janssen (2011) was, ondanks de vele onderzoeken naar bemiddeling, nog geen literatuur beschikbaar over bemiddeling bij eergerelateerd geweld en de rol van de politie. Zij hebben zich voor hun onderzoek gericht op literatuur over bemiddeling bij
Scriptie Linda Langereis
5748518
45
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
familiekwesties waarbij sprake is van geweld en daarnaast literatuur over interculturele mediation (Sanberg & Janssen 2011: 19, 21). Mediation is een bepaalde methode van bemiddeling waarvoor strikte regels bestaan. In deze scriptie spreek ik echter van bemiddeling. Ik volg Sanberg & Janssen (2011) in hun definitie van bemiddeling: “Het zoeken naar een oplossing voor een conflict door twistende partijen met elkaar in gesprek te brengen” (Sanberg & Janssen 2011: 30). Doel van bemiddeling is niet het halen van gelijk van een van de partijen, maar het voorkomen van escalatie in een complex conflict (Janssen 2008b: 96). Bemiddeling kent een aantal uitgangspunten. Zo is deelname aan bemiddeling voor beide partijen vrijwillig. Als een of beide partijen gedwongen worden om deel te nemen aan bemiddeling, kent de poging zo goed als geen kans van slagen. Vertrouwen is bij bemiddeling van zeer groot belang. Alle partijen, ook de bemiddelaar, zijn gelijkwaardig. De bemiddelaar moet daarnaast neutraal zijn (Sanberg & Janssen 2011: 24-25, 35).
Bemiddeling bij eergerelateerd geweld “Het valt me op dat bemiddeling vaak gezien wordt als oplossing. Zodra er een erekwestie is, roept men: bemiddeling! Maar bemiddeling is geen oplossing, slechts een manier om tot een oplossing te komen. Als je roept ‘bemiddeling’ moet je al een idee hebben over de oplossing en bemiddeling zien als het te volgen traject om tot deze oplossing te komen. Bemiddeling is zeker geen panacee voor alle erekwesties en kan zelfs averechts werken” (Clementine van Eck: interview 13).
Bij bemiddeling bij eergerelateerd geweld gelden dezelfde uitgangspunten als in de vorige paragraaf genoemd. Clementine van Eck benadrukt in bovenstaand citaat het belang van vooraf een oplossing te hebben waar naar toe wordt gewerkt tijdens de bemiddeling. Onderscheidend bij bemiddeling van eergerelateerde zaken is daarnaast dat het geen bemiddeling tussen individuen betreft, maar bemiddeling tussen families (Sanberg & Janssen 2011: 54). Willem Timmer stelt dat deelname aan bemiddeling bij ernstige zaken niet vrijblijvend is: “Bemiddeling bij echt eergerelateerd geweld, waar echt risico is, zal je altijd iets van bevoegdheden moeten hebben want bij dreigend eergerelateerd geweld praat je over die zaken die zodanig zijn geanalyseerd dat je weet dat escalatie dreigt. … In die zaken is het vrijblijvend praten vaak geen optie. Wil niet zeggen dat je moet confronteren, maar mensen moeten weten dat het een instelling is die bepaalde dingen faciliteert, en bepaalde dingen ook niet tolereert” (Willem Timmer: interview 1).
Hoewel vrijwillig deelnemen aan bemiddeling ook bij ernstige zaken van belang blijft, moet wel duidelijk zijn dat bemiddeling in deze gevallen een van de weinige manieren is om tot een oplossing te komen. De politie, of het LEC EGG in dit geval, wil een bijdrage leveren aan het komen tot een
Scriptie Linda Langereis
5748518
46
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
oplossing. Ze zal daarbij bepaalde zaken, zoals het gebruik van geweld, niet tolereren. Het LEC EGG heeft ook voor bemiddeling bij eerzaken een methode opgesteld. Deze methode is weer gegeven in figuur 5.
In alle interviews heb ik gevraagd naar de mening van de geïnterviewden over bemiddeling bij eergerelateerd geweld. Al eerder is gesteld dat Kompaan en de Bocht bemiddelt waar mogelijk. Mart Rasenberg stelt: “Bemiddeling zou volgens mij altijd een deel moeten zijn van de aanpak. Zodra er een incident is waarbij het gaat om aangetaste eer en een reactie daarop, als de politie een partij is, móet er een gesprek plaatsvinden. Of het dan gaat om een roddel of huiselijk geweld, de situatie binnen het gezin moet genormaliseerd worden. De voornaamste manier om dat te bereiken is via bemiddeling. De mensen, vaak ook ouders en kinderen, moeten verder” (Mart Rasenberg: interview 7).
Willem Timmer is genuanceerder. Hij vindt bemiddeling zeer belangrijk, maar bekijkt per zaak of bemiddeling de juiste optie is. Hij geeft het voorbeeld dat als een meisje is weggelopen en de jongen blijkt een loverboy te zijn, dan ga je niet bemiddelen maar probeer je het meisje weg te halen bij die jongen (Willem Timmer: interview 1). Ook Wilfred Janmaat zegt dat voorzichtigheid soms geboden is: “In sommige gevallen kan bemiddeling een manier zijn. Soms kan iemand beter niet teruggaan naar haar/zijn familie. Er is geen standaardaanpak” (Wilfred Janmaat: interview 6). Daarnaast gaat het om de wil van het slachtoffer en de mogelijkheden binnen de familie. “Je kunt vanuit de politie niet zomaar alles bepalen en bemiddeling doordrukken” (Wilfred Janmaat: interview 6). De meeste geïnterviewden stellen dat per zaak bekeken moet worden of bemiddeling een juiste methode is om tot een oplossing te komen. Volgens Wilfred Janmaat is het uitgangspunt van bemiddeling wel altijd hetzelfde: “Uitgangspunt is altijd dat er naar een oplossing wordt gezocht om zonder geweld samen verder te gaan” (Wilfred Janmaat: interview 6).
Scriptie Linda Langereis
5748518
47
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Methode LEC EGG Wie bemiddelt? Als wordt besloten in een eerzaak te gaan bemiddelen, kiest het LEC EGG niet automatisch voor een politieambtenaar als bemiddelaar. Afhankelijk van de verhoudingen binnen een familie en de beschikbaarheid van een mogelijke bemiddelaar binnen de familie of gemeenschap kan het wenselijk zijn er als politie voor te zorgen dat het conflict in eigen kring wordt opgelost. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat de politie over een uitgebreid netwerk beschikt, zowel een professioneel netwerk bij ketenpartners en organisaties voor bijvoorbeeld opvang van slachtoffers, als netwerkcontacten bij zelforganisaties van migrantengemeenschappen, religieuze instellingen en sleutelfiguren binnen verschillende gemeenschappen. Wanneer er geen mogelijkheden zijn binnen de eigen kring, kan een bemiddelingsgesprek door een politieambtenaar worden uitgevoerd. Ook kan een politieambtenaar een (keten)partner die de bemiddeling leidt, bijstaan. Vrijwilligheid In het begin van de pilotperiode die voorafging aan de oprichting van het LEC EGG is al over dit punt gerapporteerd: ‘Door de politie verstrekte veiligheidsadviezen zijn vrijblijvend van aard. Het niet opvolgen kan dodelijke gevolgen hebben. Ook zijn betrokkenen niet verplicht om deel te nemen aan bemiddelingspogingen waardoor zulks niet altijd mogelijk is’ (Janssen et al., 2005). Vrijwillige deelname aan een bemiddeling is uiteraard gewenst, maar in het geval van eer gerelateerd geweld kan enige dwang opwegen tegen het feit dat er geweld (dreigt te worden) gepleegd, en de politie heeft dan een taak om hierop te reageren. Vertrouwelijkheid Vertrouwelijkheid is in het geval van eerzaken een zeer belangrijk uitgangspunt, ook van de politiële aanpak. Om de aanpak van een zaak goed af te stemmen kan het nodig zijn informatie uit te wisselen met (keten)partners, maar hier bestaan strenge richtlijnen voor (zie Helpdesk Privacy & Programma Eergerelateerd Geweld, 2008). Het is erg belangrijk dat de (politie) bemiddelaar ervoor zorgt dat informatie niet in de verkeerde handen valt en dat er zorgvuldig wordt nagegaan wie waarvan op de hoogte is alvorens met betrokkenen in gesprek te gaan. Mede daarom raadt het LEC EGG aan eerst de twistende partijen apart te spreken voorafgaand aan een eventuele bemiddeling. Onafhankelijkheid Aan het uitgangspunt van onafhankelijkheid kan met een politieambtenaar als bemiddelaar niet worden voldaan. De politie heeft een taak en kan deze niet verzaken. Bij het inschakelen van een bemiddelaar uit eigen kring zijn echter ook kanttekeningen te plaatsen bij de onafhankelijkheid. Daarnaast is de rol van de politie voor iedereen duidelijk en weten de deelnemers dus waar ze aan toe zijn. Wanneer andere personen bemiddelen, is dit wellicht minder helder.
Scriptie Linda Langereis
5748518
48
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Horizontale verhoudingen Van een horizontale verhouding tussen politieambtenaar en deelnemers aan een bemiddeling is geen sprake in verband met de gezagspositie. Dit kan echter ook voordelen bieden in een eerconflict: afspraken die worden gemaakt tijdens een bemiddeling worden mogelijk beter nageleefd, politie weet in te grijpen wanneer een gesprek uit de hand dreigt te lopen, en in de veelal conservatieve gemeenschappen waar eerconflicten zich doorgaans afspelen is gevoeligheid voor het gezag van de politie mogelijk sterker. Locatie Daarnaast bestaat er meningsverschil over het politiebureau als locatie voor een bemiddelingsgesprek: dit zou geen neutraal terrein zijn … . In de checklist van het LEC EGG wordt een aantal voorwaarden genoemd waarover nagedacht dient te worden bij het kiezen van een plek voor een bemiddelingsgesprek: ‘Het moet neutraal gebied zijn, zodat alle partijen genegen zijn te komen. Indien er redenen zijn om aan te nemen dat er gewelddadige escalatie mogelijk is, zijn ook de beveiligingsmogelijkheden van belang. Is er bijvoorbeeld voldoende ruimte om betrokkenen apart te spreken of van de groep te scheiden als de emoties hoog oplopen? Fouilleer indien nodig de aanwezigen en zorg dat er op bijstand van collega’s kan worden gerekend, mochten er problemen ontstaan. Een ander belangrijk punt bij het zoeken van een geschikte locatie, is het rekening houden met zichtbaarheid van de gesprekspartners. Als buitenstaanders kunnen zien wie er bij het gesprek zijn betrokken, zou dit tot gevolg kunnen hebben dat de zaak alsnog uitlekt, waardoor het geschonden eergevoel een extra knauw krijgt. Al met al biedt een politiebureau goede mogelijkheden voor het voeren van deze moeilijke gesprekken.’
Figuur 5 Methode LEC EGG over bemiddeling (Sanberg & Janssen 2011: 45)
De bemiddeling Als blijkt dat in een zaak wordt overgegaan tot bemiddeling, hoe gaat de bemiddeling dan in zijn werk? Willem Timmer stelt dat ook dat per situatie verschilt. Hij maakt onderscheid tussen directe en indirecte bemiddeling: “Het kan ook zo zijn dat er indirect wordt bemiddeld. Een jonge vrouw staat van huis uit erg onder druk want die moet trouwen met een neef. En dat wil ze onder geen beding. De vader gaat steeds meer druk uitoefenen en heeft haar zelfs een paar keer geslagen. Het meisje durft niet naar de politie te gaan maar gaat naar de huisarts. Dan kun je aan de huisarts, als je daar een goede band mee hebt, laten zien dat al zou ze met die jongen trouwen, dat hij nog geen verblijfsvergunning kan krijgen: Ze moet een eigen woning hebben. Ze moet boven het minimumloon verdienen. Daar zijn ook folders van in meerdere talen. De huisarts kan tijdens een bezoek van de ouders door laten schemeren dat de dochter beter nog een paar jaar kan studeren omdat de regels daarvoor ontzettend streng zijn. Dat is op een indirecte manier. Als die mensen dat horen, is dat geen bedreiging. Ze weten niet dat de dochter heeft geklaagd,
Scriptie Linda Langereis
5748518
49
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
maar ze horen zo wel dat ze helemaal niet kan trouwen. En als ze trouwt dat de neef helemaal niet naar Nederland kan komen. Je bemiddelt in feite in een u-bocht: je geeft een ander informatie maar daarover voer je natuurlijk wel één-op-één overleg. Dat is verstandig. Dus je hebt verschillende situaties en methoden. De directe bemiddeling is wat mensen er meestal onder verstaan” (Willem Timmer: interview 1).
Bij eerconflicten is vaak niet één dader en één slachtoffer betrokken, maar zijn vaak meer mensen betrokken (Sanberg & Janssen 2011: 54). Wie bij (directe) bemiddeling aanwezig zijn, verschilt per situatie. Het kan zijn dat alleen een vader of man van het meisje of vrouw bij het gesprek aanwezig is. Het kan ook zijn dat de hele familie aanwezig is bij de bemiddeling. In sommige gevallen zijn er twee slachtoffers; een jongen en een meisje. In dergelijke gevallen kan het zijn dat er twee families aanwezig zijn bij de bemiddeling (Wilfred Janmaat: interview 6, Mart Rasenberg: interview 7, Willem Timmer: interview 1).
De bemiddelaar Naast het slachtoffer en mogelijke dader of familie, is er bij bemiddeling een bemiddelaar aanwezig. “Personen die verstand hebben [van eergerelateerd geweld] kunnen bemiddelen. Soms moet je dingen doen maar soms moet je dingen ook laten. Je moet ook kijken wie je gesprekspartner is. Wie wil je daarbij inschakelen bij ondersteuning van het contact. Je moet de casus wel heel goed analyseren, pas dan kun je dingen gaan beslissen” (Niko Barut: interview 5) “Een analyse is ook hierbij weer van belang: een analyse van de familie, de stad, de religie, de cultuur, hoe ze maatschappelijk georiënteerd zijn. Vervolgens ga je daar instituties bij zoeken. Je moet een goed beeld hebben van wat er speelt en hoe de mensen georiënteerd zijn. Je moet ook voorzichtig zijn met zomaar iemand uit de eigen groep te laten bemiddelen. Wie zegt dat die man zijn mond houdt en niet gelijk zijn vrouw belt om te vertellen wat hij heeft gehoord? Het is een zeer delicate kwestie. Een verkeerde inschatting kan de zaak verergeren” (Mart Rasenberg: interview 7).
Niko Barut en Mart Rasenberg geven in bovenstaande citaten aan hoe belangrijk het is om vooraf goed na te denken over wie kan bemiddelen bij het specifieke gezin. Mart Rasenberg benadrukt daarnaast het belang dat de bemiddelaar vertrouwd kan worden dat hij (of zij) het wangedrag niet publiekelijk maakt. Eerder in dit hoofdstuk, in §4.2, is Clementine van Eck geciteerd over het gevaar iemand uit de eigen groep op de hoogte te brengen van het wangedrag. Zolang het wangedrag bij de gemeenschap niet bekend is, is er nog geen sprake van stigmatisering en kan escalatie voorkomen worden. Het aspect van het wangedrag geheim houden, kan worden uitgelegd via Goffmans theorie over frontstage en backstage. Als het wangedrag alleen backstage heeft plaatsgevonden, nog niet door het publiek is waaegenomen, is er voor de eerschender en de familie nog geen gevaar voor
Scriptie Linda Langereis
5748518
50
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
stigmatisering. Een bemiddelaar ziet niet alleen frontstage de opvoering, maar ook wat zich backstage afspeelt. Als de bemiddelaar een neutraal persoon is, geen deel uit maakt van het publiek oftewel geen deel is van de gemeenschap die een oordeel mag vormen over de persoon en zijn/haar familie, is dat minder riskant dan dat de bemiddelaar wel deel uit maakt van het publiek, ofwel de gemeenschap. Het gevaar is dat de bemiddelaar het publiek deelgenoot maakt van wat zich backstage afspeelt. Tegelijkertijd is iemand die de regels van het op te voeren stuk goed kent beter in staat om de problemen die zich backstage afspelen in te schatten en op te lossen. Per uitvoering zal bekeken moeten worden wie het best de rol van bemiddelaar op zich kan nemen. Uit bovenstaande citaten is immers duidelijk geworden dat een verkeerde beslissing grote gevolgen kan hebben. Binnen Turkse families is vaak een vaste bemiddelaar aangesteld. Meestal is dit een oudere man, een oom of een opa bijvoorbeeld (Mart Rasenberg: interview 7). Het voordeel van een bemiddelaar uit de eigen familie is dat er geen dreiging is dat de eerzaak publiekelijk bekend wordt. Het familielid loopt zelf evenveel risico gestigmatiseerd te worden als anderen binnen de gemeenschap van het wangedrag afweten. Het familielid maakt, in Goffmans termen, hoe dan ook deel uit van het team dat backstage zorgt voor een goed frontstage optreden. Van een extra iemand backstage halen, is in het geval van een familielid als bemiddelaar geen sprake. Dit kan bijdragen aan de continuïteit van het beeld dat frontstage wordt neergezet. Indien er geen familielid kan bemiddelen en er wordt gekozen voor een bemiddelaar buiten de eigen gemeenschap, kiest het LEC EGG niet automatisch voor een politieambtenaar. Er zijn een aantal aandachtspunten waar rekening mee gehouden moet worden als de politie de bemiddeling op zich neemt. Zo is het de vraag in hoeverre de verschillende partijen vrijwillig deelnemen aan bemiddeling als de politie er zeer nauw bij betrokken is. Niet voor iedereen zal de politie daarnaast een vertrouwde en veilige partner zijn. Aan de andere kant kan de politie een mogelijk slachtoffer geruststellen. Daarnaast straalt de politie uit dat ze oprecht betrokken is bij het conflict en de situatie tot een goed einde wil brengen (Sanberg & Janssen 2011: 38-43): “Wanneer de politie eenmaal bij een eerconflict betrokken is, werkt het waarschijnlijk ook in het voordeel van de politie om zich vervolgens ook actief te bemoeien met de bemiddeling. Wanneer zij dit zouden uitbesteden, kan het voor de betrokkenen lijken alsof de politie niet belangrijk genoeg vindt wat er verder gebeurt, of dat de politie het niet aandurft en afschuift naar een andere instelling” (Sanberg & Janssen 2011: 43)
Ieder mens in een bepaalde rol of functie heeft zowel voor- als nadelen als bemiddelende partij. De afweging welke voor- en nadelen het zwaarst wegen, verschilt per zaak. Tijdens de interviews is het belang van gezag en autoriteit van de bemiddelaar benadrukt (Wilfred Janmaat: interview 6, Mart Rasenberg: interview 7). Ook Willem Timmer beschrijft dit belang van hiërarchie en autoriteit en vertelt hoe hij zijn autoriteit kracht bij zet tijdens een bemiddelingsgesprek: “Als hier mensen komen, trek ik mijn uniform aan. Ik haal de mensen niet zelf op, maar stuur daar een andere collega voor. Je moet laten zien dat ze bij een autoriteit komen die hen ook
Scriptie Linda Langereis
5748518
51
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
wil helpen. Daarmee positioneer je die mensen ook. Als een vader en een zoon binnenkomen en de zoon begint meteen te praten, zeg ik stop: ik praat met jouw vader. Dan breng je gelijk ouderlijk gezag en je haalt de hectiek uit het gesprek” (Willem Timmer: interview 1).
In sommige zaken zal gekozen worden voor bemiddeling door de politie. Gezag en autoriteit zijn dan snel gegarandeerd. Het kan echter na analyse ook blijken dat iemand anders de taak van bemiddelaar op zich moet nemen. Tijdens de interviews zijn verschillende mogelijke bemiddelaars genoemd. Ilona Brekelmans en Judith Martens vertellen dat zij bij bemiddeling vooral gebruik maken van maatschappelijk werkers en gedragswetenschappers (Kompaan en de Bocht: interview 16). Hulpverleningsinstanties zoals de Kinderbescherming of Vluchtelingenwerk worden eveneens genoemd (Wilfred Janmaat: interview 6 en Mart Rasenberg: interview 7).
Bij eergerelateerd kan zowel de cultuur als de taal voor een barrière zorgen. Deze barrière kan worden opgelost door een sleutelfiguur als bemiddelaar te kiezen zodat de bemiddelaar de cultuur en de taal kent. Het is van belang dat het gezag van de bemiddelaar door de partijen erkend wordt. Zoals gezegd, kan de bemiddelaar een familielid zijn. De keuze om een man of vrouw als bemiddelaar op te laten treden, is eveneens van groot belang. Mogelijke personen die kunnen bemiddelen zijn mensen die onderzoek hebben gedaan binnen de gemeenschap waar het conflict speelt, dorpsoudsten, imams of andere invloedrijke personen binnen de gemeenschap. (Sanberg & Janssen 2011: 38-53, 58, Clementine van Eck: interview 13, Kompaan en de Bocht: interview 16, Mart Rasenberg: interview 7, Willem Timmer: interview 1).
De imam als bemiddelaar Alle geïnterviewden zijn het er over eens: je kunt niet bij elke zaak een imam inschakelen om te bemiddelen: “Wat betreft de keuze voor bemiddelaar: hier wordt maar al te vaak geroepen: de imam. Maar het valt me op dat deze vaak male-biased is. Bovendien blijkt hij vaak niet goed ingevoerd in de betreffende gemeenschap (voor slechts een paar jaar aangesteld), alhoewel dit soms een voordeel kan zijn” (Clementine van Eck: interview 13). “Vroeger werd in dit soort gevallen wel gezegd ‘Even de imam bellen’, nou, dat gaat ‘m dus niet worden. En áls blijkt dat er een imam bijgehaald kan worden, moet het wel de juiste zijn. Je komt bij een protestants gezin ook niet met de pastoor aan, dat is hetzelfde idee. Veel gezinnen zijn echter slechts nog in naam moslims, maar daar moet je niet met een imam aankomen want dan krijg je de opmerking ‘wat moet ik met die man’. Een gedegen analyse is dus van groot belang” (Mart Rasenberg: interview 7).
De imam is niet per definitie de juiste persoon om te bemiddelen. De imam is iemand uit de gemeenschap van de betrokkenen en eerder is gebleken dat dit, ondanks dat de imam een
Scriptie Linda Langereis
5748518
52
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
vertrouwenspositie bekleedt, bepaalde risico’s met zich meebrengt. Daarnaast is niet elke imam geschikt om in een specifiek geval te bemiddelen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het citaat van Mart Rasenberg. In bepaalde zaken is het echter wel raadzaam de imam te laten bemiddelen: “Bij directe bemiddeling kan het zijn dat mensen in de cultuur het toch niet willen, terwijl het religieus wel goed wordt gevonden. Als mensen dan beiden praktiserend zijn en in een bepaalde moskee komen, dan kan het goed zijn dat juist de geestelijke of een ander sleutelfiguur uit het bestuur er bij komt. Maar dat doe je pas als je dat zeker weet. Je stelt mensen dan voor een keus: ga ik door met geweld uit de cultuur of ga ik de religie volgen? En dan kan de imam meerwaarde hebben want dan wordt het voor die persoon heel moeilijk om door te gaan met geweld terwijl bekend is dat het niet religieus correct is” (Willem Timmer: interview 1).
In het voorbeeld in bovenstaand citaat blijkt dat kennis van de religie in bepaalde zaken zeer nuttig kan zijn. Hoewel Niko Barut en Wilfred Janmaat stellen dat mensen weten dat eer en eergerelateerd geweld culturele en geen religieuze aspecten zijn (Niko Barut: interview 5, Wilfred Janmaat: interview 6), blijkt uit bovenstaand citaat en tijdens het interview bij Kompaan en de Bocht dat in sommige gevallen mensen religieuze argumenten gebruiken om eergerelateerd geweld te legitimeren. Kompaan en de Bocht: “[Eergerelateerd geweld] is cultuur, maar soms wordt het op religie gegooid. Dat is iets waar je ook over kunt praten. Als zij een Koranvers aanhalen, kun je zeggen dat het ook anders kan geïnterpreteerd kan worden. Maar het gaat om enkele gevallen” (Kompaan en de Bocht: interview 16). Imam Hansildaar zegt over eer en religieuze legitimering:
“Eer is een cultureel aspect maar staat in bepaalde culturen boven religie. Er zijn natuurlijk ook situaties waarin het door elkaar heen loopt. Bijvoorbeeld bij maagd zijn. Je moet van de religie maagd zijn, maar van de religie mag je iemand niet zomaar aan de kant schuiven, dat is dan weer cultuur. Het grootste probleem is als mensen denken dat het wel religie is. Daar ligt een grote uitdaging, want wat is cultuur en wat is religie. Islam is niet alleen voor het uiterlijk maar ook het innerlijk. Over sommige dingen oordeelt God. Er zijn Koranverzen om aan te geven dat het niet mag. Er zijn culturele redenen, oké dat kan wel zijn, maar het is geen verplichting van de islam” (Imam Hansildaar: interview 9).
De imam geeft in dit citaat heel duidelijk aan dat eer wel cultuur is, maar dat eer soms als een religieuze verplichting wordt gezien. In dergelijke gevallen geeft de imam eerst voorbeelden om iemand te overtuigen geen geweld te plegen. Als dat niet genoeg is, benadert de imam de eerzaak op een maatschappelijke manier, pas als laatste redmiddel geeft de imam religieuze argumenten. Het is immers geen religieus verschijnsel (Imam Hansildaar: interview 9). Als een imam, met welke argumenten dan ook, iemand wil overtuigen geen geweld te gebruiken, geeft hij invulling aan zijn rol als imam door met iemand te communiceren over gedachten en gevoelens. Een imam kan iemands handelen echter alleen beïnvloeden als de imam gezag heeft. In
Scriptie Linda Langereis
5748518
53
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
§4.1 is besproken dat een imam niet per definitie een gezagspositie heeft. Voor een imam wordt ingezet om als bemiddelaar op te treden, is het van belang te weten welke (gezags)positie de imam heeft voor de betrokkenen en de geloofsgemeenschap.
Bemiddeling wordt door alle betrokkenen als een zeer belangrijke methode gezien om te komen tot een oplossing bij een eerzaak. De imam, maar ook andere mensen die actief zijn binnen de moskee, kunnen in lang niet alle gevallen een rol spelen bij bemiddeling. De eerste afweging die gemaakt moet worden, is of er een extra iemand uit de eigen gemeenschap betrokken moet worden bij de zaak. Vervolgens moet na een grondige analyse van het slachtoffer en de betrokkenen blijken of een imam de aangewezen persoon is en zo ja welke imam. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de (gezags)positie en capaciteiten van de imam. De imam moet naast religieuze kennis ook bepaalde maatschappelijke en culturele kennis hebben. De religieuze en maatschappelijke oriëntatie van de imam moet overeenkomen met de oriëntatie van de betrokkenen. Hoewel er verschillende afwegingen gemaakt moeten worden, kan de imam in bepaalde gevallen de juiste persoon zijn om als bemiddelaar op te treden. De rol van bemiddelaar is een van de rollen die de imam kan spelen bij eerzaken.
4.4 Wat is de wenselijke rol van de imam bij eergerelateerd geweld In §4.2 is duidelijk geworden wat de huidige rol van de imam is bij eergerelateerd geweld. Komt die rol overeen met de wensen van de ketenpartners, imams en andere betrokkenen bij de moskee of zouden zij de rol van de imam graag anders zien? Deze vraag staat centraal in deze paragraaf. Evenals in §4.2 wordt in deze paragraaf onderscheid gemaakt tussen de perspectieven van de ketenpartners, de mensen die actief zijn binnen de moskee en de imam zelf.
De wenselijke rol van de imam volgens de ketenpartners Uit de interviews met de ketenpartners is niet gebleken dat zij graag een andere rol voor de imam zien dan de rol die de imam op dit moment heeft. Per zaak van eergerelateerd geweld verschilt het welke rol de imam kan spelen. Als de politie of het LEC EGG overweegt een imam in te schakelen bij een eerzaak moeten er verschillende afwegingen worden gemaakt. Enerzijds moet de analyse van de familie(s) uitwijzen dat een imam de aangewezen persoon is om een rol te spelen. Anderzijds moet het LEC EGG of de politie de juiste kennis van de imam hebben om te weten of hij een waardevolle rol kan spelen. Het hebben van een goed netwerk is daarbij onmisbaar. Willem Timmer: “Het betekent dat als je [je werk] goed wilt doen, dat je een riant netwerk moet hebben. Dat is de meest tijdrovende klus: het opbouwen en in stand houden van het netwerk. Dat is als ik voor mezelf kijk de grootste taak. Ik zie het niet als werk, ik zie het meer als leefwijze. Iedere week is dat toch wel zo’n 30-40 uur per week. Ga ik met mijn vrouw naar Amsterdam, dan drink ik een kopje thee in de moskee in plaats van bij de Jamin ofzo. Op
Scriptie Linda Langereis
5748518
54
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
vakantie gaan we niet naar de Costa del Sol maar naar Egypte of Soedan. Dat moet je willen en interessant vinden. Wil je dat niet of kan je dat niet, dan heb je nooit echt een netwerk”. LL: “Je kunt het er niet half bij doen”? Willem Timmer: “Nee dat kan niet, met eenvoudige zaken misschien nog wel maar met zwaardere zaken is dat niet mogelijk. Dat vergt heel veel uren hard en eerlijk werken, netjes voor de mensen zijn, niet twee agenda’s hebben. Leven volgens bepaalde normen en waarden, dat zien de mensen, ze weten waar je woont. Je ontmoet elkaar in de stad. Je kunt daarop worden afgerekend” (Willem Timmer: interview 1).
Willem Timmer kent veel imams goed. Dat blijkt uit het interview, maar werd ook duidelijk tijdens de bijeenkomst voor Marokkaanse imams over de Marokkaanse familiewet. Uit bovenstaand citaat wordt duidelijk dat het hebben van een netwerk zeer belangrijk is maar dat het opbouwen van een netwerk veel tijd en inspanning kost. Ook Mart Rasenberg, Niko Barut en Wilfred Janmaat beschikken over een groot netwerk. Zij hebben zicht op de verschillende imams: bij welke stroming hoort de imam, hoe is de imam maatschappelijk georiënteerd, welke positie heeft de imam bij de moskeegemeenschap, heeft de imam een gezagspositie? Deze kennis maar ook het kennen van de imam is van zeer groot belang om de juiste imam bij een eerzaak in te zetten. Zoals gezegd, is uit de interviews niet op te maken of de ketenpartners de rol van de imam graag anders zouden zien. Uit de interviews met Mart Rasenberg, Wilfred Janmaat en Willem Timmer is echter wel op te maken dat de, in bepaalde gevallen, waardevolle rol van de imam alleen (beter) benut kan worden als de ketenpartners een uitgebreid netwerk hebben.
De wenselijke rol van de imam volgens de mensen met een functie binnen de moskee De vrouwenorganisatie van de Aksa Moskee vertellen dat wanneer een imam mensen helpt bij problemen of bemiddelt binnen bijvoorbeeld een gezin dit in vertrouwen gebeurt (Vrouwenorganisatie Aksa Moskee: interview 14). Ook de Vrouwenfederatie Milli Görüş benadrukt, evenals Gairoel Amal, de vertrouwenspositie van de imam. Toch gaan meisjes niet snel met hun vragen of problemen naar de imam: “Je hangt niet snel de vuile was buiten. Vanuit de cultuur krijg je mee dat je problemen en conflicten binnenshuis houdt. Je houdt graag het idee hoog dat je een fijne meid bent, je gaat niet bij de imam je zwarte kant laten zien” (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18, Gairoel Amal: interview 19, zie ook Rabia Bouzian: interview 15). Om met Goffmans termen te spreken, de meisjes halen de imam niet graag backstage. Voor de Vrouwenfederatie is het van belang dat algemeen bekend wordt dat de imam een vertrouwenspositie heeft en dus een veilige partij is om deelgenoot te maken van hetgeen backstage gebeurt. “Wij willen de rol van de imam bevorderen” (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18). Als de mensen weten dat de imam een vertrouwenspositie heeft, zullen leden van de gemeenschap de imam eerder in vertrouwen nemen over hun gedachten en gevoelens. Anders gezegd wil de Vrouwenfederatie dat de verwachtingen van de rol van de imam veranderen: dat de gemeenschap van de imam verwacht dat hij hun problemen en geheimen vertrouwelijk
Scriptie Linda Langereis
5748518
55
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
behandelt. Als de gemeenschap dit van de imam verwacht, zal de imam makkelijker met mensen van gedachten kunnen wisselen: invulling geven aan zijn rol zoals omschreven in de derde definitie. Over onderwerpen als verkrachting of homoseksualiteit heerst veel schaamte. De vrouwenorganisatie van de Ayasofya moskee wil ook over dit soort onderwerpen meer openheid (Vrouwenorganisatie Ayasofya Moskee: interview 12). De Vrouwenfederatie Milli Görüş wil eveneens het onderwerp ‘eer’ meer bespreekbaar maken. Niet alleen voor de achterban maar eveneens naar en voor externe partijen: “Het is een onderwerp dat moeilijk te bespreken is, ook vanuit de politie. Wij zijn om te informeren, adviseren en doorverwijzen. Wij kunnen mensen wegwijs maken in de sociale kaart van Nederland. Wij kiezen geen kant. We willen vooral meer openheid en het meer bespreekbaar maken, zowel voor de achterban als naar buiten toe. Wij staan er voor open een grotere rol te spelen bij bijvoorbeeld bemiddeling” (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18).
Niet alleen wil de Vrouwenfederatie het onderwerp bespreekbaar maken, ze wil eveneens een grotere rol spelen bij eergerelateerd geweld. In een telefoongesprek dat ik na afloop van het interview voerde, werd nogmaals benadrukt dat de Vrouwenfederatie graag meer contact zou hebben met instanties als de politie of Jeugdzorg. De federatie wil het aantal geweldsconflicten waarbij eer een rol speelt zo ver mogelijk terugdringen (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18 en nagesprek). Het bestuurslid en vrijwilliger van een Marokkaanse moskee stellen ook dat zij graag meer contact willen met externe partijen. Zij vinden dat als zij door externe partijen bij een probleem of conflict worden betrokken dit vaak te laat gebeurt (Bestuurslid en vrijwilliger: interview 10). Hoewel de andere besturen, vrijwilligers en organisaties weinig zeggen over de wenselijke rol van de imam, geeft een grote koepelorganisatie aan de rol van de imam te willen bevorderen door het onderwerp bespreekbaar te maken en bekendheid te geven aan het feit dat de imam een vertrouwenspositie heeft.
Wat vindt de imam een wenselijke rol bij eergerelateerd geweld? Vrouwelijke imam Katirci benadrukt in samenspraak met de Vrouwenfederatie Milli Görüş dat het belangrijk is dat mensen weten dat de imam een vertrouwenspositie heeft en dus een veilig persoon is om problemen mee te bespreken (Vrouwenfederatie Milli Görüş: interview 18). Imam Hansildaar bespreekt de wensen wat betreft zijn eigen rol bij eergerelateerd geweld niet. Hij is vertrouwenspersoon van de gemeente, medeoprichting van een moslimhulplijn, werkt samen met verschillende organisaties en instanties als de politie of jongerenorganisatie en wordt door mensen uit verschillende culturen gevraagd te bemiddelen. Hij ziet dat er bij bepaalde instanties weinig religieuze en culturele kennis is van migranten terwijl bij bepaalde instanties het cliëntenbestand 95% allochtoon is: “Je kunt iemand niet helpen zonder religieuze en culturele kennis” (Imam Hansildaar: interview 9). Hij spreekt daarnaast uit dat er veel projecten worden opgezet om problemen met allochtonen,
Scriptie Linda Langereis
5748518
56
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
voornamelijk jongeren, aan te pakken maar dat de projecten nooit tot een structurele aanpak leiden. Hij vindt dat erg jammer. Imam Hansildaar spreekt weinig wensen uit ten aanzien van zijn eigen rol. Hij zou wel graag zien dat bij alle organisaties binnen de ketensamenwerking voldoende religieuze en culturele kennis aanwezig is. Ook zou hij graag zien dat de aanpak van problemen een meer structureel karakter krijgt (Imam Hansildaar: interview 9).
De huidige rol van de imam bij de ketensamenwerking verschilt weinig van de wenselijke rol volgens de verschillende betrokkenen. Volgens sommigen, met name de leden van de Vrouwenfederatie Milli Görüş, kan de rol van de imam wel groter worden. Zij proberen zelf bekender te maken dat de imam een vertrouwenspositie heeft. Als de leden van de gemeenschap weten dat de imam een vertrouwenspositie heeft, zullen zij hun gevoelens en gedachten met de imam delen. Ook als het gaat om gevoelens of gedachten die als wangedrag aangemerkt kunnen worden. Daarnaast staat de Vrouwenfederatie er voor open om, in samenwerking met andere instanties en organisaties, een grotere rol te spelen bij de aanpak van eergerelateerd geweld.
Scriptie Linda Langereis
5748518
57
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
5. Conclusie: wat is de (mogelijke) rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld?
In de voorgaande hoofdstukken en paragrafen zijn de deelvragen beantwoord. De beantwoording van de deelvragen leidt tot de beantwoording van de hoofdvraag: wat is de (mogelijke) rol van de imam in de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld?
Binnen de aanpak van eergerelateerd geweld zijn vier stadia aangegeven waarbinnen de verschillende ketenpartners een rol kunnen spelen:
Preventie
Signalering en herkenning
De aanpak of oplossing van een zaak
Het na-traject
De imam kan in de vier verschillende stadia een rol spelen bij eergerelateerd geweld. Door in preken en tijdens lezingen stil te staan bij de onderwerpen eer en eergerelateerd geweld kan hij ervoor zorgen dat de gemeenschap in toenemende mate weet wat de islam zegt over eer en eergerelateerd geweld. De imam kan door te spreken met zijn gemeenschap mogelijke (eer)conflicten signaleren en bespreekbaar maken. Indien een ernstig conflict dreigt of als de imam de zaak niet kan sussen, kan hij de politie op de hoogte brengen. Daarnaast kan de imam gevraagd worden een imamhuwelijk te sluiten om een eerzaak op te lossen. In bepaalde gevallen kan de imam bemiddelen om tot een oplossing van de eerzaak te komen. Tot slot kan hij een oogje in het zeil houden of spreken met de betrokkenen om na afloop de zaak te monitoren. De imam kan dus op verschillende manieren worden ingezet bij eergerelateerd geweld. Toch is de imam geen integrale partner van de ketensamenwerking. De imam wordt wel genoemd als sleutelfiguur. Sleutelfiguren zijn even onmisbaar in de keten als de ketenpartners. In de interviews zijn verschillende redenen genoemd waarom de imam geen integrale partner in de keten van eergerelateerd geweld is: 1. De imam als lid van de gemeenschap Wellicht het grootste probleem om de imam te betrekken bij een eerzaak is dat daarmee iemand van de eigen gemeenschap op de hoogte wordt gebracht van wangedrag. Als het wangedrag nog niet bij de gemeenschap bekend is, hebben de eerschender en zijn/haar familie geen stigma. Er is ook geen risico van informele sociale sancties die gepaard gaan met stigmatisering. Door de imam op de hoogte te brengen van het wangedrag vergroot je het risico dat de gemeenschap wel weet krijgt van het wangedrag. Voor de eerschender en zijn/haar familie dreigt stigmatisering. Als dat gebeurt, is het probleem groter en neemt de dreiging van escalatie toe. 2. De vertrouwenspositie van de imam De imam heeft een vertrouwenspositie en mag informatie over leden van de gemeenschap
Scriptie Linda Langereis
5748518
58
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
niet doorspelen aan anderen. Echter is gebleken dat niet iedereen op de hoogte is van de vertrouwenspositie van de imam. Mensen durven hun problemen niet neer te leggen bij de imam uit angst voor stigmatisering. Ketenpartners geven daarnaast aan niet blindelings uit te durven gaan dat de imam zich aan zijn vertrouwenspositie houdt. De angst dat de imam het probleem toch bekend maakt bij anderen speelt een rol in de overweging een imam deelgenoot te maken van wangedrag. 3. De (gezags)positie van de imam Ketenpartners moeten weten hoeveel de imam te vertellen heeft binnen de moskee en hoe groot de bewegingsruimte is om zijn mening te geven. Een imam heeft een zekere autoriteit vanwege zijn religieuze kennis. Voor het bijdragen aan een oplossing van eergerelateerd geweld is wetenschap van de islam niet voldoende: de imam moet tevens maatschappelijke en sociale kennis hebben. De imam kan alleen het handelen van mensen beïnvloeden als hij een gezagspositie heeft. Een imam heeft niet per definitie gezag. Zijn kennis van de religie is een goede basis, maar de imam moet voor een gezagspositie het vertrouwen van de gemeenschap hebben. 4. De oriëntatie van de betrokkenen Als bij punt 1 besloten is iemand uit de eigen gemeenschap te betrekken bij een eerzaak en bekend is dat de imam zowel de juiste invulling geeft aan zijn vertrouwenspositie en daarnaast een gezagspositie heeft, wil dat nog niet zeggen dat de imam de juiste persoon is om te betrekken bij de zaak. Niet alleen de gezindheid van de imam is van belang, maar ook de oriëntatie van de familie. De betrokkenen moeten waarde hechten aan de mening van de imam en de imam moet wat betreft religieuze stroming en maatschappelijke oriëntatie op één lijn zitten met de betrokken familie(s). Daarnaast moet worden bekeken of binnen de familie al iemand is aangewezen als bemiddelaar.
Er zijn drie belangrijke punten op basis waarvan een goede afweging wordt gemaakt of de imam in het derde stadium van de aanpak een rol kan spelen en zo ja welke imam dat moet zijn: een gedegen analyse van de zaak, de familie en een goed netwerk van de betrokken ketenpartner(s). Uit de analyse van de zaak en de familie komt naar voren of de imam een rol kan spelen en tot welke religieuze en maatschappelijke stroming de imam moet behoren. Het is echter niet voldoende om te kijken naar de gezindheid van de imam: niet elke imam is geschikt om te betrekken bij een eerzaak. Als de oriëntatie van de imam overeen komt met die van de familie, moet bekeken worden of de imam een gezagspositie heeft en hoe de imam omgaat met zijn vertrouwenspositie. Voor een volledig beeld van de eerzaak en de aanpak van de zaak is het hebben van een netwerk onmisbaar. De respondenten van het LEC EGG en de politie hebben allen een uitgebreid netwerk. Zij kennen sleutelfiguren binnen verschillende gemeenschappen. De imams en andere betrokkenen bij moskeeën zijn bij hen bekend. Ze weten hoe de imams georiënteerd zijn en wat ze van de imams kunnen verwachten. Op basis van dat netwerk kan allereerst de inschatting worden gemaakt of de imam geschikt is om een rol te spelen bij eergerelateerd geweld: heeft de imam een gezagspositie en houdt de imam zich aan zijn vertrouwenspositie. Daarnaast is door goed contact met de imams
Scriptie Linda Langereis
5748518
59
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
bekend of de religieuze en maatschappelijke oriëntatie van de imam aansluit bij die van de familie. Als ketenpartners dat netwerk niet hebben, zullen ze minder snel geneigd zijn om een imam te betrekken bij een eerzaak: de kans dat niet de juiste imam wordt ingeschakeld is zeer groot en daarmee neemt de dreiging van escalatie toe. Hoewel de onderzoeksgroep niet groot genoeg is om deze uitspraak met zekerheid te doen, verwacht ik de volgende samenhang: de mate waarin een ketenpartner positief of terughoudend staat tegenover het betrekken van een imam bij een eerzaak hangt samen met de vertegenwoordiging van moskeeën en imams in het netwerk van de ketenpartner. Wat wel met zekerheid gesteld kan worden, is dat het beschikken over een goed netwerk onmisbaar is om de juiste personen in te schakelen bij een eerzaak. Ongeacht of dit een imam is of een ander sleutelfiguur.
De imam, maar ook andere mensen die actief zijn binnen de moskee, spelen een rol binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld. Niet als ketenpartner, maar als sleutelfiguur. De imam moet niet op voorhand worden betrokken bij een eerzaak, maar ook niet op voorhand worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan de religieuze kennis of de positie van de imam van grote waarde zijn bij het komen tot een oplossing. Ook op andere manieren kan de imam een rol spelen: bij de preventie of juist de nazorg. De imam kan op verschillende wijzen bijdragen aan het voorkomen en oplossen van eergerelateerd geweld. Welke rol de imam speelt, is voor een groot deel afhankelijk van de positie van de imam en hoe hij invulling geeft aan deze positie. De rol van de imam bij eergerelateerd geweld kan beter en vaker benut worden als de verschillende ketenpartners beschikken over een netwerk waar koepelorganisaties, moskeeën en imams in vertegenwoordigd zijn. Tegelijkertijd kunnen moskeeën en imams werken aan hun vertrouwenspositie en de algemene bekendheid van deze positie bij de gemeenschap en externe partijen. Moskeeën kunnen zelf ook contact leggen met organisaties en instanties en een netwerk opbouwen. Door regelmatig met elkaar te overleggen en te praten, kunnen de partijen wederzijds vertrouwen krijgen en hun samenwerking starten of uitbreiden. Een gezamenlijk doel, het voorkomen van slachtoffers van eergerelateerd geweld, is een goed uitgangspunt voor een vruchtbare samenwerking.
Scriptie Linda Langereis
5748518
60
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Literatuurlijst en bronnen Literatuur: Bartels E. & De Koning M. (2008) ‘Moskee An Nour’. In: Pedagogiek 2008-1
Boender, W. (2007) Imam in Nederland. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker Brinkgreve, C. & Regt, de, A. (2007) ‘Mannen, vrouwen en kinderen’. In Wilterdink, N. & Heerikhuizen, van, B. (red.) (2007) Inleiding in de sociologie. Samenlevingen. Groningen: Wolters-Noordhoff, pp 167-200
Bryman, A. (2004) Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press
Buijs, F.J. & Demant, F. & Hamdy, A. (2006) Strijders van eigen bodem. Radicale en democratische moslims in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press Canatan, K. (2005) ‘De veranderende maatschappelijke rol van moskeeën en de betrokkenheid van vrouwen’. In: Al Nisa, mei 2005
Douwes, D. & De Koning, M. & Boender, W. (2005) Nederlandse moslims. Van migrant tot burger. Amsterdam: Amsterdam University Press
Van Eck, C. (2004) Door bloed gezuiverd. Eerwraak bij Turken in Nederland. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker
Ermers, R. (2007) Eer en eerwraak, definitie en analyse. Amsterdam: Bulaaq
Ermers, R. & Goedee, J. & Albrecht, M. & Jong, R. de (2010) Werkboek eergerelateerd geweld. Het organiseren van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld. Den Haag: Boom Lemma Ferwerda, H. & Van Leiden, I. Eerwraak of eergerelateerd geweld? Naar een werkdefinitie. Arnhem: Advies- en Onderzoeksgroep Beke, 2005 Frank, H. (2007). ‘Criminaliteit en bestraffing’. In Wilterdink, N. & Heerikhuizen, van, B. (red.) (2007) Samenlevingen. Inleiding in de sociologie. Groningen: Wolters-Noordhoff, pp 329-358 Jansen, W. 1997 ‘Islam en seksualiteit’. In Driessen, H. (red.) (1997) In het huis van de islam. Amsterdam: Uitgeverij Sun, blz. 141-161
Scriptie Linda Langereis
5748518
61
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Janssen, J. (2008a) Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie. Een onderzoek naar casuïstiek uit 2006. Deelrapport 1. Den Haag
Janssen, J. (2008b) Je eer of je leven? Een verkenning van eerzaken voor politieambtenaren en andere professionals. Den Haag: Stapel & De Koning
Janssen, J. & Sanberg, R. (2010a) Inzicht in cijfers. Mogelijke eerzaken in 2007, 2008 en 2009. Den Haag
Janssen, J. & Sanberg, R. (2010b) Mogelijke eerzaken nader bekeken. Een onderzoek naar casuïstiek uit 2006. Deelrapport 3. Den Haag De Jong, I. (2007) ‘Civil society in beweging. Vier moskeeorganisaties in Amsterdam Slotervaart’. In: Sociale interventie 2007-1
Federatie Opvang. Met verstand van zaken. Handreiking voor de vrouwenopvang bij de aanpak van eergerelateerd geweld Goffman, E. (1959) Passages van ‘The Presentation of Self in Everyday Life’. In Farganis, J. (2008) Readings in Social Theory. The Classic Tradition to Post-Modernism. New York: McGraw Hill, pp 341349 Roukens, K. (2007) ‘Affectieve bindingen’. In Wilterdink, N. & Heerikhuizen, van, B. (red.) (2007) Samenlevingen. Inleiding in de sociologie. Groningen: Wolters-Noordhoff, pp 115-142
Sanberg, R. & Janssen, J. (2011) Het woord bij de daad voegen. (On)mogelijkheden voor bemiddeling bij de aanpak van (dreigend) eergerelateerd geweld door de politie. Den Haag
Stapel, J. & Keukens, R. (2009) Sociologie voor gezondheidszorg en verpleegkunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghem via: Google Books http://books.google.nl/books?id=MUTcXswI7L8C&pg=PA66&lpg=PA66&dq=sociologie+schaamte&source=bl&ots =ZDP9V0aL3s&sig=1fGMQFPZ_MM9D6OISP2hXsS7rDs&hl=nl#v=onepage&q=sociologie%20schaamte&f=false
De Swaan, A. (2006) De mensenmaatschappij. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker
Jaarverslag Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld. Terugblik op 2011
Vermeulen, H. (1984). Etnische Groepen en Grenzen. Surinamers, Chinezen en Turken. Weesp: Het Wereldvenster
Scriptie Linda Langereis
5748518
62
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Wallace, R.A. & Wolf, A. (2006) Contemporary Sociological Theory. Expanding the Classical Tradition. New Jersey: Pearson Prentice Hall
Werkplan 2011-2012 Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld
Werkplan 2013-2014 Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld Wilterdink, N. & Heerikhuizen, van, B. (2007). ‘Het terrein van de sociologie’. In Wilterdink, N. & Heerikhuizen, van, B. (red.). Samenlevingen. Inleiding in de sociologie. Groningen: Wolters-Noordhoff, pp 13-38
Krantenartikelen: Trouw 02-04-2001: De school is dicht voor Yeliz http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2493848/2001/04/02/De-school-is-dichtvoor-Yeliz.dhtml
Trouw 27-05-2008: OM onderzoekt moord station Alkmaar op eerwraak http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1210485/2008/05/27/OM-onderzoekt-moordstation-Alkmaar-op-eerwraak.dhtml
Trouw 11-06-2008: Veel publiek bij herdenking moord station Alkmaar http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1268309/2008/06/11/Veel-publiek-bij-herdenkingmoord-station-Alkmaar.dhtml
Scriptie Linda Langereis
5748518
63
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Interviews: Interview 1 op 05-06-2012 Willem Timmer, Commissaris van de Politie en directeur Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld
Interview 2 op 06-06-2012 Bestuursleden Aksa Moskee te Dordrecht (Turkse moskee, Milli Görüş) Adnan Sener: Voorzitter en verantwoordelijk voor de vrouwen, jongeren en jonge vrouwen Bunyamin Kilic: is verantwoordelijk voor de externe communicatie
Interview 3 op 06-06-2012 Mehmet Karakas, Imam Ayasofya Moskee te Dordrecht (Turkse moskee, volgt de regels op religieuze zaken volgens Diyanet maar is niet aangesloten bij een bepaalde stroming. De moskee is daarnaast aangesloten bij het Platform Turkse Dordtenaren, wat onder de Turkse Federatie Nederland valt)
Interview 4 op 06-06-2012 Bestuursleden Ayasofya Moskee te Dordrecht (Turkse moskee, volgt de regels op religieuze zaken volgens Diyanet maar is niet aangesloten bij een bepaalde stroming. De moskee is daarnaast aangesloten bij het Platform Turkse Dordtenaren, wat onder de Turkse Federatie Nederland valt) Hamza Sahan, Voormalig voorzitter Hüseyin Tamtürk, Verantwoordelijke Lokaal/Kantine Turan Altintas, Verantwoordelijke zaken rondom Imam en Moskeegedeelte Vedat Özdal, Voorzitter
Interview 5 op 06-06-2012 Niko Barut, Vakadviseur etnische minderheden Politie Zuid-Holland-Zuid
Interview 6 op 13-06-2012 Wilfred Janmaat, Coördinator Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld
Interview 7 op 13-06-2012 Mart Rasenberg, Materiedeskundige Landelijke Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld
Interview 8: mail van 18-06-2012 en gesprek van 21-08-2012 Rob Ermers, Wetenschapper, deskundige en analist op het gebied van eergerelateerd geweld
Interview 9 op 22-06-2012 Dhr. Hansildaar, Hoofdimam Noeroel Islam Moskee te Den Haag (Surinaamse moskee, Hanafitisch)
Scriptie Linda Langereis
5748518
64
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Interview 10 op 26-06-2012 Bestuurslid en vrijwilliger Marokkaanse moskee in een middelgrote stad in de Randstad (Malikitisch)
Interview 11 op 27-06-2012 Prof. Dr. Mr. Ruud Peters, Arabisch islamitisch recht
Interview 12 op 11-07-2012 Leden van de vrouwenorganisatie van de Ayasofya Moskee te Dordrecht (Turkse moskee, volgt de regels op religieuze zaken volgens Diyanet maar is niet aangesloten bij een bepaalde stroming. De moskee is daarnaast aangesloten bij het Platform Turkse Dordtenaren, wat onder de Turkse Federatie Nederland valt) Süheyla: Doet voornamelijk huisbezoeken Deniz: Hoofd van de organisatie Zahide: Jongerenactiviteiten
Interview 13 mail van 12-07-2012 Clementine van Eck, Wetenschapper en adviseur van Nederlandse Politie op het gebied van eergerelateerd geweld
Interview 14 op 31-07-2012 Leden van de vrouwenorganisatie van de Aksa Moskee te Dordrecht (Turkse moskee, Milli Görüş) Hatice Güven: Is pas bij de organisatie begonnen, doet administratie Gulnur Güven: Is voornamelijk aanwezig om te tolken Fatma Karasahin: Secretaris
Interview 15 op 06-08-2012 Rabia Bouzian, Doelgroepmentoraat Hogeschool Rotterdam
Interview 16 op 17-08-2012 Kompaan en de Bocht Judith Martens: Unitmanager verblijfsgroepen Kompaan en de Bocht en Manager Extra Veilige Afdeling (EVA) en andere groepen Ilona Brekelmans: Gedragswetenschapper bij EVA en andere afdelingen.
Interview 17 op 31-08-2012 Vrijwilligster vrouwenafdeling Marokkaanse moskee in een middelgrote stad in de Randstad (het gaat om een andere moskee dan de moskee van interview 10)
Scriptie Linda Langereis
5748518
65
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Interview 18 op 05-09-2012 Vrouwenfederatie Milli Görüş Noord-Nederland Nesrin Altuntas: Bestuurslid externe betrekkingen Fatma Katirci: Vrouwelijke imam
Interview 19 e-mail met beantwoording van vragen van 19-09-2012 en Gairoel Amal, de vrouwencommissie van Dar Al Hijra moskee te Rotterdam (Somalisch, soennitisch) Manar Manon: Medevoorzitter Gairoel Amal en hoofd activiteitencommissie
Overig: Bijeenkomst voor imams over veranderd Marokkaans familierecht op 21-05-2012 Rondleiding nieuw gebouwde Marokkaanse moskee in een middelgrote stad in de Randstad op 2706-2012
Scriptie Linda Langereis
5748518
66
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
Bijlagen: 1. Vragenlijsten 1. Imams: -
Wat voor werkzaamheden voert u uit in en om de moskee?
-
Hoe zit u uw rol? Bent u er om het gebed te leiden, of bent u er (ook) om mensen te helpen met alledaagse zaken in hun leven? ( ziet de imam zijn rol religieus of (ook) maatschappelijk)?
-
Vragen mensen u wel eens om hulp of om advies over bepaalde zaken?
-
Wat verstaat u onder eer? Wanneer kan de (familie)eer verloren gaan?
-
Krijgt u wel eens vragen over eer of benaderen mensen u als ze bang zijn dat de familie eer verloren gaat? Wat voor vragen stellen ze? Waar zijn ze bang voor? Waarom benaderen ze u? Heeft dit in sommige gevallen met de islam te maken? Hoe heeft u deze mensen toen begeleid? Wat voor hulp kunt u mensen bieden, wat raadt u mensen aan? Hoe kan volgens u de (familie)eer hersteld worden?
-
Wat verstaat u onder eerwraak en eergerelateerd geweld? Hebt u mensen geholpen bij vragen over het herstellen van eer door bijvoorbeeld eerwraak? Wat hebt u deze mensen toen verteld?
-
Is wat u in Nederland hoort/meemaakt over eergerelateerd geweld typisch iets Nederlands?
-
Denkt u dat praten over het onderwerp met en tussen mensen helpt? Hebt u daar wel eens mee geholpen,
-
Heeft u bemiddeld tussen familieleden? Door wie bent u toen benaderd? Wanneer kan dit succesvol zijn? Door wie moet er worden bemiddeld?
-
Hoe gaat bemiddeling in zijn werk? Hoe, waar en met wie vinden gesprekken plaats, wie zijn daar verder bij aanwezig, wat raadt u mensen aan en juist af?
-
Gaan mannen en vrouwen anders om met eer en eerherstel?
-
Is er een verschil bij bemiddeling tussen mannen en vrouwen? Wordt er met mannen en vrouwen samen gesproken of apart, indien apart: wie praat er met de man, wie praat er met de vrouw? Worden mannen en vrouwen hetzelfde verteld of krijgen zij elk ander advies?
-
Speelt islam een rol bij de bemiddeling? Stellen mensen dat de eer hersteld moet worden om een goede moslim te zijn? Of gebruikt u voorbeelden uit de Koran of de Hadith om uw punt te maken? Wat vertelt u deze mensen dan?
-
Hoe weet u wanneer bemiddeling geslaagd is?
-
Hoe is de samenwerking met bijvoorbeeld de politie, maatschappelijk werk? Werkt u daar nauw mee samen? Op welke manier? Vraagt u hen om hulp, of vragen zij u om hulp?
-
Ziet u een verandering bij eer en eergerelateerd geweld in Nederland? Zijn er meer gevallen of juist minder? Zijn de oorzaken van eergerelateerd geweld anders?
-
In (land van herkomst) is familie erg belangrijk, is dat voor families met een (…) afkomst in Nederland nog steeds zo belangrijk? Denkt u dat het belang van de familie een rol speelt bij
Scriptie Linda Langereis
5748518
67
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
eergevoelens en eerherstel? Verwacht u dat met veranderende familiebanden ook de rol van eer en eerherstel gaat veranderen?
NB: Ik verwacht dat de imam zal stellen dat eergerelateerd geweld niet is toegestaan binnen de islam. Ik zal hem dan vragen naar een aantal voorbeelden, concrete soera’s, waar dat volgens hem uit blijkt.
2. Vrouwenorganisaties et cetera -
Wat doet deze organisatie?
-
Wat is uw rol binnen deze organisatie?
-
Heeft de organisatie veel contacten met de gemeenschap?
-
Heeft de organisatie contact met bijvoorbeeld een bepaalde moskee of overkoepelende organisaties? En hoe zijn de contacten buiten de islamitische gemeenschap?
-
Vragen mensen u wel eens om hulp of om advies over bepaalde zaken? Hoe kunt u deze mensen helpen of adviseren? Beantwoordt u vragen zelf, of vraagt u advies bij bijvoorbeeld een imam, een ander iemand van de organisatie of misschien een maatschappelijk werker of politie?
-
Hoe ziet u de rol van de imam? Is hij een religieus leider of helpt hij mensen ook in de samenleving met alledaagse problemen en vragen?
-
Wat verstaat u onder eer? Wanneer kan de (familie)eer in gevaar komen? Is u wel eens om advies gevraagd in zo’n geval?
-
Krijgt u wel eens vragen over eer of benaderen mensen u als ze bang zijn dat de familie eer verloren gaat? Wat voor vragen stellen ze? Waar zijn ze bang voor? Waarom benaderen ze u? Heeft dit in sommige gevallen met de islam te maken? Hoe heeft u deze mensen toen begeleid? Wat voor hulp kunt u mensen bieden, wat raadt u mensen aan? Hoe kan volgens u de (familie)eer hersteld worden?
-
Wat verstaat u onder eerwraak en eergerelateerd geweld? Hebt u mensen geholpen bij vragen over het herstellen van eer door bijvoorbeeld eerwraak? Wat heeft u deze mensen toen verteld?
-
Is wat u in Nederland hoort/meemaakt over eergerelateerd geweld typisch iets Nederlands?
-
Denkt u dat praten over het onderwerp met en tussen mensen helpt? Hebt u daar wel eens bij geholpen? Zouden deze mensen begeleiding moeten krijgen bij zo’n gesprek? Wie zou zo’n gesprek kunnen leiden?
-
Gaan mannen en vrouwen anders om met eer en eerherstel?
-
Zou een imam een rol kunnen spelen? Zou hij kunnen bemiddelen tussen familieleden? Wanneer wel en wanneer juist niet?
-
Hoe ziet u in geval van bemiddeling de rol van uzelf/van de eigen organisatie?
-
Is er een verschil bij bemiddeling tussen mannen en vrouwen? Wie praat er met mannen en juist met vrouwen? Wordt er met mannen en vrouwen samen gesproken of apart? Worden mannen en vrouwen hetzelfde verteld of krijgen zij elk ander advies?
Scriptie Linda Langereis
5748518
68
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
-
Ziet u een verandering bij eer en eergerelateerd geweld in Nederland? Zijn er meer gevallen of juist minder? Zijn de oorzaken van eergerelateerd geweld anders?
-
In (land van herkomst) is familie erg belangrijk, is dat voor families met een (…) afkomst in Nederland nog steeds zo belangrijk? Denkt u dat het belang van de familie een rol speelt bij eergevoelens en eerherstel? Verwacht u dat met veranderende familiebanden ook de rol van eer en eerherstel gaat veranderen?
3. Politie: -
Hoe is uw samenwerking met / rol binnen het LEC EGG?
-
Op welke manieren bent u in aanraking gekomen met eergerelateerd geweld? Zijn eerzaken vooral haal- of brengwerk?
-
Wat verstaat u onder eer?
-
Wat verstaat u onder eerwraak
-
Wat verstaat u onder eergerelateerd geweld
-
Wat kunt u vertellen over eergerelateerd geweld in Nederland? Zijn er bepaalde kenmerken die zaken typisch Nederlands maken, welke uitingsvormen?
-
Wat voor uitingsvormen van eergerelateerd heeft u (in)direct meegemaakt? Zijn er, volgens u, uitingsvormen kenmerkend voor Nederlandse gevallen van eergerelateerd geweld?
-
Wat vindt u van de ketenaanpak? Welke rol speelt de politie binnen de ketenaanpak? Welke andere spelers zijn volgens u van groot belang binnen de ketenaanpak? Wat kan de politie in gevallen dat de wet niet wordt overtreden?
-
Moet de imam / de moskee / vrouwenorganisaties een rol spelen binnen de ketenaanpak? Wat is de algemene rol van de imam in Nederland?
-
Werkt u samen met bijvoorbeeld imams, moskeebesturen, vrouwenorganisaties?
-
Wordt u door deze partijen benaderd of benadert u hen? Wanneer wel en wanneer juist niet?
-
Wat kan de rol zijn van de imam / de moskee / vrouwenorganisaties bij eergerelateerd geweld? Waar liggen de grenzen van de mogelijkheden?
-
Wat vindt u van bemiddeling bij eergerelateerd geweld? Wanneer kan dit succesvol zijn? Door wie moet er worden bemiddeld?
-
Hebt u ervaring met bemiddeling bij eergerelateerd geweld? Wat zijn uw ervaringen, wie zijn er betrokken bij bemiddeling, hoe gaat bemiddeling in zijn werk? Worden mannen en vrouwen apart genomen bij bemiddeling? Of wordt er gezamenlijk bemiddeld?
-
Zijn er verschillen merkbaar tussen mannen en vrouwen? Bijvoorbeeld hoe zij omgaan met eer en eerherstel?
-
Wanneer kan de imam / de moskee / vrouwenorganisatie een rol spelen bij bemiddeling en hoe zou deze rol er uit moeten zien?
-
Wanneer is bemiddeling succesvol en hoe weet je dat een bemiddelingspoging is geslaagd (en geen manier om een meisje bijvoorbeeld weer thuis te krijgen zodat er alsnog eerwraak o.i.d. gepleegd kan worden)
Scriptie Linda Langereis
5748518
69
De rol van de imam binnen de ketensamenwerking van eergerelateerd geweld
-
Is er in de loop van de decennia een verandering merkbaar met betrekking tot eer en eergerelateerd geweld?
-
Wat is de invloed van individualisering: Naast eercultuur is groepscultuur van belang, kan het zijn dat door een toenemende individualisering dat eergerelateerd geweld afneemt?
Scriptie Linda Langereis
5748518
70