Mechelen 19 november 2014 STUDIEDAG
DE RELATIE STAD-PLATTELAND SAMENWERKING LOONT! EUROPESE PROJECTEN WIJZEN DE WEG!
-1-
Inleiding Door de toenemende verstedelijking verandert de verhouding tussen de steden en het omringende platteland. Verstedelijking heeft impact op de ecologische, sociale en economische relaties én biedt uitdagingen op het bestuurlijk vlak. Voor het plattelandsbeleid zijn stad – platteland relaties zeer belangrijk. De Vlaamse leadtekst bij het Europese Fonds voor Plattelandsontwikkeling zegt: “De duurzame ontwikkeling van plattelandsgebieden moet worden versterkt door de verbanden tussen de stad en het platteland en interregionale samenwerking te bevorderen.” Allerlei samenwerkingsvormen van vrije marktspelers tot publieke coalities zien het licht. Concepten zoals boerenhof, natuurpoort, een stadsboerderij, een coöperatieve alliantie… zijn voorbeelden uitgewerkt binnen Europese partnerschappen (EFRO, ESF, ELFPO). De initiatieven tonen aan hoe duurzame ontwikkeling van de stad gepaard gaat met aandacht voor de leefbaarheid van het (nabije) platteland. Als mensen succesvol samenwerken, willen ze dit ook graag vertellen aan anderen. De huidige studiedag is het rechtstreeks gevolg van een Europees samenwerkingsproject. Projecten hebben het voordeel dat ongelijksoortige partners binnen een afgesproken tijdsbestek een bepaald doel beogen. De missie van zo een project bestaat uit het verbeteren van bestaande praktijken. Eens het doel bereikt, kan het project daarover communiceren.
-2-
PURE Hubs is zo een project. De missie beoogde een betere samenwerking tot stand te brengen tussen stad en platteland. De partners o.m. de steden Antwerpen, Mechelen, Turnhout en Boerenbond, Landelijke Gilden en ZLTO ontwikkelden daarvoor een tool (werktuig, instrument), de PURE HUB. De ‘hub’ is overgenomen uit de luchtvaartwereld verwijzend naar de fysieke draaischijf waar passagiers overstappen van de ene vlucht naar een andere. ‘Pure’ is dan het acroniem voor stadsnabije ondernemers of Peri-Urban Rural Entrepreneurs. Het eerste deel van de studiedag is gewijd aan enkele resultaten van het project. In het tweede deel komen andere relaties tussen stad en platteland aan bod. Soms heten ze alternatief, soms worden ze verbreed genoemd. De relaties zijn kenschetsend voor de vernieuwde aandacht van beleid en publiek voor de rol van voedselproductie en consumptie binnen de veranderingen die de samenleving ervaart. De studiedag is gefinancierd door het INTERREG NWE-project PURE HUBS.
Mechelen, 19 november 2014 Karel Lhermitte |Adviseur Landelijke Gilden
-3-
Inhoud 1.
2.
3.
4.
5.
6.
De verbrede relatie stad – platteland in het Europese project PURE HUBS Marjon Krol, projectcoördinator PURE HUBS, ZLTO -p. 5Een stadsboerderij als PURE HUB in Turnhout Melanie Ryckaert, adviseur economie, Stad Turnhout -p. 11Een ondernemersnetwerk als PURE HUB in Mechelen Sarah De Weerdt, projectmedewerker, Innovatiesteunpunt -p. 16Onderzoek naar alternatieve voedselsystemen Tessa Avermaete, Afdeling Bio-economie, KU Leuven -p. 21Een coöperatieve stadsboerderij in Kortrijk Vanya Verschoore, coördinator, Stadsboerderij Kortrijk CVBA -p. 27De verbrede relatie stad – platteland: ontwerpend onderzoek naar alternatieve landschappen Joachim Declerck, architect, Architecture Workroom Brussels -p. 30-
-4-
De verbrede relatie stad – platteland in het Europese project PURE HUBS Marjon Krol, projectcoördinator PURE HUBS, ZLTO
PURE Hubs: verbindingen tussen stad & platteland PURE Hubs gaat over het creëren van verbindingen tussen stad en platteland. We leven in een verstedelijkende wereld. Vanuit internationaal perspectief neemt de verstedelijking snel toe. Al meer dan de helft van de mensen wereldwijd woont in steden. Tegen 2050 wordt verwacht dat minstens 80% van de wereldbevolking in de stad woont. Vanuit regionaal perspectief is de trend nog sterker: in onze directe omgeving woont al meer dan 80% in de stad en dat percentage zal alleen maar toenemen. Tegelijk is er in dit gebied ook sprake van een hoge landbouwproductie. Het projectgebied van PURE Hubs is daarmee een interessante proeftuin van hoe stad en landbouw/platteland kunnen samengaan. Het projectgebied bestaat uit Zuid Nederland, Vlaanderen, Noord – Kent, de regio Liverpool – Manchester en de Frankfurt regio. Met de toenemende verstedelijking is ook een grotere kloof ontstaan tussen stad en platteland. Dit heeft te maken met de groeiende steden, die tot grotere fysieke afstanden leiden tussen stad en platteland. Maar het heeft ook te maken met ontwikkelingen in de landbouw. Schaalvergroting, specialisatie en centraal georganiseerde distributiesystemen hebben er toe geleid dat het platteland moeilijker toegankelijk is en dat de stedeling geen relatie meer kan leggen tussen hun dagelijks eten en de landbouw in de
-5-
omgeving, waardoor in de beleving het platteland vaak nog verder weg lijkt dan dat het daadwerkelijk is. Het platteland en de landbouw vormen geen onderdeel meer van de stedelijke beleving. En dat terwijl de stedeling behoefte heeft aan allerlei producten en diensten die het platteland kan bieden, zoals rust en ruimte om te recreëren en bewegen, gezond en vers eten, werkplekken, een helende en zorgende omgeving voor jeugd, ouderen, gehandicapten, etc. In PURE Hubs hebben we een concept ontwikkeld om weer een verbinding te krijgen tussen stad en platteland zodat de stad en het leven in de stad aantrekkelijker wordt en het omringende platteland nieuwe economische kansen krijgt. We hebben ons daarbij vooral gericht op het platteland dichtbij de stad: de peri-urbane omgeving. Dit is altijd een wat lastig gebied. De landbouw kan er niet echt vooruit omdat men eigenlijk wacht op de oprukkende stad, waardoor de groene economie er terugloopt en er een soort verpaupering dreigt. Terwijl die stadsrand juist ook zoveel kansen biedt, dichtbij gelegen voor de stedeling, op wandel- en fietsafstand. In feite is die nabijgelegen stad een grote markt voor allerlei vers en gezond voedsel van dichtbij, voor recreatie-activiteiten etc. Wat mogelijkheden biedt om die dreigende verpaupering juist om te zetten in een economisch florerend en aantrekkelijk gebied. Daar spelen we met PURE Hubs op in. Ons concept is eigenlijk heel eenvoudig: om stad en platteland te verbinden met elkaar moeten knooppunten (hubs) ontwikkeld worden, waar stedelingen kunnen genieten van producten en diensten van het (peri-urbane) platteland. En zoals juist gezegd, de stadsrand biedt daarvoor in feite heel goede kansen. Het meest gemakkelijk is je die knooppunten voor te stellen als fysieke locaties waar stedelingen gebruik maken van producten en diensten van het platteland. Dit kunnen fysieke locaties zijn op het platteland, aan de
-6-
stadsrand, maar ook midden in de stad. In PURE Hubs hebben we zo een 15-tal pilot – hubs ontwikkeld en op basis van de ervaringen hebben we ons eerste concept kunnen door-ontwikkelen naar een strategie voor periurbane gebiedsontwikkeling. Enkele voorbeelden Op 19 november komen al enkele Vlaamse voorbeelden van pilot PURE Hubs aan bod: het ondernemersnetwerk van het Hombeeks plateau in Mechelen en de stadsboerderij Turnhout. In dit stuk daarom enkele internationale voorbeelden. Wasvenboerderij, Eindhoven (Nederland) De Wasvenboerderij is een oude boerderij die door de jaren heen bijna midden in de stad is komen liggen. Omwonenden hebben het pand en een 5-tal hectare groene ruimte eromheen kunnen behouden voor verstedelijking, waardoor het Wasven een soort stadspark is geworden. Een aantal jaren geleden is een stichting de Wasvenboerderij gaan beheren, met een aantal typisch stedelijke activiteiten (een restaurant, bakkerij, koffiebranderij en milieueducatieactiviteiten). In PURE Hubs is de Wasvenboerderij weer voedsel gaan verbouwen, door een kleine kas te bouwen en een grote moestuin aan te leggen. Inspelend op de trend van stadslandbouw zijn de tuinbouwactiviteiten inmiddels nog verder uitgebreid en wordt de locatie weer steeds meer een echte boerderij. In het restaurant worden nu
-7-
producten van eigen erf en van boeren uit de omgeving geserveerd. Door de ligging in de stad is de Wasvenboerderij een plek geworden waar de stedeling heel gemakkelijk even naar buiten kan en waar kinderen weer kunnen leren hoe voedsel geproduceerd wordt. Het aantal bezoekers is toegenomen en men denkt aan uitbreiding van de bakkerij met een streekwinkel. Op deze manier wordt 5 hectare ‘stadspark’ zelfstandig beheerd en onderhouden door de stichting. Philips Fruittuin, Eindhoven. Philips Fruittuin is een fruitboomgaard van 12 ha aan de rand van Eindhoven, die eigendom is van de familie Philips en al jaren beheerd wordt door een zelfstandig ondernemer. Jaren geleden opende die een winkeltje om het fruit aan huis te verkopen aan de medewerkers van Philips. Na een jarenlange vergunningsprocedure werden vier jaar geleden een nieuwe winkel en pannenkoekenrestaurant gebouwd, want een fruitboomgaard van 12 ha is niet genoeg om van te leven en aan de rand van de stad zijn geen uitbreidingsmogelijkheden. Gemeente Eindhoven is zich steeds meer bewust geworden van het belang om groen mee te nemen in de gebiedsontwikkeling. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen (een nieuw industrieterrein) in het gebied rond Philips Fruittuin, moeten geïntegreerd worden in de groene omgeving. In het kader van PURE Hubs zijn diverse netwerken versterkt tussen relevante partijen voor het gebied: de ondernemer, de gemeente en het bedrijfsleven. Inmiddels hebben gemeente en ondernemer samen een bezoekerscentrum op het terrein van de Fruittuin gebouwd als een ‘poort naar de landbouw’. Het gebied is groen en economisch bloeiend en Philips Fruittuin, met Landwinkel, pannenkoekenrestaurant en bezoekerscentrum, speelt daarin een centrale rol. Het aantal bezoekers (vrijwel allemaal stedelingen uit Eindhoven) is in 5 jaar tijd gegroeid naar meer dan 75.000 op jaarbasis.
-8-
Bold Forest Park, St. Helens (England) St.Helens is een stad van ong. 150.000 inwoners gelegen in de ‘green belt’ tussen Liverpool en Manchester. In de omgeving van St. Helens liggen een aantal oude mijnbouwlocaties waarvan een groot aantal door de jaren heen op verschillende manieren weer zijn opgeknapt, zoals in Bold Forest Park, waar deze zijn omgezet in een park door de aanplant van bomen en aanleg van paden. Echter, om het gebied verder te ontwikkelen zijn investeringen nodig. In het PURE Hubs project is de gemeente met het ‘knooppunt’ idee van PURE Hubs aan de slag gegaan waarin ze verschillende netwerken rond het gebied willen ontwikkelen en verbinden. Netwerken van bewoners om meer gebruik te maken van het gebied (voor recreatie), netwerken van ondernemers om te investeren in het gebied (paardrijden, fietsen, horeca) en projectontwikkelaars. Er is een gebiedsplan gemaakt en ze hebben verschillende communicatie-activiteiten ontwikkeld om het gebied dichter bij de bewoners te krijgen, zoals ‘Forest in Town’.
Enkele conclusies •
Bij het verbinden van werelden gaat het om het verbinden van netwerken: in alle PURE Hubs zijn uitgebreide verkenningen gedaan naar stakeholders in de verschillende netwerken en is
-9-
gekeken wie van hen in welke fases van het proces van belang zijn. •
Het bieden van meerwaarde: het is essentieel dat een PURE hub een relevante meerwaarde biedt om die verbindende functie stad – platteland te kunnen vervullen. Wanneer het Wasven bijv. nog meer stedelijke activiteiten was gaan ontwikkelen, dan had dat niet bijgedragen aan hun hub-functie, maar juist door het ontwikkelen van landbouwactiviteiten in een stedelijke omgeving werd een meerwaarde ontwikkeld in het gebied die daar nog niet bestond en waar wel behoefte aan was. Het bieden van meerwaarde is natuurlijk ook nodig voor een zelfstandige exploitatie.
•
Het belang van pioniers en ondernemerschap: elke PURE Hub heeft een initiator nodig, iemand met visie die die er echt voor gaat. En een ondernemersgerichte insteek. Uitgangspunt van een PURE Hub is verbinden door het bieden van producten en diensten waar behoefte aan is. Door een marktgerichte exploitatie kan een PURE Hub en het bijbehorende gebied zelfstandig beheerd worden en wordt er economie gecreëerd ten behoeve van een groen en aantrekkelijk beheer van de stadsrandzone.
•
Publiek – private samenwerking: met daarin een nieuwe rol voor de ondernemer en een nieuwe rol voor de overheid. De ondernemer moet er zich bewust van zijn dat in het peri-urbane gebied veel functies met elkaar verweven moeten worden. Het is belangrijk dat de ondernemer hiervoor openstaat, in diverse netwerken opereert en vragen uit de omgeving herkent en er op inspeelt. Voor de lokale overheid geldt ook een andere rol: faciliterend; visie op gebiedsontwikkeling en ruimte geven voor nieuw ondernemerschap.
- 10 -
Een stadsboerderij als PURE HUB in Turnhout Melanie Ryckaert, adviseur economie, Stad Turnhout
Opstart De Stad Turnhout investeerde in 2008 in de aankoop van een oude Kempische langgevelhoeve uit 1840. Dit voornamelijk omwille van de strategische ligging van de oude in het gebied Heizijdse Velden, een te ontwikkelen woongebied waar op termijn meer dan 2.000 woningen zullen bijgebouwd worden. In het woongebied wordt een groen park gerealiseerd, waarbij de Stadsboerderij het schakelelement is op de overgang tussen stad en platteland. De keuze werd snel gemaakt om de oude hoeve intact te houden, uit te breiden en een publieke functie te geven. Er werd een architectenbureau aangesteld om een nieuwe invulling voor de oude te bedenken en een renovatieplan op te stellen. De insteek van het plan was duidelijk: inwoners terug in contact brengen met de oorsprong van voedsel, lokale voedselstrategieën en duurzamer omgaan met de omgeving.
Toen de Stad Turnhout op zoek ging naar subsidiëring, suggereerde de provincie Antwerpen dat er aansluiting kon gezocht worden bij het opstartend INTERREG NWE-project Pure Hubs. Vanaf dat moment werd ook het traject rond de inhoudelijke werking opgestart. De ondersteuning van rurale ondernemers en de relatie tussen de inwoners van de stad en de landbouwbedrijven buiten het centrum werd een beleidsitem.
- 11 -
Met ondersteuning van het Innovatiesteunpunt Boerenbond werden verschillende sessies met rurale ondernemers georganiseerd om te peilen naar aanknopingspunten met de werking van de Stadsboerderij en het identificeren van mogelijke pistes voor het creëren van economische meerwaarde door verbreding. Alle begin is moeilijk Het enthousiasme bij de lokale landbouwsector was in het begin eerder miniem. Het idee dat lokale afzet een meerwaarde zou kunnen betekenen werd in twijfel getrokken en bovendien bleek ook snel dat het geen evidente oefening was voor elk type landbouwbedrijf door regelgeving en contractuele restricties. Er waren zeker momenten dat het project op dat vlak in vraag werd gesteld. Langs de andere kant lagen er wel hoge verwachtingen bij de inwoners van Turnhout. De interesse bij infodagen en publieksmomenten was zeer groot. Er werd dan ook gestart met verschillende projecten op de locatie om draagvlak en vertrouwen uit te bouwen. Daarvoor werd een samenwerking opgestart met rurale ondernemers die een goed projectidee hadden, dat paste in de filosofie van de Stadsboerderij. In de theorie van het Pure Hubs project werd gefocust op stakeholder management en dat je stakeholders kon indelen in blokkers, movers en floaters. We hebben er dan ook voor gekozen om verder te gaan met de movers in de hoop anderen te inspireren.
- 12 -
Eind 2013 werd op de Stadsboerderij Turnhout een voedselteam opgestart. Het concept van een voedselteam is dat een groep inwoners zich verenigd en producten besteld bij lokale producenten. Het voorstel werd geïmplementeerd op aanraden van de Wieltjeshoeve in Turnhout, een biologisch landbouwbedrijf. Het voedselteam werd nu meer dan een jaar, en telt meer dan 40 deelnemende gezinnen op 2 locaties. Het aantal lokale producenten/leveranciers werd ook uitgebreid. Na enkele maanden kwamen er nieuwe ideeën bij: een lokale aardbeiteler had het idee om een stuk van zijn landbouwgrond ter beschikking te stellen van particulieren – de Dombergse Tuinen, die vanaf 2015 kunnen opgestart worden. Voor ondersteuning kan hij rekenen op het Innovatiesteunpunt en de promotie van het initiatief gebeurt via het netwerk van de Stadsboerderij. Een ander concept dat kon opgestart worden door de ondersteuning van de Stadsboerderij en het Pure Hubs project was het project ‘Vloeibar’. Een startende ondernemer maakt gebruik van de workshopkeuken op de Stadsboerderij om elke dag verse soep te koken en deze via e-cargobike te leveren aan klanten in de stad Turnhout. De ingrediënten die hij hiervoor gebruikt komen van lokale landbouwbedrijven en streekproducten om de duurzame toets volledig te maken. De starter kon gebruik maken van de
- 13 -
fysieke hub en het netwerk van rurale ondernemers dat meer en meer vorm begint te krijgen. Een vierde project staat in de kinderschoenen, maar heeft een enorme potentie. Een lokale supermarktketen is vragende partij om ook lokaal geproduceerd varkerns- en rundsvlees aan te bieden. De eerste voorzichtige gesprekken zijn lopende naar haalbaarheid, waarbij de Pure Hubs filosofie gevolgd wordt. De Stadsboerderij als fysieke hub maakt deze projecten zichtbaar naar de lokale bevolking.
Drie schaalniveaus voor Turnhout De ambitie van de Stadsboerderij is te werken op 3 schaalniveaus om zo een meerwaarde te betekenen voor de locatie op zich, de ruimere buurt en stad Turnhout in haar geheel. De Stadsboerderij en de aanpalende gronden worden zo ingericht dat er iets te beleven valt voor bezoekers. De Stadsboerderij wordt uitgebaat door een sociale werkplaats uit Turnhout, de Troef vzw, die op de locatie doelgroepwerknemers tewerkstelt voor het onderhoud en de uitbating van de Stadsboerderij. Er werd een samenwerking afgesloten met de compostmeesters, imkervereniging de Rosse Bie en het Steunpunt Levend Erfgoed. Zo kan er op educatief vlak een divers pakket worden aangeboden. Aan de Stadsboerderij wordt ook een CSA-zelfoogsstuin voorzien, waarbij particulieren elke week hun eigen groenten kunnen komen oogsten. Voor de ruimere buurt is het park Heizijdse Velden een bijkomend parkgebied in het noorden van Turnhout, dat bijdraagt aan de woonkwaliteit in de omgeving. In het parkgebied worden wandelpaden
- 14 -
aangelegd tussen het kanaal en het natuurgebied in het noorden van Turnhout – het Turnhouts Vennengebied. Er wordt ook een avontuurlijk speelweefsel voorzien, ligweides, een hoogstamboomgaard en een publieke barbecue om een divers gebruik van het park te stimuleren. Op stadsniveau wil de Stadsboerderij zich profileren als het verbindingselement tussen de stad en het platteland. Inwoners van Turnhout moeten op deze locatie te weten komen wat er te beleven valt in het buitengebied van Turnhout met een duidelijke focus op hedendaagse landbouw. Rode draad in deze werking is de implementatie van lokale voedselstrategieën en de ontwikkeling van pilootprojecten. Om dit te bereiken zetten we onder meer in op het bouwen van logische ketens. Een voorbeeld hiervan zijn de verschillende manieren waarop je in Turnhout binnenkort aan je eigen verse groenten kan geraken van lokale producenten: 1. 2. 3. 4.
5.
Bij de boerderijwinkel Een pakket via het voedselteam op de Stadsboerderij als je enkel tijd hebt om het 1 keer in de week op te halen Zelf gaan oogsten in de CSA zelfoogsttuin van de Stadsboerderij onderhouden door de Troef Zelf je eigen groenten telen in de Dombergse tuinen, waarbij de landbouwer één keer per jaar de grote werken doet, zoals het omploegen van het veld Een eigen volkstuin in Turnhout
Deze aanpak levert een voordeel op vlak van duurzaamheid, sociale cohesie en creëert daarnaast ook economische meerwaarde voor de betrokken boeren.
- 15 -
Een ondernemersnetwerk als PURE HUB in Mechelen Sarah De Weerdt, projectmedewerker, Innovatiesteunpunt
De stad Mechelen en RURANT vzw werken samen in Mechelen aan het Europese project PURE Hubs. Binnen dit project worden er knooppunten (hubs) tussen de kern van de stad Mechelen en het platteland (de dorpen Leest, Heffen, Hombeek) ontwikkeld.
PURE Hubs Mechelen werkt sinds 2011 aan 2 knooppunten
Hub 1: Een netwerk van ondernemers In 2012 bracht het project enkele land- en tuinbouwers uit Leest, Hombeek en Heffen samen om hun noden in kaart te brengen. De grootste vraag was om samen promotie te kunnen maken. De ondernemers beslisten samen met een communicatiebureau dat hiervoor een verzamelnaam voor nodig was. Sinds juni 2012 gaat het netwerk door het leven als ‘Mechels natuurlijk’. Een mooie verzamelnaam voor ondernemers waar je het Mechelse platteland kan proeven, beleven en genieten. Het is
- 16 -
geen netwerk uitsluitend voor land- en tuinbouwers. Ook andere ondernemers die hun omgeving willen promoten, zijn van harte welkom. In september 2012 werd het eerste promotiemateriaal ontwikkeld. Er werden in sneltempo 2000 flyers verspreid, het netwerk stond op een eerste evenement in het centrum van Mechelen ‘Uit zonder uitlaat’ met banners en beachvlaggen en ook op Facebook kon je vanaf dan het netwerk vinden. Al snel bleken meer ondernemers geïnteresseerd om samen de sterke en lekkere punten van het Mechelse platteland in de kijker te zetten en zo op termijn nieuwe klanten te vinden. Enthousiaste ondernemers laat je beter niet te lang wachten en daarom werd er een nieuwe ‘Mechels natuurlijk’-flyer gedrukt met daarin 13 ondernemers van het Hombeeks Plateau. En het stopt hier niet. Enkele maanden later werd er in samenwerking met andere Mechelse ondernemers een brochure ontwikkeld waarin elke ondernemer de kans krijgt om zijn bedrijf voor te stellen. Deze brochures worden verspreid door de ondernemers en op verschillende Mechelse locaties. Op diverse evenementen op het Hombeeks Plateau en in het centrum van Mechelen staat ‘Mechels Natuurlijk’ jaarlijks paraat om promotie te maken voor al wat het platteland te bieden heeft. In 2014 nam de promotie ook enkele nieuwe vormen aan: reclame op de lijnbus, een pop-up etalage,
- 17 -
kruidenwijzer, … Voor een individuele plattelandsondernemer is het niet evident om zoiets te organiseren, maar dankzij het project en het netwerk kreeg iedereen extra reclame. Naast de ganse promotie-trein werd er ook op andere momenten gewerkt aan het creëren van een nieuwe dynamiek op het Hombeeks Plateau. Ondernemers gingen mee op inspiratie-uitstappen, volgden vorming, … Er werden zoektochten en fietstochten uitgestippeld en enkele ondernemers bekeken hun eigen bedrijfsplan en onderzochten hoe de nabijheid van de stad een meerwaarde kan betekenen.
‘Mechels natuurlijk’ is geen onbekende meer op het Hombeeks Plateau en in het centrum van Mechelen.
- 18 -
Hub 2: Het ontmoetingscentrum ‘De Kettinghe’ te Heffen Heffenaars vroegen al jaren geleden een oplossing voor een zaal in het dorp. De parochiezaal had op dat moment reeds zijn beste jaren achter de rug. Dankzij de inzet en volharding van vele bewoners, werd er door de stad Mechelen beslist om de parochiezaal af te breken en een nieuw ontmoetingscentrum te plaatsen. Tijdens de opening op 9 september 2011 stonden de deuren open voor de bewoners uit Hombeek, Battel, Leest en Heffen. Het werd een dorpsfeest met tal van activiteiten in en rond de zaal, met onder andere een tentoonstelling ‘ons dorp in de stad’ met kunstwerken van 20 lokale kunstenaars en 20 klassen. De Kettinghe beschikt over een grote zaal (tot 188 personen), kleine vergaderzaal (tot 16 personen), uitgeruste keuken en aangelegde buitenruimte met grasplein en petanquebanen.
- 19 -
Het ontmoetingscentrum is de uitvalsbasis van de andere Mechelse Hub: Mechels natuurlijk. Tal van activiteiten zoals een jaarlijkse boerenmarkt, vormingen, vergaderingen, … vinden hier plaats. Naast de activiteiten van ‘Mechels natuurlijk’ gebruiken ook andere verenigingen de locatie om het platteland te ontdekken zoals fietstochten en ook de lokale gemeenschap organiseert hier tal van activiteiten (Okra, ziekenzorg, Chiro, straatcomité,…). Om deze laatste te betrekken bij het verhaal van PURE Hubs werd de zaal ingekleed met muurschilderingen van stadsartist Gijs Vanhee en met foto’s van de ondernemers en producten.
- 20 -
Onderzoek naar alternatieve voedselsystemen Tessa Avermaete, Afdeling Bio-economie, KU Leuven
Er is een groeiende interesse voor alternatieve voedselsystemen die producent en consument dichter bij elkaar brengen. Dat geldt voor WestEuropa, in het algemeen, en gaat ook op voor Vlaanderen waar initiatieven als CSA, voedselteams en stadslandbouw steeds meer aandacht - en aanhang - krijgen. Er is duidelijk ruimte voor een alternatief voedselsysteem waar niet de landbouwproductiviteit centraal staat, maar dat veeleer tegemoet komt aan een aantal socio-economische problemen in onze Westerse samenleving: het groeiend aantal mensen met overgewicht, een stijgend aantal voedingsgerelateerde ziekten, armoede in de Vlaamse landbouw, voedselverspilling, het verdwijnen van groene ruimte, ... In deze tekst leggen we de focus op Vlaanderen, en de uitdagingen voor alternatieve voedselsystemen die consument en producent met elkaar verbinden. We vertrekken daarbij vanuit het standpunt van de onderzoeker, die wil begrijpen hoe deze systemen bijdragen tot een meer duurzaam voedselsysteem. De tekst beschouwt achtereenvolgens de verschillende niveaus waarbinnen alternatieve voedselsystemen opereren, een aantal theoretische invalshoeken, een overkoepelend conceptueel kader dat bruikbaar is voor lopend wetenschappelijk onderzoek en de daarmee samenhangende uitdagingen voor onderzoek in Vlaanderen.
- 21 -
Niveaus Alternatieve voedselsystemen is een zeer breed concept dat wijst op karakteristieken die afwijken van het conventionele voedselsysteem: door de productiewijze, de sociale band tussen consument en producent, het financieel kader, enz.. Vanuit het standpunt van de onderzoeker is het belangrijk een onderscheid te maken tussen de verschillende niveaus waarop deze systemen functioneren: het micro, meso en macro niveau. Het microniveau verwijst naar het individu; elke persoon handelt vanuit zijn/haar denkkader en met een persoonlijk kennis, achtergrond en ervaring. Dat geldt voor de producent binnen een alternatief voedselsysteem, maar ook voor alle (potentiële) consumenten en tussenschakels in het systeem. Het meso-niveau verwijst naar het organisatieniveau. Het omvat de richtlijnen en de visie van een organisatie alsook het netwerk waarbinnen de organisatie opereert (concurrerende organisaties, lokale actoren, ...). Het macro-niveau omvat het wettelijk en maatschappelijk kader waarbinnen de organisatie functioneert. Een wettelijk kader kan activiteiten stimuleren - bijvoorbeeld via subsidies of infrastructuur - maar kan ook als hinderpaal worden ervaren. Maatschappelijke ontwikkelingen creëren kansen en bedreigingen voor alternatieve voedselsystemen. Verschillende invalshoeken De enorme groei aan initiatieven in het kader van alternatieve voedselsystemen gaat ook in de academische wereld niet onopgemerkt voorbij. Vanuit zeer uiteenlopende disciplines worden deze systemen
- 22 -
bestudeerd. Hieronder geven we een beknopte toelichting bij vier perspectieven. Het leerproces. Het leerproces vormt een cruciale factor voor het succes van sociale innovatie. Het leerproces wordt gestimuleerd door (informele en formele) uitwisseling van informatie. Het leerproces stimuleren dient een dubbel doel. Enerzijds helpt het organisaties om oplossingen te bieden voor actuele problemen zoals het optimaliseren van het aanbod binnen een welbepaald lokaal team. Anderzijds is leren, als proces, een bepalende factor om te kunnen inspelen op onverwachte omstandigheden. Koepelorganisaties (of bridging organisations) kunnen een substantieel verschil maken in het faciliteren van het leerproces (Berkes 2009). Persoonlijke motivatie. We vertrekken van de zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan (2000) om dit perspectief te duiden. Deze theorie legt uit hoe en wanneer mensen enthousiast en gemotiveerd functioneren. De theorie omvat twee delen. Een eerste deel handelt over onze psychologische basisbehoeften: competentie, autonomie en verbinding. Competentie verwijst naar de capaciteit om iets te doen, en om te leren. Autonomie duidt op het zelfstandig maken van keuzes. Verbinding impliceert positieve relaties met anderen. Een tweede deel van deze theorie gaat in op de verschillende vormen van motivatie: met name intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie impliceert dat je als individu iets doet omdat je er zelf rechtstreeks plezier aan beleeft. Extrinsieke motivatie houdt in dat niet de activiteit op zich je motiveert maar dat je het wel beschouwt als een middel om iets te bereiken dat je belangrijk vindt. De aspecten van de zelfdeterminatietheorie helpen om het engagement in alternatieve voedselsystemen te verklaren. Individueel waarde- en denkkader. Denkkaders beschrijven hoe mensen de werkelijkheid percipiëren; denkkaders vormen de basis voor het maken van beslissingen. Denkkaders worden gevormd door sociale waarden,
- 23 -
doelstellingen en door inzichten in sociale, economische, politieke en natuurlijke processen (Hurwitz and Peffley 1987; Stern et al. 1999). Kennisontwikkeling kan leiden tot nieuwe inzichten, die op hun beurt het denkkader veranderen. Herstellen van sociale en ecologische relaties. Het economisch systeem genereert negatieve externaliteiten met betrekking tot het milieu. Deze ongewenste impact kan worden gecompenseerd door enerzijds milieuvriendelijke technologie toe te passen en anderzijds door het consumptiepatroon te wijzigen. Beide activiteiten kunnen eveneens simultaan optreden, een strategie die Morris en Kirwan (2011) conceptualiseren als ecological embeddedness, of nog ecologische inbedding. Een geïntegreerd kader voor onderzoek Onderstaande figuur geeft schematisch weer hoe de verschillende perspectieven kunnen worden geïntegreerd en hoe het leerproces bijdraagt tot kenniscreatie. De kennisrelatie met onze omgeving is bepalend voor de ideeën, projecten en praktijken waarin wij ons engageren (Biesta, 2012). Het schema illustreert ook hoe de verschillende niveaus met elkaar verbonden zijn en uiteindelijk praktijk en keuzes bepalen, zowel op niveau van betrokkenheid in specifieke voedselsystemen als op vlak van persoonlijk consumptiegedrag. Wanneer we dit schema willen toepassen op alternatieve voedselsystemen, moeten we in de eerste plaats de complexiteit van dit systeem erkennen met een diversiteit aan actoren die elk vanuit een specifiek denkkader handelen en communiceren. Voor onderzoekers impliceert een dergelijk schematisch vertrekpunt interdisciplinaire samenwerking en transdisciplinariteit. Beide
- 24 -
randvoorwaarden lijken vanzelfsprekend, doch blijken in de praktijk niet evident. Indien bovendien ook een - al dan niet radicale - verandering of transitie op het terrein wordt beoogt, dan is een lange-termijn samenwerking tussen interdisciplinaire onderzoeksteams onderling en tussen onderzoekers en het werkveld een must.
Figuur 1: Gebaseerd op Lubell et al. (2014)
De implicaties voor lokale voedselsystemen die consument en producent dichter bij elkaar brengen zijn tweeledig. Enerzijds benadrukt bovenstaand perspectief het belang van kennisdeling. Lubell et al (2014) vatten deze boodschap samen in vier actiepunten: (1) ontwikkeling van tools die het delen van kennis faciliteren, (2) stimuleren van participatief onderzoek, (3) opstarten van train-the-trainer programma's, (4) organiseren van bijeenkomsten die producenten samenbrengt. Anderzijds duidt dit kader op het belang van inzicht in het netwerk van organisaties en de individuele motivatie en denkkaders van de betrokkenen. Onderzoek in dit domein kan ertoe bijdragen om succesfactoren van initiatieven te benoemen, beleidsadvies te formuleren dat kansen biedt voor een de transitie naar een meer duurzaam voedselsysteem, en samen met alle betrokken actoren transitiepaden uit te werken.
- 25 -
Deze bijdrage kadert binnen FOOD4SUSTAINABILITY en TRANSMANGO. TRANSMANGO is gefinancierd door de EU (FP7), Theme KBBE.2013.2.5-01, Grant Agreement no: 613532. FOOD4SUSTAINABILITY is een BRAIN.be project (BR/121/A5), gefinancierd door BELSPO.
Referenties •
Berkes, F. (2009). Evolution of co-management: Role of knowledge generation, bridging organizations and social learning. Journal of Environmental Management 90: 1692–1702.
•
Deci, E.L., Ryan, R.M. (2000). The “What” and “Why” of Goal Pursuits: Human Needs and the Self-Determination of Behavior. Psychological Inquiry 11, 227–268.
•
Hurwitz, J., and M. Peffley. 1987. How are foreign policy attitudes structured? A hierarchical model. Am. Polit. Sci. Rev. 81(4):1099–1120.
•
Lubell, M., Niles, M. & Hoffman, M. (2014). Extension 3.0: Managing Agricultural Knowledge Systems in the Network Age, Society & Natural Resources: An International Journal, 27:10, 1089-1103, DOI: 10.1080/08941920.2014.933496
•
Morris, C. and J. Kirwan (2011) Ecological embeddedness: an interrogation and refinement of the concept within the context of alternative food networks in the UK. Journal of Rural Studies 27 (3) pp. 322–330.
•
Stern, P. C., T. Dietz, T. Abel, G. A. Guagnano, and L. Kalof. 1999. A valuebelief-norm theory of support for social movements: The case of environmentalism. Hum. Ecol. Rev. 6:81–97.
- 26 -
Een coöperatieve stadsboerderij in Kortrijk Vanya Verschoore, coördinator, Stadsboerderij Kortrijk CVBA
De coöperatie Stadsboerderij Kortrijk verbindt boer en burger, stad en platteland en creëert een faire afzetmarkt voor regionale, biologische landbouwproductie. Een eerste realisatie van Stadsboerderij Kortrijk is de webwinkel www.bioindestad.be . Je kan er terecht voor zowel abonnementen op groenten en fruit, losse groenten en fruit en een ruime selectie aan basisproducten zoals pasta, kruiden, bieren en sappen. We leveren in een afhaalpunt naar keuze in de ruime omgeving van Kortrijk of leveren aan huis via de fietskoerier. Door via ‘bio in de stad’ te kopen steun je regionale bioboeren en verzeker je een faire vergoeding voor hen. Je kiest uit een ruim en flexibel aanbod en je ontdekt het authentieke verhaal achter elk product. Door de korte keten is er minder transport verreist, wat veel beter is voor ons milieu.
- 27 -
We kiezen samen voor smaak en kwaliteit en een samenwerking op lange termijn. Particulieren kunnen bij ons terecht via de webshop. Voor professionelen hebben we een groothandelslijst waarbij ze aan voordelige prijzen producten in grotere hoeveelheid kunnen aankopen.
Hoe werkt het? De boeren sturen wekelijks tegen dinsdagavond hun aanbod door voor de volgende week. Wij nemen dit aanbod mee in onze professionele lijst. Tegen vrijdagmiddag dienen alle bestellingen van onze professionele klanten binnen te zijn en plaatsen wij onze bestelling bij de boeren. Op maandag wordt die bestelling afgehaald, vanaf dinsdag wordt ze geleverd of staat ze klaar voor de klant (zowel particulier als professioneel). De klant kan op een flexibele manier zijn bestelling ontvangen. Thuis geleverd, op het werk geleverd, in een afhaalpunt of gewoon bij ons afhalen. Levering en afhaling zijn mogelijk op dinsdag, woensdag en donderdag. Wie? Stadsboerderij Kortrijk werd opgericht door 9 particulieren die zelf ook het opstartkapitaal bijeen brachten.Op dit moment telt de CVBA een 80 tal coöperanten die samen 35000 euro bijeen brachten. Eén aandeel kost 125 euro. De dagelijkse werking wordt gerealiseerd door 1,5 VTE.
- 28 -
Hoe opgestart? Met opstartsubsidie van ESF, EWI en POD-MI werd het project uitgewerkt en opgestart. Deze opstartsubsidie was broodnodig om dit vernieuwende concept uit te werken en uit te testen. Sinds 1 november 2014 staat het project op eigen benen. Het is geen gemakkelijke weg. We hadden gehoopt om minstens 400 aandelen te verkopen, daar zijn we nog niet. Ook de verkoop kwam langzamer op gang dan gehoopt. Toch willen we met de beperkte middelen en bemanning verder doorzetten, omdat we ook voelen dat de dingen bewegen en dat dit een duurzame toekomst is voor een regionaal voedselsysteem.
Info www.bioindestad.be en www.stadsboerderij.coop Like ons: www.facebook.com/bioindestad of www.facebook.com/stadsboerderijkortrijk Volg ons op twitter: @bioindestad of @stadsboerdktown
- 29 -
De verbrede relatie stad – platteland: ontwerpend onderzoek naar alternatieve landschappen Joachim Declerck, architect, Architecture Workroom Brussels Door de toenemende verstedelijking veranderen de verhoudingen tussen steden en de open ruimte. Vlaanderen is het ultieme voorbeeld van een sterke verwevenheid tussen open ruimte en verstedelijkt gebied. Beiden kunnen niet langer los van elkaar ontwikkeld worden. De oplossing ligt niet in een louter defensieve bescherming van de open ruimte tegen de verstedelijking. We moeten in de toekomst streven naar een evenwichtige verhouding tussen stad en plattenland. De vraag die zich stelt, is hoe de open ruimte als plaats voor voedselproductie, energiewinning, vrije tijd en natuur, optimaal kan bijdragen aan de stedelijke ontwikkeling, of meer nog, sturend kan zijn voor de stedelijke organisatie. De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) voerde in samenwerking met Architecture Workroom Brussels en Bovenbouw Architectuur een toekomstverkenning uit voor de ontwikkeling van de Vlaamse open ruimte. Het Open Ruimte Offensief richt de blik op het verstedelijkte Vlaanderen en speurt naar het verborgen potentieel ervan. Het wil de huidige aparte aanpak vanuit de verschillende sectoren overstijgen en zoekt naar een sterke samenwerking. Zes mogelijke toekomstprojecten voor de Vlaamse open ruimte werden ontwikkeld. Ze worden voorgesteld als retabels: visuele verhalen die willen inspireren tot een nieuwe aanpak.
- 30 -
Stadsrandbouw Een actieprogramma, team en één vergunning Een sterke bevolkingsgroei doet de vraag naar woningen stijgen. Daardoor komt de schaarse open ruimte in Vlaanderen nog sterker onder druk te staan. Als we die ruimte maximaal willen vrij houden, dan moeten we kwalitatieve manieren ontwikkelen om met meer mensen op dezelfde ruimte te wonen. Het ideaal van de vrijstaande woning in het groen zal moeten plaatsmaken voor woonvormen die de functies en beleving van de open ruimte versterken: voedselproductie, recreatie of energiewinning. Als een hoeve een niet-agrarische functie krijgt als woning, verdwijnt vaak ook de omliggende grond uit de professionele landbouw. Voornamelijk de kleinere percelen landbouwgrond in de stadsrand zijn daarvoor erg kwetsbaar. De verdere uitbreiding van het woongebied kan die kwetsbare landbouwactiviteit nog meer wegdrukken. Wonen op een erf hoeft echter niet te betekenen dat de landbouw er moet verdwijnen. In Nederland is bewoning van boerderijen door groepen al langer gangbaar en zelfs juridisch erkend als een ‘woonvereniging op een boerderij’. Ook in Vlaanderen is samenhuizen en collectief wonen een groeiende trend. Bewoners groeperen zich daarbij op verschillende manieren, en realiseren hun woondromen in nieuwbouwprojecten en in leegstaand patrimonium. Dat soort woongemeenschappen stoot echter vaak op een complex vergunningenbeleid, waardoor de aanvraag voor samenwonen in landelijk gebied meestal wordt afgewezen. Een gemiste kans voor de meest verstedelijkte delen van Vlaanderen. Want de bewoning van leegstaande hoeves door een groep mensen kan een kwalitatieve én duurzame oplossing zijn. Ze komt tegemoet aan de wens om in de open ruimte te wonen, waarbij de productieve landbouw niet wordt verdreven maar wel wordt behouden. Er kan zelfs een samenwerking met de bewoners en omliggende buurten worden opgezet die voor financiële stabiliteit zorgt in de bedrijfsvoering van de landbouwer. Omdat
- 31 -
de oprichting van dergelijke woonvereniging een coalitievorming vergt die de sectorale aanpak overschrijdt, wordt er een Team Stadsrandbouw opgericht. Het Team Stadsrandbouw wordt gevormd door een gemengd team van verschillende overheidsinstanties, ngo’s en burgers, zoekt locaties op, begeleidt landbouwers en bewoners en verleent één stadsrandbouwvergunning als een totaalpakket. Rondom de steden ligt een groot potentieel voor die stadsrandbouw. Tussen de woonkernen liggen vele, kleine gaten met flarden landbouwgrond waar verschillende vormen van zachte verstedelijking voorkomen, zoals verpaarding en vertuining. Als een hoeve in een dergelijk gebied op de stedelijke woningmarkt komt, kunnen zowel landbouwer als woongroep hier gezamenlijk hun project realiseren. Ze leggen de budgetten samen, stellen een dossier op en krijgen de stadsrandbouwvergunning. Een inspirerend project is de collectieve tuin rond het ‘Chant des Cailles’ in Watermaal-Bosvoorde, waar een huurderscoöperatie een verbreed landbouwbedrijf beheert, inclusief medicinale tuin en de verhuur van ruimtes. Op die manier verdwijnt de landbouwactiviteit niet uit de stadsrand, en wordt de hoeve het epicentrum van een multifunctioneel parklandschap.
Voedsellandschap Ruimte voor korte keten voedselconsumptie en –productie De consument is steeds kritischer over de herkomst van zijn voedsel, en de vraag naar lokaal geteeld en biologisch voedsel neemt gestaag toe. Die evolutie heeft ervoor gezorgd dat ook de korte keten landbouw op kleine percelen een valabel economisch model is geworden voor de Vlaamse landbouwer. Maar zeker de kleinschalige landbouwbedrijven staan onder toenemende druk van de verstedelijking en van het intensieve, recreatieve gebruik van het landschap. Zelfs al bevinden die bedrijven zich in landbouwgebied, toch
- 32 -
stijgen de prijzen van gronden en hoeves onder invloed van de stedelijke vastgoedmarkt. Het behoud van de landbouwactiviteit én de generatiewissel in de landbouw worden daardoor moeilijk. Vele vruchtbare landbouwgronden dreigen zo uit de actieve landbouw te verdwijnen. De samenwerking tussen landbouw en stad hinkt in Vlaanderen en België achterop in vergelijking met omliggende Europese landen. De stedeling weet vaak niet wat rond de stad wordt geteeld. En hij koopt en eet ook minder vaak lokaal geproduceerd voedsel. Het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zet in op de groeiende markt van de korte keten landbouw. Ook op Vlaams en Brussels niveau zijn strategische plannen uitgeschreven om de lokale voedselproductie en – consumptie te stimuleren. Een initiatief van de landbouwers maakt deze beleidsambities concreet. In en rond Brussel wordt een strategie uitgetekend om de stad van gezond voedsel te voorzien én om zo de korte keten landbouwactiviteiten rond de stad te stimuleren. De stedelijke distributie van voedsel naar voedingsmarkten in de verschillende wijken wordt sterker georganiseerd. Barcelona geldt als voorbeeld. Daar is een netwerk van marktgebouwen uitgebouwd waar de burgers dagelijks kunnen genieten van een ruim aanbod aan lokaal geproduceerd voedsel. En tegelijk is er Baix de Llobregat, een multistakeholdercoöperatie die een landbouwpark ten westen van de stad heeft gevormd. Van daaruit voorziet dat ‘park’ in een deel van het stedelijk voedsel.
- 33 -
Het voedsellandschap wordt in het leven geroepen: een zone die specifiek wordt bestemd en georganiseerd voor de productie, verwerking en distributie van voedsel voor en naar de stad. Met de steun van partijen als Boerenbond, ABS en VLAM wordt bij de overheid gepleit voor die ontwikkelingszones voor korte keten landbouw. Aan het gewestplan wordt een KML-zone toegevoegd voor Kleine en Middelgrote Landbouw. De inrichting van het gebied is veelkleurig: landbouw, natuur en recreatie worden er gezamenlijk ingepland. Zo worden de consumptie, distributie en productie van voedsel gelijktijdig versterkt. Er ontstaan in die korte keten nieuwe kansen voor regionale werkgelegenheid. Het voedsellandschap en zijn producten worden attractiever en bereikbaarder voor de stedeling. De goede kwaliteit van de voeding wordt verzekerd, van boer tot bord.
Landschapsbouw: Geheel of gedeeltelijk schrappen van woonuitbreidingsgebieden in overstromingsgebied De woningen, verkavelingen en linten zijn in Vlaanderen als een tapijt over en door het natuurlijke landschap uitgerold. Daardoor hebben ze in sterke mate bijgedragen aan het verlies van landschappelijke structuur en staan ze in overstromingsgebied regelmatig met de voeten in het water. Daarnaast liggen grote villa’s en bungalows van de jaren ’70 steeds moeilijker in de woningmarkt omdat ze te groot zijn, te ver van de stedelijke werkgelegenheid liggen en ondermaatse energieprestaties hebben. De eigenaars van die woningen geraken bijgevolg bij verkoop steeds moeilijker van hun eigendom af. Het verlies aan landschappelijke kwaliteit en de problematische markt kunnen samen worden aangepakt in een ambitieus lokaal project, waarbij lokale overheden een gesprek en samenwerking opzetten met publieke en private actoren. Op hun voorstel lanceert de Vlaamse Regering het
- 34 -
actieprogramma Landschapsbouw. Via het actieprogramma Landschapsbouw worden de herontwikkeling van dit woonpatrimonium en de reconstructie van noodzakelijke landschappelijke en ecologische connecties aan elkaar gekoppeld. In plaats van de woongebieden en woonuitbreidingsgebieden verder te verkavelen, wordt er binnen dit programma ingezet op nieuwe vormen van wonen die ook aan het landschap bouwen. Dankzij verhandelbarebouwrechten kunnen de bouwmogelijkheden in één gebied verplaatst worden naar een andere locatie. Via dit soort samenwerkingen kan het landschap van private kavels en woningen voor het eerst worden herontwikkeld. Dat is een heel nieuw werkveld. Tegelijk ontstaat ook een gedeeld, publiek landschap tussen de private kavels. Door compacte en/of collectieve woningbouwprojecten te realiseren rondom de vrijgemaakte landschappelijke structuren, gaat de bouw van duurzame woningen gepaard met de bouw van natuurlijke corridors en landschap.
Smarter Agro: Spanning tussen intensieve landbouw en water ombuigen tot een samenwerking voor een nieuw landschap In belangrijke delen van Vlaanderen zijn landbouwbedrijven geëvolueerd van zeer lokale voedingsproducenten tot kleine en grotere spelers in een mondiale voedingseconomie. Ze maakten een belangrijke schaalvergroting door, meestal rond en op de oorspronkelijke hoeve en gronden. In diezelfde periode nam de bouw van linten en verkavelingen in het Vlaamse landschap een hoge vlucht. Daardoor staan de zetels, stallen en hallen van landbouwbedrijven (soms met verwerkende activiteiten) nu vaak dichtbij of zelfs tussen woningen en woonwijken. Het intensief verkeer naar de agrarische bedrijven vormt een extra belasting voor die landelijke wegen in deze intensieve landbouwomgeving. De weginfrastructuur veroudert er
- 35 -
sneller door het intensieve gebruik. Bovendien moeten fietsers en wandelaars er de weg delen met zwaar verkeer. Het maatschappelijk draagvlak voor grootschalige landbouwactiviteiten neemt daardoor af. De spanning tussen een leefbare woonomgeving, een kwalitatief landschap en de toekomstplannen van de landbouwbedrijven, is groot. Omwille van de impact op hun leefomgeving staan de omwonenden de schaalvergroting dan ook vaak in de weg. Tegelijkertijd staan de bedrijven voor een nog fundamentelere uitdaging: het groeiende tekort aan water én de verbetering van de waterkwaliteit. De grondwatertafel daalt en de bodem verarmt alsmaar meer, waardoor er minder water kan worden vastgehouden. De meeste bedrijven hebben een beperkte waterbuffer op hun terrein en er zijn al enkele provinciale waterspaarbekkens gebouwd. Maar dat zal helaas niet volstaan. De landbouwbedrijven en de lokale besturen kiezen samen voor de vlucht voorwaarts. Ze leggen hun toekomstplannen en gemeenschappelijke uitdaging samen, en ze koppelen de bedrijfsontwikkeling aan de uitbouw van een nieuw en kwalitatief landschap. Het nieuwe landschap transformeert de infrastructuur, ontpopt zich tot een hedendaags verblijfslandschap, en biedt een antwoord op de wateropgave. De waterhoudende kwaliteit van de bodem wordt verbeterd door het aanplanten van bomen en struiken langs de akkers, terwijl het aanleggen van (recreatieve) waterbekkens een oplossing kan bieden voor het tekort aan oppervlaktewater. Er wordt een nieuw mobiliteitsplan uitgewerkt, waarin ook de bestaande bebouwing en KMO-zones worden opgenomen en het zware verkeer van het lokale verkeer wordt gescheiden. Collectieve waterbuffering, nieuwe landschappelijke elementen, een
- 36 -
integraal mobiliteitsplan en nieuwe energiekringlopen maken zo de uitbouw van een performant, productief en kwalitatief landschap mogelijk.
Ambitieuze landschappen: Hoogkwalitatieve landschappen ontwikkelen tot de regionale parken van verstedelijkt Vlaanderen Op verschillende plaatsen in Vlaanderen bevinden zich waardevolle landschappen. Ofwel zijn ze betekenisvol voor de regio omwille van hun uitzonderlijke natuurlijke waarde, ofwel omdat ze een stuk geschiedenis in zich dragen, die ook voor de volgende generaties moet bewaard worden. Het sterk verstedelijkte Vlaanderen heeft longen nodig – plekken waar de verstedelijking ophoudt, en die belangrijke kwaliteiten toevoegen aan wat al is bebouwd. Zo is bijvoorbeeld het erfgoedlandschap van de Limburgse mijnen de hefboom geworden voor een regionaal toekomstproject. Die erfgoedlandschappen en waardevolle ecologische landschappen kunnen dus het vertrekpunt worden voor de uitbouw van een netwerk van metropolitane parken en landschappen. Om de ontwikkeling van die longen te stimuleren lanceert Vlaanderen een jaarlijkse oproep naar Ambitieuze Landschappen. Om een dergelijk ambitieus landschap te ontwikkelen is een top-down beslissing noodzakelijk, maar niet voldoende. Specifiek voor de Limburgse mijnen zijn het lokale actiegroepen die hebben gepleit voor het ‘behoud door ontwikkeling’ van dat landschap. Zo ontstond het eerste nationaal park voor Vlaanderen. De oproep beoogt deze samenwerking tussen regionaal beleid en een sterke en ambitieuze lokale allianties. Lokale natuurverenigingen, regionale landschappen, en lokale besturen sturen hun gezamenlijke ambitie in voor de ontwikkeling van die specifieke landschappen. De ambitie van die
- 37 -
landschappen overstijgt het bewaren van natuurwaarde of historisch waardevol landschap. Het landschap wordt gezien als een belangrijke hefboom voor de ontwikkeling van een kwaliteitsvolle regio. Jaarlijks worden de sterkste voorstellen van de ingediende oproep geselecteerd en ondersteund door Vlaanderen. Er wordt een breed projectteam samengesteld dat werkt aan een helder toekomstproject voor de specifieke open ruimte. Het versterkt dit landschap in relatie tot de omliggende stedelijke functies en programma’s. De relaties worden omgekeerd: het waardevol landschap wordt niet langer bedreigd door de aanhoudende verstedelijking, maar geeft richting en voegt kwaliteiten toe aan zijn omgeving. Die landschappen worden de kwalitatieve parken en recreatieve longen voor de omliggende woningen, dorpen en steden. De ambitieuze landschappen worden ingericht als regionale aantrekkingspool.
Open ruimte infra structuur: Open ruimte als ruggengraat van een regionaal toekomstproject De Eurodelta, met Vlaanderen als onderdeel, is vandaag één van de meest verstedelijkte gebieden van Europa. Sinds de middeleeuwen heeft de verstedelijking zich in die delta ontwikkeld als een dicht netwerk van veelal kleinere, complementaire stedelijke kernen. Nog steeds speelt dit fijnmazige waternetwerk een belangrijke rol in de stedelijke en economische ontwikkeling van de regio. Klimaatverandering leidt tot wateroverlast en tekorten aan water. De debieten in de regenrivieren veranderen daardoor drastisch. In de Kempen 3 bijvoorbeeld worden zomerdebieten van minder dan 10m vastgesteld in
- 38 -
de Maas. Bij dat debiet stroomt er echter geen druppel meer door het Vlaams watersysteem. Daardoor dreigt bijvoorbeeld de scheepvaart op de Maas en het Albertkanaal stil te vallen, en wordt die economische ader afgesneden. Daarnaast vormen het tekort aan water en de kwetsbare grondwatertafel (zandgronden) een bedreiging voor de landbouw in de Kempen. Bovendien zijn de steden ook voor hun drinkwater afhankelijk van het watersysteem. Door de ontwikkeling van landbouw, natuur, economie en recreatie te koppelen aan een antwoord op de waterproblematiek wordt een veerkrachtig en performant blauw netwerk uitgebouwd. Om die blauwe infrastructuur te realiseren wordt een organisatie opgericht, met een klein sector- en grensoverschrijdend team en een aanpak voor een vastgelegde duur van 10 jaar. Die organisatie lanceert een positieve dynamiek voor de ontwikkeling rond water, en werkt daarbij samen met verschillende regionale beleidssectoren op Vlaams, provinciaal en lokaal niveau, het middenveld en andere maatschappelijke actoren. Het team verbeeldt de ontwikkeling van industrie, landbouw, recreatie en energie rond water. Er wordt gericht geïnvesteerd in projecten, de noodzakelijke waterbuffering wordt uitgerekend en het energiepotentieel in kaart gebracht. Binnen die motiverende en enthousiasmerende ontwikkelingsvisie en rond één tafel, worden de belangen en projecten van de verschillende sectoren en beleidsniveaus afgestemd en versterkt. De blauwe infrastructuur wordt de motor voor ontwikkeling in deze regio. Deze territoriale strategie wordt een speerpuntproject van Vlaanderen. Via een oproep naar projecten wordt de dynamiek ook doorgezet naar bedrijven en burgers. Gemeenten lanceren publiek-collectieve samenwerkingsverbanden voor ontwikkelingen rond water. Waterboeren die water bergen en distribueren in tijden van droogte, worden financieel en administratief gesteund. Op 10 jaar tijd worden zowat 150 projecten gerealiseerd. Als pakket van acties en projecten transformeren zij de waterproblematiek tot een multifunctionele infrastructuur – een hefboom voor territoriale ontwikkeling.
- 39 -
Surf naar purehubs.eu of plattelandsacademie.be
Colofon Proceedings: Studiedag: De relatie stad-platteland, samenwerking loont! Europese projecten wijzen de weg. 19 november 2014, Mechelen. Realisatie: Karel Lhermitte, Maarten Nulis V.U.: Peter Bruggen, Algemeen Secretaris Boerenbond & Landelijke Gilden, Diestsevest 40, 3000 Leuven
- 40 -