FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
De politiële en justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld.
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00907398) Libbrecht Hanne Academiejaar 2010-2011
Promotor : Prof. Dr. Patrick Hebberecht
Commissarissen : Dr. Stijn Van Daele Prof. Dr. Marc Cools
Trefwoorden
Eremoord
Eergerelateerd geweld
Politie
Justitie
Multiculturele samenleving
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen
Ondergetekende, Libbrecht Hanne (00907398) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, de toelating om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: ……………………………………..
Handtekening: ……………………………
Woord Vooraf
Deze masterproef kwam tot stand in het kader van het behalen van het diploma master in de criminologische wetenschappen.
Deze scriptie kon ik schrijven mede door de steun van vele anderen. In dit woord vooraf wil ik dan ook mijn dankbaarheid uiten aan allen die hun steentje rechtstreeks of onrechtstreeks hebben bijgedragen tot de realisatie van de masterproef.
Vooreerst gaat mijn dank uit naar vrienden en familie voor de steun en het vertrouwen die zij mij gaven. Ook hartelijk dank aan Dieter om mijn interesse voor dit onderwerp aan te wakkeren. Ook wil ik de procureur des Konings, de directeur van de gerechtelijke politie van de stad Verviers en de verantwoordelijke voor het pilootproject in Mechelen bedanken voor het verschaffen van zeer nuttige informatie. Voorts gaat een speciale dank uit naar Ivan en Michael voor het doornemen en corrigeren van mijn masterproef.
Daarnaast wil ik mijn oprechte dank uiten aan mijn promotor Prof. Dr. Patrick Hebberecht voor de ondersteuning en kritische bemerkingen.
Bedankt!
I
Inhoudstafel INLEIDING ...........................................................................................................................1 1.
Probleemstelling .............................................................................................................1
2.
Onderzoeksvraag en deelvragen ......................................................................................4
3.
Criminologische relevantie .............................................................................................5
4.
De rol van theorieën ........................................................................................................6
5.
Methodiek ......................................................................................................................7
6.
Opbouw ..........................................................................................................................8
DEEL I: Theoretische verkenning eer, eremoorden en eergerelateerd geweld ....................... 10 1.
2.
Eer ................................................................................................................................ 10 1.1
Eer in individualistische en collectivistische culturen.............................................. 11
1.2
Eer in het Midden-Oosten ....................................................................................... 12
1.2.1
Eer in het algemeen ......................................................................................... 12
1.2.2
Persoonlijke en maatschappelijke eer............................................................... 13
1.3
Eerverlies ............................................................................................................... 14
1.4
Herstel van eerverlies ............................................................................................. 15
Eremoorden en eergerelateerd geweld ...........................................................................17 2.1
Eremoord/eerwraak ................................................................................................ 17
2.1.1
Begripsomschrijving ....................................................................................... 17
2.1.2
Eremoord/eerwraak vs bloedwraak .................................................................. 19
2.2
Eergerelateerd geweld ............................................................................................ 21
2.2.1
Begripsomschrijving ....................................................................................... 21
2.2.2
Uitingsvormen................................................................................................. 22
2.2.3
Eergerelateerd geweld vs huiselijk geweld....................................................... 24
2.3
Aanleidingen voor eremoorden en eergerelateerd geweld ....................................... 25
2.4
Een islamitische kwestie? ....................................................................................... 26
2.5
Wetgeving in Midden-Oosten ................................................................................. 27 II
3.
4.
Eremoorden en eergerelateerd in de migratiecontext ..................................................... 29 3.1
De opkomst van de multiculturele samenleving in België ....................................... 29
3.2
Wetgeving België ................................................................................................... 30
3.3
Omvang eergerelateerd geweld ............................................................................... 32
3.4
Acties tegen eremoorden en eergerelateerd geweld ................................................. 35
3.4.1
Midden-Oosten................................................................................................ 35
3.4.2
West-Europese landen ..................................................................................... 35
3.4.3
België .............................................................................................................. 37
Conclusie ...................................................................................................................... 39
DEEL II: De politiële en justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld .... 41 1.
2.
Inleiding: Eerwraak op de Belgische politieke agenda ................................................... 41 1.1
De eerste stappen.................................................................................................... 41
1.2
Maatregelen op politieel en justitieel vlak ............................................................... 43
1.2.1
Pilootproject Mechelen .................................................................................... 44
1.2.2
Pilootproject Verviers ...................................................................................... 45
Politiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld .................................... 47 2.1
Politiewerk in een multiculturele samenleving ........................................................ 47
2.1.1
Problemen met politiewerk in een multiculturele samenleving ......................... 47
2.1.2
Noodzaak voor een passende politieaandacht voor eergerelateerd geweld ........ 51
2.2
De operationele aanpak van politie inzake eergerelateerd geweld ........................... 52
2.2.1
Pilootproject politie Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid als voorbeeld ............. 52
2.2.2
Van herkenning tot de effectieve aanpak van eergerelateerd geweld ................ 53
2.2.2.1
De herkenning van een eergerelateerde zaak ............................................. 54
2.2.2.2
Rode vlaggen ........................................................................................... 56
2.2.2.3
Checklist „eergerelateerd geweld‟ ............................................................. 57
2.2.2.4
Opsporingsonderzoek en voorbereiding tot vervolging ............................. 65
2.2.3
Problemen bij de operationele aanpak politiewerk bij eergerelateerd geweld ... 66 III
2.2.3.1
Problemen wat betreft de kenmerken van eergerelateerd geweld .............. 66
2.2.3.2
Problemen wat betreft de attitude van politieambtenaren tegenover
eergerelateerd geweld ............................................................................................... 67 2.2.4
De rol van de etnische achtergrond van politieambtenaren ............................... 69
2.2.5
Belang van ketensamenwerking....................................................................... 71
2.2.5.1
Relevante samenwerkingspartners voor de vroegherkenning .................... 72
2.2.5.2
Justitiële samenwerking voor de afhandeling van eergerelateerd geweld en
eremoorden ............................................................................................................... 73 2.2.5.3
Relevante samenwerkingspartners voor de nazorg en vrouwenopvang ......74
2.2.5.4
Dialoog met lokale allochtone gemeenschappen ....................................... 74
2.2.5.5
Problemen omtrent de samenwerking met andere ketenpartners ............... 75
2.2.6
2.3 3.
Politieregistraties ............................................................................................. 76
2.2.6.1
Aandachtspunten ...................................................................................... 76
2.2.6.1
„Dark number‟ .......................................................................................... 78
Conclusie ............................................................................................................... 79
Justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld ................................... 82 3.1
Naar een multicultureel strafrecht? ......................................................................... 82
3.1.1
Pluralisme ....................................................................................................... 82
3.1.2
Rechtspluralisme ............................................................................................. 85
3.2
Parket: opsporing en vervolging van eremoorden en eergerelateerd geweld ............ 86
3.2.1
Aandachtspunten bij de opsporing van eremoorden en eergerelateerd geweld .. 86
3.2.2
Aandachtspunten bij de vervolging van eremoorden en eergerelateerd geweld. 87
3.3
3.2.2.1
Mededaderschap en medeplichtigheid ...................................................... 88
3.2.2.2
Kwalificatie van het misdrijf .................................................................... 89
Vonnisgerecht: Straftoemeting van eremoorden en eergerelateerd geweld .............. 90
3.3.1
Strafvermindering via cultureel verweer .......................................................... 90
3.3.1.1
Begripsomschrijving cultureel verweer ..................................................... 90
3.3.1.2
Rechtvaardigingsgronden als vorm van cultureel verweer......................... 92 IV
3.3.1.3
Schulduitsluitingsgronden als vorm van cultureel verweer ........................ 93
3.3.1.4
Argumenten voor en tegen een cultureel verweer ..................................... 97
3.3.2
Strafverzwarende omstandigheden ................................................................ 103
3.3.3
Aanwijzingen voor de strafrechter om de hoogte van de straf te bepalen ........ 104
3.4
Conclusie ............................................................................................................. 106
ALGEMEEN BESLUIT ..................................................................................................... 108 BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................ 115 BIJLAGEN ............................................................................................................................ I
V
INLEIDING 1. Probleemstelling Eremoorden en eergerelateerd geweld zijn voor velen nog onbekende terreinen of „ver-vanmijn-bedshows‟. Eremoord, ook wel eerwraak genoemd, is in sommige culturen de meest ultieme vorm om een geschonden familie-eer te herstellen. Naast misdrijven zoals partner-, kinder- en ouderdoding (crime passionel) die door een onbeheersbare woede veroorzaakt zijn en nauw berekende misdrijven zoals een bankoverval, zijn deze misdrijven te beschrijven als executies die koelbloedig en met een vol gemoed worden volbracht.1 In het jaar 2007 bracht een dergelijk misdrijf in België verontrustende en schokkende gevoelens teweeg. “Een stille mars trok gisteren door Charleroi ter nagedachtenis aan Sadia Sheikh. Het Pakistaanse meisje werd door haar broer vermoord omdat ze weigerde uitgehuwelijkt te worden. 'We wisten dat het goed mis zat', zeggen haar klasgenoten. 'Maar dat het fataal zou aflopen, had niemand kunnen denken.'” 2
In nagenoeg alle culturen spelen gevoelens van eer min of meer een rol. Hoe men met dit eergevoel omgaat, hangt af van de betrokken culturen. Dit geldt ook voor de reactie op eerschendingen. In de ene samenleving beleeft men eerschending, als jaloezie, een verontwaardiging of een innerlijke woede. In andere samenlevingen is de reactie op eerschending, gewelddadig. Het begrip „eer‟ in mijn thesis slaat op de „eer‟ die in eergevoelige samenlevingen (o.a in het Midden-Oosten) beleefd wordt. Het komt voor in landen als Turkije, Marokko, Libanon, Soedan en Pakistan. 3 In deze samenlevingen heersen familieculturen, waarbij de familie als groep belangrijk is. Het gaat om de relatie van de familie met de sociale omgeving en hoe je je in die sociale omgeving dient te gedragen. Vrouwen moeten zich aan de interne voorschriften van de groep houden. Voorbeelden 1
H. WIERSINGA, “Gevallen van eerwraak in Nederland en het beslissingsmodel van de strafrechter”,
Ontmoetingen, afl. 7, 2001, http://rechten.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/Tijdschriften/Ontmoetingen/Nr07/Wiersinga/Wiersinga.pdf, 1-2. 2
I. DEGRYSE, “Vermoord omdat ze „neen‟ zei”, Het Nieuwsblad, 15 november 2007,
www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=1T1K6HBN. 3
H. FERWERDA en I. VAN LEIDEN, Eerwraak of eergerelateerd geweld? Naar een werkdefinitie, Arnhem,
Advies- en onderzoeksgroep Beke, 2005, www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eerwraak_of_eergerelateerd_geweld_ferwerda_2005.pdf, 15.
1
daarvan zijn seksuele normen en waarden, zoals zedenvoorschriften, maagdelijkheid, kledingvoorschriften enz. Wanneer zij zich niet conform de regels gedragen, kan de eer van de hele familie in het gedrang komen. De mannen hebben de taak om controle uit te oefenen op de seksuele normen en waarden. Op hen rust dan ook de plicht de geschonden eer tegenover de gemeenschap te herstellen. 4 De zuivering van de eerschending verloopt in deze samenlevingen op een gewelddadige manier, soms met de dood tot gevolg.
Deze gevallen van eerwraak komen niet enkel voor in Noord-Afrikaanse landen en landen rond het mediterrane gebied. Ook de Westerse maatschappij krijgt in de marge van de etnische-culturele diversiteit en van de migratiestromingen sinds enkele jaren meer en meer te maken met eergerelateerd geweld. 5 De opkomende multiculturele samenleving kenmerkt zich door een veelheid van groepen met elk hun eigen waarden en normen. Immigrantengroepen dragen een culturele erfenis mee die verschilt van het land waarin ze immigreren. Zo maken eremoorden en eergerelateerd geweld in België, maar ook in de ons omringende landen een opmars.6 Op basis van een rondvraag en via de informatiekruispunten heeft dhr. Van De Plas, diensthoofd DJP (de directie van de bestrijding van de criminaliteit tegen personen) van de federale politie, 17 gevallen van eremoord tussen 2003 en 2008 in ons land kunnen identificeren.7 Zo had België in oktober 2007 te maken met een geval van eremoord in Charleroi. Sadia Sheikh, een meisje van Pakistaanse afkomst, werd voor het ouderlijke huis in Lodelinsart door haar broer neergeschoten, omdat ze weigerde een opgelegd huwelijk met een man in Pakistan aan te gaan. 8 Dit misdrijf in België is slechts het topje van de ijsberg, want volgens in Knack geïnterviewde deskundigen hebben duizenden meisjes en vrouwen in België te maken met eerwraak in ruime zin, “een complexe problematiek waar nog bijna niets aan
4
C.W. MARIS VAN SANDELINGENAMBACHT, “Ik heb mijn namus gezuiverd, Over eerwraak en cultureel
verweer,” Justitiële verkenningen, afl. 5, 2002, 61. 5
www.dsb-spc.be.
6
www.dsb-spc.be.
7
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 8
Y. BARBIEUX, “Verdachte eremoord op Sadia gearresteerd,” Het nieuwsblad, 1 februari 2008,
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=CD1NCMJO.
2
wordt gedaan”9. Na dit specifieke voorval kwam de problematiek van eerwraak en eergerelateerd geweld op de Belgische politieke agenda terecht. Het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor Vrouwen en Mannen (parlementaire commissie)10 besliste een analyse te starten van de problematiek van eergerelateerd geweld in België. Daarvoor werden hoorzittingen georganiseerd waarin kennis omtrent het thema uitgewisseld werd. Men stelde vast dat de Belgische overheid, politie en justitie vóór 2008 weinig ervaring hadden inzake de aanpak van misdaden in verband met eerwraak. Het ontbreken van kennis qua aanpak en behandeling van deze fenomenen werd besproken en aangevuld met aanbevelingen van de betrokken actoren. In het verslag 11 werd er bijvoorbeeld op gewezen dat een grondig wetenschappelijke beschrijving en een bundeling van Europees en buitenlands beleid noodzakelijk is. Ook een aangepaste aanpak van politie en justitie werd aanbevolen. Concreet moest er een cel „eergerelateerd geweld‟ opgericht worden in de schoot van de dienst „agressie‟ van de federale politie. De verhoogde aandacht aan deze fenomenen leidde tevens tot het opstarten van twee pilootprojecten omtrent eremoorden en eergerelateerd geweld; één in Mechelen en één in Verviers. De bedoeling van deze pilootprojecten is rond deze problematiek expertise op te bouwen en van daaruit een passende aanpak op te starten. Het pilootproject in Mechelen wordt georganiseerd vanuit de werking integrale veiligheid dat maatregelen neemt op sociologisch vlak en vanuit de lokale politie. In Verviers is het pilootproject georganiseerd vanuit de lokale politie en justitie. Beide projecten zitten nog in een beginfase, daarom vond ik het interessant om na te gaan hoe de politie en justitie kunnen omgaan met deze delicten.
Met deze informatie in het achterhoofd wil ik met mijn thesis bijdragen tot het inzicht in de politiële en justitiële afhandeling van de fenomenen eremoorden en eergerelateerd geweld. Enerzijds wil ik een omschrijving geven van de delicten eremoorden en eergerelateerd geweld in de culturele sociale context. Anderzijds wil ik een synthese maken van de verschillende
9
C. DE STOOP, “Eerwraak, een onderschatte problematiek in België”, Knack, 15 april 2008,
http://knack.rnews.be/nl/actualiteit/nieuws/belgie/eerwraak-een-onderschatte-problematiek-in-belgie/article1194678194844.htm. 10
www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=25200&LANG=nl.
11
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl.
3
vormen van behandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld die politie en justitie hanteren in de Westerse landen. Ik tracht daarbij te bestuderen welke maatregelen de politie treft om eremoorden en eergerelateerd geweld beter te herkennen en op te sporen, welke partners men relevant vindt om mee samen te werken en hoe men deze delicten registreert. Daarnaast bekijk ik welke richtlijnen het parket volgt om deze delicten af te handelen en hoe deze delicten een andere berechting met zich kunnen meebrengen in het strafgerecht op basis van cultureel verweer. Daarbij zal ik de twee pilootprojecten bespreken die in het kader van eergerelateerd geweld en eremoorden zijn opgericht.
2. Onderzoeksvraag en deelvragen De probleemstelling leidt tot de volgende centrale onderzoeksvraag: Op welke manier kunnen politie en justitie eremoorden en eergerelateerd geweld afhandelen?
Met het antwoord op deze vraag wil ik een bescheiden bijdrage leveren aan het Belgisch beleid die nog in de kinderschoenen staat. Uit de onderzoeksvraag vloeien volgende deelvragen voort:
-
Wat is eer, eerwraak en eergerelateerd geweld?
-
Wat is de omvang van eremoorden en eergerelateerd geweld?
-
Welke acties worden er ondernomen tegen eremoorden en eergerelateerd geweld?
-
Op welke manier kan de politieagent een erezaak herkennen?
-
Welke problemen kunnen zich voordoen bij de operationele aanpak van eremoorden en eergerelateerd geweld?
-
Welke rol kan een politieagent met een etnische achtergrond spelen?
-
Welke samenwerkingspartners zijn relevant voor de politie?
-
Op welke manier kan geregistreerd worden?
-
Kunnen we rekening houden met culturele achtergronden van eremoorden en eergerelateerd geweld in het strafrecht?
-
Welke mogelijkheden biedt het strafrecht om tegen eremoorden en eergerelateerd geweld op te treden en welke verweren kunnen vanwege de culturele achtergrond worden gevoerd? 4
-
Op welke manier kan het Openbaar Ministerie rekening houden met de culturele achtergrond van daders van eremoorden en eergerelateerd geweld?
3. Criminologische relevantie De relevantie van de omschrijving van de politiële en justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld voor de criminologie heeft diverse dimensies. Ik ben er van overtuigd dat een degelijke bespreking van deze culturele delicten zowel op politieel als op justitieel vlak een verrijking kan betekenen voor de Belgische criminele politiek. Het feit dat westerse samenlevingen, (zoals België), steeds meer geconfronteerd worden met een diversiteit aan culturele groepen, vergt een uitdaging voor deze criminele politiek. De focus van mijn thesis ligt op vier van de verschillende belangrijke niveaus van het strafrechtsbedelingssysteem, nl.:
De wetgeving (criminaliseren, penaliseren)
De politieorganisatie (registreren, politiebeleid, waaronder preventiebeleid)
De strafvervolging en -toemeting (vervolgingsbeleid, cultureel verweer)
De sociale preventie en de justitiële hulpverlening (dat kan interfereren met andere niveaus)
De verkregen informatie en kennis omtrent de politiële en justitiële afhandeling van eerwraak en eergerelateerd geweld uit het buitenland is criminologisch relevant omdat het een bijdrage kan leveren aan de verdere ontwikkeling van criminele politiek omtrent het thema in België. België kan immers heel wat leren van de aanpak van politie en justitie die in het buitenland is ontwikkeld. Het is voor de samenleving en zeker voor de criminologische wereld relevant om de evolutie in het politie- en justitiefunctioneren in de multiculturele samenleving in kaart te brengen, omdat dit een breder zicht heeft op het criminaliteitsbestrijdingvraagstuk. Delicten in de multiculturele context zijn al eerder onderzocht door criminologen. Eremoorden en eergerelateerd geweld daarentegen zijn culturele delicten die een opgang maken in onze samenleving. Deze delicten geschieden meestal achter gesloten deuren en het is niet voor iedereen duidelijk hoe deze vreemde gewelddadige opvattingen over „eer‟ kunnen bestaan. Mogelijke
misverstanden
kunnen
bijgevolg
ook
voorkomen
bij
politie
en
justitiefunctionarissen. De vraag of er in het strafrecht rekening mag en moet gehouden worden met de toegenomen etnische diversiteit onder verdachten en veroordeelden - moet er in de rechtszaal bijvoorbeeld ruimte worden geboden om de culturele achtergrond van 5
verdachten als verweer aan te voeren - roept veel discussie op. Behalve strafrechtgeleerden en rechtsfilosofen
hebben ook
sociale
wetenschappers,
met
name
criminologen en
(rechts)antropologen zich over deze vraag gebogen.12 Het is uiterst belangrijk dat kennisvorming omtrent deze delicten wordt ontwikkeld om op een gepaste wijze te reageren en om de handhaving van de criminaliteit op een adequate manier te voeren. Een theoretische verkenning van eremoorden en eergerelateerd geweld is volgens mij dan ook belangrijk, omdat het een verruiming van kennis daaromtrent kan bieden voor de verschillende actoren die in het werkveld actief zijn. Het inzicht in oorzaken en de verscheidene vormen van eergerelateerd geweld kunnen belangrijke implicaties hebben om een adequate aanpak te realiseren en een efficiënt beleid ter bestrijding van deze delicten uit te werken. Hoe meer inzicht men immers heeft in het fenomeen, hoe gerichter het beleid zich kan ontwikkelen en hoe waakzamer men zal zijn voor de achterliggende culturele factoren.
De praktische relevantie van mijn masterproef ligt in het feit dat ik een bescheiden bijdrage wil leveren aan het beleid dat nu nog in zijn kinderschoenen staat. Specifiek wil ik enig inzicht geven in het fenomeen eerwraak en eergerelateerd geweld. Verder wil ik nagaan welke verschillende behandelingen van politie en justitie uit het buitenland, ons beleid te bieden heeft omtrent eremoorden en eergerelateerd geweld.
4. De rol van theorieën In mijn hoofdzakelijk beschrijvend onderzoek spelen theorieën een centrale, maar beperkte rol. In deze masterproef beoog ik geen theorievorming, maar het fenomeen dat ik in mijn onderzoek beschrijf, kan duidelijk in een theoretisch kader worden geplaatst. De reden hiervoor is dat het onderwerp van mijn masterproef gericht is op het beschrijven en begrijpen van bepaalde sociale fenomenen en op de aanpak en behandeling ervan door politie en justitie. Ik ga ervan uit dat theoretische invalshoeken nodig zijn om deze sociale fenomenen en formele reacties te begrijpen. Vooral bij aanvang van mijn masterproef verwijs ik expliciet naar de theorieën. In het vervolg van mijn thesis blijven de theorieën steeds op de achtergrond. De theorieën zijn vooral een hulpmiddel om mijn onderzoek te onderbouwen. Het zijn de theoretische kaders van waaruit ik naar mijn onderzoek kijk. In mijn masterproef spelen verklarende en normatieve theorieën een rol. De verklarende theorieën worden 12
A. BOCKER en R, SCHWITTERS, Recht en samenleving in verandering, Inleiding in de rechtssociologie,
Deventer, Kluwer, 2008, 260.
6
gebruikt voor de verklaring van eremoorden en eergerelateerd geweld. Daarnaast zijn deze theorieën van belang om de handelswijze van politie en justitie omtrent deze misdrijven te verklaren.
Normatieve
theorieën
geven
aan
op
welke
wijze
de
politie
en
justitiefunctionarissen zaken van eremoorden en eergerelateerd geweld behoren af te handelen.
5. Methodiek Voor de omschrijving en verduidelijking van de begrippen eer, eremoorden en eergerelateerd geweld kies ik voor een brede benadering. Ik wil immers de lezers informatie verschaffen over de sociale fenomenen, alvorens in te gaan op de afhandeling politie en justitie ervan. Het is niet mijn bedoeling om hier gedetailleerd op in te gaan. Een verduidelijking van de begrippen in een breder theoretisch kader volstaat om de lezer de nodige informatie te verschaffen. Een meer diepgaande analyse volgt in de verdere hoofdstukken. De aanpak van politie en justitie omtrent eremoorden en eergerelateerd geweld wil ik diepgaand benaderen. Ik kies ervoor om gedetailleerd de complexiteit van het thema te behandelen waarbij mijn voorkeur uitgaat naar een kwalitatieve benadering. Het is namelijk niet mijn bedoeling om grafieken, tabellen en cijfers te presenteren. Ik opteer voor een beschrijvende en beschouwende rapportage.
In het kader van de doelstelling van mijn masterproef is het vanzelfsprekend dat ik er voor opteer om bureauonderzoek te doen als onderzoeksstrategie. De doelstelling van mijn masterproef is namelijk eerder van beschrijvende aard. Ik ga op zoek in de literatuur welke vormen van aanpak door politie en justitie kunnen georganiseerd worden met betrekking tot de misdrijven. Ik maak hierbij een synthese van de verschillende gezichtspunten die aan bod komen. Literatuurstudie maakt dus een groot deel uit van mijn activiteiten. Ik steun me bij de diepgaande literatuurstudie op de bestaande vakliteratuur die door andere geproduceerde kennis bevatten. Bij de studie baseer ik me onder andere op wetenschappelijke tijdschriften, boeken en verzamelwerken. Daarnaast maak ik gebruik van bijdragen die gepubliceerd werden door tal van organisaties die zich met eerwraak en eergerelateerd geweld bezighouden. Naast de literatuurstudie wil ik informatie aanwenden aan de hand van secundaire databronnen. Om een klare kijk te geven op eer, eremoorden en eergerelateerd geweld bestudeer ik bijvoorbeeld bestaande empirische gegevens die door andere onderzoekers werden samengebracht. Binnen het onderzoekstraject
7
maak ik tevens gebruik van documentanalyse. Onder documentanalyse wordt het bestuderen van documentatie uit het onderzoeksveld verstaan. Ik wil een analyse maken van documenten die door betrokken actoren geproduceerd zijn of gehanteerd worden. Het gaat om documenten die handelen over de aanpak van politie en justitie van eremoorden en eergerelateerd geweld. In die documenten ga ik bijvoorbeeld na welke checklists gebruikt worden om eremoorden en eergerelateerd geweld te herkennen, welke richtlijnen het parket moet volgen om eremoorden of eergerelateerd geweld af te handelen enz. Omdat er in België rond de politiële en justitiële afhandeling nog niet veel is gepubliceerd, ging mijn aandacht vooral uit naar buitenlandse bronnen. Nederlandse literatuur komt veel aan bod, omdat de aanpak en discussie rond eergerelateerd geweld en eremoorden daar veel verder staat. Daarnaast heb ik interviews afgenomen van drie sleutelfiguren die zich actief bezighouden met de pilootprojecten in Mechelen en Verviers. Ik wilde daarmee vooral informatie genereren over de huidige werking van de politie en justitie in België omtrent eremoorden en eergerelateerd geweld.
6. Opbouw De opbouw van de masterproef ziet er als volgt uit.
Het eerste inleidend deel (deel I) geeft een ruime omschrijving van eer, eremoorden en eergerelateerd geweld. In hoofdstuk 1 van deel I staat het begrip „eer‟ centraal. In hoofdstuk 2 worden de begrippen eremoorden en eergerelateerd geweld uitgelegd. Deze fenomenen situeer ik eerst in het Midden-Oosten. Daarna volgt de bespreking van deze delicten in de migratiecontext.
Deel II handelt over de politiële en justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld. Hoofdstuk 1 gaat over de huidige aanpak van eremoorden en eergerelateerd geweld in België en geeft uitleg bij de pilootprojecten die opgestart zijn in Mechelen en Verviers. Hoofdstuk 2 handelt over de politiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld. Eerst worden enige moeilijkheden besproken die de politie kan ondervinden tijdens het politiewerk in de multiculturele samenleving. Een woordje uitleg bij het nut van een passende politieaandacht voor eremoorden en eergerelateerd geweld is hier dan ook aan de orde.
8
Daarna wordt de operationele aanpak van de politie inzake eremoorden en eergerelateerd geweld besproken. Hierbij ben ik genoodzaakt een eerste beperking aan te brengen. De operationele aanpak van eremoorden en eergerelateerd geweld wordt heel duidelijk besproken in de Nederlandse literatuur. Dit betekent dat ik mij voor dit deel hoofdzakelijk zal beperken tot de Nederlandse literatuur. Verder worden de problemen bij de operationele aanpak inzake eremoorden en eergerelateerd geweld en bij de attitude van politieambtenaren en de rol van de etnische achtergrond van politieambtenaren toegelicht. Tenslotte wordt het belang van een ketensamenwerking besproken. Het derde hoofdstuk van deel II gaat over de justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld. Vooreerst wordt de thematiek van rechtspluralisme besproken. Dit is van belang wil men de discussie rond cultureel verweer begrijpen. Daarna bespreek ik welke gevolgen de culturele achtergrond van de verdachte van eremoorden en eergerelateerd geweld met zich mee kunnen brengen voor het bewijs van mededaderschap en medeplichtigheid en de kwalificatie van het misdrijf. Daarna volgt de afhandeling van deze misdrijven in het gerecht. De verdediging kan via enkele vormen van cultureel verweer vragen om een verlaging van de strafmaat. Enkele argumenten pro en contra worden besproken. Daarnaast wordt ook enige toelichting gegeven over de strafverzwarende omstandigheden.
9
DEEL I: Theoretische verkenning eer, eremoorden en eergerelateerd geweld 1. Eer Een woordje uitleg over het begrip „eer‟ is noodzakelijk, willen we de fenomenen eremoorden en eergerelateerd geweld begrijpen. Het is niet zo eenvoudig kort te omschrijven wat „eer‟ precies is, maar een inzicht geven omtrent dit begrip als inleiding op de verdere hoofdstukken is hier noodzakelijk.
In het kader van deze thesis willen we even aanhalen welke omschrijving we geven aan het begrip cultuur. Opvattingen over culturen, die statisch zijn en het gedrag van een persoon volledig zou determineren, worden essentialistisch genoemd. In deze stroming ziet men de cultuur als de verklaring van een soort gedrag. Wij zien in tegenstelling tot de essentialistische visie, de cultuur juist als een factor die verklaring behoeft. Het is niet de cultuur die het gedrag verklaart, maar het gedrag dat inzicht geeft in de cultuur. Iemands culturele achtergrond draagt bij tot de keuzes die een individu maakt en de dingen die hij doet. Cultuur is bovendien dynamisch en veranderlijk. Ze evolueert mee met de historische, politieke en sociale omstandigheden. 13 Met deze zienswijze volgen wij de constructivistische stroming. De thesis bespreekt vnl. de culturen die het meest voorkomen in de nog patriarchale plattelandsdelen in het Midden-Oosten. Wij willen niet alle bewoners uit die streek over dezelfde kam scheren. Het kan best zijn dat er in hetzelfde gebied andere zienswijzen bestaan omtrent de cultuur, de eer en de delicten die daarmee gepaard gaan. Immigrantengroepen kunnen wel een culturele erfenis meedragen die verschilt van het land waarin ze immigreren, maar dat hoeft niet statisch te zijn. Personen die migreren naar westerse landen kunnen hun denkwijze over eer, eremoorden en eergerelateerd geweld sterk veranderen. Daarmee willen we toch even benadrukken dat personen afkomstig uit het Midden-Oosten niet altijd dezelfde mening vormen over eer, eremoorden en eergerelateerd geweld.
13
M. SIESLING M. Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische Uitgevers,
2006, 56-63.
10
1.1 Eer in individualistische en collectivistische culturen „Eer‟ in het Van Dale woordenboek wordt omschreven als “hoog aanzien, lof, goede naam en reputatie”14. Voor veel mensen betekent eer: waardevol zijn voor jezelf en je omgeving. Eer betekent onder meer: -
trots zijn op jezelf
-
een goed gevoel hebben over je positie in de maatschappij
-
waardevol zijn voor je omgeving
-
geaccepteerd worden door je sociale omgeving 15
Toch heeft eer geen alomvattende betekenis. De mate van aanwezigheid van eer verschilt van cultuur tot cultuur. Ook speelt eer niet in alle culturen een even belangrijke rol. Eer is een universeel verschijnsel, maar heeft een concrete invulling van eercodes afhankelijk van de culturele achtergrond.16 In collectivistische culturen is eer verbonden met de familie-eer. Collectivisme staat voor een samenleving waarin mensen in hechte groepen samenleven. In ruil voor bescherming biedt de groep onvoorwaardelijk loyaliteit 17 (Colombia, Venezuela, Panama, Arabische landen, Midden-Oosten en Indonesië18). Familie-eer is het besef dat je familie volwaardig geaccepteerd wordt door de gemeenschap waarin je leeft; je hoort er helemaal bij. Aan de reacties van de gemeenschap kan je merken dat ze je accepteren. Het is daarbij noodzakelijk dat je leeft volgens de voorschriften (ongeschreven regels) van de sociale omgeving. De sociale omgeving bestaat uit families van dezelfde eergemeenschap die het recht hebben om elkaar moreel te beoordelen. De eergemeenschap levert de normen en de waarden inzake eer, eerbescherming en eerherwinning. Personen die niet tot de eergemeenschap horen, worden niet beoordeeld bij het plegen van wanbedrag, of zij nu eer hebben of niet. Hun gedragingen zijn niet van belang voor de eergemeenschap. Familieleden zijn afhankelijk van elkaar in het
14
www.vandale.nl.
15
www.watiseer.nl/eCache/DEF/1/18/030.html.
16
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 26.
17
G. HOFSTEDE, “Culturele diversiteit in de Nederlandse samenleving”, Justitiële Verkenningen, 2002, afl. 5,
13-14. 18
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 12.
11
hebben van eer. Als één iemand de eer van de hele familie schaadt, leidt dit tot het verlies van de eer voor de hele familie. 19 In West- en Noord-Europese landen, waar we te maken hebben met veeleer individualistische culturen, is „eigenwaarde‟ veel belangrijker dan „eer‟. Hier oordeelt de sociale omgeving niet over eigenwaarde. De eigenwaarde is geïnternaliseerd en bij een overtreding van de heersende norm wordt er niet opgetreden, dit in tegenstelling tot familie-eer in eergemeenschappen.20
1.2 Eer in het Midden-Oosten 1.2.1 Eer in het algemeen In het Midden-Oosten heerst een typische collectivistische cultuur. Bovendien zijn de plattelandsdelen in het Midden-Oosten nog patriarchaal en hiërarchisch. Patriarchale samenlevingen worden grotendeels nog op feodale wijze georganiseerd. Het zijn nauwelijks geïndustrialiseerde gebieden waar de macht van de bloed- en familiebanden nog niet helemaal doorgebroken is. 21 In groepsculturen die nog voortleven op de plattelandsdelen van het Midden-Oosten heersen de mannelijke voorvaderen. Zij zijn verantwoordelijk voor de toekomst van de familie en bepalen het gedrag van hun nakomelingen. Vrouwen zijn in patriarchale culturen ondergeschikt aan de man. Zo verhuist de bruid mee naar de familie van de bruidegom. Eer komt vaak voor in deze zogenaamde patrifocale groepsculturen. Eergerelateerd geweld en eerwraak zijn met andere woorden de meest extreme vormen van patriarchale controle.22 En toch bestaan er tussen landen in het Midden-Oosten diverse verschillen inzake gehechtheid aan familie. De indruk bestaat dat de familiebanden in het gebied van Egypte tot Pakistan en Turkije tot Jemen hechter zijn dan het gebied in NoordAfrika. 23 Eer speelt in Noord-Afrika dan ook een veel minder prominente rol. De manier waarop men in deze gebieden omgaat met eer, eerbescherming en eerherstel, verschilt immers fundamenteel van het gebied van Egypte tot Pakistan en Turkije tot Jemen. Dit laatste gebied
19
www.watiseer.nl/eCache/DEF/1/18/032.html.
20
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 21-25.
21
E. KREBBERS en I. VAN DE VELDE, “Eerwraak ingezet tegen migratie”, De fabel van de illegaal, mei/juni
2004, www.doorbraak.eu/gebladerte/11012f64.htm. 22
N. ABDO and S. MOJAB, Violence in the name of honour, Theortical and political challenges, Istanbul, Bilgi
university press, 2004, 102. 23
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 18.
12
is een voorbeeld van een combinatie van een groepscultuur met een eercultuur. Daar is eer verbonden met de basiseigenschap op grond waarvan mensen en families buiten hun eigen familie tot een bepaalde groep kunnen behoren. Eerbezit betekent dat die basiseigenschap aanwezig is en dat de externe groep dit erkent.24 De sociale omgeving verwacht een bepaald gedrag van een persoon behorende tot die groep. Als het individu of de familie dat gedrag niet vertoond, dan sluit de sociale omgeving hen uit.
1.2.2 Persoonlijke en maatschappelijke eer Turkoloog en arabist Rob Ermers onderscheidt twee verschillende soorten eer, met name persoonlijke eer en maatschappelijke eer. De persoonlijke eer is het besef van individuele gelijkwaardigheid. “Dit besef is gebaseerd op het respect dat anderen iemand betonen door middel van de gewone omgangsregels. De omgangsregels worden verder bepaald door iemands maatschappelijke status.”25 Naargelang de maatschappelijke status wordt de persoon op een verschillende manier behandeld.
Het bezit van maatschappelijke eer als individu of als familie wil zeggen dat je gelijkwaardig bent aan de anderen binnen de sociale omgeving. Maatschappelijke eer is het collectieve bezit van de familie. “Bij de handhaving en verdediging van dat bezit vallen aan mannen en vrouwen […] verschillende taken toe.”26
De maatschappelijke eer van de man bevat eigenschappen op vlak van viriliteit en integriteit. De mate waarin een man eigenschappen op vlak van viriliteit bezit, heeft geen invloed op zijn maatschappelijke eer. Zo wordt de man geacht potent te zijn en nageslacht te verwekken. Omgaan met prostituees om seksuele ervaring op te doen, wordt dan ook niet negatief beoordeeld. Wangedrag of gebrek aan integriteit daarentegen kan wel invloed hebben op de manier waarop de sociale omgeving hem beoordeelt. Wanneer de man de sociale omgeving bedriegt, verliest hij en zijn hele familie de eer. Personen of families van wie de eer geschonden is, kunnen openlijk veroordeeld worden door de sociale omgeving.27
24
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 25-27.
25
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 39.
26
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 54-55.
27
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 55-62.
13
De seksuele eer is een onderdeel van de maatschappelijke eer. Het gaat zowel om feitelijke aantasting van de seksuele eer als om enkel een vermoeden daarvan (bijvoorbeeld een vrouw die een nacht wegblijft met geroddel als gevolg).28 Bezit van seksuele eer veronderstelt dat men voldoet aan de gewoonterechtelijke voorwaarden van de seksuele integriteit. De man dient respect te hebben voor vrouwen in de sociale omgeving, de seksuele eer van andere mannen en voor de eigen vrouw. Ook de vrouw heeft seksuele eer. Haar belangrijkste taak is geen buitenhuwelijkse seksuele contacten onderhouden. Cruciaal daarbij is de vrouwelijke maagdelijkheid vóór het huwelijk en haar seksuele trouw tijdens het huwelijk. De vrouw moet in het algemeen kuis worden gevonden. De man moet de fysieke onbevlektheid (maagd zijn) van de vrouwelijke familieleden beschermen. Dit wil zeggen: erop toezien dat de vrouw geen buitenhuwelijkse seksuele contacten onderhoudt, zowel tegen haar zin als met haar toestemming. De mannen zijn als het ware schatbewaarders: zij moeten over de seksuele eer waken en van hen worden maatregelen verwacht bij (vermeende) schending ervan. Wanneer zij dit niet doen, volgen voor hen en de hele familie sancties vanuit de sociale omgeving. 29
1.3 Eerverlies Een persoon en eventueel de hele familie kunnen hun eer verliezen door het plegen van wangedrag. Welk wangedrag komt in aanmerking voor het bezoedeld geraken van de familieeer? We denken hierbij aan misdragingen tegen de vrouw zoals verkrachting, stalking en aanranding. Maar ook vrouwen zelf kunnen de eer schenden. Daarin bestaan verschillende gradaties. Het gaat dan bijvoorbeeld over buitenhuwelijkse seksuele contacten, overspel of zelfs het hand in hand lopen met een buitenlander.30 Alleen indien het wangedrag in de sociale omgeving bekend geraakt, kan de pleger en zijn familie slachtoffer worden van sociale sancties. Eerverlies is dus “een combinatie van wangedrag en het bekend worden van dat wangedrag, waarna het stigmatiseringsproces door de sociale omgeving kan beginnen” 31. In sommige regio‟s wordt maatschappelijk wangedrag voorgelegd aan een dorps- of stamraad. 28
H. FERWERDA en I. VAN LEIDEN, Eerwraak of eergerelateerd geweld? Naar een werkdefinitie, Arnhem,
Advies- en onderzoeksgroep Beke, 2005, www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eerwraak_of_eergerelateerd_geweld_ferwerda_2005.pdf, 26. 29 30
Y. YESILGOZ, Allah, satan en het recht, Communicatie met Turkse verdachten, Arnhem, Gouda quint, 1995. K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie,
Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 12. 31
R. ERMERS, J. GOEDEE, M. ALBRECHT en R. JONG, Werkboek eergerelateerd geweld, Het organiseren
van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2010, 53.
14
De dorpsraad bestaat altijd uit een groep mannen van de gemeenschap; vrouwen hebben zelden een zitje in de raad. Om aan de vernederingen te ontsnappen wil men hoe dan ook bepaalde zaken verborgen houden of minimaliseren. De bekendheid van een probleem draagt bij tot de escalatie van de zaak. 32 Tussen het wangedrag, het bekend geraken en de sociale sancties ervan kunnen jaren verlopen zijn.
Het feit dat na een eerverlies de familieleden totaal genegeerd worden door de sociale omgeving, dat de meisjes uit de familie geen huwelijkskandidaten meer aangeboden krijgen en dat er gespot wordt met de broers, kan voor een grote panische angst zorgen. Zodanig groot dat de familie niet anders kan dan acties te ondernemen tegen een eigen familielid.
1.4 Herstel van eerverlies Het is zowel voor het individu als voor de familie van het grootste belang zich te houden aan de voorschriften van de gemeenschap of toch tenminste zich schijnbaar te houden aan de normen en waarden. Een gevolg van het zich schijnbaar houden aan de regels en voorschriften is dat de familie alles in het werk stelt om de zaak niet publiekelijk te maken. Mocht het wangedrag dan toch in de openbaarheid komen, dan kan de familie het eerverlies eigenhandig ongedaan maken. De actie wordt gericht op diegene die verantwoordelijk is voor het eerverlies. Dat kan zowel iemand van binnen de familie zijn, maar ook iemand buiten de familie. Er bestaan verschillende gradaties in het herstellen van het verlies: gebruik maken van geweld, het afkopen van het probleem tot het vermoorden van de persoon. Dat laatste noemt men eerwraak. In sommige gemeenschappen zijn niet-gewelddadige oplossingen, zoals excuses of afstoting, niet voldoende. Het familielid moet in zulke gemeenschappen worden gedood, want de „bevlekking‟, met eerverlies als gevolg, blijft bestaan.33 In hoeverre zulke levenswijzen en denkpatronen in deze moderne tijd in de plattelandsdelen van het Midden-Oosten nog bestaan is hier de vraag. Evolueren deze patriarchale culturen mede door de verscheidene acties die ondernomen worden en de emanciperende vrouwenbewegingen niet naar een minder heftige belevenis van de familie-cultuur? Ook kan
32
C. VAN ECK, Door bloed gezuiverd, Eerwraak bij Turken in Nederland, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker,
2001, 210. 33
R. ERMERS, J. GOEDEE, M. ALBRECHT en R. JONG, Werkboek eergerelateerd geweld, Het organiseren
van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2010, 45-50.
15
gedacht worden aan migrantengroepen die hun levenswijze in goede zin aanpassen aan dat van het ontvangende land, maar of dat in de praktijk wel zo geschiedt is een andere vraag.
16
2. Eremoorden en eergerelateerd geweld 2.1 Eremoord/eerwraak 2.1.1 Begripsomschrijving In relatie tot wat voorafgaat komen we tot de volgende definitie van eerwraak/eremoord of in talen van de regio gesproken: „zuivering van de zedelijke familie-eer‟. “Eerwraak is het herstellen van of herwinnen van de verloren gegane zedelijke familie-eer door de schuldige aan het verlies ervan te doden, nadat het eerverlies heeft plaatsgehad.”34 Een eerste definitie van „eerwraak‟ werd gegeven door de Turkoloog Nauta in 1978. Hij omschreef eerwraak als “het doden van de eerschender om de bezoedelde eer te zuiveren” 35. Van Eck, een cultureel antropoloog, omschreef in 2001 eerwraak bij Turken als “een zuiverings- of reinigingsritueel, waarbij een ander wordt gedood omwille van de eer” 36. Inmiddels is eerwraak opgenomen in de Van Dale als “wraak omdat de goede naam van een familie zou zijn aangetast”37.
Een belangrijke maatstaf om te oordelen of mannen in een familie maatschappelijke eer bezitten, is de seksuele eerbaarheid van de vrouwen. De mannen zijn verantwoordelijk voor de bescherming van vrouwen tegen aanranding of buitenhuwelijkse seksuele contacten. Wanneer een vrouw ongestraft buitenhuwelijkse seksuele contacten onderhoudt, kan de familie de maatschappelijke eer, meer specifiek de seksuele eer, verliezen door de stigmatisering van de sociale omgeving. De plicht om de zedelijke eer van de vrouwen in de familie te beschermen, wordt gekoppeld aan het man-zijn. Maar ook vrouwen moeten de intentie hebben om zich te beschermen tegen oneerbare seksuele handelingen. 38
34
R. ERMERS, J. GOEDEE, M. ALBRECHT en R. JONG, Werkboek eergerelateerd geweld, Het organiseren
van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2010, 118. 35
P. VAN DIJKEN, A.H. NAUTA, “Bloed een eerwraak onder Turken in Nederland”, Algemeen Politieblad,
1978, 229. 36
C. VAN ECK, Door bloed gezuiverd, Eerwraak bij Turken in Nederland, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker,
2001, 85. 37
www.vandale.nl.
38
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 118-120.
17
De dood van de schuldige is een gewoonterechtelijke eis en is maatschappelijk voorgeschreven. De gemeenschap is in de patriarchale, nog voorstatelijke samenlevingen voor de ordehandhaving aangewezen op de eigen groepen: men spreekt van eigenrichting. Men doet dus zelf aan recht. “Eigenrichting bevat dezelfde functies als ons strafrecht: eerwraak heeft een preventieve, punitieve en een retributieve functie.”39 Het gewoonterecht stelt voorwaarden op om de eerschender te doden. Een van de voorwaarden is dat er een buitenhuwelijks seksueel contact is geweest. Verder moet het geval in de buitenwereld bekend zijn. Een derde voorwaarde is dat er geen vreedzame oplossing mogelijk is, zoals een huwelijk tussen beide partijen. De familie heeft de plicht om een vreedzame oplossing te zoeken. Daarnaast moet de actie tegen de schuldige een familiekwestie zijn en het lokale gewoonterecht en de sociale omgeving moeten eerherstel via het doden impliciet of expliciet als voorwaarde stellen. Deze gewoonterechtelijke regels gelden niet in alle gemeenschappen. Het is mogelijk dat er bij eergemeenschappen in dezelfde landen andere regels gelden. Het gewoonterecht geldt binnen de eergemeenschap voor iedereen, ongeacht de maatschappelijke status.40
Wanneer de familie geen vreedzame oplossing vindt, moet de schuldige gedood worden. Dit moet altijd in overleg gebeuren met de overige familieleden. Enkel bij betrapping op heterdaad kunnen de beschuldigden onmiddellijk vermoord worden zonder instemming van de familieleden. Veelal is de familie trots op diegene die de moord pleegt.41 Er zijn twee typen eerwraak: 42 - herstellen van de eer door de schuldige man van een andere familie te doden. - herstellen van de eer door de schuldige man of vrouw van de eigen familie te doden.
In nagenoeg alle maatschappijen wordt dit soort gewoonterechtelijke eis en vorm van eigenrichting niet meer aanvaard. Het staatsrechtelijke apparaat van de strafrechtbanken doet 39
VROUWENRAAD, Dossier „seksuele en reproductieve rechten‟ 23 oktober 2008, Brussel, Vrouwenraad,
www.vrouwenraad.be/media/docs/dossiers/gezondheid/seks_reproductieve_rechten_dossier.pdf, 11. 40
R. ERMERS, J. GOEDEE, M. ALBRECHT en R. JONG, Werkboek eergerelateerd geweld, Het organiseren
van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2010, 45-50. 41
R. ERMERS, J. GOEDEE, M. ALBRECHT en R. JONG, Werkboek eergerelateerd geweld, Het organiseren
van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2010, 45-50. 42
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 121.
18
namelijk zijn werk. Hoewel het bijna overal verboden wordt, blijft eerwraak een mechanisme van ordehandhaving, maar dan vooral in de meer rurale gebieden.43 We willen wel even aanhalen dat het een misverstand is om eerwraak of eergerelateerd geweld enkel toe te schrijven aan collectivistische patrifocale culturen. Ook onder Noord-Europese plegers van partnerdoding is gekrenkte eer vaak een aanleiding. Renée Romkens, hoogleraar victimologie/interpersoonlijk geweld aan de universiteit van Tilburg zegt dat voor veel Nederlanders een zekere controle over en beschikbaarheid van een vrouwelijke partner een onvermijdelijke vereiste is, waardoor het verlies van de echtgenote als een onverdraaglijk controleverlies beleefd wordt. Alleen heeft dit niets met cultuur te maken, maar als een persoonlijk en psychologisch probleem. 44 2.1.2 Eremoord/eerwraak vs bloedwraak Eerwraak is niet hetzelfde als bloedwraak, maar er zijn wel raakvlakken. Om de verschillen en gelijkenissen te begrijpen, is het van belang om het begrip bloedwraak te verduidelijken.
Bloedwraak (ook wel bloedvete of vendetta genoemd) is een eindeloos conflict waarbij families over en weer mensen doden. Het doden gaat volgens het principe „oog om oog, tand om tand‟. De Encyclopedia of islam omschrijft het begrip bloedwraak als een gerechtvaardigde praktijk waarbij groepsleden van een vermoord slachtoffer iemand uit de groep van de daders ombrengen. 45 Het voornaamste doel van de gewoonterechtelijke bloedwraak is het herstel van het evenwicht tussen de twee betrokken stammen of families. 46 De wraak is een „recht‟, maar niet vrijblijvend. De familie of stam die geen gebruik maakt van bloedwraak, verliest haar maatschappelijke eer. De familie wordt als zwak gezien als zij straffeloos toeziet hoe leden van de familie of stam worden vermoord. Door het doden van de dader van de andere familie wordt het evenwicht tussen beide families hersteld en zo ook de 43
VROUWENRAAD, Dossier „seksuele en reproductieve rechten‟ 23 oktober 2008, Brussel, Vrouwenraad,
www.vrouwenraad.be/media/docs/dossiers/gezondheid/seks_reproductieve_rechten_dossier.pdf, 11. 44
R.G. ROMKENS, Met recht 'n zorg? Overdenkingen bij wet- en regelgeving over geweld in de privésfeer,
Tilburg, s.l., 12 december 2008, www.tilburguniversity.edu/research/institutes-and-researchgroups/intervict/publications/oratierr.pdf, 20. 45
A. VREEDE, Bloedwraak in de Arabische regio, Scriptie Arabische taal en cultuur, Universiteit van
Amsterdam, 2009, www.arabresearch.nl/documents/Bloedwraak-in-de-Arabische-regio_drs-ArthurVreede_2009.pdf, 5. 46
R. ERMERS, J. GOEDEE, M. ALBRECHT en R. JONG, Werkboek eergerelateerd geweld, Het organiseren
van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2010, 111.
19
maatschappelijke eer. 47 De aanleiding tot bloedwraak kan verschillend zijn. Zo kan er ruzie ontstaan over een stuk land of is de oorzaak een eerwraak. Meestal zoekt men als slachtoffer de belangrijkste mannelijke kostwinner in de familie, om de familie maximaal te treffen. De familie van het slachtoffer zal dan op haar beurt iemand doden uit die eerste familie en zo ontstaat een ketting van bloedwraak. Een eerwraak die gevolgd wordt door één of meerdere bloedwraken, kan ook bloedwraak genoemd worden. In tegenstelling tot eerwraak zal bloedwraak zich zelden richten tot de eigen familieleden. 48
47
R. ERMERS, J. GOEDEE, M. ALBRECHT en R. JONG, Werkboek eergerelateerd geweld, Het organiseren
van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2010, 111. 48
C. VAN ECK, Door bloed gezuiverd, Eerwraak bij Turken in Nederland, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker,
2001, 38-39.
20
2.2 Eergerelateerd geweld 2.2.1 Begripsomschrijving Eergerelateerd geweld is niet zo eenvoudig te definiëren en af te bakenen als we met de vele gradaties, uitingsvormen en kenmerken van het fenomeen rekening willen houden.
In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie in Nederland hebben Ferwerda en Van Leiden van de Advies- en Onderzoeksgroep Beke in 2005 onderzoek gedaan naar de eerwraakproblematiek om een werkdefinitie van eergerelateerd geweld op te stellen. De volgende werkdefinitie volgde uit dit onderzoek: “Eergerelateerd geweld is elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in een reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken.”49 Zoals de definitie luidt, gaat het om elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld. De definitie van eergerelateerd geweld is dus breder dan de definitie van eerwraak. Meer nog, eergerelateerd geweld omvat alle acties en reacties van de familie met verschillende uitingsvormen variërend in ernst met moord als meest extreme vorm. Uitingsvormen van eergerelateerd geweld zijn mishandeling, bedreiging, verstoting, gedwongen uithuwelijking, verminking en het meenemen van kinderen. 50 Minder zware vormen van eergerelateerd geweld kunnen wel leiden tot zwaardere feiten, zoals moord. Doordat eergerelateerd geweld veel gedaanten aanneemt, is het niet zo eenvoudig om een slachtoffer van eergerelateerd geweld (inclusief eerwraak) snel te herkennen. Zo kunnen bepaalde soorten van eergerelateerd geweld op familiegeweld en huiselijk geweld lijken, maar het niet zijn. 51
49
H. FERWERDA en I. VAN LEIDEN, Eerwraak of eergerelateerd geweld, Naar een werkdefinitie, Advies- en
onderzoeksgroep Beke, WODC, April 2005, www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eerwraak_of_eergerelateerd_geweld_ferwerda_2005.pdf, 25. 50
F. WILLEMSEN, H. FERWERDA en I. VAN LEIDEN, “Eergerelateerd geweld”, Bij de les, 2006,
www.beke.nl/doc/publicaties/nieuw/Eergerelateerd_geweld_artikel_bij_de_les.pdf, 3. 51
S.VAN AALST en R. JOHANNINK, Een onderzoek naar mannelijke slachtoffer, bekend maakt onbemind,
s.l., 2007, www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eergerelateerd%20geweld%20mannelijke%20slachtoffers.pdf, 7-8.
21
2.2.2 Uitingsvormen De uitingsvormen van eerherstel bestaan in verschillende gradaties. Dit wil zeggen dat er sprake is van een oplopende ernst, met als de meest ernstige vorm, moord. Het is van belang om op te merken dat niet alle uitingsvormen van eerherstel te typeren zijn als strafbare gedragingen in de zin van het strafwetboek. De uitingsvormen waar dit wel het geval is, zijn geweldsmisdrijven. Voor de uitingsvormen van eerherstel die onder de categorie van „eergerelateerd geweld‟ vallen, geldt dat ze een component „geweld‟ in zich hebben. Het gaat dus over zowel fysiek als psychisch geweld. Het gaat om geweldplegingen genomen door de familie om de bezoedelde eer te herstellen. Daarbij heeft de buitenwereld kennis genomen van het (vermoedelijk) eerprobleem. Voorbeelden van deze uitingsvormen zijn: -
sociale isolatie van de eerschender;
-
terugbevlekking door verkrachting of schaking van een lid van de familie van de eerschender;
-
herstel door betaling;
-
gedwongen vertrek van de eerschender en/of zijn familie al dan niet naar het land van herkomst;
-
uithuwelijking van de eerschender al dan niet na schaking of verkrachting;
-
het meenemen of ontvoeren van de kinderen door de partner van de eerschender;
-
sociale doodsverklaring (de eerschender bestaat niet meer in de ogen van de familie);
-
opzettelijk verminken om de eerschender onaantrekkelijk te maken;
-
mishandeling;
-
druk zetten om zelfmoord te plegen;
-
en eremoord.52
Daarnaast zijn er uitingsvormen van eerzaken die buiten de definitie van „eergerelateerd geweld‟ vallen.53 Hier gaat het om eerproblemen die (nog) niet in de buitenwereld bekend zijn 52
H. FERWERDA en I. VAN LEIDEN, Eerwraak of eergerelateerd geweld, Naar een werkdefinitie, Advies- en
onderzoeksgroep Beke, WODC, April 2005, www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eerwraak_of_eergerelateerd_geweld_ferwerda_2005.pdf, 29-32. 53
H. FERWERDA en I. VAN LEIDEN, Eerwraak of eergerelateerd geweld, Naar een werkdefinitie, Advies- en
onderzoeksgroep Beke, WODC, April 2005, www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eerwraak_of_eergerelateerd_geweld_ferwerda_2005.pdf, 32-33.
22
geraakt en waarop geantwoord wordt met al dan niet gewelddadige of niet-gewelddadige acties. Ook niet gewelddadige gedragingen zijn belangrijk om te vernoemen, omdat eventuele mislukkingen van deze categorie toch nog kunnen leiden tot de meer gewelddadige manieren om eer te herstellen. Bovendien kan het falen van deze uitingen ervoor zorgen dat de (vermoedelijke) eerschending toch in de buitenwereld bekend geraakt. De minder ernstige uitingsvormen kunnen dus aanleiding geven tot de meer ernstige gewelddadige vormen, ze zijn om die reden dus niet te verwaarlozen. Voorbeelden van uitingsvormen om de geheimhouding te garanderen zijn: -
geheimhouding van de eerschending;
-
maagdenvliesherstel na ongeoorloofd of gedwongen seksueel contact;
-
de ongeoorloofde baby te vondeling leggen;
-
opzettelijke abortus;
-
miskraam van de ongeoorloofde baby en babymoord.54
Niet-gewelddadige uitingen van eerverlies zijn het aanbieden van excuses, de feiten negeren, rationaliseren van het gebeurde, accepteren van het eerverlies en vragen om vergiffenis of verzoening. 55
Dit is geen limitatieve lijst, er zijn nog ontelbaar veel andere uitingsvormen. Het is vaak moeilijk te achterhalen of een brutale daad eergerelateerd is. Enkel de context kan ons verduidelijking bieden. Het is dan ook van belang om in een vroegtijdig stadium signalen van eergerelateerde problemen te herkennen en te onderscheiden van andere vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties, zoals huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit onderscheiden is belangrijk, omdat elke vorm van geweld een andere aanpak nodig heeft. Het opsporingsbeleid omtrent de aanpak van huiselijk geweld is gericht op interventie, zodat de dader door betrapping op heterdaad snel kan aangehouden worden. Wanneer een eergerelateerd motief op het spel staat, moet er voorzichtig omgegaan worden met het aanhouden van verdachten (bij een vermeende eerschending), omdat een goed bewaard geheim over de vermeende eerschending dan kan uitlekken in de sociale omgeving. Op die 54
H. FERWERDA en I. VAN LEIDEN, Eerwraak of eergerelateerd geweld, Naar een werkdefinitie, Advies- en
onderzoeksgroep Beke, WODC, April 2005, www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eerwraak_of_eergerelateerd_geweld_ferwerda_2005.pdf, 32-33. 55
H. FERWERDA en I. VAN LEIDEN, Eerwraak of eergerelateerd geweld, Naar een werkdefinitie, Advies- en
onderzoeksgroep Beke, WODC, April 2005, www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eerwraak_of_eergerelateerd_geweld_ferwerda_2005.pdf, 32-33.
23
manier kan het gevoel om de eer te herstellen nog meer aangewakkerd worden.56 Bij eergerelateerd geweld of eerwraak is er regelmatig sprake van oplopende ernst die kan beginnen bij bedreiging of mishandeling en eindigen bij moord. Bij dreiging van eergerelateerd geweld of eerwraak wordt een strafrechtelijk optreden soms opportuun geacht, ook al zijn er nog geen strafbare feiten gepleegd. Wanneer geweld dus gerelateerd wordt aan eer, dient in overeenstemming met deze aanwijzing opgetreden te worden. 2.2.3 Eergerelateerd geweld vs huiselijk geweld Het belang van het onderscheid tussen eergerelateerd geweld en huiselijk geweld is hierboven even aangehaald. Op welke factoren kunnen we beide begrippen differentiëren? Huiselijk geweld is geweld dat familieleden, gezinsleden, (ex-)partners en buren plegen in huiselijke kring. Het betreft zowel bedreiging, fysiek, psychisch en seksueel geweld. Verdachten en slachtoffers kunnen zowel mannen zijn als en vrouwen, zowel kinderen als volwassenen. Bij eergerelateerd geweld is het motief van het geschonden eergevoel de belangrijkste reden om geweld te plegen. Onder eergerelateerd geweld wordt net als bij huiselijk geweld bedreiging, fysiek, psychisch en seksueel geweld verstaan, gepleegd door familieleden van eenzelfde of andere familie in reactie op een (dreiging) van eerschending en waarbij het eerverlies in de buitenwereld dreigt bekend te raken. Dit geweld vindt net zoals bij huiselijk geweld in de gezinskring of in de familiesfeer plaats. Overlapping met thema‟s als huiselijk geweld en kindermishandeling is dus niet uitgesloten. Bij eergerelateerd geweld is het eermotief echter de drijfveer om geweld te plegen en zijn er mogelijk meerdere daders die de eer door geweld willen herstellen. Het kan voorkomen dat huiselijk geweld en eergerelateerd geweld over één en dezelfde kam worden geschoren, omdat de uitingsvormen ervan dezelfde zijn. Niets is echter wat het lijkt als de context nader wordt bestudeerd. Ook zijn er parallellen te trekken wat betreft de aanleiding tot huiselijk of eergerelateerd geweld. Verzet tegen regels, overspel en buitenechtelijke seksuele relaties of zwangerschappen kunnen aanleiding geven tot eergerelateerd geweld, maar deze kwesties kunnen evengoed resulteren in huiselijk geweld, waarbij eer niet voorkomt.57 De kans bestaat dat bij autochtone families de nadruk meer zal gelegd worden op huiselijk geweld, terwijl bij allochtone families het geweld eerder zal gerapporteerd worden als eergerelateerd geweld. 56
X, “Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld, 29 maart, 2010,
www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht/geweld/@155196/aanwijzing-huiselijk/. 57
X, “Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld, 29 maart, 2010,
www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht/geweld/@155196/aanwijzing-huiselijk/.
24
2.3 Aanleidingen voor eremoorden en eergerelateerd geweld In deze paragraaf gaan we dieper in op de aanleidingen van eergerelateerd geweld. De aanleidingen hebben meestal te maken met de zedelijke familie-eer. Als de zedelijke familieeer in gevaar komt, neemt de familie bijna altijd reflexmatig maatregelen om de zedelijke familie-eer te beschermen. Het gaat om de verplichtingen die de vrouwen in de familie moeten hebben op seksueel vlak. Zo moet het meisje of de vrouw zich kunnen beheersen t.o.v. andere jongens of mannen. Ook kunnen onbekende of bekende mannen die zich niet kunnen beheersen bij de dochter of vrouw, ervoor zorgen dat de seksuele eer van de familie in het gedrang komt. Meestal gaan conflicten op relationeel gebied tussen kinderen en ouders vooraf aan het effectieve eergerelateerd geweld. Ouders kunnen zich gekrenkt voelen in hun persoonlijke eer, die op zich niets te maken heeft met de seksuele eer. Voorbeelden van conflicten zijn: slechte resultaten op school, het willen verder studeren, slechte vrienden, loon niet willen afstaan enz.58 Deze conflicten kunnen leiden tot een vertrouwensbreuk. De puberteit kan voor veel spanningen zorgen in het gezin. De dochter begint belangstelling te tonen voor het ander geslacht. Deze belangstelling is volstrekt normaal, ieder individu heeft behoefte aan seksuele omgang, maar meisjes moeten zich volgens de traditionele normen strikt kuis houden. Enkele voorbeelden van regels die geschonden worden en die bijgevolg de seksuele eer in het gedrang kunnen brengen zijn: het meisje draagt korte mouwen of kledij die een deel van het lichaam ontbloot, haar telefoonrekening schiet de hoogte in, ze heeft verkeerde vriendinnen, ze wil ‟s avonds uit, ze sms‟t met vreemden enz. Veel van deze conflicten kunnen worden bijgelegd, maar wanneer twijfel bestaat omtrent de intentie van de vrouw, kan dat de zaak doen escaleren. Het daadwerkelijk gevaar voor de zedelijke familieeer kan het gevolg zijn van volgende misdragingen: er wordt geroddeld over het meisje, ze is gesignaleerd met een jongen, ze heeft seksueel contact gehad, ze is een nacht niet thuis geweest enz.59 In deze gevallen is de eer nog niet aangetast wanneer de buitenwereld er nog geen weet van heeft. De eer gaat pas verloren als de familie merkt dat de buitenwereld er weet van heeft. Oplossingen om het eerverlies te herstellen, verschillen van geval tot geval. Naarmate de familie de situatie ernstiger inschat, worden de maatregelen ingrijpender.60
58
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 185.
59
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 186-187.
60
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 188..
25
2.4 Een islamitische kwestie? Deze scriptie handelt over eergerelateerd geweld en eremoorden afkomstig uit het MiddenOosten waar de islam een veelvoorkomende godsdienst is. Toch is het belangrijk te vermelden dat eremoorden en eergerelateerd geweld geen islamitische kwestie is. Het plegen van een eremoord is geen islamitische religieuze plicht. De verwarring die daarover bestaat, wordt mede in stand gehouden door de mannen die dit doen in de naam van de islam. De islam verbiedt zelfs eigenrichting en de Koran maakt het moeilijk om de onkuise vrouwen te bestraffen. Toch biedt de islam een vruchtbare voedingsbodem voor eergererlateerd geweld. De Koran stelt dat de mannen superieur zijn en dat de vrouwen hen dienen te gehoorzamen. Gehoorzaamt de vrouw niet, dan heeft de man het recht om haar te slaan. Naast de volgzaamheid van de vrouw, wordt mannelijke jaloezie als een gunstige eigenschap gezien. Er is een Hadith waarin de profeet Mohammed beweert dat er drie groepen mensen zijn die geen toegang krijgen tot het paradijs: vrouwen die zich als mannen gedragen, alcoholisten en mannen die geen jaloezie voelen vanwege hun echtgenotes, moeders en zusters. Over eergerelateerd geweld bestaat er onenigheid tussen islamitische geestelijken. De enen spreken hun afkeuring uit over eergerelateerd geweld, terwijl anderen eergerelateerd geweld accepteren en zelfs goedpraten.61 Uit de Koran kan men niet helemaal afleiden dat geweld tegen vrouwen toegelaten is. De islamitische wet vloeit voort uit de principes van de Koran en de Ahadith. Niet alle details over geweld tegen vrouwen staan daarin. De details zijn te vinden in de rechtspraak en literatuur vanuit de Fuqaha. Veel moslims en zelfs zelfmoordterroristen „vergeten‟ deze Fuqaha en interpreteren de heilige teksten verkeerd. 62 “Hoewel de islam een vruchtbare voedingsbodem heeft voor eergerelateerd geweld, is het belangrijk in te zien dat eremoorden niet alleen onder moslims voorkomen, maar ook onder hindoes, joden en christenen.”63 Het is een vergissing eremoorden te relateren aan één cultuur. Geweld is iets universeels en niet voorbehouden aan moslimmannen. Overal mishandelen of doden mannen hun vrouwen, omdat hun eer gekrenkt is of omdat ze hun macht willen uitoefenen.64 Eergerelateerd geweld of eerwraak is feitelijk een extreme vorm van seksueel
61
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 42-45.
62
M. MAZHER IDRISS and T. ABBAS, Honour, violence, women and islam. Abingdon, Routledge, 2011, 96-
114. 63
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 44.
64
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 42-45.
26
geweld tegen vrouwen. Seksueel geweld bestond in de geschiedenis reeds in verschillende vormen, zoals het verbranden van heksen in de middeleeuwen, het dragen van een zedelijke riem in de 17de-18de eeuw om seksuele handelingen te voorkomen, of meer recent passionele moorden in Brazilië of „dowry deaths‟ in de indiaanse cultuur waar ze de bruid martelen of vermoorden om een grotere bruidsschat te verkrijgen. 65 Eergerelateerd geweld of eerwraak is één van de vele vormen van extreem seksueel geweld tegen vrouwen. Eerwraak is net zoals seksueel geweld niet gerelateerd aan de armen, ongeschoolden of analfabeten, wat vaak wel wordt beweerd. Bovendien komt het voor in alle culturen, klassen en nationaliteiten. Het is een exclusief gender/seksueel fenomeen en dikwijls gelegaliseerd door landen, waarin mannelijke stemmen belangrijk zijn en patriarchale normen heersen. De verantwoordelijken voor de verderzetting van eremoorden en eergerelateerd geweld in een land of gebied moeten gezocht worden bij instellingen van het land zelf zoals justitie, politie, op wetgevend vlak, sociaal vlak, onderwijs, economie en politiek. Religie speelt dus een minder pertinente rol in het fenomeen eerwraak en eergerelateerd geweld in vergelijking met het politieke.66
Volgens journaliste Renate Van Der Zee, die opkomt voor de rechten van de vrouw, valt het niet te ontkennen dat eremoorden vaak voorkomen in de islamitische wereld. Daar leeft immers begrip voor dit soort misdaden, terwijl in de westerse wereld de man die zijn vrouw mishandelt of vermoordt, niet hoeft te rekenen op de goedkeuring van zijn familie.67
2.5 Wetgeving in Midden-Oosten Dat misdrijven als eremoord en eergerelateerd geweld in de westerse landen streng berecht worden, is voor ons een evidentie. Geweld is volgens het wetboek een aanslag op de persoon, wat niet te tolereren valt. Het strafrecht in het Midden-Oosten toont op dat vlak niet altijd gelijkenissen. Het Jordaans Strafwetboek bijvoorbeeld bepaalt dat diegene die zijn vrouw of een van de vrouwelijke familieleden vermoordt of mishandelt omdat zij overspel pleegde, mag rekenen op verzachtende omstandigheden. Een apart artikel duidt aan dat iemand een ander mag doden ter verdediging van zijn zedelijke eer. Een andere bepaling in het
65
S. MOJAB and N. ABDO, Violence in the name of honour, Theortical and political challenges, Istanbul, Bilgi
university press, 2004, 57. 66
S. MOJAB and N. ABDO, Violence in the name of honour, Theortical and political challenges, Istanbul, Bilgi
university press, 2004, 57-62. 67
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 42-45.
27
strafwetboek stelt dat „een hevige woede‟ veroorzaakt door een uitlokking op verzachtende omstandigheden kan rekenen.68
Ook in Turkije bestonden (tot de herziening in 2005) dergelijke bepalingen, tahrik genaamd, vaak vertaald door „uitlokking‟. In het Midden-Oosten heeft uitlokking een direct verband met het begrip eer. Het is toegestaan te doden bij het verdedigen van de zedelijke eer, omdat het in dit geval zou gaan om een uitgelokte reactie. Het doden of mishandelen wordt legitiem gezien, want het provocatief gedrag van de vrouw veroorzaakte de onbeheersbare woede. De daders kunnen beroep doen op verzachtende omstandigheden, maar soms hoeven ze zich voor de rechter nauwelijks te verantwoorden. Ook Egypte, Irak, Jemen, Libanon en Syrië kennen vergelijkbare bepalingen.69
Men kan zich de vraag stellen hoe lang deze bepalingen nog zullen standhouden. Naarmate eergerelateerd geweld en eerwraak ter discussie komen bij allerhande organisaties en bij de media, kunnen wetswijzigingen volgen. Zo kan volgens het Strafwetboek van Turkije sinds 2005 geen beroep meer gedaan worden op de zedelijke familie-eer of op traditionele waarden om strafvermindering te krijgen.7071 Eerwraak wordt zelfs bestraft met levenslange opsluiting.72 Het gevolg daarvan is dat er in Turkije een verhoogd aantal zelfmoorden bij vrouwen wordt vastgesteld. Meestal is het door de aanhoudende druk van de familie dat vrouwen zelfmoord plegen. Zo moet de familie geen moord plegen en zelf ontlopen ze een lange gevangenisstraf. 73 In een normaal juridisch proces kan de verdachte wel beroep doen op zijn culturele achtergrond met het oogmerk om strafvermindering te bewerkstelligen. Dit noemt men cultureel verweer.74 In het Nederlandse strafrecht zijn voorbeelden van strafzaken 68
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 148.
69
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 147-150.
70
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 147-150.
71
M.H.C. KROMHOUT, A.S. RIJN, E.M. Th. BEENAKKERS en I. KULU-GLASGOW, Eergerelateerd
geweld in Groot-Brittannië, Duitsland en Turkije, Den Haag, WODC, cahier 2007-01, www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/literatuuronderzoek-eerwraak-in-internationaalperspectief.aspx?cp=44&cs=6799, 62. 72
Deze wijziging houdt verband met de onderhandelingen die Turkije voert met de Europese Unie, over
toetreding tot de EU. 73
R. ERMERS, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 147-150.
74
M. SIESLING M. Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische Uitgevers,
2006, 3.
28
waarin de verdediging een beroep doet op cultureel verweer om strafvermindering te krijgen. Cultureel verweer leidt niet automatisch tot strafvermindering. Of de rechter in de culturele achtergrond ook redenen kan zien om juist een zwaardere straf op te leggen dan geëist, is geen gemakkelijke discussie. Maar daarover meer in het tweede deel van de thesis.
3. Eremoorden en eergerelateerd in de migratiecontext 3.1 De opkomst van de multiculturele samenleving in België De bevolking van België kent de laatste jaren een sterke immigratiegroei. In 2007 werden iets meer dan 109000 buitenlandse immigraties geregistreerd, wat een record is sinds het ontstaan van België. Daarmee zitten we ver boven de vorige recordcijfers uit 1948 en 1964. De immigratie kent een bijna continue groei sinds halfweg de jaren 1980 en is er een van lange duur. Voor deze migratiegroei zijn zowel onderdanen uit traditionele landen zoals Marokko en Turkije verantwoordelijk, maar ook migranten uit nieuwe landen van herkomst. Er zijn meer vrouwelijke migranten, maar ook bij mannen is er een sterke stijging merkbaar vanuit Centraal- en Oost-Europa. Het Brussels Gewest en Vlaanderen, de belangrijkste steden van het land en de grensgebieden in het noorden, zuiden en oosten zijn de voornaamste migratiebestemmingen. 75
Die migratiestroom zorgt voor een multiculturele samenleving die zonder twijfel een verrijking kan bieden. Sommigen beweren zelfs dat de staat institutioneel ruimte moet bieden aan alle etnische en nationale groepen die er gevestigd zijn. Daarmee wordt bedoeld: deze groepen erkennen met hun eigen geschiedenis, hun eigen cultuur en hun eigen taal, en in alles een gelijke rechtsbedeling nastreven. België is daarin een voorbeeldland, waar Nederlandssprekenden, Franssprekenden en Duitstaligen op precies dezelfde manier door de staat moet worden erkend en behandeld. 76 Er is echter een keerzijde van de medaille. Een multiculturele samenleving gaat ook gepaard met nieuwe gebruiken die de mensenrechten kunnen schenden.
75
N. PERRIN en Q. SCHOONVAERE, Migraties en migrantenpopulaties in België. Statistisch en demografisch
verslag 2008, Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, juni 2009, www.diversiteit.be/?action=publicatie_detail&id=105&thema=4, 19-24, 178. 76
E. ROOSENS, “Een multiculturele samenleving, een luchtspiegeling?” s.l., 27 september 2005,
http://alum.kuleuven.be/3deleeftijd/Archief/05-06/programma.html, 1.
29
De wording naar een multiculturele samenlevingen verloopt dus niet altijd in een sfeer zonder spanningen en conflicten. Dit geldt ook voor het politie- en justitiewezen. Men zal plots geconfronteerd worden met andere criminaliteits- en veiligheidsvraagstukken zoals eergerelateerd geweld, en zal daarbij ook conflicten ondervinden. Instroom van groepen mensen met andere culturele en andere strafrecht gangbare opvattingen leidt vaak tot wrijving en concrete problemen. 77
3.2 Wetgeving België Eergerelateerd geweld en eerwraak zijn niet als delict opgenomen in de Belgische strafwet. Wel hebben twee artikelen in het strafwetboek rechtstreeks betrekking op de problematiek. Het betreft art. 391sexies Sw. inzake gedwongen huwelijk en art. 409 Sw. inzake de genitale verminking, alhoewel deze artikelen niet altijd rechtstreeks verbonden zijn aan eremoorden en eergerelateerd geweld. Daarnaast zouden deze delicten onder het hoofdstuk VIII van het strafwetboek „misdaden en wanbedrijven tegen personen‟ kunnen vallen. De vraag die we hier kunnen stellen is of er een aparte wet voor eremoorden en eergerelateerd geweld moet bestaan. In Nederland gaf toenmalig minister van Justitie (Donner) aan dat er voldoende mogelijkheden zijn om eergerelateerd geweld af te straffen. Ook de Leidse hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht „t Hart pleit niet voor een aanpassing van de strafwet. Hij vindt de strafwet flexibel genoeg om cultuur in bepaalde gevallen te laten meewegen. 78 In Nederland is men enige tijd geleden een voorstel gaan doen om eerwraak als strafverzwarende omstandigheid bij moord op te nemen. Maar er kwamen sterke argumenten tegen. Ten eerste werd gesteld dat een eerwraakpleger, net zoals een gewone moordenaar volgens de bestaande strafwetten veroordeeld wordt tot een langdurige gevangenisstraf of zelfs tot levenslange opsluiting. Ten tweede weigerde de toenmalige minister om symboolwetgeving aan het wetboek toe te voegen. Daarnaast zou opname van het misdrijf eerwraak en eergerelateerd geweld, betekenen dat van het openbaar ministerie een grotere bewijslast verwacht wordt. Dat zou volgens de tegenstanders niet zo eenvoudig en onnodig belastend zijn. 79 Voorstanders in de vigerende discussies stellen dat het wel symboolbepalingen mag kennen, want het 77
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 16-21.
78
F. BOVENKERK, “Multiculturele misdaad en Nederlands strafrecht”, Justitiële verkenningen, afl. 5, 2002,
57. 79
M. SIESLING en J.M. TEN VOORDE, “Eerwraak in het Nederlandse strafrechtelijke beleid, een paradox van
goede bedoelingen”, Panopticon, afl. 3, 2008, 22.
30
strafwetboek heeft bepalingen die naast een afschrikkende functie ook een symbolische functie hebben. Het zou hier gaan om het gebruik van de bestaande wet als uitdrukking van de waarden van onze samenleving en te benadrukken dat het strafwetboek een morele spiegel is naar waar iedereen in het desbetreffende land moet kijken om te zien hoe men zich hoeft te gedragen. Een ander argument voor een aangepaste wetgeving is dat men op die manier zou aantonen dat eerwraak serieus genomen wordt. 80 In België is de discussie ook reeds aan de gang. De meerderheid is ervan overtuigd dat een nieuwe wetgeving niet noodzakelijk is. De meeste argumenten tegen gaan over de gedachte dat de rechter nu volledig kan oordelen over de omstandigheden van een feit en een passende strafmaat kan geven. De heer Jodts, afgevaardigde Beleidscel Justitie, argumenteert dat justitie over een voldoende arsenaal van kwalificaties en strafmaten beschikt om doeltreffend op te treden. Volgens de heer Van De Plas, diensthoofd DJP (directie van de bestrijding van de criminaliteit tegen personen) beschikt de strafrechter over de nodige mogelijkheden om strafverzwarende omstandigheden in te roepen. De heer Jodts voegt daaraan toe dat „eer‟ bijgevolg juridisch moeilijk te definiëren is. Verder betoogt hij dat de acceptatie van een afzonderlijke strafwet tot een onjuiste berechting kan leiden. Als het betreffende artikel bijvoorbeeld niet van toepassing zou zijn, dan bestaat het risico dat de rechter verwijst naar een andere artikel dat een lichtere straf voorschrijft. 81 In het verslag inzake de problematiek van het eergerelateerd geweld in België staan een aantal aanbevelingen inzake de eventuele wijziging van de strafwet. Hoewel de meerderheid tegen een specifieke strafwet is, laat men de deur open om verder onderzoek te verrichten naar de noodzaak om de strafwet te specificeren: -
“Een evaluatie van de wet van 25 april 2007 betreffende artikel 391sexies inzake aanzetting of medewerking aan een gedwongen huwelijk dringt zich op.”82
80
M. SIESLING en J.M. TEN VOORDE, “Eerwraak in het Nederlandse strafrechtelijke beleid, een paradox van
goede bedoelingen”, Panopticon, afl. 3, 2008, 22. 81
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 82
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008,
31
-
“Men dient de circulaires COL 3/2006 en COL 4/2006 die de aanpak regelen van intrafamiliaal geweld tussen justitie en politie te toetsen op hun relevantie inzake eergerelateerd geweld en desgevallend aan te vullen.”83
3.3 Omvang eergerelateerd geweld De kwantitatieve duiding van deze delicten verloopt bijzonder moeizaam en is uitermate complex. Internationaal geven de karige en veelal veralgemeende statistieken hoogstens tendensen of indicaties weer. Dit is niet zo merkwaardig als we weten dat eergerelateerd geweld een containerbegrip is dat meerdere gradaties en vormen van geweld kent. Daarnaast is het „dark number‟ groot, omdat in gemeenschappen van het Midden-Oosten een strikte zwijgcode en een grote loyaliteit aan de familie bestaat.84 Ook in België zijn de cijfergegevens pover. Niettegenstaande België (nog) niet over een echt databestand beschikt waarin eerwraak is opgenomen, heeft de cel „agressie‟ van de federale politie over de periode 2003-2008 zeventien gevallen van eerwraak kunnen traceren.85 Men beseft wel dat dit slechts het topje van de ijsberg is. Zo worden vragen gesteld bij bepaalde verdwijningen. 86 17 gevallen van eremoord gedurende de 5 jaar lijken zeer weinig, maar men moet inzien dat de werkelijke omvang van deze problematiek nooit aan de oppervlakte zal verschijnen. Het gevaar van onderschatting dreigt hier. Zoals in eerdere hoofdstukken aangehaald, spelen dergelijke delicten zich in een gesloten sfeer af. Voorts is het mogelijk dat (mede doordat er nog geen expertise is opgebouwd) dergelijke misdrijven gekwalificeerd kunnen worden als moord, kindermoord, passionele moord, huiselijk geweld enz. Het antwoord op de vraag of dergelijke
www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 83
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 84
S. CHRISTIAENSEN, “Waartoe eer l(ei)(ij)den kan. Eergerelateerd geweld: uitkijken naar beleid, wetenschap
en praxis”, Panopticon, 2009, afl. 5, 3. 85
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 86
M. VAN DE PLAS, Crime d‟honneur, mariage forcé… vie volée. Actes du colloque. Université du Travail de
Charleroi, 5 maart 2008, http://igvm-iefh.belgium.be/fr/binaries/actescharleroil_tcm337-40458.pdf, 50-51.
32
misdrijven in België meer voorkomen dan in het verleden laat ik hier in het midden. Er is daaromtrent nog te weinig onderzoek gedaan om nu al tot een conclusie te komen. Wel halen diverse deskundigen aan dat culturele delicten en in het bijzonder eremoorden en eergerelateerd geweld een opgang maakt in de westerse contreien. De reden hiervan zou te wijten zijn aan de migratiebewegingen van de laatste jaren. Gezien we geen enkel beeld hebben over de „werkelijke‟ omvang van deze delicten in ons land is het dan ook opportuun om werk te maken van een systeem dat deze delicten kan herkennen en registeren.
In de omringende West-Europese landen staan politie en gerecht verder met inschattingen over het aantal misdrijven inzake eremoord en eergerelateerd geweld, al beseft men dat deze cijfers ook maar een klein deel van de problematiek aantonen. In Turkije is sinds 2005 een parlementaire onderzoekscommissie in het leven geroepen om de prevalentie van eremoord en verschillende vormen van eergerelateerd geweld vast te stellen en regionaal aan te duiden. 87 De Verenigde Naties schatte het aantal gevallen van eerwraak op meisjes en vrouwen op 5000 in minstens 14 landen, waaronder Pakistan, Jordanië en Turkije. Europol meldt dat het aantal gevallen van eremoorden in Europa is gestegen sinds het midden van de jaren negentig. 88
Als eergerelateerd geweld in onze contreien voorkomt en eventueel opgang maakt, dan heeft dit volgens de adviseur integrale veiligheid van Mechelen, Stef Christiaensen te maken met de specifieke situaties van allochtonen en met hun migratiegeschiedenis. We kunnen ons de vraag stellen of bepaalde gebruiken door de migratie enigszins van vorm of betekenis veranderen. De vraag rijst dus in welke mate de migratie aan eer een nieuw of bijkomende dimensie geeft.89 De recentere generaties allochtone jongeren worden geconfronteerd met nieuwe verworven waarden die kunnen botsen met de traditionele normen en waarden van hun ouders. Sommige migrantenvrouwen hebben beperkingen om een zelfstandig leven uit te
87
M.H.C. KROMHOUT, A.S. RIJN, E.M. Th. BEENAKKERS en I. KULU-GLASGOW, Eergerelateerd
geweld
in
Groot-Brittannië,
Duitsland
en
Turkije,
Den
Haag,
WODC,
cahier
2007-01,
www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/literatuuronderzoek-eerwraak-in-internationaalperspectief.aspx?cp=44&cs=6799. 88
J. KANE, Issues and experiences in combating violence against children, young people and women. Harmful
traditional practices. Daphne Booklets, afl. 3, july 2007, http://ec.europa.eu/justice_home/daphnetoolkit/files/others/booklets/03_daphne_booklet_3_en.pdf , 11. 89
S. CHRISTIAENSEN, “Waartoe eer l(ei)(ij)den kan. Eergerelateerd geweld: uitkijken naar beleid, wetenschap
en praxis”, Panopticon, 2009, afl. 5, 8.
33
bouwen, ook al hebben ze genoten van een goede opleiding. Dat roept conflicten op die kunnen resulteren in eergerelateerd geweld. Ook in het leven van de tweede en derde generatie allochtonen speelt de familie-eer nog steeds een belangrijke rol.90 Het gevoel in een land te zijn dat hen vijandig is, zorgt ervoor dat migranten zich vastklampen aan hun traditionele normen en waarden. 91 Sociologe Kelek stelt uit haar eigen ervaringen vast dat de migratie van Turken naar Duitsland er voor zorgen dat zij sterker teruggrijpen naar de islam om zich in de nieuwe omgeving een identiteit te verschaffen. 92 Reden tot optimisme in de westerse landen is dus niet aan de orde. Ook elders in de wereld lezen we berichten over toenemende cijfers van gerapporteerde eremoorden. Die groei is enerzijds te wijten aan de toegenomen aandacht voor het probleem. 93 Maar volgens de Utrechtse hoogleraar Martin van Bruinessen is de stijging ook te wijten aan de daadwerkelijke stijging van slachtoffers. Naast de reden van de stijgende migratiebewegingen heeft dit ook te maken met de meer emanciperende migrantenvrouwen, de marginalisatie en groeiende isolatie van de migrantenmannen en de economische achterstelling van migrantenjongeren. Doordat jongeren sociaal niet aan hun trekken komen, neigen ze ertoe om zich te heroriënteren op hun etnische identiteit.94 “Eer is dan een instrument om zich af te zetten tegen de dominante samenleving en krijgt daardoor een betekenis die los komt te staan van de oorspronkelijke context.”95 Dat de tweede en derde generatie allochtonen ook en misschien zelfs meer geneigd zijn om aan hun traditionele waarden vast te houden is één kant van de zaak. Aan de andere kan zich ook een andere beweging voordoen. Namelijk deze van de emanciperende allochtone jongeren. De opvoeding kan nog steeds traditioneel verlopen, maar doordat deze jongeren school lopen en
90
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 204.
91
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 44-45.
92
M.H.C. KROMHOUT, A.S. RIJN, E.M. Th. BEENAKKERS en I. KULU-GLASGOW, Eergerelateerd
geweld
in
Groot-Brittannië,
Duitsland
en
Turkije,
Den
Haag,
WODC,
cahier
2007-01,
www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/literatuuronderzoek-eerwraak-in-internationaalperspectief.aspx?cp=44&cs=6799, 34. 93
M.H.C. KROMHOUT, A.S. RIJN, E.M. Th. BEENAKKERS en I. KULU-GLASGOW, Eergerelateerd
geweld
in
Groot-Brittannië,
Duitsland
en
Turkije,
Den
Haag,
WODC,
cahier
2007-01,
www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/literatuuronderzoek-eerwraak-in-internationaalperspectief.aspx?cp=44&cs=6799, 34. 94
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
119-125. 95
S. CHRISTIAENSEN, “Waartoe eer l(ei)(ij)den kan. Eergerelateerd geweld: uitkijken naar beleid, wetenschap
en praxis”, Panopticon, 2009, afl. 5, 8.
34
geconfronteerd worden met westerse normen en waarden kunnen zij positief beïnvloed worden. Een besef dat eerwraak en eergerelateerd geweld niet de beste oplossing is, kan ertoe leiden dat ook de uitingsvormen evolueren van een extreme vorm naar minder extreme vormen. Hoe het ook zij, in een multiculturele samenleving kunnen verschillende ideeën over eer samenkomen, kunnen in een mensenleven en tijdens de ontwikkeling van een samenleving eergevoelige thema‟s wijzigen, kunnen nieuwe eercodes ontstaan, kan eer en eerschending nieuwe vormen aannemen. Zo kan oneervol gedrag en de controle erop steeds in een evoluerend daglicht geplaatst worden.96
3.4 Acties tegen eremoorden en eergerelateerd geweld 3.4.1 Midden-Oosten Niettegenstaande het vermoeden dat de problematiek in zowel het oosten als het westen stijgt, binden vrouwen vanuit de hele wereld de strijd aan tegen de afschuwelijke praktijken van eremoorden en eergerelateerd geweld. Zo verdedigt een vrouwelijke advocatenpraktijk in Pakistan voornamelijk slachtoffers van verkrachting, vrouwen die willen scheiden omwille van mishandeling en vrouwen die het risico lopen vermoord te worden door de familie. In Jordanië geeft een Britse misdaadverslaggeefster lezingen, activiteiten en campagnes om de bevolking en de regering bewust te maken van het probleem. Ze hoopt daarmee wetswijzigingen te bereiken waardoor eremoordenaars strenger bestraft zouden worden. In Turkije heeft een Koerdische onderwijzeres de organisatie KA-MER (vrouwencentrum) opgericht die mishandelde en bedreigde vrouwen opvangt en eremoorden bestrijdt door bemiddeling van interventieteams. Dit zijn enkele voorbeelden van moedige vrouwen die ondanks de tegenwerking van conservatieve krachten in hun land, blijven vechten voor de rechten van de vrouw.97 De vraag die we hierbij kunnen stellen is of de politieke acties ook de minder moderne plattelandsdelen bereiken waar de patriarchale cultuur nog belangrijk is. 3.4.2 West-Europese landen Opzienbarende en schokkende gebeurtenissen die een breed publiek bereiken, kunnen een beweging doen ontstaan en het thema eergerelateerd geweld op de politieke agenda brengen. In een aantal West-Europese landen waren dergelijke gebeurtenissen aanleiding voor de aanpassing van het burgerlijk recht en de strafwet, en voor preventieve campagnes voor
96
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 44-46.
97
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 208-209.
35
jongeren. Hulpverleners werden gesensibiliseerd, politie en justitie kregen richtlijnen en er werden van overheidswege onderzoeksprojecten opgelegd. Inspirerend zijn alleszins het beleid, de maatschappelijke beweging en de concrete interventies vanuit verschillende werkvelden in het kader van enkele integrale projecten in Nederland. 98 Zo werken organisaties zoals het Inspraakorgaan Turken in Nederland en de Samenwerkende Turkse organisaties in Overijssel en de Vluchtelingen organisaties Nederland samen om het probleem onder de aandacht te brengen. De samenwerking resulteerde o.a. in een „handelingsprotocol‟ waarin wordt omschreven welke activiteiten minderhedenorganisaties kunnen ondernemen om eergerelateerd geweld te bestrijden. We moeten onderscheid maken tussen activiteiten om een mentaliteitsverandering tot stand te brengen, activiteiten om de weerbaarheid en zelfredzaamheid van slachtoffers te bevorderen en activiteiten op het terrein van veiligheid en bescherming. 99 Andere organisaties of initiatieven zijn o.a. de stichting Kezban die het onderwerp geweld binnen allochtone kringen bespreekbaar wil maken door het geven van voorlichting, door de waakzaamheid en toegankelijkheid van de reguliere hulpverlening voor allochtone vrouwen te vergroten, door alert te zijn voor het door de overheid gevoerde beleid betreffende huiselijk geweld en door op te komen voor de belangen van allochtone vrouwen en meisjes.100 Stichting Verdwaalde Gezichten zet zich in voor de emancipatie van vrouwen en jongeren. Met hun lessenserie 'Zwarte Tulp' geven zij voorlichting over eergerelateerd geweld aan jongeren op middelbare scholen. 101 Ook op politiek vlak zijn in Nederland inspanningen gedaan om iets te ondernemen tegen eergerelateerd geweld. Minister Verdonk stelde voor om onder meer inzicht te verwerven in de aard en omvang van eergerelateerd geweld op scholen en leerkrachten te trainen op het signaliseren van deze problemen. Ook stelde ze voor om het eerwraakproject van de politiekorpsen Haaglanden en Zuid-HollandZuid uit te breiden, de registratie van slachtoffers van politie en vrouwenopvang en de kennis ervan te verbeteren en de samenwerking tussen verschillende migrantenorganisaties en instanties te stimuleren. Daarvoor maakte ze 2,6 miljoen euro per jaar vrij. 102 Op politiek vlak is Duitsland in 2005 op gang gekomen. Dit nadat een meisje door haar broer werd vermoord, 98
S. CHRISTIAENSEN, “Waartoe eer l(ei)(ij)den kan. Eergerelateerd geweld: uitkijken naar beleid, wetenschap
en praxis”, Panopticon, 2009, afl. 5, 10. 99
INSPRAAKORGAAN TURKEN, “Naar een gezamenlijke aanpak, deelplan eergerelateerd geweld 2007-
2010”, s.l., 14 april 2008, www.iot.nl/artikel_lees.php?artikelID=1307&lang=nl. 100
www.st-kezban.nl/pages/doel.htm.
101
www.watiseer.nl/smartsite.dws?id=118468.
102
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 211.
36
omdat zij een eigen leven was gaan leiden na ontelbare mishandelingen van haar man.103 Ook in Engeland bracht een eremoordzaak opschudding. Scotland Yard wilde in 2004 tientallen eremoordzaken nader onderzoeken. Dit is tot op heden niet afgerond. Inmiddels is het aantal vrouwen dat hulp zoekt bij de International Campaign Against Honour Killings, een Londense organisatie tegen eremoorden, verviervoudigd. 104 De Zweedse regering is al lange tijd bezig met de problematiek van gender en gelijkheid en bestrijding van geweld tegen vrouwen, zowel op nationaal als internationaal vlak. In de afgelopen jaren werd meer en meer belang gehecht aan geweld in de naam van de eer. In december 2004 was Zweden zelfs gastheer van een grote internationale conferentie over patriarchaal geweld tegen vrouwen, met nadruk op geweld in de naam van de eer.105 3.4.3 België Willen we het beleid inzake eremoorden en eergerelateerd geweld in België bekijken, dan moeten we kijken naar het beleid van intrafamiliaal geweld. Sinds 2001 heeft België verschillende actieplannen tegen geweld goedgekeurd. Het plan dat in 2001 werd uitgewerkt, draaide rond geweld tegen vrouwen, en ging in op partnergeweld, seksueel geweld, geweld op het werk en de strijd tegen mensenhandel. Het eerste Nationaal Actieplan Partnergeweld 2004-2007 was aanvankelijk alleen gericht op partnergeweld. Rekening houdend met het federaal regeerakkoord, voorzag het plan 2008-2009 om een werkgroep op te richten om het actiegebied uit te breiden naar nieuwe vormen van geweld, zoals gedwongen huwelijken, het zogenaamd eergerelateerd geweld en genitale verminkingen bij vrouwen.106 Het actieplan 2010-2014 is ondertussen goedgekeurd op de Interministeriële Conferentie Integratie in de maatschappij op 23 november 2010. In het onderdeel eergerelateerd geweld zijn twee globale doelstellingen vastgelegd. Een eerste doelstelling is kennis en inzicht betreffende eergerelateerd geweld verbeteren. Met een tweede doelstelling ligt de focus op het uitwerken van overlegbenadering tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten om 103
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 212.
104
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 212.
105
G. JOHNSSON-LATHAM, Patriarchal Violence – an attack on human security. A broad survey of measures
to combat patriarchal violence and oppression, particularly acts committed in the name of honour directed at women, homosexuals, bisexuals and transgender persons, Stockholm, Regeringskansliet, Government Offices of Sweden, 2005, www.sweden.gov.se/content/1/c6/05/68/94/42d6d51b.pdf, 10. 106
X, Voorstel van het nieuwe Nationaal Actieplan ter bestrijding van huiselijk geweld en andere vormen van
intrafamiliaal geweld 2010-2014. Persdossier, Brussel, 24 november 2010, http://milquet.belgium.be/files/101124-persdossier%20NAP.pdf
37
zogenaamd eergerelateerd geweld te voorkomen, te kaderen en te bedwingen.107 Om dit te bereiken zijn enkele acties rond de problematiek gepland. De minister van Justitie is bereid zich te engageren tot het onderzoeken van de mogelijkheid om een eenvoudige en efficiënte vermelding van eergerelateerd geweld op te nemen in het bestaande registratiesysteem van klachten van intrafamiliaal geweld. Het buitenland, en voornamelijk Nederland is een belangrijk voorbeeld op vlak van eergerelateerd geweld. Het is dan ook wenselijk om studies en maatregelen uit het buitenland (voornamelijk Nederland) te verzamelen, te analyseren. Daarnaast moeten nieuwe maatregelen worden uitgewerkt die in de Belgische context kunnen worden toegepast. Tenslotte zal het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen verder wetenschappelijk onderzoek verrichten om het fenomeen eergerelateerd geweld in België te verduidelijken, alsook om het verder overleg tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten aangaande eergerelateerd geweld te coördineren. 108 Maar hierover meer in het tweede deel.
Naast de vermelde acties tegen eremoorden en eergerelateerd geweld ondernomen door verschillende landen in de EU en het Midden-Oosten is de strafrechtelijke aanpak evenwel van uitermate belang. De strafrechtelijke aanpak richt zich voornamelijk op de opsporing, vervolging en de afdoening van strafzaken. De hierbij betrokken instanties zijn de politie, het Openbaar Ministerie en de zittende magistratuur. Deze organisaties dienen een werkwijze te introduceren die het mogelijk maakt om (dreiging van) eergerelateerd geweld vroegtijdig te herkennen en op te sporen en waar nodig in al zijn facetten effectief aan te pakken. Hoewel bovenvermelde organisaties in samenwerkend verband opereren, is hun werkwijze niet los te zien van andere bestuurlijke elementen zoals de lokale overheid, hulpverlenende instanties en onderwijs. 109
107
X, Nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld,
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 2010-2014, http://igvmiefh.belgium.be/nl/binaries/101123-PAN%20NL_tcm336-113077.pdf, 30-32. 108 109
www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=133&Itemid=214&lang=dutch. J. GOEDEE, M. ALBRECHT, R. DEJONG en R. ERMERS, Werkboek eergerelateerd geweld. Het
organiseren van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom uitgevers, 2010, 118.
38
4. Conclusie In het voorgaande omschreven we de misdrijven eremoorden en eergerelateerd geweld in het Midden-Oosten en in de migratiecontext. Eremoorden en eergerelateerd geweld komen in het Midden-Oosten vooral voor in de patriarchale plattelandsdelen. Wanneer de vrouw zich niet volgens de voorwaarden van de seksuele eer gedraagt en dit in de gemeenschap bekend geraakt, verliest de hele familie de eer, met als gevolg dat de familie uit de gemeenschap wordt buitengesloten. Het herstellen van de eer kan variëren. We hebben zowel nietgewelddadige als gewelddadige oplossingen besproken. Een foute opvatting bestaat erin, dat eremoorden en eergerelateerd geweld voorgeschreven zijn door de islam. Immers ook bij hindoes, joden en christenen komen deze misdrijven voor.
De indruk bestaat dat eremoorden en eergerelateerd geweld toenemen zowel in het MiddenOosten als in West-Europa. De stijging in West-Europa kan te wijten zijn aan de recente migratiestromingen en de verandering naar multiculturele samenlevingen. De vraag die wij hier stellen is te weten door de emancipatie van de vrouw, eremoorden en eergerelateerd geweld toenemen of juist dalen? Om een beeld te krijgen van de omvang en de evolutie van deze misdrijven is een kwantitatieve analyse nodig. Maar het blijkt dat eremoorden en eergerelateerd geweld moeilijk te meten zijn, aangezien de vele uitingsvormen die bestaan en het verborgen karakter ervan. Wij zijn van mening dat een gedegen kwantitatieve en kwalitatieve meting belangrijk is, willen we de omvang en de evolutie in kwantitatieve en kwalitatieve wijze bestuderen. Dit zou belangrijke gegevens opleveren voor de politiële en justitiële instanties, omdat een passende aanpak voor deze delicten noodzakelijk is.
Als we de wetgeving bestuderen in een paar landen van het Midden-Oosten merken we op dat daders van eerwraak en eergerelateerd geweld een beroep kunnen doen op verzachtende omstandigheden. Er bestaan verschillende bepalingen die stellen dat eremoorden uitgelokt werden door de vrouw en de dader op die manier kan genieten van verzachtende omstandigheden. In Turkije - waar verzachtende omstandigheden voor eergerelateerde misdrijven in de Wet was ingeschreven - is in 2005 de strafwet betreffende die bepalingen inmiddels gewijzigd en worden eremoorden bestraft met levenslange opsluiting. Wij vermoeden dat, naarmate de acties, politieke discussies en tegenkantingen groter worden, de landen waar eerder vermelde bepalingen bestaan onder druk gezet worden om deze af te schaffen.
39
Ten slotte werd aangetoond dat zowel in het Midden-Oosten als in West-Europa de aanpak van eremoorden en eergerelateerd op gang geraakt. Daarbij is het politie- en justitiewezen een onmisbaar puzzelstuk. De omschrijvingen van eremoorden en eergerelateerd geweld hierboven besproken, vormen voor zowel sociale instanties als strafrechtelijke instanties de basis om een passende aanpak op te zetten.
40
DEEL II: De politiële en justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld 1. Inleiding: Eerwraak op de Belgische politieke agenda 1.1 De eerste stappen De thematiek van de eremoorden was voor 2007 in België op het niveau van de overheid nog quasi onbesproken. Meestal moet een drama plaatsvinden vooraleer de publieke opinie wakker geschud wordt. In oktober 2007 was het zover, en heeft de Belgische publieke opinie met afschuw moeten vaststellen dat eremoorden ook in ons land gepleegd worden. De aanleiding was een eremoordzaak in Charleroi. Een Pakistaans meisje, Sadia, werd op klaarlichte dag op 22 oktober 2007 neergeschoten door haar broer. Zij werd door haar familie uitgehuwelijkt, maar het meisje verzette zich daartegen en liep op de vooravond van het huwelijk naar de politie. Daarna leefde ze ondergedoken, tot ze op een middag een verzoeningsgesprek met haar familie had. Ze kwam nooit meer terug.110 Na deze gruwelijke daad heeft het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor Vrouwen en Mannen beslist een analyse te starten van de problematiek van eergerelateerd geweld in België. De Bethune en Durant werden aangesteld om een rapport te schrijven met beleidsaanbevelingen over aan eerwraak gerelateerd geweld. Om een beter beeld te krijgen van de omvang van de problematiek werden eerst een aantal hoorzittingen georganiseerd. Specialisten uit diverse politionele en justitiële diensten, uit de wetenschappelijke wereld, het onderwijs en de sector voor opvang en begeleiding van slachtoffers waren aanwezig.
Uit deze hoorzittingen kwamen diverse zaken wat betreft eergerelateerd geweld in België aan bod. Wat betreft de omvang van eergerelateerd geweld en eremoorden heeft België geen apart registratiesysteem. Wel heeft de heer Van De Plas, diensthoofd DJP (De directie van de bestrijding van de criminaliteit tegen personen), Centrale Dienst Agressie, van de federale politie een rondvraag gedaan via de informatiekruispunten. Daaruit blijkt dat er 17 gevallen van eremoord tussen 2003 en 2008 zijn vastgesteld. 111 Let wel, het gaat hier over ere„moorden‟ en niet over eergerelateerd geweld. Uit een reeks vaststellingen blijkt dat dit
110
I. DEGRYSE, “Vermoord omdat ze „neen‟ zei”, Het Nieuwsblad, 15 november 2007,
www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=1T1K6HBN. 111
De informatie is afkomstig van de lokale en de federale politie, maar de cijfers zijn niet volledig betrouwbaar.
41
maar het topje van de ijsberg is. In de meeste dossiers blijkt dat een jarenlange historiek van bedreiging, geweldpleging, slagen en verwondingen aan de eremoord voorafgaat. De eremoorden, al dan niet voorafgegaan door eergerelateerd geweld, hebben specifieke kenmerken. Zo stelde men vast dat de feiten zich meestal in gesloten gemeenschappen afspelen waarin een sterke sociale druk bestaat en waarin veel angst heerst. Een negatieve consequentie daarvan is dat het „dark number‟ groot is. De families waarin de moorden in de desbetreffende dossiers gebeurden, zijn o.a. afkomstig uit Marokko, Algerije, Kosovo, Albanië, Turkije - meer bepaald het oosten van Turkije -, Afghanistan, Pakistan en India. De slachtoffers waren vooral, maar niet uitsluitend vrouwen. Het verband met de islam is niet duidelijk: in twee gevallen betrof het Assyrische christenen, uit Pakistan. 112
De politie heeft uit de dossiers ook enkele oorzaken van het probleem kunnen definiëren. Zoals in het eerste deel beschreven, komen de oorzaken van de patriarchale cultuur terug. De heer Van De Plas ziet een sterk eergevoel gekoppeld aan sociaal-economische achterstand. Gebrekkige integratie en gesloten gemeenschappen zijn belangrijke determinanten. Een eigen vaststelling van de commissaris is een citaat van de daders of verdachten: „Wij mogen dat hier toch!‟113 In Nederland is de aanpak van eremoorden en eergerelateerd geweld volop op gang. In België en de meeste Europese landen bestaat momenteel nog geen beleid en voorwaarden van aanpak. Groot-Brittannië staat verder dan België. Maar enkel de Nederlanders beschikken reeds over een volledig preventie- en repressiebeleid. In dit deel zal dus veel verwezen worden naar de Nederlandse aanpak.
112
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 113
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl.
42
1.2 Maatregelen op politieel en justitieel vlak Wat vooral ons interesseert, zijn de maatregelen op politieel en justitieel vlak. Willen de politie en justitiële instanties, rekening houdend met de gerechtelijke vereisten en met de toestand van slachtoffers, adequaat optreden, dan zullen ook zij over aangepaste deskundigheid en middelen moeten beschikken. Deze deskundigheid is noodzakelijk om te leren detecteren wat binnen sommige etnische contexten achter aanvankelijke vaststellingen kan schuilgaan.114 In de vigerende omzendbrief van de procureurs-generaal en de gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en het college van procureursgeneraal betreffende het strafrechtelijk beleid is niets bijzonders te vinden over eergerelateerd geweld. De federale politie bevestigt dat het de Belgische overheid vóór 2008 aan kennis en inzicht ontbrak inzake eremoord.115 Het politie- en justitiepersoneel was niet opgeleid inzake deze materie. Er bestond bovendien geen beeldvorming over eremoorden en de feiten daaromtrent. Uit de hoorzittingen blijkt dat zowel de heer Marc Van De Plas, diensthoofd DJP, Centrale dienst Agressie, en de heer Filip Jodts, afgevaardigde Beleidscel Justitie, een passende aanpak willen formuleren en een passend gevolg willen geven aan de vaststellingen van de politie inzake eergerelateerd geweld. 116
Om een aanzet te geven aan deze politiële en justitiële aanbevelingen werd voorgesteld om twee pilootprojecten uit te werken in de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen en Luik. Deze hadden inzake partnergeweld reeds baanbrekend werk verricht. Op basis van hun ervaringen heeft het college van procureurs-generaal een richtlijn opgesteld die geldt voor alle parketten. Naar analogie met de toenmalige pilootprojecten intrafamiliaal geweld in Antwerpen en Luik wilde men in samenwerking met het ministerie van Justitie, de politiediensten en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen in deze twee
114
S. CHRISTIAENSEN, “Waartoe eer l(ei)(ij)den kan. Eergerelateerd geweld: uitkijken naar beleid,
wetenschap en praxis”, Panopticon, 2009, afl. 5, 10. 115
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 116
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl.
43
steden twee pilootprojecten opstarten inzake eergerelateerd geweld. 117 Deze pilootprojecten kregen ondersteuning van de federale politie, DJP, Centrale dienst Agressie. Het algemene doel is om vanuit ervaringen op het terrein meer kennis te vergaren over het fenomeen en het eergerelateerd geweld beter aan te pakken. Om de pilootprojecten in goede banen te leiden werd een federale stuurgroep opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de FOD Justitie, de FOD Binnenlandse Zaken, de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid, het college van procureurs-generaal, het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, de federale politie en de vertegenwoordigers van de twee pilootprojecten. 118 In wat volgt zullen de twee pilootprojecten kort besproken worden. De twee pilootprojecten zitten nog in een beginfase. In de loop van volgende hoofdstukken zullen specifieke maatregelen genomen door de beide pilootprojecten, toegelicht worden. 1.2.1 Pilootproject Mechelen Een eerste pilootproject „eergerelateerd geweld‟ startte in Mechelen in 2008. Het wordt georganiseerd op twee niveaus: vanuit de werking integrale veiligheid en vanuit de lokale politie Mechelen.
Het project is voornamelijk ontstaan vanuit het Centra voor Leerlingenbegeleiding. Omdat de nakende vakantieperiode als een risicoperiode wordt beschouwd, werd in juni 2008 een “casusoverleg” georganiseerd om na te gaan wat in geval van een acute noodsituatie met betrekking tot “dossiers” van het CLB zou kunnen worden ondernomen. Op dit overleg waren, naast de betrokkene van het CLB, vertegenwoordigers van de federale politie, de lokale politie en het parket aanwezig. Om verdere expertise uit te bouwen rond eergerelateerd geweld werden in het najaar van 2008 en begin van 2009 vormingen georganiseerd. De vraag tot de deelname was groot. Zo woonden een 80-tal personen de sessies bij. Deze bestonden uit personen uit het onderwijs, welzijnswerk, politie en justitie. Verder vormen verschillende vertegenwoordigers van de lokale onderwijsnetten, welzijnsinstellingen, CLB‟s, de lokale politie, het parket, de federale politie, de regionale artsenkring, de provinciale ondersteuning intrafamiliaal geweld, een stafmedewerker van het provinciaal ondersteuningsteam
117
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 118
www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=133&Itemid=214&lang=dutch.
44
allochtonen in bijzondere jeugdbijstand een lokale stuurgroep die geleid wordt door de adviseur integraal veiligheidsbeleid en de stafmedewerker jongerenpreventie. De stuurgroep behandeld verschillende zaken. Zo worden de knelpunten en ervaringen binnen de eigen instelling of dienst besproken en ervaringen uitgewisseld. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijkheid om casusoverleg tussen de relevante actoren te organiseren. 119
Ook vanuit de lokale politie wordt aandacht geschonken aan het fenomeen. De lokale politie Mechelen participeert o.a. aan de lokale stuurgroep. Daarnaast heeft de politie naast het gezamenlijke traject in functie van herkenning van het fenomeen, aanpak en doorverwijzing, het fenomeen opgenomen binnen de bestaande actieplannen rond „intrafamiliaal geweld‟ en het actieplan „vreemdelingen‟. Er is geen apart actieplan opgesteld, omdat er geen extra middelen werden vrijgemaakt en detachering vanuit de federale politie niet mogelijk was. Binnen beide actieplannen is werk gemaakt van de kennisverwerving omtrent eremoorden en eergerelateerd
geweld.
Naast
studie
via
vorming
en
literatuur,
hebben
de
actieverantwoordelijken samen met de coördinator integrale veiligheid de experten vanuit Nederland ontvangen.120 1.2.2 Pilootproject Verviers Een tweede pilootproject werd in 2009 in Verviers opgericht. De aanleiding waren de moord op Sadia in het arrondissement Charleroi en de bedreigingen aan het adres van Karima, de auteur van het boek “Insoumise et devoilée”121. Er werden vergaderingen georganiseerd waarbij de korpschef van de zone Vesder, de gerechtelijke directeur, vertegenwoordigers van de stad Verviers, vertegenwoordigers van de algemene directie van de federale gerechtelijke politie en van het administratief technisch secretariaat justitie aan deelnamen. Een eerste vergadering werd op 19 maart 2009 georganiseerd. Het zijn de federale politie van Verviers en het parket die zich op het project toeleggen. Deze worden ondersteund door de lokale
119
S. DE BETHUNE, Schriftelijke vraag nr. 4-5721 van Sabine de Bethune aan de minister van Justitie, 7
december 2009, http://www.senate.be/www/?MIval=/Vragen/SchriftelijkeVraag&LEG=4&NR=5721&LANG=nl. 120
Deze informatie werd aangereikt door de verantwoordelijke van het pilootproject in Mechelen.
121
Het boek gaat over de afkeer tegen de vernederingen die de schrijfster onderging van haar familie. Ze werd
geslagen en moest o.a. huwen in naam van de godsdienst.
45
politie. “Het parket volgt zowel een preventie- en opsporingsbeleid als een vervolgingsbeleid van de misdrijven binnen een geïntegreerde en integrale aanpak van het fenomeen.”122 “Er werden vier pistes uitgewerkt: - aanpak via contacten met buitenlandse culturele verenigingen - analyse door de federale gerechtelijke politie van de dagelijkse interventieverslagen van de lokale politie van Verviers en ontcijfering van situaties die mogelijk beantwoorden aan het betrokken fenomeen - sensibilisering van de medisch-sociale sector - sensibilisering van de onderwijssector”123 Dit wordt nog meer uitgewerkt in volgend hoofdstuk.
122
S. DE BETHUNE, Schriftelijke vraag nr. 4-5721 van Sabine de Bethune aan de minister van Justitie, 7
december 2009, http://www.senate.be/www/?MIval=/Vragen/SchriftelijkeVraag&LEG=4&NR=5721&LANG=nl. 123
S. DE BETHUNE, Schriftelijke vraag nr. 4-5721 van Sabine de Bethune aan de minister van Justitie, 7
december 2009, http://www.senate.be/www/?MIval=/Vragen/SchriftelijkeVraag&LEG=4&NR=5721&LANG=nl.
46
2. Politiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld 2.1 Politiewerk in een multiculturele samenleving 2.1.1 Problemen met politiewerk in een multiculturele samenleving De multiculturele samenleving is aan veranderingen onderhevig en dat vraagt ook van de politieambtenaar een andere aanpak en flexibiliteit. Niet omdat de wereld aan het veranderen is, maar veeleer omdat ze al veranderd is. De vraag is hoe men hier professioneel mee omgaat? In wat volgt zullen we op basis van onderzoeksliteratuur inzicht geven in de onderliggende processen van mogelijke problematische relaties tussen politie en etnische minderheden. Een laatste deel zal specifiek gewijd worden aan problemen in de relatie tussen politie en etnische minderheden ten gevolge van eergerelateerd geweld.
Rekening houdend met de vaak fragmentarisch onderzoeken en het gevaar van veralgemening daardoor, willen we enkele nuances aanbrengen. In het Belgisch, maar ook in West-Europese landen wordt in het onderzoeksveld bijvoorbeeld enkel aandacht besteed aan niet-Europese migranten (voornamelijk Turkse en Marokkaanse gastarbeiders) uit de eerste en tweede migratiegolf, terwijl de derde migratiegolf nauwelijks het onderwerp van onderzoek uitmaakt. Onderzoek concentreert zich daarbij merendeels op jongeren, in het bijzonder jongens. Deze selectieve aandacht wordt verklaard vanuit de vaststelling dat zich daar wat betreft de relatie tussen etnische minderheden de meeste (zichtbare) problemen situeren. De waarschuwing voor veralgemening wordt door diverse auteurs aangehaald. We willen benadrukken dat etnische minderheden (o.m. wat betreft hun relatie met de politie) niet allemaal dezelfde zijn. Bovendien is de politie ook een heterogeen geheel. 124 Een summier overzicht van enkele resultaten van bestaande onderzoeken wordt hieronder weergegeven. Vooral het onderzoek van Easton et al.125 zal besproken worden.
124
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 31-32. 125
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009.
47
Verschillende oorzaken worden aangehaald als bron van conflicten met minderhedengroepen. De rode draad doorheen verscheidene onderzoeken is de verstoorde relatie tussen politie en etnische
minderheden
door
wederzijds
wantrouwen
of
vijandelijkheid. 126
Zowel
onderliggende processen aan de zijde van politie als aan de zijde van de etnische minderheden kunnen aan de basis liggen van deze strubbelingen.
Aan de zijde van de politie zijn er ten eerste stereotiepe denkbeelden over etnische minderheden die aanleiding kunnen geven tot negatieve vooroordelen. Het is zo dat stereotiepe en moraliserende denkbeelden over criminaliteit in de hand worden gewerkt door de oppervlakkige beoordeling van complexe en ambigue situaties.127 De stereotypes krijgen een nefast effect als er iemand op basis daarvan en niet op basis van zijn individuele persoon wordt beoordeeld. Dit gebeurt wanneer aan de stereotypering negatieve waardeoordelen worden gekoppeld of als het leidt tot negatieve vooroordelen van personen die louter gebaseerd zijn op hun lidmaatschap tot een bepaalde groep.128 De politieofficiers zijn gedeeltelijk een representatief deel van de samenleving. Het is daarom niet onbegrijpelijk dat in politieorganisaties ook raciale vooroordelen kunnen bestaan. Onderzoeken in de jaren ‟70 ‟80 en ‟90 in Groot-Brittannië toonden aan dat raciale stereotyperingen en vooroordelen zelfs groter zijn in een politieorganisatie dan in de totale samenleving.129 Dit zou een gevolg kunnen zijn van de solidariteit, loyaliteit en het samenhorigheidsgevoel dat tussen collega‟s groeit. Een gevolg is dat zij zelden tussenkomen wanneer collega‟s verbaal of fysiek geweld gebruiken tijdens interventies. In België werd dit in het onderzoek van Casman omschreven als “la loi du silence”.130
126
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 44-63. 127
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 36. 128
S. BREHM, S.M. KASSIN en S. FEIN, Sociale Psychologie. Gent, Academia Press, 2006, 135-144.
129
B. BOWLING, C. PHILLPS, A. SHAH, Policing ethnic minority communities, in T. NEWBURN, Handbook
of Policing, Devon, Willan Publishing, 2003, http://eprints.lse.ac.uk/9576/1/Policing_ethnic_minority_communities_(LSERO).pdf, 2. 130
M. CASMAN, P. GAILLY, C. GAVRAY, G .KELLENS G et A. LEMAITR, Police et immigrés. Brugge,
Vanden Broele, 1992, Geciteerd in M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E.
48
Toch is het niet zo dat een verhoogde selectieve aandacht, altijd het gevolg is van (raciale) stereotyperingen. Een verhoogde politieaandacht voor etnische minderheden vloeit ook voort uit hun verhoogde zichtbaarheid, ten gevolge van structurele factoren als hun economische achterstelling en culturele factoren zoals de straatcultuur of vrijetijdsleven. Ook wonen etnische minderheden vaak in economisch achtergestelde, verstedelijkte buurten, soms gezien als „probleembuurten‟. Het is dus niet altijd gericht op het allochtoon-zijn an sich, maar prioriteitenstellingen in het politiewerk op het operationele werkveld. 131
Sommige etnische minderheden voelen zich door de politiefunctionarissen gediscrimineerd, vinden dat de politie een onrespectvolle houding aanneemt en geen rekening houdt met de culturele codes (wat bij erezaken juist een gevoelig punt is). Door deze nefaste houdingen groeien bij allochtonen net zoals bij de politie stereotiepe opvattingen zoals; „politiemannen zijn allemaal racisten‟.132 Dit wordt nog meer in de hand gewerkt door negatieve ervaringen met een aantal onbeschofte politiefunctionarissen. In het onderzoek van Easton et al. tonen sommigen etnische minderheden uit België aan dat het tegendeel van een negatieve relatie met de politie ook mogelijk is. Sommige respondenten spreken over een goede relatie met de politie en wensen geen slechte ervaringen met de politie aan te halen. Daarnaast haalden een aantal respondenten aan dat er vooruitgang wordt geboekt in vergelijking met vroeger. Ook de inbreng van „kleur‟ in het personeelsbestand, zou de relatie ten goede komen.133
ENHUS, H. ELFFERS, F. HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 38. 131
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 33. 132
J. FEYS, Politie, een afspiegeling van de samenleving? De relatie tussen politie en etnische minderheden,
Geciteerd in G. DUHAUT, P. PONSAERS, G. PYL en R. VAN DE SOMPEL, Voor verder onderzoek… Essays over de politie en haar rol in onze samenleving. Brussel, Politeia, 2002, 776, Geciteerd in M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F. HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 44. 133
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 110.
49
Ook culturele verschillen kunnen aanleiding geven tot conflicten. Zo bestaan er in collectivistische culturen verschillende opvattingen over conflictoplossing. In landen met een sterke groepscultuur staat men minder open voor politionele interventie. Asielzoekers van Koerdische en Libanese origine bijvoorbeeld hebben de voorkeur voor “een informele conflictbeslechting gericht op het herstellen van sociale netwerken, waarbij bemiddeling en compromis centraal staan”134. Ook in Turkije wordt politionele inmenging niet warm onthaald. De feiten moeten immers binnenshuis opgelost worden, binnen de familie. 135 Dit wordt gekaderd in de groepscultuur van Turkije, waar het belang van het behoud van de eer binnen de gemeenschap wordt benadrukt. Bij concrete interacties tussen politie en etnische minderheden kunnen de culturele referentiekaders struikelblokken vormen voor een effectieve aanpak van het probleem. In de Turkse cultuur geldt bijvoorbeeld het vermijden van oogcontact met de gesprekspartner als een vorm van respect, terwijl dit in de westerse cultuur eerder wordt geassocieerd met desinteresse of het verhullen van de waarheid. 136 Eveneens kan sprake zijn van verschillende opvattingen over misdaad en straf. Zo hekelen politieagenten verdachten van Marokkaanse en Turkse origine omdat ze bepaalde misdrijven blijven ontkennen, ook al is het feit bewezen. 137 Een verklaring voor de ontkenning van bepaalde delicten ligt in het gezichtsverliezende gevolg van het misdrijf, zoals bij diefstal en
134
BIERBAUER H. “Toward an understanding of legal culture, variations in individualism and collectivism
between Kurd, Lebanese and Germans”, Law & Society Review, afl. 2, 1994, 243-264, Geciteerd in M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F. HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 45-46. 135
YEŞILGÖZ Y. Allah, Satan en het recht, Communicatie met Turkse verdachten, Proefschrift, universiteit
Utrecht, Arnhem, Gouda Quint, 2005, Geciteerd in M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F. HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 46. 136
F. LEENDERS en B. WESSELINGH, Blauw en andere kleuren, Cultuurverschillen in communicatie tussen
politie en allochtonen, Utrecht, Centrum voor Verslavingsonderzoek, 2003, www.politietopdivers.nl/media_files/files/blauw_en_andere_kleuren.pdf, 20-21. 137
W. PH. STOL and E.J.A. BERVOETS, “Policing Dutch- Moroccan youth”, Policing and Society, afl. 3, 2002,
191-200, Geciteerd in M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F. HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 50.
50
verkrachting. Dit zou de eer van de dader en de familie kunnen aantasten. 138 Volgens ons dient de politie oog of „feeling‟ te hebben voor dit soort van zaken. Zo kunnen zij op een gepaste manier reageren.
2.1.2 Noodzaak voor een passende politieaandacht voor eergerelateerd geweld In het vorige deel werd aangetoond dat het uitoefenen van politietaken in een multiculturele samenleving niet altijd van een leien dakje loopt. De politie dient haar taken zoals de handhaving van de openbare orde, opsporing van strafbare feiten en het verlenen van noodhulp in elke situatie uit te voeren en dient iedereen op een gelijke wijze te behandelen. De politie heeft immers het geweldsmonopolie en dient daarbij neutraal te zijn. Elke politieagent moet elk individu waardevrij benaderen, zonder vooroordelen. De politie handhaaft slechts de wet. “Het gaat hier om je rol als professional, waarbij zaken als legitimiteit, neutraliteit en vakmanschap de boventoon voeren.”139 Maar dat wil niet zeggen dat er geen rekening mag gehouden worden met culturele aspecten. Dit zou zelfs voor een pak minder problemen zorgen. Uitgekiende strategieën en tactvolle omgangsvormen met etnische minderheden die steunen op kennis over de maatschappelijke context waarin die zich bevinden, hebben een grote kans tot slagen.140 In studies wordt meermaals aangehaald dat de politie zich naast de ordehandhaving, verdienstelijk zou kunnen maken door in te schatten wat „echt‟ leeft in de multiculturele buurt. Studies prijzen nauwere banden aan met de etnische bevolking van multiculturele buurten.141 Een simpel voorbeeld is dat de politie rekening houdt met bepaalde voorschriften in andere culturen zoals het uitdoen van schoenen bij een huisbezoek aan moslims. Op die manier kan een eerste stap gezet worden naar wederzijds 138
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 50. 139
LECD, Gelijkwaardigheid in diversiteit, Op weg naar sterker blauw, Apeldoorn, Landelijk ExperticeCentrum
Diversiteit, 2010, www.politieacademie.nl/lecd/algemeen/Documents/110310%20LR%2011005%20Jaarverslag%20LECD%202010versie1.pdf, 10. 140
W. PH. STOL and E.J.A. BERVOETS, “Policing Dutch- Moroccan youth”, Policing and Society, afl. 3,
2002, 191-200, Geciteerd in M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F. HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 50-51. 141
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 51.
51
respect en vertrouwen. Deze eigenschappen zijn zeer belangrijk bij culturele delicten zoals eremoord en eergerelateerd geweld. Deze delicten spelen zich immers af in gesloten sfeer. Wederzijds vertrouwen en respect krijgen van slachtoffers en eventuele getuigen is daarbij cruciaal. Bij eergerelateerd geweld gaat het om zaken die gevoelig liggen. Er staan immers eergevoelens op het spel. Een doeltreffende aanpak is dus heel belangrijk. Het werkt bovendien ontradend ten opzicht van toekomstige daders. Drastische repressie is belangrijk, maar tegelijk moet er ook worden nagedacht over efficiënte communicatie zodat signalen goed kunnen worden opgevangen.142 Het is dus aanbevolen om bij de operationele aanpak rekening te houden met de culturele context die gebaseerd is op kennis en cultuurexpertise.
2.2 De operationele aanpak van politie inzake eergerelateerd geweld 2.2.1 Pilootproject politie Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid als voorbeeld Nederland heeft i.v.m. de politieaanpak van eergerelateerd geweld al veel expertise opgedaan. Het is dan ook interessant om na te gaan hoe de Nederlandse politie omgaat met eergerelateerd geweld. Het belangrijkste voorbeeld waar in Nederland (en ondertussen door ingewijden in de materie in Vlaanderen) geregeld naar wordt verwezen is het pilootproject in de politieregio Haaglanden die in samenwerking met de politie Zuid-Holland-Zuid in 2004 is gestart om de politieaanpak inzake eergerelateerd geweld te versterken. Medio 2006 is dit project afgesloten. Via het pilootproject wilde men onderzoeken op welke manier deze misdrijven het best geregistreerd kunnen worden en welke mogelijke knelpunten zich bij een landelijke systeemregistratie kunnen voordoen. Daarnaast had men de ambitie om een overdraagbare aanpak onder politieagenten te ontwikkelen en de signalering van aan eergerelateerde delicten te verbeteren. Om enig inzicht te verwerven in de thematiek, rapporteerde de politie Haaglanden over zaken die bij de politie bekend waren. Aangezien eergerelateerd geweld pas na een analyse van het motief herkenbaar wordt, hebben de medewerkers van de politie Haaglanden zich toegelegd op de culturele achtergrond van mensen uit het Midden-Oosten in een breder perspectief zoals het huwelijk, echtscheiding, opvoeding van kinderen en de scheiding der seksen. Deze kennis maakt het hen mogelijk
142
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl.
52
inzicht te krijgen in wat er speelt, waarom het geweld wordt gepleegd en hoe escalatie eventueel is af te wenden. 143 Sinds 2004 is onder de politie Haaglanden de Unit Multi-Etnisch Politiewerk ondergebracht, die zich naast het gewone politiewerk ook bezighoudt met een signaliserende en adviserende rol. Zij stond ondermeer in voor de leiding van het pilootproject. Daarnaast geeft de Unit zowel binnen als buiten de eigen regio bij de politie en andere partners van de veiligheidszorg algemene voorlichting over actuele fenomenen, waarbij enig inzicht in cultuur en geschiedenis van specifieke etnische groepen belangrijk is. De Unit bouwt in verschillende etnische gemeenschappen voortdurend aan een netwerk en onderhoudt bestaande contacten. 144 Op basis van het project heeft de minister van Justitie in 2008 het Landelijk Expertisecentrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) opgericht. Dit centrum is ondergebracht bij de politie Haaglanden. Hun taak bestaat er in politiekorpsen te adviseren en te ondersteunen bij de aanpak van lastige eerzaken, wetenschappelijk onderzoek te doen naar de achtergronden van eerzaken en de politieaanpak en onderwijs en voorlichting te geven aan o.a. politieagenten en netwerken met maatschappelijke organisaties. Instanties die het expertisecentrum kunnen raadplegen, zijn de politie, het Openbaar Ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en vrouwenopvang. 145 2.2.2 Van herkenning tot de effectieve aanpak van eergerelateerd geweld Probleemoplossen kan gezien worden als een beginfase en een eindfase. De beginfase is dan het onopgelost probleem en de eindfase is het opgeloste misdrijf. Bij eenvoudige misdrijven is het al op voorhand duidelijk met welke acties het probleem kan worden opgelost. Bij complexe problemen zoals eergerelateerd geweld is het veel minder evident het probleem op te lossen. Vaak is bij eergerelateerd geweld de afstand tussen de beginsituatie en eindsituatie zodanig groot dat er geen acties kunnen bedacht worden om het einddoel te bereiken. Ook omdat eergerelateerd geweld zodanig veel verschijningsvormen heeft, is het koffiedik kijken of de gemaakte acties ook tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Daarom is er een grondige
143
J. GOEDEE, M. ALBRECHT, R. DEJONG en R. ERMERS, Werkboek eergerelateerd geweld. Het
organiseren van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom uitgevers, 2010, 113. 144 145
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006,18. www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/agressie-en-geweld/eergerelateerd-geweld/aanpak-eergerelateerd-geweld
53
analyse nodig van de bijzondere kenmerken van het probleem en het gewenste doel, om tot concrete acties over te gaan.146 Om tot een aanpak van eergerelateerd geweld te komen, is het van belang om verschillende stappen te ondernemen. De stappen van het ter kennisneming van de problematiek tot het werkelijke proces-verbaal vormen de leidraad. Bij de eerste stap is het belangrijk dat een misdrijf of een aanklacht herkend wordt als een erezaak. De heer Van De Plas beweert dat er in België dringend een betere herkenning van erezaken nodig is. Het gebeurt nog te vaak dat een meisje een verhaal vertelt dat niet au sérieux wordt genomen, omdat men denkt dat het verhaal verzonnen is. 147 Kennis van deze problematiek is dus hoogst noodzakelijk. Maar kennis alleen is meestal niet genoeg. Er zijn tussenschakels of „informanten‟, partners van de veiligheidszorg, nodig die een belangrijke rol kunnen spelen bij de herkenning van erezaken of het doorspelen van concrete situaties. Belangrijke professionals die onder meer actief zijn in
vrouwenopvang,
gezondheidszorg,
onderwijs,
hulpverlening,
bij
gemeentes
en
maatschappelijk werk, kunnen gezien hun ervaring meewerken met de politie om dergelijke misdrijven te helpen herkennen. Na een sterk vermoeden van een erezaak, die gekenmerkt wordt door een rode vlag, wordt een checklist gebruikt om de zaak verder te onderzoeken. 2.2.2.1
De herkenning van een eergerelateerde zaak
De manier waarop een politieambtenaar kennis neemt met een eergerelateerde zaak kan zowel op een passieve als op een actieve wijze. Passief betekent: mensen komen met een aangifte of informatie bij de politie. Dit kunnen slachtoffers, deskundigen, getuigen of partners in de veiligheidszorg zijn. Actief betekent dat de politie zelf kennis neemt van een misdrijf. Er loopt bijvoorbeeld een onderzoek naar geweldpleging en bij het opsporingsonderzoek blijkt er eveneens een eercomponent in het spel te zijn. De moeilijkheid bestaat er in om in de grote informatiestroom van misdrijven de component „eer‟ te detecteren. Een binnenkomende zaak is immers heel algemeen en bevat nog incongruenties door verhalen van getuigen, slachtoffers en eventuele daders. Het is niet altijd direct duidelijk wat de aanleiding is van een misdrijf en
146
C.J. DE POOT, R.J. BOKHORST, P.J. VAN KOPPEN en E.R. MULLER,. Rechercherapport. Over
dillemma‟s in de opsporing, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2004, 24-25. 147
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl.
54
welk conflict aan de grondslag ligt.148 Omdat over eergerelateerd geweld een groot taboe heerst, komen mensen met een onduidelijk verhaal bij de politie, omdat ze de erekwestie niet durven uit te spreken.149 Eer als motief kan zeer complex zijn. Soms komen belangrijke elementen direct ter kennis bij de politie. In andere gevallen moet het motief met onderzoek worden achterhaald. Het is noodzakelijk om een verhaal waarin vermoedelijk eergevoelens in meespelen diepgaander te analyseren. “Een binnenkomende casus kan het best vergeleken worden met een ui, die systematisch moet worden gepeld; en het ene geval bevat meer lagen dan het andere.”150 Het is wel zo dat er een werkdefinitie van Ferwerda en Van Leiden (beiden werkzaam bij het advies- en onderzoeksgroep Beke) is opgesteld, die eergerelateerd geweld uitlegt. Daarvoor wordt verwezen naar pagina 21 van de thesis. Op basis van deze definitie alleen kan niet altijd onomstotelijk worden vastgesteld of de zaak al dan niet onder de noemer van eergerelateerd geweld kan gebracht worden. De definitie is te eng, om in de beginnende fase reeds vast te stellen of we te maken hebben met eergerelateerd geweld of niet. Het enige wat we kunnen waarnemen aan eergerelateerd geweld, is het geweld op zich. Het onderdeel „eer‟ is niet tastbaar, maar is een sociale constructie. Meestal wordt het plegen of dreigen van geweld voor- of achteraf gemotiveerd door een verwijzing naar geschonden eergevoelens. Zo kunnen hevige conflicten bij een echtscheiding niet direct signalen geven dat het eigenlijk om een eerzaak gaat. Het is moeilijk in te zien dat dreiging bij echtscheidingen waarin eergevoelens een rol spelen, groter is dan huiselijk geweld bij echtscheidingen. Mede doordat de dreiging ook minder collectief is dan een klassieke eermoord.151 De verklaringen van verdachten of andere betrokkenen kunnen hierin een belangrijke rol spelen.
In Mechelen wordt werk gemaakt van vroegdetectie en screening van eremoorden en eergerelateerd geweld. De screening gebeurt op basis van vaststellingen van de
148
J. JANSSEN, Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie, Een onderzoek naar
casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, april 2008, http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport1Eerzaken.pdf, 49. 149 150
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 170. J. JANSSEN, Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie, Een onderzoek naar
casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, april 2008 http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport1Eerzaken.pdf, 49. 151
E.J. VAN DER TORRE en L. SCHAAP, Eergerelateerd geweld, een onderzoek naar twintig ernstige zaken.
Den Haag, Reed Business, 2006, 49.
55
politieambtenaren. Men kijkt daarbij of het huishoudelijk geweld een geval van eergerelateerd geweld is.
2.2.2.2
Rode vlaggen
Om de herkenning van een eergerelateerd misdrijf te vergemakkelijken werd in de pilootproject bij de politie Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid een systeem van vroegherkenning bedacht. Het gaat om de zogenaamde rode vlaggen, die de waarnemer alert maken voor een eventuele aanwezigheid van eer als motief. Daarna volgt de toepassing van de uitgebreide checklist „eergerelateerd geweld‟ (zie infra) op basis waarvan informatie wordt verzameld voor verdere analyse. Naarmate de analyse vordert, zal men aan het toekennen van eer als mogelijk motief steeds strengere eisen moeten stellen. Bij een duidelijk vermoeden dat een element van eer meespeelt, zijn „rode vlaggen‟ de aanwijzing dat deze zaak verder onderzocht moet worden. Een „rode vlag‟ betekent niet altijd dat er sprake is van eergerelateerd geweld, wel is het raadzaam om de zaak beter onder de loep te nemen. Tijdens het pilootproject Haaglanden zijn verschillende rode vlaggen in beeld gekomen. Deze waarschuwingssignalen hebben betrekking op verschillende onderwerpen. Sommige vlaggen wijzen naar de aanleiding tot een eerschending. Voorbeelden zijn bedreigingen, beledigingen en beschimpingen waardoor mensen zich in hun eer worden aangetast. Ook conflicten over meningen op seksueel vlak tussen betrokkenen kunnen een eerschending met zich meebrengen.152 Naast alertheid op aanleidingen voor eerschending hadden rode vlaggen ook betrekking op vormen van eerherstel. Vormen van eerherstel werden in het eerste deel reeds besproken. We weten dat het kan gaan van woordenwisseling of psychisch geweld tot zelfs ernstige geweldpleging en moord. Volgens de heer Van De Plas moeten eremoorden worden bekeken binnen een sociaal systeem. Bij de diagnose zouden we de problematiek moeten kunnen situeren op een schaal van eerschending om te weten of we ons in het begin van een dreiging bevinden dan wel in een eindfase met moord als mogelijk
152
J. JANSSEN, Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie, Een onderzoek naar
casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, april 2008 http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport1Eerzaken.pdf, 59-75.
56
gevolg. 153 Een laatste set rode vlaggen heeft betrekking op meer algemene kenmerken van codes en achtergronden van betrokkenen.
Het systeem van de rode vlaggen is inmiddels in Mechelen en Verviers overgenomen. In Verviers is er op het parket een persoon aangesteld die alle dossiers met betrekking tot geweld analyseert. Bij een vermoeden van een eergerelateerde zaak, wordt er op het rapport een rode vlag gezet. Daarna wordt een opsporingsonderzoek ingezet, om meer informatie te verkrijgen.
2.2.2.3
Checklist „eergerelateerd geweld‟
Wanneer er twijfel bestaat en het motief „eer‟ moeilijk te achterhalen valt, maakt men gebruik van een checklist „eergerelateerd geweld‟ (zie bijlage 1).154 Deze checklist is een eenvoudig instrument om verder informatie te verzamelen nadat politieambtenaren een rode vlag herkenden. De checklist wordt in het boek „Je eer of je leven‟ van Janine Janssen omschreven als “een lijst met vragen en tips die helpen bij het in kaart brengen van verschillende verhaallijnen in één casus”155. Het is de bedoeling om op basis van goede informatie het inzicht in de zaak te verbeteren en van daaruit een doeltreffende aanpak te realiseren. Het antwoord op de vraag „Speelt in de zaak effectief het motief „eer‟ een rol?‟ kan aan de hand van de checklist gevonden worden. Deskundigen kunnen nadien gebruik maken van de gegevens in de checklist om een beeld te krijgen van de achtergrondlijnen die zich voordoen bij de betreffende (eergerelateerde) zaken.
De checklist is opgebouwd uit een aantal rubrieken:
- de melding Bij de melding van een zaak waarin „eer‟ vermoedelijk een rol speelt, is het belangrijk dat de politieambtenaar de zaak „au sérieux‟ neemt. Men dient de melder op een open wijze te benaderen. Het is daarbij beter dat er niet rechtstreeks gevraagd wordt naar het motief eer. Het 153
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 154
Zie bijlage 1.
155
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 79.
57
gevaar is dat de melder zich geslotener zou opstellen, omdat „eer‟ gevoelig ligt en praten over „eer‟ vaak moeilijk is. Verder is het vaak zo dat de melders de moed moeten vinden om tot bij de politie te komen. Het is zo dat in bepaalde gemeenschappen de politie de laatste instantie is, waar mensen zich tot wenden als er een probleem is. 156 Uit een onderzoek van Terpstra in samenwerking met Hahn bleek dat jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst de problemen eerst in eigen kring proberen op te lossen alvorens hulp in te roepen. De oorzaken zijn volgens hen de onwetendheid omtrent de Nederlandse hulpverlening, maar ook angst en wantrouwen, omdat de hulpverlener als een buitenstaander gezien wordt.157 Jongeren zullen de stap niet gauw zetten, omdat het een bedreiging zou kunnen vormen voor de eer van de familie. Een Zweedse politieofficier die zich specialiseerde in dit soort van delicten gaf nog een andere reden aan waarom slachtoffers niet gauw de politie gaan opzoeken. Volgens hem komt dat omdat de politie en andere autoriteiten in het land van herkomst als een bedreiging werden gezien.158 Om die redenen mag je de melders nooit de boodschap geven dat het te druk is en dat ze later moeten terugkomen. Bovendien daalt de aangiftebereidheid als (potentiële) slachtoffers vaststellen dat hun aangifte niet serieus wordt genomen of dat ze twee maanden later met dezelfde problemen geconfronteerd worden.159
- de aard van het probleem Om de aard van het probleem te achterhalen zijn vragen zoals „Waarvoor is hij bang, wie zijn er bij betrokken en wie heeft weet van het probleem?‟ aangeraden. Om de melder op zijn gemak te stellen, kan men vragen stellen over de personalia. Als de melder onmiddellijk het probleem wil schetsen, kan men nagaan of de zaak effectief te maken heeft met „eer‟. Als daarop bevestigend wordt geantwoord, kan men verder vragen stellen over de eventuele 156
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 80.
157
J. TERPSTRA en A. HAHN, Een problematische ontmoeting, Psycho-sociale hulpverlening aan jongeren
van Turkse en Marokkaanse afkomst, Nijmegen, s.l., 1985, 18, geciteerd in: M. BEUKERS-BAAJIENS, Geduld doorboort marmer, De systeembenadering van Stichting Woonhuis te Gouda in de hulpverlening aan Marokkaanse gezinnen, Doctoraalscriptie, Beleid, communicatie en organisatie, Vrije Universiteit Amsterdam, 2001, 21. 158
N. ABDO and S. MOJAB, Violence in the name of honour, Theortical and political challenges, Istanbul,
Bilgi university press, 2004, 203-204. 159
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl.
58
betrokkenen, over de aard van de eerschending en over soort eerzuivering. Daarbij is het belangrijk om na te gaan indien er al geweld is gepleegd of indien er al een poging is ondernomen. Belangrijk in deze stap is oog te hebben voor de emoties van de melder.160
- relevante vragen met betrekking tot personalia Er wordt gevraagd naar de personalia van alle betrokkenen. Zowel het huidige adres als het land van afkomst, streek en provincie zijn belangrijke elementen. Daarbij dient men een kopie te maken van documenten zoals de verblijfsvergunning en nationaliteit. Verdere informatie van andere betrokkenen kunnen meer feiten aan het licht brengen en achtergrondinformatie verschaffen. 161
- relevante vragen met betrekking tot sociale en economische achtergronden Vragen omtrent de sociale en economische achtergronden gaan verder dan het individu. Hier moet een beeld gevormd worden van de groep in familieverband of in de gemeenschap. Dit beeld moet betrekking hebben op het huidige land, maar ook op het land van herkomst. Specifiek moet nagegaan worden wat de relaties zijn tussen de verschillende leden. Wie heeft de leiding, wat wordt verwacht van elkaar en wat niet? Daarnaast zijn vragen over religie, opvattingen over bepaalde waarden en normen en meningen over (homoseksualiteit), manvrouwverhoudingen, opvoeding, uiterlijk en uitgaven interessant. Onderzoeken in welke mate er verschillen bestaan tussen leden betreffende deze onderwerpen. Kennis hierover kan inzicht bieden in de aanwezigheid van het motief „eer‟. Bij economische en sociale vragen van betrokkenen zijn volgende onderwerpen relevant: de financiële toestand, de plaats op de arbeidsmarkt of de opleiding. Wel moet hier opgepast worden voor sociaal wenselijke antwoorden.162
- relevante vragen met betrekking tot ervaringen met geweld Informatie over huidige bedreigingen, poging tot geweldpleging of daadwerkelijke geweldplegingen zijn van belang, maar eventuele geweldplegingen in het verleden kunnen meer duidelijkheid geven. Zo kan gevraagd worden naar eerdere geweldplegingen, eventuele aangiftes daarvan en kan onderzocht worden of zaken geregistreerd staan in het eigen
160
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 80-81.
161
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 81.
162
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 82-83.
59
informatiesysteem. Aan geweldpleging moet zowel aan fysiek als aan psychisch geweld gedacht worden.163
Op basis van de antwoorden op de vragen die men bij de vorige rubrieken verkregen heeft, is een verdere analyse van de zaak aangewezen. Onder het begrip analyse wordt verstaan: “een beschrijving van voorvallen aan de hand van geobjectiveerde waarnemingen, een (culturele) toelichting - eventueel door tussenkomst van een externe deskundige - op de aan - of afwezigheid van een geschonden eergevoel als motief voor (dreigend) geweld en een advies voor het maken van een plan van aanpak.”164 De volgende onderdelen van de checklist geven tips mee over hoe men de zaak nu het best kan analyseren en welke informatie relevant is, voor wie de informatie van belang is en wat er mee gedaan wordt voor het plan van aanpak.
- het maken van een plan van aanpak Bij het maken van een goed plan van aanpak is enige voorzichtigheid geboden. Overhaaste en te snelle of ondoordachte beslissingen kunnen een averechts effect hebben bij deze problematiek. Als we denken aan het feit dat een goed bewaard geheim door onoplettendheid of door onachtzaamheid van een politieambtenaar of partners uitlekt, kan dat desastreuze gevolgen hebben voor de betrokkene. Zeker als dat geheim een eerschending met zich meebrengt. Bij een plan van aanpak moet men volgens de heer Van De Plas gepast reageren. “Als een interventieploeg met zwaailichten ter plaatse komt, wordt de eer in het lokale milieu nog meer geschonden.”165 Eerschending ligt zodanig gevoelig in de familie of gemeenschap dat doorverwijzing naar een deskundige vaak aangewezen is. Ook zij hebben informatie nodig om de specifieke situatie te analyseren. Daarvoor is het handig om een familieboomstam of een netwerkoverzicht te hebben, waarin de onderlinge relaties tussen de betrokkenen zijn weergegeven. Volgende zaken zijn daarin belangrijk: „Wie is het slachtoffer?‟, „Waar verblijft de potentiële dader op
163
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 83-84.
164
J. JANSSEN, Analyse van mogelijke eerzaken, het gebruik van de checklist en externe deskundigen, Een
onderzoek naar casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, 2006, http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport2Eerzaken.pdf, 58. 165
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl.
60
dit moment?‟, „Wie heeft de aanzet gegeven tot eergerelateerd geweld (de intellectuele dader)?‟ en „Wie zal dit uitvoeren (de materiële dader)?‟. Dit kan nog aangevuld worden met andere gegevens. Daarnaast kan men in kaart brengen wat het slachtoffer en/of andere betrokkenen graag zouden verwachten, of ze de relatie met de eerschender willen handhaven, of ze bereid zijn om familiale banden te doorbreken. Afspraken omtrent de verwachtingen van de betrokkenen en van de politie moeten best officieel ondertekend worden.166 Informatie is dus heel belangrijk, wil men een effectief plan van aanpak opstellen. Wel is het zo dat er te veel verschillende casussen bestaan om het plan van aanpak gestandaardiseerd te maken. In sommige situaties zal een bemiddelaar uit de eigen familie of een goede kennis een oplossing bieden. Maar in andere gevallen kunnen de relaties zodanig vertroebeld zijn, dat dit niet meer mogelijk is. Een geestelijke leider zou een alternatief kunnen zijn, maar als dit niet in overleg wordt gepleegd met de rest van de familieleden en zij dit geestelijk gezag niet aanvaarden, kan dit ernstige gevolgen met zich meebrengen. Het is daarom altijd aangewezen om deze informatie in te winnen en nooit ondoordachte beslissingen te nemen. 167 Een hulpmiddel om de hele situatie van beginpunt tot de stand van zaken in een erekwestie te verduidelijken, is het maken van tijdlijnen. Zo kunnen we een tijdlijn opzetten over het mogelijke verloop van een ereconflict. Daarnaast zijn tijdlijnen goed om een overzicht te hebben van het optreden van de politie en hun ketenpartners. Men moet telkens aanduiden of er tolken, deskundigen werden ingezet, waar en wanneer. “Door het chronologische verloop in een casus helder in kaart te brengen en daarbij niet alleen aandacht te besteden aan de voorgeschiedenis en de verdere ontwikkeling van de „verhaallijn‟, maar ook aan de inzet van de politie en ketenpartners, kunnen verschillende scenario‟s worden doordacht en kan een degelijk plan van aanpak worden gemaakt.”168
- het horen van betrokkenen en het gebruik van tolken Iedere betrokkene dient gehoord te worden. Zo kunnen verschillende verhaallijnen met elkaar vergeleken worden. De verhoorders moeten alert zijn voor verschillend signalen en
166
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 84-88.
167
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 84-88.
168
J. JANSSEN, Analyse van mogelijke eerzaken, het gebruik van de checklist en externe deskundigen, Een
onderzoek naar casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, 2006, http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport2Eerzaken.pdf, 82.
61
eergerelateerde uitspraken. Zo kunnen verschillende onderliggende meningen opgevangen worden van verschillende betrokkenen die anders denken over eerschendingen. 169 Het is daarbij aangeraden om niet met een tolk te werken als duidelijk met de betrokkenen kan gecommuniceerd worden. Een tolk vanuit de ingroup zou immers weerstanden kunnen oproepen, doordat deze herkend wordt als iemand die behoort tot een bepaalde groep of stroming. Ook schaamte en angst voor roddels kunnen ervoor zorgen dat er weinig informatie wordt vrijgegeven. 170 Een tweede probleem is dat tolken zich als mede recherche-inspecteur kunnen opstellen en dit het belang van een goed verhoor kan schaden. 171 Het Home Office, Foreign & Commonwealth Office en Association of Chief Police officers in Groot-Brittannië stelde richtlijnen op wat betreft het gebruik van tolken. Er wordt gewaarschuwd tegen het inschakelen van familie of vrienden als tolk. Het spreekt voor zich dat het gevaar hier bestaat dat vertrouwelijke informatie naar buiten kan komen. Als een tolk nodig is, wordt aanbevolen om iemand te nemen die de taal en liefst het specifieke dialect spreekt.172 Als er met een tolk gewerkt moet worden, kan volgens ons geopteerd worden voor iemand die Belg is of geen moslim. Als het slachtoffer een vrouw is, kan gezocht worden voor een vrouwelijke tolk en vrouwelijke verhoorder. Misschien zullen zij zich zo, gezien de omstandigheden, meer op hun gemak voelen dan bij een mannelijke verhoorder.
- het vastleggen en doorgeven van informatie Het is vrij logisch dat de vrijgegeven informatie automatisch wordt gerapporteerd. Ook van alle afspraken tussen de politieambtenaren onderling en diens partners, en afspraken gemaakt met de betrokkenen, dient een overzicht gemaakt te worden. Het gaat hier over afspraken met betrekking tot het verspreiden van informatie aan betrokkenen en derden. Opgelet met eventuele vrijwilligers die geen kennis hebben in deze materie. Het verstrekken van informatie aan deze mensen zou ernstige gevolgen hebben als informatie door onwetendheid verspreid wordt.173
169
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 88-89.
170
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 88-89.
171
A. BOCKER en R, SCHWITTERS, Recht en samenleving in verandering, Inleiding in de rechtssociologie,
Deventer, Kluwer, 2008, 268-269. 172
ASSOCIATION OF CHIEF POLICE OFFICERS, Dealing with cases of forced marriage, Guidelines for
police, London, Association of Chief Police Officers, 2005, www.forcedmarriage.net/media/images/FMGuidance-for-PoliceOfficers_108.pdf, 27. 173
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 89-90.
62
- de inzet van deskundigen Eerder is al aangegeven dat deskundigen een nuttige aanvulling kunnen vormen op het werk van de politieagenten bij eergerelateerde zaken. Zij kunnen onder andere helpen zoeken naar een geschikte bemiddelaar, externe experts en informatie uit andere landen. Ook kennis van de betreffende culturen en wetgeving uit de betreffende landen kunnen een belangrijk inzicht bieden. Zij kunnen culturele verklaringen geven die een belangrijke blik werpen op de beweegredenen van de betrokkenen. 174 De heer Van De Plas denkt ook aan protocollen van samenwerking en informatiedoorstroming. 175
- bemiddeling door de politie Als er een bemiddelend gesprek komt, is een goede voorbereiding noodzakelijk. In de eerste plaats moet een geschikte locatie gevonden worden, liefst op neutraal terrein. Als er vermoedens zijn dat betrokkenen gewelddadig kunnen zijn, kan er eventueel gefouilleerd worden. Bij een bemiddelend gesprek moet men er altijd voor zorgen dat de betrokkenen niet gezien kunnen worden bij hun verplaatsing naar de plaats van bemiddeling. Indien een politieambtenaar als gespreksleider wordt gekozen, is het aangeraden om de oudste persoon of de hoogste in rang te kiezen. In het boek van Janine Janssen wordt geopteerd voor een mannelijke bemiddelaar.
176
In een eerdere passage opteerden wij voor een vrouwelijke
verhoorder, maar dit bij eventuele vrouwelijke slachtoffers. Alhoewel een dergelijke aanbeveling niet meer van deze tijd is, kan dit een positieve insteek zijn.
Als het tot een bemiddelend gesprek komt, is een voldoende open houding ten aanzien van de gesprekspartner van belang, wil men de communicatiestijl op hem/haar of de groep afstemmen. Kennis en culturele expertise over diens cultuur is dus aangewezen. Eerder zagen we reeds dat kennis over de andere culturen kan bijdragen tot een professionele uitvoering van het politiewerk. We weten inmiddels al dat communicatie tussen personen met verschillende achtergronden tot problemen kunnen leiden. Het komt veel voor dat politieagenten de cultuur als oorzaak benoemen voor dergelijke problemen. In verscheidene 174
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 90-91.
175
S. DE BETHUNE en I. DURANT, De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens
het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 25-06-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&VOLGNR=1&LAN G=nl. 176
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 91-93.
63
communicatietheorieën177 wordt aangenomen dat interactie tussen mensen met een verschillende culturele achtergrond, niet altijd cultureel van aard is. Daar moeten we toch mee opletten. Een andere culturele identiteit en de uiterlijke waarnemingen van het anders zijn, zijn veeleer toe te schrijven aan kenmerken als kleding, naam, manier van spreken, raciale kenmerken en andere waarneembare identiteitssymbolen.178 Culturele identiteit is het behoren tot een groep met gedeelde opvattingen, herinneringen, instituties, symbolen, betekenissen als normen en waarden voor gedrag.179 Om na te gaan in welke mate cultuurverschillen een invloed hebben op de communicatieproblemen, is verder onderzoek nodig. Toch is het aan te bevelen om met diverse factoren rekening te houden, waaronder cultuur, zonder onnodig daarop de nadruk te leggen. 180
Voorgaand hebben we reeds enkele communicatieproblemen besproken als hinderpaal voor de interactie tussen politie en etnische minderheden. De betekenis van non-verbale signalen kan voor beide partijen verschillen en leiden tot misverstanden, onbegrip en wantrouwen. Omdat eergerelateerd geweld een zodanig emotioneel en moeilijk bespreekbaar onderwerp is, waarover beide partijen, zowel de politieagent als de betrokkene andere (in een hiërarchische relatie) opvattingen hebben, en gelet op het escalerende karakter van deze misdrijven, is het aangeraden om met enige gevoeligheid te communiceren.
De familieleden van de eerverliezende partij ziet zichzelf vaak als slachtoffer. Het is vaak door toedoen van de „schuldige‟ dochter of vrouw dat zij in deze benarde situatie zijn terechtgekomen. Begrip voor deze zorgwekkende positie kan de zaak reeds doen bekoelen. Het is belangrijk dat de politieagent de eerschending niet minimaliseert, maar dat hij laat zien dat hij weet dat de familie in een moeilijke positie verkeert. Men moet weten dat de politie
177
De theorie van adaptieve interculturele communicatie van Ellingsworth en de theorie van de culturele
identiteit van Collier en Thomas. 178
F. LEENDERS en B. WESSELINGH, Blauw en andere kleuren, Cultuurverschillen in communicatie tussen
politie en allochtonen, Utrecht, Centrum voor verslavingsonderzoek, oktober 2003. www.politietopdivers.nl/media_files/files/blauw_en_andere_kleuren.pdf, 45-51. 179
J. COEMAN, L. DE MAN en G. JANSSENS, Gedragswetenschappen, Identiteit, Antwerpen, Uitgeverij De
Boeck, 2004, 41. 180
F. LEENDERS en B. WESSELINGH, Blauw en andere kleuren, Cultuurverschillen in communicatie tussen
politie en allochtonen, Utrecht, Centrum voor verslavingsonderzoek, oktober 2003. www.politietopdivers.nl/media_files/files/blauw_en_andere_kleuren.pdf, 45-51.
64
hen wil helpen, maar dat enig geweld ontoelaatbaar is. 181 Het is daarbij belangrijk om in te blijven communiceren om een vertrouwensband te creëren. De checklist is een uitstekend hulpmiddel om eergerelateerde zaken te herkennen. Toch mag dit niet het enige middel zijn om informatie te verzamelen en na te gaan of het gaat over een eergerelateerde zaak. Overleg met deskundigen op basis van alle verzamelde informatie kan helpen om zo weinig mogelijk over het hoofd te zien. Ook al is er volgens de checklist geen sprake van een eergerelateerde zaak, deskundigen die het tegenovergestelde denken, moeten de mogelijkheid krijgen om verder te onderzoeken of dit werkelijk zo is. De checklist mag dus volgens ons niet blindelings gevolgd worden. 2.2.2.4
Opsporingsonderzoek en voorbereiding tot vervolging
Als het daadwerkelijk strafbare geweldplegingen betreft, zal de politie zich toespitsen op de dader door middel van opsporing. De verzamelde informatie kan bijdragen tot het dossier in het kader van de vervolging. Eigenlijk gaat het hier over de reguliere taken van de politie. Alleen zal zorgvuldig nagedacht moeten worden over de te nemen opsporingstechnieken. Na een diepgaande analyse van de situatie, kan in bepaalde gevallen gekozen worden om in een vroeg stadium opsporingsmiddelen in te zetten ter bestrijding van (een escalatie van) eergerelateerd geweld.182
In het politieonderzoek moet men rekening houden met cultuur als factor van invloed. Hiermee wordt bedoeld dat cultuur als verklarende factor gestaafd moet worden, en niet als vertrekpunt van de analyse. Cultuur als factor kan invloed hebben op de manier waarop een keuze voor bepaalde opsporingstechnieken wordt gemaakt. In het tweede deelrapport van het pilootproject Haaglanden wordt het volgend voorbeeld aangehaald. Als men doorheeft dat een gewelddadig misdrijf te maken heeft met eer, waarbij groepsdruk wellicht een belangrijke factor is, kan tijdens het onderzoek rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat er naast de dader nog andere betrokkenen zijn, die meegewerkt hebben aan het misdrijf.183 Het is
181
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 175.
182
X, “Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld, 29 maart, 2010,
www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht/geweld/@155196/aanwijzing-huiselijk/. 183
J. JANSSEN, Analyse van mogelijke eerzaken, het gebruik van de checklist en externe deskundigen, Een
onderzoek naar casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, 2006, http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport2Eerzaken.pdf, 52.
65
tijdens het opsporingsonderzoek vaak moeilijk uit te maken wie het slachtoffer is en wie de dader, omdat in de gemeenschap of in de familie gezwegen wordt. Door het eermotief voor ogen te houden, kan evenwel rekening gehouden worden met het feit dat er sprake was van voorbedachten rade, waar een familieraad aan voorafging. Voorbedachten rade zou betekenen dat een eerwraakgeval bestempeld wordt met moord i.p.v. doodslag. Moord wordt bestraft met een levenslange opsluiting, terwijl doodslag bestraft wordt met een gevangenisstraf van 20 tot 30 jaar. Daarover in het derde hoofdstuk meer.
2.2.3 Problemen bij de operationele aanpak politiewerk bij eergerelateerd geweld 2.2.3.1
Problemen wat betreft de kenmerken van eergerelateerd geweld
Voor een apparaat zoals de politie, waarbij een cultuur heerst van duidelijke taal en duidelijk omschreven taken, is de aanpak van eergerelateerd geweld geen eenvoudige taak. Voor de afhandeling van eerconflicten moet men immers flexibel kunnen zijn en iedere casus als een unieke zaak bekijken.
De politie komt veel in aanraking met dreigementen, waarbij in de meeste gevallen een verder stadium van geweld uitblijft. Dreigementen in eergerelateerde zaken kunnen daarentegen een aanleiding zijn tot escalaties en moord tot gevolg. Een onwetende agent beseft niet dat het bij dreigementen zo‟n vaart zou kunnen lopen. Het gevolg is dat een doortastend optreden in deze gevallen noodzakelijk is, maar meestal niet wordt uitgevoerd. Maar ook als de politie weet heeft van bepaalde bedreigingen waarvan een erekwestie aan de grondslag ligt, zijn sommige interventies moeilijk. De politie kan bijvoorbeeld maar iemand in voorhechtenis nemen als hij feiten heeft gepleegd waarop een gevangenisstraf van minimum 1 jaar staat. Bovendien kan een eventuele arrestatie woede oproepen bij de potentiële dader, waardoor de zaak kan escaleren. Een arrestatie kan daarenboven de buurt wakker schudden. Een eerschending die tot dan toe geheim bleef, wordt zo openbaar gemaakt, met alle gevolgen van dien. Dit geldt ook voor sommige ingrepen in het openbaar. Soms kan de politie zo haar best doen, maar staat ze toch machteloos. Vaak worden er veiligheidsadviezen voorgesteld, zoals een tijdelijke onderbreng in een opvangtehuis, maar de vrouw in kwestie weigert, omdat ze zich eenzaam zou voelen of de contacten met haar familie niet wil verbreken. Ook dat kan ernstige gevolgen hebben. 184
184
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 163-180.
66
Het soms bedrieglijk kenmerk van eergerelateerd geweld stelt de politie voor lastige dilemma‟s. Ook al heeft de politie een neus voor dergelijke zaken, sommige gevallen zijn niet wat ze op het eerste gezicht lijken te zijn. Erezaken kunnen schijnbaar zijn opgelost. Maar door het slepend karakter van sommige eerconflicten, kunnen deze onder de oppervlakte blijven smeulen en kunnen ze alsnog leiden tot dodelijk geweld. Het is te moeilijk voor de politie om onderhuidse erezaken te blijven volgen, omdat ze alsnog na een nieuwe uitlokking tot een escalatie kunnen leiden. Daarnaast kunnen valse aangiftes de politie op het verkeerde been zetten. Het gebeurt wel vaker dat familieleden of het meisje in kwestie een aangifte doet van een verkrachting, in de hoop de geslachtsgemeenschap geheim te houden. Ook gebeurt het dat de familie aangifte doet van een ontvoering, maar heimelijk met behulp van de politie het meisje of vrouw wil opsporen. Dit gebeurt vaak bij schaking, waarbij het meisje of vrouw vrijwillig is meegegaan met iemand. Als politieagenten zo‟n meisje terugbrengen, kan dat tot verschrikkelijke gevolgen leiden. 185
Een ander probleem bij de aanpak van eergerelateerd geweld en eremoord is dat de betrokkenheid van de familie moeilijk aan te tonen is. In veel gevallen van eremoord is de dader gevlucht naar het buitenland, of is de dader niet diegene die de hele moord voorbereidde, maar iemand die onder druk werd gezet door een opdrachtgever. Door het afschermen van de familieleden, houdt iedereen de lippen op elkaar of zijn de verhalen op elkaar afgestemd. Daardoor worden vermoedelijke mededaders of medeplichtigen moeilijk gevonden. 186
2.2.3.2
Problemen wat betreft de attitude van politieambtenaren tegenover eergerelateerd geweld
In het pilootproject Haaglanden zijn een aantal positieve houdingen t.a.v. eredelicten gebleken, maar ook enkele negatieve attitudes. Er zijn 3 soorten attitudes gebleken die nefast waren voor de behandeling van erezaken: desinteresse en/of ontkenning van het probleem, hobbyisme en voortvarend handelen. De eerste attitude desinteresse en/of ontkenning werd waargenomen bij politieagenten die niet vertrouwd waren met het fenomeen van eergerelateerd geweld. Zij zagen eergerelateerd geweld als iets dat enkel bestaat in hun eigen
185
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 163-180.
186
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 163-180.
67
land. Ze vonden dat het politiewerk niet naar dit soort van problemen dient uit te gaan. 187 Er zijn ook agenten die niets te maken willen hebben met eergerelateerd geweld, omdat zij vinden dat migranten zich dienen aan te passen aan de normen en de waarden van het land.188 Ook bij allochtone politieambtenaren werd ontkenning van eergerelateerde problemen aangetroffen. Een heel tegengestelde attitude die men tijdens het pilootproject bij enkele politieambtenaren vond was hobbyisme. Ook dit kan nefast zijn voor dergelijke problemen. Zij willen elke zaak waarvan ze vermoeden dat er eer voorkomt, op zich nemen. De neiging bij hen bestaat om veel te vlug een zaak te stempelen als een zaak van eergerelateerd geweld. Dit kan leiden tot een overregistratie van eergerelateerd geweld.189 Maar door ieder migrantenprobleem te relateren aan geweld schuilt er ook een gevaar van uitholling van het eerbegrip en een stigmatisering van migranten. 190 Bij hobbyisten bestond bovendien het risico dat zij zelf enkele zaken gingen analyseren en inschattingen maken. Een derde problematische houding is voortvarend handelen. Politieambtenaren die veeleer doeners zijn en snel iets willen afhandelen, kunnen bij complexe zaken als eergerelateerd geweld belangrijke elementen over het hoofd zien. Onmiddellijk binnenvallen in huis zou niet tot de gewenste resultaten leiden. Eergerelateerde zaken behoeven een gedetailleerde analyse, al dan niet met behulp van experten, i.p.v. een snelle afhandeling. 191
Wel bleek dat de drie attitudes dynamisch waren. Sommigen die aanvankelijk geen interesse toonden, waren op het einde enthousiaster. Doeners of hobbyisten werd gewezen op het risico van voorbarig optreden. Op die manier werd een ideale werkmethode benaderd. Volgende kenmerken werden omschreven als een ideale attitude t.o.v. eergerelateerde zaken: 192 -
bedachtzaamheid
-
rust en kalmte
-
systematisch werken
-
een goede inschatting van de eigen inzichten en kennis
-
oprechte belangstelling in de problematiek
187
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 100-101.
188
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 171.
189
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 100-101.
190
R. VAN DER ZEE, Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 171.
191
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 100-101.
192
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 100-101.
68
-
verwantschap met culturele diversiteit 193
In een ander onderzoek kwam naar voren dat het oplossen van dieper liggende problemen dan alleen maar het geweld, zoals dat het geval is bij eergerelateerde delicten, minder voor de hand ligt. Dat neemt niet weg dat de politieambtenaren kunnen doorverwijzen naar sociale voorzieningen en op die manier kunnen bijdragen tot het oplossen van de problematiek. Vooral bij slachtofferschap kan verwezen worden naar hulpverleningsdiensten of opvangcentra. Er is een positieve evolutie wat betreft doorverwijzing in vergelijking met 15 jaar geleden. Maar toch gebeurt die doorverwijzing niet altijd. Een reden die men aanhaalt is dat er bij sommige agenten een negatieve attitude bestaat ten aanzien van taken in de schemerzone tussen politiewerk en sociaal-maatschappelijk werk. Deze attitude zorgt voor een geringe identificatie van dergelijke taken en in de afhandeling ervan.194
2.2.4 De rol van de etnische achtergrond van politieambtenaren Uit voorgaande is reeds gebleken dat de aanpak van criminaliteit in een multiculturele samenleving, en in het bijzonder wat betreft eergerelateerde delicten, cultuurgevoelig moet zijn. De kennis van de politiemedewerker in de multiculturele samenleving speelt daarbij een belangrijke rol. Het vergt van de politie naast de reguliere taken een manier van denken die gedifferentieerd is en een vermogen om te schakelen tussen verschillende wijzen van benadering. Dit betekent dat multiculturalisering van de politie een grote hulp kan bieden. Dit wil zeggen dat het personeel van de politie een duidelijke afspiegeling van de maatschappij moet zijn. En dat is er één met vele verschillende etnische gemeenschappen.
Allochtone medewerkers bij de politie kunnen op verschillende manieren bijdragen tot de aanpak van culturele delicten. Zij brengen immers extra kennis mee over specifieke culturele aspecten van deze delicten en in het bijzonder van aan eergerelateerde zaken. Sinds de opstart van het Landelijk ExperticeCentrum Diversiteit wordt de volgende opvatting gedeeld: “Opsporing betreft ook allochtone verdachten met hun eigen cultureel bepaald gedrag. Dat
193
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 100-101.
194
M. EASTON, P. PONSAERS, C. DEMAREE, N. VANDEVOORDE, E. ENHUS, H. ELFFERS, F.
HUTSEBAUT en L. GUNTHERMOOR, Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 242-245.
69
betekent dat kennis hierover onmisbaar is in de tapkamer, de verhoorkamer en bij de analyse. Een witte rechercheafdeling zal zeker veel kennis tekort komen.”195
Het staat onomstotelijk vast dat dit positieve elementen met zich meebrengt, maar toch moeten we oppassen met het inzetten van allochtone politieambtenaren bij eergerelateerd geweld. Soms doen zich complicaties voor. Zoals men dat ook in het LECD (Landelijk ExpertiseCentrum Diversiteit) ervoer. Dit is bijvoorbeeld ook het geval bij het inzetten van allochtone tolken. Daar is gebleken dat sommige allochtonen minder van zichzelf prijsgeven in het bijzijn van allochtone tolken. Een reden hiervoor kan zijn dat ze bang zijn dat dergelijke gevoelige informatie terechtkomt bij de etnische gemeenschap. Een ander probleem doet zich voor wanneer de politieagenten in de eigen familie te maken krijgen met een geval van eer. Dan kunnen er conflicten ontstaan in het spanningsveld tussen de taken van de politieagent en de waarden en normen die ze meekregen van hun ouders. In tegenstelling tot dit spanningsveld menen andere allochtone collega‟s dat dit soort van delicten niet voorkomt in hun cultuur. Niet iedere politieagent met Turkse achtergrond is immers deskundige op het gebied van eergerelateerde zaken. Dit heeft te maken met het feit dat families uit verschillende streken komen. Zo kunnen mensen afkomstig uit stedelijke gebieden andere achtergronden hebben dan mensen uit het platteland. Zo bestaan er ook blinde vlekken bij autochtone mensen wat betreft de cultuur in hun land. Nochtans bestaat het risico dat allochtonen te vlug worden ingezet als cultuurexpert.196
Een professionele sfeer binnen het politiekorps maakt dat allochtonen minder risico lopen om met tegenstrijdige gevoelens te kampen. Met professioneel bedoelt men dat discriminatie wordt uitgesloten en dat de etnische of culturele achtergrond van sommige collega‟s met respect wordt behandeld. Allochtone politieagenten mogen niet in de eerste plaats ingezet worden als „multiculti-agenten‟, want zij oefenen ook de algemene reguliere taken uit zoals alle andere politieagenten. Eerder werd gezegd dat eergerelateerd geweld iedereen raakt, zo ook de autochtone bevolking. Om die reden dienen ook autochtone politieagenten kennis te nemen van de achterliggende problematiek en bij de aanpak hiervan betrokken te worden. 197
195
B. POELERT en S. DIKKEN, LECD beleidsplan diversiteit Nederlandse politie 2005-2007, Apeldoorn,
Landelijk ExpertiseCentrum Diversiteit, 2005, 16. 196
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 101-102
197
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 101-102
70
Een recent begrip dat in de Nederlandse politiesfeer wordt gebruikt is cultureel vakmanschap. Cultureel vakmanschap wordt in de notie „Politie voor een ieder‟ van het LECD omschreven als “de professionaliteit van uitvoerenden en leidinggevenden in de politieorganisatie, om om te kunnen gaan met de vele culturen en leefstijlen in de eigen organisatie en de samenleving”198. Daarvoor is kennis nodig van etnische samenlevingsgroepen. De vraag die we hierbij kunnen stellen is: van hoeveel verschillende culturele achtergronden moet de politieagent kennis dragen? Er is immers heel wat culturele diversiteit in onze samenleving te vinden.
2.2.5 Belang van ketensamenwerking Eén van de basispijlers van de community policing is externe oriëntering en partnerschap. Daarmee wordt bedoeld dat de politie niet tegenover de samenleving, maar er “middenin” staat. Ze is met andere woorden in de maatschappij geïntegreerd. Dit principe duidt op de maatschappelijke inbedding van de politie, met als gevolg dat de politie vroegtijdig problemen kan detecteren en beter kan begrijpen. 199 Met partnerschap wordt bedoeld dat de politie alle inspanningen doet om met alle mogelijke schakels in de keten van maatschappelijke veiligheid en leefbaarheid samen te werken. Met partnerschap kan bij eergerelateerd geweld ook gedacht worden aan samenwerking met etnische lokale gemeenschappen. Deze principes zijn bij de handhaving van eergerelateerd geweld een belangrijk gegeven. Eergerelateerd geweld is immers een zodanig complex fenomeen dat de politie dit niet alleen kan oplossen. Een goede samenwerking met partners uit de veiligheidszorg en uit de sociale sector is aangewezen om de taken van herkenning, beveiliging van slachtoffers, bemiddelende gesprekken en het oplossen van concrete geweldsdaden, optimaal te laten verlopen. Samenwerking met partners uit de sociale, medische, veiligheids- en onderwijssector is dus heel belangrijk.
Een belangrijk aandachtspunt bij de samenwerking met instanties is dat de samenwerking een structureel karakter krijgt. In het Nationaal Actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld 2010-2014 werd een verdere overlegbepaling tussen
198
LECD, Politie voor eenieder. Een eigentijdse visie op diversiteit, Apeldoorn, Landelijk ExperticeCentrum
Diversiteit, 2009, http://vorige.nrc.nl/multimedia/archive/00216/Politie_voor_eenied_216593a.pdf, 37. 199
W. BRUGGEMAN, J. VAN BRANTEGHEM en D. VAN NUFFEL, Naar een excellente politiezorg,
Brussel, politea, 2007, 19.
71
de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten tot doel gesteld. Daarin werden volgende actiepunten omtrent de problematiek van eergerelateerd geweld aanbevolen 200: - “Werken aan een betere kennis en erkenning van het fenomeen bij politie en justitie en bij terreinactoren die met de risicogroepen werken. - In samenwerking met de gewesten en de betrokken gemeenschappen de meest geschikte opvang- en begeleidingsmogelijkheden bepalen voor de slachtoffers van zogenaamd eergerelateerd geweld. - De mogelijkheden van nazorg ontwikkelen voor daders van zogenaamd eergerelateerd geweld. - Samenwerken met de immigrantengemeenschappen, meer bepaald met degene die kennis hebben van en ervaring hebben met deze problematiek; - De communicatie verbeteren tussen de opvangdiensten voor vrouwen en de verenigingen van migrantenvrouwen.”201
In Mechelen en Verviers wordt nauw samengewerkt met CLB, artsen, ziekenhuizen en de reguliere hulpverlening. In Mechelen groeit er vanuit de stuurgroep vertrouwen als basis voor de samenwerking tussen de politie en hulpverlening. Er worden concrete casussen uitgewerkt en besproken, waarna de knelpunten in de samenwerking worden opgelijst en gebruikt als input voor de federale stuurgroep.202 2.2.5.1
Relevante samenwerkingspartners voor de vroegherkenning
Bij de vroegherkenning spelen voor de politie, instanties uit de sociale en medische sector een belangrijke rol voor het doorgeven van informatie. We denken hierbij aan instanties zoals het onderwijs, de medische sector zoals ziekenhuizen en dokters, thuiszorg, de sociale sector en de gemeentelijke administratie via het OCMW.
200
X, Nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld,
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 2010-2014, http://igvmiefh.belgium.be/nl/binaries/101123-PAN%20NL_tcm336-113077.pdf, 32. 201
X, Nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld,
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 2010-2014, http://igvmiefh.belgium.be/nl/binaries/101123-PAN%20NL_tcm336-113077.pdf, 32. 202
Deze informatie werd aangereikt door de verantwoordelijken van de pilootprojecten.
72
Het onderwijs speelt een belangrijke rol in de doorverwijzing van eergerelateerde zaken, omdat veel potentiële slachtoffers jonger zijn dan 25 jaar.203 Leerkrachten en leerlingenbegeleiders staan dicht bij de leerlingen en kunnen daardoor al bij een vroeg stadium signalen en problematische gedragingen opvangen en herkennen. Zij hebben de specifieke vaardigheden om adequaat om te gaan met de betrokken leerling en zijn/haar familie en waar nodig meldingen te doen bij de politie. In Nederland is voor de scholen reeds een handreiking (zie bijlage 2) in omloop waarin uitgelegd staat op welke manier men alert kan zijn i.v.m. eergerelateerde zaken, op welke manier met de leerling in kwestie en haar/zijn familie kan gepraat worden enz. 204 Bovendien kunnen in samenwerking met de politie sensibiliseringsacties worden op het getouw worden gezet ter preventie en ter bevordering van de weerbaarheid van leerlingen en hun naaste omgeving.
Verpleegkundigen, dokters in ziekenhuizen en de huisdokter kunnen ook signalen van eergerelateerd geweld opvangen. Als een meisje bepaalde verwondingen heeft opgelopen, kunnen incongruenties in haar verhaal signalen geven dat de wonden die ze opliep niet van een gewoon ongeval zijn. In Verviers worden in samenwerking met de justitie en federale politie „valiezen‟ uitgedeeld met allerhande informatie over eergerelateerd geweld, met betrekking tot de vroegherkenning, het omgaan met eergerelateerd geweld en doorverwijzing aan alle mogelijke samenwerkingspartners van o.a. het onderwijs, medische sector, OCMW, enz.205
2.2.5.2
Justitiële samenwerking voor de afhandeling van eergerelateerd geweld en eremoorden
In Verviers is er een nauw samenwerkingsverband tussen de federale politie, lokale politie en het parket. De geldende richtlijn voor de politie is „zero tolerance‟. Dat betekent dat ieder geval van huiselijk geweld of ieder gewelddadig geval waarbij eer een rol speelt, moet
203
J. JANSSEN, Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie, Een onderzoek naar
casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, april 2008 http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport1Eerzaken.pdf, 44-47. 204
Zie bijlage 2: H. BAKKER, Handreiking. Aanpak eergerelateerd geweld in het onderwijs voor
leerlingenbegeleiders en andere vertrouwenspersonen, Movisie, 2009, www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/leren-en-werken/veiligeschool/Aanpak_eergerelateerd_geweld_onderwijs.pdf. 205
Deze informatie werd aangereikt door de verantwoordelijken van het pilootproject in Verviers.
73
doorverwezen worden naar het parket. Daar wordt beslist of de zaak naar de rechtbank dient doorverwezen te worden of een andere afhandelingsmodaliteit een beter alternatief vormt. 206
2.2.5.3
Relevante samenwerkingspartners voor de nazorg en vrouwenopvang
Bij zaken waarbij de klacht een bedreiging is of nog naar bewijzen gezocht moet worden en waarbij de dader niet onmiddellijk gearresteerd kan worden, zijn slachtoffers niet altijd onmiddellijk geholpen. Het is niet de taak van de politie om slachtoffers op te vangen of onder te brengen. Daarom moet doorverwezen worden naar vertrouwenscentra voor vrouwen, opvangtehuizen voor vrouwen, vluchthuizen of andere instanties. Zoals eerder besproken moet bij de samenwerking opgepast worden met het doorgeven van informatie, zoals adressen en andere gegevens. Een oplossing om niet al te slordig om te springen met gevoelige info, is alles zorgvuldig neerpennen wie gecontacteerd werd en welke personen de informatie ontvangen hebben. Daarbij moet gewezen worden op het delicate aspect van verspreiding van dergelijke info.
Een zaak is voor de politie in principe rond als ze een vervolg heeft gekregen in het parket of als ze voor de rechtbank is gekomen en er een uitspraak is gevallen. Maar door allerhande emoties die daarbij komen kijken, is zo‟n zaak voor de vele betrokkenen nog niet rond. Duidelijk is dat de politie een erezaak niet van het hele begin tot einde kan volgen. Daarvoor zijn andere partners in de veiligheidszorg, zoals slachtofferhulp, psychologen enz. nodig en is een goede en systematische doorverwijzing aangeraden.
2.2.5.4
Dialoog met lokale allochtone gemeenschappen
Een goede en systematische dialoog met allochtone gemeenschappen, én gefocust op die gemeenschappen waar eergerelateerd geweld het meest voorkomt, kan van grote betekenis zijn voor het politiewerk. Als men met deze gemeenschappen een goede vertrouwensband kan opbouwen, kan informatie-uitwisseling tot stand komen. Zeker voor de inschatting van de aanwezigheid van geschonden eergevoel als motief, een taxatie van de veiligheidsrisico‟s en het afhandelen van gewelddadige erezaken is informatie over het sociale veld van de betrokkenen noodzakelijk. Het gaat hier bijvoorbeeld om antwoorden op vragen zoals: „Wie
206
Deze informatie werd aangereikt door de verantwoordelijken van het pilootproject in Verviers.
74
neemt de beslissingen in de familie?‟, „Wie van de familie kunnen we best aanspreken bij een bemiddelend gesprek?‟. 207
2.2.5.5
Problemen omtrent de samenwerking met andere ketenpartners
Tijdens het pilootproject Haaglanden zijn er een aantal problemen gerezen door de samenwerkingsverbanden met andere organisaties. Iedere organisatie heeft namelijk een andere kijk op mogelijke eerzaken. Dit kan te maken hebben met verschillende opvattingen over de invloed van cultuur op gedragingen, de gehanteerde werkwijzen, bevoegdheden en doelstellingen van partnerorganisaties. De politie heeft immers een ander takenpakket omtrent eergerelateerd geweld dan bijvoorbeeld de vrouwenopvang of de jeugdzorg. Wanneer elke organisatie een eigen analyse van het probleem maakt, uitgaande van hun eigen werkwijze, kan een situatie waarbij de vader als dader bij de politie, de vrouw als slachtoffer bij de vrouwenopvang en het kind als dochter in de jeugdzorg belandt, risicovol worden. Als dit deterministisch gebeurt, kan een fragmentarisch beeld ontstaan. Het gaat niet zozeer om individuele rollen, maar vooral om ingewikkelde groepsprocessen. De focus moet in tegenstelling tot de werkwijze van de organisatie bij de eerkwestie zelf liggen. 208 Dit wil zeggen dat men tot samenwerking bereid moet zijn om de hele situatie in kaart te kunnen brengen. Alleen op die manier kan op een zorgvuldige wijze de zaak afgehandeld worden. In Mechelen stuit men op het probleem van beroepsgeheim. Dat maakt dat er niet efficiënt kan gehandeld en samengewerkt worden. Men kan slechts een klacht indienen aan de politie of het parket wanneer er zich een noodtoestand voordoet.209
207
J. JANSSEN, Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie, Een onderzoek naar
casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, april 2008 http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport1Eerzaken.pdf, 44-47. 208
J. JANSSEN, Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie, Een onderzoek naar
casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, april 2008 http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport1Eerzaken.pdf, 44-47. 209
Deze informatie werd aangereikt door de verantwoordelijke van de pilootproject in Mechelen.
75
2.2.6 Politieregistraties Cijfers spelen een belangrijke rol bij het maken van keuzes over taken die de politie moet uitoefenen. Aan de hand van cijfers worden zogezegd goede beslissingen genomen, want cijfers zouden niet liegen. 210 Toch moet er altijd opgepast worden met het gebruik van cijfergegevens. Eergerelateerd geweld is moeilijk in cijfers te vatten, enerzijds omdat dit een complex fenomeen is en anderzijds omdat veel gevallen van eergerelateerd geweld gewoon niet gemeld worden. De kans bestaat dus dat deze fenomenen onvertegenwoordigd blijven in de statistieken. Daarnaast bestaat het risico dat de context van de getallen uit het oog worden verloren en dus ook de context van deze fenomenen. Een kwalitatieve benadering van eergerelateerd geweld biedt betere mogelijkheden dan een kwantitatieve benadering.
2.2.6.1
Aandachtspunten
Een kwantitatieve benadering van eer is zeer ingewikkeld, omdat er geen vastomlijnde definitie bestaat van eergerelateerd geweld. Eergerelateerd geweld uit zich in verschillende verschijningsvormen. Het is bovendien heel complex en de misdrijven kunnen lang aanslepen. De verschillende verschijningsvormen kunnen op een glijdende schaal geplaatst worden, een tijdlijn met daarop het begin van de eerschending en op het einde de dodelijke eerzuivering. Daartussen kunnen allerhande
verschijningsvormen van eerzuiverende handelingen
plaatsvinden. Voor de politie is het bij een melding niet meteen duidelijk op welk punt van de schaal de zaak zich bevindt.211 Eergerelateerd geweld kan heel lang kan duren. Het is daarom moeilijk te bepalen wanneer een zaak is afgerond. Bovendien kunnen na verloop van tijd veranderingen optreden. Een kwestie kan dus in de statistiek belanden als bedreiging of moord al naargelang het moment waarop geteld wordt. Bovendien kan bijvoorbeeld een nieuw slachtoffer of een andere verdachte in beeld komen. 212 De vragen: „Wat moet men meten?‟ en „Wanneer moet men meten?‟ zijn door deze elementen moeilijk te beantwoorden. Een ander probleem schuilt in het feit dat in verschillende groepen in de samenleving andere ideeën heersen ten aanzien van de invulling van het begrip „eer‟. 213 Zo is dat ook bij de 210
J. JANSSEN, De macht van het getal. Aantrekkingskracht en risico‟s van cijfers, Secondants, afl. 4, 2005,
http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/secondant/2005/ccv_secondant_4new_.pdf, 12-16. 211
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 69-72.
212
J. JANSSEN, Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 69-72.
213
Zie het onderzoek van: N. BRENNINKMEIJER, M. GEERSE en C. ROGGEBAND, Eergerelateerd geweld
in Nederland. Onderzoek naar de beleving en aanpak van eergerelateerd geweld, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2009.
76
interpretatie van het fenomeen in verschillende landen. Voor de kwantitatieve meting van eergerelateerd geweld bestaan verschillende criteria. De Duitse federale recherche registreert bijvoorbeeld geen zaken die enkel maar te maken hebben met jaloezie of als de misdrijven gepleegd zijn door personen met een psychische stoornis. In de registraties van de Turkse gendarme worden eer- en bloedwraak met elkaar verward en worden als dusdanig samengenomen, waardoor de cijfers slaan op zowel bloedwraak met mannelijke slachtoffers als eergerelateerde moorden op vrouwen en mannen. In deze landen worden onder familie-eer en/of eergerelateerd geweld ook dwang tot huwelijk en zelfmoord meegerekend. In GrootBrittannië beschouwt men eergerelateerd geweld als een vorm van huiselijk geweld.214 Zo ziet men maar dat over eergerelateerd geweld en eremoorden verschillende opvattingen bestaan en daardoor de manier van registreren anders is. Het is bijna onmogelijk om een universeel geldende omschrijving te komen van eergerelateerd geweld. Dit zou trouwens moeilijkheden opleveren als men een vergelijking op basis van deze cijfergegevens tussen verschillende landen wil maken. Om een zicht te krijgen op de problematiek in Mechelen worden de databanken aan de hand van een query bevraagd die alles uit het systeem haalt m.b.t. intrafamiliaal geweld. Daaruit kan eergerelateerd geweld gescreend worden, maar dit is nooit volledig. 215
Bovenstaande knelpunten bij de registratie willen niet zeggen dat registreren onmogelijk is. Als de herkenning en de aanpak van zaken voor de politie op een uniforme wijze kunnen verlopen, kan dit tot uitstekende resultaten leiden voor het opzetten van een registratiesysteem. 216
214
M.H.C. KROMHOUT, A.S. RIJN, E.M. Th. BEENAKKERS en I. KULU-GLASGOW, Eergerelateerd
geweld in Groot-Brittannië, Duitsland en Turkije, Den Haag, WODC, cahier 2007-01, www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/literatuuronderzoek-eerwraak-in-internationaalperspectief.aspx?cp=44&cs=6799, 25. 215
Deze informatie werd aangereikt door de verantwoordelijke van de pilootproject in Mechelen.
216
Zie: „voorstel voor een registratie‟ in het tweede deelrapport van het pilootproject Haaglanden: J. JANSSEN,
Analyse van mogelijke eerzaken, het gebruik van de checklist en externe deskundigen, Een onderzoek naar casuïstiek uit 2006,
Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, 2006,
http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport2Eerzaken.pdf, 69-79.
77
2.2.6.1 „Dark number‟ Afgezien van het feit dat eergerelateerd geweld kwantitatief moeilijk te meten valt, bestaat er nog het probleem dat niet iedere zaak bij de politie terechtkomt. Niet alle moorden en gevallen van eergerelateerd geweld worden aangegeven. Bovendien bestaat het vermoeden dat een aanzienlijk deel van de eremoorden geregistreerd staan als „suicide‟ of „ongeluk‟. 217 We denken dat de cijfergegevens en de werkelijkheid nooit zullen overeenkomen. De ernst van het probleem kan immers niet volledig in cijfers gevat worden.
217
M.H.C. KROMHOUT, A.S. RIJN, E.M. Th. BEENAKKERS en I. KULU-GLASGOW, Eergerelateerd
geweld
in
Groot-Brittannië,
Duitsland
en
Turkije,
Den
Haag,
WODC,
cahier
2007-01,
www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/literatuuronderzoek-eerwraak-in-internationaalperspectief.aspx?cp=44&cs=6799, 55.
78
2.3 Conclusie Stereotiepe opvattingen vanwege de politie en vanwege etnische minderheden en misverstanden over bepaalde gewoonten die in een cultuur gebruikelijk zijn, kunnen obstakels vormen tijdens het politiewerk. Daarom is een gepaste afhandeling van culturele delicten zoals eremoorden en eergerelateerd geweld aangewezen. Gepast reageren, vraagt enige kennis en cultuurexpertise. Het is dan ook belangrijk om oog te hebben voor de specifieke kenmerken die eremoorden en eergerelateerd geweld met zich meebrengen.
Het pilootproject in Haaglanden en Zuid-Holland-Zuid verleent ons heel goede informatie over de operationele aanpak van de politie bij eremoorden en eergerelateerd geweld. In dit pilootproject experimenteerde men met het systeem van de rode vlaggen en een checklist. Wanneer een zaak binnenkomt waarbij men vermoedt dat zij eergerelateerd is, krijgt het dossier een rode vlag, waarna verder onderzoek aangewezen is. Om verdere informatie te verkrijgen wordt de checklist gebruikt. Deze checklist verleent heel goede mogelijkheden om vat te krijgen op de situatie. Om een goed beeld te vormen van een specifiek geval is de tussenkomst van deskundigen vaak aangewezen en spelen tolken een niet onbelangrijke rol. De keuze van de tolken moet daarbij zorgvuldig gebeuren. Net zoals de inzet van etnische politieambtenaren. Etnische tolken en politieambtenaren kunnen immers gezien worden als personen uit de ingroup van de betrokkene. Etnische politieambtenaren mogen ook niet altijd ingezet worden als „multiculti-agenten‟. Zij kunnen ook niet alles weten. Vervolgens wordt gewezen op problemen die zich tijdens de operationele aanpak van deze misdrijven kunnen voordoen. Het betreft enerzijds problemen die gerelateerd zijn aan de specifieke kenmerken van de misdrijven zelf, zoals het naar buiten dreigen te geraken van het eerverlies, het aanslepend karakter van deze misdrijven en het escalatiegevaar. Anderzijds ondervindt men problemen die voortvloeien uit de attitude van sommige politieambtenaren. Er worden drie attitudes onderscheiden: desinteresse en/of ontkenning, hobbyisme en voortvarend handelen. Daarna wordt gewezen op het belang van een ketensamenwerking. Slachtoffers van misdrijven van eergerelateerd geweld komen moeilijk zelf tot bij de politie. Daarom zijn andere instellingen in de sociale en medische sector belangrijke doorverwijsinstanties. Ook wordt gewezen op het nut van netwerking met allochtone gemeenschappen en doorverwijzing naar vluchthuizen en vrouwenopvang. Bij de samenwerking is het belangrijk om de hele situatie in kaart te brengen en niet alleen te focussen op de organisatie van de eigen instelling. Tenslotte is gesproken over de registratie. Uit het pilootproject in de politie Haaglanden blijkt
79
dat registreren van deze delicten niet gemakkelijk is. Dit komt door het aanslepend karakter van deze misdrijven en de verschillende uitingsvormen die bestaan. Daarnaast is een internationale vergelijking moeilijk, omdat de term “eer” niet eenduidig wordt gedefinieerd.
Het belangrijkste wat we hieruit leren is dat het begrip voor en de kennis van het motief bevorderlijk is voor het realiseren van de klassieke strafdoeleinden zoals de voorkoming van eigenrichting, de resocialisatie en norminprenting.218 In dit verband is het bijvoorbeeld van belang te beseffen dat een niet zorgvuldig behandelde eerkwestie kan leiden tot een escalatie van een eergerelateerd probleem en meer geweld in de sfeer van eigenrichting, met alle gevolgen van dien. 219
Wat betreft de afhandeling van de politie in de pilootprojecten van Mechelen en Verviers kunnen we concluderen dat men in beide steden nog in een beginfase zit. Het doel dat men in eerste instantie vooropzet, is inzicht te krijgen in de misdrijven eremoorden en eergerelateerd geweld. In beide projecten werden reeds vormingen gegeven en werd expertise uitgewisseld met Nederland. Het registreren van deze misdrijven loopt niet op een systematische manier. Het is dan ook aangewezen dat werk wordt gemaakt van een degelijk registratiesysteem. Daarbij is niet alleen een kwantitatieve analyse, maar ook een kwalitatieve analyse noodzakelijk. Een kwalitatieve analyse geeft immers de specifieke kenmerken van de gepleegde misdrijven weer. Dit wordt belangrijk voor de in toekomst te voeren aanpak en afhandeling. In Mechelen wordt gedacht aan een query waarbij de databank kan bevraagd worden en waarbij de output systematisch kan onderworpen worden aan criteria (de rode vlaggen). In beide projecten werkt men samen met allerhande partners uit de sociale en medische zorg, onderwijs en hulpverlening. In Verviers wordt bijvoorbeeld een „koffer‟ uitgedeeld aan alle relevante organisaties om eergerelateerd geweld te herkennen en hoe er mee om te gaan. Ook wordt in Verviers nauw samengewerkt met het parket. Het parket gaat uit van „zero tolerance‟, dit wil zeggen dat alle gevallen met een vermoedelijke eerkwestie, doorgespeeld moeten worden aan het parket, waarna een eventuele opsporingsonderzoek
218
H. WIERSINGA, “Gevallen van eerwraak in Nederland en het beslissingsmodel van de strafrechter”,
Ontmoetingen, afl. 7, 2001, http://rechten.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/Tijdschriften/Ontmoetingen/Nr07/Wiersinga/Wiersinga.pdf, 9. 219
R.H. HAVEMAN, F.P. ÖLCER, TH.A. DE ROOS en A.L.J. VAN STRIEN, Seks, zeden en strafrecht,
Arnhem, Gouda quint, 2000, 187.
80
wordt bevolen. In Mechelen haalt men aan dat de samenwerking soms stroef verloopt, omdat men in de hulpverlening of medische sector meestal gebonden is aan beroepsgeheim. Men kan slechts een klacht indienen aan de politie of het parket wanneer er zich een noodtoestand voordoet. Beide projecten zijn op de goede weg om tot een gedegen afhandeling van deze delicten te komen. Zolang expertiseopbouw, goede afspraken met de partners en een goede opvolging mogelijk blijft, kan in de toekomst gekeken worden om de afhandeling op federaal niveau door te voeren.
81
3. Justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld 3.1 Naar een multicultureel strafrecht? In de vorige hoofdstukken werd aangehaald dat België door de recente migratiestromingen een land is geworden met veel etnische minderheden. Dit wil zeggen dat ons land evolueert naar een multiculturele samenleving. Bij alle instellingen en organisaties wordt al meer dan tien jaar gezocht naar manieren om rekening te houden met de etnische diversiteit. Ook bij instellingen in de strafrechtspleging wordt gezocht naar manieren om culturele delicten aan te pakken. Bij de afhandeling van culturele delicten door de politie is het bijvoorbeeld gewenst dat kennis en expertise over bepaalde culturen wordt opgebouwd, om adequater bepaalde culturele delicten gepast te behandelen. De vraag die we hier kunnen stellen is of we bij de strafvordering en bij de strafbepaling eveneens rekening moeten houden met de culturele achtergronden. Moet dit met andere woorden gepaard gaan met een multiculturalisering van ons strafrecht? Alvorens deze vraag te beantwoorden kunnen we ons de vraag stellen of er ruimte bestaat voor afwijkende normen en waarden van migranten en tot hoever deze ruimte moet reiken. 220
3.1.1 Pluralisme Over de vraag of er ruimte moet bestaan voor afwijkende normen en waarden van migranten en tot hoever deze ruimte moet reiken, onderscheidt de Leidse strafrechtsgeleerde „t Hart drie visies: de visies van de monisten, de relativisten en de pluralisten.
Monisten gaan uit van universeel vaststaande normen en waarden. Zij zien het bestaan van alternatieve, concurrerende waarden en normen als een bedreiging voor de samenleving. „t Hart gaat in op deze visie en stelt dat recht nooit mag opereren vanuit een dominante visie op de werkelijkheid.221 Lijnrecht tegenover de monist staat de relativist. Cultuurrelativisten proclameren dat de waarden en normen niet universeel vaststaan, maar dat ze bepaald worden
220
E.M. GALENKAMP en J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek
naar de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 42-43. 221
A.C. ‟T HART, Rechtsbegrip en multiculturele samenleving, Geciteerd in: A.C. ‟T HART, De meerwaarde
van het strafrecht, essays en annotaties, Den Haag, NV SDU, 2001, 293-312, Geciteerd in: E.M. GALENKAMP en J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 42-43.
82
door de context.222 Verschillende lokale culturen hebben een eigen kennis, eigen ethiek en werkelijkheidsinterpretaties en hebben geen gemeenschappelijke grondslag. De culturen staan gelijkwaardig naast elkaar. Relativisten willen etnische minderheden met respect benaderen en vooral niet discrimineren. 223 Ook relativisten laten volgens „t Hart net zoals monisten geen openheid voor debat.224 Zij hebben de mening dat universeel geldende morele oordelen niet kunnen bestaan en dat alle culturen gelijkwaardig zijn. Maar “hoe kan een oordeel worden uitgesproken over een andere cultuur, als alle culturen gelijkwaardig zijn” 225? Mogen we dan de wreedheden en onderdrukkingen die in een bepaalde cultuur voorkomen, niet bekritiseren? Moeten we tolerant zijn voor een cultuur, waar er verwerpelijke elementen aan te wijzen zijn?226 De relativisten zouden onverschillig en afzijdig zijn t.o.v. een andere cultuur. Niet één cultuur is beter of superieur aan de andere. 227 Discussie is hier dus niet aan de orde. Er bestaat geen bovenculturele maatstaf om uit te maken welke waarden en normen van verschillende culturen de juiste is. 228
Een derde visie is het pluralisme. Pluralisme houdt in dat er culturele verschillen bestaan en dat deze verschillen geaccepteerd worden. Het gaat over pluraliteit in meningen, ideeën, culturen en religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens noemt het pluralisme een van de ijkpunten van de democratische 222
E.M. GALENKAMP, J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar
de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 42-43. 223
E. HOFFMAN, Interculturele gespreksvoering, Theorie en praktijk van het topoi-model, Houten, Bohn
Stafleu van Loghum, 2009, 131-135. 224
A.C. ‟T HART, Rechtsbegrip en multiculturele samenleving, Geciteerd in: A.C. ‟T HART, De meerwaarde
van het strafrecht, essays en annotaties, Den Haag, NV SDU, 2001, 293-312, Geciteerd in E.M. GALENKAMP, J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 42-43. 225
T. LEMAIRE, Over de waarde van kulturen. Een inleiding in de kultuurfilosofie. Tussen Europacentrisme en
relativisme, Baarn, Ambo, 1976, 162, Geciteerd in M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, 52. 226
H. PROCEE, Over de grenzen van culturen, Voorbij universalisme en relativisme, Meppel, Boom, 1991, 32,
Geciteerd in M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, 52. 227
P.B. CLITEUR, “Dat zeg jij! Ploerten en heiligen heb je in iedere cultuur”, Justitiële verkenningen, afl. 5,
2002, 20. 228
E. HOFFMAN, Interculturele gespreksvoering, Theorie en praktijk van het topoi-model, Houten, Bohn
Stafleu van Loghum, 2009, 131-135.
83
samenleving.229 Volgens „t Hart is het pluralisme de best te bewandelen weg in een democratische rechtsstaat. Een democratische rechtsstaat schept volgens „t Hart voorwaarden voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers. 230 Minderhedengroepen moeten ruimte krijgen voor het beleven van de eigen cultuur, maar de ruimte is beperkt. 231 „t Hart formuleert pluralisme als volgt: “Enerzijds mag niet, omwille van de lieve vrede, fundamentele inbreuk worden gepleegd op rechtsstatelijke grondvoorwaarden. Maar anderzijds mag evenmin star worden vastgehouden aan de specifieke wijze waarop die grondvoorwaarden vorm hebben gekregen in ons maatschappelijk bestel. Want dan dreigt binnen de rechtsorde van de democratische rechtsstaat een verabsolutering van een bepaalde maatschappijvorm die uiteindelijk elk anderszijn censureert, elk pluralisme aantast en daarmee tenslotte de rechtsstaat zelf ondergraaft.”232
Cultureel pluralisme biedt goede mogelijkheden wat betreft het respecteren van andermans normen en waarden die afstammen uit een bepaalde cultuur. Maar het wordt wel een probleem als bepaalde normen en waarden gaan botsen met de dominante waarden en normen van de eenheidsstaat. Waar liggen immers de grenzen? Moeten wij een eerwraakpleger straffen? En zo ja, verdient hij dan een hogere of een lagere straf? Örücü E., hoogleraar in de vergelijkende rechtswetenschappen, gaat ervan uit dat de fundamentele waarden die vertegenwoordigd zijn in de mensenrechten altijd voorrang moeten hebben. De culturele verscheidenheid moet cultureel blijven en niet verhuizen naar het juridisch domein. Er zijn immers “overkoepelende rechtsstelsels […] die streven naar transnationale, regionale en intergemeenschappelijke niveaus […] om een eenheid te creëren op juridisch gebied.”233 Het spreekt voor zich dat een moord uit eerwraak vanuit de mensenrechten en rechtsstatelijke
229
F.T. OLDENHUIS, J.G. BROUWER, D.N.R. WEGERIF, en F.E. KEIJZER, Schurende relaties tussen recht
en religie, Assen,Van Gorcum, 2007, 65. 230
J.M. TEN VOORDE, Cultuur als verweer, Een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen
van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2007, 85. 231
E.M. GALENKAMP, J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar
de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 42. 232
E.M. GALENKAMP, J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar
de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 42. 233
E. ÖRÜCÜ, “Waar wet en cultuur elkaar ontmoeten, Cultureel pluralisme, juridisch pluralisme en
pragmatisme”, Justitiële verkenningen, Afl. 5, 2002, 105-106.
84
grondvoorwaarden niet accepteerbaar is. De vraag is of er met de culturele achtergronden van een verdachte in het strafproces rekening moet gehouden worden? Volgens „t Hart mogen op sommige momenten bij de bejeging van de verdachte, culturele verschillen een rol spelen. De vragen die Galenkamp en Ten Voorde (beide werkzaam bij de sectie rechtsfilosofie van de faculteit der rechtsgeleerdheid van de erasmus universiteit Rotterdam) hierbij stellen zijn: Wanneer dat die „sommige momenten‟ dan wel zijn en in welke situaties wel mag rekening gehouden worden met culturele achtergronden en in welke situaties niet. 234 De visie van „t Hart is een interessant beginpunt; in de volgende hoofdstukken zal hierop verder gebouwd worden. 3.1.2 Rechtspluralisme Over de vraag of we rekening dienen te houden met culturele achtergronden in het strafrecht, is rechtspluralisme een belangrijk uitgangspunt. “Rechtspluralisme is een systeem waarin verschillende rechtsstelsels naast elkaar bestaan.”235 Volgens Maris Van Sandelingenambacht (hoogleraar rechtsfilosofie aan de universiteit van Amsterdam) heeft rechtspluralisme een radicale en een gematigde versie. 236 In de meest extreme vorm betekent rechtspluralisme dat verschillende rechtsculturen in een zelfde land op gelijke voet naast elkaar bestaan. Dit betekent dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de dominante cultuur en de andere culturen. De normen en waarden gehanteerd in de andere culturen, moeten dus in verregaande mate gerespecteerd worden.237 De gematigde versie van rechtspluralisme gaat niet zo ver. Hier worden de rechten van etnische minderheden gerespecteerd tegen de achtergrond van de gedachte van „soevereniteit in eigen kring‟. Beide vormen gaan uit van het belang van het recht op beleving van de eigen cultuur.
234
A.C. ‟T HART, Rechtsbegrip en multiculturele samenleving, Geciteerd in: A.C. ‟T HART, De meerwaarde
van het strafrecht, essays en annotaties, Den Haag, NV SDU, 2001, 293-312, Geciteerd in: E.M. GALENKAMP, J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 42-43. 235
F.T. OLDENHUIS, J.G. BROUWER, D.N.R. WEGERIF, en F.E. KEIJZER, Schurende relaties tussen recht
en religie, Assen,Van Gorcum, 2007, 65. 236
C.W. MARIS VAN SANDELINGENAMBACHT, “Ik heb mijn namus gezuiverd, Over eerwraak en
cultureel verweer,” justitiële verkenningen, afl. 5, 2002, 63. 237
N.F. VAN MANEN, “Integratie of identiteit. Een onvermijdelijke keuze”, Justitiële verkenningen, afl. 5,
2002, 33.
85
België kent geen rechtspluralisme. In de rechtspraak en wetgeving zijn buiten de voorzieningen op het gebied van godsdienstvrijheid, zoals voorzien in artikel 24 in de Belgische Grondwet en in verschillende mensenrechtenverdragen, waaronder art. 9 van het Europese Gedrag van de Rechten van de Mens en artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, vrijwel geen bepalingen in België die normen en waarden van andere culturen respecteren of verwerpen. Wel werd enige tijd geleden de lijkbezorging en de begraafplaatsen gedeeltelijk aangepast aan de wensen van de islamitische geloofsgemeenschap. 238 Het rechtspluralisme zou in dit geval bij velen niet tot problemen leiden. De discussie zou heftiger worden als het gaat om handelingen die in strijd zijn met het strafrecht zoals eergerelateerd geweld en eerwraak. Waar liggen immers de grenzen van de toelating van culturele gebruiken? Kunnen we ook bij justitie rekening houden met culturele achtergronden? Wat moeten we doen met een dader van eergerelateerd geweld of eerwraak die zegt gehandeld te hebben vanuit zijn culturele gebruiken? Moeten we hem straffen? Zo ja, in strafverminderende of strafverzwarende zin? Kan de dader cultureel verweer inroepen om van strafvermindering te genieten?
3.2 Parket: opsporing en vervolging van eremoorden en eergerelateerd geweld 3.2.1 Aandachtspunten bij de opsporing van eremoorden en eergerelateerd geweld Het vooronderzoek gebeurt onder leiding van de procureur des konings (art.28bis §1 Sv.) en indien dwangmaatregelen nodig zijn (art. 28bis §3 Sv.) door de onderzoeksrechter (art.56 Sv.). Zij zijn de oversten van de politiediensten die instaan voor de uitvoering van de onderzoeksverrichtingen. Bij de opsporing wordt er gezocht of er voldoende bezwaren zijn om de verdachte voor het gerecht te dagen. In de opsporing is de voornaamste taak bewijzen verzamelen tegen de vermoedelijke daders, eventuele medeplichtigen en mededaders. 239
Voor ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de opsporing en vervolging van eremoorden en eergerelateerd geweld, is het nuttig de interne logica en motieven van de dader te begrijpen. Omdat er groepsbelangen meespelen en de oneer niet mag geweten zijn, zal de
238
M. FOBLETS, “Recht als cultuur, cultuur als recht, Denkpistes voor de multiculturele samenleving”, Proces,
tijdschrift voor strafrechtspleging, 2002, 36. 239
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 870-
891.
86
oneer niet of nauwelijks ter sprake komen bij het afleggen van verklaringen. Het inzicht in de gewelddadige eerzuiveringen komt dan ook ten goede aan een gepaste reactie en bijgevolg aan de waarheidsvinding. Een voorwaarde in dit verband is dat de politie een cultuurgevoelige werkhouding aanneemt. In de sfeer van preventie en het opsporen van strafbare feiten moet de politie de groep waarbinnen eerwraak wordt gepleegd, open benaderen en stimuleren om mee te werken. Dergelijke gevoeligheid kan de bereidheid om als getuige te verklaren, vergroten. De kern van die houding bestaat uit een bereidheid om zich te verdiepen in culturele gebruiken van bepaalde
migrantengroepen. 240 Over die werkhouding
tijdens het
opsporingsonderzoek is in het vorige hoofdstuk over de politiële afhandeling al uitgebreid besproken. 3.2.2 Aandachtspunten bij de vervolging van eremoorden en eergerelateerd geweld Vervolgen betekent de zaak aanhangig maken voor de strafrechter (art.28quater Sv.). In het strafrecht mag de jurist de cultuur niet afkeuren, enkel de individuele gedraging. Maar over eergerelateerd geweld en eerwraak wordt vaak negatief geoordeeld. 241 Men haalt wel eens aan dat eerwraakplegers niet voldoende geïntegreerd zijn en de heersende orde van de rechtsstaat miskennen. Men kan hierbij de vraag stellen of de procureur des konings deze sterk negatieve attitude als grond voor de vervolging dient op te nemen. De verdachte, maar ook de hele groep, wil niet beoordeeld worden op basis van bepaalde normen. Maar ook slachtoffers zouden het kunnen begrijpen als een aanval op hun cultuur; zij willen zich immers niet volledig distantiëren van hun cultuurnormen.242 Volgens Ten Voorde mag “de vervolgingsbeslissing waarin zeer negatief over eerwraak wordt gesproken, niet te ver gaan”243.
240
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 4. 241
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 5. 242
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 5. 243
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 5-6.
87
3.2.2.1
Mededaderschap en medeplichtigheid
Personen die samengewerkt hebben met de dader om een zelfde misdrijf te plegen, worden berecht volgens de regels inzake strafbare deelneming (art.66-67 Sw.). Het kan gaan om personen die de dader de aanzet gaven om een misdrijf te plegen, personen die middelen hebben verschaft waarmee het misdrijf gepleegd werd, en personen die raadgevingen of inlichtingen hebben verschaft die nuttig waren voor het plegen van het misdrijf. Mededaders (art.66 Sw.) worden op dezelfde manier bestraft als de daders; zij hebben het misdrijf ofwel helpen plegen, de aanzet gegeven of onmisbare hulp verstrekt. Medeplichtigen (art.69 Sw.) worden minder zwaar gestraft dan de daders. Hun hulp was slechts bijkomstig. 244 In de justitie wordt veelal uitgegaan van een typische omschrijving van eergerelateerd geweld en eremoord. Er zou altijd een familieberaad voorafgegaan zijn en meerdere personen zouden betrokken zijn bij het misdrijf. Het gevolg is dat men er bij eergerelateerd geweld of eremoord dikwijls van uitgaat dat derden een nauwe samenwerking hadden met de dader om iemand om het leven te brengen of iemand te mishandelen. Op die manier worden ook anderen veelal vervolgd voor hun aandeel in het misdrijf via strafbare deelneming (art.66-67 Sw.). Het is wel niet altijd duidelijk waar het vermoeden van deelneming op gebaseerd is. Men ziet te vlug het verband tussen eerwraak en mededaderschap. Familieraad kan iets zeggen over medeplichtigheid, maar niet direct over mededaderschap. Het feit dat er een vermoeden bestaat van eergerelateerd geweld of eremoord, is volgens universitair docent straf en strafprocesrecht Ten Voorde enkel een „indicatie‟ voor strafbare deelneming. 245 Men kan zich hier de vraag stellen of de deelneming niet geschiedde uit overmacht. Een vrouwelijke medeplichtige zou ondergeschikt zijn aan de man en daardoor geen zelfstandige beslissing kunnen genomen hebben om zich al dan niet te distantiëren van de moord.246 Dit in ogenschouw genomen, kan men zich de vraag stellen of een „medeplichtige‟, die vanwege de culturele achtergrond niet anders kon dan zich niet te distantiëren van het gedrag van het familielid, bewust samenwerkte met de dader. Dit heeft implicaties voor de strafbepaling.
244
VAN DEN WYNGAERT C, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 370.
245
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 5. 246
J.M. TEN VOORDE, Cultuur als verweer, Een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen
van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2007, 54.
88
Uiteindelijk is het moeilijk om te bepalen in hoeverre de culturele achtergrond een invloed kan hebben op de vraag naar het bewijs van de mate van bewustheid van de samenwerking.247 Toch zal men bij deze misdrijven extra alert moeten zijn op het bestaan van medeplichtigen en mededaders. 3.2.2.2
Kwalificatie van het misdrijf
In de bewijsvraag is eerwraak dikwijls bepalend voor het al dan niet gehandeld te hebben met voorbedachten rade. Het doden met voorbedachten rade wordt moord genoemd. Moord wordt bestraft met een levenslange opsluiting terwijl doodslag, zonder voorbedachtheid bestraft wordt met een opsluiting van 20 tot 30 jaar (art.393-394 Sw.). Men is ervan overtuigd dat familieberaad altijd voorafgaat aan eerwraak. Dit ziet men als indicatie voor voorbedachtheid met als gevolg dat het misdrijf gekwalificeerd wordt als moord. Net zoals bij strafbare deelneming geeft Ten Voorde aan dat eerwraak enkel en alleen maar een indicatie is voor het doden met voorbedachten rade, en niets meer.248
247
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 6. 248
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 6.
89
3.3 Vonnisgerecht: Straftoemeting van eremoorden en eergerelateerd geweld Het is wenselijk dat tijdens de opsporing en vervolging rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond. De vraag die we hier kunnen stellen is of dit nog steeds wenselijk is in het vonnisgerecht. Zo ja, op welke manier kunnen we eergerelateerd geweld en eremoorden bestraffen? Moeten we een strafvermindering toekennen, omdat het misdrijf gepleegd werd vanuit een culturele achtergrond? Of moeten we strafverzwarend optreden, juist omdat we die normen en waarden in België niet tolereren? Binnen het strafrecht en de strafrechtsdogmatiek is een discussie aan de gang of het mogelijk, maar ook wenselijk is om als beklaagde culturele achtergronden in te roepen tijdens het strafproces. 249 Het gaat hier over de problematiek van cultureel verweer. In wat volgt zal bekeken worden welke mogelijkheden het strafrecht biedt om tegen eergerelateerd geweld op te treden en de verweermogelijkheden die vanwege de culturele achtergrond kunnen worden gevoerd. Een moreel standpunt over de vraag of rekening gehouden moet worden met de culturele achtergrond in strafverzwarende of strafverminderende zin, zal hier niet ingenomen worden. Deze scriptie beperkt zich tot een beschrijving van stand van zaken zoals deze uit de literatuur en wetenschappelijk onderzoek naar voren komt. 3.3.1 Strafvermindering via cultureel verweer 3.3.1.1
Begripsomschrijving cultureel verweer
De doctrine van „cultural defense‟ is afkomstig uit de Verenigde Staten. De Amerikaanse deskundige Renteln omschrijft het begrip cultureel verweer als volgt: “A defense asserted by immigrants, refusees and indigenous people based on their customs or customary law.”250 De verdachte houdt vast dat hij handelde vanuit de voorgeschreven regels van zijn culturele achtergrond, ook al zijn die voorschriften tegenstrijdig met de wetten in het gastland. Door het instellen van cultureel verweer haalt de verdachte aan dat hij handelde vanuit de
249
M. FOBLETS, J. VRIELINK, en J. BILLIET, Multiculturalisme ontleed, Een staalkaart van onderzoek aan
de K.U.Leuven, Leuven, Universitaire pers, 2006, 293. 250
H.C. WIERSINGA, “Amerika, De „melting‟ pot‟ en het recht”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging,
afl. 6, 1996, 119.
90
overtuigingen die eigen zijn aan zijn cultuur. Op die manier wil hij aanspraak maken op strafuitsluiting of -vermindering. 251
Een verweer kan berusten op twee gronden. Ofwel verblijft de verdachte nog niet lang genoeg in het gastland om de wetten en voorschriften te kennen (cognitief verweer). Dit zou kunnen resulteren in de in België bestaande schulduitsluitingsgrond nl. rechtsdwaling. Een tweede mogelijkheid is dat de verdachte weet dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd, maar aanhaalt dat hij niet anders kon dan zo te handelen, omdat de voorschriften die gelden in de desbetreffende cultuur of gemeenschap een grotere waarde hebben dan de wetten in het land van verblijf (nonvolitieve culturele verweer). Deze hebben betrekking op de mate van wilsvrijheid. Deze vorm van cultureel verweer doet denken aan de schulduitsluitingsgrond morele dwang en ontoerekeningsvatbaarheid (art. 71 Sw.).252
Cultureel verweer bestaat niet als aparte doctrine, noch in de Verenigde Staten, noch in Nederland, noch in België. Maar er zijn wel mogelijkheden voor de advocaat om culturele achtergronden aan te voeren.253 Dit doet men door de culturele factor te „verwerken‟ in het bestaande stelsel van schulduitsluitingsgronden of rechtvaardigingsgronden254 ook wel partieel cultureel verweer genoemd. Dat betekent dat er geen aparte wettelijke bepaling nodig is voor cultureel verweer, maar via de strategie van partieel cultureel verweer kan wel beroep gedaan worden op de culturele achtergrond. Het cultureel verweer wordt dan ook alleen maar zichtbaar als de inhoud van het gevoerde verweer duidelijk wordt.255 Met een partieel
251
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
102. 252
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
104. 253
M. SIESLING, “Multiculturaliteit en de verdediging in strafzaken”, Proces: tijdschrift voor
strafrechtspleging, afl. 11/12, 2001, 181. 254
H.D. WOLSWIJK, “De Nederlandse strafrechter en culturele delicten”, Ontmoetingen, afl. 16,
Rijksuniversiteit Groningen, 2010, http://rechten.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/Tijdschriften/Ontmoetingen/nr.16/wolswijk/5.Wolswijk_ontmoetingen _16.pdf, 23. 255
J.M. TEN VOORDE, Cultuur als verweer, Een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen
van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2007, 108.
91
cultureel verweer kijken we dus naar de mogelijkheden die het bestaande strafrecht biedt om rekening te houden met culturele achtergronden.
De berechting van een cultureel misdrijf geschiedt in de Belgische rechtbank en er wordt daarbij in eerste instantie geen onderscheid gemaakt met andere delicten. Een uitgangspunt van het Belgisch strafrecht is dat er rekening kan gehouden worden met de omstandigheden en de persoon van de dader. M.a.w. alle factoren die een invloed hadden of konden hebben op het misdrijf, kunnen in rekening gebracht worden; dus in principe ook de culturele factoren. Hieronder volgen de Belgische schulduitsluitingsgronden, waarop de verdediging, in geval van eerwraak, een beroep kan doen. In de Belgische praktijk zijn in dit verband schulduitsluitingsgronden zoals psychische overmacht, dwaling en ontoerekeningsvatbaarheid van belang. Er is voor deze drie schulduitsluitingsgronden gekozen omdat deze zich in België het best verlenen tot combinaties met culturele achtergronden. Hiermee beweren we niet dat dit in de praktijk in België mogelijk zo zou verlopen; we willen enkel aantonen wat in principe in theorie mogelijk kan zijn. Eerst willen we de noodtoestand en noodweerexces (in Nederland) als rechtvaardigingsgrond bespreken. Noodtoestand is in geval van eerwraakzaken eigenlijk niet van belang, maar dit kunnen we toch even aanhalen om aan te tonen waarom dit niet zou kunnen ingeroepen worden als partieel cultureel verweer. Noodweerexces zou men in Nederland kunnen toepassen, maar niet in België, omdat het hier niet bestaat. 3.3.1.2
Rechtvaardigingsgronden als vorm van cultureel verweer
- Noodtoestand Noodtoestand kan ingeroepen worden als de strafwet wordt overtreden, om een ander „hoger‟ rechtsgoed te beschermen. Het gaat om een conflict tussen twee rechtsgoederen, waarbij gekozen wordt voor het hoogste rechtsgoed.256 De verdediging kan stellen dat de verdachte heeft moeten kiezen tussen ofwel het herstellen van de bezoedelde eer, of de plicht om een ander niet te vermoorden. In dit geval zal het beroep op noodtoestand nooit slagen, omdat er uit moet worden gegaan van een conflict tussen twee rechtsplichten. Iemand vermoorden om de eer te herstellen wordt in ons land niet erkend en geaccepteerd. 257
256 257
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 247. K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie,
Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 37.
92
- Noodweerexces “Noodweerexces is het geval waarin de afweringsdaad niet aan de vereisten van de noodweer voldoet, doordat zij b.v. buiten verhouding tot de aanvalsdaad staat of zelfs omslaat in een aanvalsdaad.”258 In Nederland is voor noodweerexces een strafuitsluitingsgrond bepaald. In eerwraakzaken bij Turken kan de eer verloren geraken door seksuele beledigingen. Het gaat hierbij over beledigingen van „hoer‟ t.o.v. de moeder of dochter of erger dat men ermee dreigt hen iets te zullen aandoen. Amsterdamse advocaat Wormhoudt geeft aan dat dit gezien kan worden als bedreiging met geweld of moord. De dader zou zich zodanig beledigd voelen of vrezen voor zijn leven dat zij of hij de belediger letsels toebrengt of om het leven brengt. In dit geval kan noodweerexces theoretisch gezien niet uitgesloten worden. 259
In de Belgische wetgeving staat er geen uitdrukkelijke oplossing voor noodweerexces. Wel kan, afhankelijk van concrete omstandigheden, mogelijk gebruik worden gemaakt van de morele dwang als schulduitsluitingsgrond (art.71 Sw.) of van de uitlokking als strafverminderde verschoningsgrond (art.411 Sw.)260 3.3.1.3
Schulduitsluitingsgronden als vorm van cultureel verweer
Schulduitsluitingsgronden brengen met zich mee dat de feiten niet aan de dader kunnen verweten worden, maar het feit valt weliswaar niet te rechtvaardigen. De dader wordt enkel „verontschuldigd‟, omdat hij door bepaalde omstandigheden geen schuld treft.
- Dwang of overmacht De wettelijke grondslag van dwang (art.71 Sw.) bepaalt dat “er geen misdrijf is, wanneer de beschuldigde of beklaagde (…) gedrongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan.”261
258 259
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 246. R.H. WORMHOUDT, “Culturele achtergronden: en strafuitsluitingsgronden?”, Proces: tijdschrift voor
strafrechtspleging, afl. 12, 332-333, Geciteerd in K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie, Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 43. 260 261
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 246. G. VERMEULEN en W. DE BONDT, Strafwetboek, Wetboek van Strafvordering, Bijzondere wetten,
Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 30.
93
Dwang impliceert dat de dader in een dwangsituatie zat, waarbij hij in de onmogelijkheid verkeert een strafrechtelijke handeling te ontwijken of een geboden handeling te stellen. 262 Voorwaarden om beroep te kunnen doen op de schulduitsluitingsgrond overmacht is dat de drang onweerstaanbaar was, m.a.w. onvermijdbaar en onvoorzienbaar en de wil volledig was uitgeschakeld. De beoordeling van de geboden weerstand wordt overgelaten aan de soevereiniteit van de strafrechter. De strafrechter moet daarbij rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de dader en de concrete omstandigheden van de zaak. 263 Er bestaan twee soorten dwang. Fysieke dwang komt voor bij een fysiek onweerstaanbare kracht waaraan de dader niet kon weerstaan. Morele dwang is een bedreiging met een ernstig kwaad, dat enkel kon vermeden worden door een misdrijf te plegen. 264
De verdediging bij eerwraakzaken kan stellen dat de druk, dwang, kracht of drang zodanig groot was, dat de dader geen weerstand kon bieden. Volgens Wormhoudt kan de invloed van cultuur zodanig groot zijn, dat er sprake is van morele druk. 265 De eermoraal is voor de familie waartoe de dader behoort, zodanig cruciaal, dat een leven zonder eer geen leven is. De aantasting van de eer zou er immers toe leiden dat de familie als het ware dood verklaard wordt. De pesterijen en het buitensluiten uit de gemeenschap zouden ondraaglijk zijn om mee te leven. De verdachte zou zich in een situatie bevonden hebben waarbij hij niet tegen de psychische stress op kon en daardoor niet in staat was om zijn wil vrijelijk te bepalen. 266 De innerlijke drang om de eer te herstellen zou dan gecomplementeerd worden door de uiterlijke dwang: de druk vanuit de gemeenschap en familie om de eer te herstellen. 267
262
L. DUPONT en R. VERSTRAETEN, Handboek Belgisch strafrecht. Leuven, Acco, 1990, 275.
263
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 336-
338. 264
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 336-
338. 265
R.H. WORMHOUDT, “Culturele achtergronden: en strafuitsluitingsgronden?”, Proces: tijdschrift voor
strafrechtspleging, afl. 12, 334, Geciteerd in K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie, Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 39. 266
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
109-110. 267
K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie,
Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 39.
94
Uit Nederlandse Jurisprudentie blijkt dat psychische dwang (vergelijkbaar met de omstandigheid van morele dwang in België) in culturele strafzaken vaak wordt ingeroepen. 268 Weliswaar is het zo dat de rechter het beroep op dwang niet hoeft te honoreren. Het is in de eerste plaats al moeilijk om een beroep op overmacht door de culturele achtergrond te laten meetellen. Dat komt omdat de rechter niet uitsluit dat er alsnog andere wegen openstonden dan het plegen van een strafbaar feit en de dader voorkeur had moeten geven aan alternatieve oplossingen. Bovendien zou de rechter een grotere weerstand van de dader verwacht hebben tegen de druk die op hem werd gelegd.269
- Ontoerekeningsvatbaarheid De wettelijke grondslag van ontoerekeningsvatbaarheid wordt ook bepaald volgens artikel 71 in het Strafwetboek. “Er is geen misdrijf, wanneer de beschuldigde of beklaagde op het ogenblik van het feit in staat van krankzinnigheid was.”270
In de literatuur staat te lezen dat het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid voor eerwraakzaken een moeilijke kwestie is. Het is zo dat voor een adequate reactie tegen eerschending enig bewustzijn vereist is. De aanwezigheid van bewustzijn is te merken aan de vaak op voorhand gemaakte planning en de nauwkeurige uitvoering ervan. Dit bewustzijn zou moeilijk te verenigen zijn met het bestaan van een ziekelijke stoornis of een gebrekkig geestvermogen. Als men kijkt naar eerwraakzaken waarbij iemand zijn vrouw overspel heeft zien plegen, dan kan men de vraag stellen of de hevige gemoedsbeweging tot ontoerekeningsvatbaarheid kon leiden. Toch vallen deze acute emoties niet onder de term „ziekelijke stoornis‟. Dit soort situaties kunnen echter wel leiden tot een verminderend vermogen van toerekeningsvatbaarheid.271
268
K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie,
Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 102. 269
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
107-119. 270
G. VERMEULEN en W. DE BONDT, Strafwetboek, Wetboek van Strafvordering, Bijzondere wetten,
Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 30. 271
K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie,
Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 33-34.
95
Omdat eerwraakplegers zeer nauwkeurig en berekend te werk gaan, zullen zij zich niet kunnen beroepen op ontoerekeningsvatbaarheid. Toch kunnen er situaties voorvallen waarbij de familie een geestelijk gestoord familielid inzet om de daad te plegen. Het is vrijwel zeker dat een geestelijk gestoorde verdachte geen straf of een verminderende straf zal krijgen. Zo‟n situatie geldt alleen voor de dader en niet voor de mededaders of medeplichtigen. 272
Zowel bij dwang als bij ontoerekeningsvatbaarheid is het van belang om terug te vallen op deskundigen zoals een transcultureel psycholoog of psychiater. Zij kunnen de rechter ondersteunen bij het bepalen of de culturele achtergrond daadwerkelijk de oorzaak vormde van het misdrijf.
- Rechtsdwaling en feitelijke dwaling De dwaling als schulduitsluitingsgrond is niet in het Strafwetboek bepaald. Dwaling richt zich op het cognitief aspect van het opzet, terwijl dwang zich op het volitief aspect richt. Dwaling is onwetendheid omtrent de feiten of de strafbaarheid van de gedraging. Een onderscheid wordt gemaakt tussen feitelijke dwaling en rechtsdwaling. Bij feitelijke dwaling weet de dader niet dat zijn strafbaar gedrag onder de strafwet valt. M.a.w. de dader is wel op de hoogte van de strafbaarstelling, maar dacht dat zijn gedrag er niet onder viel. Bij rechtsdwaling weet de dader niet dat zijn gedrag strafbaar is. 273 De kans dat de dwaling met succes wordt aangevoerd, is zeer gering, omdat de voorwaarde van de onoverwinnelijkheid hier geldt. Dit wil zeggen dat de dader geen fout heeft begaan bij zijn vergissing of onbegrip omtrent de strafwet. Volgens Ten Voorde is rechtsdwaling denkbaar in de vorm van putatief noodweer274, maar hij kent geen eerwraakzaken waarin een dergelijke weg bewandeld werd. 275 In België kan men zich niet op putatief noodweer beroepen; wel op dwaling als schulduitsluitingsgrond.
272
K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie,
Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 34. 273
C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 342-
347. 274
Iemand die zonder kwade bedoelingen meent zich verweert te hebben tegen een onrechtmatige aanval, terwijl
de aanval rechtmatig was.
96
Dwaling als schulduitsluitingsgrond in eerwraakzaken heeft in onze ogen weinig kans op slagen. Enkel als de dader afkomstig zou zijn uit een land waar misdrijven, gepleegd om de eer te herstellen, een strafvermindering opleveren, zou een beroep op rechtsdwaling misschien kunnen slagen. Zeker als de persoon net in België is en nauwelijks op de hoogte kon zijn van de vigerende normen en waarden. Maar hoe ernstiger het misdrijf, hoe minder kans op rechtsdwaling. Iedereen dient immers te weten dat iemand van het leven beroven niet kan.
Gezien de demografische ontwikkelingen en immigratiestromingen zal ons land gauw evolueren naar een multicultureel immigratieregime. Internationale verdragen zoals het Bupo (Internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten), geven culturele minderhedengroepen de ruimte om hun culturele rechten bij de rechter te bepleiten. Daarnaast zorgt de verdere ontwikkeling van de Europese Unie ervoor dat we naar een multicultureel land evolueren. Dat zal er waarschijnlijk niet voor zorgen dat de wetgever ruimte zal maken voor een algemene culturele straf- of schulduitsluitingsgrond, maar wel dat de verdachten en daders de rechter kunnen vragen om rekening te houden met hun culturele achtergrond. De Belgische justitie zal in de toekomst de culturele achtergronden niet kunnen blijven negeren, omdat zij door de immigratiestromingen, telkens weer met nieuwe culturele delicten, met culturele verweren en een beroep op culturele rechten geconfronteerd zal worden. Justitie zal dus geen andere keuze meer hebben dan zich in de culturen te verdiepen. 276 3.3.1.4
Argumenten voor en tegen een cultureel verweer
In Amerika is er veel discussie omtrent de vraag of er een cultureel verweer in de juridische doctrine dient opgenomen te worden. In de discussie zijn er voor- en tegenargumenten om een formeel cultureel verweer op te nemen in de rechtspraak. In Nederland is sinds een tiental jaar een vergelijkbare discussie op gang gekomen, na een aantal spraakmakende strafzaken. Die discussie heeft te maken met het in vorig deel besproken rechtspluralisme. Veel van de Amerikaanse argumenten zijn terug te vinden in de Nederlandse discussie. 277 In de Belgische
275
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 6-7. 276
F. BOVENKERK, M. KOMEN en Y. YECILGOZ, Multiculturaliteit in de strafrechtspleging, Den Haag,
Boom juridische uitgevers, 2003, 148-150. 277
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
95.
97
literatuur is daarover niet veel terug te vinden. Belgische strafzaken waarin cultureel verweer werd toegepast, zijn dan ook zeldzaam en waarschijnlijk daarom nog een ongesproken item.
- Voorstanders De meeste voorstanders van cultureel verweer gaan uit van het idee van de multiculturalisering van de maatschappij. De strafrechtspleging zou in die optiek niet mogen achterblijven. Dit wil zeggen dat de strafrechtspleging cultuur sensitief moet zijn, zodat het culturele erfgoed van de verdachte in rekening kan worden gebracht. Culturele sensitiviteit in de strafrechtspleging betekent voor hen dat in strafverminderende zin wordt rekening gehouden met de culturele achtergrond van de verdachte en dat bepaalde juridische begrippen de multiculturele samenleving weerspiegelen. Renteln278 haalt het voorbeeld aan van artikel 27 van het IVBPR (Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten). Daarin staat dat etnische, godsdienstige of linguïstische minderheden in een gemeenschap het recht hebben om met andere leden van hun groep, hun eigen cultuur te beleven, hun eigen godsdienst te belijden en in de praktijk toe te passen, of zich van hun eigen taal mogen bedienen. Dit zou een bijdrage leveren aan de integratie van etnische minderheden, omdat ze zouden weten dat hun gebruiken en tradities gewaardeerd worden. 279 Dit zou tevens leiden tot een snellere acceptatie van gemeenschappelijke normen, waarbij het samenleven mogelijk wordt gemaakt en interculturele conflicten kunnen opgelost worden.280
Een andere reden waarom cultureel verweer erkend zou moeten, worden is het respect voor individuele rechtvaardigheid. Individuele rechtvaardigheid betekent dat de bestraffing op maat geschiedt en de culturele achtergrond mee in rekening wordt gebracht. Men gaat uit van
278
A. RENTELN, In defense of culture in the courtroom, In: R.A. SHWEDER, M. MINOW, and H.R.
MARKUS, Engaging Cultural Differences, the Multicultural Challenge in Liberal Democracies, New York, Russel sage foundation, 2002, 194, Geciteerd in SIESLING M. Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Boom Juridische uitgevers, Den Haag, pg. 111, 2006. 279
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
107-119. 280
J.M. TEN VOORDE, Cultuur als verweer, Een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen
van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2007, 114.
98
het idee dat de mate van aansprakelijkheid verschilt bij mensen die handelen vanuit een andere culturele achtergrond.281
Sommige voorstanders pleiten ervoor dat daders met een andere culturele achtergrond sowieso recht hebben op een verminderende straf, omdat zij op een bepaalde manier geconditioneerd zijn. 282 Volgens Bronkhorst is het denkbaar dat iemand zodanig door een ander of door omstandigheden is gebiologeerd dat hij machinaal handelt. 283
Anderen halen aan dat volgens het strafrecht leidende gelijkheidsbeginsel de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging moeten genomen worden en zo ook de culturele achtergrond van de verdachte. 284 Gelijkheid betekent in de ogen van de voorstanders dat de toepassing van cultureel verweer voor een beperkte groep noodzakelijk is om de ongelijke positie in het strafrecht te compenseren. Soms zijn er bij verschillende gevallen dus andere behandelingen nodig, zodat het resultaat hetzelfde kan zijn. Men doelt hier dus op cultureel verweer.285
- Tegenstanders De meeste argumenten tegen cultureel verweer gaan meestal uit van het idee van de grenzen van de handelingsvrijheid van het individu, namelijk wanneer dat anderen schaadt.
Sommige tegenstanders van cultureel verweer zien ook de slaagkansen in een multiculturele samenleving, maar stellen in tegenstelling tot diegene die pleiten voor culturele sensitiviteit in de strafrechtspleging, dat juist omdat de samenleving multicultureel is, cultureel verweer
281
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
107-119. 282
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
108. 283
C. BRONKHORST, Overmacht in het strafrecht, Utrecht, Dekker & Van de Vegt, 1952, 23, Geciteerd in M.
SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, 201. 284
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
108-109. 285
J.M. TEN VOORDE, Cultuur als verweer, Een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen
van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2007, 113-114.
99
verworpen moet worden. Cultureel verweer kan leiden tot het apart zetten van culturele groepen uit de samenleving. Hierdoor worden culturele verschillen niet gerespecteerd.286 Bovendien is er ongelijkheid, omdat sommige groepen zich wel op cultureel verweer kunnen beroepen en anderen niet. Zo maken de deskundigen Bovenkerk en Yesilgöz de interessante opmerking dat cultuur moeilijk te definiëren valt, en dat een beroep doen op cultuur, bouwen is op drijfzand: “Wie heeft een uitzonderlijk cultuur en wie niet, Hoeveel mensen moeten een stel normen en waarden delen om te spreken van een cultuur?”.287 Cultureel verweer zou dus ongelijkheid met zich meebrengen, omdat de redenen voor de cultuur als excuus moeilijk te achterhalen vallen. Zo lijken een passionele moord en een eerwraakmoord sterk op elkaar. Als een Turkse man verdacht wordt van eerwraakmoord, terwijl het eigenlijk een passionele moord was, zou hij toch op basis van zijn „culturele achtergrond‟ van strafvermindering kunnen genieten. Autochtone burgers zouden zich daarbij achtergesteld voelen, omdat zij niet voor cultureel verweer in aanmerking komen. Etnische minderhedenverdachten zouden cultureel verweer kunnen inroepen, zonder dat de misdaad gepleegd werd vanuit voorschriften uit een bepaalde cultuur.
Het gevaar bestaat dat allochtonen gediscrimineerd worden op basis van hun culturele achtergrond. Cultureel verweer voor deze specifieke groepen betekent dat de strafbare gedragingen van één individu worden toegeschreven aan de gehele groep van waaruit hij afkomstig is, met als gevolg dat daarmee een „wij-zij-tegenstelling‟ gevoed wordt.288 Dit is pijnlijk, omdat sommige migranten zich juist willen losrukken van de oude tradities uit het land van herkomst. Door cultureel toe te geven wordt de traditie bevestigd, waardoor het onmogelijk gemaakt wordt voor anderen om zich te distantiëren van deze gewelddadige
286
J.M. TEN VOORDE, Cultuur als verweer, Een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen
van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2007, 113-115. 287
F. BOVENKERK, M. KOMEN en Y. YECILGOZ, Multiculturaliteit in de strafrechtspleging, Den Haag,
Boom juridische uitgevers, 2003, 25. 288
F.S. BRELVI, “News of the Weird, Specious Normativity and the Problem of the Cultural Defense”,
Columbia Human Rights Law Review, Spring, 1997, 681-682, Geciteerd in: M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, 122.
100
tradities. 289 Een daarmee gepaard gaande kritiek op de voorstanders berust op het feit dat voorstanders vaak een essentialistische visie op cultuur hebben. De advocaten Boksem en Kromdijk zijn geen fan van cultureel verweer; wel zijn zij van mening dat de culturele achtergrond een rol moet spelen bij de strafbepaling in strafverlagende zin. Dit geldt voor hen in alle gevallen waarin de culturele achtergrond een sterke invloed heeft gehad, de dader nog maar kort geïmmigreerd is, het slachtoffer uit dezelfde cultuur afkomstig is en het delict in land van herkomst als een strafverlichtend feit gezien wordt. Volgens universitaire docenten rechtsfilosofie en straf(proces)recht Galenkamp en Ten Voorde gaan zij uit van een te simplistisch beeld. De stereotypering wordt niet alleen in de hand gewerkt, ook de verschillen tussen de eerste en de tweede generatie worden op die manier miskend. 290 “De uitzondering op basis van cultuur wordt geclaimd in naam van al degenen die geacht worden deze cultuur te dragen.”291 Zo ‟n zienswijze op cultuur kan bovendien in de strafrechtelijke context gekoppeld worden aan een psychiatrische ziekte (ontoerekeningsvatbaarheid). De cultuur zou op die manier in een negatief daglicht geplaatst worden. 292 De tweede generatie van migrantenjongeren zijn reeds op één of andere manier verwesterd en dragen niet altijd de traditionele waarden en normen mee. De kans is groot bij een essentialistische visie op cultuur dat “de meer westerse standpunten van jongeren, het programma van de emancipatiebeweging van vrouwen en de standpunten van de progressieve stromingen niet tot de afwegingen van politie en justitie doordringen”
293
. Cultuur is dus dynamisch; traditionele waarden kunnen
snel veranderen, zeker onder immigranten. Een gevolg daarvan is dat binnen de immigrantengemeenschappen grotere individuele verschillen kunnen ontstaan. Die kunnen het beroep op een eenduidige groepscultuur bemoeilijken. 294 289
D.L. COLEMAN, “Individualizing Justice through Multiculturalism, The Liberal‟s Dilemma”, Columbia Law
Review, June, 1996, 1137-1150, Geciteerd in: M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, 135. 290
E.M. GALENKAMP, J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar
de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 44. 291
F. BOVENKERK, M. KOMEN en Y. YECILGOZ, Multiculturaliteit in de strafrechtspleging, Den Haag,
Boom juridische uitgevers, 2003, 25. 292
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
127-128. 293
F. BOVENKERK, M. KOMEN en Y. YECILGOZ, Multiculturaliteit in de strafrechtspleging, Den Haag,
Boom juridische uitgevers, 2003, 24. 294
F. BOVENKERK, M. KOMEN en Y. YECILGOZ, Multiculturaliteit in de strafrechtspleging, Den Haag,
Boom juridische uitgevers, 2003, 24.
101
Gematigde tegenstanders geven aan dat cultureel verweer niet nodig is in een flexibel strafrechtsysteem. Men haalt aan dat er genoeg verweren bestaan om de culturele achtergrond in overweging te nemen.295
Een ander argument tegen de inbreng van cultureel verweer is de tegenhanger van het argument dat individuele gerechtigheid aan de orde is door het beroep op de cultuur. Tegenstanders zeggen dat het cultureel verweer juist op een groep is gebaseerd en niet op de verdachte als individu. Erkenning van cultureel verweer zou dan niet alleen tot straffeloosheid leiden bij het individu, maar zou ook de groep waarbij het individu hoort, beschermen. Dit gaat
in
tegen
de
geïndividualiseerde
gerechtigheid
en
van
de
individuele
verantwoordelijkheid. Ieder individu dient de wet te kennen en die te gehoorzamen. Daarnaast wordt het individu niet op zijn verantwoordelijkheid gewezen als die persoon een strafverminderende sanctie krijgt. Daarmee gepaard gaand verdwijnt de afschrikwekkende werking van de straf, zowel op specifiek als generaal preventief vlak. 296
Tegenstanders vanuit feministische kant schreeuwen hun ongenoegen uit over het feit dat het cultureel verweer zich alleen focust op de rechten van de verdachte. Op die manier zou één van de belangrijkste bedoelingen van het strafrecht vergeten worden, namelijk het beschermen van slachtoffers, samenleving en mensenrechten. De bij de voorstanders aangehaalde individuele rechtvaardigheid wordt volgens deze tegenstanders enkel ten aanzien van de verdachte verzekerd.297 Cultureel antropologe en turkologe Van Eck omschrijft het als volgt: “Nu in Turkije eindelijk een aantal vrouwen protesteert - het heeft lang geduurd moeten wij hen steunen en niet hier eerwraak accepteren als een delict dat onlosmakelijk met de Turkse cultuur verbonden is.”298
295
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
130-131. 296
N.S. KIM, “The cultural defense and the problem of cultural preemption, a framework for analysis”, New
Mexico Law Review, winter, 1997, 110-111, Geciteerd in: M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, 123. 297
J.M. TEN VOORDE, Cultuur als verweer, Een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen
van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2007, 113-114. 298
C. VAN ECK, “Eerwraak in Turkije”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 11/12, 2001, 187.
102
3.3.2 Strafverzwarende omstandigheden De doctrine van het cultureel verweer is niet alom aanvaard; dat bleek uit de literatuur. Ook rechters zijn niet altijd happig om culturele achtergronden als schulduitsluitingsgrond of strafverminderende omstandigheden te zien. In de literatuur kwam naar voren dat ook het omgekeerde van cultureel verweer bestaat: de culturele achtergrond als verzwarende omstandigheid. Dit is meerdere malen voorgekomen in Nederlandse strafrechtszaken. Een advocaat haalde in een onderzoek van Siesling (onderzoeker op de grensvlakken van (straf)recht en sociale wetenschappen) aan dat als je cultuur aanvoert, je er zo een extra jaar bij hebt.299 Uit interviews van het onderzoek van Siesling blijkt dat advocaten uit onzekerheid eerder kiezen voor een voorzichtige aanpak, dan cultureel verweer in te roepen. De reden hiervoor is dat ze zo het risico van „culturele afstraffing‟ willen ontlopen. 300 Eer op zich zal bij ons geen strafverzwarende omstandigheid kunnen opleveren, omdat de strafverzwarende omstandigheden enkel toepasbaar zijn, wanneer de strafwet dit voorschrijft. In België bestaat geen specifieke wet over eergerelateerd geweld.
Er worden diverse redenen aangehaald om de voorkeur tot strafverzwaring te geven. Men meent in de eerste plaats dat straffen een generaal preventieve functie moeten hebben. Het doel van dit straffen moet gericht zijn op de hele migrantengroep waartoe de verdachte behoort. Ten tweede haalt men aan dat eerwraak een soort van eigenrichting is, die het gezag van de staat ondermijnt. Men wil meegeven dat als er conflicten zijn, de bestaande autoriteiten gecontacteerd moeten worden. Een derde reden om zwaarder te straffen is dat er nu vaker wordt verwezen naar de belangen van de vrouwen. De mannen zouden het recht van elke vrouw, die haar eigen leven wil organiseren, ontnomen hebben. In de vierde plaats wordt verwacht dat iedere persoon zich integreert en dat men weet dat sommige gedragingen niet acceptabel zijn in het ontvangende land. Tenslotte is gebrek aan integratie vaak een reden om zwaarder te straffen.301
299
E.M. GALENKAMP, J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar
de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 44. 300
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
127-212. 301
J.M. TEN VOORDE, Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR
studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf, 8-9.
103
Galenkamp en Ten Voorde vragen zich af of de recente tendens tot strafverzwaring wel te rechtvaardigen valt t.o.v. de rechtsstatelijke grondvoorwaarden. Wat zou de straf in die optie betekenen? Is het wel wenselijk om een zwaardere straf te geven, als de feiten in de ogen van de allochtonen niet worden gezien als ernstige misdrijven en bovendien het recidivegevaar gering is?302 3.3.3 Aanwijzingen voor de strafrechter om de hoogte van de straf te bepalen Boksem en Kromdijk 303 hebben richtlijnen opgesteld als hulp voor de strafrechter om de hoogte van de straf bij culturele delicten te helpen bepalen. Professor politieke wetenschappen en antropologie aan de universiteit van Zuid-Californië Renteln ziet de aandachtspunten als een hulpmiddel om misbruik van de culturele achtergrond te voorkomen. 304
- Is de culturele factor van invloed geweest op het gepleegde feit? Zo ja, was dit in geringe mate, in aanmerkelijke mate of in overwegende mate?
- Werd het gedrag van de dader (mede) bepaald door de culturele factor? Zo ja, was dit in geringe mate, in aanmerkelijke mate of in overwegende mate?
- Droeg de dader kennis van de in Nederland geldende normen en waarden? Zo ja, was dit in geringe mate, in aanmerkelijke mate of in overwegende mate? - Is de culturele factor in het „eigen land‟ grond voor straffeloosheid, strafvermindering of strafverzwaring?
- Kwam het slachtoffer (indien daar sprake van is) uit dezelfde cultuur c.q. was het slachtoffer bekend met de culturele context van waaruit de dader handelde?
302
E.M. GALENKAMP, J.M. TEN VOORDE,. “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar
de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 44. 303
J. BOKSEM en S. KROMDIJK, “Cultuurverschillen”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 1/2,
2000, 7. 304
M. SIESLING, Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006,
129.
104
- Handelde de dader (mede) onder druk van derden? 305 “De antwoorden op deze vragen kunnen een sterk onderbouwde strafmaatweer opleveren.” 306 Om nog meer verduidelijking te creëren kan de rechter zich openstellen voor kennis van culturen. Op die manier kan hij zich een beter beeld vormen van delicten zoals eerwraak en eergerelateerd geweld en kan hij zich een beter beeld vormen van de straf die hij dient op te leggen. Maar de rechter kan niet altijd voldoende kennis hebben van culturen. Daarom is het raadzaam om een deskundige aan te stellen om de rechter te adviseren. Onderzoekers Komen en Siesling benadrukken dat “enige kennis over de culturele achtergronden en persoonlijke oriëntatie van de betrokkenen, een duidelijk open houding in de beoordeling en berechting van strafbare feiten en openheid bij de verdachte over zijn motieven, behulpzaam kunnen zijn bij de bepaling van de juiste strafmaat en -soort”.307
305
J. BOKSEM en S. KROMDIJK, “Cultuurverschillen”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 1/2,
2000, 7. 306
K. KARAKAYA, Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie,
Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 45. 307
M. KOMEN en M. SIESLING, “Begrip voor de dader: cultuur als verzachtende omstandigheid”, Proces:
tijdschrift voor strafrechtspleging afl. 3/4, 2002, 48.
105
3.4 Conclusie Alvorens de vraag te stellen of er ruimte bestaat voor afwijkende normen en waarden van migranten in het strafrecht, wilden we een zicht krijgen in hoever ruimte moet bestaan voor afwijkende normen en waarden in het algemeen. „t Hart poneert drie visies: de monisten, relativisten en de pluralisten. Volgens hem komt pluralisme het dichtst in de buurt van een democratische rechtsstaat. De pluralisten gaan ervan uit dat culturele verschillen gerespecteerd en geaccepteerd moeten worden, maar dat geen inbreuk op de mensenrechten mag gemaakt worden. Zo kunnen we de vraag stellen in hoeverre we ruimte moeten bieden voor de culturele achtergrond van eremoorden en eergerelateerd geweld in het strafrecht.
In de meeste strafzaken waar de culturele achtergrond een rol speelt, is het niet zo moeilijk om tot een bewezenverklaring te komen. Ook over de juridische kwalificatie bestaat geen twijfel, alhoewel men er vaak van uitgaat dat er aan eremoorden altijd een familieraad voorafgaat en dit dus sowieso leidt tot de kwalificatie moord i.p.v. doodslag. Wel kan er op het niveau van het parket moeilijkheden bestaan omtrent de vraag wie de eventuele medeplichtigen of
mededaders
waren.
Ook de
vraag
of er
sprake
was
van
schulduitsluitingsgronden zoals morele dwang of ontoerekeningsvatbaarheid (art. 71 Sw) of dwaling of de uitlokking als strafverminderende verschoningsgrond (art. 411 Sw) zal bij culturele delicten zoals bij eergerelateerd geweld en eremoord een moeilijke kwestie zijn. Een passende straf zal door de rechter zelf opgelegd worden, daar er geen maatstaven bestaan die de rechter in voorkomende gevallen kan hanteren. Er bestaat immers geen specifieke wet voor eremoorden en eergerelateerd geweld. Moord is moord, geweld is geweld. De Belgische waarden en normen zullen niet overboord gegooid worden omdat eergerelateerd geweld volgens het gewoonterecht van een gemeenschap wel geldt. Dit wil niet zeggen dat het onmogelijk is om met de culturele achtergrond rekening te houden. De rechter kan het verhaal van de verdachte immers in rekening brengen. In België werkt men met een vork: een minimum- en maximumstraf. Daarenboven kan men ook nog buiten de vork gaan met verzachtende of verzwarende omstandigheden. Eer op zich zal bij ons geen strafverzwarende omstandigheid kunnen opleveren, omdat de strafverzwarende omstandigheden enkel toepasbaar zijn wanneer de strafwet dit voorschrijft. Wel zou in theorie de verdediging kunnen terugvallen op rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Dit is het principe van cultureel verweer. Bij cultureel verweer zal de
verdediging een
106
strafuitsluitingsgrond aanvoeren, omdat men zegt gehandeld te hebben volgens de culturele voorschriften. Een formeel cultureel verweer bestaat niet. Wel kan men de culturele factor verwerken in het bestaand stelsel van rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Wij bespraken de rechtvaardigingsgronden noodtoestand en noodweerexces (dit laatste bestaat
enkel
in
Nederland)
en
de
schulduitsluitingsgronden
dwang,
ontoerekeningsvatbaarheid en dwaling. Enkel dwang zou volgens literatuuronderzoek de meeste kans tot slagen hebben. Over de normatieve vraag of de culturele achtergrond in rekening mag gebracht worden in het vonnisgerecht hebben wij ons niet gebogen. Toch wilden we de discussie omtrent het al dan niet invoeren van cultureel verweer in ons strafrecht aanhalen. De meeste voorstanders gaan uit van de multiculturalisering in de samenleving. Het strafrecht kan volgens hen daarom niet achterblijven en dient dan ook cultureel sensitief te zijn. Andere gaan uit van het feit dat culturele achtergrond altijd een rol heeft gespeeld bij het plegen van het misdrijf. De tegenstanders gaan dan uit van het idee dat de handelingsvrijheid van het individu beperkt is en de mensenrechten nooit mogen geschaad worden. Cultureel verweer zou tevens leiden tot discriminatie.
Ook voor de rechters is het niet simpel om uit te maken of cultuur al dan niet heeft meegespeeld en of dit consequenties moet hebben voor het vonnis. Sinds eergerelateerd geweld en eerwraak meer voorkomt, vormt dit gegeven de kern van de strafrechtelijke discussie. Het is dan ook interessant om het debat te blijven voeren.
107
ALGEMEEN BESLUIT Het doel van dit eindwerk was een antwoord te vinden op de centrale onderzoeksvraag die vooropgesteld werd in de inleiding. „Op welke manier kunnen politie en justitie eremoorden en eergerelateerd geweld afhandelen?‟ Om hierop een antwoord te geven, hebben we getracht om eerst nader in te gaan op een aantal subvragen teneinde een beter inzicht te bieden op de kern van de vraag.
Wat is eer, eerwraak en eergerelateerd geweld? Wat is de omvang van eremoorden en eergerelateerd geweld? Welke acties worden er ondernomen tegen eremoorden en eergerelateerd geweld? Omdat de meeste daders in België uit het gebied van het Midden-Oosten afkomstig zijn, hebben we gekozen om de betekenis van eremoorden en eergerelateerd geweld in dit gebied te bespreken. Al van bij het begin bemerkten we dat eremoorden en eergerelateerd geweld eigenlijk niet losstaan van de manier hoe mensen in collectivistische patriarchale culturen hun eergevoel beleven. Eer wordt in deze culturen beschouwd als iets dat je hebt. Als je eer hebt, word je door de gemeenschap geaccepteerd. Aan de eer (het aanzien in de maatschappij) zijn echter voorwaarden gekoppeld waaraan men zich moet houden. Zowel mannen als vrouwen hebben eer die samenvalt met de familie-eer. Maar bij eremoorden en eergerelateerd geweld ligt de klemtoon voornamelijk op de seksuele eer van de vrouw. Wanneer (er vermoedens bestaan dat) de vrouw zich onkuis gedraagt en niet leeft volgens de normen en waarden van de gemeenschap, bezoedelt zij de eer van de familie met als gevolg dat de ganse familie buitengesloten wordt en vernederingen moet ondergaan. Alleen door de vrouw fysiek en/of psychisch te mishandelen of in het slechtste geval te vermoorden, wordt de eer van de familie hersteld. De manier waarop die eer hersteld moet/zal worden, wordt meestal besproken in een familieraad. Er bestaat een arsenaal aan alternatieven; van niet-gewelddadige vormen tot gewelddadige vormen als moord in het uiterste geval.
In België zijn tussen de jaren 2003 en 2008, 17 gevallen ontdekt van misdrijven die te maken hadden met eer. Aangenomen wordt overigens dat dit maar het topje van de ijsberg is, en dat er in werkelijkheid veel meer eergerelateerd geweld wordt gepleegd dan geweten is. In sommige onderzoeken wordt verwezen naar het feit dat er een stijging van eergerelateerd geweld merkbaar is in het Midden-Oosten. De vraag of deze stijging ook in België merkbaar 108
is, is evenwel niet onderzocht. Niettemin wordt door diverse deskundigen gesteld dat culturele delicten en in het bijzonder eremoorden en eergerelateerd geweld een opgang maken in de westerse contreien. Dit zou te maken hebben met de migratiebewegingen van de laatste jaren. We hebben echter geen enkel beeld van de „werkelijke‟ omvang van deze delicten in ons land. Het is dan ook opportuun om werk te maken van een systeem dat deze delicten kan herkennen en registeren. We willen daarbij aanvoeren dat de kwantitatieve analyse alleen niet voldoende is. Ook een kwalitatieve analyse van deze delicten in België is uiterst interessant. Op die manier kan een profiel gemaakt worden van vermoedelijke daders en kunnen de omstandigheden van deze delicten beter in kaart worden gebracht. Eremoorden en eergerelateerd geweld in een multiculturele samenleving verschillen immers qua intensiteit en uitingsvormen van het geweld dat gepleegd wordt/zou worden in het land van afkomst. Bovendien moet de betekenis van eer en eercodes in een steeds veranderend daglicht worden geplaatst.
In verschillende westerse landen zijn in de loop der jaren heel wat acties, projecten, protocollen in het leven geroepen en organisaties opgericht die de strijd met deze delicten aangaan. In België werd eergerelateerd geweld reeds opgenomen in het Nationaal Actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld 2010-2014. Dat deze misdrijven gerelateerd worden aan intrafamiliaal geweld kan een risico vormen voor de aanpak ervan. Het is van belang zich daarbij te realiseren dat de afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld op een heel andere manier kan en soms moet verlopen. Dit zien we zowel op politieel als op justitieel vlak. Wat meteen een aantal bijkomende vragen oproept. Op welke manier kan de politieagent een erezaak herkennen? Welke problemen kunnen zich voordoen bij de operationele aanpak van eremoorden en eergerelateerd geweld? Welke rol kan een politieagent met een etnische achtergrond spelen? Welke samenwerkingspartners zijn relevant voor de politie? Op welke manier kan geregistreerd worden? Eremoorden en eergerelateerd geweld zijn delicten die zich essentieel in een gesloten sfeer afspelen. Ze kunnen op het eerste gezicht onschuldig lijken, maar evengoed snel escaleren. Een snelle herkenning van deze delicten is dus ten zeerste aangeraden. Daarvoor dient de politie een gedegen kennis van de culturele context te hebben en alert te zijn voor bepaalde aspecten die kunnen wijzen op een erezaak. Het systeem van de rode vlaggen dat geïntroduceerd werd in Nederland, is daar een uitstekend middel voor. Een zaak wordt bestempeld met een rode vlag, wanneer een vermoeden bestaat dat een binnenkomende zaak 109
te maken heeft met eer en eerverlies. Daarna kan met behulp van een checklist onderzocht worden of de zaak daadwerkelijk gelinkt kan worden aan een erezaak. Inmiddels is deze methode ook ingevoerd in het pilootproject van Mechelen en Verviers. De checklist biedt een hulpmiddel om gerichte informatie te krijgen. Er worden tips meegegeven hoe men het best omgaat met een bepaalde situatie waar eer vermoedelijk een rol speelt. Een melding moet bijvoorbeeld altijd au sérieux genomen worden, omdat eer gevoelig ligt en omdat het slachtoffer vaak de moed bijeen heeft moeten rapen om tot bij de politie te komen. Om verdere informatie van de melder te verkrijgen zijn naast de vragen met betrekking tot het aard van het probleem en persoonlijke gegevens ook vragen over sociale en economische achtergronden belangrijk. Men vraagt naar de relaties tussen de verschillende leden van de familie, bepaalde opvattingen over onderwijs, religie en waarden en normen. Kennis hierover kan inzicht geven in de aanwezigheid van het motief „eer‟. Bij het verwerken van die kennis is de hulp van deskundigen bovendien aangeraden.
Maar ook politie-ambtenaren met een etnische achtergrond kunnen een bijdrage leveren. Zij leveren vaak extra kennis bij specifiek culturele delicten zoals eergerelateerde zaken. Wel wordt gewezen op enkele risico‟s. Zo wordt vaak minder informatie prijsgegeven als de betrokkenen merken dat er iemand van de ingroup meeluistert. Daarnaast mogen politieambtenaren met een etnische achtergrond niet te vaak als een „multi-culti‟ agent ingezet worden. Zij weten ook niet alles. Verder wordt gewezen op dezelfde risico‟s bij het inzetten van tolken. Er wordt aanbevolen om tolken in te zetten die niet uit het Midden-Oosten afkomstig zijn. Wij zijn van mening dat vrouwelijke tolken het best kunnen ingezet worden bij vrouwelijke slachtoffers.
Zowel bij de herkenning als bij het verder verloop en afhandeling van deze delicten zijn instellingen uit de veiligheidszorg, sociale-, medische-, en onderwijssector belangrijke partners. Het is belangrijk dat die samenwerking een structureel karakter krijgt. Voor de vroegherkenning zijn doorverwijsinstanties zoals het onderwijs, de medische sector, thuiszorg, de sociale sector en de gemeentelijke administratie via het OCMW belangrijk. In Verviers worden in samenwerking met justitie en de federale politie koffers uitgedeeld met allerhande informatie over deze delicten, met betrekking tot de vroegherkenning, het omgaan met eergerelateerd geweld en doorverwijzing. Er is tevens een nauw samenwerkingsverband met de federale politie, lokale politie en het parket. Daar geldt de regel „zero-tolerance‟. De politie dient ieder geval waarbij eer een rol kan spelen door te verwijzen naar het parket, waar 110
vervolgens de aanpak verder verloopt. Voor de nazorg van slachtoffers zijn vluchthuizen en opvangtehuizen van groot belang. Voorts is, zeker voor de informatie-uitwisseling, een goede dialoog met etnische gemeenschappen noodzakelijk. Op die manier kan men antwoorden verkrijgen op vragen zoals: „Wie van de familie moeten we het best aanspreken bij een bemiddelend gesprek?‟ Er moet wel op gewezen worden dat de samenwerkingspartners daarbij bereid moeten zijn om de hele situatie in kaart te brengen. Wanneer iedere instelling een eigen analyse maakt van het probleem, kan een fragmentarisch beeld ontstaan. Een volledig beeld hebben over het hele verhaal is cruciaal, wil men de aanpak op een optimale manier laten verlopen. Daarnaast moeten afspraken gemaakt worden over de uitwisseling van „geheime‟ info. Vrijwilligers, die vaak de delicate situatie van een erezaak niet kunnen inschatten omdat ze er te weinig kennis over hebben, zouden bijvoorbeeld - zonder erbij stil te staan - gevoelige informatie naar de buitenwereld kunnen lekken, waardoor de familie de vrouw die gevlucht is gemakkelijk zou kunnen opsporen, met alle gevolgen van dien.
Er werd hierboven reeds gewezen op het belang van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van deze delicten. Een kwantitatieve analyse is heel ingewikkeld, omdat er geen vastomlijnde definitie bestaat van wat nu precies eergerelateerd geweld is. Bovendien heeft het ontelbaar veel uitingsvormen die heel complex zijn en jarenlang kunnen aanslepen. Wat en wanneer men moet meten is een moeilijke vraag om te beantwoorden. Daarnaast bestaan er verschillende opvattingen over eer en eergerelateerd geweld met als gevolg dat vergelijkingen tussen landen zeer moeilijk zijn. Wij zijn ervan overtuigd dat de registratie op een uniforme wijze moet verlopen. Als de herkenning en aanpak op een uniforme wijze kan verlopen, dan biedt dit veel mogelijkheden voor een registratiesysteem.
Op welke manier kan het Openbaar Ministerie rekening houden met de culturele achtergrond van daders van eremoorden en eergerelateerd geweld? Kunnen we rekening houden met culturele achtergronden in het strafrecht? Welke mogelijkheden biedt het strafrecht om tegen eremoorden en eergerelateerd geweld op te treden en welke verweren kunnen vanwege de culturele achtergrond worden gevoerd?
Alvorens de vraag te stellen of we rekening kunnen houden met culturele achtergronden in het strafrecht kunnen we ons de vraag stellen of er ruimte bestaat voor afwijkende normen en waarden van migranten in ons strafrecht en tot hoever deze ruimte moet reiken. De vraag of de culturele pluriformiteit van de samenleving ook in het strafrecht tot uitdrukking kan 111
komen, is voor het eerst door de Leidse hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht „t Hart gesteld. Hij onderscheidt drie visies. De monisten zien waarden en normen van een andere cultuur als een bedreiging voor de eigen samenleving. Relativisten respecteren daarentegen alle culturen met hun eigen normen en waarden. „t Hart bekritiseert beide standpunten. Ze laten beide geen openheid voor debat. Een derde visie, die dan ook de voorkeur geniet van „t Hart, is het pluralisme. Het pluralisme houdt in dat er ruimte moet gecreëerd worden voor het beleven van de eigen cultuur, maar wel een beperkte ruimte. Er mag geen inbreuk worden gemaakt op de rechtsstatelijke grondvoorwaarden. Cultureel pluralisme biedt volgens ons goede mogelijkheden, maar wat als bepaalde normen en waarden botsen met de dominante waarden en normen? Waar liggen de grenzen? Moeten wij een eerwraakpleger straffen? Zo ja, met een hogere of lagere straf? Over de vraag of we rekening moeten houden met de culturele achtergronden
in
het
strafrecht
is
rechtspluralisme
een
belangrijk
uitgangspunt.
“Rechtspluralisme is een systeem waarin verschillende rechtsstelsels naast elkaar bestaan.” 308 Er werd gewezen op een extreme vorm en een gematigde vorm. De extreme vorm betekent dat er geen enkel onderscheid wordt gemaakt tussen de dominante en de andere culturen. De gematigde versie betekent dat de rechten van etnische minderheden gerespecteerd worden tegen de achtergrond van de gedachte van soevereiniteit in eigen kring. Het rechtspluralisme zou niet tot problemen leiden als het zou gaan om rechten op vlak van geloofrituelen, zoals het slachten van een schaap. De discussie zou veel heftiger worden als het gaat om handelingen die in strijd zijn met het strafrecht zoals eremoorden en eergerelateerd geweld. Het feit dat eremoorden en eergerelateerd geweld een fundamentele inbreuk zijn op de mensenrechten, heeft als gevolg dat dergelijk geweld nooit geaccepteerd mag worden. Wel mag in onze visie rekening gehouden worden met de culturele achtergrond in strafzaken. De verdachte neemt immers altijd een culturele erfenis met zich mee, die we niet mogen negeren. Dat de strafbepaling in strafverzwarende zin of strafverlichtende zin moet gebeuren, laten we in deze thesis in het midden. Het zal er altijd op aankomen om de omstandigheden van het feit in rekening te brengen. De discussie omtrent de vraag naar de strafmaat vormt tevens de basis voor het al dan niet toelaten van een formeel cultureel verweer. Dit sluit naadloos aan bij de volgende vraag.
308
F.T. OLDENHUIS, J.G. BROUWER, D.N.R. WEGERIF en F.E. KEIJZER, Schurende relaties tussen recht
en religie, Assen,Van Gorcum, 2007, 65.
112
Welke mogelijkheden biedt het strafrecht om tegen eremoorden en eergerelateerd geweld op te treden en welke verweren kunnen vanwege de culturele achtergrond worden gevoerd? Uit Nederlands onderzoek bleek dat er overwegend meer strafverzwarend wordt opgetreden dan strafverminderend. Het is zelfs heel moeilijk om een strafvermindering te vragen. Een mogelijke verklaring daarvoor is o.a. te vinden in de omstandigheid van de „voorbedachten rade‟ als strafverzwarende omstandigheid, die met eremoorden en eergerelateerd geweld gepaard kan gaan. In de thesis is uitgebreid stilgestaan bij de vraag welke mogelijke verweren de Belgische strafrechtadvocaat in eerwraakzaken kan voeren. Men spreekt van cultureel verweer als de verdachte op grond van zijn cultuur, beroep doet op rechtvaardigingsgronden of schulduitsluitingsgronden. Volgende rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden werden
besproken:
noodtoestand,
noodweerexces
(Nederland),
dwang,
ontoerekeningsvatbaarheid en dwaling. Een beroep doen op noodtoestand en dwaling is theoretisch mogelijk, maar volgens ons heeft dit in praktijk bijna geen kans op slagen. Een beroep, op noodweerexces en de overige schulduitsluitingsgronden zou heel exceptioneel wel eens kunnen slagen. Dit ligt natuurlijk in handen van de strafrechter. Strafverzwarende omstandigheden voor het motief van eer, zouden in België geen enkele kans tot slagen hebben, omdat dit slechts kan als dit vooraf in de wet bepaald is en uitdrukkelijk uit een strafverzwarende factor voortvloeit. Een specifieke wet over eergerelateerd geweld bestaat niet. In deze thesis werd de discussie omtrent het voeren van cultureel verweer behandeld. Zowel voorstanders als tegenstanders kwamen aan bod. Wij zijn van mening dat een zuiver formeel verweer waarbij de dader straffeloos blijft, zeker niet mag ingevoerd worden, aangezien de ernstige gevolgen van eremoorden en eergerelateerd geweld. Eerwraakplegers moeten bestraft worden volgens de bestaande strafrechtelijke regels. De concrete feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte moeten naar voren gebracht worden, ook al kan dat eventueel leiden tot strafvermindering.
We concluderen hieruit dat zowel bij de politiële als bij de justitiële afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld rekening kan en eigenlijk moet gehouden worden met de culturele achtergrond van verdachten. Daarbij is kennisopbouw omtrent de culturele context van eremoorden en eergerelateerd geweld heel belangrijk. Als tijdens het opmaken van een proces-verbaal of tijdens het opsporingsonderzoek reeds blijkt dat we te maken hebben met een eergerelateerd misdrijf, kan dit alleen maar bevorderlijk zijn voor de verdere afhandeling ervan in rechte. M.a.w. wanneer het motief van de dader beter begrepen wordt, kan de opsporing, vervolging en de veroordeling van de dader beter, efficiënter en eerlijker 113
plaatsvinden. De aanpak en afhandeling van eremoorden en eergerelateerd geweld staat in België nog in zijn kinderschoenen, maar zal steeds verder evolueren. Deze thesis wil daarom een aanzet bieden om hierover verder na te denken. De waarheid is evenwel dat - in constant veranderende maatschappijen - de rechtsstaat een voortdurende vooruitgang vereist van politiële en justitiële behandeling van cultureel geïnspireerde misdrijven in het algemeen, en eremoorden en eergerelateerd geweld in het bijzonder.
114
BIBLIOGRAFIE Boeken en verzamelwerken
BEUKERS-BAAJIENS, M., Geduld doorboort marmer, De systeembenadering van Stichting Woonhuis te Gouda in de hulpverlening aan Marokkaanse gezinnen, Doctoraalscriptie, Beleid, communicatie en organisatie, Vrije Universiteit Amsterdam, 2001, 84 p.
BOCKER, A. en SCHWITTERS, R., Recht en samenleving in verandering, Inleiding in de rechtssociologie, Deventer, Kluwer, 2008, 306 p.
BOVENKERK, F., KOMEN, M., YECILGOZ, Y., Multiculturaliteit in de strafrechtspleging, Den Haag, Boom juridische uitgevers, 2003, 212 p.
BREHM, S., KASSIN S.M. en FEIN, S., Sociale Psychologie. Gent, Academia Press, 2006, 687 p.
BRENNINKMEIJER, N., GEERSE, M. en ROGGEBAND, C., Eergerelateerd geweld in Nederland. Onderzoek naar de beleving en aanpak van eergerelateerd geweld, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2009, 264 p.
BRUGGEMAN, W., VAN BRANTEGHEM, J. en VAN NUFFEL, D., Naar een excellente politiezorg, Brussel, politea, 2007, 205 p.
COEMAN, J., DE MAN, L. en JANSSENS G., Gedragswetenschappen, Identiteit, Antwerpen, Uitgeverij De Boeck, 2004, 261 p.
DE POOT, C.J., BOKHORST, R.J., VAN KOPPEN, P.J. en MULLER, E.R., Rechercherapport. Over dillemma‟s in de opsporing, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2004, 204 p.
115
DUHAUT, G., PONSAERS, P., PYL, G. en VAN DE SOMPEL, R., Voor verder onderzoek… Essays over de politie en haar rol in onze samenleving. Brussel, Politeia, 2002, 878 p.
DUPONT, L. en VERSTRAETEN, R., Handboek Belgisch strafrecht. Leuven, Acco, 1990, 913 p.
EASTON, M., PONSAERS, P., DEMAREE, C., VANDEVOORDE, N., ENHUS, E., ELFFERS, H., HUTSEBAUT, F. en GUNTHERMOOR, L., Multiple community policing. Hoezo?, Federaal wetenschapsbeleid. Gent, Academia Press, 2009, 297 p.
ERMERS, R, Eer en eerwraak. Definitie en analyse, Amsterdam, Bulaaq, 2007, 270 p.
ERMERS, R., GOEDEE, J., ALBRECHT, M en JONG, R., Werkboek eergerelateerd geweld, Het organiseren van een lokale ketensamenwerking eergerelateerd geweld, Den Haag, Boom Lemma uitgevers, 2010, 350 p.
FOBLETS, M., VRIELINK, J. en BILLIET, J., Multiculturalisme ontleed, Een staalkaart van onderzoek aan de K.U.Leuven, Leuven, Universitaire pers, 2006, 392 p.
HAVEMAN, R.H., ÖLCER, F.P., DE ROOS, TH. A. en VAN STRIEN, A.L.J., Seks, zeden en strafrecht, Arnhem, Gouda quint, 2000, 207 p.
HOFFMAN, E., Interculturele gespreksvoering, Theorie en praktijk van het topoi-model, Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2009, 369 p.
JANSSEN, J. Je eer of je leven, Politie Haaglanden, Elsevier Overheid, 2006, 124 p.
KARAKAYA, K., Ik moest mijn namus, mijn eer redden, De verdediging in eerwraakzaken, Scriptie, Rijksuniversiteit Utrecht, Wetenschapswinkel rechten, 2006, 112 p.
MAZHER IDRISS M. and ABBAS T., Honour, violence, women and islam. Abingdon, Routledge, 2011, 248 p.
116
MOJAB, S. and ABDO, N., Violence in the name of honour, Theortical and political challenges, Istanbul, Bilgi university press, 2004, 253 p.
OLDENHUIS, F.T., BROUWER, J.G., WEGERIF, D.N.R. en KEIJZER, F.E., Schurende relaties tussen recht en religie, Assen,Van Gorcum, 2007, 202 p.
POELERT, B. en DIKKEN, S., LECD beleidsplan diversiteit Nederlandse politie 2005-2007, Apeldoorn, Landelijk ExpertiseCentrum Diversiteit, 2005.
SIESLING, M., Multiculturaliteit en verdediging in strafzaken. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, 340 p.
TEN VOORDE, J.M., Cultuur als verweer, Een grondslagentheoretische studie naar de ruimte en grenzen van culturele diversiteit in enige leerstukken van materieel strafrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2007, 391 p.
YESILGOZ, Y., Allah, satan en het recht, Communicatie met Turkse verdachten, Arnhem, Gouda quint, 1995.
VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2009, 1286 p.
VAN DER TORRE E.J. en SCHAAP, L., Eergerelateerd geweld, een onderzoek naar twintig ernstige zaken. Den Haag, Reed Business, 2006, 108 p.
VAN DER ZEE, R., Eerwraak in Nederland, Antwerpen, Houtekiet, 2006, 231 p.
VAN ECK, C., Door bloed gezuiverd, Eerwraak bij Turken in Nederland, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2001, 318 p.
VERMEULEN, G. en DE BONDT, W., Strafwetboek, Wetboek van Strafvordering, Bijzondere wetten, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009, 806.
117
Tijdschriften BOKSEM, J. en KROMDIJK, S., “Cultuurverschillen”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 1/2, 2000, 6-10.
BOVENKERK,
F.,
“Multiculturele
misdaad
en
Nederlands
strafrecht”,
Justitiële
verkenningen, 5, 2002, 50-60. CHRISTIAENSEN, S., “Waartoe eer l(ei)(ij)den kan. Eergerelateerd geweld: uitkijken naar beleid, wetenschap en praxis”, Panopticon, 2009, afl. 5, 1-18. CLITEUR, P.B., “Dat zeg jij! Ploerten en heiligen heb je in iedere cultuur”, Justitiële verkenningen, Afl. 5, 2002, 19-27. FOBLETS, M., “Recht als cultuur, cultuur als recht, Denkpistes voor de multiculturele samenleving”, Proces, tijdschrift voor strafrechtspleging, 2002, 25-39. GALENKAMP, E.M. en TEN VOORDE, J.M., “Culturele achtergronden in de strafrechtspleging. Op zoek naar de juiste onderzoeksvragen.”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 3/4, 2002, 42-45. HOFSTEDE, G. “Culturele diversiteit in de Nederlandse samenleving”, Justitiële Verkenningen, 2002, afl. 5, 9-18. KOMEN, M. en SIESLING, M., “Begrip voor de dader: cultuur als verzachtende omstandigheid”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging afl. 3/4, 2002, 46-49. MARIS VAN SANDELINGENAMBACHT, C.W., “Ik heb mijn namus gezuiverd, Over eerwraak en cultureel verweer,” justitiële verkenningen, afl. 5, 2002, 61-74. ÖRÜCÜ, E., “Waar wet en cultuur elkaar ontmoeten, Cultureel pluralisme, juridisch pluralisme en pragmatisme”, Justitiële verkenningen, Afl. 5, 2002, 96-107.
118
SIESLING, M. en TEN VOORDE, J.M., “Eerwraak in het Nederlandse strafrechtelijke beleid, een paradox van goede bedoelingen”, Panopticon, 3, 2008, 7-28. STOL, W P.H. and BERVOETS, E.J.A., “Policing Dutch- Moroccan youth”, Policing and Society, afl. 3, 2002, 191-200. VAN DIJKEN, P., NAUTA, A.H., “Bloed een eerwraak onder Turken in Nederland”, Algemeen Politieblad, 1978, 227-232. VAN ECK, C.,“Eerwraak in Turkije”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 11/12, 2001, 185-188. VAN MANEN, N.F., “Integratie of identiteit. Een onvermijdelijke keuze”, Justitiële verkenningen, afl. 5, 2002, 28-37. WIERSINGA, H.C., “Amerika, De „melting‟ pot‟ en het recht”, Proces: tijdschrift voor strafrechtspleging, afl. 6, 1996, 119-127. Internetbronnen ASSOCIATION OF CHIEF POLICE OFFICERS, Dealing with cases of forced marriage, Guidelines for police, London, Association of Chief Police Officers, 2005, 45 p. www.forcedmarriage.net/media/images/FMGuidance-for-PoliceOfficers_108.pdf.
BAKKER, H., Handreiking. Aanpak eergerelateerd geweld in het onderwijs voor leerlingenbegeleiders en andere vertrouwenspersonen, Movisie, 2009, 4 p. www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/leren-en-werken/veiligeschool/Aanpak_eergerelateerd_geweld_onderwijs.pdf. BARBIEUX, Y., “Verdachte eremoord op Sadia gearresteerd,” Het nieuwsblad, 1 februari 2008, http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=CD1NCMJO.
119
BOWLING, B., PHILLPS, C., SHAH, A. Policing ethnic minority communities, in T. NEWBURN, Handbook of Policing, Devon, Willan Publishing, 2003, 32 p. http://eprints.lse.ac.uk/9576/1/Policing_ethnic_minority_communities_(LSERO).pdf.
DE BETHUNE, S. en DURANT, I., De problematiek van het eergerelateerd geweld in België. Verslag namens het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, 2506-2008, www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&V OLGNR=1&LANG=nl. DEGRYSE, I., “Vermoord omdat ze „neen‟ zei”, Het Nieuwsblad, 15 november 2007, www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=1T1K6HBN. DE STOOP, C., “Eerwraak, een onderschatte problematiek in België”, Knack, 15 april 2008. http://knack.rnews.be/nl/actualiteit/nieuws/belgie/eerwraak-een-onderschatte-problematiekin-belgie/article-1194678194844.htm.
FERWERDA, H. en VAN LEIDEN, I., Eerwraak of eergerelateerd geweld? Naar een werkdefinitie, Arnhem, Advies- en onderzoeksgroep Beke, 2005, 60 p. www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eerwraak_of_eergerelateerd_geweld_ferwerda_2005.pdf. INSPRAAKORGAAN TURKEN, “Naar een gezamenlijke aanpak, deelplan eergerelateerd geweld 2007-2010”, s.l., 14 april 2008, www.iot.nl/artikel_lees.php?artikelID=1307&lang=nl
JANSSEN, J., Analyse van mogelijke eerzaken, het gebruik van de checklist en externe deskundigen, Een onderzoek naar casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, 2006, 128 p. http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport2Eerzaken.pdf. JANSSEN J. De macht van het getal. Aantrekkingskracht en risico‟s van cijfers, Secondants, afl. 4, 2005, 1-51, http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/secondant/2005/ccv_secondant_4new_.pdf.
120
JANSSEN, J., Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie, Een onderzoek naar casuïstiek uit 2006, Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, Politie Haaglanden, april 2008, 112 p. http://studium.hosting.rug.nl/2011_PDFbestanden/Deelrapport1Eerzaken.pdf. JOHNSSON-LATHAM, G., Patriarchal Violence – an attack on human security. A broad survey of measures to combat patriarchal violence and oppression, particularly acts committed in the name of honour directed at women, homosexuals, bisexuals and transgender persons, Stockholm, Regeringskansliet, Government Offices of Sweden, 2005, 88 p. www.sweden.gov.se/content/1/c6/05/68/94/42d6d51b.pdf.
KANE, J., Issues and experiences in combating violence against children, young people and women. Harmful traditional practices. Daphne Booklets, afl. 3, 28 p. july 2007, http://ec.europa.eu/justice_home/daphnetoolkit/files/others/booklets/03_daphne_booklet_3_e n.pdf . KREBBERS, E., en VAN DE VELDE, I., “Eerwraak ingezet tegen migratie”, De fabel van de illegaal, mei/juni 2004, www.doorbraak.eu/gebladerte/11012f64.htm.
KROMHOUT, M.H.C., RIJN, A.S., BEENAKKERS, E.M. Th. en KULU-GLASGOW, I., Eergerelateerd geweld in Groot-Brittannië, Duitsland en Turkije, Den Haag, WODC, cahier 2007-01, 91 p. www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/literatuuronderzoek-eerwraak-ininternationaal-perspectief.aspx?cp=44&cs=6799.
LECD, Gelijkwaardigheid in diversiteit, Op weg naar sterker blauw, Apeldoorn, Landelijk ExperticeCentrum Diversiteit, 2010, 75 p. www.politieacademie.nl/lecd/algemeen/Documents/110310%20LR%2011005%20Jaarverslag%20LECD%202010versie1.pdf.
LECD, Politie voor eenieder. Een eigentijdse visie op diversiteit, Apeldoorn, Landelijk ExperticeCentrum Diversiteit, 2009, 86 p. http://vorige.nrc.nl/multimedia/archive/00216/Politie_voor_eenied_216593a.pdf.
121
LEENDERS, F. en WESSELINGH, B., Blauw en andere kleuren, Cultuurverschillen in communicatie tussen politie en allochtonen, Utrecht, Centrum voor Verslavingsonderzoek, 2003, 65 p. www.politietopdivers.nl/media_files/files/blauw_en_andere_kleuren.pdf.
PERRIN, N. en SCHOONVAERE, Q., Migraties en migrantenpopulaties in België. Statistisch en demografisch verslag 2008, Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, juni 2009, 186 p. www.diversiteit.be/?action=publicatie_detail&id=105&thema=4.
ROMKENS, R.G. Met recht 'n zorg? Overdenkingen bij wet- en regelgeving over geweld in de privésfeer, Tilburg, s.l., 12 december 2008, 80 p. www.tilburguniversity.edu/research/institutes-and-researchgroups/intervict/publications/oratierr.pdf. ROOSENS, E., “Een multiculturele samenleving, een luchtspiegeling?” s.l., 27 september 2005, 4 p. http://alum.kuleuven.be/3deleeftijd/Archief/05-06/programma.html.
TEN VOORDE, J.M., Eerwraak in het Nederlands strafrecht. Tekst van een lezing gehouden op de SSR studiedag „eergerelateerd geweld‟, utrecht, 14 mei 2008, 9 p. http://media.leidenuniv.nl/legacy/Ten%20Voorde%20%20Eerwraak%20in%20het%20Ned%20strafrecht.pdf.
VAN AALST, S. en JOHANNINK, R., Een onderzoek naar mannelijke slachtoffer, bekend maakt onbemind, s.l., 2007, 48 p. www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/eergerelateerd%20geweld%20mannelijke%20slachtoffers. pdf. VAN DE PLAS, M., Crime d‟honneur, mariage forcé… vie volée. Actes du colloque. Université du Travail de Charleroi, 5 maart 2008, 60 p. http://igvmiefh.belgium.be/fr/binaries/actescharleroil_tcm337-40458.pdf.
VREEDE, A., Bloedwraak in de Arabische regio, Scriptie Arabische taal en cultuur, Universiteit van Amsterdam, 2009, 49 p. www.arabresearch.nl/documents/Bloedwraak-in-deArabische-regio_drs-Arthur-Vreede_2009.pdf. 122
VROUWENRAAD, Dossier „seksuele en reproductieve rechten‟ 23 oktober 2008, Brussel, Vrouwenraad, 38 p. www.vrouwenraad.be/media/docs/dossiers/gezondheid/seks_reproductieve_rechten_dossier.p df. WIERSINGA, H., “Gevallen van eerwraak in Nederland en het beslissingsmodel van de strafrechter”, Ontmoetingen, afl. 7, 2001, 7-16, http://rechten.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/Tijdschriften/Ontmoetingen/Nr07/Wiersinga/Wiersi nga.pdf. WILLEMSEN, F., FERWERDA H., en VAN LEIDEN, I., “Eergerelateerd geweld”, Bij de les, 2006, www.beke.nl/doc/publicaties/nieuw/Eergerelateerd_geweld_artikel_bij_de_les.pdf. WOLSWIJK, H.D., “De Nederlandse strafrechter en culturele delicten”, Ontmoetingen, afl. 16, Rijksuniversiteit Groningen, 2010, 31 p. http://rechten.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/Tijdschriften/Ontmoetingen/nr.16/wolswijk/5.Wols wijk_ontmoetingen_16.pdf. X, “Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld, 29 maart, 2010, www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht/geweld/@155196/aanwijzing-huiselijk/.
X, Nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld, Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 2010-2014, 43 p. http://igvm-iefh.belgium.be/nl/binaries/101123-PAN%20NL_tcm336-113077.pdf.
X, Voorstel van het nieuwe Nationaal Actieplan ter bestrijding van huiselijk geweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld 2010-2014. Persdossier, Brussel, 24 november 2010, http://milquet.belgium.be/files/101124-persdossier%20NAP.pdf.
www.dsbspc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=133&Itemid=214&lang=dutch
http://www.huiselijkgeweld.nl/interventies/hulpverlening/checklist-1.
123
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/agressie-en-geweld/eergerelateerd-geweld/aanpakeergerelateerd-geweld
www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=25200&LANG=nl
www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=4&NR=379&V OLGNR=1&LANG=nl.
www.st-kezban.nl/pages/doel.htm
www.vandale.nl
www.watiseer.nl/eCache/DEF/1/18/030.html
124
BIJLAGEN Bijlage 1: Checklist eergerelateerd geweld 309 Gegevens verzoeker c.q. vast contactpersoon: Datum van invullen : Regio/instantie
:
Naam
:
Telefoonnummer
:
Emailadres
:
Zaaknummer
:
In te vullen door LEC: LECnummer:
1) De Melding -Neem de tijd voor een uitgebreide intake. -Zoek een rustige ruimte. -Neem
de melder serieus en
geef
hem/haar
aandacht. -Stuur de melder nooit weg. 2) Personalia -Noteer naast de familienaam ook
de
meisjesnamen
vrouwen
van
(echtgenotes,
(schoon)moeders,
Achternaam: Evt. Meisjesnaam: Voornaam: Geboortedatum:
(schoon)zussen. -Vraag naar de burgerlijke
Geboorteplaats:
betrokkenen.
Geboortestreek:
geboorteplaats–
Geboorteland:
en land. Vraag naar de streek
Adres:
staat
van
-Noteer
de
en provincie
309
en
(bekende)
Postcode:
LECD, Checklist eergerelateerd geweld, http://www.huiselijkgeweld.nl/interventies/hulpverlening/checklist-
1.
I
steden in de buurt. Vraag de oorspronkelijke adressen
in
en
het
huidige
land
van
herkomst en eventuele latere (stedelijke) -Noteer
adressen. de
-Vraag
nationaliteit. naar
verblijfsstatus: tot
verblijf,
de
Plaats: Telefoonnummer: Nationaliteit: Verblijfsvergunning: zo ja, soort en nr.: Rol:
vergunning welke
soort,
tijdelijk/afhankelijk of visum kort verblijf. Maak
zoveel
kopie
van
mogelijk
een
officiële
documenten zoals paspoorten en verblijfsvergunningen
Bij meerdere betrokken personen deze informatie in een bijlage per persoon verwerken.
II
3) Vaststelling van het probleem - Wat is het probleem maak
onderscheid
tussen
eerschending
en eerherstel)? -
Waarvoor
zijn
betrokkenen concreet bang?
Wat
is
andere
woorden
het
ergste,
dat
zou
er
met
kunnen gebeuren? Is dat al gebeurd? - Wat is de houding van en welke emoties tonen betrokkenen? -
Wie
zijn
bij
het
probleem betrokken? - Wie zijn van het probleem
op
de
hoogte? -
Zijn
er
mensen
die
absoluut niet op de hoogte mogen
raken
van
het
probleem?
III
4) Sociale en economische achtergronden -
Vraag
naar
voltooide
de
hoogst
opleiding
in
Nederland en/of in het land van
herkomst.
- Informeer naar de positie op de arbeidsmarkt. Als de betrokkenen
geen
werk
hebben, vraag dan naar het arbeidsverleden. Breng de financiële situatie van de betrokkenen in kaart. - Probeer inzicht te krijgen in de vraag wie in de familie of andere groep waar het in de casus
om
gaat,
beslissingen -
de
neemt.
Informeer
naar
geloofsovertuiging
de
van
betrokkenen.
de
Welke
moskee/gebedshuis bezoeken
ze?
- Tracht inzicht te krijgen in het sociale leven van de familie
of
groep
in
het
openbaar: in welke openbare gelegenheden
komen
ze
(denk bijvoorbeeld aan een buurthuis, koffiehuis of een sportschool)? - Probeer in beeld te krijgen in
hoeverre
verschillen
opvattingen binnen
de
betreffende familie of groep.
IV
5) Ervaringen met geweld - Wordt er momenteel met geweld
gedreigd?
Zo
ja,
wanneer en in welke vorm? -Is er in deze zaak al geweld gebruikt? Zo ja, wanneer en in
welke
vorm?
- Is er in het verleden geweld toegepast? Zo ja in welke vorm, door wie en tegen wie was dit geweld gericht? Zijn die
incidenten/antecedenten
bij
de
politie
-
Vraag
bekend?
door
naar
achtergronden en specifieke kenmerken
van
de
geweldpleger(s). -
Hoe
is
gewelddadige door
de
op
eerdere ervaringen
betrokkenen
gereageerd?
V
6) Relatieschema Maak net zoals onderstaand voorbeeld een relatieschema (volgende bladzijde)
Plaats
in Voor–
de familie
en Geboortedatum Geboorteplaats,
achternamen
Werk
Huidige adres
-streek en -land
VI
7) Overige informatie Indien
u
nog
informatie
heeft
die
van
belang kan zijn voor de zaak en die niet eerder benoemd is in de
checklist,
kunt u dat hier vermelden. Hierbij
valt
denken
te aan
persoonlijke indrukken
van
behandelaars (politie
of
ketenpartners), persoonlijk oordeel over de kwaliteit van de hier verzamelde informatie
of
suggesties voor nader onderzoek naar ontbrekende informatie
VII
8) Het maken van een plan van aanpak
Treed nooit overhaast op. Maak een overzicht van de reeds verzamelde informatie. Welke (essentiële) informatie ontbreekt? Hoe kan die informatie alsnog ingewonnen worden? Overschat nooit de eigen kennis: Is er hulp van een specialist of een bemiddelaar nodig? Vraag via contactpersonen eergerelateerd geweld in de eigen regio of ondersteuning van het LEC EGG noodzakelijk is. Wat wil het potentiële slachtoffer en/of andere betrokkenen? Hoe zien zij de toekomst? Kennen zij een persoon die geschikt is om te bemiddelen? Schep duidelijkheid bij alle betrokkenen over de rol van de politie en andere betrokken partijen en denk goed na over te verlenen nazorg.
9) Het horen van betrokkenen en het gebruik van tolken
Hoor iedere betrokkene apart. Houd rekening met de belangen van betrokkenen en de gevolgen van afgelegde verklaringen. Gebruik bij voorkeur geen tolk, maar houdt rekening met eisen aan bewijsvoering, indien het tot een rechtszaak komt. Gebruik in overige gevallen een tolk die niet zelf tot de ingroup behoort. Voorkom dat de tolk als ‘cultuurspecialist’ gaat optreden of een eigen draai aan de vertaling geeft. Laat bij twijfel de vertaling van de tolk controleren door een andere (onafhankelijke) tolk.
10) Vastleggen en doorgeven van informatie
Schrijf een uitgebreide rapportage en voeg kopieën van alle relevante stukken toe. Voeg een overzicht van alle gemaakte afspraken (met collega’s en alle betrokkenen, maar geen vrijwilligers van slachtofferhulp) toe.
11) Bemiddeling door de politie
Kies een geschikte locatie en houdt daarbij rekening met de beveiliging. Kies een bemiddelaar, die voor alle betrokkenen acceptabel is. Houdt daarbij rekening met de visie van betrokkenen op respect en gezag. Maak afspraken concreet.
Na het invullen van de checklist kunt u deze samen met andere relevante documenten sturen naar de coördinator eergerelateerd geweld in uw regio of naar de helpdesk van het LEC EGG >
[email protected] Het LEC EGG is tevens bereikbaar via telefoonnummer: 070-4243376 U krijgt zo spoedig mogelijk bericht.
VIII
Bijlage 2: Handreiking: Aanpak eergerelateerd geweld in het onderwijs310
Handreiking Aanpak eergerelateerd geweld in het onderwijs
Voor leerlingbegeleiders en andere vertrouwenspersonen
MOVISIE, Hilde Bakker, december 2009
Gesprek met een leerling
-
Zoek een rustige plek om ongestoord te kunnen praten.
-
Bied voldoende rust en aandacht voor haar of zijn verhaal, een luisterend oor, begrip en steun. Stel de leerling op het gemak.
-
Ga altijd uit van het individu. Elk individu is uniek, onafhankelijk van cultuur, sociaal economische achtergrond of etniciteit.
-
Houd het tempo van de leerling aan, niet alles hoeft in één gesprek.
-
Raak hem of haar niet onnodig aan.
-
Langdurig oogcontact kan bedreigend zijn.
-
Benoem concreet wat je bij de leerling waarneemt/heb waargenomen en vraag daarover te vertellen; Bijvoorbeeld: “Ik merk de laatste tijd dat je niet met je gedachten bij de les bent, bijvoorbeeld ...... vertel eens, hoe komt dat?”
310
-
Laat de jongere niet merken dat je van zijn of haar verhaal schrikt.
-
Vertel de leerling dat hij/zij niet de enige is die zoiets meemaakt
-
Doe geen negatieve uitspraken over de ouders of familie, vanwege
-
loyaliteitsgevoelens.
BAKKER, H., Handreiking. Aanpak eergerelateerd geweld in het onderwijs voor leerlingenbegeleiders en
andere vertrouwenspersonen, Movisie, 2009, 4 p. www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/leren-enwerken/veilige-school/Aanpak_eergerelateerd_geweld_onderwijs.pdf.
IX
-
Stel geen waarom-vragen
-
Spreek waardering uit dat de leerling over zijn situatie heeft verteld en benoem dat je
-
je kan voorstellen dat dat niet makkelijk is.
-
Sluit het gesprek af met een luchtig onderwerp, bijvoorbeeld een hobby of plannen
-
voor het weekend, etc
Mogelijk eergeweld
-
Komt een leerling uit een groepscultuur waarin de familie-eer erg belangrijk is, wees dan alert. Bijvoorbeeld wanneer een meisje vertelt dat haar ouders haar dwingen om bepaalde kleding te dragen, of dat ze niet met jongens mag omgaan.
-
Een leerling zal zelf niet gauw het woord „eergerelateerd geweld‟ of “eerwraak‟‟ noemen. Deze termen bedachten professionals.
-
Veel jongeren kennen thuis geen overlegcultuur, vaders‟ (moeders‟) wil is wet. Om conflicten te vermijden praten jongeren vaak niet met ouders over hun wensen en behoeften. Op school gedragen en kleden ze zich niet zelden anders dan thuis, buiten het oog en controle van de familie.
-
Bij lang niet alle conflicten met ouders is sprake is van eergerelateerd geweld, maar van ruzie om „normaal pubergedrag‟, als meer bewegingsvrijheid, ontdekken van de liefde en seksualiteit. De botsingen met de (strenge) regels thuis kan echter wel leiden tot „eergerelateerd geweld‟, omdat de ouders bang zijn voor eerverlies.
-
Bij conflicten met de ouders over vrijheden en partnerkeuze is alertheid op eergeweld noodzakelijk. Vraag de leerling waarom de ouders geweld plegen (ook psychisch). Kan (de angst voor) eerverlies in de gemeenschap een motief zijn?
-
Vraag zoveel mogelijk naar feiten: soms is iemand onterecht bang voor sancties van de familie, soms onderschat een leerling het gevaar.
-
Adviseer de jongere om de familie, de ouders niet te provoceren met kleding of in gedrag. Daarmee kan hij/zij de familie in ernstige verlegenheid brengen tegenover de gemeenschap,
waardoor
de familie
zich misschien gedwongen voelt
om
(gewelddadige) stappen te zetten. -
Adviseer de leerling om niet te veel te vertellen over zijn of haar gedrag of ervaringen, die zijn/haar familie misschien als „oneervol‟ ziet. Vertel het ook niet aan vrienden of zussen, en pas extra op voor digitale risico‟s (foto‟s op mobieltjes en internet).
X
-
Maak duidelijk dat jongeren rechten hebben (als naar school kunnen gaan, op een leven zonder geweld, vrije partnerkeuze, recht op bescherming tegen geweld etc.), en dat geweld en dreigen met geweld in Nederland strafbaar is.
Er is sprake van (dreiging met) eergeweld -
Wanneer een leerling een conflict heeft met haar ouders vanwege bijvoorbeeld dat ze een nacht niet is thuisgekomen, een vriendje heeft, geen maagd meer is, een huwelijkskandidaat weigert, kan de familie-eer in gevaar zijn. De leerling kan slachtoffer zijn of worden van eergerelateerd geweld of met eermoord worden bedreigd. Voor jongens geldt bijv. dat homoseksualiteit en het weigeren van controleren van hun zus als een risicofactor.
-
Maak duidelijk dat je het verhaal gelooft.
-
Raak niet in paniek, maar probeer door vragen te stellen naar de feiten, zoveel mogelijk een beeld te krijgen van de situatie. Trek geen snelle conclusies en maak geen overhaaste beslissingen.
-
Stel vragen als: wat is er precies gebeurd? Wie zijn er bij betrokken? Wat was de reactie van je ouders, broers, ooms, …? Wie weet ervan? Wie is de baas in de familie? Hoe denkt hij erover? Hebben ze het over de eer, de familie eer? Hebben ze geweld gebruikt? Dreigen ze ermee? Is er eerder iemand met geweld bedreigd? Hoe liep dat af? Wat denk je dat er gaat gebeuren?
-
Vraag niet door op eer, maar op veiligheid!
-
Schakel de politie in (in overleg met de leerling), om te overleggen over het gevaar en
-
de mogelijkheden voor bescherming.
-
Neem niet zelf contact op met de familie, om bijvoorbeeld om opheldering te vragen of om een oplossing voor te stellen. Daarmee laat je immers weten op de hoogte te zijn van de situatie, en dat de leerling erover gepraat heeft op school. Daarmee is in hun ogen het risico op bekendheid van de (eventuele) „misstap‟ in bredere kring groter geworden. De druk op de leerling om zijn/haar mond te houden neemt toe en mogelijk ook het geweld om de familie-eer te herstellen.
-
Ga bij de leerling ook na wie van de familie of naaste vrienden mogelijk haar of hem steunt, die achter hem of haar staat of zal staan, een persoon met meer liberale opvattingen. Is het mogelijk dat deze persoon een bemiddelende rol kan spelen? (Regel dit niet zelf!). XI
-
Ga na hoe acuut de dreiging is, of de leerling naar huis kan, of dat dit te gevaarlijk is. Let wel: kies alleen voor opname in de (vrouwen- of jeugd)opvang, als de veiligheid van de leerling in gevaar is thuis. Als opname voorkomen kan worden is dat beter, omdat de situatie daardoor soms nog meer op de spits drijft. De ouders willen voorkomen dat hun gemeenschap hoort dat hun dochter of zoon een „misstap‟ heeft gezet, waarmee de eer in gevaar is. Ze willen de controle op hun kind (nog strenger) handhaven. Als deze in een opvanghuis verblijft, kan de dreiging van (escalatie van ) geweld toenemen.
-
Laat een leerling dus eerst goed nadenken voordat hij of zij vlucht uit het ouderlijk huis. Realiseer dat meisjes soms uit woede of onmacht weg willen van huis en dan impulsieve besluiten nemen. Soms wil ze daarmee meer vrijheid afdwingen en een mogelijkheid creëren om haar vriendje te zien. (Die vrijheid krijgt ze in de opvang echter ook niet).
-
Vaak is „eerschending‟ niet het enige probleem, vaak speelt meervoudige problematiek (verstandelijk beperkt, loverboys, …).
Bij acuut dreigende situaties
-
Stuur de leerling in een dreigende situatie nooit naar huis zonder iets te doen. Geef in ieder geval het telefoonnummer van de politie, bel de politie of ga zelf met de leerling mee naar het bureau.
-
Adviseer haar om een paar telefoonnummers uit haar hoofd leren, of geef deze mee voor geval van nood, om ze op een veilige plek te bewaren.
-
Adviseer haar dat ze alle mogelijke belastende informatie en nummers wist uit haar telefoon en/of pc (chatcontacten). Eventueel biedt je de leerling de mogelijkheid om op school te chatten met bijvoorbeeld een hulpinstantie.
-
Maak samen met haar een vluchtplan voor het geval ze snel weg moet vluchten: o Een koffertje/tas klaarleggen met: belangrijke en persoonlijke papieren, geld, paspoort, verblijfsvergunning, bankpas, geld, kleren en spullen (bijv. bij een betrouwbare vriendin). o Telefoonnummer van politie onder de sneltoets o Instrumenten die lawaai kunnen maken klaarleggen of bij je dragen, om alarm te maken op moment van gevaar (fluitje, alarm, bel, etc.) o Advies om bij gevaar niet een ruimte in te vluchten met maar één uitgang! XII
Ketenpartners
-
Ga niet zelf pionieren of contact opnemen met de ouders over de problemen die de leerling jou heeft verteld. Ga na wie binnen de school adequaat kan hulpverlenen, mogelijk is er een Zorg Advies Team, anders een verwijsadres buiten de school (BJz, AMK of SHG - Steunpunt Huiselijk Geweld).
-
Doen niks buiten de leerling om.
-
Raadpleeg bij (ernstige) dreiging de politie, iedere regiopolitie heeft nu een contactfunctionaris EG. De politie kan weten of er eerder sprake was van strafvervolging of aangifte van geweld in de familie, of er mogelijk (vuur)wapens zijn.
-
Men kan aangifte of melding doen van geweld of bedreiging. Het is ook mogelijk dat de politie “ambtshalve vervolgt”, zonder aangifte van het slachtoffer kan zij als zij geweld constateert de dader(s) oppakken.
-
De wijkagent of de contactfunctionaris EG kunnen soms bemiddelingsgesprekken voeren tussen de leerling en de ouders, en soms ook steun aanbieden of verwijzen naar hulp. De politie kan de familie waarschuwen dat zij in de gaten worden gehouden, dat geweld absoluut niet getolereerd wordt. Deze aanpak kan een preventieve of deescalerende werking hebben.
Informatie aan de leerling
-
Leg uit aan de leerling hoe de politie werkt in zaken waarbij sprake is van huiselijk en eergeweld.
-
Bespreek alle stappen met de leerling, doe niets buiten haar/hem om, zodat hij/zij vertrouwen blijft houden. Leg ook uit dat het voor de veiligheid nodig kan zijn om de politie in te schakelen. Praat er met niemand over, behalve met de politie, het (eventuele) ZAT op school, of de hulpverlener naar wie je de leerling verwijst.
-
Bespreek wat de school kan doen (bijvoorbeeld als zij/hij zonder of na verdachte afmelding niet op school verschijnt, bijv. na een vakantie in het herkomstland).
-
Check altijd bij de leerling of hij/zij de informatie heeft begrepen.
-
Laat de leerling herhalen wat er is gezegd of afgesproken. Zet deze afspraken eventueel op papier.
-
Maak een vervolgafspraak om te checken hoe het thuis gaat.
XIII
Voor consult en verwijzing
Raadpleeg een deskundige in eergerelateerd geweld als je advies wilt over een zaak: -
De contactfunctionaris EG bij de regiopolitie
-
Regionaal Steunpunt Huiselijk Geweld
-
Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld bij Politie Haaglanden
-
Wetenschappers/deskundigen Ermers, Nauta en Van Eck.
-
MOVISIE.
Er zijn binnen de Vrouwenopvang speciale opvanghuizen voor minderjarige meisjes die slachtoffer zijn of bedreigd worden met eergerelateerd geweld: -
www.fierfryslan.nl (Zahir)
-
www.debocht.nl (EVA)
-
www.arosa.nl (Duygu)
M.m.v. Karima Ouchan, (voorheen) leerlingbegeleider ROC van Twente
XIV