145
jaargang 38
TijdschrifT voor ZorgadminisTraTie en informaTie
jan 2012 een kwartaaluitgave van de vereniging voor Zorgadministratie en informatie
dE praktijk ondEr dE loEp: zorg voor En na dE ict E-SpoEd, informatiE ovErdracht in dE acutE zorg
EEnmaligE vaStlEggingvoor mEErmalig gEBruik. dE dhd diagnoSEthESauruS
aBc van informatiEBEvEiliging, awarEnESS, BalancE, commitmEnt
Zuinig met geld, doet u dat? Enkele jaren na de introductie van DBC’s hebben de meeste zorginstellingen het goed onder de knie: registreren, valideren, declareren, etcetera. Al deze handelingen zijn een tijdrovende schakel in het declaratieproces. Schakels die immers leiden tot tussenvoorraden, wachttijden, buffers met fouten en uiteindelijk langere doorlooptijden. Voor dit declaratieproces is veel werkkapitaal nodig. Vaak zit vele weken aan omzet vast in dit proces.
kennis en tijd zijn niet nodig om winst te kunnen boeken. Zonder in te leveren op betrouwbaarheid en kwaliteit, zijn er vaak grote bedragen aan rentekosten te besparen. Uit onze dagelijkse praktijk blijkt dat een potentiële besparing van 30-60% op werkkapitaal van het declaratieproces meer regel dan uitzondering is. Een planning kan er nog zo gestroomlijnd uitzien, de praktijk is vaak weerbarstig. Misschien is het tijd om een objectieve meting uit te laten voeren.
Werkkapitaal voorfinancieren kost veel geld. Wees dus zuinig in het gebruik ervan! Voor alle processen verdient het aanbeveling het verbruik van materialen en middelen regelmatig tegen het licht te houden. Dat geldt ook voor het werkkapitaal van het declaratieproces.
Laat nu een quickscan uitvoeren door VossiusConsultancy, waaruit zal blijken of u bovengemiddeld presteert, of dat er veel te besparen is. U hoeft daar zelf niet veel voor te doen, en er is geen ingewikkelde lay-out met dataspecificaties. Het aanleveren van een reeks daadwerkelijk verzonden digitale nota’s is voldoende.
Maar wat is nu een aanvaardbaar verbruik? Welke norm kunt u stellen? Welke gemiddelde doorlooptijd is acceptabel, zonder dat de betrouwbaarheid van het proces in gevaar wordt gebracht? Wij hebben uitgebreide ervaring met het doormeten van het werkkapitaal van het declaratieproces, evenals met het structureel terugdringen van de kapitaalbehoefte. Investeringen anders dan
Geïnteresseerd? Bel Bas Vos 06-28961350, Hendrik Jan van Dijk 06-28555285 of mail naar:
[email protected]
Keizer Karelweg 132 | 1185 HZ Amstelveen | kvk 34211889 |
[email protected]
tijdschriftvoor ZorgAdministrAtie en informAtie nr. 145 jAnUAri 2012 EEn kwartaaluitgavE van dE nvMa vErEniging voor ZorgadMinistratiE En inforMatiE, jaargang 38
redactie NtMa Hoofdredactie Han Runnenberg redactie-secretariaat Erik Noordhuis redactiemedewerkers Matthieu Dekker Erik Noordhuis Frans van Tilburg Aart van Winkoop redactie-adres Erik Noordhuis Rivierduinen Schuttersveld 9 Postbus 405 2300 AK Leiden E-mail:
Persoonsgegevens in de zorg
[email protected]
PAg.
9
PAg.
14
aan dit nummer werkte mee Herman Pieterse copyrigHt 2012 Overname van artikelen is in alle gevallen mogelijk in overleg met de redactie abonnementen Leden van de NVMA ontvangen NTMA gratis. Voor niet-leden bedraagt het abonnementsgeld €26,– per jaar, los nummer €9,–. Een abonnement kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Abonnementen kunnen alleen schriftelijk tot uiterlijk 2 maanden voor het beëindigen van het lopende abonnement worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch voor een jaar verlengd.
ABC vAn informAtieBeveiliging, AwAreness, BAlAnCe, Commitment
Lezersservice Opgave abonnement en adreswijziging bij: Bureau NVMA Alkmaar E mail:
[email protected] vormgeving & productie DesignPeople, Amsterdam/Sittard uitgever NVMA, Hoorn, www.nvma.nl druk Marcelis van der Lee Adu BV, Heerhugowaard fotografie Richard Lotte, Zaandam advertentie-coördinatie Telefoon 072 - 5483916 Telefax 072 - 5482170 Telefoon Telefax
071 - 8906610 0252 - 531995
distributie NIC.Oud Direct-mail, Heerhugowaard ISSN 1381-3072
EPD QUO VaDis
Waar moet dat heen, hoe zal dat gaan, waar komt die rotzooi toch vandaan? PAg.
30
Bent u klaar voor DOT?
Invoering DOT
Meer weten?
Het is vanuit het ministerie van VWS even stil geweest
Q-Consult helpt u graag verder met de implementatie van
rondom DOT. Inmiddels hebben we in het regeerakkoord
DOT of bij het trainen van uw medewerkers. Geïnteres-
kunnen lezen dat men streeft naar invoering per 1 januari
seerd in de mogelijkheden? Neem dan contact met ons op.
2012. Veel ziekenhuizen zijn ondertussen druk bezig met DOT.
Onderzoek bronregistratie GGZ Q-Consult heeft samen met de NVMA een onderzoek ge-
Op 31 maart 2011 hield Q-Consult een intervisiebijeen-
daan naar de registratie van DBC’s en activiteiten in GGZ-
komst ‘invoering DOT’. De deelnemers hebben ervaringen
instellingen. Op 17 februari 2011 hebben we de resultaten
uitgewisseld over het doorontwikkelen van de bronregi-
gepresenteerd in de Themabijeenkomst bronregistratie
stratie, het opstellen van DOT-zorgprofielen en gedegen
GGZ. In deze NTMA leest u het artikel over de uitkomsten!
kostprijzen en het aanpassen van de managementinformatie.
Meer weten? Wilt u weten hoe uw instelling registreert ten opzichte van
Lees het verslag op onze website
de onderzoeksgroep? Voor een persoonlijke terugkoppe-
Op onze website www.qconsult.nl/curatievezorg vindt u
ling kunt u contact met ons opnemen.
het verslag van deze intervisiebijeenkomst met aanbevelingen over de implementatie van DOT.
[email protected] 026 383 05 65 www.qconsult.nl
n
-
inhoUd ntmA jAnUAri 2012 E-spoed, informatie overdracht in de acute zorg
4
Lonneke Reuser, Gert Koelewijn Persoonsgegevens in de zorg
9
Sjaak Nouwt, Berend de Vries ABC van informatiebeveiliging, Awareness, Balance, Commitment
14
Hossein Nabavi, Jaap van der Kamp De praktijk onder de loep: zorg voor en na de ICT
18
Annemarie van Hout Het werd me even teveel!
24
Column Sam Sterk 06.Eenmalige vastlegging voor meermalig gebruik. De DHD diagnosethesaurus
25
Evelien de Wolf EPD QUO Vadis Waar moet dat heen, hoe zal dat gaan, waar komt die rotzooi toch vandaan?
30
Column Pieter Vicary SKZB informatie
35
NVMA informatiepagina
36
.
-
-
n
e
!
n
-
AgendA Training: Zorgadministrateur van de toekomst in ziekenhuizen Training: Zorgadministrateur van de toekomst in de GGZ Training: DOT in de praktijk Training: Werken als AO/IC medewerker
8 16 34 36
Adverteerders
sKZB
Vossius Consultancy, Q-Consult (2), Studelta (12), Allgeier Scanfactory (13), CHS (17), Atrium MC (23), Jalema (28), Allgeier Medical Viewer (29), Marcelis van der Lee Adu (37)
De Stichting bevordert de kwaliteit van de beroepsuitoefening van zorgadministratieve functionarissen. Meer informatie op pagina 59.
nieUw! Opleiding Zorgadministratie, kijk voor informatie op www.nvma.nl 3
e-Spoed Bij acute zorg telt iedere seconde. Een goede, actuele informatievoorziening is van levensbelang voor de behandeling van de patiënt. Daarnaast blijkt uit onderzoek van TNS NIPO ‘Spoed Moet Goed’, dat het beschikbaar hebben van medische informatie jaarlijks circa 36 miljoen euro kostenbesparing oplevert. Het programma e-Spoed heeft tot doel om de informatievoorziening voor de acute zorgketen te verbeteren. Voor betere informatievoorziening zijn standaarden nodig. Nictiz helpt de zorgsector met het maken van standaarden die aan kwaliteitscriteria voldoen. Het programma e-Spoed heeft vanaf 2007 verschillende standaarden opgeleverd en in 2012 wordt het programma afgerond. Voor het vervolg zijn er nieuwe wensen, zoals het realiseren van een verwijsbericht van huisartsenpost naar de spoedeisende hulp (SEH) en de rapportage van SEH naar de ambulancezorg. Maar ook voor de toegang van de patiënt tot zijn eigen acute gegevens. De basis is gelegd, het is nu tijd om ‘ruim baan’ te maken voor het vervolg. Dit artikel beschrijft het belang, het doel, de aanpak, de resultaten en de stand van zaken van het programma e-Spoed. Bij het slotwoord worden de speerpunten gegeven voor het vervolg.
BelAng goede informAtievoorZiening in de AcUte Zorg Een goede informatievoorziening in de acute zorgketen is essentieel en onmisbaar voor een juiste zorgverlening en biedt een basis om goede informatie te leveren ten behoeve van de zorgverlening in de opgeschaalde situatie. In Nederland komen jaarlijks meer dan één miljoen mensen op een SEH-afdeling terecht. Betere elektronische communicatie tussen zorgverleners maakt dat zij sneller de noodzakelijke zorg krijgen en dat de kans op dubbele onderzoeken of medische fouten kleiner wordt. Een ander voordeel is dat het ontvangen van goede informatie ook betekent dat men op de SEH op het juiste moment, het juiste personeel en de juiste middelen kan inzetten voor de behandeling, niet teveel en niet te weinig. Het is bij acute zorg van groot belang dat zorgverleners tijdig over de belangrijkste medische gegevens van de patiënt beschikken. En dat gegevens vooruit gestuurd kunnen worden, zodat de ambulance en het ziekenhuis zich goed op de komst van de patiënt kunnen voorbereiden. Daarnaast is het belangrijk dat meldkamercentralisten en SEH-zorgverleners in één oogopslag kunnen inzien in welk ziekenhuis een 4
patiënt terecht kan. Gedurende de ambulancerit van de acute patiënt naar het ziekenhuis kan de SEH-arts met de medische patiëntgegevens uit het huisartsdossier en de ontvangen gegevens uit de ambulance beter en sneller bepalen welke behandeling bij de patiënt past. Informatie over aandoeningen, overgevoeligheden en geneesmiddelen zijn essentieel bij het behandelen van de patiënt. Bepaalde werkzame of hulpstoffen in geneesmiddelen kunnen bij bepaalde aandoeningen leiden tot complicaties. Sommige patiënten kunnen voor bepaalde geneesmiddelen of hulpstoffen in geneesmiddelen intolerant of allergisch zijn. Dit kan ook leiden tot ernstige complicaties. De ongewenste gevolgen door het ontbreken van gegevens voor de patiënt zijn vaak lichamelijk, emotioneel en financieel van aard. Naast de genoemde voordelen van elektronische gegevensuitwisseling zijn er nog drie onderbouwingen, meer gebaseerd op de wet en beroepsrichtlijnen, voor een betere informatievoorziening in de acute zorg:
D
d
InformatIe overdracht in de acute zorg DrS. LoNNEkE rEuSEr, SENIor aDvISEur BIj INvIEw EN projEctLEIDEr E-SpoED NIctIz, BuSSum & DrS. GErt koELEwIjN, proGrammamaNaGEr NIctIz, DEN HaaG
- Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) De WTZi beoogt dat de patiënt met een acute zorgvraag zo snel mogelijk op de juiste plaats terechtkomt voor diagnose en behandeling met als doel het verbeteren van de levenskansen en kwaliteit van leven. e-Spoed biedt met een online overzicht van de beschikbare SEH-capaciteit een belangrijke instrumentele ondersteuning aan de regio’s om de doelstellingen van de WTZi te realiseren. - Richtlijn medicatieoverdracht Wie geneesmiddelen voorschrijft of verstrekt moet, zoals aangegeven in de Richtlijn Overdracht van medicatiegegevens in de keten beschikking hebben over het actuele medicatieoverzicht van een patiënt. De acute zorg moet binnen 24 uur deze medicatiegegevens beschikbaar hebben. Omdat acute zorg op iedere plek in het land wordt verleend, moeten de gegevens voor de patiëntveiligheid direct elektronisch opvraagbaar en beschikbaar zijn. e-Spoed biedt standaarden voor het online beschikbaar krijgen van de gegevens.
- Toegang patiënt en uitwisseling van medische gegevens De Inspectie voor de Gezondheidszorg geeft in de ‘staat van de gezondheidszorg 2011’ aan dat patiënten onbelemmerd toegang tot hun dossiers moeten krijgen. Ze eist dat zorgverleners uiterlijk in 2013 de uitwisseling van medische gegevens van patiënten hebben verbeterd. e-Spoed biedt standaarden voor het elektronisch uitwisselen van de gegevens. Het programma e-Spoed werkt aan ICToplossingen en standaarden die uitkomst bieden voor een goede, actuele informatievoorziening.
5
doel ProgrAmmA e-sPoed Het doel van het programma e-Spoed is het verbeteren van de informatievoorziening voor de acute zorg. e-Spoed creëert ICT-toepassingen en standaarden, zodat: - huisartsen, meldkamercentralisten en ambulanceverpleegkundigen online patiëntgegevens van de recente acute situatie kunnen overdragen aan alle Nederlandse SEH’s; - SEH-zorgverleners, ambulanceverpleegkundigen of meldkamercentralisten online relevante patiëntgegevens kunnen opvragen uit het huisartsdossier van de patiënt, en na de behandeling van de patiënt een rapport naar de huisarts kunnen sturen; - zorgverleners van meldkamers en ziekenhuizen online de beschikbare capaciteit van de SEH kunnen inzien. De standaarden zijn te gebruiken in ICTsystemen, zoals huisartsinformatiesystemen, ambulanceinformatiesystemen en ziekenhuisinformatiesystemen en over iedere relevante zorginfrastructuur. de geKoZen AAnPAK Onder regie van Nictiz en met sterke participatie van de koepelorganisaties 1, ICT-leveranciers en toekomstige gebruikers, is het programma e-Spoed in de periode 2007-2012 uitgevoerd. Het programma bestaat voor het creëren van randvoorwaarden van de genoemde doelstellingen uit drie projecten: 1 overdracht van ambulancezorg naar de SEH; 2 inzage in de medische voorgeschiedenis van de patiënt en terugrapportage naar de vaste huisarts; 3 inzage in beschikbare SEH-capaciteit. Multidisciplinaire teams realiseren in ieder project de gewenste functionaliteit. Per onderwerp zijn de teams verschillend van samenstelling. Deelnemers aan de teams zijn patiënten, zorginstellingen, koepelorganisaties, huisartsen, SEH-artsen, ambulanceverpleegkundigen en ICT-leveranciers. De teams bepalen welke informatie van belang is voor uitwisseling, maar ook hoe de gegevens snel en veilig uit te wisselen zijn. Door het inzetten van deze teams wordt een zinvolle digitalisering bereikt. De ontvanger van de gegevens spreekt samen met het team en de ‘eigenaar’ van de gegevens af welke gegevens relevant zijn. Zo krijgt de ontvanger precies wat nodig is voor de verdere behandeling van de patiënt, niet meer en niet minder. Voor de realisatie van de nieuwe functionaliteit doorloopt ieder project de volgende stappen: 1 strategie: waar de kwalitatieve eisen van de resultaten worden beschreven en de aanpak van het project wordt bepaald; 2 architectuur en ontwerp: waarin de resultaten, te weten het procesmodel, de gegevensset, autorisatierichtlijnen, uitwisselingsberichten met de bijbehorende implementatiehandleiding en functionele eisen voor het uitwisselen via een technische infrastructuur, worden ontwikkeld; 3 proef van ontwerp: waar de werking van de ontwikkelde resultaten functioneel en technisch binnen een proefomgeving wordt 6
getoetst; 4 uitrol en implementatie: waar de organisaties zelf de resultaten inbouwen in de applicaties en de zorgverleners de functionaliteit gaan gebruiken voor hun werkzaamheden; 5 beheer en onderhoud: waar de veranderingen op de ontwikkelde resultaten, middels het veranderingsmanagement, worden beheerd en onderhouden. de resUltAten en stAnd vAn ZAKen Per Project afbeelding
Project ‘Overdracht van ambulancezorg naar de SEH’ De ambulanceverpleegkundige kan gedurende de rit direct elektronische berichten versturen naar de SEH. Hierdoor beschikt de SEH nog voordat de patiënt arriveert over informatie, zoals leeftijd, soort ongeval, verwachte reistijd en acute verschijnselen van de patiënt. Met deze informatie kan de SEH zich adequaat voorbereiden op het leveren van de juiste medische zorg aan de patiënt. Deze toepassing is op kleinere, regionale schaal gerealiseerd. De ambulance kan dan de relevante medische patiëntgegevens slechts naar één of enkele ziekenhuizen binnen de regio sturen. Dat is natuurlijk heel mooi, maar als de ambulance de patiënt naar een ander ziekenhuis brengt, kan de informatie alleen gelezen worden als dat ziekenhuis ook hetzelfde bericht ondersteunt. Vandaar dat e-Spoed standaarden heeft ontwikkeld met één dataset, zodat de eenheid van taal overal in Nederland gelijk is, en één elektronisch bericht dat in ieder systeem ingebouwd kan worden. De dataset en het overdrachtbericht tussen ambulance en de SEH zijn beschikbaar. ICTleveranciers kunnen nu deze standaarden in de praktijk implementeren in de systemen van ambulancediensten en SEH’s. AZN heeft op verzoek van haar leden een applicatie ontwikkeld op basis van de in het programma e-Spoed ontwikkelde standaard: de Landelijke Server Digitale Vooraankondiging (LSDV). Met deze voorziening is (medische) informatie over patiënten die door de ambulanceteams in het veld wordt verzameld, snel digitaal beschikbaar voor de zorgpartners. Het volgende voorbeeld toont de voordelen als een SEH vòòr de daadwerkelijke komst van de patiënt al op de hoogte is van diverse medische gegevens. Deze gegevens worden ontvangen van de ambulance of worden opgevraagd uit het informatiesysteem van de huisarts. Na afloop van de acute situatie worden de acute gegevens geregistreerd in het informatiesysteem van de huisarts of huisartsenpost.
PrAKtijKvoorBeeld Familie Peeters uit Nijmegen is een dagje winkelen in Utrecht. De winkelpret wordt verstoord doordat mevrouw Peeters zich plotseling niet
P b k o A v a D w e c i D i d D a E l r t E l d m m v o s g a k v p n g r z c d k d v a t i i z W 1 v g m
i
lekker voelt. Ze ziet asgrauw en transpireert. Plotseling zakt ze in elkaar en wordt helemaal blauw. De dochter en meneer Peeters schrikken enorm. Meneer Peeters belt 112. Hij wordt onmiddellijk doorverbonden met de Meldkamer Ambulancezorg van Utrecht (MKA). De MKA verpleegkundig centralist vraagt waar de ambulance moet zijn en wat eraan de hand is. De centralist concludeert via uitvragen dat het waarschijnlijk om een reanimatiesituatie gaat en vraagt een collega alvast twee ambulances te sturen. Intussen krijgt meneer Peeters instructies welke hij doorgeeft aan zijn dochter. De dochter heeft een EHBO-diploma en kan de instructies van de centralist goed opvolgen. Op deze manier wordt snel met reanimatie gestart. De MKA stuurt een voorwaarschuwing naar de afdeling SEH van het dienstdoende ziekenhuis. Een professionele samenvatting zou waarschijnlijk niets aan het beleid veranderen; de belangrijkste reden om deze niet op te vragen is echter tijdgebrek. Enkele minuten later arriveert de eerste ambulance. Terwijl de ambulanceverpleegkundige de beademing overneemt, sluit zijn collega de monitor/defibrillator aan. De dochter gaat door met thoraxmassage. Omdat er sprake blijkt van ventrikelfibrillatie gaat de verpleegkundige over tot defibrillatie. Het hartritme herstelt tot sinusritme met output. Mevrouw Peeters wordt geïntubeerd, en geholpen door de tweede ambulance wordt het transport naar het ziekenhuis voorbereid. De ambulance geeft in een vooraankondiging de NAW-gegevens van de patiënt en volgens het MIST-acronym (mechanism-injury-signs-treatment) de meest relevante gegevens door aan de SEH. Later tijdens de rit worden actuele gegevens zoals bloeddruk, zuurstofsaturatie en medicatie via een ambulance beloop en interventiebericht verstuurd naar de SEH. De SEH treft voorbereidingen voor de komst. De SEH-arts vraagt gegevens op in het dossier van de huisarts in Nijmegen. Het dossier vermeldt essentiële hypertensie, geen bekende allergieën, actuele medicatie is metoprololtartraat 100mg, verder komt plotse hartdood voor in de familie. Met deze voorkennis en de actuele informatie uit de ambulance kan de SEH-arts zich richten op de zorg voor mevrouw Peeters. Wanneer de patiënt arriveert volstaat een 12-afleidingen-ECG om de vermoede diagnose van long-QT-syndrome te bevestigen. Er zijn geen electrocardiografische tekenen van een myocardinfarct.
Project ‘Inzage in de medische voorgeschiedenis van de patiënt en terugrapportage naar de vaste huisarts’
Meldkamerverpleegkundigen, ambulanceverpleegkundigen en SEH-professionals kunnen in een acute situatie een samenvatting van de
medische voorgeschiedenis van een patiënt ophalen uit het HIS van de (vaste) huisarts. Met deze informatie kan de zorgverlener optimale zorg leveren aan de acute patiënt. Als bekend is dat de patiënt de contra-indicatie hartfalen heeft, kan bijvoorbeeld de meldkamer daar direct op inspelen door de patiënt naar een ziekenhuis te sturen met voldoende hartbewakingscapaciteit. Voor de patiënt voorkomt dit een extra belastend transport van de SEH naar een ander ziekenhuis. Na de behandeling van de patiënt stuurt de laatste zorgverlener in de keten, die de patiënt behandeld heeft, een rapport naar de huisarts. De huisarts kan de zorg snel en efficiënt continueren. De standaarden voor deze functies zijn in concept gereed en worden in het vierde kwartaal van 2011 beschikbaar gesteld voor een eerste test. Dit betekent dat huisartsen, ambulancediensten, meldkamers en ziekenhuizen aan de slag kunnen om de toepassing in hun systemen te realiseren. Project ‘inZAge in BeschiKBAre seh-cAPAciteit’ Meldkamercentralisten en SEH-zorgverleners hebben inzage in de beschikbare SEHcapaciteit van de deelnemende ziekenhuizen in Nederland. Het Acuut Zorgportaal, dat gebaseerd is op www.zorg-capaciteit.nl, vormt hiervoor een one-stop-shop voor de beschikbare capaciteit. Het geeft antwoord op vragen als: - Welke SEH is open? - Waar zijn de opnamestops? - Welk specialisme heeft ieder ziekenhuis? De toegevoegde waarde van een Acuut Zorgportaal is op een pragmatische en concrete wijze voor de gebruikers inzichtelijk gemaakt. Er is een demonstratiemodel gemaakt van een applicatie die de beschikbaarheid van de SEH aangeeft en een webportaal is naar en voor verschillende acute zorgsystemen. Met dit demonstratiemodel zijn we gekomen tot landelijke functionele en beheereisen die richtinggevend zijn en draagvlak hebben voor de ontwikkeling, implementatie en borging van het Acuut Zorgportaal met landelijk rendement. De oplevering van het Acuut Zorgportaal is gepland in 2012. Hiervoor wordt eerst een praktijktoets uitgevoerd binnen een belangrijke traumaregio. slotwoord en vervolg De belangrijkste resultaten van het programma e-Spoed zijn: - de richtlijn gegevensoverdracht voor de acute zorg; - afspraken over het uitwisselen van acute gegevens; - implementeerbare uitwisselberichten; - inzichtelijk maken van toegevoegde waarde van Acuut Zorgportaal In 2012 zal het programma e-Spoed worden afgerond. Na het programma zijn er verschillende speerpunten waar centrale regie voor nodig is om de informatievoorziening voor de acute zorg te verbeteren. Hierbij wordt gedacht aan de 7
volgende wensen en implementaties: 1 Het implementeren van wat nu beschikbaar is, zoals uitwisseling ambulance naar SEH en inzage van en rapportage naar huisarts. 2 Realisatie van een verwijsbericht van HAP naar SEH en van SEH naar dienstdoende huisarts. De verwijzingsgegevens van de waarnemend huisarts zijn direct beschikbaar op de SEH. 3 Realisatie van een rapportagebericht van de SEH naar de ambulancedienst. Door het elkaar informeren ontstaat er een ‘closed loop’ keten, waardoor de kwaliteit van zorgverlening verbetert. 4 Realisatie van de patiënttoegang tot eigen acute gegevens. Daarnaast de mogelijkheid om als patiënt in te zien wie zijn/haar acute gegevens heeft geraadpleegd. 5 Realisatie en implementatie van het Acuut Zorgportaal. De belangrijkste vervolgstap is dat de acute zorgsector de standaarden gaat gebruiken. Hiervoor kunnen ICT-leveranciers de standaarden inbouwen in hun systemen en kunnen de zorgverleners gebruik maken van de functionaliteit. Als er geen beperkingen meer zijn voor het uitwisselen van essentiële acute en medische gegevens, dan kan de doelstelling van het programma worden bereikt: het verbeteren van de
informatievoorziening voor de acute zorg. De patiënt wordt beter geholpen en ook wordt er op kosten bespaard. Een goede, actuele informatievoorziening is van levensbelang voor de behandeling van de patiënt, vooral als iedere seconde telt. docUmentAtie oP www.nictiZ.nl - December 2008, richtlijn gegevensoverdracht HA-AMB-SEH - Februari 2011, Basisdataset AmbulanceSpoedeisende hulp - Februari 2011, HL7v3 Overdrachtbericht Ambulance-Spoedeisende hulp - November 2010: Voorkennis acute zorg: verslag van spitsseminar 9 november 2010. - November 2010: Informatieoverdracht binnen de keten van acute zorg. Presentatie van Arjan Hanekamp - November 2010: Betere acute zorg door uitwisselen medische en acute informatie e-Spoed status. Presentatie van Gert Koelewijn - November 2010: Digistroom, J. Luitse - Maart 2011: Minder fouten op de spoedeisende hulp. Interview met Annechien Alkemade, SEH-arts bij het Langeland Ziekenhuis en Arjan havekamp van de Regionale Ambulancevoorziening IJsselland
8
e nieuw !
TRAINING:
ZORGADMINIsTRATEuR VAN DE TOEKOMsT IN ZIEKENHuIZEN
data
5 en 12
9april en 21 2012 juni 2011
IngrIjpende veranderIngen als dOT, InvOerIng van lBZ en InTerne vragen Over regIsTraTIe en OpBrengsTen ZOrgen ervOOr daT heT admInIsTraTIeve en heT prImaIre prOces sTeeds dIchTer BIj elkaar kOmen. de ZOrgadmInIsTraTIe WOrdT In deZe nIeuWe sITuaTIe nIeT alleen veranTWOOrdelIjk vOOr heT verWerken van de regIsTraTIe, maar OOk vOOr heT advIseren van de verschIllende regIsTraTIemOgelIjkheden. Ingrijpende veranderingen als DOT, invoering van lBZ en interne vragen over registratie en opbrengsten zorgen ervoor dat het administratieve en het primaire proces steeds dichter bij elkaar komen. De zorgadministratie wordt in deze nieuwe situatie niet alleen verantwoordelijk voor het verwerken van de registratie, maar ook voor het adviseren van de verschillende registratiemogelijkheden. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de rol van de zorgadministrateur? De zorgadministrateur gaat de afdelingen proactief benaderen. samen met de medische professional, financiën en ICT vraagt de zorgadministratie zich af welke gegevens je moet registreren, welke je wilt registreren en welke mogelijkheden daartoe zijn. De zorgadministratie faciliteert daarbij dus het primaire proces en adviseert over de registratiemethode.
Maar hoe doe je dit? Waar vind je relevante informatie? Hoe ga je met deze informatie naar een afdeling? Wat communiceer je dan? Hoe zorg je ervoor dat men wat doet met jouw advies? Want uiteindelijk gaat het erom dat u uw baan met net zoveel plezier blijft doen als voorheen! Voor wie is deze training?
Zorgadministrateurs, medewerkers medische administratie, stafmedewerkers die zich bezighouden met het zorgadministratieproces, unitondersteuners. Van deelnemers wordt verwacht dat zij (basis)kennis hebben van medische terminologie. Datum en duur van de training De training vindt plaats op: 9 en 21 juni 2011
InschrIjven op www.nvma.nl
Persoonsgegevens1 in de zorg 29 juli 2011 - volgens de wet moet een Bedrijf of instelling dAt PrivACygevoelige gegevens registreert, dit melden AAn het College BesCherming Persoonsgegevens (CBP). melding AAn het CBP is niet nodig Als een sPeCiAle funCtionAris is AAngesteld. sommige registrAties vAllen eChter onder een vrijstelling. hoe zit het PreCies met zorginstellingen ?
sj A A k nou w t, j u r idis Ch Adviseur knmg 5 B er end de v r ies , mA nAging PArtner C omfort-iA 6
9
Sinds de invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp, 2001) bestaat er een wettelijke meldingsplicht voor organisaties in de private en (semi-)publieke sector die persoonsgegevens verwerken. De directie of het bestuur is verantwoordelijk voor de melding. Melden kan door middel van een papieren meldingsformulier of via het meldingsprogramma van het CBP. Voor iedere niet aangemelde verwerking van persoonsgegevens kan het CBP een boete opleggen van € 4.500. De meldplicht brengt een hoop administratieve last mee, zowel voor de instelling als voor het CBP zelf, zonder dat de meerwaarde altijd duidelijk is. De Voorzitter van het CBP, Jacob Kohnstamm, pleit zelfs voor afschaffing van de meldplicht maar krijgt de Europese regelgevers hier nog niet in mee 2. De meldplicht zou alleen moeten gelden voor registraties met een duidelijk privacyrisico, zoals DNA gegevens of medische informatie. Ter voorkoming van overmatige administratieve lasten, kent de Wbp echter ook het zogenoemde Vrijstellingsbesluit, een algemene maatregel van bestuur, zoals genoemd in artikel 29 van de Wbp. Vrijstelling is krachtens deze regeling mogelijk voor zover een ‘inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkenen onwaarschijnlijk is’. Daarbij moet vooral worden gedacht aan veel voorkomende standaard verwerkingen waarvan algemeen bekend is dat zij plaatsvinden. Daarvan is sprake bij verwerkingen waarvan het bestaan ‘evident’ is, zoals dat in de toelichting genoemd wordt. Met andere woorden, het bestaan en de aard van de verwerking zijn voor betrokkenen kenbaar en bijna vanzelfsprekend: verwerkingen die afwijken van de standaard zijn gemakkelijk te onderkennen voor de betrokkenen. Voorbeelden zijn het abonneebestand van een krant, het ledenbestand van een vereniging en een personeels- en salarisadministraties. In artikel 27 en 28 van de Wbp staat de regeling voor de melding uitgewerkt en artikel 29 lid 1 geeft een mogelijkheid tot vrijstelling. ArtiKel 27 1 Een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt alvorens met de verwerking wordt aangevangen gemeld bij het College of de functionaris. 2 Een niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt gemeld indien deze is onderworpen aan voorafgaand onderzoek. ArtiKel 28 1 De melding behelst een opgave van: a. de naam en het adres van de verantwoordelijke; b. het doel of de doeleinden van de verwerking; c. een beschrijving van de categorieën van betrokkenen en van de gegevens of categorieën van gegevens die daarop betrek10
2 3
4
5
king hebben; d. de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens kunnen worden verstrekt; e. de voorgenomen doorgiften van gegevens naar landen buiten de Europese Unie; f. een algemene beschrijving om een voorlopig oordeel te kunnen geven over de gepastheid van de voorgenomen maatregelen om, ter toepassing van artikel 13 en 14, de beveiliging van de verwerking te waarborgen. De melding behelst het doel of de doeleinden waarvoor de gegevens of de categorieën van gegevens zijn of worden verzameld. Een wijziging in de naam of het adres van de verantwoordelijke wordt binnen een week gemeld. Wijzigingen in de opgave die betrekking hebben op de onderdelen b tot en met f van het eerste lid, worden telkens binnen een jaar na de voorafgaande melding gemeld voor zover zij blijken van meer dan incidentele aard te zijn. Een verwerking die afwijkt van hetgeen overeenkomstig het eerste lid, onder b tot en met f, is gemeld, wordt vastgelegd en bewaard gedurende ten minste drie jaren. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop de melding dient te geschieden.
ArtiKel 29 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat daarbij aan te geven verwerkingen van gegevens waarbij de inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene onwaarschijnlijk is, zijn vrijgesteld van de melding, bedoeld in artikel 27. voorwAArden voor vrijstelling Per categorie van gegevensverwerkingen geeft het Vrijstellingsbesluit de voorwaarden voor vrijstelling aan. Deze voorwaarden hebben betrekking op de toegelaten doeleinden van de verwerking, de soorten gegevens die mogen worden verwerkt, de (categorieën van) personen op wie de gegevens betrekking hebben, de (categorieën van) personen aan wie de gegevens worden verstrekt en de bewaartermijn. Voor zorginstellingen zullen vrijwel alle hieronder opgesomde categorieën van gegevensverwerkingen relevant zijn. Met betrekking tot medische gegevens zijn met name de artikelen 16 en 17 van belang. Voor zorginstellingen kan de vrijstelling van toepassing zijn op diverse categorieën verwerkingen van persoonsgegevens. - - - - - - - - - - -
sollicitanten (artikel 5); uitzendkrachten (artikel 6); personeelsadministratie (artikel 7); salarisadministratie (artikel 8); uitkering bij ontslag (artikel 9); pensioen en vervroegde uittreding (artikel 10); debiteuren en crediteuren (artikel 12); afnemers en leveranciers (artikel 13); individuele gezondheidszorg (artikel 16); verzorgingshuizen en verpleeghuizen (artikel 17); leerlingen, deelnemers en studenten (artikel 19);
-
-
H g v e v d k 1
2
3
4
5
Z V u w b v v l v o v n l ( o d b n i s t d h p ( o z i b e w m i g m t v
- - - - - - -
documentenbeheer (artikel 31); computersystemen (artikel 33); communicatieapparatuur (artikel 34); toegangscontrole (artikel 35); overig intern beheer (artikel 36); videocameratoezicht (artikel 38); bezwaarschriften, klachten en gerechtelijke procedures (artikel 39); - oud-leden en oud-leerlingen (artikel 41); - combinaties van verwerkingen (artikel 43). Het is niet zo dat deze categorieën verwerkingen van persoonsgegevens altijd zijn vrijgesteld van de meldingsplicht. Om voor vrijstelling van een of meer van deze categorieën gegevensverwerkingen in aanmerking te komen, moeten de volgende vragen bevestigend beantwoord kunnen worden: 1 Valt de registratie onder de hier bedoelde categorie? 2 Worden persoonsgegevens verwerkt voor een of meer van de in het betreffende artikel genoemde doeleinden? 3 Worden niet meer persoonsgegevens vastgelegd dan de in het betreffende artikel genoemde? 4 Worden persoonsgegevens niet aan anderen verstrekt dan de in het betreffende artikel genoemde? 5 Worden de persoonsgegevens niet langer bewaard dan de termijn die in het betreffende artikel wordt genoemd? ZieKenhUiZen Voor de zorgsector kent het Vrijstellingsbesluit uitzonderingen op de meldingsplicht voor verwerkingen door beoefenaren van individuele beroepen in de gezondheidszorg (art. 16) en voor verwerkingen door verzorgingshuizen en verpleeghuizen (art. 17). Andere zorginstellingen, zoals ziekenhuizen en GGZ instellingen, vallen dus niet onder de vrijstelling van artikel 16 of 17 van het Vrijstellingsbesluit. Ook niet via de verwerkingen door individuele beroepsbeoefenaren die werkzaam zijn in een instelling. De toelichting op artikel 16 van het Vrijstellingsbesluit (individuele beroepsbeoefenaar) is daar duidelijk over: ‘Indien gegevens door de hiervoor bedoelde beroepsbeoefenaar in het kader van een behandeling worden doorgegeven aan de administratie van de zorginstelling waar hij werkzaam is, dan is de vrijstelling op de instellingsadministratie niet van toepassing aangezien deze niet transparant genoeg is voor de betrokkene.’ Voor de verwerking van patiëntgegevens zijn ziekenhuizen dus niet vrijgesteld van de meldingsplicht, omdat de ziekenhuisinformatiesystemen (ZIS) en elektronische patiëntendossiers (EPD’s) over het algemeen niet voldoende transparant zijn voor de patiënten. Met andere woorden, het is voor de betrokkene onvoldoende controleerbaar wat er met zijn gegevens gebeurt en dus eist de toezichthouder een melding. Die melding wordt vervolgens opgenomen in het openbare meldingenregister van het CBP 3. Daar kan een ieder algemene informatie vinden over de aangemelde verwerking (registratie) waarin men mogelijk voorkomt. Dit bevordert de transparantie over de verwerkingen van persoonsgegevens voor de burgers.
geregistreerde fUnctionAris Volgens artikel 27 Wbp moet een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens voor aanvang worden aangemeld bij het CBP of bij ‘de functionaris’. Met die ‘functionaris’ wordt de eventueel in de organisatie aanwezige Functionaris voor de Gegevensbescherming bedoeld (FG). Zo’n FG wordt benoemd door het management van de organisatie waar hij werkzaam is, maar is pas officieel als hij of zij bij het CBP is aangemeld. De FG wordt dan opgenomen in het openbare register van FG’s 4. Een FG heeft een toezicht- en adviesfunctie. Hij dient te beschikken over toereikende kennis van de organisatie, van de gegevensverwerkingen daarbinnen, van de daarbij betrokken belangen en over kennis van de privacywetgeving. Een FG is bevoegd om ruimtes te betreden, inlichtingen en inzage te vragen en zaken te onderzoeken. De organisatie mag een FG geen aanwijzingen geven voor de uitoefening van zijn functie. Daardoor is de FG onafhankelijk. Ook mag de organisatie een FG niet door een gebrek aan faciliteiten belemmeren in zijn taakuitoefening. Heeft een organisatie een FG benoemd, dan mag men de gegevensverwerkingen bij de FG melden in plaats van bij het CBP. Speciaal voor de FG heeft het CBP een speciale editie ontwikkeld van het Wbp- meldingsprogramma. Daarmee is het mogelijk om de meldingen verder te verwerken in een eigen database van de organisatie. Een FG is dus een officiële functionaris met een bijzondere positie in de organisatie: bij de FG kan men aan de wettelijke meldingsplicht voldoen en men kan er terecht voor advies over de bescherming van persoonsgegevens. De Wbp stelt kwaliteitseisen aan de FG maar geeft deze ook de bevoegdheden van een toezichthouder, als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. De FG geniet voorts ontslagbescherming zoals ook leden van de Ondernemingsraden die hebben. Overigens lijkt er geen belemmering te zijn een externe FG aan te stellen. Deze moet echter wel aan alle eisen voldoen en netjes aangemeld worden. verschillen tUssen fg en secUrity officer De FG moet duidelijk onderscheiden worden van de functionaris die verantwoordelijk is voor de informatieveiligheid, vaak de Security Officer genoemd. De Security Officer heeft geen wettelijke basis maar wordt alom gezien als iemand bij wie de verantwoordelijkheid voor de informatieveiligheid in een organisatie eenduidig wordt gelegd. Meestal is het een staffunctionaris die wel alle verantwoordelijkheden krijgt, maar nauwelijks mandaten en geen budget. Met de aanstelling van een Security Officer lijkt de directie de bescherming van persoonsgegevens afdoende geregeld te hebben en voldoet zij aan een wens uit de NEN 7510, maar wettelijk gezien schiet zij voor wat betreft de gegevensbescherming toch tekort. De FG heeft een specifiekere taak dan de Security Officer: het beschermen van de privacy van iedereen in de zorginstelling. Wel hebben de functies FG en 11
ads133:
Security Officer raakvlakken en bij een verder gaande automatisering van de diverse registraties is het niet vreemd de functies samen te voegen. Privacy is immers onderdeel van informatieveiligheid en andersom. Sommige organisaties kennen naast een Security Officer ook een zogenoemde Privacyfunctionaris. Soms noemt men een FG ook wel Privacyfunctionaris. Helemaal terecht is dat niet. Het verschil is dat een FG officieel na aanmelding bij het CBP wettelijke bevoegdheden heeft. Een organisatie kan er echter voor kiezen om geen officiële FG te hebben maar wel een Privacyfunctionaris zonder wettelijke bevoegdheden aan te stellen. Kortom, met uitzondering van verzorgings- en verpleeghuizen die voldoen aan de eisen van artikel 17 Vrijstellingsbesluit, zijn zorginstellingen verplicht om registraties die patiëntgegevens bevatten, zoals een ZIS of ziekenhuis-EPD, aan te melden bij het CBP of bij de officiële FG van de zorginstelling. Verwerkingen van personeelsgegevens, bijvoorbeeld in personeels- en salarisadministraties, zijn vrijgesteld van meldingsplicht, maar alleen als wordt voldaan aan de voorwaarden in het Vrijstellingsbesluit.
Bron 1 Deze bijdrage is een bewerking van een artikel dat eerder werd gepubliceerd op de website van ZorgVisie. (http://www.zorgvisie.nl/Kwaliteit/ Persoonsgegevens-in-goede-handen-bij-FG.htm en eveneens te vinden is op de site van Comfort-IA (http://comfort-ia.nl/Persoonsgegevens-in-goedehanden-bij-Functionaris-Gegevensbescherming). 2 Advocatenblad, april 2011 3 http://www.cbpweb.nl/Pages/ind_reg_meldreg. aspx. 4 http://www.cbpweb.nl/Pages/ind_reg_fgreg.aspx. 5 Hij is samen met T.F.M. Hooghiemstra auteur van het boek Sdu Commentaar Wet bescherming persoonsgegevens, dat sinds juni 2011 bij Sdu Uitgevers verkrijgbaar is. knmg.artsennet.nl/ 6 comfort-ia.nl/
12
Your talent. Your future. Your world.
Jong talent biedt ondersteuning en innovatie Blijven projecten liggen? Heeft u openstaande functies? Onze talenten komen u graag versterken!
Oplossing voor Piekbelasting Uitvoering projecten Structurele instroom
Kijk voor meer informatie op:
www.Studelta.nl/Zorg
Of bel met Martijn van Rossum
06 - 24 69 11 12
ads133:Opmaak 1 28-09-08 16:58 Pagina 4
D r s . J a a p v a n D e r K a m p C I s s p, a D v I s e u r b I J s t I C h t I n g I b g Z e n I n f o r m at I e K u n D I g e b I J g g Z r I v I e r D u I n e n
ABC van informatiebeveiliging in de vorige ntMa is de a behandeld, van ‘awareness’. het voor u liggende artikel is gewijd aan de tweede letter van het abc van inforMatiebeveiliging, de ‘balance’. wAArin vindt men de BAlAns? Informatiebeveiliging gaat over het vinden van een juiste balans tussen verschillende zaken. De meest voor de hand liggende is de balans tussen vlot doorwerken versus het zorgvuldig omgaan met informatie. Ruim ik mijn tafel op? Zal ik mijn scherm vergrendelen? Doe ik de deur op slot als ik weg ga of laat ik alles open zodat ik vlot kan werken? Codeer ik zorgvuldig of maak ik mij er snel van af omdat ik toch wel weet wat mijn patiënt mankeert? Het bovenstaande gaat over gedrag, over de dagelijkse dingen. Om in termen van informatiebeveiliging te spreken gaat het veelal over de afweging tussen beschikbaarheid en vertrouwelijkheid van informatie. Bij het zorgvuldig coderen 14
komt de integriteit van informatie om de hoek kijken. Ook in de bedrijfsvoering is een balans noodzakelijk. Als de deuren van werkruimten geen sloten hebben, laat ik er als manager dan sloten op zetten? Elke deur een aparte sleutel of uniform? Wie wordt verantwoordelijk voor het sleutelplan en voor de sleuteluitgifte? Wat zijn de externe en interne kosten? Bij de bedrijfsvoering gaat het veelal om de afweging tussen beschikbaarheid, integriteit of vertrouwelijkheid versus de kosten. Waar de balans is doorgeslagen zijn besparingen te realiseren. Maar vaak worden investeringen en vooral aandacht voor informatiebeveiliging te weinig gerealiseerd. Door een gebrek aan balans kan ICT een bron van informatieonveilig-
{
b m s m d
h B I n u d b d
heid zijn. Er zijn vaak tegenstrijdige wetten en regels. Een bekend voorbeeld is dat informatie beschikbaar moet zijn om goede zorg te leveren (WGBO) versus de WBP die de privacy waarborgt. Hoe men met deze balans omgaat is cruciaal voor de informatiebeveiliging van uw instelling.
contracten met leveranciers en medegebruikers van de praktijk etcetera. Vanuit de verantwoordelijkheid van de betreffende proceseigenaar c.q. data owner worden knopen doorgehakt op basis van een risico-inventarisatie en evaluatie (RIE). Wat zijn de kosten van mogelijke ellende, wat kost het afdekken daarvan?
hoe KAn men de jUiste BAlAns vinden? Informatiebeveiliging wordt allereerst vertaald naar een informatiebeveiligingsbeleid, afgeleid uit de visie en missie van een organisatie. In dit beleid staat welke informatie waarom van belang is. Ook wordt duidelijk wie verantwoordelijk is voor bijvoorbeeld de praktijk, voor
voor het mAKen vAn een jUist Beleid willen we U vier regels vAn iB introdUceren: Deze regels kunnen het beste in serie toegepast worden en paralel blijven doorlopen.
Med. drs. Hossein nabavi, voorzitter en opricHter sticHting ibgz, inforMatiebeveiliging gezondHeidszorg
{
Awareness Balance Commitment Regel 1: de regel van vijf negens: Wat wil ik met mijn IB beleid bereiken? Hoe veilig moet het zijn?
15
Het is belangrijk om te realiseren dat 100% informatiebeveiliging niet mogelijk is. Het streven is 5-negens: 99,999 %. Ook buitengewoon moeilijk om te realiseren, maar mogelijk om naar te streven. Regel 2: KIS: Hoe kan ik het maximale veiligheid realiseren met mijn IB beleid? Hoe kan ik mijn IB beleid maken? Hiervoor geldt de regel KIS (keep it simple). Een beleidsdocument moet niet een heel lang, ambtelijke stuk worden. U wilt dat iedereen uw IB beleid leest en zich er aan houdt. Daarom adviseren wij u: houdt het kort, krachtig, helder en simpel. Regel 3: GBV: Hoe kan ik mijn IB beleid kort, krachtig en duidelijk houden. Hiervoor heb u het bekende GBV nodig, Gezond Boeren Verstand. In de zorg is het belangrijk om zorg centraal te stellen. IB is een ondersteunend proces om uw zorg veilig en efficiënt te kunnen aanbieden. Bij elke balans, bij elke uitdaging, pijn, probleem, vragen wij u: gebruik uw gezonde zorgprofessional boerenverstand, uw pluis – niet pluis gevoel. Wij raden u aan om bij moeilijke beslissingen ook goed te documenteren (kort, krachtig, helder en simpel) wat uw beweegreden was om op een bepaald tijdstip een bepaalde beslissing te nemen.
Regel 4: IB leeft. De oplossing voor IB is geen revolutie maar een evolutie: Ik heb al een IB beleid gemaakt, ben ik klaar? Nee, er moet het een en ander worden georganiseerd en geborgd. Het is goed om te bedenken dat IB levende materie is, IB beleid dus ook. De regels, wensen en mogelijkheden veranderen. En er wordt gemeten en bijgesteld. De eerste drie regels kunnen u helpen om een flexibel IB beleid te maken om zodoende de veranderingen te kunnen managen. Zo kan uw IB beleid evolueren. En nog een korte opmerking over de techniek. IB beleid moet ook over de techniek gaan (ICT) maar niet uitsluitend. ICT is een hulp middel dat indien goed geïntegreed in de IB beleid de organisatie kan hoeden tegen onveiligheid. Eenzijdige aandacht voor IB zelf is een bron van informatieonveiligheid. Een helder en flexibel IB beleid is belangrijk voor het voorkomen en het niet laten vóórkomen van organisational based errors. Een opzet voor IB beleid is te vinden op onze website www.ibgz.nl. Als u IB beleid heeft, nodigen we u uit om dit, desgewenst anoniem, op deze site te laten zetten zodat anderen er baat van zullen hebben. Mail uw IB beleid dan aan
[email protected].
16
TRAINING:
ZORGADMINIsTRATEuR VAN DE TOEKOMsT IN DE GGZ
e nieuw !
data
5 en 12 juni 16 en 2012 28 juni 2011
IngrIjpende veranderIngen als presTaTIeBekOsTIgIng (dBc’s, ZZp’s, dBBc’s) en InTerne vragen Over regIsTraTIe en OpBrengsTen ZOrgen ervOOr daT heT admInIsTraTIeve prOces veranderT. heT admInIsTraTIeve en heT prImaIre prOces kOmen sTeeds dIchTer BIj elkaar en uW medeWerkers mOeTen van sTeeds meer verschIllende sysTemen kennIs heBBen. In deZe nIeuWe sITuaTIe krIjgT de ZOrgadmInIsTraTIe sTeeds meer een advIserende funcTIe. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de rol van de zorgadministrateur? De zorgadministrateur gaat de afdelingen proactief benaderen. samen met behandelaars, afdeling financiën en ICT vraagt de zorgadministratie zich af welke gegevens je moet registreren en welke mogelijkheden daartoe zijn. De zorgadministratie faciliteert daarbij dus het primaire proces en adviseert over de registratie. Een tweedaagse training die praktisch en interactief van aard is. Vanuit de theorie gaat u aan de slag met oefeningen en cases, waarbij de twee trainers garant staan voor het creëren van een veilige leeromgeving. Tevens kunt u eigen (lastige) praktijksituaties inbrengen. Na afloop van de training heeft u een gedegen basiskennis (DBC GGZ, ZZP, DBBC’s) voor uw functie
weet u welke bronnen u kunt raadplegen om tot een gedegen advies te komen kunt u effectieve adviesgesprekken voeren bent u in staat vertrouwen en geloofwaardigheid als adviseur op te bouwen - kunt u op een constructieve wijze samenwerken met uw interne opdrachtgevers - gaat u effectiever om met weerstand en lastige situaties Voor wie is deze training?
Functionarissen in de GGZ: Zorgadministrateurs, key-users, medewerkers secretariaat administratie, stafmedewerkers die zich bezighouden met het zorgadministratieproces, unitondersteuners. Van deelnemers wordt verwacht dat zij basiskennis hebben van registratie. Datum en duur van de training De training vindt plaats op: 16 en 28 juni 2011
InschrIjven op www.nvma.nl
Beyond information
Experts op gebied van analytische software
CHS durft te ondernemen. CHS is jong, energiek en onafhankelijk. Met haar expertise op het gebied van analytische softwareheeft CHS de grondslag gelegd voor het standaard classificatiesysteem voor keuring van DBC’s (Cope-controle®) in de gezondheidszorg. CHS voorziet ziekenhuizen en zorgverzekeraars van dezelfde slimme en betrouwbare DBC controle software en stemt daarmee de financiële administraties optimaal op elkaar af. Dit verlicht de administratieve werklast, bevordert de werkrelatie tussen ziekenhuis en zorgverzekeraar en garandeert een zorgvuldige bewaking van de kosten. Voor meer informatie neemt u contact op met een van onze medewerkers op telefoonnummer 088-0107272.
> CHS B.V.
Regulierenring 2E 3981 LB Bunnik
T. +31 (0)88 010 72 72 F. +31 (0)88 010 72 22
[email protected] www.chs.nl
z e
drs. Annemarie van hout, Promovenda AmC/uvA, medische ethiek Afdeling huisartsengeneeskunde Amsterdam
fotografie: erik gevaert, Castricum
18
De praktijk onder de loep
zorg voor en na de iCT in vaak kleinschalige, maar in aantal gestaag groeiende projecten wordt telezorg ingezet. telezorg kent verschillende verschijningsvormen die allemaal tot gevolg hebben dat patiënt en verpleegkundige tijdens de zorgverlening niet meer in dezelfde ruimte zijn. vaak gaat het om aanvulling zoals informatievoorziening, soms om vervanging van verpleegkundige zorg zoals monitoren van meetwaarden. dit artikel richt zich op de zorgpraktijk waarbij een deel van de verpleegkundige zorg via een beeldscherm wordt geleverd. door beschrijvingen en analyse van zorgpraktijken van long- en oncologieverpleegkundigen beoog ik inzicht te geven in verschillen en overeenkomsten van zorg in aanwezigheid en zorg via een scherm. deze inzichten kunnen verpleegkundigen helpen om op een gefundeerde en voor hen juiste wijze om te gaan met telezorg.
19
inleiding Er wordt veelvuldig geschreven en gesproken over de donkere wolken die zich samenpakken boven de zorg. De zorgvraag stijgt en het zorgaanbod daalt. Voor deze problematiek worden technologische oplossingen gezocht, veelal onder de noemer van innovatie in de zorg. Technologie biedt veel mogelijkheden voor het ondersteunen en vastleggen van het zorgproces. Administratie, planning en beheer van patiëntgegevens; deze werkprocessen zijn al aanzienlijk veranderd door ICT. Maar door de inbreng van ICT verandert ook de inhoud van de zorg. Inmiddels bestaan er ook verschillende soorten telezorg om zorg op afstand te kunnen bieden; zorg die wordt geleverd terwijl de patiënt en de verpleegkundige niet in dezelfde ruimte zijn (Actiz, 2008). Behalve van meetapparatuur kunnen verpleegkundigen daarbij gebruik maken van toepassingen zoals een beeldscherm met een webcam. In dit artikel staat de vraag centraal wat er verandert in de praktijk van verpleegkundigen en patiënten met de introductie van telezorg. Er is weinig (wetenschappelijke) kennis van de veranderingen in de zorgpraktijk door gebruik van telezorg. Inzicht hierin zal de beroepsgroep helpen om op een gefundeerde en voor hen juiste wijze om te gaan met telezorg. In dit artikel laat ik veranderingen zien in de praktijk van long- en oncologieverpleegkundigen wanneer zorg via een beeldscherm wordt geleverd. het onderZoeK In de afgelopen twee jaar heb ik in verschillende zorgpraktijken van verpleegkundigen onderzoek gedaan, zowel bij longverpleegkundigen als oncologieverpleegkundigen 1. Hiermee wil ik in kaart brengen hoe de verpleegkundige zorg verandert door de invoering van telezorg, in dit geval: zorg via een beeldscherm. Behalve de voor de hand liggende onmogelijkheden van zorg op afstand, zoals het bieden van lichamelijke zorg, analyseer ik de meer subtiele veranderingen in de relatie tussen de verpleegkundige en de patiënt. Om de praktijk goed te kunnen beschrijven, maak ik gebruik van verschillende bronnen. Bij de longverpleegkundigen heb ik spreekuren voor patiënten met COPD geobserveerd, ik heb longverpleegkundigen geïnterviewd en hun overleggen gevolgd. Diezelfde soort bronnen heb ik gebruikt in een telezorgproject voor patiënten in de palliatieve fase, waar ik ook teleconsulten heb geobserveerd. Al deze praktijken worden uitgevoerd vanuit een thuiszorgorganisatie. Bij de patiënten wordt PAL4 2 geïnstalleerd, waarbij de patiënten een pc en een beeldscherm met camera krijgen. Naast veel algemene informatie (over de stad, spelletjes, allerhande algemene informatie en nieuws), is er ook zorg gebonden informatie die door de zorgorganisatie is ontwikkeld. de PrAKtijK vAn de longverPleegKUndige De verpleegkundige houdt dit spreekuur in opdracht van de longarts. Iedere patiënt wordt met enige regelmaat door beiden gezien, soms gekoppeld aan elkaar, soms los van elkaar. Het spreekuur wordt gehouden in een ziekenhuis. 20
Het is een kleine lichte kamer. In het midden van de kamer staat een L-vormig bureau. In de hoek van het bureau staat een computer. De verpleegkundige zit achter het bureau, de patiënt er voor. Achter de patiënt staat een onderzoekstafel, compleet met rol papier. Aan een zijkant staat een tafel met daarop een theedoek, waarop oefenmateriaal voor inhalatie-instructie staan. De pc biedt toegang tot het EPD van het ziekenhuis. Hierin is de historie van de patiënt te vinden, actuele gegevens, basisgegevens en vaak een foto van de patiënt. Bij het begin van een consult, nog voor de patiënt uit de wachtkamer wordt gehaald, bekijkt de verpleegkundige het dossier. In bovenstaande tekst wordt een beeld geschetst van de spreekkamer van een longverpleegkundige op een polikliniek in het ziekenhuis. In deze omgeving heeft de verpleegkundige contact met patiënten. Het kan variëren, maar gemiddeld gesproken ziet zij de patiënt 1 à 2 keer per jaar. In die consulten wordt veel besproken. Het juiste gebruik van medicatie (inhalatie-instructie), stoppen met roken en het effectief handelen bij verergerende benauwdheid staan vaak voorop. Bij navraag zeggen verpleegkundigen dat er een veel breder aandachtsgebied van belang is bij mensen met een ernstige longaandoening. De mate waarin iemand zijn ziekte kan managen, voor zichzelf kan zorgen, het effect dat ernstig ziek zijn heeft op zijn leven, voeding, rust; het zijn onderwerpen die voor een patiënt met COPD van belang zijn. In het consult in van de longverpleegkundige is daar geen tijd voor. Een huisbezoek heeft dan een meerwaarde: Je ziet mensen ook in hun eigen omgeving en dat maakt ook wel een heel groot verschil. Je kunt mensen informeren over hun aandoening, over hoe daarmee om te gaan, om in te kunnen grijpen op het moment dat je denkt dat het wel goed zou zijn als deze persoon naar de longarts gaat of naar de huisarts. Dus in die zin heb je meer een vinger aan de pols en voorkom je, dat hopen we dan in ieder geval maar ik denk dat het ook echt zo werkt, dat mensen frequent opgenomen worden. En die ondersteuning, ja dat is voor ons zelf heel prettig, omdat je mensen veel beter kunt volgen dan dat ene moment op de poli, soms maar één keer per jaar, soms twee keer per jaar en als je geluk hebt wat vaker of in een huisartsenpraktijk. Ja dat is gewoon voor goede zorgverlening eigenlijk te weinig. En ik blijf zeggen, ja ik ben een wijkverpleegkundige, thuissituatie zegt heel veel. In beide citaten wordt duidelijk dat consulten bij de longverpleegkundige op de polikliniek slechts een aantal keer per jaar plaatsvinden, terwijl een longverpleegkundige veel meer zou willen doen dan past in die consulten. Bovendien mist zij in de ziekenhuisomgeving veel informatie die thuis wel geobserveerd zou kunnen worden. Hoe ziet contact er uit wanneer telezorg wordt ingezet? Patiënten krijgen bij deelname een speciale computer en beeldscherm met webcam thuis geïnstalleerd. Na deze installatie regelmatig
m D d a e p g h p b h d s
W l t m s c I i m d l D b s h m w d g a d d v v e d m V g i h h v a e a z d b
d o D v z b
(meestal om de week) een gepland consult met de verpleegkundige via het beeldscherm. Daarnaast is er veel informatie beschikbaar voor de patiënt, die op verschillende manieren wordt aangeboden (korte tips, uitgebreid naslagwerk en video’s met uitleg). De vragenlijst vult de patiënt dagelijks in. Hierin komen kennisvragen over de ziekte voor, maar ook vragen over het welbevinden en de fysieke conditie van de patiënt. Indien de antwoorden aanleiding geven, bijvoorbeeld omdat de patiënt heeft ingevuld dat hij meer benauwd is dan de dag ervoor, neemt de verpleegkundige contact op via het beeldscherm (een ongepland consult). Wat is er nu veranderd in de zorgpraktijk van longverpleegkundigen met de komst van telezorg? Ten eerste is de frequentie van contact met de patiënt verhoogd: van een aantal consulten per jaar naar een paar keer per maand contact. Ten tweede veranderen de interventies. In de praktijk in het ziekenhuis staat een aantal interventies vaak voorop: de juiste wijze van medicatie-inname, stoppen met roken en op de juiste manier handelen wanneer een plotseling verergering van het ziektebeeld optreedt. Daarnaast zijn er nog vele onderwerpen van belang, die ook afhangen van de persoonlijke situatie van de patiënt. De verpleegkundige kan hierbij gebruik maken van verschillende instrumenten, zoals vragenlijsten op diverse onderwerpen, gesprekstechnieken of visuele hulpmiddelen. Voor deze interventies is echter meestal geen tijd. Die tijd ontstaat wel in de nieuwe situatie: via het beeldscherm kan de verpleegkundige makkelijker frequent contact hebben met de patiënt. Bovendien vult de patiënt de online vragenlijst in. Tot slot kan er wekelijks contact via het beeldscherm plaatsvinden. Voor patiënt en verpleegkundige is de frequentie van contact dus veel hoger, maar ook de beschikbare informatie veel uitgebreider. Van belang is hierbij wel op te merken dat het gesprek via het beeldscherm niet zomaar alle interventies toelaten. Het werken met diverse hulpmiddelen is nog niet getest (bijvoorbeeld het werken met gesprekskaarten). Diverse interventies worden in ieder geval in eerste instantie allemaal weggelaten; het elkaar zien en met elkaar in gesprek staan eist in eerste instantie alle aandacht. Voor de longverpleegkundigen zijn er nog veel vragen te beantwoorden hoe ze de extra mogelijkheden die het beeldscherm biedt het beste kunnen invullen.
de PrAKtijK vAn de oncologieverPleegKUndige De oncologieverpleegkundige levert de zorg vooral bij patiënten thuis, tijdens een huisbezoek. Waar bij de longverpleegkundigen het beeldscherm de verpleegkundige weer een blik
op de thuissituatie van mensen gunt, betekent het bij de oncologieverpleegkundigen juist een beweging richting kantoor, uit het huis van de patiënt. Bij de start van het project vertelt een verpleegkundige hoe ze naar telezorg kijkt: Het zou voor mij een aanvulling kunnen zijn op de huisbezoeken die ik doe. Zeker bij mensen die aangeven dat ze nog maar een korte periode hebben en die aangeven het prettig te vinden dat er iemand meekijkt. Maar daar heb je wel je informatie voor nodig. Het is toch belangrijk om dan regelmatig contact te hebben. Tegelijkertijd heeft iemand maar zo’n korte periode en is het belangrijk dat hij de dingen kan doen en de mensen in zijn eigen omgeving kan spreken. Dus wil je ook niet teveel tijd daarvan claimen. En het geeft ook mensen de gelegenheid om op hun eigen momenten, als ze er behoefte aan hebben, contact te zoeken. In die zin denk ik dat het een hele waardevolle aanvulling kan zijn. De verpleegkundige spreekt de verwachting uit dat telezorg meer mogelijkheden geeft in de begeleiding van patiënten, zonder dat het contact meer belastend wordt. Via het beeldscherm kan ze regelmatig contact opnemen, zonder op huisbezoek te gaan. De vraag die zich dan aandient is of verpleegkundigen met telezorg ook dezelfde hoeveelheid en kwaliteit van informatie krijgen. Wat gebeurt er in de thuissituatie en hoe gaat dat met een teleconsult? In het nu volgende citaat vertelt de verpleegkundige wat het betekent om bij een patiënt thuis te komen: Interviewer: En die omgeving van mensen wat doe je daarmee? Verpleegkundige: Om te beginnen ervan genieten zou ik zeggen, want dat blijft, elk huisbezoek is weer bijzonder. Of je nou ergens in een luxe appartement zit of je zit in een heel klein huisje. Ik denk dat dat in ons hele team wel zo zal zijn dat we allemaal iets hebben met de mens in zijn eigen omgeving. Anders dan deden we dit werk niet op deze manier. Dus gewoon het rondkijken, het indrukken krijgen en ook later kijken of die indrukken kloppen. En jezelf ook laten verbazen dat je soms dingen aanneemt die heel anders kunnen zijn. En dat heeft alles te maken met het totaalbeeld van wie loopt hier rond, wat voor aandacht besteed je aan je omgeving in de zin van hygiëne of zorgvuldigheid en je interieur. Is het zoals je vindt dat het moet zijn of heb je de dingen heel erg laten versloffen onder de omstandigheden waarin je nu bent? Wie lopen jou na hier in de buurt? En soms is het ook gewoon zo dat als je zit te praten dat er dan iemand binnen komt lopen die het hele gesprek overdondert en die het totaal niet boeit dat jij er nu zit maar dan is het gewoon: ‘hé ouwe, alles goed en moet ik nog even een harinkie voor je halen op de markt’?. En ja je kijkt natuurlijk ook naar praktische dingen. Hoe is het met de toegankelijkheid van toilet, douche, slaapkamers, zithoogtes van stoelen, gemak waarmee iemand beweegt in zijn omgeving, obstakels. Het huisbezoek is een middel waarmee oncologieverpleegkundigen de zorg kunnen leveren die ze gewend zijn. Voor deze verpleegkundigen is 21
het belangrijk om mensen in de eigen omgeving te spreken, omdat naar hun idee de patiënt zich het meest thuis voelt zijn eigen omgeving, wat het gesprek ten goede komt. De verpleegkundige krijgt daarbij ook een beeld van iemands omgeving. De inrichting van het huis, de aanwezigheid van huisgenoten, foto’s aan de muur; verpleegkundigen halen hier informatie uit. Een recente vakantiefoto is een aanleiding voor een gesprek en dat kan de relatie kan verdiepen. Het geeft echter ook zonder gesprek een indicatie van de manier waarop een patiënt zijn leven invult en omgaat met ziek zijn. Wanneer de verpleegkundige aanwezig is, ziet ze ook dingen gebeuren. Een patiënt die moeilijk uit zijn stoel komt of slecht loopt bijvoorbeeld: Je hebt natuurlijk heel veel non-verbale communicatie dat mensen zeggen dat ze geen pijn hebben maar je ziet dat ze stokstijf stil op de bank zitten en geen vin verroeren en op het moment dat ze wel opstaan of uitreiken als ze hun kopje pakken een pijnlijk gezicht trekken, of je ziet dat iemand wel of niet makkelijk in zijn stoel gaat verzitten en je ziet dat het allemaal zo stram en stijf gaat dan denk je zou het bed en de WC wel in orde zijn? En soms ook de interactie tussen de patiënt en zijn mantelzorger, die ver weg van elkaar gaan zitten of juist dichtbij elkaar, dat ze elkaar wel of niet aankijken of als de mantelzorger erg praat in de zin van ‘hij dat en hij zus’. Dat soort dingetjes, ik denk dat een huisbezoek en het even echt aanwezig zijn belangrijk is Naar deze onderwerpen kan een verpleegkundige ook vragen in bijvoorbeeld een telefoongesprek of teleconsult. Verpleegkundigen geven echter aan dat deze groep patiënten regelmatig symptomen als niet ernstig benoemen, terwijl ze er veel last van ondervinden. Een patiënt observeren en iemand dan stram zien opstaan of rondlopen, geeft extra informatie. Tijdens een huisbezoek kan een verpleegkundige veel observeren. Ook kunnen betrokkenen samen bijvoorbeeld een inspectie van badkamer en bed uitvoeren. Bij telezorg kunnen verpleegkundige en patiënt niet samen bewegen door de ruimte. Ieder voor zich kunnen ze dat echter wel, zoals blijkt uit onderstaande observatie. Verpleegkundige Marcel en patiënt Erik hebben contact via het beeldscherm: Marcel: ik wil je wat meer in de gaten houden. Erik: Hoezo? [hij duikt weg uit het beeld] Marcel: omdat je bijwerkingen krijgt. Hé, ben je gevallen? Erik: [weer in beeld] Nee, heb wat laten vallen…. Of je mij nou in de gaten moet houden? Het wegduiken uit beeld van de patiënt levert een wat surrealistisch beeld op. In de thuissituatie had de verpleegkundige natuurlijk gezien dat er wat gevallen was en kunnen zien dat de patiënt naar beneden boog om het op te rapen. Voor het scherm levert het een vreemd beeld op; iemand is er ineens niet meer. Dat kan verschillende redenen hebben; de verpleegkundige 22
vraagt dan ook of de patiënt gevallen is. Het beeldscherm geeft soms dus een fragmentarisch beeld. Ook in de zorgpraktijk van oncologieverpleegkundigen verandert veel met de introductie van telezorg. De zorgpraktijk van oncologieverpleegkundigen bestaat grotendeels uit huisbezoeken. De verpleegkundigen zijn dan fysiek aanwezig, wat heel belangrijk is volgens de verpleegkundigen, omdat de patiënt dan in zijn eigen omgeving is. Met beeldcontact blijft die thuissituatie bestaan, alleen is de verpleegkundige daar niet meer. Dat levert soms minder informatie op, omdat de verpleegkundige niet alles meer ziet. Anderzijds kunnen ze zo frequenter contact hebben, mét beeld, zonder dat de belasting voor de patiënt hoger wordt (de inschatting is dat beeldcontact minder invasief is dan een huisbezoek).
discUssie en conclUsie Wanneer we de zorgpraktijk van verpleegkundigen van dichtbij bekijken, zien we dat de introductie van telezorg veranderingen in de zorg met zich mee brengt. Het is van belang om precies te weten wat er gaat veranderen en of deze veranderingen patiënten en verpleegkundigen ten goede komen. In beide besproken zorgpraktijken veranderde de frequentie van het contact. Wat is daarvan nu het gevolg? Voor de longverpleegkundigen geldt dat ze veel vaker contact kunnen maken. Maar wat betekent die verhoogde frequentie voor de relatie met de patiënt; wordt deze navenant intensiever en is dat wenselijk voor beiden? Vertrouwde interventies, zoals het inzetten van een gesprekskaart, zijn niet zomaar meer van toepassing. Wat is het gevolg daarvan? Deze paar voorbeelden al maken het belang duidelijk dat verpleegkundigen de veranderingen die ontstaan opmerken en op hun gevolgen beoordelen. Als een gesprekskaart niet meer inzetbaar is, maar wel belangrijk, bestaat er dan een andere interventie die wel via het beeldscherm inzetbaar is en waarmee ongeveer hetzelfde doel bereikt wordt. Ook in de zorgpraktijk van de oncologieverpleegkundigen zijn duidelijke veranderingen aanwijsbaar. Het huisbezoek is voor deze verpleegkundigen het geëigende instrument voor zorgverlening. Met telezorg kan het contact geïntensiveerd worden, zonder meer invasief te worden. Maar halen patiënt en verpleegkundigen wel dezelfde doelen in een telezorgcontact als in een huisbezoek? Door het beperktere beeld dat een camera oplevert, is het voor verpleegkundigen bijvoorbeeld moeilijker
g m h p w D a V o d d w e o d g e
om bepaalde observaties te doen. Ook hier geldt weer de vraag of dat te compenseren is met een andere interventie? Of past het wel in het zorgproces, mits huisbezoeken bij bepaalde patiëntcategorieën gewaarborgd blijven. En om welke patiëntencategorieën gaat het dan? Dit artikel laat meerdere aspecten van twee veranderende verpleegkundige zorgpraktijken zien. Voor deze veranderingen geldt niet dat ze goed of fout zijn. Van belang is dat erkend wordt dat de praktijken veranderen en dat verpleegkundigen die veranderingen kunnen afzetten tegen wat voor hen goede zorg is. Waar nodig zullen er keuzes moeten worden gemaakt en andere oplossingen moeten worden gevonden. Wat doet telezorg met het vak, hoe kan telezorg als goede aanvulling worden bevorderd en gebruikt en wat worden nieuwe ‘good practices’?
literAtUUr - Actiz, Zorg op afstand – altijd dichtbij, Actiz, 2008. - Boshuizen, D. Zorg op afstand met behulp van ICT. Nictiz, 2008 - Brown, N. Hope against hype – accountability in biopasts, presents and futures. Science Studies, 2003: 3-21. - Pols, A.J. The heart of the matter. Health Care Analysis, 2010 (18): 374-388 - Veer, A.J.E. de Veer en A.L. Francke Ervaringen van verpleegkundigen en verzorgenden met nieuwe technologieën in de zorg. Nivel, 2009
Bron 1 De data over de zorgpraktijk van de oncologieverpleegkundige zijn onderdeel van mijn promotieonderzoek dat zich richt op de gevolgen van telezorg voor de verpleegkundige palliatieve zorg. 2 PAL4 is een internetplatform met mogelijkheden voor videocommunicatie, informatie, ontspanning, domotica en zorg op afstand. Met verschillende zorgprogramma’s wordt mogelijk om zorg op afstand te leveren aan chronisch zieken. Een voorbeeld hiervan is PAL4 COPD.
23
‘Iedere Dag Beter’ Dat is waar wij bij Atrium Medisch Centrum Parkstad, één van de grootste algemene ziekenhuizen in Nederland, dagelijks met overgave aan werken. Daar hebben wij inspirerende collega’s bij nodig. Collega’s die net als wij iedere dag opnieuw nog beter willen presteren. Zodat wij in staat zijn om zorg te verlenen waarvan onze patiënten zeggen: ‘Atrium MC is echt een goed ziekenhuis!’
Binnen de afdeling Beleid & Control is bij het onderdeel Beheerszaken per 1 januari een fulltime vacature voor een
medisch administrateur De werkzaamheden zijn vooral gericht op beleidsvorming en beleidsuitvoering in financiele- en informatiezaken. De kern van de functie omvat het leveren van managementinformatie op het gebied van o.a. medische registratie en de hierbij behorende gegevensverwerking voor de interne organisatie en extern voor de statistieken. Beschikt u over een academisch werk- en denkniveau, een sterk analytisch vermogen en bent u bij voorkeur in het bezit van een diploma zorgadministrateur RZA? Dan willen we graag kennis met u maken. Neem voor meer informatie over de vacature en de sollicitatieprocedure snel een kijkje op www.atriummc.nl/Vacatures
Acquisitie wordt niet op prijs gesteld. Adres: Atrium MC, Postbus 4446, 6401 CX Heerlen.
Atrium MC, iedere dag beter
c o l u m n
s a m
s t e r k
Het WerD me eVen teVeel! Dames en heren, deze week kwam mij ter ore dat het Nationaal Kwaliteitsinstituut Gezondheidszorg (NKG) al op 1 januari 2013 volledig operationeel zal zijn. Wat fijn, want dan kunnen we elkaar weer recht in de ogen kijken, en voor elkaar weer in slaap sussen. Met dit initiatief lijkt het er weer behoorlijk op dat we werkelijk maatregelen gaan treffen om nu eindelijk eens iets aan de belabberde kwaliteit in de zorg te doen. Zonder twijfel doet iedereen in de zorg zijn best. Maar je best doen is niet genoeg. De kwaliteit in de zorg moet gewoon meetbaar worden en bovendien drastisch verbeteren door werkelijk operationele doelen te stellen. Wat denkt u van de volgende doelstelling: Per 1 september 2012 zal het aantal patiënten dat in ziekenhuis overlijdt door vermijdbare medicatiefouten met 50 % zijn verminderd! Daar hebben we wat aan! Dan overlijden er slechts nog 980 mensen. Zoals ik u al eerder heb moeten melden zijn de wetenschappers die het HARM onderzoek uitvoeren in Utrecht elke twee jaar ijverig met het vaststellen van de staat van de zorg. Maar het blijft in dit kikkerland altijd bij de vaststelling van dit drama en wordt geen behoorlijk operationeel plan verplicht gesteld door de toezichthouders om de zorgverleners te dwingen iets aan deze afgang van Nederland te doen. We denken namelijk allemaal en collectief dat de zorg in Nederland van een hoog niveau is. Nou, laat me niet lachen?! Het NKG gaat de expertise bundelen van bestaande organisaties die zich in de zorg met kwaliteit bemoeien. Het doel van de NKG is het vergroten van de kwaliteit van de zorg om daarmee onnodige kosten te vermijden en terug te dringen. De taken van het NKG zullen zijn om de kwaliteit in de Nederlandse zorg te borgen en te verhogen. Heerlijk, deze informatie kan zo op een Delfts blauw bordje worden gezet. De tranen springen me spontaan in de ogen. Het NKG zal zich mogelijk ook bemoeien met het ontwikkelen van richtlijnen voor de medische praktijk. Mag ik even een teiltje, want ik word niet goed?! Waarom bundelen we niet alle richtlijnen die iedere zichzelf respecterende
beroepsgroep en organisatie reeds heeft opgesteld op een rationele wijze en gaan we eindelijk eens over tot de orde van de dag en dat is: Het naleven van alle gestelde regels! Je houden aan de regels. Je kanis opendoen als het niet gaat zoals het moet! Aan de bel trekken als er fouten worden gemaakt! Leren van je fouten! Neem alleen maar de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Al sinds 1996 heeft de wetgever het beleid helder en duidelijk geformuleerd. Om adequate patiëntenzorg te kunnen verlenen dient elke zorginstelling voor al haar bedrijfsprocessen een zorgkwaliteitssysteem te hebben waarin alle deelprocessen beschreven staan. Een dergelijk kwaliteitssysteem moet zich op de cruciale zaken richten. Met een dergelijk kwaliteitssysteem kunnen fouten worden gedetecteerd, geanalyseerd en kunnen maatregelen worden getroffen om dezelfde fouten in de toekomst te vermijden. In korte en bondige standaardwerkvoorschriften zou moeten worden beschreven hoe alle taken, door wie en in welke volgorde moeten worden uitgevoerd. In laboratoria en in de apotheek vind ik tegenwoordig duidelijke en correcte kwaliteitssystemen, maar de medische sector blijft behoorlijk achter op dit vlak. Een kwaliteitsfunctionaris en een toezichthouder vanuit de overheid moeten op gezette tijden verifiëren en valideren dat een ieder zich aan de afgesproken werkvoorschriften houdt. Laten we een dergelijk project goed in fasen verdelen. Laten we eerst maar eens bij het drama beginnen van de patiënten die door vermijdbare medicatiefouten voortijdig afscheid moeten nemen van het leven. Maar ik vrees dat ook het NKG niet in staat zal zijn om orde op zaken te stellen. Maar goed, voorlopig is alles nog theorie en kan men de meest interessante doelstellingen van de daken schreeuwen. Je hoeft het nu toch nog niet waar te maken. Af en toe wordt het me echt een beetje te veel. Sam Sterk, esq. Uw luis in de pels!
mw Be h
24
diagnoses worden vaak zonder alle details vastgelegd in een patiëntendossier, omdat het voor de registrerende arts duidelijk is welk begrip wordt bedoeld. zodra de context van het dossier wegvalt, is de diagnose echter voor meerdere interpretaties vatbaar. neem bijvoorbeeld de diagnose infarct: komt deze diagnose uit het dossier van de neuroloog of de cardioloog?
naast de registratie van de diagnose in het patiëntendossier in het kader van de behandeling van de patiënt, wordt de diagnose gebruikt voor rapportage doeleinden. de arts rapporteert de diagnose voor de financiële registratie in de vorm van de dBC diagnosetypering. voor statistische doeleinden wordt de diagnose geklasseerd, bijvoorbeeld met behulp van de iCd-10 diagnoseclassificatie.
de dhd diAgnosethesAurus eenmalige vastlegging voor meervoudig gebruik dutch hospital data (dhd) werkt aan de ontwikkeling van een thesaurus van diagnoseconcepten. deze thesaurus is een middel ter ondersteuning van meervoudig gebruik van gegevens en voor het creëren van eenheid van taal. de concepten worden geformuleerd in medisch herkenbare termen om eenvoudig gebruik door artsen te faciliteren. meervoudig gebruik van een geregistreerde diagnose wordt ondersteund door de begrippen te mappen op diverse codestelsels. dit artikel beschrijft hoe de diagnosethesaurus werkt en welke codestelsels aan elkaar gekoppeld worden. m w. e. f. de w ol Be he er de r m f, m sc ed is ch e co de st el
se ls du tc h ho sp ita l da ta , ut re ch t
25
wAArom een thesAUrUs? De diagnosethesaurus is een verzameling diagnoseconcepten in medisch herkenbare termen. Daardoor is het begrip dat de arts in zijn hoofd heeft eenvoudig te vinden en wordt het mogelijk een diagnose gestructureerd te registreren. Dat maakt de diagnosethesaurus geschikt voor gebruik in een EPD. Voor de declaratie van ziekenhuiszorg wordt gebruik gemaakt van de DBC diagnosetypering. Hiervoor heeft ieder specialisme een eigen typeringslijst met de meest voorkomende standaarddiagnoses om patiënten in categorieën in te delen. Deze diagnoses zijn echter te algemeen geformuleerd om in een dossier gebruikt te kunnen worden. Voor landelijke registraties worden diagnoses geklasseerd met behulp van de ICD-9 of ICD10. Dit classificatiesysteem is opgebouwd uit algemeen geformuleerde klassen van diagnoses, die patiënten in groepen indelen voor statistische doeleinden. De complexe codeerregels van dit systeem en het ontbreken van details in de klassen van diagnoses, maken de ICD minder geschikt voor gebruik in een EPD. Doordat de DBC typeringslijsten en de ICD-10 minder geschikt zijn voor het registreren van een diagnose in een dossier, worden dezelfde gegevens op verschillende momenten vastgelegd. De behandelend arts registreert de diagnose in het dossier in vrije tekst of met een ‘eigen lijstje’ en vervolgens met behulp van de DBC typeringslijst in de financiële registratie. Tenslotte wordt de diagnose, vaak door een medisch codeur, geklasseerd met de ICD-9 of ICD-10 voor de landelijke registraties. Met de diagnosethesaurus kunnen deze verschillende registratiemomenten samengevoegd worden. De concepten in de diagnosethesaurus worden gekoppeld aan de DBC diagnosetypering en aan de ICD-10. Hiermee wordt de diagnose die de arts in het EPD gestructureerd vastlegt met de diagnosethesaurus, automatisch vertaald in een DBC diagnosecode en een ICD-10 code en kunnen de gegevens hergebruikt worden. snomed ct Een andere internationale standaard waarmee een koppeling gelegd wordt, is SNomED ct. Een veel gestelde vraag is waarom SNomED ct niet direct gebruikt wordt en er een Nederlands systeem nodig is. Het antwoord hierop is dat de diagnosethesaurus gezien kan worden als een Nederlandstalige ‘ingang’ op SNomED ct. SNomED ct is een grote verzameling van concepten en relaties, waarmee vrijwel iedere diagnose met alle details kan worden vastgelegd. Het nadeel dat hieraan verbonden is, is dat SNomED ct te complex is om direct in het EpD te gebruiken. ook is het niet mogelijk om direct vanuit SNomED ct een koppeling te maken met de DBc diagnosetypering. met de diagnosethesaurus kan een subset van concepten geselecteerd worden, die relevant zijn voor het betreffende specialisme en kan direct een link gemaakt worden met de voor Nederland relevante codestelsels. 26
In andere landen wordt op dezelfde manier via een soort diagnosethesaurus van SNomED ct gebruik gemaakt. op deze manier is de toegang eenvoudiger en kan er wel gebruik gemaakt worden van de vele relaties tussen de concepten in SNomED ct. wanneer een arts de voorkeur geeft aan direct met SNomED ct registreren, dan is dat mogelijk. Hierbij kunnen de tabellen van de diagnosethesaurus gebruikt worden voor de koppelingen met de andere codestelsels. Een mogelijkheid voor toekomstig gebruik van SNOMED CT in combinatie met de diagnosethesaurus is bijvoorbeeld het aangeven van de lateraliteit of de ernst van de aandoening. Met de diagnosethesaurus wordt de aandoening geselecteerd en het EPD ondersteunt een ‘uitstapje’ naar SNOMED CT om extra kenmerken toe te voegen. voordelen Gebruik van de diagnosethesaurus heeft verschillende voordelen: - De diagnosethesaurus is een hulpmiddel voor gestructureerde diagnoseregistratie aan de bron in een EPD, daarmee wordt geautomatiseerde verwerking van gegevens eenvoudiger en betrouwbaarder. - Administratieve lasten worden beperkt; dit levert gebruiksgemak op voor de arts. - Eenheid van taal wordt gecreëerd; ambiguïteit wordt voorkomen doordat de begrippen volledig omschreven zijn. - Eenmalig, gestructureerd vastgelegde gegevens kunnen meerdere malen gebruikt worden voor verschillende doelen. strUctUUr Ieder concept in de diagnosethesaurus is voorzien van een volledige omschrijving van het begrip: de referentieterm. Deze referentieterm wordt uniek gekoppeld aan een SNOMED CT concept; deze dienen dus exact overeen te komen. Iedere referentieterm heeft een of meerdere interfacetermen. Dit zijn de standaardtermen die de specialist gebruikt om het juiste begrip te vinden en worden ook wel zoektermen genoemd. Hieronder vallen synoniemen, eponiemen en afkortingen. De concepten zijn toegewezen aan een of meer domeinen: de specialismen waarvoor de diagnose tot het aandachtsgebied behoort. Hiermee kan een subset voor een specialisme geselecteerd worden, zodat een oogarts gynaecologische aandoeningen niet te zien krijgt. De domeinen worden ook gebruikt voor het leggen van de koppeling met de DBC diagnosetypering. De typeringslijsten zijn per specialisme opgebouwd, daarom is het specialisme nodig voor het maken van een automatische koppeling van het concept in de diagnosethesaurus op de DBC diagnosetyperingcode. Alleen de concepten in deze subset zullen voor het betreffende specialisme een koppeling met de diagnosetypering hebben. Een subset moet dus een complete afspiegeling zijn van het aandachtsgebied van een specialisme. Met de komst van DOT blijft
n t
E c h a v I d d i
v
F d v d
R I
S D D I
o D w C U i v d v e I d e i g t
E g d D r O i
deze koppeling op specialismeniveau voorlopig noodzakelijk, omdat deze structuur nog enige tijd blijft bestaan.
de technische specificaties zijn beschikbaar gesteld aan leveranciers van ziekenhuisinformatiesystemen.
Evenzo ligt de koppeling met ICD-10 op conceptniveau. Door deze generieke structuur is het in de toekomst mogelijk koppelingen met andere codestelsels op eenzelfde wijze toe te voegen. De vervanging van bijvoorbeeld de ICD-10 door de ICD-11 of de ontwikkeling van de DBC systematiek hebben geen invloed op de structuur van de diagnosethesaurus en de inhoud van de concepten.
Tabel 1. Opgeleverde en nog op te leveren deelthesauri.
Figuur 1. Schematische weergave van de structuur van de diagnosethesaurus.
Figuur 1 geeft een schematische weergave van de structuur van de diagnosethesaurus. Een voorbeeld van een concept met zijn relaties in de diagnosethesaurus is het volgende: Referentieterm: Interfacetermen:
ziekte van voorhoorncellen - ziekte van voorhoorncellen; - anterior horncel disease; - AHCD;
SNOMED CT ID: Domeinen: DBC: ICD-10:
85672005 - neurologie (30); - orthopedie (05); - 30 neurologie = 1399; - 05 orthopedie = 1010; G122 ziekte van motorische neuronen.
ontwiKKeling De initiële vulling van de diagnosethesaurus wordt ontwikkeld in het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Hiervoor is per specialisme een inventarisatie gemaakt van de benodigde diagnoses, wat leidt tot een deelthesaurus per (sub)specialisme. Als basis voor de deelthesauri dient een (inter)nationaal erkend diagnosebestand of een extractie van de ICD-10. Een erkend bestand is bijvoorbeeld een door de Wetenschappelijke Vereniging nationaal erkende lijst van diagnoses. Alle begrippen die in de deelthesauri opgenomen worden, worden gemapt op de ICD-10 en op de DBC diagnosetyperingslijst van het specialisme. Een groot aantal deelthesauri is inmiddels gereed (zie tabel 1). Deze zijn aan DHD overgedragen, waar er een geheel van wordt gemaakt. Deze eerste vulling van de diagnosethesaurus bestaat uit ongeveer 13.000 concepten. Ondertussen worden de deelthesauri getest in het UMCU en LUMC. Het datamodel en
Om DHD te ondersteunen en te adviseren bij de ontwikkeling van de diagnosethesaurus is een Registratie Advies Commissie (RAC) samengesteld. Deze adviseert DHD met betrekking tot de controle op de inhoud van de thesaurus. De koppelingen met de verschillende codestelsels worden geautoriseerd door de houders van die codestelsels. Dit houdt in dat DBCOnderhoud de koppeling met de DBC diagnosetypering autoriseert en WHO-FIC (RIVM) autoriseert de ICD-10 afleiding. NICTIZ draagt zorg voor de mapping op SNOMED CT. De Wetenschappelijke Verenigingen en de universitair medisch centra worden gevraagd de inhoud van de diagnosethesaurus te valideren en eventueel aan te vullen. stAtUs Omdat de diagnosethesaurus in twee universitair medisch centra is ontwikkeld, zal de inhoud niet op alle gebieden volledig zijn in verband met superspecialisaties. Aanvulling vanuit andere ziekenhuizen is daarom gewenst. Daarnaast zal de diagnosethesaurus continu in ontwikkeling blijven door de ontwikkeling van de medische kennis en door toetsing van de inhoud van de thesaurus in het dagelijks gebruik. De ontwikkeling van interfacetermen is nog beperkt, maar deze zijn wel noodzakelijk voor de ontsluiting van het systeem. Deze kunnen aangevuld worden door ervaringen in de praktijk. Vanaf 2012 zal de diagnosethesaurus beschikbaar worden gesteld aan de ziekenhuizen, echter, nog niet alle specialismen zullen daarin vertegenwoordigd zijn (zie tabel 1). Een aantal van de in ontwikkeling zijnde deelthesauri is inmiddels vrijwel gereed en deze zullen zo snel mogelijk worden toegevoegd aan de diagnosethesaurus. Ook de controle op de inhoud van de thesaurus zal gedurende het komende jaar doorlopen. Ondanks de vele ontwikkelingen die nog lopen, wordt de thesaurus wel beschikbaar gesteld. Ten eerste omdat de diagnosethesaurus is opgezet als een groeimodel, wat aanvulling vanuit ervaringen in de praktijk vereist. Ten tweede is er al veel vraag vanuit ziekenhuizen om met deze versie te kunnen beginnen. 27
ads133
over dhd Stichting Dutch Hospital Data (DHD) verzamelt, beheert en levert ziekenhuisgegevens. op 1 januari 2011 is DHD gefuseerd met Stichting cBv. DHD is daarom nu ook verantwoordelijk voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van medische classificatiesystemen en landelijke codestelsels. DHD is opgericht door de vereniging van ziekenhuizen (Nvz) en de Nederlandse Federatie van universitair medisch centra (NFu). sAmenvAtting Diagnoses worden op verschillende manieren vastgelegd in het patiëntendossier, bijvoorbeeld vrije tekst, een eigen lijstje van diagnoses, ICD-10 of SNOMED CT. Daarnaast worden diagnoses geklasseerd met een DBC diagnosetypering voor de financiële registratie en de ICD-9 of ICD-10 voor landelijke registraties. Dezelfde gegevens worden dus op meerdere momenten vastgelegd. De diagnosethesaurus
wordt ontwikkeld om eenheid van taal te creëren en eenmalig vastgelegde gegevens te kunnen gebruiken voor meerdere doelen. Een arts kan met de diagnosethesaurus een diagnose gestructureerd registreren in het EPD. Achter de schermen wordt deze diagnose gekoppeld aan de DBC diagnosetypering, ICD-10 en SNOMED CT. De diagnosethesaurus ondersteunt: - gestructureerde diagnoseregistratie voor geautomatiseerde verwerking van gegevens; - beperking van administratieve lasten en gebruiksgemak voor de arts; - eenheid van taal; - hergebruik van gestructureerd geregistreerde gegevens voor verschillende doelen. Vanaf 2012 wordt de diagnosethesaurus beschikbaar gesteld aan de ziekenhuizen.
28
EXTERNE OPSLAG
U wilt toch ook niet dat uw medische gegevens op straat liggen? EXTERNE ARCHIEFOPSLAG
KIES DAN VOOR VEILIGE, EXTERNE OPSLAG BIJ JALEMA ARCHIEFSPECIALIST • Tot 15 jaar zorgeloos bewaren in het kader van de WGBO. • In een pand dat aan de archiefwet voldoet. • Opslag minstens zo veilig als in het eigen archief. • Kostenbesparend. • Concurrerend opslagtarief. • Informatie blijft op afstand snel en makkelijk toegankelijk. • Gecertificeerde vernietiging.
Reeds velen gingen u voor.
Jalema heeft meer dan 60 jaar ervaring in archiefoplossingen en 14 jaar in de opslag voor derden.
www. archiefs pecialist.com
ads133:Opmaak 1 28-09-08 16:58 Pagina 3
EPD quo
Waar moet dat heen, waar komt die rotzo
P. VICAry
Aldus Barend Servet in zijn beroemde lied uit 1973 dat op de achttiende plaats in de hitparade heeft gestaan. EPD?! Dat is toch verleden tijd! Waarom zou je nu een verhaal hierover schrijven? Mijn vader zei altijd, leer van het verleden om de toekomst beter tegemoet te kunnen treden. Zo’n 14 jaar geleden werd onder leiding van Minister Els Borst het plan opgevat een nationaal elektronisch patiëntendossier te realiseren. Een dergelijk dossier zou medicatie- en andere fouten door informatieachterstand bij zorgverleners voorkomen en zo vele mensenlevens redden. In 2002 werd de stichting Nictiz opgericht.
30
Deze, door het Ministerie van VWS gefinancierde non-profit-zonder-macht-instelling zou het nationaal EPD gaan realiseren. Er werd besloten dat het EPD een soort zoekmachine werd dat uit alle systemen brokjes data over een specifieke patiënt trekt. 1 Veel politici, technici, zorgverleners en patiënten hebben zich hiermee bezig gehouden. Na Els Borst, Hans Hoogervorst en Ab Klink is Edith Schippers de vierde minister die zich met het EPD bezig houdt. Op 5 april meldde Nieuwsuur op hun website dat: ‘Het landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD) gaat definitief niet door. Zoals verwacht
w m d p a t
b h d w S o
uo vadis
en, hoe zal dat gaan, tzooi toch vandaan? stemde de Eerste Kamer tegen het wetsvoorstel waarin het EPD wordt geregeld. Dat gebeurde met algemene stemmen: geen enkele fractie in de Senaat steunt het plan voor het landelijk koppelen van patiëntengegevens. Ook het CDA, dat aanvankelijk een slag om de arm hield, stemde tegen.’ 2
reguliere formulering na ieder besluit, maar roept de vraag op wat de orde van de dag is inzake het EPD. Wat zal er gebeuren met het EPD? Wordt het project helemaal stopgezet en de restanten weggegooid bij het oud papier?
Op 29 maart 2011 heeft de Eerste Kamer in een brief ‘de regering verzocht alles te doen wat in haar vermogen ligt om verdere beleidsinhoudelijke, financiële en organisatorische medewerking aan de ontwikkeling van het Landelijk Schakelpunt te beëindigen, en gaat over tot de orde van de dag.’3
Of toch komt een doorstart? De organisaties van huisartsen (LHV en NHG), huisartsenposten (VHN) en apothekers (KNMP en NVZA) hadden zich een doorstart voorgesteld. Op 18 november 2011 stond in Medisch Contact geschreven dat: Het landelijk elektronisch patiëntendossier is definitief van de baan. Er is onvoldoende geld om de plannen voor een doorstart van het project te kunnen financieren. 4
En gaat over tot de orde van de dag? Het is de
EPD is dus definitief van de baan? Zonde van 31
de investeringen (energie, tijd, geld: zo’n 300 miljoen euro). Zonde omdat de vele voordelen die het EPD met zich meebrengt ook niet zullen worden gerealiseerd. Het ontbreken van informatie is een bron van medische fouten. En fouten worden duur betaald. Het EPD pretendeerde juist om de beschikbaarheid van patiëntgegevens altijd en overal te verzorgen. En er is nog een belangrijk voordeel: de basis van het EPD, het Landelijk Schakel Punt zal kunnen zorgen voor de broodnodige standaardisatie van medische informatie (vastlegging, opslag en transport). Of wordt het EPD in de diepvries gestopt om het later te ontdooien om gewoon vrolijk op dezelfde manier verder te gaan? Dit zou zonde zijn! De EPD issues, vooral de veiligheidsissues, de belangrijkste bron van verzet tegen het EPD en de belangrijkste reden waarom de Eerste Kamer het EPD wegstemde, worden zo niet opgelost en misschien verergeren ze wel in de loop van de tijd. In de diepvries wordt niks gerijpt… Rijpen? Ik vind dat we door moeten gaan met het EPD, mits het verder gerijpt is. We moeten deze periode aangrijpen om het EPD verder te laten rijpen. Gebruik maken van de restanten van het EPD, van de reeds opgedane ervaringen en accepteren dat sommige dingen tijd nodig hebben en dat er energie in gestoken moet worden. Een rijpingsproces is een actief proces. Het is nu niet de tijd om passief achterover te zitten! wAt moet rijPen? wie Zijn de BetroKKen PArtijen? wie treKt de KAr? De eerste stap is een inventarisatie te maken van de wensen en mogelijkheden en de zorgen van de betrokkenen, vooral van patiënten en zorgverleners. Resultaten hiervan vormen de fundamenten van het toekomstige EPD (EPD 2.0). Dit zal goed gecommuniceerd moeten worden naar alle betrokken partijen, zodat er meer draagvlak gecreëerd wordt. Zo kunnen we voorafgaand al voor een verbeterde veiligheid zorgen. De tweede stap is om gebaseerd op de resultaten van de inventarisatie een keuze te maken uit verschillende alternatieven: persoonlijke patiëntdossiers, een landelijke EPD (LEPD) of regionale EPD’s (REPD) die ook aan elkaar gekoppeld kunnen worden (REPD+). Wat zijn de voordelen en de nadelen van elk alternatief? Voor een juiste keuze kunnen we gebruik maken van dezelfde manier waarop een arts een medicijn voorschrijft. Een arts kijkt naar de verschillende alternatieven. Hij/zij maakt een balans tussen effectiviteit, veiligheid, gebruikersgemak en kosten van een middel. Er wordt een keuze gemaakt en deze wordt voorgeschreven. Bij de keuze voor één van de alternatieven van het EPD 2.0 en het vinden van de juiste balans tussen de verschillende belangen moet de vei32
ligheid van de zorginformatie de boventoon voeren. Veiligheid van patiëntgegevens zou immers beter gegarandeerd worden. Het is goed te realiseren dat nu, ook (of juist) zonder het EPD, vele betrokkenen worstelen met de veiligheidsissues. Een van de oorzaken hiervan is de lage prioritering en het vaak onjuiste veiligheidsbewustzijn van de meeste betrokkenen. Dit leidt tot veel ongegronde zorgen en onjuiste acties. De betrokken partijen zijn wij allemaal! Ik bedoel hiermee huidige en toekomstige patiënten en hun omgeving, zorgverleners, technici en politici. Patiënten maken zich vaak zorgen over hun (toekomstige) gezondheid en hun leven. Zij zouden gerustgesteld moeten worden met keiharde garanties dat hun gegevens ‘gezond’ zullen blijven en beschermd worden tegen misbruik. Informeer ze over wat elektronische gegevensuitwisseling voor ze betekent en laat ze vertrouwen krijgen in de ontwikkelingen. Beware, vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Dus stuur geen brief naar alle patiënten dat ze ingeschreven staan, tenzij ze zich uitschrijven (opt out). Nee, nee, patiënten moeten eerst helder geïnformeerd worden, dan gevraagd worden en pas dan ingeschreven (opt in) om recht te doen aan hun privacy. Zorgverleners zijn van nature conservatief, wat op sommige momenten goed is. Conservatisme zorgt er echter voor dat ze soms te traag reageren. Om het tempo wat te verhogen zouden zorgverleners wat hulp kunnen gebruiken. Zeker wanneer het gaat om het verbeteren van het beveiligingsbewustzijn. Het is m.i. noodzakelijk dat een zorgverlener zich realiseert dat de beveiliging van EPD 2.0 een organisatorische aangelegenheid is met een zeer sterk gedrag en cultuur aspect. De beveiliging van patiëntgegevens wordt helaas vaak gezien als een technische aangelegenheid, een uit te besteden ver van mijn bed show. Terwijl ook dit valt onder de morele verantwoordelijkheid van elke zorgverlener (eed van Hippocrates). Wij, die werken op het grensvlak van zorg en techniek, moeten de zorgverlener helpen bewust te worden van wat informatiebeveiliging in de zorg betekent en wat het betekent voor de zorg. Veel (toekomstige) zorgverleners leren tijdens hun studie weinig tot niks over het beveiligen van de zorginformatie. Een goed begin zou het zijn wanneer er tijdens de studie meer aandacht voor zou komen, want jong geleerd is oud gedaan. Er is behalve kennisachterstand nog een obstakel: het vertrouwen. Zorgverleners vertrouwen de elektronische informatie-uitwisseling ook niet altijd. Elektronische informatie-uitwisseling heeft vele voordelen, ook voor zorgverleners. Maar ze worden wel gedwongen om te wennen aan het idee dat de patiëntgegevens met iedereen kunnen worden gedeeld. Ze hebben geleerd
om hun patiëntgegevens te beschermen, maar bij elektronische informatie-uitwisseling is hen nooit geleerd hoe zij de patiëntgegevens kunnen beschermen. Het is zelfs zo dat andere partijen de zorgverlener zelfs niet direct hoeven te benaderen voor de patiëntgegevens. Nee, de patiëntgegevens kunnen gewoon gepakt worden door derden! Dit is een bron van terechte zorg en het is niet verwonderlijk dat het vertrouwen omtrent elektronische informatie-uitwisseling ontbreekt. Want wie pakt mijn patiëntgegevens? Wat gebeurt ermee?
Ik wil graag benadrukken dat een juiste uitvoering van al deze eisen van de Eerste Kamer in deze brief verwoord EPD 2.0 zal doen slagen. Als de regering hiermee geen rekening houdt, vrees ik voor EPD 2.0.
Helaas vele politici beschouwen veilig digitaal transport van gegevens (zowel pull als push) als een uitsluitend technische aangelegenheid. Jammer, want ‘politiek en techniek, het rijmt allebei op paniek’ (7). Politici wees gerust. De Eerste Kamer heeft gevraagd om normen, eisen, toezicht, handhaving, sancties, inzage door de patiënt, ... Ook hier vormt de techniek maar een hulpmiddel, niks meer en niks minder. En wat als de zorgverlener patiëntgegevens Het is belangrijk dat alle betrokken partijen realinodig heeft, hij/zij hoeft ze niet te vragen, ze seren dat het bij EPD 2.0 en het beveiligen hierkunnen uit het systeem geplukt worden. Maar van gaat om de patiëntgegevens en de patiënt, zijn het goede gegevens en recent? Op basis die staan centraal, zoals ook uit de brief van de van deze gegevens beslissingen nemen, brengt Eerste Kamer blijkt. een risico met zich mee en kan leiden tot foute beslissingen. Pech, de zorgverlener is verantwie KAn het Beste woordelijk voor de beslissingen en voor de de KAr vAn ePd 2.0 treKKen? gevolgen voor de patiënt. Zorgverleners? Ze moeten nauw betrokken Met betrekking tot het vertrouwen van zorgver- worden bij het proces, maar het is niet hun taak. leners in elektronische informatie-uitwisseling Vooral gezien hun conservatisme en een chrowordt onderscheid gemaakt tussen een drietal nisch gebrek aan tijd lijkt het mij geen goed idee aspecten: (1) de kwaliteit van de uitgewisselde wanneer zij die taak op zich nemen. gegevens; (2) de privacywaarborgen en beveiligingsmaatregelen waarmee de gegevensPatiënten? Ze moeten eveneens betrokken woruitwisseling is omgeven; en (3) de eventuele den, maar het is ook niet hun taak. Vooral gezien aansprakelijkheid van zorgverleners als er bij de hun bezorgdheid lijkt het mij geen goed idee als gegevens-uitwisseling iets mis gaat of de patiënt zij de kar trekken, angst is immers een slechte schade lijdt. 5 raadgever. De derde betrokken partij: technici. Zij moeten wennen aan het idee dat de wensen, eisen en zorgen van gebruikers het fundament van EPD 2.0 zijn en niet de techniek. Ze hebben vaak meerdere antwoorden op vragen en eisen. En de techniek ontwikkelt ook nog in een rap tempo. In die haast vergeten ze het tempo, de zorgen en de eisen van de gebruikers. Nu weer terug naar de politiek. Politici zouden de brief die de Eerste Kamer op 5 april naar de regering heeft gestuurd goed moeten lezen en begrijpen. In die brief heeft de Eerste Kamer ‘de regering verzocht om binnen de wettelijke kaders van WBP, BIG en WGBO te komen tot een nadere wettelijke regeling van: ‐ normen en standaarden voor zowel digitale dossiervorming en –ontsluiting, als de overdracht van gegevens; ‐ eisen met betrekking tot de veiligheid; ‐ toezicht, handhaving en sancties; ‐ inzage door de patiënt, het verstrekken van afschrift aan de patiënt en transport van gegevens op verzoek van de patiënt; teneinde veilig digitaal transport van gegevens (zowel pull als push) mogelijk te maken tussen zorgverleners binnen een regio, verzoekt de regering voorts de mogelijkheden te onderzoeken van een elektronische zorgpas, die recht doet aan de zeggenschap van de patiënt over het eigen medisch dossier, en gaat over tot de orde van de dag.’ 6
Technici? Zij vormen een onderdeel van de schakel, maar zij zijn dienend. Ze moeten wel de technische informatie en middelen die nodig zijn voor EPD 2.0 leveren, maar vooral gezien hun anti conservatisme en snelle tempo, want dit kan ook nog, lijkt het mij geen goed idee als zij de kar trekken. Zorgverzekeraars? Ze moeten eveneens betrokken worden, maar het is ook niet hun taak. Zij hebben een groot financieel belang bij het EPD (het kan veel geld besparen), maar vooral gezien hun te grote financiële belang bij het zorg proces, lijkt het mij geen goed idee als zij de kar trekken. Zijn we dan overgeleverd aan de politiek? Nee, politici horen ons wel te helpen om de toekomst beter tegemoet te treden. Hiervoor heb je een breed gezichtsveld nodig en een meerjarenplanning. Zoals gezegd, de meeste politici zien het EPD als een technische aangelegenheid, hebben geen overzicht en ze plannen vaak maar hoogstens vier jaar vooruit. Het lijkt me geen goed idee als politici de kar moeten trekken. wie moet dAn de KAr treKKen? De Eerste Kamer heeft, vooral in hun brief van 5 april jl., duidelijk laten zien dat ze een breed zicht hebben op de materie. Ze hebben minder last van politieke spelletjes en partijpolitiek. Dat zien we ook uit het feit dat geen enkele fractie in de Senaat het plan voor het landelijk koppelen van 33
patiëntengegevens steunde, terwijl sommige partijen in de Tweede Kamer wel vóór hadden gestemd. Ooit heeft een senator mij verteld dat de belangrijkste taak van de Eerste Kamer het toetsen van wetten en beslissingen van de Tweede Kamer is. Omdat de meeste senatoren naast hun senatorschap een baan hebben of erg betrokken zijn bij diverse maatschappelijke organisaties of het bedrijfsleven, noemde hij senatoren amateur politici. Dit vind ik een groot complment voor de Eerste Kamer en bewijst ook de noodzakelijkheid ervan. Ze zijn amateur politici maar ze gaan absoluut niet amateuristich te werk. Ik stel dan ook voor dat er onder leiding van de Eerste Kamer een commissie der wijzen zou moeten komen die verantwoordelijk wordt voor het invoeren van EPD 2.0. Dit is de beste garantie voor een goede implementatie. Bij het invoeren van EPD 2.0 zal ik deze commissie adviseren de oude Latijnse wijsheid in het achterhoofd te houden: haast je langzaam maar haast je wel. Dus: zo snel mogelijk beginnen, maar verder rustig aan, want sommige dingen hebben de tijd nodig, sommige dingen moeten rijpen.
Bron 1 gebasserd op Pimp my EPD, 11-11-2008 om 19:30 door Arjen Kamphuis 2 http://nieuwsuur.nl/onderwerp/230735-er-komtgeen-epd.html (Toegevoegd: dinsdag 5 apr 2011) 3 31 466 Wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met de elektronische informatieuitwisseling in de zorg, kst31466-X, ISSN 0921 – 7371, ’s-Gravenhage 2011, Tan, Dupuis, Slagter-Roukema, Hamel, Thissen, Van den Berg, 29 maart 2011 4 http://medischcontact.artsennet.nl/Nieuws-1/ Nieuwsbericht/105380/Doorstart-EPD-gaat-nietdoor.htm 5 Onderzoeksrapport Vertrouwen van zorgverleners in elektronische informatie-uitwisseling en het landelijk EPD, Amsterdam/Utrecht: AMC/NIVEL, januari 2011, (M.C. Ploem, M. Zwaanswijk, F.J. Wiesman, R.A. Verheij, R.D. Friele, J.K.M. Gevers) 6 31 466 Wet Gebruik Burgerservicenummer in de Zorg, kst-31466-Y, ISSN 0921 – 7371, ’s-Gravenhage 2011, Tan, Hamel, Slagter-Roukema, Dupuis, Thissen, Van den Berg, 05 april 2011 7 Melle Gloerich, weblog, 27-11-2008
Dus festina lente, est festina. Gegroet P (Pieter) Vicary 34
opleiding
Vereniging voor Zorgadministratie en Informatie
Training DOT in De prakTijk InzIcht In de (fInancIële) gevolgen voor uw zIekenhuIs Vanaf 2012 is DOT ingevoerd. U weet inmiddels dat de gevolgen van DOT voor uw organisatie groot kunnen zijn. Maar waar zitten de knelpunten? Hoe zorgt u dat uw registratie juist, volledig en tijdig is? Wat zijn de financiële risico’s en gevolgen voor uw organisatie en hoe houdt u deze beheersbaar? Wilt u uw organisatie goed voorbereiden op DOT? Voor wie is deze training bedoeld? Medewerkers in de ziekenhuiszorg die te maken hebben met DOT. Deze medewerkers hebben een functie die raakvlakken heeft met de AO/IC (IC-functionarissen, medewerker AO/IC), DBC- consulenten, DBC-coördinatoren, DBC-medewerkers, DOT-projectleiders, hoofden zorgadministratie, zorgadministrateurs, financiële beleidsmedewerkers.
Inhoud van de training Q-Academy organiseert dit voorjaar in samenwerking met de NVMA de nieuwe training ‘DOT in de praktijk’. Deze training gaat een stap verder dan alle basistrainingen en geeft u de juiste kennis en handvatten om het werken met DOT voor uw organisatie tot een succes te maken! De training is praktisch en interactief van aard. U kunt eigen praktijksituaties inbrengen. Basiskennis van DOT is bij deze training vereist. Na afloop van de training: - hebben deelnemers inzicht in de financiële risico’s van DOT - hebben deelnemers inzicht in de voorwaarden en gevolgen van juiste, tijdige en volledige registratie - hebben deelnemers inzicht in de gevolgen van DOT voor AO/IC - zijn deelnemers in staat om met DOT te werken in relatie tot kostprijzen en begrotingen
- zijn deelnemers in staat aan te geven welke managementinformatie vereist is om te kunnen sturen met DOT - hebben deelnemers inzicht in de gevolgen van prestatiebekostiging - kennen deelnemers de kansen en risico’s voor het onderhandelen over het vergrote B-segment - hebben deelnemers inzicht in de werking van het transitiebedragmodel.
DUUr: 1 Dag | 6 MaarT Of 29 MeI 2012 | UTrecHT
INscHrIjVeN Op NVMa.Nl
DE sTiChTing KWaliTEiTsbEVOrDEring ZOrgaDminisTraTiEVE bErOEPEn WANNEER U WERKZAAM BENT ALS ZORGADMINISTRATEUR OF MEDISCH CODEUR KUNT U ZICH LATEN INSCHRIJVEN IN HET REGISTER VAN DE SKZB. EEN WERKGEVER OP ZOEK NAAR GOED GESCHOOLD EN ERVAREN PERSONEEL KAN HET REGISTER RAADPLEGEN OP WWW.SKZB.NL. HET DOEL VAN DE SKZB IS HET BEVORDEREN VAN DE KWALITEIT VAN DE BEROEPSUITOEFENING VAN ZORGADMINISTRATIEVE FUNCTIONARISSEN. OM DIT TE BEWAKEN WORDT EEN REGISTER IN STAND GEHOUDEN EN VOORLICHTING GEGEVEN. OOK WORDT SAMENGEWERKT MET ORGANISATIES IN GEZONDHEIDSZORG, ONDERWIJS EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING. E.E.A. IN NAUWE AFSTEMMING MET DE NVMA. DAARNAAST WORDEN CONTACTEN ONDERHOUDEN MET INSTANTIES DIE BEVOEGD ZIJN TOT HET OPLEIDEN VAN ZORGADMINISTRATIEVE MEDEWERKERS EN ERKENT DE STICHTING NIEUWE OPLEIDINGEN. DE ADMINISTRATIE VAN DE SKZB WORDT UITGEVOERD DOOR HET BUREAU SKZB EN IS PER E-MAIL BEREIKBAAR VIA
[email protected]
WAArOM OPNAME IN HET rEgISTEr VAN DE SKZB? - Inschrijving in het register, gevolgd door activiteiten voor behoud van registratie biedt waarborg voor de kwaliteit die nodig is voor de uitoefening van het beroep van zorgadministrateur of zorgcodeur (zie reglement op www.skzb.nl). - De ingeschrevene toont zijn/haar deskundigheid op zorgadministratief gebied (bv. bij sollicitaties, in cv). - Verhoging van de marktwaarde van de beroepsgroep bevordert de kwaliteit van de werkzame zorgadministrateurs / zorgcodeurs. - SKZB beoordeelt opleidingen en nascholingen, geeft voorlichting en werkt samen met organisaties in gezondheidszorg, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. - De zorg heeft kwalitatief hoogwaardig personeel nodig i.v.m. de toenemende eisen aan de kwaliteit van de basisadministratie (DBC’s, DOT). - Bij accreditatie van zorginstellingen wordt steeds meer gekeken naar het percentage gekwalificeerd (lees geregistreerd) personeel. - Met een goed register heeft Nederland meer internationale aansluiting. WAArOM EEN BUrEAU SKZB? - Het Bureau verwerkt alle verzoeken voor mutaties in de registergegevens of aanvulling van punten en ook de nieuwe inschrijvingen en verlengingen van inschrijving.
- Tevens verzorgen wij regelmatig artikelen en vermeldingen m.b.t. het register in NTMA Tijdschrift voor Zorgadministratie en Informatie en in eventuele andere relevante organen, zoals de nieuwsbrief van DHD Dutch Hospital Data. - Bij themadagen, congressen, etc. die door de NVMA of een verwante organisatie worden georganiseerd, verzorgen wij een stand. U kunt daar uw vragen en opmerkingen kwijt, maar ook de presentielijst tekenen, waardoor uw punten ‘automatisch’ in het register worden verwerkt. MEDEDElINgEN VAN HET BUrEAU - Het register van de SKZB bestaat dit jaar ruim 5 jaar. Ter gelegenheid van dit lustrum ontvangen alle geregistreerden één dezer dagen een update van hun persoonlijke puntenpagina, tezamen met een i nformatieve mail. - De NVMA transitiecursus ICD9/ICD10 is direct gekoppeld aan inschrijving bij SKZB. Reeds geregistreerden ontvangen 12 PE punten. - Deelname aan de training Zorgadministrateur van de toekomst zorgt eveneens voor 12 PE punten. Het Bureau SKZB wordt gevormd door mw. J.G. Muiselaar-Engel, RZA en mw. N.J. Wijnands. Postadres: Bureau SKZB, p/a VU medisch centrum t.a.v. N.J. Wijnands, ruimte PK 6X 192 Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam 35
nvMa i n f o r m a t i e Verkorte missie NVMA: De NVMA bevordert de kwaliteit van de zorgadministratie en -informatie en wil daarvoor een ontmoetingspunt zijn voor alle betrokkenen en belanghebbenden in de gezondheidszorg. Visie NVMA: Sturing van zorgprocessen bij verantwoorde aanwending van de middelen vereist geïntegreerde informatie, verkregen uit de gegevens van de zorgprocessen. De NVMA ziet het als haar taak om de zorgadministratie te bevorderen door verbetering van classificaties en coderingen en door standaardisatie en uniformering van begrippen. Zij streeft naar een register voor gekwalificeerd opgeleide medewerkers binnen de zorgadministratie. Bestuur NVMA Mevr. N. Steeman, secretaris Postbus 750 1782 GZ Den Helder M.J.G.M. Dekker P.P. van Kempen T.G.R. Király H. Pieterse, voorzitter J. Runnenberg, vice-voorzitter, penningmeester Mevr. N. Steeman, secretaris W.A.M. Tromp E-mail:
[email protected] NVMA-site: www.nvma.nl Leden- en abonnementenadministratie:
[email protected]
Commissie informatiebeveiliging Mevr. A. Hulshof- Buurman J. van der Kamp, secretaris C. de Keizer H. Nabavi, voorzitter J.J.N. van der Palen, adviseur G. Stroeve J. van der Wel
Het bestuur wordt terzijde gestaan door een aantal commissies. Financiële commissie Mevr. H. Baars J.D.A. de Lange Pr commissie M.J.G.M. Dekker Rivierduinen Schuttersveld 9 Postbus 405 2300 AK Leiden
Congrescommissie M.J.G.M. Dekker (a.i.) P.J.M.M. Epping J. Runnenberg, voorzitter (a.i.) S.A.M. Schermer Voest, secretaris/penningmeester
M.J.G.M. Dekker, secretaris J. Runnenberg, voorzitter
Commissie Basisadministratie i.o. P.P. van Kempen, voorzitter mevr. C.M. van Osch J. Runnenberg mevr. N. Steeman mevr. A. Wolsink mevr. B.M.C. Quint
redactie NTMA E.Noordhuis Rivierduinen Schuttersveld 9 Postbus 405 2300 AK Leiden
Commissie Opleidingen W.A. Dekker M.A.M. van der Haagen R. Klap H. Pieterse W. Tromp, voorzitter M.J.S.M. Verhoeven
M.J.G.M. Dekker, voorzitter E. Noordhuis J. Runnenberg, hoofdredacteur F.W.J. van Tilburg A. van Winkoop
nog gEEn nvMa lid? surf naar WWW.nVma.nl
all-143-a5:dbctrainingPrint-01.qxd 13-5-2011 2:26 Pagina 1
TRAINING:
WERKEN ALS AO/IC MEDEWERKER
19 en 26 MaartNAJAAR 2012 2011
DE NEDERLANDSE ZORGAUTORITEIT (NZA) GAAT REGELING AO/IC STRENGER HANDHAVEN SCHRIJFT DE NZA IN JULI 2009. “De NZa heeft de naleving van deze Regeling door de ziekenhuizen de afgelopen jaren nauwlettend gevolgd. Daarbij is duidelijk verbetering zichtbaar. Zo is het aantal ziekenhuizen dat aan de Regeling voldoet de afgelopen jaren toegenomen en noemen instellingen minder en minder ernstige knelpunten. Toch blijft er een groep ziekenhuizen die hun AO/IC niet voldoende op orde heeft.” “…Toch heeft een (te groot) aantal ziekenhuizen hun AO IC nog onvoldoende op orde. Zeker als bedacht wordt dat instellingen hiervoor ruimschoots – sinds de invoering van dbc's in 2005 - de tijd hebben gehad. Gezien het voornemen van de NZa om de Regeling AO/IC per 1 januari 2011 af te schaffen voor de Cure, gaat de NZa daarom strenger toezien op de naleving van de Regeling. De eerste stap is daarbij gezet door verantwoordingsinformatie op te vragen bij ziekenhuizen die niet aan de Regeling voldoen. Deze ziekenhuizen moesten zich aan de NZa verantwoorden over de verbetermaatregelen die zij hebben genomen om de resterende manco's in de AO/IC te verhelpen.” (NZA 6-7-2009) Een goed georganiseerde Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC) is belangrijk voor uw organisatie. Nu de Nederlandse Zorgautoriteit heeft aangekondigd om de AO/IC regels strenger te schaffen is het belangrijk om uw AO/IC goed op orde te hebben.
Voor u is het van belang dat uw medewerkers op de hoogte zijn van de regeling AO/IC. Op deze manier zorgt u ervoor dat uw DBC’s juist, tijdig en volledig worden gefactureerd. U krijgt dus betaald voor wat u doet en ook nog eens op tijd! Het risico van fout- en/of onderregistratie wordt geminimaliseerd en u loopt geen rente-inkomsten mis. De betrokken medewerkers moeten goed op de hoogte zijn van hun taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Zij moeten weten hoe de verschillende taken ingevuld worden en wat hierbij de risico’s zijn. Om die reden organiseert de NVMA is samenwerking met Q-Consult een training “werken als AO/IC medewerker”. De tweedaagse training bestaat uit de onderdelen: Administratieve Organisatie, Interne controle functie, interne audits en vergroten van de vaardigheden. Hieronder volgt een toelichting op de verschillende onderdelen. Voor wie is deze training? De training is gericht op medewerkers in ziekenhuizen en GGZ-instellingen die de rol van AO/IC medewerker vervullen in het kader van de AO/IC DBC. U kunt hierbij denken aan IC-funtionarissen, medewerker AO/IC, hoofden medische- en zorgadministratie, zorgadministrateurs, hoofden medische registratie, DBC staf- en beleidsmedewerkers en financieel economische leidinggevenden en medewerkers.
Welke onderwerpen worden behandeld? - Inleiding: Kernbegrippen AO/IC - Waaruit bestaat een goede AO/IC - Rol en functie van de medewerker AO/IC - Wat is een steekproef - Wat is een interne audit - Wat zijn auditvaardigheden en hoe auditten
INSCHRIJVEN OP WWW.NVMA.NL 36
Marcelis zelf plaatsen