Kapucijnenvoer 39 3000 Leuven +32(0)16 33 69 10 fax: +32(0)16 33 69 22 www.kuleuven.be
DE PLAATS VAN DE PSYCHIATRISCHE PLEEGZORG BINNEN HET TOEKOMSTIG GGZ BELEID
De Groof Marian DeSmet Ann Prof. Dr. Van Audenhove Chantal
Leuven augustus 2010
Colofon
Opdrachtgever Federale Overheid, Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Onderzoeksleiding Prof. Dr. Van Audenhove Chantal
Wetenschappelijk medewerkers Marian De Groof Ann DeSmet
Administratieve ondersteuning Lieve Van Cauwenberghe, Sabine Vanden Bossche, Lut Van Hoof, Manuela Schröder
Leuven, 31 augustus 2010
Inhoud
Inleiding
15
Lijst afkortingen
17
Hoofdstuk 1 Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
19
1
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg in internationaal perspectief
19
1.1
Organisatorische veranderingen
19
1.2
Inhoudelijke veranderingen 1.2.1 Psychosociale rehabilitatie 1.2.2 Maatschappelijke steunsystemen
20 20 22
2
Het toekomstige GGZ-beleid in België
23
3
Besluit
26
Hoofdstuk 2 De psychiatrische gezinsverpleging in België
29
1
De geschiedenis
29
2
De regelgeving
30
3
De huidige werking van de psychiatrische gezinsverpleging
31
3.1
De doelgroep 3.1.1 Problematiek 3.1.2 Leeftijd 3.1.3 Verblijfsduur 3.1.4 Opnamecriteria
32 32 32 33 34
3.2
De pleeggezinnen
34
3.3
De wijkcentra
36
3.4
Werk, activiteiten en ontspanning 3.4.1 Werk 3.4.2 Activiteiten 3.4.3 Sport en ontspanning
36 36 37 38
3.5
Het hygiënisch centrum
41
3.6
De begeleiding
42
3.7
Tf-bedden
45
3.8
Het Observatiehuis
46
4
De sterktes en de zwaktes van de psychiatrische gezinsverpleging
46
4.1
Sterktes 4.1.1 Zorg in de samenleving 4.1.2 Sociale integratie 4.1.3 Destigmatisatie
46 47 47 48
4.2
Zwaktes 4.2.1 Het dalende aantal patiënten en pleeggezinnen 4.2.2 De beperkte beschikbaarheid 4.2.3 Het verouderde en weinig geëvolueerde systeem 4.2.4 De weinige waardering
48 49 49 50 50
4.3
Onderzoek over de psychiatrische gezinsverpleging in Geel
50
5
De psychiatrische gezinsverpleging in beweging
52
5.1
Toekomstperspectieven 5.1.1 De differentiatie 5.1.2 De maximale aansluiting bij eerstelijnsdiensten in de samenleving 5.1.3 De samenwerking met PVT en IBW in de regio 5.1.4 De mogelijkheid om professionele pleeggezinnen in te schakelen
52 53 54 54 55
5.2
De regelgeving als knelpunt 5.2.1 Inhoudelijk 5.2.2 Financieel
55 55 55
6
Besluit
58
Hoofdstuk 3 De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België 1
61
Situering van de psychiatrische gezinsverpleging in de geestelijke gezondheidszorg
61
1.1
Beknopte voorstelling van IBW, PVT en PZT 1.1.1 Initiatieven voor Beschut Wonen 1.1.2 Psychiatrische Verzorgingstehuizen 1.1.3 Pilootprojecten psychiatrische zorg in de thuissituatie
61 61 62 63
1.2
De vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met de Initiatieven Beschut Wonen (IBW), Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT) en de Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie (PZT) 64 1.2.1 Woonvorm 67 1.2.2 Aantal 67 1.2.3 De doelgroep 67
1.2.4 Uitsluitingscriteria 1.2.5 Opdrachten 1.2.6 Toegankelijkheid 1.2.7 De begeleidingsploeg 1.2.8 Netwerkpraktijken 1.2.9 Hospitalisatie 1.2.10 Somatische zorg 1.2.11 Keuze behandelende psychiater 1.2.12 Dagactiviteiten 1.2.13 Kostprijs of financiering
68 68 69 69 69 70 70 70 70 70
1.3
Besluit
71
2
Vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met andere vormen van pleegzorg
71
2.1
Beknopte voorstelling van pleegzorg in Kind & Gezin, Bijzondere Jeugdbijstand en VAPH 72 2.1.1 Kind & Gezin 72 2.1.2 Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) 73 2.1.3 Gehandicaptensector (VAPH) 73 2.1.4 Tendensen 75
2.2
Vergelijking van pleegzorg in de verschillende sectoren 2.2.1 Woonvorm 2.2.2 Erkenning en programmatie 2.2.3 Aantal diensten 2.2.4 Doelgroep 2.2.5 Opdrachten 2.2.6 Differentiatie 2.2.7 Toegankelijkheid 2.2.8 Begeleidingsploeg 2.2.9 Aantal personen in pleegzorg 2.2.10 De pleeggezinnen 2.2.11 Financieel
78 80 81 81 81 82 82 83 84 84 84 86
2.3
Besluit
87
Hoofdstuk 4 De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
89
1
De omvang van de sector pleegzorg
90
2
De organisatie
91
3
De kwaliteitscontrole
92
4
De differentiatie van het aanbod
93
4.1
Het doel van de psychiatrische gezinsverpleging 93 4.1.1 Psychiatrische gezinsverpleging als langdurige opvang van patiënten met complexe en chronische psychiatrische problemen 93 4.1.2 De psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten 94 4.1.3 De psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie 95 4.1.4 De psychiatrische gezinsverpleging als crisisopvang 96 4.1.5 De psychiatrische gezinsverpleging ter observatie 96
4.2
De doelgroep 4.2.1 Leeftijd 4.2.2 Problematiek
97 97 97
4.3
De duur van de opvang
98
4.4
De samenlevingsvorm
98
5
De begeleiding door professionals
99
6
De selectie, begeleiding en vergoeding van de pleeggezinnen
99
6.1
Selectie en matching
99
6.2
Vorming
101
6.3
Vergoeding en statuut
102
7
Onderzoek naar werkzame componenten
103
8
Besluit
105
Hoofdstuk 5 De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
107
1
De onderzoeksopzet
107
1.1
Opzet en verloop van de bevraging 1.1.1 Online-bevraging 1.1.2 Face-to-face interviews bij de patiënten
107 107 108
1.2
Inhoud van de bevraging 1.2.1 De personeelsleden OPZ Geel en externe experten 1.2.2 De pleeggezinnen 1.2.3 De patiënten 1.2.4 De algemene bevolking
109 110 111 111 112
1.3
Respondenten
112
1.4
Analyse
113
2
Kenmerken van de respondenten
114
3
De representativiteit van de respondenten
117
3.1
De personeelsleden van het OPZ Geel
117
3.2
De externe experten
118
3.3
De patiënten
118
3.4
De pleeggezinnen
119
3.5
De algemene bevolking
120
4
De evaluatie van de vertrouwdheid met en de attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging
121
Positieve en negatieve aspecten in verband met de psychiatrische gezinsverpleging
123
5.1
De positieve aspecten 5.1.1 De sociale integratie 5.1.2 De zorg in de samenleving 5.1.3 De normalisatie 5.1.4 De positieve gevolgen voor de maatschappij 5.1.5 De destigmatisatie 5.1.6 De nadruk op mogelijkheden
123 123 127 128 128 129 129
5.2
De negatieve aspecten 5.2.1 Het dalend aantal pleeggezinnen en patiënten 5.2.2 De beperkte beschikbaarheid
130 130 138
6
De doelgroep
141
7
De begeleiding door het OPZ Geel
143
7.1
De tevredenheid van de patiënten over de begeleiding vanuit het OPZ Geel
143
7.2
De tevredenheid van de pleeggezinnen over de begeleiding vanuit het OPZ Geel
144
7.3
De aandachtspunten en suggesties in verband met de begeleiding vanuit OPZ Geel 145
8
De pleeggezinnen
145
8.1
De positieve en negatieve aspecten 8.1.1 De positieve aspecten voor de patiënten 8.1.2 De negatieve aspecten voor de patiënten 8.1.3 De positieve aspecten voor de pleeggezinnen 8.1.4 De negatieve aspecten voor de pleeggezinnen
145 145 147 150 150
8.2
De motivatie van de pleeggezinnen
151
8.3
De motivatie van de algemene bevolking
151
5
8.4
Aanbevelingen
153
9
De differentiatie
154
9.1
De leeftijd 9.1.1 Psychiatrische gezinsverpleging voor kinderen en jongeren 9.1.2 Psychiatrische gezinsverpleging voor ouderen
154 155 156
9.2
Psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie
156
9.3
Psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten
157
9.4
Psychiatrische gezinsverpleging voor enkele dagen per week/maand
158
9.5
Psychiatrische gezinsverpleging in een aanpalende woning of studio
159
10
Het wettelijk kader van de psychiatrische gezinsverpleging
160
10.1 De financiële aspecten van de psychiatrische gezinsverpleging 10.1.1 De vergoeding van de pleeggezinnen 10.1.2 De algemene financiering van het OPZ Geel
160 160 162
10.2 Het hospitalisatiestatuut
162
10.3 Het statuut van de pleeggezinnen
163
10.4 Het pleegzorgdecreet
164
10.5 De afstemming met PVT en IBW
165
10.6 Artikel 107
166
11
166
Besluit
Hoofdstuk 6 Panelgesprek
169
1
De sociale integratie en de destigmatisatisering van de patiënten
169
2
De professionalisering van de pleeggezinnen
170
3
De uitbreiding van de gezinsverpleging
171
4
De differentiatie van de gezinsverpleging
172
5
Het wetgevend kader
173
5.1
De financiële aspecten
173
5.2
Het hospitalisatiestatuut
174
5.3
Het pleegzorgdecreet
175
6
Besluit
175
Antwoorden op de onderzoeksvragen
177
1
Hoe kan het wetgevend kader van de psychiatrische pleegzorg eruit zien?
177
1.1
Het hospitalisatiestatuut
177
1.2
De flexibilisering en differentiatie
179
1.3
Het statuut voor de pleeggezinnen
181
2
Hoe kan de psychiatrische pleegzorg meegenomen worden in het pleegzorgdecreet?
182
3
Welke plaats dient de psychiatrische pleegzorg binnen het globale zorgaanbod in te nemen? 183
4
Hoe wordt de afstemming met andere zorgmodellen het best gegarandeerd?
184
5
Hoe kan men best de overgang van de huidige pleegzorg naar de toekomstige inbedding maken?
185
6
Voor welke doelgroepen is psychiatrische pleegzorg een goede oplossing?
187
7
Welke zijn de kritieke succesfactoren om pleegzorg in de toekomst te laten slagen?
187
7.1
De selectie van pleeggezinnen
188
7.2
De matching tussen de patiënt en het pleeggezin
189
7.3
De ondersteuning van de pleeggezinnen
189
8
Welke omkadering is hiervoor nodig?
190
9
Welke types pleeggezinnen heeft men nodig en hoe worden deze best vergoed? 191
Algemeen besluit
193
Referenties
195
Bijlagen
201
Bijlage 1
203
Bijlage 2
206
Bijlage 3
207
Bijlage 4
208
Bijlage 5
219
Bijlage 6
226
Bijlage 7
230
De plaats van de psychiatrische gezinsverpleging binnen het toekomstige Geestelijk Gezondheidszorgbeleid De Groof Marian, DeSmet Ann en Prof. Dr. Van Audenhove Chantal
Situering Psychiatrische gezinsverpleging houdt in dat men personen met een psychiatrische problematiek opvangt in pleeggezinnen. Op dit ogenblik organiseert men die vorm van zorg op twee plaatsen in België (Geel en Lierneux). Beide instellingen kennen een dalend aantal patiënten en pleeggezinnen. In Geel bestaat psychiatrische gezinsverpleging sinds de 14e eeuw. Sinds 10 april 1991 is het systeem algemeen bij wet geregeld. Dit onderzoek gaat na welke plaats de psychiatrische gezinsverpleging binnen het toekomstige GGZ-beleid kan innemen. De onderzoekers doen ook een aantal voorstellen waardoor het aanbod uitgebreid kan worden tot andere regio‟s dan Geel en Lierneux. Het project wordt gefinancierd door de Federale Overheid Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
Methode Het onderzoek bestaat enerzijds uit een document- en een literatuurstudie. Anderzijds nemen we interviews af bij betrokkenen. In de document- en literatuurstudie onderzoeken we de huidige psychiatrische gezinsverpleging en haar toekomstmogelijkheden. We maken ook een vergelijking met verschillende relevante initiatieven in binnen- en buitenland. De onderzoekers interviewen vijf groepen van betrokkenen:
de personeelsleden van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel (OPZ Geel)
de externe experten
de patiënten
de pleeggezinnen
de algemene bevolking van Geel
De vragenlijsten worden online verstuurd, via de „survey software‟ Question Pro. Van de patiënten nemen we face-fo-face interviews af. Met enkele experten voeren we een panelgesprek. In het totaal reageerden er 235 personen.
Resultaten
Document- en literatuurstudie Zowel internationaal als in België wordt er meer aandacht besteed aan psychiatrische gezinsverpleging. Dat soort zorg past goed binnen de ontwikkeling van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Dankzij het verblijf in een pleeggezin krijgen personen met psychiatrische problemen, die niet zelfstandig kunnen wonen, toch een plaats in de samenleving. De gelijkenis tussen psychiatrische gezinsverpleging en Initiatieven voor Beschut Wonen (IBW), Psychiatrische Verzorgingstehuizen (PVT) en Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie (PZT) is dat ze instaan voor de zorg van personen met (chronische) psychiatrische problemen. Elk initiatief heeft zijn eigenheid. Daardoor vullen ze elkaar aan en komt elke patiënt makkelijker op de voor hem meest geschikte plaats terecht. Specifiek voor de psychiatrische gezinsverpleging is het verblijf in een pleeggezin. De psychiatrische gezinsverpleging vertoont ook grote gelijkenissen met de reguliere pleegzorg in de sectoren Kind & Gezin, de Bijzondere Jeugdbijstand en de Gehandicaptenzorg. In die vormen van pleegzorg worden kinderen en/of volwassenen ook voor kortere of langere periode opgenomen in een pleeggezin. Het verschil met de reguliere pleegzorg is dat het bij psychiatrische gezinsverpleging gaat om opvang van personen met een psychiatrische problematiek. Psychiatrische gezinsverpleging is de enige vorm van pleegzorg waarbij de patiënten gehospitaliseerd zijn. Daardoor kunnen zowel de pleeggezinnen als de patiënten 24 uur op 24 een beroep doen op een permanentiesysteem. Patiënten kunnen ook onmiddellijk opgenomen worden. Nadeel is dat ze geen gebruik kunnen maken van eerstelijnsvoorzieningen in de samenleving. Momenteel stelt de Vlaamse Overheid een intersectoraal decreet Pleegzorg op. Daarmee wil ze de verschillende pleegvormen beter op elkaar afstemmen en een krachtige, meer gestroomlijnde pleegzorg uitbouwen. De psychiatrische gezinsverpleging valt wel als enige onder Federale bevoegdheid en zou dus niet onder dit Vlaamse decreet vallen. Lange tijd was de psychiatrische gezinsverpleging in Geel een unieke vorm van zorg. Deze ontstond er in de 14e eeuw, terwijl ze zich in het buitenland pas vanaf de 19e eeuw ontwikkelde. Ondertussen is die unieke vorm van zorg in sommige andere landen verder ontwikkeld dan in Geel zelf en heeft men er ook een meer gedifferentieerd aanbod uitgebouwd. Zo zet men er psychiatrische gezinsverpleging succesvol in voor verschillende doelen, leeftijden en problematieken.
In Geel vangt men nu vooral volwassenen en ouderen met een chronische psychiatrische problematiek op voor langere periodes. Het OPZ Geel wil dat aanbod differentiëren om meer zorg op maat te bieden.
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging Uit de vragenlijsten blijkt dat een meerderheid van alle groepen respondenten positief staat tegenover de psychiatrische gezinsverpleging. De meest vermelde positieve aspecten zijn de sociale integratie, de zorg in de samenleving en de normalisatie. Een meerderheid van de patiënten en de pleeggezinnen is ook tevreden over de begeleiding vanuit het OPZ Geel. Toch zijn niet alle patiënten tevreden. 11% geeft aan negatief te staan tegenover de psychiatrische gezinsverpleging, 15% zegt zich niet sociaal geïntegreerd te voelen. De voornaamste klachten zijn dat de patiënten zich niet goed behandeld voelen in het pleeggezin en dat de wijkverpleegkundige met het pleeggezin samenspant en niet naar hen luistert. Over hun motivatie zeggen pleeggezinnen dat ze vooral vanuit de traditie en/of vanuit het sociale aspect pleeggezin geworden zijn. Een meerderheid van de pleeggezinnen is niet bereid om voor een kortere periode een patiënt op te vangen of intensiever betrokken te zijn in de behandeling. Van de algemene bevolking wil slechts een minderheid in de toekomst pleeggezin worden. De meest vermelde reden is dat men het niet combineerbaar ziet met een voltijdse tewerkstelling, een gezin en het uitoefenen van hobby‟s. Een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel en de pleeggezinnen vindt de vergoeding voor de pleeggezinnen onvoldoende. Ze pleiten voor een vergoeding tussen € 25 en € 35 per patiënt per dag. Wat betreft het hospitalisatiestatuut is er een verschil tussen de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten. Een minderheid van de externe experten vindt het hospitalisatiestatuut aangewezen; voor de personeelsleden van het OPZ Geel gaat het om ongeveer de helft. Verschillende respondenten die het hospitalisatiestatuut willen behouden, vrezen dat patiënten anders in de kou komen te staan.
Conclusies en aanbevelingen
Wij raden aan om het hospitalisatiestatuut af te schaffen. Het staat haaks op de ontwikkeling van een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Om te voorkomen dat patiënten daardoor in de kou komen te staan, is de uitbouw van een sterke geestelijke eerstelijnsgezondheidszorg nodig.
In het belang van de patiënten moet er, in navolging van de structuur van artikel 107, aan elke patiënt een referentiepersoon worden toegewezen. Voor die persoon staan de behoeften en het parcours naar het herstel van de patiënt centraal. Daarnaast moeten
professionele hulpverleners instaan voor de selectie, de matching en de ondersteuning van de pleeggezinnen. Aandacht voor het detecteren en bijsturen van „expressed emotion‟ is daarbij heel belangrijk.
Momenteel bestaat er in België geen statuut voor pleeggezinnen. We pleiten voor een nieuw statuut dat het belang van vrijwilligers en hun inzet als semiprofessionele dienstverleners erkent. Pleeggezinnen moeten ook een toereikende onkostenvergoeding krijgen. Gebaseerd op een onderzoek van Larmuseau (2009) stellen we een basisvergoeding van € 25 per persoon per dag voor.
Het zou goed zijn als men de psychiatrische gezinsverpleging in het voorontwerp van het Vlaamse pleegzorgdecreet opneemt. Pleegzorg kan daardoor krachtiger uitgebouwd worden. De eigenheid van de psychiatrische gezinsverpleging moet wel behouden blijven. De psychiatrische gezinsverpleging valt op dit ogenblik als enige onder de Federale Overheid, wat voor problemen kan zorgen. Het is nog onduidelijk hoe de bevoegdheden van de verschillende overheden in de nabije toekomst verdeeld zullen worden.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de psychiatrische gezinsverpleging een volwaardige plaats verdient in het globale zorgaanbod in België. Om het een grotere positieve bekendheid te geven, zijn oproepacties, promotie en antistigma-acties nodig.
Wil men meer zorg op maat aanbieden, dan is differentiatie van de psychiatrische gezinsverpleging aangewezen. Daarom is een flexibele regelgeving belangrijk.
IBW, PVT en PZT moeten goed op elkaar afgestemd zijn, zodat elke patiënt op de voor hem beste plaats terechtkomt. De creatie van een gemeenschappelijk meldpunt kan een oplossing zijn.
Inleiding Op vraag van de Federale Overheid, Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ging LUCAS in maart 2010 van start met een onderzoek met als doel de plaats van de psychiatrische pleegzorg1 binnen het toekomstige GGZ-beleid te bepalen en na te gaan hoe dit aanbod uitgebreid kan worden tot andere regio‟s dan Geel en Lierneux.
De psychiatrische gezinsverpleging In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met een psychiatrische problematiek voor korte of lange duur opgevangen in pleeggezinnen. Dit systeem bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel. Sinds 10 april 1991 wordt het ook bij wet geregeld door een KB. Een grote sterkte van dit systeem is dat er zorg in de samenleving wordt geboden. Personen met chronische psychiatrische problemen krijgen er de mogelijkheid om in de samenleving te wonen in de plaats van levenslang in een instelling te verblijven. Dit sluit aan bij het toekomstige GGZ-beleid internationaal en in België, namelijk de ontwikkeling van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Dit wil zeggen dat men de zorg door het ziekenhuis en door de samenleving zoveel mogelijk wenst samen te brengen en in de natuurlijke omgeving van de patiënt aan te bieden. In tegenstelling tot in het buitenland2, waar de psychiatrische gezinsverpleging een opmars maakt en een vaste component aan het worden is in het aanbod van zorgorganisaties, neemt de psychiatrische gezinsverpleging in België geen volwaardige plaats in binnen de geestelijke gezondheidszorg. Dit blijkt onder andere uit het feit dat deze slechts op twee plaatsen wordt aangeboden (Geel en Lierneux), wat het onmogelijk maakt om deze zorg dicht bij de natuurlijke context van patiënten aan te bieden.
Het onderzoek In dit onderzoek wordt nagegaan welke plaats de psychiatrische gezinsverpleging binnen het continuüm van residentiële tot niet-residentiële zorg kan innemen en hoe ze uitgebreid kan worden tot andere regio‟s dan Geel en Lierneux.
1
„Psychiatrische pleegzorg‟ is de benaming die men in de toekomst aan deze zorgvorm wenst te geven. De term die momenteel gebruikt wordt, is „psychiatrische gezinsverpleging‟. In dit rapport zal vooral de laatste term gebruikt worden. 2
oa Duitsland, Italië, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Canada.
15
In een eerste hoofdstuk gaan we in op de veranderingen die zich voordoen in de geestelijke gezondheidszorg, zowel internationaal als in België. Het tweede hoofdstuk gaat in op de huidige psychiatrische gezinsverpleging in België. In het derde hoofdstuk gaan we na welke plaats de psychiatrische gezinsverpleging in Geel inneemt in het zorglandschap. Het vierde hoofdstuk verkent hoe de psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland georganiseerd wordt. In het vijfde hoofdstuk worden de methode en de resultaten van een online-bevraging voorgesteld. Er werden vijf groepen bevraagd over verschillende topics die verband houden met de psychiatrische gezinsverpleging (de personeelsleden van het OPZ Geel, externe experten, de patiënten, de pleeggezinnen en de bevolking van Geel). In het zesde hoofdstuk gaan we in op de resultaten van een panelgesprek met enkele experten. Ten slotte, wordt er aan de hand van de literatuurstudie en de resultaten van de bevraging een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen:
Hoe kan het wetgevend kader van de psychiatrische pleegzorg eruit zien?
Hoe kan de psychiatrische pleegzorg meegenomen worden in het pleegzorgdecreet?
Welke plaats dient psychiatrische pleegzorg binnen het globale zorgaanbod in te nemen?
Hoe wordt de afstemming met andere zorgmodellen het best gegarandeerd?
Hoe kan men best de overgang van de huidige pleegzorg naar de toekomstige inbedding maken?
Voor welke doelgroepen is psychiatrische pleegzorg een goede oplossing?
Welke zijn de kritieke succesfactoren om pleegzorg in de toekomst verder te laten slagen?
Welke omkadering is hiervoor nodig?
Welke types pleeggezinnen heeft men nodig en hoe worden deze best vergoed?
16
Lijst afkortingen BJB: Bijzondere Jeugdbijstand GGZ: Geestelijke Gezondheidszorg IBW: Initiatieven voor Beschut Wonen K&G: Kind en Gezin PVT: Psychiatrisch Verzorgingstehuis PZT: Psychiatrische zorg in de thuissituatie VAPH: Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
17
18
Hoofdstuk 1 Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het toekomstige beleid voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ-beleid). In een eerste onderdeel wordt dit in internationaal perspectief bekeken. In het tweede onderdeel gaan we in op het nieuwe GGZ-beleid in België.
1
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg in internationaal perspectief
De afgelopen periode deden er zich zowel organisatorische als inhoudelijke veranderingen voor in de geestelijke gezondheidszorg in verschillende landen: ten eerste, de ontwikkeling van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg en ten tweede de opkomst van de psychosociale rehabilitatie en maatschappelijke steunsystemen.
1.1
Organisatorische veranderingen
In de meeste economisch goed ontwikkelde landen maakte de geestelijke gezondheidszorg in de voorbije eeuw een gelijkaardige verandering door. Thornicroft en Tansella (2009) beschrijven hierin drie grote periodes, namelijk de opbouw van de asielen, de neergang van de asielen en de ontwikkeling van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. De opbouw van de asielen gebeurde tussen 1880 en 1950. In deze periode werden verschillende asielen gebouwd en uitgebreid. De asielen dienden als een soort bewaarplaats voor personen met uiteenlopende problemen en afwijkingen. De nadruk lag op beheersing en niet op behandeling. De asielen werden meestal op afgelegen plaatsen gebouwd, weg van de oorspronkelijke omgeving van de patiënten Deze keuze werd gemaakt om de veiligheid van de algemene bevolking te vrijwaren en ook vanuit het idee dat het verblijven op het rustgevende platteland het herstel van de patiënten zou bevorderen. De neergang van de asielen gebeurde tussen 1950 en 1980, onder meer om sociologische redenen. Rond de jaren 50 werd er gewezen op de nadelige effecten van een lang verblijf in grote instellingen. Wing en Brown (1970, vermeld in Thornicroft en Tansella, 2009) toonden in verband hiermee aan dat de leefomstandigheden van patiënten verantwoordelijk waren voor een deel van hun symptomen (vooral de negatieve symptomen). Ook farmacologische redenen speelden een rol in de neergang van de asielen. Door de
19
Hoofdstuk 1
ontwikkeling van antipsychotische medicatie waren meer patiënten in staat om in de samenleving te leven. Vanaf 1980 startte de ontwikkeling van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Dit wordt ook aangeduid met de term „balanced care‟, wat wil zeggen dat de zorg door een ziekenhuis en de zorg door de samenleving worden samengebracht (Thornicroft & Tansella, 2002). Hierbij wordt ook de term „individualized stepped care‟ ingevoerd. Dit wil zeggen dat ernaar gestreefd wordt om de patiënt die zorg aan te bieden die het minst intensief is en die de kleinste invloed heeft op zijn leven, maar die voldoende is om tegemoet te komen aan zijn zorgvraag (Von Korff & Tiemens, 2000). De meeste Europese landen bevinden zich momenteel in de fase van het ontwikkelen van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Wereldwijd zien we asielen, gesloten psychiatrische instellingen verdwijnen of inkrimpen. De systematische langdurige sociale isolatie in artificiële milieus van mensen met psychische beperkingen behoort stilaan tot het verleden. Dit is echter niet altijd even succesvol geweest. In Italië en de USA had de bruuske sluiting van de asielen bijvoorbeeld veel thuisloosheid tot gevolg. Dit laatste wijst erop dat er voor psychiatrische zorg in de samenleving meer nodig is dan louter een verplaatsing van de psychiatrische zorg van het psychiatrisch ziekenhuis naar de natuurlijke omgeving van de patiënt en zijn familie en netwerk. Naast de organisatorische veranderingen zijn ook inhoudelijke veranderingen noodzakelijk. Deze komen in het volgende onderdeel aan bod.
1.2
Inhoudelijke veranderingen
Twee belangrijke inhoudelijke veranderingen zijn de intrede van de concepten „psychosociale rehabilitatie‟ en „maatschappelijke steunsystemen‟. 1.2.1
Psychosociale rehabilitatie
De psychosociale rehabilitatie heeft als missie de erkenning van de cliënt als persoon en het herstel van zijn burgerschap (van Weeghel & Mos, 1999) en de interventies richten zich op het leren omgaan met de stoornis en de daaruit voortvloeiende beperkingen, het bereiken van optimale maatschappelijke participatie en het bevorderen van het welbevinden van patiënten en direct betrokkenen (van der Gaag, 2003). Corrigan, Mueser, Bond, Drake & Solomon (2008) definiëren het in hun review als „systematische inspanningen om volwassenen met psychiatrische problemen te helpen om vooruitgang te maken in hun herstelproces‟. Twee principes die centraal staan in de moderne benaderingen van rehabilitatie, zijn empowerment en herstel (Corrigan e.a., 2008).
20
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
Empowerment is een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie (van Regenmortel, 2009).
Herstel werd geïntroduceerd door Anthony (2003). Voor hem betekent herstel „het terugvinden van het zelfgevoel, opnieuw in relatie treden met andere mensen, machteloosheid omzetten in macht, opnieuw betekenis geven aan het leven en het terugvinden van hoop.‟ Het gaat dus om veel meer dan alleen het herstellen van de ziekte zelf. De cliënten moeten ook herstellen van het stigma, de traumatische effecten van bepaalde handelwijzen, het gebrek aan mogelijkheden om hun leven vorm te geven en het verloren toekomstperspectief.
Van Weeghel en Mos (1999) geven aan dat een rehabilitatieprogramma aan een aantal vereisten dient te voldoen om te slagen.
Veelomvattend en gedifferentieerd: het programma dient veel vormen van behandeling, begeleiding en ondersteuning te bieden om recht te doen aan de uiteenlopende wensen en mogelijkheden van cliënten.
Aansluiten bij het gewone leven: het richt zich op de levensgebieden wonen, werken, leren, vrijetijdsbesteding en sociale relaties en maakt hiervoor zo veel mogelijk gebruik van reguliere voorzieningen.
Langlopend en flexibel: het houdt rekening met het langdurige en grillige verloop van herstelprocessen
Ontwikkelend en accepterend: het biedt een evenwicht tussen activiteiten gericht op een volgende stap en op acceptatie gebaseerde activiteiten.
Persoonlijke en continue begeleiding: de cliënt kan een doorlopende werkrelatie aangaan met een hulpverlener, die hem zo nodig over bestaande instituuts- en sectorgrenzen begeleidt.
Inschakelen „informele steungevers‟: een sterk sociaal netwerk maakt cliënten minder afhankelijk van de hulpverlening (bv. familie, vrienden, partner, medecliënten)
Samenhangend en gecoördineerd: er is coördinatie nodig op individueel niveau en programmaniveau zodat de programmaonderdelen, ook voor de cliënt, op een herkenbare wijze samenhangen.
Bereikbaar en toegankelijk: alle onderdelen dienen toegankelijk te zijn voor alle leden van de doelgroep, ongeacht hun woon- of behandellocatie.
Deskundig en gemotiveerd personeel: er is nood aan een steunend en stimulerend personeelsmanagement aangezien van de hulpverleners veel deskundigheid, inzet en creativiteit verwacht wordt.
21
Hoofdstuk 1
In een review benoemen Bond en Campbell (2008) negen rehabilitatieprogramma‟s voor personen met ernstige psychische problemen als evidence-based praktijken, namelijk: 1. Assertive Community Treatment (ACT) 2. psycho-educatie voor familie 3. “illness management and recovery” 4. “integrated duals disorders treatment” 5. “medication management according to protocol” 6. Begeleid werken 7. “supported housing” 8. sociale vaardigheidstraining en 9. cognitieve gedragstherapie. Ook identificeren ze enkele domeinen waarover de onderzoeksliteratuur nog te weinig adequate richtlijnen biedt, namelijk: relaties, sociaal functioneren en het voorkomen van opsluiting. 1.2.2
Maatschappelijke steunsystemen
Een maatschappelijk steunsysteem kan omschreven worden als een geheel van behandelelementen en ondersteunings- en rehabilitatiemogelijkheden die nodig zijn voor een patiënt om zich te kunnen handhaven in de maatschappij (Van Weeghel & Dröes, 1999). Hierbij zijn niet alleen de geestelijke gezondheidszorg betrokken, maar ook algemene diensten, bv. voor huisvesting, arbeid, inkomen en opleiding. Pas wanneer dit gerealiseerd is kan de hierboven beschreven psychosociale rehabilitatie ook succesvol zijn. Eind jaren ‟80 bestond zo‟n steunsysteem volgens de Amerikaanse literatuur uit volgende componenten (Stroul, 1989, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004 ; Anthony & Blanch, 1989, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004): 1. identificeren en bereiken van de doelgroep 2. behandeling 3. somatische en tandheelkundige zorg 4. crisisdiensten 5. huisvesting 6. inkomen en uitkeringen 7. lotgenotensteun 8. ondersteuning van gezinsleden en de gemeenschap 9. rehabilitatie 10. bescherming en belangenbehartiging 11. case management en 12. integratie van het systeem.
22
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
Enkele zaken dienen gerealiseerd te zijn om een maatschappelijk steunsysteem goed te laten functioneren:
De betrokken diensten en hulpverleners dienen dezelfde visie te delen en een gemeenschappelijk doel te hebben (Greenley, 1992)
Er dient aandacht besteed te worden aan de verhouding tussen de geestelijke gezondheidszorg en algemene maatschappelijke diensten (Lewis & Glennester, 1996, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004; Wolf, 1995, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004).
Er is een centrale sturing nodig (Van Weeghel & Dröes, 1999; Greenley, 1992; Anthony & Blanch, 1989, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004; Stroul, 1989, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004)
Er dient een goede organisatiecultuur te zijn en de verschillende voorzieningen dienen respect te hebben voor elkaars taken en verantwoordelijkheden (Wolf, 1995, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004).
2
Het toekomstige GGZ-beleid in België3
Ook in België vindt er een ontwikkeling plaats naar een meer gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Van de jaren 60 tot 90 deden er zich in dit kader enkele belangrijke organisatorische en inhoudelijke veranderingen voor:
In de jaren 60 werden er overeenkomsten gesloten tussen revalidatiecentra en het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en ontstond er een specifiek zorgaanbod dat gericht was op revalidatie en rehabilitatie van personen met psychische problemen.
Nog in de jaren 60 ontstonden de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG): personen met psychische problemen konden vanaf toen in deze centra terecht voor ambulante hulp waardoor een opname in een psychiatrisch ziekenhuis of op de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis niet langer een noodzaak was.
In de jaren 80 werd een moratorium geïntroduceerd: vanuit het besef dat een verdere uitbreiding van het residentiële GGZ-aanbod niet ten volle beantwoordde aan de behoeften en zorgvragen van personen met psychische problemen besliste men om het totaal aantal residentiële bedden en plaatsen niet verder te laten stijgen.
3
Dit hoofdstuk is gebaseerd op de „Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken‟
23
Hoofdstuk 1
In 1990 werden twee nieuwe woon- en zorgvormen erkend, namelijk de Initiatieven voor beschut wonen (IBW) en de Psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT). Dit bracht een verdere afbouw van residentiële bedden ten voordele van het zorgaanbod in de IBW‟s en PVT‟s met zich mee.
In 2002 werden een verklaring en advies gepubliceerd die een verdere omvorming op het oog hadden van een aanbodgestuurd en hoofdzakelijk residentieel aanbod naar een vraaggestuurd en meer gedifferentieerd aanbod.
Op 24 juni 2002 werd de „Gemeenschappelijke verklaring van de Ministers van Volksgezondheid en Sociale zaken inzake het toekomstig beleid voor de geestelijke gezondheidszorg‟ gepubliceerd. Hierin staat beschreven dat het een noodzaak is om het bestaande aanbod van de geestelijke gezondheidszorg te optimaliseren zodat dit ten volle beantwoordt aan de zorgvraag van de patiënt. De volgende principes worden voorop gesteld: 1. uitgaan van de noden van de patiënt; 2. werken met drie leeftijdsgroepen, namelijk kinderen en jongeren (tot en met achttien jaar), volwassenen en ouderen; 3. werken met zorgcircuits4 en netwerken5; 4. keuzevrijheid voor de patiënt; 5. de zorg dient bij voorkeur ambulant of thuis te worden aangeboden (subsidiariteitsbeginsel).
Op 10 juli 2002 publiceerde de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) het „advies in het kader van het nieuw concept GGZ; syntheseadvies en operationalisering in een vijfjarenplan‟. Hierin werden de uitgangspunten en doelstellingen van het nieuwe concept voor de GGZ verder geëxpliciteerd en geconcretiseerd. Vijf belangrijke concepten hierin zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
de patiënt centraal, zorginhoud en zorgvorm, samenspel van zorgaanbieders in netwerken, financiering en monitoring.
4
Een zorgcircuit vormt het geheel van zorgprogramma‟s en andere zorgvoorzieningen die wat de organieke wetgeving betreft eveneens ressorteren onder de bevoegdheid van de Federale overheid en die worden georganiseerd door middel van een netwerk van zorgvoorzieningen, die een doelgroep of subdoelgroep achtereenvolgens kan doorlopen (artikel 9ter van de ziekenhuiswet) (artikel 11?) 5
Netwerk van zorgvoorzieningen: een geheel van zorgaanbieders, zorgverstrekkers, instellingen en diensten, die, wat de organieke wetgeving betreft, ressorteren onder de bevoegdheid van de Federale overheid, en die samen voor een nader te omschrijven doelgroep van patiënten en binnen een te motiveren gebiedsomschrijving, één of meerdere zorgcircuits aanbieden, in het kader van een instellingsoverschrijdend juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst.
24
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
Er werd gekozen om zorgcircuits en zorgnetwerken experimenteel en gefaseerd te realiseren door:
het opzetten van nieuwe, specifieke zorgvormen door middel van pilootprojecten (vanaf eind jaren 90): forensische kinder- en jeugdpsychiatrie, outreaching, psychiatrische zorg in de thuissituatie, anorexia, sterk gedragsgestoorde en/of agressieve jongeren;
de opstart van de therapeutische projecten (2007): een overlegfunctie rond individuele patiënten;
de opstart van het transversaal overleg (2007): een overlegfunctie op niveau van het netwerk van zorgaanbieders.
In 2010 wordt het GGZ-aanbod vervolgens nog verder gediversifieerd via de reallocatie van bestaande middelen via de implementatie van artikel 107 uit de „wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen‟ (gecoördineerd op 10 juli 2008 (B.S. 7.XI.2008)) en een investering van bijkomende middelen. In Artikel 107 staat vermeld dat de Koning in specifieke financieringswijzen kan voorzien om, op experimentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en programmageoriënteerde financiering van zorgcircuits en netwerken mogelijk te maken. Het levert dus een financieringstechniek die psychiatrische ziekenhuizen op een andere manier laat omspringen met de middelen die eraan werden toegekend door de minister van Sociale zaken en Volksgezondheid. Deze andere toepassing van middelen moet toelaten dat er voorzieningsoverschrijdende zorgprogramma‟s uitgewerkt worden voor de drie leeftijdsdoelgroepen, binnen nog af te bakenen werkingsgebieden (zie artikel 11 van dezelfde ziekenhuiswet). In een eerste pilootfase beperkt de verandering zich echter tot de leeftijdsdoelgroep van de volwassenen. Men wenst een model in te voeren dat het mogelijk maakt dat personen met psychische problemen in hun thuisomgeving kunnen blijven en hun oorspronkelijke sociale weefsel kunnen behouden. Dit via het invoeren van een aantal minimale functies waardoor geïndividualiseerde therapeutische trajecten mogelijk worden:
Functie 1: activiteiten inzake preventie en promotie van GGZ, vroegdetectie, screening en diagnosestelling en eerste behandeling.
Functie 2: ambulante intensieve behandelteams voor zowel de acute als chronische problemen inzake geestelijke gezondheid.
Functie 3: psychosociale rehabilitatieteams die werken rond reïntegratie op het vlak van arbeid, leren en sociale inclusie.
Functie 4: intensieve residentiële behandelunits voor zowel de acute als chronische problemen inzake geestelijke gezondheid en indien een opname noodzakelijk is.
25
Hoofdstuk 1
Functie 5: specifieke woonvormen waarin zorg kan aangeboden worden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu niet in staat is om de nodige zorg te organiseren.
Bij het invoeren van deze functies is het belangrijk dat dit gestoeld is op de visie van herstel en empowerment (zie 1.2.1) en dat men zich niet louter op organisatorische veranderingen richt. Er wordt ook een geïntegreerde en globale aanpak nagestreefd. Dit wil zeggen dat elk van de functies en hun middelen zich zullen moeten aanpassen om samen tot een complementair geheel te komen. Daarom wordt er slechts een minimaal kader gedefinieerd en zal er daarnaast een beroep gedaan worden op de creativiteit van de actoren in het werkveld om tot een samenwerkingsnetwerk te komen. Op 21 mei 2010 werd een Nationaal Informatiemoment georganiseerd waarop alle belanghebbenden van de GGZ uitgenodigd werden. Hier werden de bilaterale gidsen „Naar een betere GGZ door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken6‟ voorgesteld en werd praktische informatie verstrekt over de kandidaatstelling voor de uitvoering van experimentele projecten in verband met de uitvoering van artikel 107. De geselecteerde experimentele projecten gaan vanaf januari 2011 van start.
3
Besluit
In verschillende landen deden er zich de afgelopen eeuw zowel organisatorische als inhoudelijke veranderingen voor in de geestelijke gezondheidszorg. Organisatorisch is er een ontwikkeling gaande naar een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Dit houdt in dat de zorg door het ziekenhuis en door de samenleving worden samengebracht en dat er getracht wordt om de zorg zoveel mogelijk in de natuurlijke omgeving van de patiënt aan te bieden. Wereldwijd worden psychiatrische bedden afgebouwd en wordt er zorg in de samenleving voorzien. Hierbij zijn ook inhoudelijke veranderingen noodzakelijk, zoals het toepassen van de principes van psychosociale rehabilitatie en het opbouwen van maatschappelijke steunsystemen. Ook in België vindt er een ontwikkeling plaats naar een meer gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. In 2010 wordt hiermee een verdere stap gezet via de implementatie van artikel 107 uit de „wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen‟ (gecoördineerd op 10 juli 2008 (B.S. 7.XI.2008)). Deze wet laat psychiatrische ziekenhuizen toe om op een andere manier om te springen met de eraan toegekende middelen zodat psychiatrische bedden afgebouwd kunnen worden en er meer
6
Deze gidsen werden goedgekeurd tijdens de interministeriële conferentie Volksgezondheid van 26 april 2010
26
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
zorg in de samenleving kan worden opgericht. Op 21 mei 2010 werd dit voorgesteld op een Nationaal Informatiemoment en werd er praktische informatie verstrekt over de kandidaatstelling. Vanaf januari 2011 zullen de pilootprojecten van start gaan.
27
28
Hoofdstuk 2 De psychiatrische gezinsverpleging in België De psychiatrische gezinsverpleging is een vorm van behandeling die gericht is op rehabilitatie van psychiatrische patiënten met langdurige en meervoudige hulpvragen. De patiënten kunnen (op korte termijn) niet zelfstandig functioneren en kunnen niet (meer) in hun eigen milieu opgevangen worden. Dit systeem bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel en sinds 1884 in Lierneux. In dit hoofdstuk staat de psychiatrische gezinsverpleging in Geel centraal. Vijf aspecten komen hier aan bod, gevolgd door een besluit. 1. De geschiedenis 2. De regelgeving 3. De huidige werking van de psychiatrische gezinsverpleging 4. De sterktes en de zwaktes van de psychiatrische gezinsverpleging 5. De psychiatrische gezinsverpleging in beweging 6. Besluit. De informatie is grotendeels afkomstig van de website van het OPZ Geel (www.opzgeel.be), interne documenten van het OPZ Geel en gesprekken met personeelsleden. Indien er andere bronnen geraadpleegd werden, wordt dit steeds vermeld.
1
De geschiedenis
De psychiatrische gezinsverpleging in Geel kende haar geboorte bij de bouw van de SintDimpnakerk in 1349. Bedevaarders gingen er naartoe om Sint-Dimpna te aanroepen voor allerlei ziektes en in het bijzonder voor krankzinnigheid. Na hun verblijf keerden niet alle zieken terug naar hun plaats van herkomst en werd een deel van hen in Geelse gezinnen ondergebracht. Dit was de start van de psychiatrische gezinsverpleging in Geel. In het midden van de 17e eeuw kende de psychiatrische gezinsverpleging in Geel een grote groei. Vele personen met psychische problemen uit Vlaamse dorpen en steden werden naar Geel gezonden om financiële redenen: de Geelse oplossing was goedkoper dan hen op te sluiten in instellingen. Het aantal patiënten steeg van 200 in 1800 tot 400 in 1820. In die tijd had de gezinsverpleging nog niets te maken met geneeskunde en werd ze georganiseerd door de kanunniken van de Sint-Dimpnakerk. Hier kwam verandering in toen in 1838 besloten werd om een geneesheer te benoemen en er in 1840 een medische commissie opgericht werd.
29
Hoofdstuk 2
Tussen 1850 en 1940 stroomden er ook patiënten van andere Europese landen toe (voornamelijk Nederland, Frankrijk, Duitsland). Oorzaken hiervan zijn de bezoeken van buitenlandse dokters, buitenlandse reizen van Geelse dokters, internationale congressen en de reputatie van de directeurs en de andere artsen (Boeckx & Vandecruys, 2010). Tegen 1900 verbleven er rond de 2000 patiënten in de stad. Dit aantal groeide nog tot 3736 in 1938. In 1884 ontstond de psychiatrische gezinsverpleging in Lierneux op vraag van de afgevaardigden van de provincie Luik die graag wilden dat personen met psychische problemen uit Wallonië opgevangen werden in Franstalige gezinnen. In 1983 werd „de Sanokliniek‟ opgericht omdat er in de regio Kempen nood was aan een algemeen psychiatrisch ziekenhuis. De Sanokliniek en de Gezinsverpleging vormen sindsdien de twee grote entiteiten van het Openbaar Psychiatrisch ziekenhuis Geel. In 1991 werden de psychiatrische gezinsverpleging en de regionale psychiatrische kliniek officieel geïncorporeerd in het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel (OPZ)7. De psychiatrische gezinsverpleging werd toen ook officieel erkend bij koninklijk besluit (KB, 10 april 1991 zie onderdeel 2). In 2000 werd in het strategisch plan van het OPZ beslist om te werken met vier divisies, namelijk: „jongeren‟, „volwassenen‟, „ouderen‟ en „rehabilitatie‟. De divisies „jongeren‟, „volwassenen‟ en „ouderen‟ bieden zorg op maat aan specifieke doelgroepen van patiënten met een acute of complexe problematiek. Het verblijf in de ziekenhuizen is kort en gericht op observatie, diagnosestelling en het starten van een behandeling. De divisie „rehabilitatie‟ heeft een ruim aanbod voor mensen die langdurige zorg nodig hebben. De psychiatrische gezinsverpleging maakt hiervan deel uit (naast residentiële faciliteiten, workshops, twee dagactiviteitencentra, een ontspanningsdienst …).
2
De regelgeving
De psychiatrische gezinsverpleging wordt bij wet geregeld door het KB van 10 april 1991 (KB houdende vaststelling van de normen waaraan de functie van psychiatrische gezinsverpleging moet voldoen om te worden erkend) (zie bijlage 1). Dit KB schrijft zowel de algemene bepalingen, de architectonische, functionele en organisatorische normen als de overgangsmaatregelen voor. OPZ Geel beschikt over 538 erkende plaatsen in
7
In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid is het OPZ Geel sinds 1 januari 2007 omgevormd tot een extern verzelfstandigd agentschap (EVA) binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse Overheid. Als EVA hebben ze een eigen rechtspersoonlijkheid en een eigen raad van bestuur. Voortaan heet de organisatie voluit Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel.
30
De psychiatrische gezinsverpleging in België
pleeggezinnen (tf) en 120 ziekenhuisbedden ter ondersteuning hiervan (Tf). CHS l‟Accueil te Lierneux beschikt over 120 erkende plaatsen in pleeggezinnen (tf) en 18 ziekenhuisbedden (Tf). In de „Algemene bepalingen‟ staat: „de functie van psychiatrische gezinsverpleging (kenletter Tf) is een hospitalisatievorm te bieden voor psychisch gestoorde patiënten, van wie het psychische en sociale evenwicht enkel kan gehandhaafd blijven mits de permanente zorg verstrekt door een pleeggezin en de therapeutische begeleiding van een multidisciplinair behandelingsteam, binnen het organisatorische kader van een psychiatrische ziekenhuisdienst.‟ Het feit dat patiënten ingeschreven zijn in een ziekenhuisbed houdt in dat de architectonische, functionele en organisatorische normen voor de T-diensten integraal van toepassing zijn op de psychiatrische gezinsverpleging. Dit houdt onder andere in dat het OPZ Geel en CHS l‟Accueil verplicht zijn om inclusieve zorg te verlenen. Het KB regelt ook de vergoeding voor de instelling (forfait per ligdag) en voor de pleeggezinnen. Deze worden aangepast aan het gezondheidsindexcijfer. De psychiatrische gezinsverpleging in Geel en Lierneux worden respectievelijk gefinancierd door het RIZIV en het INAMI. Per dag per patiënt krijgt het OPZ Geel € 43,39 (augustus 2009). Daarvan gaat er gemiddeld € 18,20 naar de pleeggezinnen. Deze vergoeding is belastingvrij en wordt als volgt berekend:
De pleeggezinnen krijgen een basisgedrag van 17,32 euro per dag wanneer de patiënt in het pleeggezin verblijft
De pleeggezinnen krijgen een extra vergoeding indien:
3
de patiënt ouder is dan 65 jaar,
de patiënt ouder is dan 75 jaar,
er een wastafel met stromend water is op de kamer van de patiënt,
er centrale verwarming is op de kamer van de patiënt,
de patiënt een handicap heeft die extra verzorging vraagt
De huidige werking van de psychiatrische gezinsverpleging
In wat volgt wordt getracht een genuanceerd beeld te geven van de huidige werking van de psychiatrische gezinsverpleging. Hierbij wordt achtereenvolgens ingegaan op de doelgroep (3.1), de pleeggezinnen (3.2), de wijkcentra (3.3), werk, activiteiten en ontspanning (3.4), het hygiënisch centrum (3.5), de begeleiding (3.6), de Tf-bedden (3.7) en het Observatiehuis (3.8).
31
Hoofdstuk 2
3.1
3.1.1
De doelgroep
Problematiek
Boeckx en Vandecruys (2010) geven aan dat de psychiatrische gezinsverpleging gericht is op rehabilitatie van psychiatrische patiënten met langdurige en meervoudige hulpvragen. Het betreft chronische psychiatrische patiënten van wie sommigen ook een ingrijpende persoonlijkheidsstoornis of een lichte tot matige vorm van zwakzinnigheid vertonen. De laatste tien jaren wordt de problematiek steeds zwaarder, waardoor meer ondersteuning nodig is (Boeckx & Vandecruys, 2010). In het verleden werden zowel personen met psychiatrische problemen als personen met een verstandelijke beperking opgenomen. De laatste jaren is dit niet meer het geval en wil de psychiatrische gezinsverpleging zich richten op het behandelen van personen met psychiatrische problemen (eventueel in combinatie met een verstandelijke beperking) en niet meer van personen met enkel een verstandelijke beperking. Oudere patiënten met enkel een verstandelijke beperking kunnen in de psychiatrische gezinsverpleging blijven, maar voor nieuwe patiënten is een DSM-IV-diagnose een vereiste. Bij de opnames in de laatste vijftien jaren kwamen in het OPZ Geel de volgende diagnoses voor8: 38% met vooral gedragsstoornissen (al dan niet in combinatie met mentale beperking), 33% met psychotische problematiek, 14% persoonlijkheidsstoornissen, 9% stemmingsstoornissen en 6% allerlei. 3.1.2
Leeftijd
Momenteel is de psychiatrische gezinsverpleging voornamelijk gericht op volwassenen en ouderen. In het verleden werden er echter ook kinderen opgenomen. Het grootste aantal kinderen kwam er na de oprichting van de Afdeling voor Abnormale Kinderen in 1922. Na 1950 liep dit aantal sterk terug (Boeckx & Vandecruys, 2010). Sinds 2009 startte het OPZ Geel met een „proefproject voor kinderen en jongeren in psychiatrische gezinsverpleging‟ op vraag van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. In dit project brengt het OPZ zijn unieke expertise in pleegzorg samen met de ervaring die het zorgcentrum de jongste jaren opbouwde in kinder- en jeugdpsychiatrie. Na de eerste voorbereidende stappen is het team van start gegaan met de screening van een aantal pleeggezinnen en zijn een zestal kinderen en jongeren in gezinnen geplaatst.
8
Informatie Wilfried Bogaerts, psycholoog OPZ
32
De psychiatrische gezinsverpleging in België
Proefproject voor kinderen en jongeren in psychiatrische gezinsverpleging Het proefproject is bedoeld voor minderjarigen met een meervoudige en langdurige psychiatrische problematiek die niet acuut is. Het zijn kinderen en jongeren die voor langere tijd aangepaste zorg nodig hebben, maar moeite hebben om zich in een groep te handhaven. Vaak vinden we hen in MPI‟s (Medisch Pedagogisch Instituut) en OBC‟s (Observatie- en behandelingscentrum), afgewisseld met korte of langere verblijven op een K-dienst (Kinderpsychiatrische afdeling). Aangezien de leefomstandigheden in groep vaak voor overprikkelende situaties zorgen, biedt het verblijf in een gezin hen meer groeikansen doordat ze daar meer rust, geborgenheid, structuur en duidelijkheid kunnen vinden. Van de gezinnen die deze kinderen/jongeren opvangen, wordt verwacht dat ze een veilige en kindvriendelijke omgeving kunnen bieden en dat ze graag omgaan met kinderen/jongeren uit de doelgroep. Ook openheid over de omgang met de kinderen/jongeren, gedragsmoeilijkheden of ongewoon en vreemd gedrag is nodig. Verder moeten pleegouders bereid zijn om het contact van het kind met zijn gezin of omgeving van herkomst te ondersteunen. Er zijn verschillende vormen van zorg mogelijk, afhankelijk van de hulpvraag van het kind en de mogelijkheden van het pleeggezin. Zo kan het gaan over voltijdse of deeltijdse zorg en zijn er verschillen wat begeleidingsduur betreft. De pleeggezinnen krijgen een financiële vergoeding van 25 euro per dag. Het pleeggezin wordt vanuit het OPZ ondersteund door het team „Gezinsverpleging Kinderen/Jongeren‟. Deze ondersteuning is vergelijkbaar met deze uit de psychiatrische pleegzorg voor volwassenen. Zo is er een permanentiesysteem waarop pleegouders 24 uur op 24 een beroep kunnen doen, is er een crisisopname op de K-dienst mogelijk of wordt er samen met het pleeggezin gezocht naar alternatieve opvang wanneer het gezin tijdelijk niet voor het kind of de jongere kan zorgen wegens ziekte of vakantie. Daarnaast is er voor het pleegkind een kinderpsychiatrische opvolging en psychotherapeutische of medicamenteuze ondersteuning voorzien. Verder wordt er gewerkt met een begeleidingsplan in functie van de realisatie van een aantal ontwikkelingskansen voor het kind. 3.1.3
Verblijfsduur
De verblijfsduur in de psychiatrische gezinsverpleging is niet gelimiteerd. De patiënten kunnen voor korte of langere tijd bij een pleeggezin inwonen, afhankelijk van hun noden. De meerderheid van de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging zijn patiënten met meervoudige zorgvragen die langdurig in een gezin verblijven (bv. patiënten met een verstandelijke beperking die ook lijden aan een psychiatrische stoornis of patiënten met een psychotische stoornis die door hun ziekte op het vlak van zelfredzaamheid hebben ingeboet). De laatste jaren melden er zich echter meer patiënten aan die voor een korte periode in een pleeggezin willen verblijven, bijvoorbeeld als overgangsfase naar beschut of
33
Hoofdstuk 2
zelfstandig wonen. In het CHS l'Accueil te Lierneux bestaan er hierdoor twee vormen van psychiatrische gezinsverpleging9:
Traditionele gezinsverpleging voor patiënten die zich nog moeilijk kunnen reïntegreren in de samenleving. Deze vorm van pleegzorg is langdurig.
Gezinsverpleging in het kader van readaptatie voor patiënten die zich om persoonlijke, familiale of sociale redenen niet onmiddellijk kunnen reïntegreren in hun oorspronkelijk milieu na een verblijf in een ziekenhuis. Dit betreft een korter verblijf dan in de traditionele gezinsverpleging.
3.1.4
Opnamecriteria
Niet alle patiënten komen in aanmerking voor psychiatrische gezinsverpleging. Er zijn een aantal opnamecriteria vastgelegd (bv. de problematiek dient gestabiliseerd te zijn, er dient enige vorm van communicatie mogelijk te zijn, het sociale gedrag moet het leven in een gezinscontext toelaten …10). Deze criteria worden soepel gehanteerd. Wel wordt steeds nagegaan of het verblijf van de patiënt de integriteit van het gezin niet schaadt.
3.2
De pleeggezinnen
In het KB van 10 april 1991 staat beschreven waaraan de woning van het pleeggezin dient te voldoen (artikel 6):
Elke patiënt moet over een individuele kamer beschikken die voldoet aan goede hygiënische voorwaarden
De kamer moet een oppervlakte van minstens 8 m2 hebben.
De kamer moet voorzien zijn van een venster en elektrische verlichting en verder voldoende comfort vertonen.
De kamer moet deel uitmaken van de woning en gemakkelijk toegankelijk zijn.
Elke patiënt moet over een bed, een kast en een nachttafeltje beschikken. Dit minimummeubilair wordt door het centraal ziekenhuis geleverd.
9
http://www.chsa.be/node/44
10
Bron: interne documenten OPZ Geel „ projectgroep „diversiteit in pleeggezinnen‟ van donderdag 11 januari 2007
34
De psychiatrische gezinsverpleging in België
In artikel 9 komen de „functionele normen‟ aan bod. Van het pleeggezin worden de volgende zaken verwacht:
De woning van het pleeggezin moet gevestigd zijn in een geografisch gebied dat door het behandelingsteam gemakkelijk kan bereikt worden (dit geografisch gebied wordt vastgelegd bij ministerieel besluit).
Het pleeggezin moet zich onderwerpen aan een zorgvuldig onderzoek inzake de architectonische normen, de kwaliteit van de aan te bieden zorgen, de opvangcapaciteit.
Het pleeggezin moet instaan voor het bieden van huisvesting, gezamenlijke maaltijden, affectieve opvang en de non-professionele zorg zoals toezicht, resocialisering, stimulering van de therapietrouw en aandacht voor de lichamelijke hygiëne.
Er kunnen niet meer dan drie patiënten in eenzelfde pleeggezin worden ondergebracht.
In CHS l‟Accueil te Lierneux kunnen patiënten in sommige gezinnen ook autonoom in het gezin verblijven: dit wil zeggen dat ze over hun eigen slaapkamer, keuken, badkamer en salon beschikken in de woning van het pleeggezin. Daarnaast wordt er ook een uitgebreid dossier opgesteld van het toekomstige pleeggezin waarin onder andere de volgende informatie aan bod komt: informatie over het huis, de motivatie en de verwachtingen, voorkeur type patiënt, regels van het gezin (bv. niet roken op de kamer), aanbod aan ontspanning/vrije tijd voor de patiënt … Roosens (2001) geeft vanuit zijn interviews met pleeggezinnen aan dat pleegouders het als een verantwoordelijkheid zien om de patiënt te integreren in hun leven, (bv. door samen naar de televisie te kijken, verjaardagen te vieren, op vakantie te gaan …). Hierbij geeft hij ook aan dat veel pleegouders het belangrijk vinden dat de patiënten affectie opbrengen en appreciatie laten blijken voor de warmte die ze ontvangen. Wanneer er geen wederzijdse affectieve band opgebouwd kan worden, rijst er een probleem. Pleegouders zijn bereid heel veel te tolereren, maar affectie en erkenning mogen niet ontbreken. Vroeger kregen de pleeggezinnen weinig begeleiding in de aanpak van de patiënt en werd ook informatie over de psychiatrische toestand van de patiënten tot een strikt minimum beperkt. Het hoofddoel hiervan was dat de patiënt een nieuwe start kan maken, onbelast door het verleden. Nog steeds gaat men voor een alledaagse en niet-therapeutische aanpak in de pleeggezinnen waarbij de pleegouders zich zo weinig mogelijk mengen in de behandeling van de patiënten. Wel komt er steeds meer aandacht voor het informeren van het gezin (bv. over wat ze van de patiënt kunnen verwachten of bij welke symptomen ze de wijkverpleegkundige moeten verwittigen) en krijgen ze gedragsgerichte hulp en begeleiding in het omgaan met de patiënt (zie 3.6). Dit is zeker het geval in het proefproject voor kinderen en jongeren (zie 3.1.2), waar de pleegouders actief betrokken worden in de behandeling. In CHS l‟Accueil wordt elk jaar ook een vormings- of informatiedag georganiseerd voor de pleeggezinnen.
35
Hoofdstuk 2
Het OPZ Geel werkt ook met opvanggezinnen. Dit zijn gezinnen die voor een beperkte periode de rol van pleeggezin op zich nemen wanneer het pleeggezin tijdelijk niet voor de patiënt kan zorgen (bv. wegens ziekte of vakantie). Het opvanggezin wordt rechtstreeks betaald vanuit het OPZ Geel. De wijkverpleegkundige van de betreffende patiënt blijft de cliënt volgen, ook als het opvanggezin in een andere wijk woont.
3.3
De wijkcentra
In 2006 werd een decentralisatie doorgevoerd in de psychiatrische gezinsverpleging in OPZ Geel. Geel werd geografisch ingedeeld in drie teams met elk een eigen wijkcentrum (de Statie, Larum en Campus). Deze wijkcentra beschikken over een volwaardige multidisciplinaire equipe én een dagactiviteitencentrum. De wijkcentra zijn laagdrempelig en willen een open huis zijn. De patiënten kunnen er terecht voor alle dienstverlening die het OPZ hen biedt, bv. voor consultaties bij de psychiater, de huisarts, de psycholoog en de maatschappelijk werker. Ook de pleeggezinnen kunnen in het wijkcentrum terecht met hun vragen of problemen.
3.4
Werk, activiteiten en ontspanning
De impact van de hulpverleners op het vlak van werk, activiteiten en ontspanning is de laatste veertig jaren sterk toegenomen in het OPZ Geel. Vroeger werden patiënten vaak door het pleeggezin ingezet om mee te helpen met de landbouw. Aangezien de landbouw meer en meer teruggedrongen is, moest er naar alternatieven gezocht worden om in een zinvolle dagbesteding te voorzien. Nu gaat meer dan de helft van de patiënten overdag werken of naar een activiteitencentrum, begeleid door personeel van het OPZ Geel. Men verwacht dat de rol van het professionele personeel nog zal toenemen met de verdere vergrijzing van de patiënten en de pleeggezinnen. In wat volgt worden de mogelijkheden op het vlak van werk, activiteiten en ontspanning in het OPZ Geel achtereenvolgens toegelicht. 3.4.1
Werk
Via de dienst Arbeidszorg kunnen patiënten buitenshuis werken. Patiënten kunnen er terecht in arbeidsateliers of „begeleid werken‟11.
11 Het gaat hier niet om „Begeleid Werken‟ als algemene term en vertaling van „Supported Employment‟ aangezien het daar de doelstelling is dat de personen terugkeren naar het reguliere arbeidscircuit.
36
De psychiatrische gezinsverpleging in België
Arbeidsateliers De arbeidsateliers zijn bedoeld voor patiënten die het (nog) niet aankunnen om buiten het veilige kader van het OPZ aan de slag te gaan. Er zijn verschillende arbeidsateliers om zoveel mogelijk tegemoet te kunnen komen aan de wensen en voorkeuren van de patiënten: houtbewerking en fietsenatelier, industrieel atelier, hofploeg. Per dag kunnen er 80 patiënten terecht.
Begeleid werken In „begeleid werken‟ worden patiënten als vrijwilliger ingeschakeld in het normale arbeidscircuit. Het gaat om personen met een psychische beperking die om persoonlijke en/of maatschappelijke redenen (nog) niet kunnen werken in het reguliere of beschermde arbeidscircuit. Begeleid werken kan plaatsvinden in een interne of een externe werkplaats.
Interne werkplaats: patiënten kunnen van een halve dag tot vijf dagen per week in het OPZ werken onder leiding van personeel van het ziekenhuis (bv. logistieke taken op een afdeling, ondersteunende taken bij de technische dienst …)
Externe werkplaats: patiënten kunnen in een plaats buiten het OPZ werken. Hiervoor wordt samengewerkt met een dertigtal bedrijven (bv. zorgboerderijen). Er wordt steeds geprobeerd een goede match tussen de patiënt en de externe werkplaats te maken.
Zowel in de arbeidsateliers als in „begeleid werken‟ krijgen patiënten een onkostenvergoeding voor de geleverde arbeid van 0,30 euro per dagdeel (er zijn vier dagdelen per dag). Aangezien de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging gehospitaliseerd zijn, is het uitvoeren van reguliere arbeid voor hen niet mogelijk. 3.4.2
Activiteiten
Voor activiteiten kunnen de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging terecht in de dagactiviteitencentra, de bejaardenclub of het kunsthuis Yellow Art.
Dagactiviteitencentra Aan elk van de drie wijkcentra is een activiteitencentrum verbonden. Deze activiteitencentra zijn elke weekdag open. Er wordt met een vast schema gewerkt. In de voormiddag worden er verschillende activiteiten aangeboden (bv. crea, zang, praatgroep, gymnastiek, industrieel werk, groepswerk, koken …). In de namiddag is het aanbod gericht op individuele vragen van de patiënten of worden er groepsactiviteiten georganiseerd.
37
Hoofdstuk 2
Bejaardenclub De bejaardenclub “‟t Gezelschap” biedt dagactiviteiten aan voor de oudere patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging. Het is bedoeld voor wie wegens leeftijd of toenemende lichamelijke problemen niet meer kan deelnemen aan het programma in de dagactiviteitencentra of de arbeidsateliers. De trefwoorden zijn er: rust, genieten, animatie en gezelligheid.
Kunsthuis Yellow Art Kunsthuis Yellow Art is er voor mensen met artistieke talenten en gedrevenheid, die door hun psychische stoornis al dan niet tijdelijk een aangepast kader nodig hebben om zich artistiek te kunnen ontplooien. In een ongedwongen maar toch serieuze werksfeer krijgen de deelnemers de ruimte om te experimenteren en hun eigen artistieke project uit te werken12. Bedoeling is dat ze een persoonlijk oeuvre creëren en na verloop van tijd met hun werk in de openbaarheid treden buiten het circuit van de geestelijke gezondheidszorg. Om de opening naar de samenleving en de kunstwereld te verzekeren, worden regelmatig workshops georganiseerd met kunstenaars, en tentoonstellingen en kunstprojecten opgezet. De bedoeling hiervan is niet alleen inspirerend en verrijkend te werken, maar ook destigmatiserend.
3.4.3
Sport en ontspanning
Binnen de divisie Rehabilitatie is er een dienst vrije tijd, sport en vrijwilligerswerk die instaat voor de begeleiding van vrije tijd en sport van (onder andere) de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging. Daarnaast kunnen patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging ter ontspanning ook terecht in het ateecafé. Dienst vrije tijd, sport en vrijwilligerswerk De „dienst vrije tijd, sport en vrijwilligerswerk‟ is actief op drie terreinen, namelijk 1) vrije tijd en sport, 2) netwerken en 3) vorming en vrijwilligerswerk:
Vrije tijd en sport Op het vlak van vrije tijd biedt de dienst aan alle patiënten de kans om enkele keren per jaar op uitstap of met vakantie te gaan. Hierbij houdt men steeds rekening met de mogelijkheden en de interesses van de patiënt en op basis daarvan is er een zo gedifferentieerd mogelijk aanbod. Dit brengt met zich mee dat er grote verschillen bestaan in het aanbod: voor sommige patiënten worden de uitstappen of vakanties tot in
12
Het huidige aanbod bestaat uit beeldende kunst (vrij atelier, lessen in schilderen, tekenen en keramiek)
38
De psychiatrische gezinsverpleging in België
de kleinste details georganiseerd terwijl andere patiënten enkel begeleid worden om de eigen plannen te realiseren (bv. naar een optreden van Channel Zero in de AB). Daarnaast hebben alle patiënten toegang tot een vrijetijdswinkel waar ze informatie kunnen opzoeken rond activiteiten in en rondom Geel, vakantieparticipatie, sportevenementen in de omgeving, uitstapmogelijkheden … Indien gewenst, worden ze hierbij geholpen door een personeelslid van de dienst. Verder loopt er binnen de dienst ook een digitaal project. Hiervoor hebben ze een computerlokaal met elf computers ter beschikking. Patiënten kunnen er elke werkdag van 10u tot 16u terecht met diverse vragen, bv. foto‟s opzoeken en/of doorsturen naar familie, informatie opzoeken rond alleen wonen, muziek op mp3-speler zetten, voetbaluitslagen bekijken … De begeleiding wordt voornamelijk opgenomen door vrijwilligers, gecoördineerd door een personeelslid van de dienst. Ook op het vlak van sport gaat men steeds na wat de mogelijkheden en interesses van de patiënt zijn om op basis daarvan een zo gedifferentieerd mogelijk aanbod te verstrekken.
Patiënten kunnen enkele keren per week deelnemen aan de sportactiviteiten die georganiseerd worden door het sportteam. Het personeel probeert interesse te wekken en begeleidt wie wil naar een sportvereniging.
Patiënten kunnen deelnemen aan sportactiviteiten die georganiseerd worden door begeleiders van plaatselijke sportverenigingen in de sporthal van het OPZ Geel.
Patiënten kunnen terecht in plaatselijke sportverenigingen voor „geïntegreerde sport‟. Hiervoor hebben ze samenwerkingsverbanden gesloten met onder andere een tennisclub, voetbalclub, volleybalclub, korfbalclub … In deze verenigingen spelen de patiënten zowel in een ploeg met andere patiënten als in ploegen in het reguliere circuit.
Het sportteam werkt ook samen met Psylos13. De missie van Psylos is om de sportparticipatie van personen met een psychische beperking te verhogen, op maat van de eigen mogelijkheden, interesses en beperkingen. Psylos gaat voor een kwalitatief sportaanbod met als doel een zo hoog mogelijke graad van integratie in het sportlandschap te verkrijgen. Het voorziet in een recreatief sport- en vrijetijdsaanbod in een exclusief, doelgroepspecifiek kader waar nodig en is gericht op integratie in het reguliere aanbod waar mogelijk. Een belangrijk principe is dat men per individuele sporter met een beperking bekijkt wat de mogelijkheden zijn en niet uitgaat van de soort handicap op zich. Daarnaast wordt ook keuzemogelijkheid als een belangrijk
13
Vlaamse Federatie voor Sport en Recreatie in de Geestelijke Gezondheidszorg (vzw), www.psylos.be
39
Hoofdstuk 2
principe gezien: elke sporter met een beperking moet binnen zijn mogelijkheden én interesse kunnen kiezen waar en hoe hij gaat sporten.
Netwerken
De „dienst vrije tijd‟ investeert in het opbouwen van netwerken met heel diverse partners in de Geelse samenleving en randgemeenten. In deze samenwerkingsverbanden worden verschillende projecten opgezet waarin integratie en inclusie centraal staan. De projecten hebben als bedoeling om het normalisatieproces en de verwevenheid van de patiënten met de Geelse omgeving te bevorderen. Hieronder worden enkele voorbeelden van bestaande samenwerkingsverbanden gegeven:
Muziekschool: patiënten van de divisie rehabilitatie die naar de muziekschool willen gaan, kunnen vanaf het eerste jaar een muziekinstrument bespelen (normaal gezien is dit pas in het tweede jaar) bij een leerkracht die ervaring heeft in het omgaan met personen met psychiatrische problemen. Via hun vrijetijdspas kan dit tegen verlaagd tarief.
Kunsthuis: personeel van de stedelijke academie geeft een aantal sessies per jaar les in het Kunsthuis (zie 3.4.2) waardoor patiënten in deze diensten een verlaagd tarief kunnen genieten.
Cultuurcentrum: patiënten hebben de mogelijkheid om een voorstelling uit tien voorgeselecteerde voorstellingen te kiezen waar ze tegen verminderde prijs naartoe kunnen (via vrijetijdspas) samen met een vrijwilliger (gratis). Er zijn voor elk van deze tien voorstellingen acht gekoppelde plaatsen voorzien, verspreid in de zaal (= project Toegankelijke Cultuur).
Samenwerking Atheneum Geel: patiënten werden betrokken bij de uitwerking van een project rond destigmatisatie van de psychiatrische patiënt door leerlingen van persoonszorg.
Gheelamania: patiënten spelen een figurantenrol in totaalspektakel van de stad voor ongeveer 12.000 personen samen met 400 andere amateur acteurs in 15 optredens.
Natuurpunt: patiënten helpen bij de paddenoverzet
…
Op het vlak van samenwerkingsverbanden zijn er in de loop van de jaren twee veranderingen opgetreden. Een eerste verandering betreft de afzonderlijke activiteiten die men vroeger vaak organiseerde voor de patiënten terwijl ze nu betrokken worden bij de algemene activiteiten die georganiseerd worden en hierdoor meer deel uitmaken van de gemeenschap. Een tweede verandering de „dienst vrije tijd‟ die vroeger zelf bij verschillende organisaties moest aankloppen om te vragen of en hoe deze een rol kon
40
De psychiatrische gezinsverpleging in België
spelen. Die situatie is intussen omgekeerd: er komt nu veel initiatief van de Stad Geel die dit expliciet in haar geïntegreerd beleidsplan vermeldt en Geelse organisaties en verenigingen ertoe aanzet dit mee vorm te geven.
Vorming en vrijwilligerswerk
De „dienst Vrije Tijd‟ organiseert ook vorming voor patiënten (individueel of in groep) en coördineert het vrijwilligerswerk. Wat de vorming betreft, doen ze een gericht en laagdrempelig aanbod. Voorbeelden van deze vormingen zijn de volgende:
Bij de omschakeling van de Belgische frank naar euro (2002) werden er vormingspakketten gegeven op verschillende niveaus
Toen de belbus ingevoerd werd in Geel werd er vorming gegeven over het gebruik hiervan
Algemene basiscursussen rond computers via digiproject ondersteund door vrijwilligers. Patiënten die meer willen leren, worden doorverwezen naar het Centrum voor Basiseducatie.
Vorming door een bibliotheekmedewerker met als bedoeling om interesse te wekken en de drempel te verlagen om naar de bibliotheek te gaan.
…
De „dienst Vrije Tijd‟ coördineert ook het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers worden ingezet voor uiteenlopende taken, bv. daguitstappen en vakanties begeleiden, wandelen met patiënten, helpen bij bezigheidstherapieën en ontspanningsactiviteiten (knutselen, sport, hobbyclub), helpen bij maaltijden, gezelschapsspelen begeleiden, vormingsactiviteiten geven (bloemschikken, themanamiddagen, computerlessen) … Het ateecafé In het ateecafé kunnen cliënten van de divisie Rehabilitatie op een gezellige manier hun vrije tijd doorbrengen. Het gebouw is dicht bij het centrum van de stad gelegen en relatief ver weg van het OPZ. De cliënten kunnen er terecht tijdens de werkuren, in de weekends en op feestdagen.
3.5
Het hygiënisch centrum
In de regelgeving staat beschreven dat een hygiënisch centrum een vereiste is om in psychiatrische gezinsverpleging te kunnen voorzien. „Voor het waarborgen van hygiënische en sanitaire zorgen dient dit centrum uitgerust te zijn met ligbaden, stortbaden
41
Hoofdstuk 2
en toiletten, afzonderlijk voor mannen en voor vrouwen, met lokalen voor voet- en haarverzorging, een wachtlokaal, consultatielokaal en een personeelslokaal (Art. 5(1))‟. OPZ Geel beschikt over een hygiënisch centrum. Patiënten kunnen er wekelijks of tweewekelijks langs komen zodat toezicht gehouden kan worden op hun hygiëne en lichamelijke gezondheid. Hierin zijn er zowel voor de mannen als de vrouwen een hooglaag bad, een zitdouche en verschillende gewone douches voorzien. Ook is er een kapper en pedicure aanwezig. Daarnaast is er een lokaal voor een verpleegkundige waar bepaalde parameters genomen worden (bv. gewicht, bloeddruk …). Dit laatste heeft ook als bedoeling dat de patiënten eventuele problemen kunnen aankaarten zonder dat het pleeggezin in de buurt is. In principe zijn de patiënten niet verplicht om naar het hygiënisch centrum te gaan. Ze zijn vrij om zelf voor hun hygiëne in te staan of naar een kapper of pedicure naar keuze te gaan. Sommige patiënten worden wel door het personeel verplicht om naar het hygiënisch centrum te gaan wanneer blijkt dat ze zelf niet voor hun hygiëne kunnen instaan. In CHS l‟Accueil te Lierneux kunnen de patiënten op dinsdag en donderdag in het ziekenhuis terecht voor hygiëne en lichamelijke zorgen. Op die dagen is er ook een verpleegkundige en een dokter beschikbaar voor een consult.
3.6
De begeleiding
Het OPZ Geel hecht veel belang aan een intensieve en professionele begeleiding van de pleeggezinnen en de patiënten. De begeleiding van het pleeggezin: een continu proces. De eerste fase van de begeleiding gaat in vanaf het eerste contact met een mogelijk pleeggezin. In deze fase wordt het gezin begeleid en geïnformeerd door een team van deskundigen. Er wordt ingegaan op vragen als: Kom ik in aanmerking om pleeggezin te worden? Wat mag ik als pleeggezin verwachten? Wat wordt er van mij als pleeggezin verwacht? Eenmaal een patiënt en een pleeggezin zijn samengebracht én de kennismaking voor beide partijen positief is verlopen, wordt het gezin voorbereid op de komst van de patiënt. Samen met de wijkverpleegkundige worden er afspraken gemaakt rond de dagindeling, de aanpak en de begeleiding van de patiënt. Dit wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen het pleeggezin en OPZ Geel. Hierin staat beschreven waarop het pleeggezin recht heeft (bv. vergoeding, ondersteuning, informatie) en wat er van het pleeggezin verwacht wordt (bv. op vlak van de woning, kosten, hygiëne en gezondheid). In de eerste maanden na de plaatsing worden het pleeggezin en de patiënt intensief opgevolgd. In het begin van het verblijf en in moeilijke periodes kan het gebeuren dat er
42
De psychiatrische gezinsverpleging in België
dagelijks contact wordt gelegd. Wanneer het verblijf goed verloopt, wordt deze frequentie verminderd tot minstens één keer per maand. Daarnaast kan het pleeggezin steeds terecht bij een verpleegkundige via een permanentiedienst (24u op 24u). De wijkverpleegkundigen In de dagelijkse werking zijn de wijkverpleegkundigen de spilfiguren. Eén verpleegkundige is verantwoordelijk voor gemiddeld 35 patiënten. De wijkverpleegkundige staat in voor de continuïteit van de psychiatrische behandeling en begeleidt de patiënt en het pleeggezin. Zij gaan langs bij de pleeggezinnen om te kijken of alles vlot verloopt en om de voorgeschreven medicatie te leveren. Ze doen ook dienst als contactpersoon, vertrouwenspersoon en verdediger van de patiënt en het pleeggezin. Belangrijke troeven voor een wijkverpleegkundige zijn sociale vaardigheden, conflicthantering en het vermogen om problemen op te lossen. De wijkverpleegkundigen zijn ook verpleegkundigen in de strikte zin van het woord. Wanneer een patiënt ziek wordt, zal de verpleegkundige als eerste gecontacteerd worden. Zij beslist dan of hospitalisatie en verdere medische behandeling of raadpleging van de dokter nodig is. Er is ook een verpleegkundige equipe die verzorging aan huis biedt, zodat oudere of zieke patiënten langer in het pleeggezin kunnen wonen. In CHS l‟Accueil werken momenteel vijf wijkverpleegkundigen. Zij gaan minstens één keer per veertien dagen naar het gezin voor opvolging en voor het leveren van medicatie. Afhankelijk van de noden van de familie en de patiënt wordt dit soms opgedreven tot één keer per week. De sociale dienst De sociale dienst probeert te bevorderen dat de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging een goede relatie onderhouden of ontwikkelen met hun omgeving. Dit kan gaan over de familieleden, het pleeggezin, de buurt, medepatiënten en het OPZ, maar ook over de voorlopige bewindvoerder, het ziekenfonds, het OCMW en de overheid. Medische ondersteuning voor de patiënten Het OPZ Geel staat volledig in voor de medische ondersteuning van de patiënten:
Medische consultaties: er zijn dagelijkse medische consultaties in het OPZ Geel. Bij de algemene artsen kunnen patiënten zonder afspraak terecht. Een gesprek bij de psychiater gebeurt steeds volgens afspraak. Daarnaast zijn zowel een psychiater als een algemeen geneeskundige permanent beschikbaar. Pleeggezinnen kunnen hiervoor dag en nacht op een centraal nummer bellen. Indien nodig wordt de OPZ-arts die van wacht is, opgeroepen.
43
Hoofdstuk 2
Apotheek: het OPZ heeft een eigen apotheek. Indien een patiënt een medisch voorschrift heeft, dan kan hij/zij de medicatie afhalen in de apotheek of door de wijkverpleegkundige thuis laten bezorgen.
Kinesitherapie: het OPZ heeft kinesitherapeuten in dienst die de patiënten ook aan huis kunnen behandelen.
Medisch netwerk: het OPZ heeft een medisch netwerk uitgebouwd en werkt samen met een aantal tandartsen, oogartsen, en specialisten van het AZ Sint-Dimpna. Het OPZ zorgt voor vervoer en begeleiding in het geval dat het pleeggezin hier niet voor kan instaan.
In de wetgeving wordt ruimte gelaten voor het aansluiten bij eerstelijnsdiensten voor medische ondersteuning: „Waar zulks nuttig of nodig blijkt, zal de functie van psychiatrische gezinsverpleging erover waken dat een beroep wordt gedaan op de huisartsen en de thuisgezondheidsdiensten (Art.1§1)‟. In de praktijk is dit echter niet mogelijk en worden patiënten niet terugbetaald door het RIZIV wanneer ze naar een arts gaan die niet in het OPZ Geel tewerkgesteld is (wegens de hospitalisatie). Dit brengt met zich mee dat patiënten niet vrij kunnen kiezen naar welke arts ze gaan. Multidisciplinaire werking De situatie van elke patiënt wordt regelmatig in een multidisciplinair team geëvalueerd (een arts, een maatschappelijk werker, een psycholoog, vier wijkverpleegkundigen, een teamcoördinator en paramedisch personeel). De bezoeken aan de pleeggezinnen worden op dit moment meestal door de wijkverpleegkundigen uitgevoerd. Enkel wanneer er zich ernstige problemen voordoen, komen ook de andere teamleden in het gezin. Men wil binnen de psychiatrische gezinsverpleging echter meer en meer kiezen voor een echte multidisciplinaire werking waarbij alle teamleden in het pleeggezin komen, afhankelijk van de vragen of de noden van het gezin. Hierbij zouden vragen steeds opgenomen worden door de hulpverlener die er het meest bekwaam voor is. In het proefproject voor kinderen en jongeren wordt momenteel al op deze wijze gewerkt (3.1.2). Visie Binnen de divisie Rehabilitatie van het OPZ Geel levert men inspanningen om de rehabilitatievisie in de praktijk te brengen. Van februari 2007 tot mei 2008 volgden alle personeelsleden van de divisie een vormingsprogramma over psychosociale rehabilitatie14. Volgende thema‟s kwamen hier aan bod: psychosociale rehabilitatie, het opstellen van begeleidingsplannen, het juridische kader, het ethische kader, expressed emotion, personen
14
Dit vormingsprogramma werd opgezet door medewerkers van LUCAS - K.U.Leuven. Er werd gewerkt in groepen van dertig personen. Voor elke groep werden er elf sessies voorzien.
44
De psychiatrische gezinsverpleging in België
met een verstandelijke beperking in combinatie met een psychiatrische problematiek. Dit vormingsprogramma had als bedoeling om een katalysator te bieden en de visie die door het beleid gedragen wordt te laten doorstromen naar de werkvloer. Een resultaat dat uit deze vorming voortvloeide zijn onder andere de nieuw ontwikkelde begeleidingsplannen waarin verschillende belangrijke zorgdomeinen voorkomen.
3.7
Tf-bedden
In het OPZ Geel zijn er 120 ziekenhuisbedden voorzien voor patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging. Deze zijn verspreid over verschillende afdelingen van het OPZ, namelijk: de leefeenheid intramurale zorg, de „unit‟ somatiek, de verblijfseenheid, behandeling ouderenzorg en structurerende zorg. Het is 24u op 24u mogelijk dat een patiënt opgevangen wordt in een van deze leefeenheden, steeds na overleg met de wijkverpleegkundige (van wacht). In wat volgt wordt enkel ingegaan op de leefeenheid intramurale zorg aangezien dit de enige eenheid is die volledig bestemd is voor patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging. De eenheid telt dertig bedden en vervult drie functies, namelijk observatie, psychopreventie en pension.
De leefeenheid kan dienen voor patiënten die het observatieprogramma doorlopen. Dit houdt in dat ze een aantal maanden in de leefeenheid verblijven om zich voor te bereiden op een plaats in de gezinsverpleging. Het is een overgangsperiode waarin het personeel de patiënt leert kennen en de patiënt de gezinsverpleging. Overdag volgen ze een programma in het Observatiehuis (zie 3.8). Hun vrije tijd en de nachten brengen ze door in de leefeenheid intramurale zorg.
De leefeenheid kan gebruikt worden in het kader van psychopreventie. Dit is nodig voor patiënten die het psychisch zo moeilijk krijgen dat ze niet meer in het gezin opgevangen kunnen worden. In de leefeenheid wordt deskundige zorg geboden en wordt nagegaan met welke behandeling de patiënt het meeste gebaat is en waar de patiënt na de opname naartoe kan (bv. terug naar het gezin, naar een ander gezin, zelfstandig wonen, Beschut Wonen …).
De leefeenheid kan dienen als pension om families te ontlasten (bv. wanneer het pleeggezin er even tussenuit wil, bij ernstige ziekte in het gezin … en er geen opvanggezin beschikbaar is (zie 3.2)). Dit wordt gezien als een vorm van „respite-care‟ die noodzakelijk is voor het gezin om de opvang te kunnen blijven volhouden. Tijdens hun verblijf in de leefeenheid kunnen deze patiënten hun normale activiteiten verderzetten.
45
Hoofdstuk 2
Het CHS l‟Accueil voorziet in een gelijkaardige dienst. Er zijn achttien bedden beschikbaar (9 voor mannen en 9 voor vrouwen). De patiënten kunnen er ook terecht voor observatie (maximaal drie maanden), psychopreventie en pension.
3.8
Het Observatiehuis
Het „Observatiehuis‟ staat voor „een huiselijk ingerichte woning op de Campus Gezinsverpleging van het OPZ waarin aan een wel omschreven, kleine groep van patiënten activiteiten worden aangeboden met het oog op observatie en voorbereiding afgestemd op hun toekomstige leefsituatie. Concreet is dit een opname in een Geels pleeggezin of samenleven in een van de huizen van de vzw Beschut Wonen Kempen‟. De deelname aan het programma van het observatiehuis is een tijdelijk iets met steeds een concrete doelstelling en dient niet ter vervanging van de gebruikelijke arbeidstherapie of een activiteitencentrum. In het observatiehuis worden van maandag tot vrijdag van 8u tot 20u activiteiten aangeboden. Deze activiteiten zijn huiselijk getint, bv. bereiden van maaltijden, onderhoud van de woning, wassen, inkopen doen, huisdieren en planten verzorgen … In het weekend en ‟s avonds verblijven de patiënten in hun respectievelijke leefeenheden in de Sanokliniek of in het Centraal Ziekenhuis. Het verblijf van een patiënt in een observatiehuis kan ingedeeld worden in twee delen. In een eerste periode van 2 à 3 weken ligt de nadruk op „gestructureerde observatie‟ die uitmondt in een observatieverslag. In een tweede periode van 2 à 3 weken ligt de nadruk op de „specifieke voorbereidingsperiode‟ waar de patiënt in nauwe samenwerking met de wijkverpleegkundige voorbereid wordt op de specifieke situatie in het pleeggezin of Beschut Wonen.
4
De sterktes en de zwaktes van de psychiatrische gezinsverpleging
In dit onderdeel komen de sterktes (4.1) en de zwaktes (4.2) van de psychiatrische gezinsverpleging aan bod. Daarnaast beschrijven we enkele onderzoeken over de psychiatrische gezinsverpleging in Geel (4.3).
4.1
Sterktes
In dit onderdeel worden de sterktes van de psychiatrische gezinsverpleging toegelicht, namelijk: zorg in de samenleving (4.1.1), sociale integratie (4.1.2) en destigmatisatie (4.1.3).
46
De psychiatrische gezinsverpleging in België
4.1.1
Zorg in de samenleving „It is well worthwile investigating what can be done to maintain family care. Because in my opinion, it has values that are irreplacable. It can rightly be said that the atmosphere of the modern institution had reduced the need for family care, but there are always patients who will find this form of care particularly beneficial. And it should also be pointed out that these days, there is an increasing requirement for forms of care that are situated between total residence in an institution and completely free residence in the community. Probably it would be a good thing if efforts were made to increase the opportunities for family care in comparison with its present scale.‟ (Vervaart, 1957, vermeld in Landelijke Werkgroep Psychiatrische Gezinsverpleging, 2000)
In het eerste deel van dit rapport werd ingegaan op het toekomstige GGZ-beleid, zowel internationaal als in België. Hieruit kwam naar voor dat er een ontwikkeling gaande is om psychiatrische bedden in ziekenhuizen af te bouwen en meer zorg in de samenleving te bieden. De psychiatrische gezinsverpleging past goed binnen deze ontwikkeling. Het is een mogelijke woonvorm (naast IBW, PVT en PZT) die toelaat dat personen die niet meer zelfstandig kunnen leven toch de kans krijgen om in de samenleving te leven en niet in een psychiatrisch ziekenhuis. In de psychiatrische gezinsverpleging worden de patiënten zowel ondersteund en begeleid door het pleeggezin als door professionele hulpverleners. Indien nodig kunnen ze ook voor opname terecht in het psychiatrische ziekenhuis. Zo is de zorg voor de patiënt een gedeelde verantwoordelijkheid. 4.1.2
Sociale integratie „Die familiäre Kranksinnigenpflege gewährt den Kranken das, was die prächtigste Anstalt der Welt niemal gewähren kann, nämlich die volle Existenz unter Gesunden, die Rückkehr aus einem monotonen in ein natürliches soziales Medium‟ (Griesinger, 1868, vermeld in Landelijke Werkgroep Psychiatrische Gezinsverpleging, 2000)
Problemen in sociaal functioneren zijn een van de meest hardnekkige problemen bij personen met psychiatrische problemen. Veelvoorkomende moeilijkheden zijn: weinig vrienden hebben, gebrek aan wederkerigheid en intimiteit in relaties, afhankelijkheid van anderen om te voldoen in de basisbehoeften, conflicten en problemen in het vervullen van sociale rollen (bv. ouder, student, werknemer …) (Corrigan e.a., 2008). Het verbeteren van sociale integratie van patiënten is belangrijk aangezien de frequentie van sociale contacten
47
Hoofdstuk 2
en de kwaliteit hiervan voorspellend zijn voor het verloop van psychiatrische ziektes, inclusief herval en rehospitalisatie (Rajkumar & Thara, 1989). Goldstein en Godemont (2003) beschrijven in hun gevalsstudie over Geel dat de geschiedenis, de evolutie en de huidige status van het systeem aantonen dat personen met ernstige psychische beperkingen succesvol geïntegreerd kunnen worden in de samenleving. In Geel worden de basisbehoeften van de patiënten erkend en aanvaard en wordt hierop ingegaan in de plaats van te reageren vanuit overdreven angsten. De patiënten worden er niet alleen opgenomen door een pleeggezin, maar door een hele gemeenschap (Goldstein & Godemont, 2003). Naast deze natuurlijke sociale integratie, worden vanuit het OPZ Geel ook allerlei activiteiten georganiseerd en initiatieven genomen om de patiënten zoveel mogelijk te betrekken bij het leven in Geel (zie 3.4.3). 4.1.3
Destigmatisatie
Personen met psychiatrische problemen worden niet alleen beperkt door de symptomen en de beperkingen die deze met zich meebrengen, maar ook door het stigma dat vasthangt aan het hebben van een psychiatrische stoornis (Corrigan e.a., 2008). Personen met psychiatrische problemen kunnen soms geen voldoening gevende jobs of huisvesting vinden vanwege de vooroordelen van werkgevers en verhuurders. Couture & Penn (2003) vinden in onderzoek dat contact met personen met psychische problemen het stigma helpt tegengaan. Goldstein en Godemont (2003) geven hierover aan dat sociale interacties tussen patiënten en andere inwoners van Geel elke dag plaatsvinden (bv. in winkels, cafés en evenementen). De aanwezigheid van patiënten is er zo gewoon dat ze verwelkomd en geholpen worden door de hele gemeenschap. De inwoners van Geel accepteren inwoners met psychische problemen en het feit dat ze deel zijn van de gemeenschap. Toch klinken er in dit verband ook andere geluiden. Boeckx en Vandecruys (2010) geven aan dat er allicht weinig Gelenaars te vinden zijn die nooit om een patiënt hebben gelachen. Een getuige geeft het volgende verhaal aan: „Ik herinner me een oud vrouwke waar altijd op geroepen werd. De jeugd van toen had daar niet in het minst begrip voor. Als ze maar konden treiteren, hé. We deden daar allemaal aan mee, ja. Nu begrijp ik dat het fout is, maar toen…‟
4.2
Zwaktes
Hieronder worden vier zwaktes of moeilijkheden van de psychiatrische gezinsverpleging besproken, namelijk: het dalende aantal patiënten en pleeggezinnen (4.2.1), de beperkte
48
De psychiatrische gezinsverpleging in België
beschikbaarheid (4.2.2), het verouderde en weinig geëvolueerde systeem (4.2.3) en het feit dat het systeem weinig waardering heeft gekregen en krijgt (4.2.4). 4.2.1
Het dalende aantal patiënten en pleeggezinnen
Er is een daling van het aantal patiënten en pleeggezinnen in de psychiatrische gezinsverpleging in België en dit brengt de continuïteit van het systeem in gevaar. In Geel verbleven er in 1970 nog 1300 patiënten. In 2000 waren dit er 550 en nu zijn dit er rond de 348. Het aantal pleeggezinnen in het OPZ Geel daalde van 1979 tot 1999 van 863 naar 455 (Schrijvers, 2000). In 2010 zijn dit er nog 426. In CHS l‟Accueil te Lierneux zijn gelijkaardige tendensen vaststelbaar. Roosens en Van de Walle (2007) geven mogelijke redenen voor de daling van de patiënten en pleeggezinnen. Voor de patiënten geven ze aan dat het zorglandschap in België veranderd is. Er zijn nu meer mogelijkheden, zoals bv. MPI‟s, PVT‟s, IBW‟s … Daarnaast blijven patiënten ook meer in de eigen regio waardoor de psychiatrische gezinsverpleging geëvolueerd is van internationale naar regionale zorg. Voor de pleegouders geven ze aan dat jonge getrouwde koppels meer en meer allebei een job hebben en werken voor sociale zekerheid en hun pensioen. Het opvangen van een patiënt is dan niet voordelig aangezien de vergoedingen erg laag liggen. Daarnaast wordt ook aangehaald dat de jongere generatie meer op haar privacy en vrijheid staat. Lagrou (1975, vermeld in Goldstein en Godemont) vindt in een studie over het dalende aantal patiënten evidentie voor twee houdingen: ten eerste, een nogal negatieve kijk op het Geelse systeem door personen die niet in Geel woonachtig zijn en door deskundigen in de geestelijke gezondheidszorg en ten tweede een ontmoedigende houding van de beheerders van de Kolonie ten aanzien van nieuwe opnames. Uit recente initiatieven in diverse Europese landen blijkt dat er aan twee voorwaarden voldaan dient te worden om gezinnen bereid te vinden om hun gezin open te stellen voor personen met psychiatrische problemen: het bieden van voldoende professionele omkadering en een degelijke vergoeding15. Ook in Sprangers (2009) komt naar voor dat pleegouders veel willen doen, mits ze een redelijke vergoeding en een goede ondersteuning en begeleiding krijgen. 4.2.2
De beperkte beschikbaarheid
Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging in België slechts op twee plaatsen, namelijk in Geel en Lierneux. Bij een mogelijke reconversie in 1999 werd hier niet op 15
Bron: intern document Geel „Psychiatrische gezinsverpleging: effectief en efficiënt‟. Beleidsdocument Federale Overheid. November 2007.
49
Hoofdstuk 2
ingegaan door andere voorzieningen. Het feit dat de psychiatrische gezinsverpleging in België slechts op twee plaatsen bestaat, vormt een probleem wanneer men voluit wil gaan voor „stepped care‟ (zie ook Hoofdstuk 1), wat inhoudt dat er zo ambulant mogelijk en zo dicht mogelijk bij de natuurlijke context van de cliënt gewerkt wordt. 4.2.3
Het verouderde en weinig geëvolueerde systeem
In interne documenten van het OPZ Geel staat vermeld dat de psychiatrische gezinsverpleging weinig mee geëvolueerd is met evoluties in de zorg waardoor het een wat verouderde vorm van zorg geworden is. Het systeem wordt te weinig flexibel en gedifferentieerd bevonden waardoor er te weinig zorg op maat geboden kan worden en het potentieel van deze zorgvorm onvoldoende benut wordt. 4.2.4
De weinige waardering
Boeckx en Vandecruys (2010) geven aan dat gewezen directeurs dokter Herman Matheussen en dokter Jef Wouters het onbegrijpelijk vinden dat de overheid de gezinsverpleging niet wat meer heeft ondersteund. Zij hebben het gevoel dat de Belgische en later de Vlaamse administratie, Geel nooit echt heeft gewaardeerd. Ze vragen zich af of dit te wijten is aan het feit dat Geel „uniek‟ was en nergens anders in België de gezinsverpleging in die mate een succes was. In het opzoekwerk van Boeckx en Vandecruys (2010) komt nochtans naar voor dat de overgrote meerderheid van de 150 getuigen overtuigd is dat de gezinsverpleging voor Geel en voor de patiënten een goede zaak was en is.
4.3
Onderzoek over de psychiatrische gezinsverpleging in Geel
Een omvangrijk onderzoek over de psychiatrische gezinsverpleging in Geel werd uitgevoerd door de antropoloog Prof. Roosens. In de jaren zeventig voerde hij, met een team van sociale wetenschappers, observaties en interviews uit in Geel en bestudeerde hij medische en andere documenten. In 1979 verscheen hierover het boek „Mental patients in town life. Geel – Europe‟s First therapeutic community‟. Jaren later vervolgde Prof. Roosens dit onderzoek en bracht hij de veranderingen in de Geelse gezinnen en gemeenschap in kaart. Dit resulteerde in 2001 in een tweede boek „Dansen met de maan‟. Hierin staat een reeks van veertig portretten van kostgezinnen en hun patiënten beschreven. Prof. Roosens stelt vast het systeem geen „overblijfsel‟ is uit de Middeleeuwen, maar grondige wijzigingen onderging. Hij houdt met dit werk een warm pleidooi voor meer erkenning voor dit unieke systeem in Vlaanderen. Vervolgens verscheen in 2007 het boek „Geel revisited. After centuries of mental rehabilitation.‟ Hierin worden
50
De psychiatrische gezinsverpleging in België
negentien gevalsstudies beschreven. De centrale boodschap van dit boek is dat personen met (chronische) psychische problemen een volwaardig en zinvol leven kunnen leiden wanneer men een effectieve integratie in het familie- en gemeenschapsleven kan realiseren. Naast dit onderzoek van Prof. Roosens werd de psychiatrische gezinsverpleging in Geel ook door andere onderzoekers bestudeerd. In de jaren zestig sloegen een aantal internationale onderzoekers de handen in elkaar voor het „Geel Research Project‟. De voornaamste motivatie hiervoor was het systeem te redden van uitdoving. Onder andere de volgende onderzoekers leverden hieraan een bijdrage: Dr. Jan Schrijvers, Dr. Leo Srole, A. Fisher, L. Lagrou, R. Pierloot en M. Demarsin (Goldstein & Godemont, 2003). Meer recent werd ook door het OPZ Geel onderzoek gevoerd naar de psychiatrische gezinsverpleging. In 2005 en 2006 organiseerden ze vijf focusgroepen met patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging (door Katrien Rombouts, OPZ Geel)16. Dit met de bedoeling om manieren op het spoor te komen om de patiënten een actievere rol te laten opnemen in de werking. Aan deze focusgroepen namen in het totaal 26 patiënten deel. De onderzoekers maakten zelf geen deel uit van de staf van de divisie rehabilitatie waardoor patiënten vrijuit konden praten. De onderzoekers geven aan dat de resultaten niet representatief zijn voor de volledige groep patiënten van de gezinsverpleging door het kleine aantal deelnemende patiënten. De bevindingen worden hierdoor eerder gezien als aanzetten tot verder nadenken of verder onderzoek. In wat volgt worden de belangrijkste bevindingen op een rij gezet: -
De deelnemende personen zijn in staat en bereid om over hun situatie na te denken en constructieve voorstellen te doen naar het beleid. Dit toont aan dat het mogelijk is om een meer permanente vorm van patiënten-inspraak te organiseren.
-
Uit de gesprekken komt naar voor dat bijna alle bevraagde personen tevreden tot zeer tevreden zijn met het leven en het verblijf in de gezinsverpleging. Hierin speelt het pleeggezin een grote rol. Verschillende patiënten verwijzen naar de warme band met het pleeggezin als reden voor „het gevonden geluk‟. In dit verband spreken patiënten vooral over de pleegmoeder, maar ook de kinderen en kleinkinderen zijn vaak een bron van vreugde en bekommernis. Voor sommige patiënten brengt dit echter ook angst met zich mee, bv. om de pleegouders die ouder worden te verliezen. Alle deelnemers geven aan dat wisselen van gezin mogelijk moet zijn wanneer het om diverse redenen niet goed gaat in het huidige gezin (bv. als het niet klikt, te weinig warmte, te streng …). Verschillende deelnemers
16
Bron: intern document Geel
51
Hoofdstuk 2
geven aan dat de procedure hiertoe nogal onduidelijk is. Enkelen die veranderd zijn van gezin zeggen dat dit hen veel moeite heeft gekost en dat de wijkverpleegkundige hier eerst weigerachtig tegenover stond. Niemand heeft hiervoor beroep gedaan op de ombudsdienst.
5
-
Het contact met medepatiënten in het pleeggezin verloopt meestal moeilijk. Bijna alle patiënten verkiezen de situatie waarbij zij de enige gast in het huis van het pleeggezin zijn. Hierbij aansluitend wijzen alle patiënten beschut wonen als alternatief voor de gezinsverpleging ook af. Zelf gekozen contacten met patiënten (bv. in het wijkcentrum, tijdens vakantie of daguitstappen) blijken beter te verlopen.
-
Enkele deelnemers geven aan het gevoel te hebben als minderwaardig aanzien te worden in de omgeving doordat ze „van de kolonie‟ zijn. De meeste personen geven echter aan hier weinig last van te hebben en zijn tevreden met de contacten in het gezin en binnen het OPZ Geel. De meesten geven aan dat ze zich veel eenzamer voelden voor ze in de gezinsverpleging kwamen.
De psychiatrische gezinsverpleging in beweging
In het voorgaande onderdeel werd de huidige werking van de psychiatrische gezinsverpleging beschreven. Hieruit komt naar voor dat er in deze werking nog elementen te vinden zijn die al eeuwenlang bestaan, maar dat daarnaast ook heel wat nieuwe tendensen en evoluties zichtbaar zijn. In dit onderdeel staan we allereerst stil bij de toekomstperspectieven van de psychiatrische gezinsverpleging (5.1) Daarna gaan we in op de knelpunten die de realisatie hiervan bemoeilijken (5.2). Deze informatie werd verzameld in gesprekken met personen uit het beleid van de psychiatrische gezinsverpleging in Geel.
5.1
Toekomstperspectieven
Hieronder worden enkele toekomstperspectieven beschreven die leven in de psychiatrische gezinsverpleging in het OPZ Geel. Dit zijn de differentiatie (5.1.1), de maximale aansluiting bij diensten in de samenleving (5.1.2), de samenwerking met PVT en IBW in de regio (5.1.3) en de mogelijkheid om professionele pleeggezinnen in te schakelen (5.1.4).
52
De psychiatrische gezinsverpleging in België
5.1.1
De differentiatie
Tot een tiental jaren geleden was de psychiatrische gezinsverpleging voornamelijk gericht op volwassen psychiatrische patiënten met langdurige psychiatrische problemen die voor een langere tijd in een pleeggezin woonden. Vanuit het beleid van de psychiatrische gezinsverpleging in het OPZ Geel wenst men nu een flexibel en gedifferentieerd aanbod te ontwikkelen om zo goede zorg te kunnen bieden aan verschillende doelgroepen. De projectgroep „diversiteit in pleeggezinnen‟ werd opgericht om te onderzoeken welke alternatieven mogelijk zijn. Hiervoor werd een voorlopig model uitgewerkt dat in bijlage 2 wordt weergegeven. Geïnspireerd op de studie Pleegzorg-palet (Sprangers, 2009) in de reguliere pleegzorg (zie hoofdstuk 3) wenst het OPZ Geel drie verschillende vormen van psychiatrische pleegzorg te voorzien: 1. Perspectiefbiedende psychiatrische pleegzorg Dit aanbod is bedoeld voor personen met langdurige meervoudige psychiatrische problemen die nood hebben aan woonondersteuning. Hiervoor kunnen afzonderlijke modules ontwikkeld worden voor personen met psychiatrische stoornissen, personen met persoonlijkheidsstoornissen, personen met een combinatie van een psychiatrische stoornis en een mentale beperking … Dit aanbod kan zowel aan volwassenen als aan ouderen geboden worden. 2. Behandelende psychiatrische pleegzorg Dit aanbod is bedoeld voor personen die nood hebben aan een psychiatrische behandeling en waarvoor samenwerking met een zorggezin een expliciete meerwaarde biedt. Hiervoor kunnen de volgende modules ontwikkeld worden: ontwikkeling/ opvoeding/observatie/behandeling, resocialisatie, crisisinterventie, postkuur … Ook dit aanbod is voornamelijk bedoeld voor volwassenen en ouderen. Enkel de module „ontwikkeling/opvoeding/observatie/behandeling‟ is bedoeld voor kinderen en jongeren. 3. Ondersteunende psychiatrische pleegzorg Dit is bedoeld voor cliënten met een psychiatrische beperking die ondersteund worden door een mantelzorger. Dit aanbod houdt in dat er ondersteuning geboden wordt aan de mantelzorger. Het kan ontwikkeld worden voor volwassenen en ouderen. Naast deze drie vormen van pleegzorg, kan er ook gedifferentieerd worden in de tijdsduur van het verblijf. Men wil het mogelijk maken dat patiënten niet enkel voltijds, maar ook deeltijds of enkel overdag (zonder overnachting), in een pleeggezin verblijven. Daarnaast
53
Hoofdstuk 2
wil men het ook mogelijk maken om zowel onbeperkt als beperkt in de tijd in een pleeggezin te verblijven. Een andere vorm van differentiatie betreft het soort huisvesting. Momenteel verblijven de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging in het huis van het pleeggezin (inclusie). Daarnaast zou men het mogelijk willen maken dat patiënten in een studio/annex verblijven of in een eigen appartement of studio met ondersteuning. Deze vormen van huisvesting moeten mogelijk gemaakt worden voor alle vormen van pleegzorg. Enkel voor kinderen is het wonen in een studio/annex niet mogelijk. Deze laatste vorm van differentiatie is zeer belangrijk aangezien uit onderzoek naar voor komt dat 70% van de gebruikers het liefst in zijn of haar eigen huis of appartement zou leven (Tanzman, 1993) en dat gebruikers die kunnen leven zoals ze wensen een grotere stabiliteit en meer voldoening vinden met hun huisvesting (Newman, 2001a, 2001b). 5.1.2
De maximale aansluiting bij eerstelijnsdiensten in de samenleving
Een volgend punt is dat men in het OPZ Geel wil afstappen van de verplichting om inclusieve zorg te verlenen en meer wil aansluiten bij diensten in de samenleving (bv. WitGele Kruis, huisartsen in de buurt …). Dit „all-in‟-aanbod staat hen in de weg om vraaggericht te werk te gaan en de juiste dosis ondersteuning te bieden. Ze streven naar het aanbieden van „zoveel zorg als nodig, maar niet meer dan nodig‟. Zo staat men het herstelproces van de patiënt niet in de weg en wordt hij/zij uitgedaagd om zijn/haar grenzen te verleggen. Door gebruik te maken van reguliere voorzieningen kunnen patiënten ook aansluiting vinden bij het gewone leven. Hierbij wordt wel de opmerking gemaakt dat het belangrijk is dat de volgende zaken voorzien worden, namelijk: psychiatrische zorg, somatische zorg en hygiëne, werk/dagbesteding en vrije tijd. Dit hoeft alleen niet noodzakelijk door het OPZ Geel te gebeuren. 5.1.3
De samenwerking met PVT en IBW in de regio
In het OPZ Geel ziet men het ook als belangrijk om de samenwerking met het PVT en IBW in de regio verder uit te bouwen. Ze wensen een gemeenschappelijk aanmeldingspunt voor chronisch psychiatrische patiënten te creëren waar nagegaan kan worden of een patiënt het best thuishoort in de psychiatrische gezinsverpleging, PVT of IBW. Door deze samenwerking geloven ze meer vraaggericht te kunnen werken en meer te kunnen inspelen op wat elke patiënt nodig heeft.
54
De psychiatrische gezinsverpleging in België
5.1.4
De mogelijkheid om professionele pleeggezinnen in te schakelen
Een professioneel pleeggezin houdt in dat het gezin vergoed wordt alsof het om een betaalde job gaat. Vanuit OPZ Geel vindt men het aangewezen dat deze mogelijkheid verankerd wordt in de wetgeving zodat het in de toekomst mogelijk wordt om hiermee aan de slag te gaan.
5.2
De regelgeving als knelpunt
In het bovenstaande werden de toekomstperspectieven van het OPZ Geel voor de psychiatrische gezinsverpleging toegelicht. In dit onderdeel staan we stil bij de regelgeving die op verschillende punten een struikelblok blijkt te zijn voor het verder uitbouwen en groeien van de psychiatrische gezinsverpleging, zowel op inhoudelijk als op financieel vlak. 5.2.1
Inhoudelijk
De regelgeving van het KB van 10 april 1991 maakt het de psychiatrische gezinsverpleging moeilijk om een aantal van de gewenste evoluties die in het vorige onderdeel beschreven staan, door te voeren.
Het is momenteel niet mogelijk om aan te sluiten bij eerstelijnsdiensten in de samenleving omdat het KB hen voorschrijft om inclusieve zorg te verlenen.
Ze kunnen geen patiënten in een eigen studio of appartement laten wonen met ondersteuning aangezien het KB voorschrijft „dat de patiënten tijdens de behandeling in een pleeggezin gehuisvest zijn, er deelnemen aan het gezinsleven en er de ganse dag of een gedeelte ervan doorbrengen (Art.1§2)‟ en dat „de kamer deel moet uitmaken van de woning (Art. 6)‟ en dat „het pleeggezin huisvesting, gezamenlijke maaltijden, affectieve opvang en de non-professionele zorg moet bieden zoals toezicht, resocialisering, stimulering van de therapietrouw en aandacht voor de lichamelijke hygiëne (Art. 9)‟.
Het enkel overdag verblijven in een pleeggezin is hierdoor niet mogelijk doordat er volgens de regelgeving steeds een overnachting moet plaatsvinden.
5.2.2
Financieel
Een ander probleem met de huidige regelgeving is dat de huidig voorziene financiering niet toereikend is. Het OPZ krijgt 43,39 euro per dag per patiënt waarvan er gemiddeld 25,19 euro naar het OPZ gaat en 18,2 euro naar het pleeggezin (2009). Door personen van
55
Hoofdstuk 2
het beleid van de psychiatrische gezinsverpleging wordt aangegeven dat beide bedragen ontoereikend zijn. Het OPZ Aangezien de patiënten in het OPZ gehospitaliseerd zijn, dient het OPZ voor alle zorgen (lichamelijke zorgen, arbeid, activiteiten en ontspanning) in te staan. Uit onderstaande tabel komt naar voor dat de interne kosten van het OPZ Geel hierdoor veel hoger liggen dan de voorziene 25,19 euro per dag17. Tabel 1 Interne kosten van het OPZ Geel op jaarbasis (exclusief vergoeding pleeggezinnen) (2009) 1
Personeelskosten18
2
19
€ 3.920.460 € 476.436
Vervoer
3
Somatische zorg - personeel
€ 745.604
4
Omkadering en producten somatische zorg21
€ 210.276
20
€ 286.348
22
5
Onderhoud gebouwen
6
Indirecte kosten – ondersteunende diensten
23
Algemeen totaal
€ 768.172 € 6.407.296
Uit Tabel 1 komen de personeelskosten als de belangrijkste onkosten naar voor. Daarnaast indirecte kosten voor ondersteunende diensten en kosten voor personeel die somatische zorg verlenen. Vervolgens zijn het vervoer, het onderhoud van gebouwen en de omkadering en de producten voor de somatische zorg een belangrijke kost. Wanneer ervan
17
Bron: interne nota „Gezinsverpleging OPZ Geel: Financiële balans huidige situatie en voorstel overgangsmaatregel‟. 18
Berekend op basis van een reële bezetting van 70% van de 538 beschikbare plaatsen.
19
Doordat de patiënten formeel gehospitaliseerd zijn, wordt elk vervoer van de patiënt vanuit zijn pleeggezin naar de campus/wijkcentra/hospitaal gezien als „vervoer binnen de instelling‟. Voor de vaste verplaatsingen wordt hiervoor een beroep gedaan op een externe busmaatschappij. In gezinsverpleging krijgen patiënten ook verzorging aan huis. De wijkverpleegkundigen gaan hiervoor ter plaatse bij de patiënt met eigen vervoermiddelen en ontvangen een vergoeding van het OPZ Geel. 20
Dit betreft voornamelijk de huisartsen en het verplegend en verzorgend personeel in het hygiënisch centrum. 21
Dit betreft de huisvesting en het materiaal dat nodig is voor de somatische zorg.
22
Dit betreft voornamelijk de lokalen voor arbeidstherapie en de wijkcentra en daarnaast ook de ondersteunende diensten voor gezinsverpleging. 23
De ondersteunende diensten van het algemene ziekenhuis waarop een beroep gedaan wordt (bv. onderhoud, verwarming, informatica, ziekenhuishygiëne, eredienst …)
56
De psychiatrische gezinsverpleging in België
uitgegaan wordt dat er 335 factureerbare patiënten24 zijn, ligt de interne kost per dag per patiënt op 52,40 euro25 wat boven het huidig voorziene bedrag van 25,19 euro ligt. Dit brengt met zich mee dat het OPZ Geel momenteel moet bijleggen voor de psychiatrische gezinsverpleging. In 2010 zou hierdoor een tekort van vier miljoen euro bestaan. De pleeggezinnen Ook de vergoeding voor de pleeggezinnen is vastgelegd door het KB van 1991. Sinds 1991 is dit bedrag niet meer aangepast, enkel geïndexeerd. In Tabel 2 is te zien dat de huidige basisvergoeding voor een patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging van het OPZ Geel 17,32 euro per dag bedraagt. Wanneer we de componenten mee in rekening brengen (water op de kamer, centrale verwarming op de kamer, lichamelijke handicap patiënt en leeftijd patiënt), bedraagt de maximale vergoeding 21,87 euro per dag en 677,97 euro per maand. De gemiddelde vergoeding over alle patiënten heen bedraagt 18,20 euro per dag26. Tabel 2 Vergoeding voor de pleeggezinnen Verhoging mogelijk in functie Geïndexeerde van de kwaliteit van de vergoeding per dag huisvesting, en van de zorgbehoefte van de patiënt27 17,32 Water op kamer 0,57 Centrale verwarming 0,57 Lichamelijke handicap 1,14 Pleeggast > 65 jaar 1,14 Pleeggast > 75 jaar 2,27
Maximale geïndexeerde vergoeding per dag 21,87
Maximale geïndexeerde vergoeding per maand (31d) 677,97
Een recent onderzoek van Larmuseau (2009) toont aan dat de huidige vergoeding niet representatief is voor de reële kosten die een pleeggezin heeft en de inspanningen die het levert met betrekking tot ondersteuning van de patiënt. Larmuseau stelt dat een vergoeding per patiënt per verpleegdag van 25 euro conform de kosten en inspanningen van het pleeggezin is. Ook in Lierneux wordt vermeld dat de vergoeding voor de pleeggezinnen te laag is. Dit vinden ze zeker het geval voor gezinnen waarbij patiënten die in het gezin geïntegreerd 24
Het aantal patiënten bedraagt gemiddeld 370. Het aantal factureerbare patiënten ligt gemiddeld gezien nog 10% lager, dit komt in realiteit neer op 335 patiënten die gemiddeld gezien per dag gefactureerd kunnen worden. 25
Algemeen totaal = 6.407.296/365=17.554 ; 17.554/335 = 52,40
26
Bron: interne nota „Psychiatrische gezinsverpleging: effectief en efficiënt‟. Beleidsdocument Federale Overheid. November 2007. 27
Deze criteria zijn bepaald door een intern reglement van OPZ Geel, en goedgekeurd door de minister (art. 98, § 5 Hoofdstuk XII KB 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, BS 30 mei 2002).
57
Hoofdstuk 2
zijn, vaak moeilijk gedrag vertonen en niet naar het dagactiviteitencentrum in het ziekenhuis komen. De huidige vergoeding is ook laag in vergelijking met gelijkaardige projecten in België. Zo liep er van begin 2003 tot eind 2005 een project bij Familiezorg Antwerpen waar ouderen opgevangen werden in gastgezinnen28. Daar ontvingen de pleeggezinnen 37,5 euro voor 24u opvang wat een stuk meer is dan de 18,20 euro per dag die momenteel gemiddeld voorzien wordt in de psychiatrische pleegzorg. Ook in vergelijking met soortgelijke initiatieven in het buitenland is de vergoeding erg laag (zie hoofdstuk 3). Ook het feit dat de pleeggezinnen vergoed worden per dag waarop de patiënt bij hen verblijft, maakt het moeilijk om het aanbod te blijven realiseren en verder uit te bouwen:
Als een patiënt voor een week naar het ziekenhuis moet, valt de vergoeding volledig weg terwijl de pleeggezinnen toch de kamer beschikbaar dienen te houden
Bij een deeltijds verblijf in een pleeggezin valt de vergoeding voor het pleeggezin weg op de dagen waarop de patiënt er niet verblijft waardoor weinig gezinnen hiervoor bereid gevonden worden.
Bij een korter verblijf van een patiënt in het gezin (bv. in het kader van resocialisatie) gebeurt het vaker dat de gezinnen geen patiënt in het gezin hebben en dus geen vergoeding krijgen.
6
Besluit
De psychiatrische gezinsverpleging bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel en sinds 1884 in Lierneux. Sinds 1990 wordt ze ook officieel erkend bij koninklijk besluit. Momenteel zijn er in Geel en Lierneux respectievelijk 538 en 120 erkende plaatsen (tf). In het KB wordt de psychiatrische gezinsverpleging als een hospitalisatievorm beschreven: dit houdt in dat alle architectonische, functionele en organisatorische normen voor de T-diensten van toepassing zijn en dat zowel het OPZ Geel als CHS l‟Accueil verplicht zijn om inclusieve zorg te verlenen. In de psychiatrische gezinsverpleging verblijven patiënten met een psychiatrische problematiek bij pleeggezinnen. Het betreft voornamelijk volwassenen en ouderen met een chronische psychiatrische problematiek die langdurig in een pleeggezin verblijven. De laatste jaren melden er zich echter ook meer en meer patiënten aan die voor een kortere 28
De opvang was bedoeld voor ouderen die om sociale, medische of psychologische redenen voor een korte (dagopvang) of langere (kortverblijf met overnachting) tijd terecht konden bij vrijwillige gastgezinnen in de provincie Antwerpen. Ondanks de positieve resultaten, werd eind 2005 beslist om de opvang in gastgezinnen stop te zetten door een gebrek aan projectsubsidies.
58
De psychiatrische gezinsverpleging in België
periode in een pleeggezin willen verblijven. Bijvoorbeeld als overgang naar zelfstandig te wonen of in een IBW. Ook loopt er in OPZ Geel momenteel een proefproject voor psychiatrische gezinsverpleging bij kinderen en jongeren. De aanpak in de pleeggezinnen is alledaags en niet-therapeutisch. Daarnaast kunnen de patiënten rekenen op een professionele begeleiding door een multidisciplinair team vanuit het wijkcentrum. Er is ook 24u op 24u permanentie voorzien en de mogelijkheid tot opname in een ziekenhuisbed. In het hygiënisch centrum wordt toezicht gehouden op de lichamelijke gezondheid en de hygiëne. Verder worden verschillende mogelijkheden tot werk, activiteiten en ontspanning voorzien. De psychiatrische gezinsverpleging sluit nauw aan bij de in Hoofdstuk 1 beschreven trends in de geestelijke gezondheidszorg. De opvang van personen met psychiatrische problemen in pleeggezinnen maakt het namelijk mogelijk dat deze personen, die niet zelfstandig kunnen wonen, toch een plaats in de samenleving krijgen. Ook wordt de sociale integratie er op een natuurlijke manier bevorderd. Dit is een grote meerwaarde aangezien personen met psychiatrische problemen veel waarde hechten aan sociale integratie en dit vaak heel moeilijk te verbeteren is. Vanuit het beleid van de gezinsverpleging van het OPZ Geel werden verschillende toekomstperspectieven geformuleerd. Zo wenst men het huidige aanbod meer te differentiëren. Men wenst zowel perspectiefbiedende, behandelende als ondersteunende pleegzorg in te voeren voor drie leeftijdsgroepen (kinderen/jongeren, volwassenen en ouderen). Daarnaast wil men meer aansluiten bij eerstelijnsdiensten in de samenleving, de samenwerking met PVT en IBW verder uitbouwen en het in de wetgeving mogelijk maken om professionele pleeggezinnen in te schakelen. Deze toekomstperspectieven zijn echter te realiseren omwille van de huidige regelgeving. Zowel op inhoudelijk als financieel vlak houdt het KB van 10 april 1990 een verdere uitbouw van de psychiatrische gezinsverpleging tegen.
59
60
Hoofdstuk 3 De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België In dit onderdeel positioneren we de psychiatrische gezinsverpleging in het huidige zorglandschap. De psychiatrische gezinsverpleging kan enerzijds gesitueerd worden in de geestelijke gezondheidszorg (1). Anderzijds vergelijken we de psychiatrische gezinsverpleging met de pleegzorg zoals deze georganiseerd is in de sectoren Kind & Gezin, de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) en de Gehandicaptenzorg (VAPH) (2).
1 Situering van de psychiatrische gezinsverpleging in de geestelijke gezondheidszorg De zorg voor patiënten met een chronische psychiatrische problematiek (de doelgroep van de psychiatrische gezinsverpleging) wordt in de geestelijke gezondheidszorg opgenomen door de initiatieven voor Beschut Wonen (IBW), de Psychiatrische Verzorgingstehuizen (PVT) en de psychiatrische zorg in de thuissituatie (PZT). In een eerste onderdeel worden de IBW, de PVT en PZT beknopt voorgesteld. In een tweede onderdeel maken we de vergelijking tussen deze vormen van zorg en de psychiatrische gezinsverpleging en proberen we deze tegen elkaar af te lijnen. In een derde onderdeel komen we tot een besluit.
1.1
1.1.1
Beknopte voorstelling van IBW, PVT en PZT
Initiatieven voor Beschut Wonen29
Een initiatief voor Beschut Wonen (IBW) begeleidt mensen met chronische psychische problemen die geen nood hebben aan een permanent verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis, maar die ook niet alleen kunnen wonen zonder professionele hulp. Het concept van IBW bestaat al sinds de jaren 70. Toen werden er vanuit de psychiatrische ziekenhuizen (PZ) pogingen ondernomen om patiënten die al lang in het ziekenhuis verbleven en ernstige psychische problemen hadden te laten samenwonen. Hiervoor werd
29
Bron: www.zorg-en-gezondheid.be
61
Hoofdstuk 3
soms samengewerkt met de ambulante centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG). Pas op 10 juli 1990 kregen de IBW een wettelijke basis. Op die datum werden 19 Koninklijke en Ministeriële besluiten van kracht die een wettelijke basis leggen om psychiatrische bedden voor chronische patiënten in de psychiatrische ziekenhuizen af te bouwen. Deze regelgeving maakte het mogelijk bedden op te richten in IBW. In Vlaanderen zijn er momenteel 45 erkende IBW. Er zijn twee vormen van IBW:
Gemeenschapswonen: in eenzelfde woning wonen ten minste drie en maximum tien personen. In deze woningen moeten zowel gemeenschappelijke als private vertrekken (= vooral slaapkamers) aanwezig zijn.
Individueel wonen: de personen wonen alleen in hun woning. Deze manier van wonen is sinds 2000 in de regelgeving vastgelegd. Het aantal plaatsen individueel wonen mag het maximum van 20% van het totaal aantal erkende plaatsen niet overschrijden.
Het personeel heeft vooral een begeleidende taak die in essentie gericht is op de maximale ontwikkeling van de persoonlijke zelfstandigheid van de bewoners. Gemiddeld komt er één keer per week een begeleider langs en worden er zaken besproken die voor alle bewoners belangrijk zijn. Daarnaast is er ook individuele begeleiding. Bewoners worden bijvoorbeeld geholpen bij het netjes houden van de woning, de administratie, het klaarmaken van een voedzame maaltijd, het zoeken van een goede dagactiviteit (bv. opleiding, vrijwilligerswerk, activiteitencentrum, dagbehandeling …), … In het KB staat bovendien beschreven dat de nodige maatregelen getroffen moeten worden zodat bewoners, ingeval van dringende hulpverlening, onmiddellijk een beroep kunnen doen op de meest aangewezen hulpverlening. In de meeste IBW wordt hiervoor ingestaan via een telefonisch permanentiesysteem waar bewoners 24u op 24u iemand van het begeleidende personeel kunnen bereiken. IBW betekent voor sommige personen een overgang naar een zelfstandig leven in de maatschappij, voor anderen is het een definitieve woonvorm. Soms moeten bewoners nog voor korte of langere periode opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis. Hierbij is het wel de bedoeling dat zij na hun opname terug naar het IBW kunnen. 1.1.2
Psychiatrische Verzorgingstehuizen30
In een Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT) verblijven personen met een chronische psychische problematiek. Hun toestand is gestabiliseerd waardoor ze geen opname in een ziekenhuismilieu nodig hebben. Er verblijven twee types van bewoners:
62
personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
personen met een mentale handicap
Net zoals de IBW kreeg het PVT een wettelijke basis op 10 juli 1990. Deze regelgeving maakt het mogelijk om psychiatrische bedden voor chronische patiënten in de psychiatrische ziekenhuizen af te bouwen en andere plaatsen in de PVT op te richten. In Vlaanderen zijn er 24 PVT‟s erkend door de overheid. Een PVT is een residentiële instelling waarin de aanpak vooral gericht is op begeleiding. Idealiter is het niet op de campus van het ziekenhuis gelegen zodat er voldoende integratie in de samenleving mogelijk is. Voor het grootste aantal van de opgenomen personen wordt het verblijf in een PVT een definitief verblijf. Een minderheid kan doorstromen naar beschut wonen of opnieuw opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis wanneer de ziektetoestand verslechtert. 1.1.3
Pilootprojecten psychiatrische zorg in de thuissituatie
In 2000 werden er zowel in Vlaanderen, Brussel als Wallonië een aantal proefprojecten „psychiatrische zorg in de thuissituatie‟ opgestart. Ook nu nog zitten deze projecten in een pilootfase en werd er nog geen definitief beleidskader ontwikkeld. In 2006 werden in België 41 projecten gesubsidieerd voor volwassenen en 12 voor kinderen en jongeren (advies psychiatrische zorg in de thuissituatie door de NRZV, 09/02/2006). In een advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (9 februari 2006) wordt de „psychiatrische zorg in de thuissituatie‟ als volgt gedefinieerd: het is een modaliteit van zorg als onderdeel van een zorgprogramma voor elk van de leeftijdsgroepen van patiënten met een psychiatrische stoornis, met als gemeenschappelijke kenmerken dat gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg verleend wordt a) aan patiënten die in hun thuismilieu verblijven en b) waar de hulpverlener zich naar het thuismilieu begeeft. Deze definitie brengt met zich mee dat alle patiënten met een psychiatrisch probleem of een psychiatrische stoornis die in hun thuismilieu verblijven tot de mogelijke doelgroep behoren. Dit impliceert dat het aanbod PZT in de toekomst toegankelijk moet zijn voor alle patiënten van elke in de GGZ vooropgestelde beleidsdoelgroep, namelijk: kinderen en jongeren, volwassenen en ouderen. Een heel specifieke subpopulatie in elk van deze leeftijdsdoelgroepen zijn de personen met (potentieel) ernstige en langdurige psychiatrische stoornissen.
30
Bron: www.zorg-en-gezondheid.be
63
Hoofdstuk 3
1.2
De vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met de Initiatieven Beschut Wonen (IBW), Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT) en de Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie (PZT)
In Tabel 3 wordt de regelgeving voor de psychiatrische gezinsverpleging, IBW, PVT en PZT op enkele belangrijke domeinen op een rij gezet. Voor de psychiatrische gezinsverpleging, IBW en PVT is de informatie grotendeels afkomstig uit de betreffende KB‟s. De informatie over de „psychiatrische zorg in de thuissituatie‟ is afkomstig uit het Advies PZT van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) (09/02/2006). Tabel 3 De vergelijking van de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging met de regelgeving van IBW, PVT en PZT
Woonvorm
Aantal
Doelgroep
Uitsluitingscriteria
64
Psychiatrische gezinsverpleging In een gezin
Beschut Wonen
Met medepatiënten (ten minste 3 en ten hoogste 10) of individueel 1 in Vlaanderen (Geel) 45 in Vlaanderen en 1 in Wallonië (Lierneux) Psychisch gestoorde Personen die om patiënten, van wie het psychiatrische redenen psychische en sociale in hun leef- en woonevenwicht enkel kan milieu geholpen gehandhaafd blijven moeten worden bij het mits de permanente verwerven van sociale zorg verstrekt door een vaardigheden en pleeggezin en de waarvoor aangepaste therapeutische dagactiviteiten moeten begeleiding van een worden georganiseerd Multidisciplinair (Art. 2). behandelingsteam, binnen het organisatorisch kader van een psychiatrische ziekenhuisdienst (Art. 1). Geen informatie - geen voltijdse ziekenhuisbehandelin g vereisen (Art. 2) - het verblijf in een initiatief van beschut wonen is slechts verantwoord voor zover de betrokkene nog niet volledig in het maatschappelijk leven kan worden gere-integreerd (Art. 2)
Psychiatrisch Verzorgingstehuis Met medepatiënten
Psychiatrische zorg in de thuissituatie In de thuissituatie
24 in Vlaanderen
41 pilootprojecten voor volwassenen
Volwassen personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis (1) of mentaal gehandicapten (2) die nood hebben aan een continue begeleiding (Art. 3).
Alle patiënten met een psychiatrisch probleem of een psychiatrische stoornis die in hun thuismilieu verblijven. Een heel specifieke subpopulatie zijn de personen met (potentieel) ernstige en langdurige psychiatrische stoornissen.
- geen ziekenhuisbehandeling vergen (1 en 2) - niet in aanmerking komen voor opname in een RVT of Beschut Wonen (1) of een MPI (2) - geen nood hebben aan een ononderbroken psychiatrisch toezicht (1 en 2) (Art. 3)
Er dient bij elke individuele patiëntensituatie kritisch en continu afgewogen te worden of PZT de meest aangewezen of haalbare zorgvorm is (hierbij dient rekening gehouden te worden met de draagkracht en de draaglast van de mantelzorgers, de
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
Psychiatrische gezinsverpleging
Opdrachten
De psychiatrische ziekenhuisdienst staat in voor de functie gezinsverpleging, de behandeling van de patiënt en de kwaliteit van de verzorging in het pleeggezin (Art. 2)
Toegankelijkheid
De continuïteit van de verzorging en behandeling moet gewaarborgd worden. Een permanente beschikbaarheid (24 uren op 24 uren) ten overstaan van patiënten en pleeggezinnen met crisisinterventie en spoedopname, dient georganiseerd (Art. 8).
Begeleidings- Kernteams bestaande uit medische, ploeg psychologische, sociale en verpleegkundige leden (Art. 8) Het team dat voor de begeleiding en het toezicht moet instaan omvat 3VTE/30 patiënten, van wie 2 verplegers. Per 30 plaatsen wordt het team aangevuld met 1,5VTE (Art. 11).
Netwerkprakt Geen informatie ijken
Psychiatrische zorg in de thuissituatie beschikbaarheid van de eerstelijnsactoren en het kunnen waarborgen van bescherming). Het huisvesten en Het verlenen van een PZT moet als begeleiden van de geheel van zorgen dat modaliteit mogelijk hierboven genoemde toelaat het verblijf in gemaakt worden voor doelgroep (Art. 2). het ziekenhuis in te de realisatie van elke De begeleiding is korten of te voorzorgfunctie: gericht op de maximale komen (Art. 1). aanmelding, ontwikkeling van de indicatiestelling, persoonlijke diagnose, verzorging, zelfstandigheid van de begeleiding, bewoners (Art. 10) behandeling, psychoeducatie, activering en dienstverlening. De nodige maatregelen De bewoners kunnen Geen informatie dienen getroffen om, voor onderzoeken bij ingeval van dringende crisistoestand of bij hulpverlening onmid- noodzaak aan klinische dellijk een beroep te behandeling en kunnen doen op de verzorging, meest aangewezen opgenomen worden in hulpverlening (Art. 8). een ziekenhuis Tevens dienen de (Art. 30). bewoners ingelicht te worden wie de verantwoordelijkheid draagt voor het huis of voor de werking en hoe zij deze of zijn afgevaardigde te allen tijde kunnen bereiken (Art. 9) Voor de begeleiding en Er moet worden Per werkingsgebied ondersteuning dient er voorzien in de van 120.000 een team voorzien te supervisie door een volwassenen tussen 20 worden met geneesheer-specialist en 64 jaar worden er - een geneesheerin de (neuro-) telkens 2 VTE specialist in de psychiatrie (Art. 32). gefinancierd via de (neuro-)psychiatrie De personeelsnorm reeds bestaande (Art. 13) bedraagt 12 VTE/30 middelen van - minstens 1 VTE/8 bewoners waarvan gespecialiseerde GGZbewoners (enkel maximaal 6 actoren met als personeelsleden met verzorgingspersoneels- opdracht om de een A1-diploma of leden zijn. Deze eerstelijnsactoren te hoger komen in personeelsnorm wordt ondersteunen in hun aanmerking) (Art. 20) verhoogd met een omgang met personen halve orthopedagoog met psychische per vijftien personen problemen met een mentale handicap (Art. 39) Het initiatief van Elk PVT dient een Er is een beschut wonen dient schriftelijke samenwerking vereist Beschut Wonen
Psychiatrisch Verzorgingstehuis
65
Hoofdstuk 3
Psychiatrische gezinsverpleging
Hospitalisatie Ja Ja Somatische zorg inbegrepen?
Neen Keuze behandelende psychiater? Dagactiviteite Ja n inbegrepen? Kostprijs32 Overheid
€ 43,3933 € 19,92
Patiënt
€ 14 tot € 23,47
Psychiatrisch Verzorgingstehuis uit te gaan van een samenwerkingsovereen daartoe erkend komst af te sluiten met samenwerkingsverban een psychiatrisch d van psychiatrische ziekenhuis (Art. 31). instellingen en diensten31 (Art. 12) Neen Neen Neen Gedeeltelijk (somatische zorg is inbegrepen in de opdracht van PVT met uitzondering van consultaties van huisartsen) Ja Neen
Psychiatrische zorg in de thuissituatie tussen de reguliere thuiszorg en de geestelijke gezondheidszorg.
Financiering van enkele VTE voor activering voorzien / 36,7335
Niet voorzien in het financieringsKB
Niet voorzien
€ 91,95 tot € 107,9434 € 69,02 (psychiatrisch gehandicapten) en € 75 (mentaal gehandicapten)36 € 22,93 tot € 32,9437
/ 121.962,73 euro (voor 1,5 bachelor en 0,5 master en werkingskosten) Geen bepalingen
Beschut Wonen
Geen vaststaand bedrag De bewoners betalen een vergoeding voor de woongelegenheid en dienen daarnaast zelf in te staan voor hun levensonderhoud
Neen Neen
Ja
Hieronder wordt op de vergelijking ingegaan.
31
zoals bedoeld in Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten 32
Kostprijs per patiënt per dag
33
Bron prijzen psychiatrische gezinsverpleging: intern document OPZ Geel „Gezinsverpleging OPZ Geel. Financiële balans huidige situatie en voorstel overgangsmaatregel‟. 34
Prijzen 01-01-2010
35
Dagprijs op 31.12.2009
36
Hierbij is C2A niet bijgerekend: dit is het verschil in de investeringen met het nationaal gemiddelde en is verschillend per PVT 37
kostprijs patiënt: 35,96 euro = investeringen op gebouwen en hotelkosten. Dit bedrag wordt deels gedempt door de staatstussenkomst (KB 2002) – afhankelijk van de staatstussenkomst wordt dit 22,93 euro tot 32,94 euro (tussenkomst is 14,23 euro of 8,55 euro of 4,22 euro)
66
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
1.2.1
Woonvorm
Een verschil tussen deze woonvormen betreft het feit of de patiënt al dan niet in een gezin verblijft. Enkel in de psychiatrische gezinsverpleging is dit systematisch het geval. De patiënt woont er in een gewoon gezin en komt nauw in contact met de sociale gebeurtenissen in en om dat gezin. In IBW en PVT leven de patiënten steeds samen met andere patiënten (tenzij een patiënt individueel in IBW verblijft). In PZT leven de patiënten alleen of in het eigen gezin. In de verschillende woonvormen leven de patiënten in meer of mindere mate samen met anderen. Dit kan belangrijk zijn in de afweging welke woonvorm het meest geschikt is voor elke persoon. Zo zijn er tussen de woonvormen verschillen in de mate waarin patiënten samenleven met anderen. Ook stellen de verschillende woonvormen andere eisen naar zelfstandig functioneren toe (bv. een patiënt die individueel in IBW verblijft, moet zelfstandiger kunnen functioneren dan een patiënt die in een pleeggezin verblijft). In deze zin maakt het bestaan van deze verschillende woonvormen het mogelijk om voor elke individuele patiënt de meest ideale verblijfplaats te vinden. Een voorwaarde hiervoor is wel dat deze woonvormen in elke regio beschikbaar zijn. Positief aan de psychiatrische gezinsverpleging in vergelijking met de andere woonvormen is dat de patiënt in een constante omgeving woont. De patiënt krijgt er te maken met steeds dezelfde gezinsleden in plaats van steeds wisselende verpleegkundigen en medepatiënten, zoals in andere zorgvormen vaak het geval is. Patiënten blijven vaak van generatie op generatie in eenzelfde familie. Wanneer de pleegouders sterven, worden de patiënten vaak opgevangen door hun kinderen of door het sociale netwerk van het gezin, bv. de buren. 1.2.2
Aantal
Wat het voorkomen van deze zorgvormen in België betreft, blijkt dat de psychiatrische gezinsverpleging slechts op twee plaatsen georganiseerd wordt. Op dit moment is dit aanbod dus onvoldoende om het aan alle patiënten dichtbij hun woonplaats te kunnen aanbieden. In vergelijking daarmee is het aanbod aan PZT, PVT en IBW een stuk groter. Voor PZT lopen er in België 41 gesubsidieerde pilootprojecten voor volwassenen (2010). Daarnaast zijn er 24 PVT‟s en 45 IBW‟s in Vlaanderen. 1.2.3
De doelgroep
Uit de definities in Tabel 3 blijkt dat patiënten die in de psychiatrische gezinsverpleging of PVT‟s verblijven meer ondersteuning behoeven dan patiënten in IBW. Voor de psychiatrische gezinsverpleging staat beschreven dat het bedoeld is voor patiënten van wie
67
Hoofdstuk 3
„het psychische en sociale evenwicht enkel kan gehandhaafd blijven mits de permanente zorg verstrekt door… (Art. 1).‟ Het PVT is bedoeld voor patiënten „die nood hebben aan een continue begeleiding (Art. 3).‟ Voor Beschut Wonen gaat het om patiënten „die in hun leef- en woonmilieu geholpen moeten worden bij het verwerven van sociale vaardigheden en er aangepaste dagactiviteiten moeten worden georganiseerd (Art. 2)‟. De doelgroep van de psychiatrische zorg in de thuissituatie blijkt heel breed te zijn: het gaat om alle personen met een psychiatrisch probleem of psychiatrische stoornis die in hun thuismilieu verblijven. Hier zullen vermoedelijk grote verschillen te vinden zijn tussen de mate van ondersteuning die zij behoeven, afhankelijk van de draagkracht van de mantelzorger. Een ander verschil op het vlak van de doelgroep betreft de leeftijd. IBW en PVT richten zich tot volwassenen, terwijl er binnen de psychiatrische gezinsverpleging en PZT ook pilootprojecten lopen voor kinderen en jongeren. In de PZT zijn er ook plannen om een werking voor ouderen uit te bouwen. 1.2.4
Uitsluitingscriteria
Uitsluitingscriteria staan niet beschreven in de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging. Voor de andere sectoren/zorgvormen hebben de uitsluitingscriteria steeds betrekking op de vraag of de opname in deze zorgvorm de meest aangewezen vorm van zorg is. Zo staat er in de wetgeving van zowel IBW als PVT beschreven dat de patiënten geen voltijdse ziekenhuisbehandeling of ononderbroken psychiatrisch toezicht mogen vereisen. Voor IBW staat daarnaast vermeld dat een verblijf er enkel verantwoord is wanneer de persoon niet volledig in de samenleving kan worden geïntegreerd. Voor PVT dient eerst nagegaan te worden of de persoon niet in aanmerking komt voor een RVT, IBW (personen met een gestabiliseerde psychiatrische stoornis) of MPI (mentaal gehandicapten). Voor PZT wordt aangegeven dat bij elke individuele patiëntensituatie afgewogen moet worden of PZT de meest aangewezen of haalbare zorgvorm is en dat hierbij rekening gehouden moet worden met onder andere de draagkracht en de draaglast van de mantelzorgers, de beschikbaarheid van de eerstelijnsactoren en het kunnen waarborgen van bescherming. 1.2.5
Opdrachten
Voor de IBW‟s is de opdracht het meest uitvoerig beschreven in de regelgeving. In Artikel 10 staat aangegeven „dat de begeleiding gericht is op de maximale ontwikkeling van de persoonlijke zelfstandigheid van de bewoners. Deze taak omvat onder meer volgende domeinen: het aanleren van sociale vaardigheden, het aanleren van administratieve vaardigheden, het organiseren en stimuleren van een zinvolle tijdsbesteding, het bevorderen van de contacten van de bewoners met hun milieu van herkomst‟. De beschrijving van de opdrachten van de psychiatrische gezinsverpleging en
68
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
PVT zijn erg beknopt. De psychiatrische gezinsverpleging „staat in voor de behandeling van de patiënt en de kwaliteit van de verzorging in het pleeggezin (Art. 2).‟ Het PVT „dient een geheel van zorgen te verlenen dat toelaat het verblijf in het ziekenhuis in te korten of te voorkomen (Art. 1)‟. Wat PZT betreft, komt in het advies van de NRZV naar voor dat de opdrachten hiervan erg breed zijn. PZT moet ingeschakeld kunnen worden voor de realisatie van verschillende uiteenlopende zorgfuncties, namelijk: aanmelding, indicatiestelling, diagnose, verzorging, begeleiding, behandeling, psycho-educatie, activering en dienstverlening. 1.2.6
Toegankelijkheid
De toegankelijkheid is het grootst in het PVT. Daar zijn 24u op 24u professionele hulpverleners aanwezig voor de bewoners. Daarna volgt de psychiatrische gezinsverpleging waar de patiënten omringd zijn door het pleeggezin en deze 24u op 24u een beroep kunnen doen op de permanentie. Ten slotte volgen de IBW‟s waar het minste begeleiding wordt voorzien. De vaste begeleider komt er enkele keren per week langs. In crisissituaties kunnen de bewoners wel 24u op 24u telefonisch een begeleider bereiken. Voor PZT is hierover geen informatie beschikbaar. 1.2.7
De begeleidingsploeg
Wat het aantal VTE betreft dat instaat voor de begeleiding, blijkt dat het PVT het beste voorzien is, namelijk 12 VTE/30 bewoners. Daarna volgt de psychiatrische gezinsverpleging met 4,5 VTE/30 patiënten. IBW heeft het minste VTE met 1VTE/8bewoners. Zowel in IBW, PVT als de psychiatrische gezinsverpleging maakt een psychiater deel uit van de begeleidingsploeg. Voor PZT is hierover weinig vergelijkbare informatie beschikbaar. Per werkingsgebied van 120.000 volwassenen tussen 20 en 64 jaar worden telkens 2 VTE gefinancierd met als opdracht om de eerstelijnsactoren te ondersteunen in hun omgang met personen met psychische problemen. 1.2.8
Netwerkpraktijken
Wat netwerkpraktijken betreft, staat er in de regelgeving van de PVT‟s beschreven „dat elk PVT een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst dient af te sluiten met een psychiatrisch ziekenhuis (Art. 31)‟. Voor IBW „dient het initiatief uit te gaan van een daartoe erkend samenwerkingsverband van psychiatrische instellingen en diensten (Art. 12)‟. Voor PZT is er een samenwerking vereist tussen de reguliere thuiszorg en de
69
Hoofdstuk 3
geestelijke gezondheidszorg. Voor de psychiatrische gezinsverpleging is hierover geen informatie beschikbaar in de regelgeving. 1.2.9
Hospitalisatie
De psychiatrische gezinsverpleging is de enige zorgvorm waar patiënten gehospitaliseerd zijn. 1.2.10
Somatische zorg
Samenhangend met de hospitalisatie is de psychiatrische gezinsverpleging de enige zorgvorm waarbij de somatische zorg volledig inbegrepen is voor de patiënten die er verblijven. Voor PVT is dit slechts gedeeltelijk het geval in die zin dat consultaties van huisartsen daar niet inbegrepen zijn. In IBW en PZT is dit helemaal niet het geval. 1.2.11
Keuze behandelende psychiater
Zowel in de psychiatrische gezinsverpleging als in PVT hebben patiënten geen vrije keuze voor hun behandelende psychiater en zijn ze verplicht bij de psychiater van de voorziening te gaan. In IBW en PZT hebben de patiënten wel vrije keuze voor hun behandelende psychiater. 1.2.12
Dagactiviteiten
De psychiatrische gezinsverpleging is de enige woonvorm die volledig instaat voor het voorzien van dagactiviteiten voor de patiënten. In IBW is hiervoor een financiering van enkele VTE voorzien (activering). In PVT en PZT is dit niet voorzien. 1.2.13
Kostprijs of financiering
In Tabel 3 komt naar voor dat de psychiatrische gezinsverpleging het minst gefinancierd wordt met € 19,92 per patiënt per dag voor het totale pakket aan zorg. Dit wordt gevolgd door IBW met € 36,73 euro en vervolgens door PVT met € 69,02 (psychiatrisch gehandicapten) of € 75 (mentaal gehandicapten). De cijfers voor PZT zijn moeilijk vergelijkbaar doordat ze niet uitgedrukt worden per patiënt per dag, maar enkel het volledig vrijgemaakte bedrag beschikbaar is. Wat de kosten voor de patiënt per dag betreffen, blijkt dit voor de psychiatrische gezinsverpleging op gemiddeld € 23,47 neer te komen. Voor PVT varieert dit van € 22,93 tot € 32,94, afhankelijk van de staatstussenkomst. Voor IBW is dit geen vaststaand bedrag.
70
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
Om hier toch een zicht op te krijgen, werd aan een IBW gevraagd hoeveel hun bewoners gemiddeld betalen. De bewoners betalen er zelf een gedeelte van de huur van de woning, een gedeelte in de nutsvoorzieningen en werkingskosten (o.a. kosten boekhouder, de normale nutsvoorzieningen (water, elektriciteit, olie/gas …) en de reparatiekosten en aankoop van nieuwe toestellen (keuken, onderhoud, verfwerken, behang …). Dit bedrag kan geschat worden op gemiddeld € 525 euro per maand of € 17,5 per dag (afhankelijk van het huis waarin ze verblijven, de grootte van de kamer)38. Daarnaast dienen de bewoners zelf in te staan voor hun levensonderhoud (voeding, kledij, ontspanning …).
1.3
Besluit
Zowel de psychiatrische gezinsverpleging, IBW, PVT als PZT zijn woonvormen die het mogelijk maken dat personen met (chronisch) psychische problemen, die niet zelfstandig kunnen wonen, toch een plaats in de samenleving krijgen. Uit de vergelijking komt naar voor dat deze woonvormen elk hun eigenheid hebben en elkaar aanvullen. Specifiek aan de psychiatrische gezinsverpleging is dat patiënten er in een pleeggezin verblijven. De verscheidenheid biedt mogelijkheden om voor elke patiënt een zo goed mogelijk bij hem/haar passende woonvorm te vinden. Om dit te realiseren, is het belangrijk dat deze woonvormen op elkaar afgesteld zijn en niet naast elkaar opereren. Het idee om een gemeenschappelijk aanmeldingspunt te creëren voor de psychiatrische gezinsverpleging, IBW en PVT zou hieraan tegemoet kunnen komen (zie Hoofdstuk 2, 5.1.3). Daar zouden patiënten ingelicht kunnen worden over de verschillende mogelijkheden. De volgende elementen kunnen meegenomen worden in het keuzeproces: de mate van zelfstandigheid van de patiënt, de mogelijkheid om samen te leven met anderen, de voorkeur van de patiënt …
2 Vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met andere vormen van pleegzorg Pleegzorg is een werkvorm die al vele jaren een plaats heeft in andere sectoren dan de geestelijke gezondheidszorg, namelijk de sectoren van Kind & Gezin, de Bijzondere jeugdbijstand en de Gehandicaptenzorg. In dit hoofdstuk beschrijven we eerst de pleegzorg in elk van deze drie sectoren. De informatie is grotendeels afkomstig van de website van Pleegzorg Vlaanderen (www.pleegzorgvlaanderen.be). Vervolgens maken we de
38
Schatting: IBW De Vlier
71
Hoofdstuk 3
vergelijking met de psychiatrische gezinsverpleging. We eindigen het hoofdstuk met conclusies over de gelijkenissen en de verschillen tussen de sectoren.
2.1
Beknopte voorstelling van pleegzorg in Kind & Gezin, Bijzondere Jeugdbijstand en VAPH
2.1.1
Kind & Gezin
Binnen de sector Kind en Gezin wordt er gezinsondersteunende pleegzorg (GOP) georganiseerd. Deze wordt erkend en gefinancierd door het IVA Kind en Gezin. GOP is de pleegzorg waarbij een kind opgenomen wordt in een pleeggezin naar aanleiding van een probleem- en/of crisissituatie. Het gaat om situaties waar sprake is van een tijdelijke verzwaarde draaglast in het gezin, maar waarbij op korte termijn voldoende opvoedingsperspectief bestaat. Wanneer dit opvoedingsperspectief onvoldoende aanwezig is, zal er een beroep worden gedaan op andere (langer durende) vormen van pleegzorg. Deze vorm van pleegzorg vindt plaats op vraag van de ouders, zonder toestemming van een overheid of een administratie. De autonomie van de ouders om de keuze voor pleegzorg te maken, is een belangrijk principe in GOP. De diensten GOP hebben een mandaat om „hulp te bieden aan gezinnen (…) met kinderen van nul tot twaalf jaar‟, waardoor deze vorm van pleegzorg slechts mogelijk is voor kinderen van deze leeftijdscategorie. Er zijn verschillende types GOP te onderscheiden die verschillen naargelang de maximale looptijd:
ononderbroken pleegzorg:
crisispleegzorg van een kind met opvang van enkele dagen;
korte pleegzorg zonder onderbreking, met de maximale duur van 30 begeleidingsdagen;
pleegzorg zonder onderbreking, met de maximale duur van 90 begeleidingsdagen;
kortdurende pleegzorg van een baby in het kader van overweging tot behoud of afstand in het kader van adoptie.
onderbroken pleegzorg: discontinue pleegzorg gespreid over een periode van maximaal twee jaar.
Daarnaast werken de diensten GOP ook met steungezinnen. Het betreft hier een gezin dat een steungevende relatie uitbouwt met een steunvragend gezin. Het kind blijft in zijn oorspronkelijke milieu en verblijft niet in het gezin zoals bij een pleegzorgplaatsing.
72
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
Er is na 40 jaar nog geen structurele regelgeving uitgewerkt voor GOP, wat de werking belemmert. De Vlaamse overheid heeft recent wel een convenant gesloten met de diensten voor gezinsondersteunende gezinsplaatsing voor een periode van drie jaar (1 januari 2009 tot 31 december 2011) om de diensten aan te sturen en te financieren. Het convenant werd opgesteld in overleg met de diensten en wordt begeleid door een jaarlijks subsidiebesluit. 2.1.2
Bijzondere Jeugdbijstand (BJB)
Pleegzorg in het kader van de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) wordt georganiseerd en begeleid door een dienst voor pleegzorg, in opdracht van een verwijzende instantie, namelijk het Comité voor BJB of de jeugdrechtbank. Het wordt erkend en gefinancierd door het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn (IVA JW) Een kind in een problematische opvoedingssituatie (POS) kan door het Comité BJB toevertrouwd worden aan een pleeggezin voor ten hoogste één jaar. Dit kan alleen indien de ouders en de jongere zelf, indien ouder dan twaalf jaar, instemmen. De plaatsing kan hernieuwd worden indien blijkt dat een terugkeer naar het natuurlijke milieu niet mogelijk of aangewezen is. Dit kan tot de jongere in kwestie achttien jaar wordt. Hij kan echter akkoord gaan om zijn verblijf bij het pleeggezin verder te zetten tot hij twintig jaar is. Eenzelfde soort plaatsing kan opgelegd worden door de jeugdrechtbank wanneer deze oordeelt dat er een problematische opvoedingssituatie bestaat. Het betreft een afdwingbare maatregel. Ook hier duurt de pleegzorgplaatsing maximaal één jaar, is de maatregel verlengbaar tot achttien jaar en kan deze verlengd worden tot twintig jaar wanneer de jongere vrijwillig instemt. Alleen voor kinderen jonger dan twaalf jaar kan de pleegplaatsing in één keer opgelegd worden tot de leeftijd van dertien jaar. Een jongere die een als „misdrijf omschreven feit‟ pleegt (MOF), kan eveneens door de jeugdrechter geplaatst worden in een pleeggezin. Ook hier duurt de plaatsing in principe tot achttien jaar. De rechter kan het verblijf echter verlengen tot twintig jaar als de jongere blijk geeft van aanhoudend wangedrag of van gevaarlijk gedrag. Daarnaast kan de maatregel opgelegd worden tot de jongere de leeftijd van 23 jaar bereikt wanneer de jongere na zijn zestiende verjaardag een MOF pleegt. 2.1.3
Gehandicaptensector (VAPH)
Pleegzorg voor personen met een handicap wordt georganiseerd en begeleid door een dienst voor pleegzorg op basis van een schriftelijk protocol dat de dienst voor pleegzorg en de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger onderschrijven. Voor deze vorm van pleegzorg dient de kandidaat ingeschreven te zijn bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), dat de diensten voor pleegzorg en
73
Hoofdstuk 3
de pleeggezinnen ook subsidieert. VAPH hanteert de volgende definitie voor „een handicap‟39. "Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren." Pleegzorg in het kader van het VAPH is niet beperkt in de tijd en kan voor korte of lange(re) periodes worden georganiseerd. Afhankelijk van de persoon en de begeleiding zal de plaatsing permanent of tijdelijk zijn. Deze vorm van pleegzorg is ook toegankelijk voor volwassenen en wordt onder verschillende vormen aangeboden.
Klassiek pleeggezin: hier kan een pleegkind of pleeggast40 langdurig verblijven
Wonen met ondersteuning van een particulier (WOP): hier woont de pleeggast zelfstandig in een eigen appartement of studio met ondersteuning van een particulier uit de buurt, zijn netwerk of familie. Deze particulier of ondersteuningsfiguur wordt begeleid door de pleegzorgdienst.
Logeergezin: een tijdelijke en afgelijnde vorm van pleegzorg. Gedurende een vooraf afgesproken periode kan het pleegkind/de pleeggast dat/die in gezinsverband of residentieel verblijft in een logeergezin terecht. Dit biedt respijt aan het zorgende gezin of een afwisseling voor het pleegkind/de pleeggast.
Doorstromingshuizen: hier wonen enkele cliënten gedurende een beperkte tijd samen met vrijwilligers en maken gebruik van gemeenschappelijke ruimtes maar hebben een eigen slaapkamer
Huizen voor langer verblijf: een verblijf waar cliënten in een gastgezin verblijven maar wel over een eigen studio, kamer of eigen woonruimte beschikken. Hier is er ook ondersteuning mogelijk door een aan- of inwonende vrijwilliger41
Flexibele vormen van pleegzorg: weekendopvang, crisisopvang, steungezinnen (zie 1.1.1)
De gehandicaptensector is de enige sector waar het aantal pleegzorgplaatsingen vastgelegd wordt via een Ministerieel Besluit. In 2010 werd dit vastgelegd op 843 „gewone plaatsen‟ en 193 WOP-plaatsen.
39
Bron: www.vaph.be
40
Pleeggast is de benaming voor een volwassene die in de psychiatrische pleegzorg verblijft
74
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
2.1.4
Tendensen
„Kiezen voor pleegzorg‟ Op 6 maart 2009 heeft de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin een opvolgingsrapport „Perspectief!‟ ingediend in het Vlaamse Parlement. Een van de acht beleidskeuzes is: „Kiezen voor pleegzorg‟. Hieraan worden zes acties gekoppeld: 1. Pleegzorg als de eerste te overwegen keuze in geval van gezinsvervangende opvang voor kinderen onder de 6 jaar. Deze actie komt vanuit de internationale wetenschappelijke literatuur die aantoont dat jonge kinderen schade in de hersenen oplopen wanneer ze zich niet kunnen hechten aan een beperkt aantal opvoedingsfiguren. Een gezin, ook al is dat niet het eigen gezin, scoort veel beter. 2. Een stem voor pleegouders in Vlaanderen. De overheid wil pleegouders stimuleren en ondersteunen om zich te organiseren en hun standpunten te verdedigen. 3. Eén intersectoraal decreet Pleegzorg Vlaanderen. In dit decreet wil de Vlaamse overheid zorgen voor de intersectorale afstemming van de verschillende pleegvormen. Momenteel wordt gewerkt vanuit vier administraties (BJB, VAPH, Kind & Gezin en RIZIV). Een betere intersectorale afstemming wordt gezien als een kans om de differentiatie en variatie in pleegzorg krachtiger uit te bouwen. 4. Reorganisatie van pleegzorg in Vlaanderen. Men wil komen tot een reorganisatie van en meer samenwerking tussen de pleegzorgdiensten. Men wil komen tot zes provinciale pleegzorgpunten voor pleegzorg zodat via schaalvergroting de efficiëntie en de performantie van de pleegzorgstructuren verhoogd worden. Deze manier van werken is al operationeel in Limburg en West-Vlaanderen en vanaf 2011 zal men hier ook in de andere provincies en Brussel mee van start gegaan. 5. Versterking en differentiatie van het pleegzorgaanbod (zie hieronder). 6. Een trainingsprogramma voor pleegouders. Men wil een programma ontwikkelen met betrekking tot het omgaan met gedragsproblemen bij pleegkinderen. Dit met als bedoeling om pleegouders sterker te maken en te voorkomen dat moeilijke situaties leiden tot het vroegtijdig beëindigen van de pleegzorg. Differentiatie van het pleegzorgaanbod Binnen de verschillende diensten voor pleegzorg is een tendens tot differentiatie aanwezig. In Perspectief!42 wordt een gedifferentieerd aanbod opgesomd dat op termijn in Vlaanderen beschikbaar moet zijn: Gezinsondersteunende pleegzorg, Perspectiefbiedende 41
Bv. Oikonde: in een huis voor langer verblijf werk je (minimaal) enkele jaren als een soort „pedagogisch conciërge‟ mee aan de ondersteuning van twee of drie volwassenen met een handicap die in hetzelfde huis zelfstandig wonen. 42
Perspectief! Evaluatie van het Globaal Plan Jeugdzorg. Visie op en toekomstperspectieven voor welzijn van kinderen en jongeren, 63-64. http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/PDF/INDEPRAKTIJK_ARCHIEF/PERSPECTIEFPLAN.pdf.
75
Hoofdstuk 3
pleegzorg43, Netwerkpleegzorg, (Semi-)professionele en psychiatrische pleegzorg, Intensieve pleegzorg, Onderbroken pleegzorg en Handicapspecifieke pleegzorg. In het Eindrapport labofunctie “project Pleegzorg – Palet” (Sprangers, 2009) werd een voorstel uitgewerkt dat de toekomst uittekent voor een gedifferentieerd en flexibel pleegzorgaanbod in Vlaanderen voor minderjarigen en hun gezin vanuit een provinciaal en intersectoraal perspectief. Vanuit de aard van de cliëntvragen werd uitgetekend welk basisaanbod aan pleegzorg er voor de sector Jongerenwelzijn dient te worden voorzien in elke provincie. De volgende typemodules werden opgesteld:
Ondersteunende pleegzorg = voor gezinnen die in een moeilijke en/of onverwachte kritische gezinsfase verkeren en waarbij de kentering naar een positieve evolutie binnen een redelijke termijn te verwachten is. Deze hulp is vooral ondersteunend, gericht op het versterken van de draagkracht en voorkomt uithuisplaatsing. Binnen deze module kunnen de volgende vormen van hulp onderscheiden worden:
Het opvanggezin: kortdurend verblijf in een gezin met begeleiding voor de minderjarige en met intensieve begeleiding voor zijn gezin;
Het crisisgezin: zeer kort verblijf voor de minderjarige in een gezin;
Het logeergezin: onderbroken verblijf in een gezin met begeleiding voor de minderjarige en zijn gezin;
Kamer met aandacht: verblijf voor minderjarigen op kamers in of in de buurt van een gezin met begeleiding van de minderjarige en zijn gezin.
Perspectiefzoekende pleegzorg = deze vormen van pleegzorg zijn erop gericht binnen een beperkte en relatief korte termijn duidelijkheid te brengen voor kinderen en jongeren en hun ouders wat het opvoedingsperspectief is. Met deze modules wordt tegemoet gekomen aan de grote behoefte die uitgesproken is met betrekking tot de duidelijkheid en transparantie over de opvoedingssituatie. Hierin kunnen drie typemodules ondergebracht worden:
43
Het bepalen van het opvoedingsperspectief: tijdelijk verblijf van de minderjarige in een pleeggezin met intensieve begeleiding van de minderjarige en zijn gezin.
De netwerkobservatie: voorlopig verblijf in een netwerkgezin met begeleiding van de minderjarige en zijn gezin.
Perspectiefbiedende pleegzorg biedt een duurzame oplossing. Het pleegkind of de pleeggast blijft voor een lange tijd in het pleeggezin. Dit in tegenstelling met perspectiefzoekende pleegzorg waar naar een andere oplossing wordt gezocht: terugkeer naar de biologische ouders of plaatsing in een residentiële voorziening.
76
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
Kortdurend verblijf in een pleeggezin in het licht van een mogelijke adoptie van de minderjarige.
Perspectiefbiedende pleegzorg = dit pleegzorgaanbod is een vervangend opvoedingskader. Het gaat om opvoedingssituaties voor kinderen en jongeren waarbij ouders niet meer in beeld zijn, ouders zeer zware psychiatrische problemen hebben, ouders onvoldoende intellectuele of emotionele mogelijkheden hebben voor veilig en continu opvoeden …
Behandelingspleegzorg = een geïntegreerde gerichte behandeling van kinderen/jongeren met een zeer moeilijk te hanteren opvoeding wegens een diversiteit aan en combinatie van onderliggende problemen die zowel van emotionele, gedragsmatige, psychologische en/of psychiatrische aard zijn. De training van de pleegouder is hier cruciaal gezien de specifieke opdracht en de gerichte opvoedingsaanpak die hier nagestreefd wordt.
Intensieve zorg in de pleegzorgsituatie = deze zorg is erop gericht om tegemoet te komen aan een verhoogde nood aan begeleiding tijdens een perspectiefbiedende pleegzorgsituatie (bv. bij verhoogde gedragsmoeilijkheden kind, ingrijpende wijzigingen in de leefsituatie …)
Onderzoek in de pleegzorgsituatie = dit aanbod voorziet in een korte en snelle diagnostische activiteit om antwoorden te verwerven op concrete vragen in verband met te verwachten moeilijkheden in de pleegzorgsituatie of tijdens het traject. De doelstelling is te interveniëren om zo een breakdown te voorkomen.
Hierbij wordt aangegeven dat het pleegzorgpalet alleen maar kwaliteitsvol kan neergezet worden als de organisatie van het aanbod en de zorgprocessen alsook de financiering van de pleegzorg dit faciliteert. Het decreet op de pleegzorg wordt gezien als een grote opportuniteit om hieraan tegemoet te komen.
77
Hoofdstuk 3
2.2
Vergelijking van pleegzorg in de verschillende sectoren
In wat volgt wordt de psychiatrische gezinsverpleging vergeleken met de pleegzorg in Kind & Gezin, BJB en VAPH. De belangrijkste verschillen en gelijkenissen worden op een rij gezet. Tabel 4 De vergelijking van de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging met de regelgeving van de reguliere pleegzorg
Woonvorm
Psychiatrische Kind & Gezin45 gezinsverpleging44 In een pleeggezin In een pleeggezin
Federale overheid Erkenning, programmatie en inspectie 1 in Vlaanderen (Geel) en 1 in Aantal diensten Wallonië (Lierneux) Psychisch gestoorde patiënten, van wie het psychische en sociale evenwicht enkel kan gehandhaafd blijven mits de permanente zorg verstrekt door een pleeggezin en de therapeutische Doelgroep begeleiding van een multidisciplinair behandelingsteam, binnen het organisatorisch kader van een psychiatrische ziekenhuisdienst (Art. 1). De psychiatrische ziekenhuisdienst staat in voor de Opdrachten functie gezinsverpleging, de
44
Vlaamse overheid
Bijzondere Jeugdbijstand46 In een pleeggezin
Gehandicaptensector47 In een pleeggezin
Vlaamse overheid
Vlaamse overheid
25 vzw‟s in Vlaanderen
Pleegzorg is zorg voor kinderen, jongeren en volwassenen die niet thuis kunnen wonen of zelf geen thuis kunnen maken. Kinderen van 0 tot 12 Kinderen en jongeren Alle personen die jaar in een situatie in een problematische ingeschreven zijn bij waar sprake is van een opvoedingssituatie het Vlaams tijdelijke verzwaarde (POS) of die een als Agentschap voor draaglast in het gezin, misdrijf omschreven Personen met een maar waarbij op korte feit (MOF) hebben Handicap (VAPH) termijn voldoende gepleegd. opvoedingsperspectief bestaat.
De opdrachten van de pleegzorgdiensten houden verband met de werving, selectie en matching van de pleeggezinnen en de begeleiding van de pleegzorgsituatie.
Bron: KB van 10 april 1991
45
Bron: „Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toekenning van een subsidie voor de realisatie van de opdrachten uit de overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de diensten voor gezinsondersteunende pleegzorg (Brussel, 2010)‟ en „Overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de diensten voor gezinsondersteunende pleegzorg‟ 46
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand (B.S. 10.XII.1994)1 47
www.vaph.be
78
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
Differentiatie
Psychiatrische Bijzondere GehandicaptenKind & Gezin45 gezinsverpleging44 Jeugdbijstand46 sector47 behandeling van de patiënt en de kwaliteit van de verzorging in het pleeggezin (Art. 2) Voornamelijk Familiale pleegzorg, netwerkpleegzorg en bestandspleegzorg langdurig verblijf - Kort verblijf in het - Vooral langdurige - Pleegzorg voor van volwassenen licht van een opvang van kinderen zowel kinderen/ met psychiatrische mogelijke adoptie en jongeren jongeren als problemen - Zeer kort verblijf -2001-2008: volwassenen met het oog op een Orthopedagogische - Verschillende terugkeer naar huis pleegzorg: project vormen: klassiek - Kort verblijf met het OPPZET (zie 1.2) pleeggezin, WOP, oog op een terugkeer logeergezin, naar huis doorstromingshuize - -Onderbroken n, huizen voor verblijf langer verblijf, crisisopvang, steungezinnen
De continuïteit van de verzorging en behandeling moet gewaarborgd worden. Een permanente beschikbaarheid (24 Toegankelijkheid uren op 24 uren) ten overstaan van patiënten en pleeggezinnen met crisisinterventie en spoedopname, dient georganiseerd (Art. 8). Kernteams bestaande uit medische, psychologische, sociale en verpleegkundige leden (Art. 8) Het team dat voor de begeleiding en Begeleidingsploeg het toezicht moet instaan omvat 3VTE/30 patiënten, van wie twee verplegers. Per 30 plaatsen wordt het team aangevuld met 1,5VTE (Art. 11). Aantal personen 348 (in 2010) in pleegzorg
In de pleegzorg in Kind & Gezin, BJB en VAPH is het geen verplichting om permanente back-up te voorzien (Sprangers, 2009). Een aantal diensten organiseren wel telefonische permanentie.
Het begeleidend personeel beschikt minstens over een bachelor-diploma met sociale of pedagogische oriëntatie.
- 1 directeur vanaf 36 minderjarigen - 1 hoofdbegeleider/75 minderjarigen - 1 basisbegeleider/25 minderjarigen - 1 administratief/60 minderjarigen - 0,5 bijzondere functie/36 minderjarigen (+ 0,5 per schijf van 36 minderjarigen)
Voor 30 gehandicapten: - 1 bestuurder met A1diploma (indien de dienst zelfstandig werkt) - 25% geneesheerspecialist - 50% persoon met licentiaatsdiploma - 1 gezinsbegeleidster - 1 administratief personeelslid - 1 directiemedewerker (indien meer dan 89 plaatsen)
323 (in 2008)
4.610 (in 2008)
965 (in 2008)
79
Hoofdstuk 3
Pleeggezinnen Aantal
Vergoeding
Statuut
Psychiatrische gezinsverpleging44
Kind & Gezin45
426 (in 2010) Gemiddeld € 18,20 per patiënt per dag Proefproject kinderen en jongeren: € 25 per patiënt per dag
4.216 (in 2008) € 16,28 per aanwezigheidsdag (100% toegekend voor de opvang tijdens de dag en de nacht; 60% toegekend voor de opvang tijdens de dag, aansluitend bij een nacht)
Neen € 14 tot € 23,47
Neen 1/300ste van het netto maandinkomen per nacht: niet lager dan 1,25 euro en niet hoger dan 10 euro
43,39 euro
- subsidie voor - 2,09 euro per dag per personeels- en begeleide werkingskosten en minderjarige kosten voor werving - er kunnen subsidies van 962.442 euro worden toegekend voor de vier diensten om bijzondere kosten - een onkostenverte vergoeden met goeding, bestemd betrekking tot de aan voor het pleeggezin de minderjarigen van 16,28 euro per verstrekte dag buitengewone - een aanvullende medische en subsidie voor paramedische personeels- en verzorging werkingskosten van 22.319,74 euro
Bijdrage patiënt/ouders
Subsidie overheid
2.2.1
Bijzondere Jeugdbijstand46
Gehandicaptensector47
van € 12 (kinderen onder twaalf jaar met recht op kinderbijslag) tot € 19,36 (kinderen boven twaalf jaar zonder recht op kinderbijslag) + kinderbijslag + zakgeld: van 3,77 euro (6-8-jarigen) tot 37,58 euro per maand (18-20-jarigen) Neen Dit wordt steeds bepaald door het bureau voor BJB of de jeugdrechter. Meestal worden ze hiervan vrijgesteld.
- „gewone pleegzorg‟: van €17,65 (een 0-3jarige met een lichte handicap) tot €21,90 (ouder dan 12 jaar met een zware handicap) - WOP: € 3,14 per dag
Neen WOP en minderjarigen: geen Volwassen pleeggasten: persoonlijke bijdrage is begrensd tot 16,66 euro per dag (2008) met behoud van 330,20 euro of 1/3e van het inkomen - bedrag per leeftijd: 12,7389 euro (0-3j) tot 14,5056 euro (vanaf 12j) - werkingskost: 1,8922 euro - dagvergoeding samenwerkingsverba nd: 0,1860 euro - supplement: van 4,1843 euro (zware verstandelijke handicap, motorische stoornis of karakterstoornis) tot 2,3246 euro (lichte verstandelijke handicap, motorische stoornis of karakterstoornis) - Al deze bedragen worden geïndexeerd.
Woonvorm
Een gelijkenis tussen deze vier vormen van pleegzorg is dat de persoon steeds in een pleeggezin wordt opgenomen en verblijft.
80
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
2.2.2
Erkenning en programmatie
De overheid door wie de pleegzorg erkend en geprogrammeerd wordt is verschillend. Psychiatrische gezinsverpleging valt onder de bevoegdheid van de Federale Overheid terwijl de pleegzorg die georganiseerd wordt door Kind & Gezin, BJB en VAPH onder Vlaamse bevoegdheid valt. Voor de programmatie komt naar voor dat het aantal plaatsen enkel voor de psychiatrische gezinsverpleging en VAPH geprogrammeerd is. Voor de psychiatrische gezinsverpleging zijn dit 538 plaatsen in Geel en 120 in Lierneux. Voor de Gehandicaptensector gaat het om 843 gewone plaatsen en 193 voor WOP (2010). 2.2.3
Aantal diensten
In de sectoren Kind & Gezin, BJB en VAPH bestaan er in Vlaanderen in het totaal 25 erkende vzw‟s. De psychiatrische gezinsverpleging wordt slechts in één voorziening in Vlaanderen (Geel) en één in Wallonië (Lierneux) georganiseerd. 2.2.4
Doelgroep
Een eerste verschil in de doelgroep situeert zich op het vlak van de leeftijd. In de sectoren Kind & Gezin, BJB en VAPH was in 2008 het grootste deel van de personen die in een gezin verblijven minderjarig (73,3%). Ongeveer één vijfde was meerderjarig (21%) 48. In tegenstelling hiermee worden in de psychiatrische gezinsverpleging vooral volwassenen en ouderen opgevangen. Sinds 2009 loopt hier ook wel een proefproject voor kinderen en jongeren. Een ander verschil heeft te maken met de problematiek.
Kind & Gezin: problemen in de thuissituatie waarbij sprake is van een tijdelijke verzwaarde draaglast in het gezin
Bijzondere Jeugdbijstand: problematische opvoedingssituatie (POS) kind/jongere dat/die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd MOS)
VAPH: voor personen met een handicap
Psychiatrische gezinsverpleging: voor personen met een psychiatrische stoornis, eventueel met een bijkomende mentale beperking
48
of
een
Van de overige pleegkinderen of –gasten was de leeftijd onbekend
81
Hoofdstuk 3
2.2.5
Opdrachten
Wat de opdracht betreft, staat de psychiatrische gezinsverpleging zowel in voor de begeleiding van het pleeggezin en de pleegzorgsituatie als voor de psychiatrische behandeling, de somatische zorgen en het organiseren van dag- en ontspanningsactiviteiten van de patiënten. De pleegzorgdiensten van Kind & Gezin, BJB en VAPH staan in tegenstelling hiermee enkel in voor de begeleiding van de pleeggezinnen en pleegzorgsituatie (bv. een dienst voor pleegzorg kijkt wel mee uit naar een dagactiviteit, maar gaat deze niet zelf organiseren). 2.2.6
Differentiatie
In de vier sectoren komen verschillende vormen van pleegzorg voor. Er is differentiatie op de volgende domeinen:
Doel van het verblijf Het doel van het verblijf is anders voor de verschillende vormen van pleegzorg. In de sector Kind & Gezin is het de bedoeling dat het verblijf van het kind in een pleeggezin terug rust en ruimte schept in het oorspronggezin, zodat het kind daar terug naartoe kan gaan. In de psychiatrische gezinsverpleging voor volwassenen en BJB is het de bedoeling dat het kind/de jongere/volwassene voor lange tijd in een pleeggezin kan verblijven en er een soort thuis kan vinden. Zowel in de psychiatrische gezinsverpleging als in de sector BJB is er ook interesse in behandelende pleegzorg. In de psychiatrische gezinsverpleging loopt er op dit vlak een proefproject voor kinderen en jongeren (zie 3.1.2 ). In BJB liep er van 2001 tot 2008 een project rond orthopedagogische pleegzorg (het project OPPZET te Genk49 50). In de Gehandicaptensector zijn verschillende vormen van pleegzorg mogelijk met verschillende doelstellingen. Zo is het in een klassiek pleeggezin de bedoeling dat de persoon een thuis kan vinden bij het pleeggezin voor een langere periode. Bij WOP is het de bedoeling de persoon zo zelfstandig mogelijk te laten wonen en hierbij de nodige ondersteuning te voorzien …
49
OPPZET was een pleegzorgproject voor minderjarigen tussen 3 en 18 jaar, die door een combinatie van omstandigheden en gedragsmoeilijkheden niet thuis (konden) wonen en nood hadden aan specifieke opvang en begeleiding (erkend door de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Bijzondere Jeugdbijstand). 50
http://www.ogl.be/pdf/publicaties/Project%20Oppzet,%20orthopedagogische%20pleegzorg%20en%20train ing.pdf
82
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
Duur van de opvang In de psychiatrische gezinsverpleging en de sector BJB is de opvang steeds langdurig en ononderbroken. Enkel in de psychiatrische gezinsverpleging Lierneux bestaat er ook pleegzorg in het kader van readaptatie waar patiënten slechts enkele maanden verblijven. In de sector K&G is de opvang steeds beperkt in de tijd en is er de mogelijkheid tot zowel ononderbroken als onderbroken pleegzorg. Voor de ononderbroken pleegzorg is dit maximaal 90 begeleidingsdagen. Voor de onderbroken pleegzorg maximaal 2 jaar. Ook in de sector VAPH is veel variatie mogelijk naar de duur van de opvang. Dit kan bijvoorbeeld langdurig en ononderbroken zijn (klassiek pleeggezin), langdurig en onderbroken (WOP of logeergezin), kortdurend en ononderbroken (crisisgezin) …
Uit deze vergelijking komt naar voor dat de sectoren Kind & Gezin en VAPH momenteel de grootste differentiatie kennen in de geboden pleegzorg. In alle sectoren is men wel bezig om actief een verdere differentiatie uit te bouwen. In de sectoren K&G, BJB en VAPH werd hiervoor in de studie Pleegzorg-palet (Sprangers, 2009) een voorstel uitgewerkt dat de toekomst uittekent voor een gedifferentieerd en flexibel pleegzorgaanbod in Vlaanderen met de volgende typemodules: ondersteunende pleegzorg, perspectiefzoekende pleegzorg, perspectiefbiedende pleegzorg, behandelingspleegzorg, intensieve zorg in de pleegzorgsituatie en onderzoek in de pleegzorgsituatie. 2.2.7
Toegankelijkheid
Wat toegankelijkheid betreft, komt er een verschil naar voor tussen de psychiatrische gezinsverpleging enerzijds en de pleegzorg in de sectoren Kind & Gezin, BJB en VAPH anderzijds. Voor de patiënten en pleeggezinnen in de psychiatrische gezinsverpleging is er een permanentiesysteem voorzien waardoor ze 24u op 24u telefonisch terecht kunnen bij een verpleegkundige en er wordt ook effectieve hulp aan huis gegeven indien nodig. Aangezien de patiënten gehospitaliseerd zijn, is het daarnaast mogelijk dat de patiënten met een dringende hulpvraag onmiddellijk opgenomen worden. In tegenstelling hiermee is deze permanente back-up momenteel niet mogelijk in de pleegzorg in Kind & Gezin, BJB en VAPH (Sprangers, 2009).
83
Hoofdstuk 3
2.2.8
Begeleidingsploeg
Uit Tabel 4 komt naar voor dat de psychiatrische gezinsverpleging over het meeste begeleidend personeel beschikt (3 VTE/30 patiënten + 1,5 VTE per 30 plaatsen). In de pleegzorg BJB en VAPH wordt er een minder en gelijkaardig aantal personeel ingezet. Voor BJB is dit 1 hoofdbegeleider en 3 basisbegeleiders per 75 minderjarigen. In VAPH betreft dit 1 begeleider en 0,5 licentiaat per 30 gehandicapten. Voor pleegzorg K&G werden geen gegevens in verband met het aantal begeleidend personeel teruggevonden. 2.2.9
Aantal personen in pleegzorg
Het aantal personen in pleegzorg is het grootst in de sector BJB (4.610 in 2008). Daar stijgt het aantal pleegkinderen ook jaar na jaar (van 2.624 in 1998 tot 4.610 in 2008). Na BJB zijn er in de sector VAPH het meeste pleegzorgsituaties (965 in 2008). Hier doet zich sinds 2002 een lichte daling voor (van 992 in 2002 naar 965 in 2008). Dit heeft te maken met de begrensde erkenningscapaciteit. Daarna komt de psychiatrische gezinsverpleging in het OPZ Geel met 348 patiënten51. Ten slotte, waren er voor K&G 323 pleegkinderen in 2008. Hier doet zich een lichte stijging voor (van 282 in 1998 naar 323 in 2008). 2.2.10
De pleeggezinnen
Aantal In de psychiatrische gezinsverpleging daalt het aantal pleeggezinnen. Momenteel zijn er 426 pleeggezinnen (2010). In de sectoren K&G, BJB en VAPH zijn er in het totaal 4.216 pleeggezinnen (in 2008) en stijgt dit aantal jaar na jaar (van 2.682 in 1998 naar 4.216 in 2008). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen familiale pleegzorg, netwerkpleegzorg en bestandspleegzorg. Bij familiale pleegzorg gaat het om pleegzorg waarbij de pleegzorgers zorgen voor een familielid (een kleinkind, een broer of zus, neef of nicht). Netwerkpleegzorg is pleegzorg waarbij pleegzorgers zorgen voor iemand uit de omgeving (een buurkind, een leerling op school …). Bestandspleegzorg is pleegzorg waarbij de pleegzorgers het pleegkind op voorhand niet kenden.
51
In de psychiatrische gezinsverpleging zijn er vooral bestandspleeggezinnen en soms netwerkpleeggezinnen.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit cijfers cijn van 2010 terwijl de cijfers van de andere drie vormen van pleegzorg van 2008 zijn.
84
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
In de sectoren K&G, BJB en VAPH zijn er zowel familiepleeggezinnen, netwerkpleeggezinnen als bestandspleeggezinnen. In 2008 werd 44% van de personen opgevangen in een familiepleeggezin, 41% in een bestandspleeggezin en 14% in een netwerkpleeggezin. Het aantal pleeggezinnen is in de afgelopen jaren voor de drie soorten gestegen, met de grootste stijging voor de familiepleeggezinnen (van 909 in 1998 naar 1.865 in 2008).
Ondanks de stijging van het aantal pleeggezinnen in de sectoren K&G, BJB en VAPH blijft het tekort aan pleeggezinnen een belangrijke bekommernis. Zo kan er ook in deze sectoren nog maar één derde van de aangemelde hulpvragen beantwoord worden52. Ook heeft het beperkte aanbod aan pleegzorgers gevolgen voor de optimale matching van pleeggezin met pleegkind of pleeggast (Verreth, 2009). Alle sectoren ondervinden dat het niet eenvoudig is om nieuwe pleeggezinnen aan te trekken door onder andere de relatieve onbekendheid van pleegzorg, een verkeerde of onvolledige beeldvorming, de positie en het statuut van de pleegzorger en de vergoedingen aan pleegzorgers. Ook een betere begeleiding en ondersteuning van pleegzorgers speelt hierin een rol. Alle sectoren zijn het ermee eens dat het nodig is om meer nieuwe pleegzorgers aan te trekken via bekendmaking, positieve en volledige beeldvorming, het aantrekkelijker maken van pleegzorg door een betere positie en statuut van de pleegzorger, betere vergoeding en betere/meer begeleiding en ondersteuning. Training en ondersteuning De pleegzorgdienst zorgt voor de begeleiding en de vorming van de pleeggezinnen. In de sector Bijzondere Jeugdbijstand garandeert de dienst hiervoor gemiddeld zeven begeleidingscontacten per jaar met de direct betrokken actoren in elke pleegzorgsituatie. In de psychiatrische gezinsverpleging is dit minstens één bezoek per maand. In de sectoren K&G, BJB en VAPH wordt geregeld vorming en training voorzien. De pleegzorgdiensten hebben autonomie in het organiseren hiervan. Zij bepalen zelf de frequentie en of ze individueel of in groep werken. Op 20 maart 2009 ging ook het pleegzorgpunt van start voor de sectoren K&G, BJB en VAPH. Het is een gesprekstafel waar pleegouders, diensten voor pleegzorg en cliënten elkaar geregeld ontmoeten om samen pleegzorg in Vlaanderen en Brussel verder uit te bouwen. In de psychiatrische gezinsverpleging worden momenteel weinig tot geen collectieve vorming/training en ontmoetingsmomenten voor pleeggezinnen voorzien. Er wordt wel concrete gedragsgerichte hulp in het gezin gegeven. Daarnaast organiseert CHS l‟Accueil te Lierneux ook elk jaar een vormingsdag voor pleeggezinnen.
52
www.pleegzorgvlaanderen.be
85
Hoofdstuk 3
Vergoeding Wat de vergoeding van de pleeggezinnen betreft, blijkt deze het laagste te liggen bij WOP (3,14 euro per dag) (VAPH). Dit is logisch aangezien het om de minst intensieve vorm van pleegzorg gaat. Daarna is de vergoeding het laagste bij Kind & Gezin (16,28 euro per aanwezigheidsdag). Vervolgens volgen BJB (van 12 euro tot 19,36 euro per kind per dag), de psychiatrische gezinsverpleging (gemiddeld 18,20 euro per patiënt per dag) en VAPH (van 17,65 euro tot 21,90 euro per persoon per dag). De vergoeding voor het proefproject psychiatrische gezinsverpleging voor kinderen en jongeren ten slotte ligt het hoogste (25 euro per kind per dag). Statuut en pleegzorgverlof Geen van de vier sectoren voorziet in een statuut voor de pleeggezinnen. Dit wordt als een belangrijk knelpunt ervaren. Momenteel zijn een aantal wetsvoorstellen ingediend voor de sectoren K&G, BJB en VAPH om te voorzien in een echt statuut van de pleegzorger 53. Ook het huidige kabinet van de staatssecretaris voor Gezinsbeleid zou aan een ontwerp werken waarbij een miniregeling zou worden getroffen voor de pleegzorgers. Voor de sectoren K&G, BJB en VAPH bestaat er ook pleegzorgverlof. Op 13 november 2008 verscheen hiervoor in het Belgisch Staatsblad het Koninklijk Besluit dat het pleegzorgverlof regelt. Momenteel is het pleegzorgverlof vastgelegd op zes dagen per jaar en per pleeggezin, gastgezin of particulier in WOP, ongeacht hoeveel pleegkinderen of pleeggasten ze opvangen of ondersteunen. 2.2.11
Financieel
Subsidie overheid Wat de subsidies van de overheid betreft, komt uit Tabel 4 naar voor dat de meeste subsidies naar de psychiatrische gezinsverpleging gaan. Zij krijgen 25,19 euro per dag per patiënt (zonder de vergoeding voor het pleeggezin). In de pleegzorg VAPH bedraagt dit bedrag maximaal 18,6899 euro per persoon per dag (vanaf 12 jaar en zware handicap). In de pleegzorg BJB bedraagt dit bedrag slechts 2,09 euro per dag per begeleide minderjarige. Het is er wel mogelijk om bijkomende subsidies te krijgen. Voor de pleegzorg in de sector K&G is het moeilijk om hierover uitspraken te doen aangezien we slechts beschikken over informatie over het totale bedrag dat gegeven wordt aan alle diensten voor GOP.
53
Wetsvoorstel betreffende het statuut van pleegouders (Parl. Doc. Senaat 2007 BZ, nr. 4-129/1), Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat betreft de rechten en plichten van pleegouders (Parl. Doc. Senaat 2007-08, nr. 4-669/1) en Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving voor wat betreft de rechten en plichten van pleegouders (Parl. Doc. Kamer 2007-08, 2007, 52-515/1).
86
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
Bijdrage patiënt/ouders In de regelgeving van de vier sectoren is bepaald dat een bijdrage van de patiënt/ouders kan worden gevraagd. De regeling is verschillend per sector.
Kind en Gezin De wetgeving bepaalt dat een bijdrage wordt gevraagd aan de ouders. Deze bijdrage bedraagt 1/300 van het maandinkomen per nacht en is niet lager dan 1,25 euro en niet hoger dan 10 euro. Gezinnen met meerdere kinderen ten laste betalen verhoudingsgewijs minder en in bepaalde situaties is een sociaal tarief mogelijk.
Bijzondere Jeugdbijstand Het bureau voor BJB of de jeugdrechter bepaalt of en welke bijdrage verschuldigd is door de minderjarige of de onderhoudsplichtige personen. In de praktijk dienen de minderjarige of onderhoudsplichtige zelden te betalen.
Gehandicaptensector Voor minderjarigen of voor WOP wordt geen persoonlijke bijdrage gevraagd. Bij volwassen pleeggasten is de persoonlijke bijdrage begrensd tot 16,66 euro per dag (2008) met behoud van 330,20 euro of een derde van het inkomen.
Psychiatrische gezinsverpleging In de psychiatrische gezinsverpleging wordt een bijdrage van € 14 tot € 23,47 gevraagd aan de patiënt.
2.3
Besluit
Zowel in de psychiatrische gezinsverpleging als de pleegzorg georganiseerd door Kind & Gezin, de Bijzondere Jeugdbijstand en de Gehandicaptensector worden kinderen en/of volwassenen voor langere of kortere periode opgenomen in een pleeggezin. In dit hoofdstuk komt naar voor dat de verschillende vormen van pleegzorg elk hun eigenheid hebben. Specifiek aan de psychiatrische gezinsverpleging is dat het de enige vorm van pleegzorg is die onder de bevoegdheid van de Federale overheid valt. Daarnaast is de psychiatrische gezinsverpleging als enige gericht op personen met psychiatrische problemen. Ook in de omvang van de opdrachten ligt een verschil. In de psychiatrische gezinsverpleging zijn de opdrachten niet beperkt tot de begeleiding van het pleeggezin en de pleegsituatie, zoals in de andere vormen van pleegzorg. Ze bieden er ook psychiatrische behandeling, staan in voor de lichamelijke gezondheid en voorzien dag- en ontspanningsactiviteiten. In de psychiatrische gezinsverpleging is er ook een permanentiesysteem waar patiënten en pleeggezinnen 24u op 24u telefonisch terecht kunnen waarna indien nodig effectieve hulp aan huis gegeven wordt. Daarnaast kunnen
87
Hoofdstuk 3
patiënten met een dringende hulpvraag ook onmiddellijk opgenomen worden in een ziekenhuisbed. Deze permanente back-up is in de andere vormen van pleegzorg niet mogelijk. Ten slotte, zijn er ook op vlak van het aantal personen dat begeleid wordt grote verschillen. In de psychiatrische gezinsverpleging en de sector K&G wordt een gelijkaardig aantal personen begeleid. In de sector VAPH is dit drie keer zoveel en in de sector BJB veertien keer zoveel. Gelijkenissen zijn dat men in alle vier vormen van pleegzorg werkt aan differentiatie en dat er in alle sectoren een tekort aan pleeggezinnen bestaat. Men is het erover eens dat het belangrijk is om nieuwe pleegzorgers aan te trekken. Als actiepunten worden positieve beeldvorming en het aantrekkelijker maken van pleegzorg via een statuut, een betere vergoeding voor en meer begeleiding/ondersteuning van de pleeggezinnen aangehaald. Er staat momenteel van alles te gebeuren voor deze vier vormen van pleegzorg. Op 6 maart 2009 heeft de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin een opvolgingsrapport „Perspectief!‟ ingediend in het Vlaamse Parlement met als één van de beleidskeuzes: „Kiezen voor pleegzorg‟. Eén van de zes acties die hieraan gekoppeld zijn, is het opstellen van een intersectoraal decreet Pleegzorg voor Vlaanderen. Met dit decreet wenst men te zorgen voor een betere intersectorale afstemming van de verschillende pleegvormen die momenteel vanuit vier administraties worden georganiseerd (BJB, VAPH, Kind & Gezin en RIZIV). Dat ook de psychiatrische gezinsverpleging hierin opgenomen zal worden, is positief aangezien dit het mogelijk maakt om een krachtige en meer gestroomlijnde pleegzorg uit te bouwen. Beleidsmatig kan dit echter wel voor problemen zorgen aangezien de psychiatrische gezinsverpleging hierdoor zowel onder de Vlaamse als de Federale Overheid zou vallen.
88
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4 De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland54 Voor lange tijd was de psychiatrische gezinsverpleging in Geel wereldwijd een unieke vorm van zorg. In Tabel 5 komt naar voor dat de psychiatrische gezinsverpleging al sinds de middeleeuwen bestaat in Geel, terwijl soortgelijke initiatieven in andere landen zich pas voordeden vanaf de 19e eeuw. Onder andere onder invloed van Philippe Pinel (1745-1826) deden zich in die periode omwentelingen voor in de geestelijke gezondheidszorg waarbij geesteszieken steeds meer gezien werden als zieken die behandeling nodig hebben in de plaats van misdadigers die opgesloten dienen te worden. Tabel 5 Eerste invoering van psychiatrische gezinsverpleging in verschillende landen Datum Middeleeuwen 1068 1764 1851 1857 1858 1864 1870 1887 1892 1898 1901 1902 1906 1919 1933
Land België Japan Duitsland U.S.A. Schotland Noorwegen Frankrijk Nederland Rusland Brazilië Zwitserland Oostenrijk Hongarije Denemarken Italië Polen Zweden Canada
Plaats Geel Iwakura Rockwinck Massachusetts Schotland Noorwegen Antiquaill Veldwijk Nikaulitsc Juquery Bern Ybbs Guyla Vordingborg Reggio Emilia Lodz Stenkyrk Ontario
Bron: Celebration 700 years of foster care. International scientific congress. Conference Proceedings. 18-20 mei, 2000. Geel, Belgium.
Deze omwentelingen brachten een grote interesse vanuit het buitenland voor de psychiatrische gezinsverpleging in Geel. In het begin van de 19e eeuw werd Geel dan ook regelmatig bezocht door psychiaters en beleidsmakers uit het buitenland en diende het voor veel initiatieven als model of inspiratiebron.
54
Deze informatie is grotendeels afkomstig uit folders en interne verslagen van het OPZ Geel over studieuitstappen waardoor hier niet naar gerefereerd kan worden. In bijlage 3 worden relevante websites opgesomd.
89
Hoofdstuk 4
In dit hoofdstuk staan we stil bij de manier waarop deze vorm van zorg in het binnen- en buitenland in de loop van de jaren verder uitgegroeid is. Hierbij pretenderen we geen volledig overzicht te geven. Wel wordt getracht een beeld te schetsen van de wijze waarop de psychiatrische gezinsverpleging op andere plaatsen georganiseerd wordt en vorm krijgt. Hierbij zoomen we in op de volgende thema‟s: 1) De omvang van de sector pleegzorg, 2) De organisatie, 3) De kwaliteitscontrole, 4) De differentiatie van het aanbod, 5) De begeleiding door professionals, 6) De selectie, begeleiding en vergoeding van de pleeggezinnen en 7) Onderzoek naar werkzame componenten. Deze informatie is grotendeels afkomstig uit folders en interne verslagen van het OPZ Geel over studieuitstappen waardoor hier niet naar gerefereerd kan worden. In bijlage 3 worden relevante websites opgesomd.
1
De omvang van de sector pleegzorg
De psychiatrische gezinsverpleging bestaat in verschillende Europese en niet-Europese landen, maar is niet in alle landen even omvangrijk uitgebouwd. In het Verenigd Koninkrijk heeft „Adult Placement‟ een belangrijke plaats in het zorgaanbod. „Adult Placement‟ wordt sinds 1978 voorzien. Eén organisatie die hiervoor instaat is PSS (Personal Service Society). Dit is een vzw die sinds 1919 innovaties ontwikkelt om kwetsbare personen in de samenleving te ondersteunen55. In 2004 waren er 130 voorzieningen voor Adult Placement waardoor in totaal meer dan 6500 gebruikers ondersteund worden. AP is vooral bedoeld voor personen met verstandelijke beperkingen, maar ook oudere personen, personen met psychische en fysieke problemen en complexe en meervoudige noden kunnen er effectief ondersteund worden. Ook in Duitsland speelt „Betreutes Wohnen in Familien‟ een belangrijke rol in het zorgaanbod. Momenteel verblijven in Duitsland ongeveer 2000 psychiatrische patiënten in een pleeggezin. Op verschillende plaatsen is het een vast en belangrijk onderdeel geworden in de psychiatrische zorg en wordt het als een goed alternatief gezien voor andere bestaande woonvormen voor personen met psychische problemen. In Nederland werd de psychiatrische gezinsverpleging in de loop van de 20e eeuw op vrij grote schaal ontwikkeld. Het hoogste aantal patiënten in de psychiatrische gezinsverpleging bedroeg 1120 in 1938. Sindsdien nam het aantal patiënten in de PGV langzaam af tot 109 in 1999. In de therapeutische gezinsverpleging wordt wel
55
bv. Adult Placement, shared living, home and community support, children and families, mental health and counseling.
90
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
geïnvesteerd. Momenteel bieden zeven voorzieningen therapeutische gezinsverpleging voor kinderen aan waarmee ongeveer 300 plaatsen worden gerealiseerd. In Italië had de psychiatrische gezinsverpleging in het begin van de 20e eeuw een grote omvang. In 1902 waren er in totaal 2115 pleegzorgsituaties. Vanaf 1970 doofde dit uit door sociale veranderingen in de tweede helft van de eeuw. Nu wordt de psychiatrische gezinsverpleging in Italië enkel in specifieke situaties georganiseerd, verspreid over het terrein, weinig gekwantificeerd, vaak geïmproviseerd en wordt er niet gerefereerd naar een specifiek model. Dankzij de bekendmaking en vorming door IESA56 is het aantal voorzieningen voor psychiatrische gezinsverpleging van 1999 tot 2002 wel verdubbeld van 11 naar 24. In Frankrijk werd het Geelse systeem in 1890 geënt in Dunsur-Auron en Ainay-leChâteau, wat leidde tot het ontstaan van twee kolonies die nog steeds gezinsverpleging aanbieden. Op dit ogenblik zijn hier ongeveer 2000 plaatsen psychiatrische gezinsverpleging. Sinds een twintigtal jaren kent Frankrijk ook een meer intensieve, therapeutische vorm van gezinsverpleging.
2
De organisatie
Er zijn nogal wat verschillen in de manier waarop de psychiatrische gezinsverpleging georganiseerd wordt in de verschillende landen. Een groot verschil bestaat erin of de psychiatrische gezinsverpleging al dan niet georganiseerd wordt vanuit een psychiatrisch ziekenhuis, dus of de patiënten al dan niet gehospitaliseerd zijn. In het pilootproject IESA in Italië wordt niet vanuit een psychiatrisch ziekenhuis gewerkt, maar vanuit het Département de Santé Mentale. Hiermee willen ze tegemoet komen aan de problemen van personen met chronische psychiatrische problemen na de afbouw van de psychiatrische ziekenhuizen (Wet Basaglia 1978). Ook in het Verenigd Koninkrijk zijn patiënten in „Adult Placement‟ niet gehospitaliseerd. In sommige voorzieningen wordt wel een permanentie georganiseerd waar gastgezinnen een beroep op kunnen doen voor zowel medische, psychische als andere dringende problemen (bv. Portsmouth). In andere voorzieningen worden samenwerkingsverbanden gecreëerd met voorzieningen die opvang en begeleiding kunnen bieden bij crisissen (bv. East-Sussex).
56
IESA is verantwoordelijk voor gezinsverpleging, voor de selectie, de vorming, de begeleiding. De bedoeling is om personen terug op te nemen in de maatschappij die in een toestand van groot lijden en eenzaamheid waren in ongepaste en isolerende opsluiting.
91
Hoofdstuk 4
In Duitsland is er een verschil tussen het Noorden en het Zuiden van het land. In het Noorden wordt de psychiatrische gezinsverpleging georganiseerd door een psychiatrisch ziekenhuis. In het zuiden betreft het vaak kleinere organisaties, los van een psychiatrisch ziekenhuis. Voor crisisopnames wordt wel met een psychiatrisch ziekenhuis samengewerkt. In de meeste initiatieven in Nederland en Frankrijk wordt de psychiatrische gezinsverpleging georganiseerd zoals momenteel het geval is in Geel en zijn de patiënten gehospitaliseerd.
3
De kwaliteitscontrole
Om toe te zien op de kwaliteit van de geboden zorg werden er in sommige landen „instrumenten‟ ontwikkeld. In het Verenigd Koninkrijk stelde het National Association of Adult Placement Services (NAAPS), een koepelorganisatie voor pleegzorg voor volwassenen, in 1996 de „National minimum standards for adult placement schemes‟ op. Dit zijn principes op basis waarvan bepaald kan worden of de voorzieningen voor „Adult Placement‟ tegemoetkomen aan de noden van de gebruikers en of hun welbevinden en levenskwaliteit bewaakt wordt (zie www.dh.gov.UK (trefwoord „Adult Placement Schemes‟)). In verschillende voorzieningen wordt bij de start van de psychiatrische gezinsverpleging een contract opgemaakt en ondertekend door de verschillende partijen (bv. Frankrijk, Duitsland, Italië). In Frankrijk wordt bij de psychiatrische gezinsverpleging voor volwassenen ook aangegeven welke rechten en plichten de verschillende partijen hebben.
De pleeggezinnen hebben recht op sociale zekerheid en betaalde vakanties. Ze worden geacht de patiënt te laten participeren in het familieleven; het behouden en/of ontwikkelen van de autonomie; het realiseren van zijn levensproject; sociale activiteiten te ontwikkelen en te behouden; het welzijn garanderen; zijn opinies, politieke en religieuze keuzes respecteren; zich hoffelijk gedragen, vrij van fysiek en verbaal geweld; zijn keuzes respecteren; discreet zijn in het contact met zijn familie; hem toestaan bezoek te ontvangen en hem hier ook privacy in geven; de dienst inlichten over het verloop van het verblijf
De patiënt heeft recht op sociale zekerheid en logement en hulp. Daarnaast wordt hij geacht zich te engageren om het familieleven te respecteren en zich hoffelijk te gedragen
92
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
De organisatie van de gezinsverpleging dient in te staan voor het organiseren van vorming, het controleren van de omstandigheden in de gezinnen en de sociale en medisch-sociale opvolging.
Een laatste topic rond kwaliteitscontrole betreft de controlehuisbezoeken die bij Arkade57 in Duitsland uitgevoerd worden. Bij deze bezoeken wordt ook de kamer bezocht. Meestal gebeurt dit één keer per jaar. Bij cliënten met een hoge zorgbehoefte gebeurt het twee keer per jaar.
4
De differentiatie van het aanbod
Er bestaat veel variatie tussen de verschillende initiatieven in de verschillende landen op het vlak van het doel van de psychiatrische gezinsverpleging (4.1), de doelgroep (4.2), de duur van de opvang (4.3) en de samenlevingsvorm (4.4). In wat volgt, worden enkele vormen van de psychiatrische gezinsverpleging voorgesteld.
4.1
Het doel van de psychiatrische gezinsverpleging
De psychiatrische gezinsverpleging wordt in de verschillende landen voor uiteenlopende doelen ingezet. Naast de psychiatrische gezinsverpleging voor de langdurige opvang van patiënten met complexe en chronische psychiatrische problemen (4.1.1), werden ook andere vormen uitgewerkt, namelijk: de psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten (4.1.2) of in het kader van resocialisatie (4.1.3), crisisopvang (4.1.4) of observatie (4.1.5). In wat volgt worden deze vormen achtereenvolgens besproken en verduidelijkt aan de hand van enkele voorbeelden. 4.1.1
Psychiatrische gezinsverpleging als langdurige opvang van patiënten met complexe en chronische psychiatrische problemen
De langdurige opvang van patiënten met complexe en chronische psychiatrische problemen bestaat in de meeste landen waar de psychiatrische gezinsverpleging als 57
Arkade e.V.: sinds 1977: Vereniging voor psychische zieke mensen Ravensburg-Weissenau e.V. Bedoeling is om de ambulante zorg voor psychisch zieke mensen te verbeteren en uit te bouwen. Ondertussen gaan volgende zaken er door: ambulant beschut wonen, gezinsverpleging, tagesstätte, kulturwerkstatt … Arkade: Bestaat sinds 1997; dan in projectfase en tot einde 1999 werd het wetenschappelijk begeleid en ondersteund. In Maart 2000 kreeg het een „Forderpreis für hervorragende Arbeiten im Dienste von Pflegekindern‟. Sinds 2006 is JuMeGa een beschermde naam en zijn er partnerverbanden ontstaan tussen wie de naam draagt en het concept uitvoert.
93
Hoofdstuk 4
zorgvorm gebruikt wordt (o.a. Nederland, Frankrijk, Italië, Duitsland). Het is steeds bedoeld voor personen met een gestabiliseerde psychiatrische problematiek waarbij de moeilijkheden en de noden het (nog) niet toelaten dat hij/zij terug zelfstandig in de maatschappij gaat wonen. Via het wonen in een pleeggezin kan de persoon dan toch weer een plaats in de samenleving innemen. 4.1.2
De psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten
In de behandelende gezinsverpleging wordt niet alleen ondersteuning gegeven aan de patiënt maar ook aan het pleeggezin. Een multidisciplinair team coacht het hele pleeggezinsysteem dat gericht is op het bevorderen van de autonomie, de resocialisatie en de rehabilitatie van de patiënt. Dit systeem bestaat bijvoorbeeld in Frankrijk (Accueil Familial Thérapeutique) voor kinderen van 0 tot 13 jaar en sinds 1956 in Nederland (Therapeutische Gezinsverpleging (TGV)) voor kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar. Beide voorzieningen hebben een specifieke zorgcompetentie voor ernstig psychisch gestoorde kinderen, voor wie een tijdelijke verwijdering uit het eigen gezin om therapeutische redenen noodzakelijk is. De behandeling gebeurt door een multidisciplinair team en duurt gemiddeld drie jaar: daarna trekt de therapeutische gezinsverpleging zich terug en kunnen pleegouders met gewone pleegzorginstanties verder. De pleeggezinnen worden steeds geselecteerd uit de gezinnen voor gewone pleegzorg. In het initiatief in Frankrijk is het doel van het verblijf het herstel van het kind en de terugkeer naar zijn oorspronggezin. Van hieruit wordt ook het oorspronggezin intensief begeleid en ondersteund en brengt het kind ook de weekends in het oorspronggezin door. In de TGV in Nederland wordt de plaatsing als perspectiefbiedend gezien. Het gaat om kinderen bij wie de kans klein is dat ze naar de eigen ouders kunnen terugkeren. Er wordt voor elk kind afzonderlijk bekeken hoe de contacten met het oorspronggezin best vorm kunnen krijgen. In Nederland in „De Bascule‟ worden verschillende zorgprogramma‟s aangeboden binnen de therapeutische gezinsverpleging, namelijk: zorgprogramma TGV behandeling, zorgprogramma TGV projectgezinnen, zorgprogramma diagnostische opname, module weekend/vakantie pleegzorg, module specialistische diagnostiek pleegzorg/adoptie, zorgprogramma TGV-hulp bij interlandelijke adoptie. In de Verenigde Staten (Eugene, Oregon) is een vorm van behandelende pleegzorg ontwikkeld voor jonge kinderen, het Multidimensional Treatment Foster Care Program for Preschoolers (MTFC-P). Het programma wordt sinds 1996 toegepast en is ontwikkeld voor kinderen onder de zeven jaar met een psychiatrische problematiek. In de plaats van klinische behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis te volgen, verblijven deze kinderen in pleeggezinnen. De pleegouders volgen specifieke trainingen en beschikken over
94
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
voortdurende begeleiding. Het kind zelf neemt deel aan individuele vaardigheidstrainingen en groepsbehandeling. Het gezin van herkomst krijgt gezinstherapie. Het uitgangspunt van dit opzet is dat sociaal gedrag het beste kan worden aangeleerd door middel van positieve bekrachtiging en disfunctioneel gedrag kan het beste worden afgeleerd met het op positieve wijze stellen van grenzen. 4.1.3
De psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie
De psychiatrische gezinsverpleging kan ook ingezet worden in de resocialisatie van patiënten (bv. Duitsland, Frankrijk, Italië). In deze vorm verblijven patiënten gedurende één tot drie jaar in een pleeggezin dat hen op weg zet naar een zelfstandiger leven (wonen, werken, vrije tijd, sociaal netwerk). Hierbij krijgen ze intensieve begeleiding door een multidisciplinair team Een meer concreet voorbeeld van deze vorm van begeleiding kan gegeven worden vanuit Italië. Daar is het mogelijk om kort, gemiddeld of langdurig in een pleeggezin te verblijven. Het gemiddelde verblijf staat in het kader van rehabilitatie en is bedoeld voor personen van wie men verwacht dat hij/zij in een tijdsspanne van twee jaren, zijn/haar autonomie zal kunnen terugvinden om in een beschermde woonplaats te leven of in zijn/haar eigen huis. Deze vorm van gezinsverpleging vraag veel samenwerking tussen voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg, bv. sociaal assistenten, psychiaters, therapeutische groepen. IESA ziet het als een voordeel van het verblijf in een pleeggezin dat de persoon kan experimenteren met normale relaties en zich vrijmaakt van de rol van patiënt. Het pleeggezin speelt de rol van beschermer in kritieke fases in het proces. Er wordt van hen een grote soepelheid verwacht. De begeleider van IESA superviseert en begeleidt de dynamiek van de relatie tussen het gezin en de persoon die opgenomen wordt. Haveman en Maaskant (1990b) geven na een onderzoek in Nederland aan dat het voor de gezinsverpleging met resocialisatiefunctie van belang is dat het zowel voor het gezin als de patiënt duidelijk is dat het een overgangssituatie betreft, en dat door het begeleidingsteam van het psychiatrisch ziekenhuis intussen actief gezocht wordt naar andere huisvestingsmogelijkheden. Goede contacten met diverse zorginstanties en gemeentelijke afdelingen (onder andere huisvesting, sociale voorzieningen in verband met uitkeringen) zijn hiervoor noodzakelijk. Een dergelijke benadering vergt veel inzet van hulpverleners en pleeggezinnen. Om duidelijk te maken dat de zorg door het pleeggezin een geïntegreerd onderdeel is van het ziekenhuis valt te overwegen het gezin op de loonlijst van de instelling te plaatsen, niet alleen voor een onkostenvergoeding maar voor een gedeelte ook in de vorm van een gesalarieerd dienstverband.
95
Hoofdstuk 4
4.1.4
De psychiatrische gezinsverpleging als crisisopvang
Psychiatrische gezinsverpleging als crisisopvang houdt in dat gezinnen gedurende enkele dagen onderdak bieden aan psychiatrische patiënten die een crisismoment doormaken zodat een residentiële opname kan worden voorkomen. In de USA bestaat er sinds 1987 crisisopvang (het Dane County-Project) in gastgezinnen in Madison/Wisconsin. In 1992 werden 140 patiënten aangenomen die samen 443 dagen in crisishuizen verbleven, elk gemiddeld voor vijf dagen. Dit project wordt door de patiënten als zeer positief ervaren door de huiselijke omgeving, gecombineerd met individuele aandacht. Dit versterkt de vaardigheden van de patiënten waardoor ze zich beter leren handhaven in het dagelijkse leven. Als de patiënt na een eerste bezoek toestemt, wordt een behandelingsplan opgemaakt. Nadien wordt er dagelijks getelefoneerd en wordt er ook vaak contact opgenomen met andere voorzieningen. Problematisch gedrag leidt er niet toe dat patiënten niet in een gastfamilie kunnen opgenomen worden: deze informatie wordt gebruikt om de gastfamilie op eventuele problemen voor te bereiden. In Duitsland wordt de gastfamilie voor deze vorm van pleegzorg meer als expert behandeld dan bij de opname van chronisch psychiatrische patiënten. De begeleiders dienen een groot vertrouwen te hebben in de regulerende krachten van de gastfamilie. Zowel in Duitsland als in Italië wordt aangegeven dat de samenwerking tussen verschillende voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg onontbeerlijk is voor deze vorm van zorg (bv. psychiatrisch ziekenhuis, ambulante diensten). 4.1.5
De psychiatrische gezinsverpleging ter observatie
Binnen de Therapeutische Gezinsverpleging in Nederland is ook een diagnostische opname mogelijk. Die is bedoeld voor kinderen die al in een pleeggezin verblijven en waarbij er tijdens de bespreking in het Adviesteam onduidelijkheid blijft bestaan over:
de mogelijke oorzaak van het probleemgedrag van het kind
de mogelijkheden van het kind om te kunnen profiteren van een gezinsopvoeding
de vraag of dit pleeggezin hulp kan bieden aan dit kind
Deze diagnostische opname betreft een observatieperiode van ongeveer zes maanden. In deze periode wordt de situatie van zowel het kind als het pleeggezin uitgebreid in kaart gebracht. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van: psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek van het kind, pleeggezinonderzoek, CBCL gedragsvragenlijst, observaties van het kind, contact met de achtergrond van het kind.
96
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
Tot slot van de observatieperiode volgt een evaluatiebijeenkomst van het behandelteam met de plaatser en de pleegouders, om te overleggen wat voor het kind de meest geëigende hulpvorm is.
4.2
4.2.1
De doelgroep
Leeftijd
De psychiatrische gezinsverpleging is gestart als een zorgvorm voor volwassenen. Ondertussen zijn er in verschillende landen ook initiatieven voor andere leeftijdsgroepen ontwikkeld, namelijk voor kinderen en/of jongeren (USA, Frankrijk, Nederland, Duitsland) en ouderen (Duitsland, Verenigd Koninkrijk). In Duitsland staat de organisatie JuMeGa in voor de psychiatrische gezinsverpleging bij kinderen en jongeren. Deze vorm van pleegzorg is bedoeld voor kinderen en jongeren die hun eigen gezin moeten verlaten en waar een gastgezin het gepaste kader kan bieden om relaties aan te gaan, zich te stabiliseren en emotioneel en sociaal te rijpen. Velen hebben een opname in een kinderpsychiatrie achter de rug. Het biedt hen de kans om in een normaal gezin te wonen en hierdoor ongebruikte krachten te activeren. De gastgezinnen voor kinderen en jongeren zijn een ander type van gezin dan deze voor volwassenen: ze hebben meer interesse voor een engagement dat beperkt is in de tijd. Pleegzorg is echter niet voor alle kinderen en jongeren geschikt. In de TGV in Nederland wordt aangegeven dat sommige kinderen meer gebaat zijn bij een plaatsing in een orthopedagogische leefgroep of met een klinisch-psychiatrische behandeling. Daarnaast wordt bij de psychiatrische pleegzorg voor jongeren zowel in Nederland als Frankrijk aangegeven dat deze vorm van zorg niet steeds geschikt is voor jongeren aangezien zij zich in de leeftijdsfase bevinden waarin ze zich juist proberen los te maken van afhankelijkheidsrelaties met volwassenen. 4.2.2
Problematiek
Ondertussen bestaat er psychiatrische gezinsverpleging voor specifieke problematieken, bijvoorbeeld voor personen met dementie (Verenigd Koninkrijk), personen met korsakov/alcoholdementie (Duitsland), personen met psychose en borderline persoonlijkheidsstoornissen (Duitsland), bij drugsafhankelijkheid (Duitsland), bij problemen in de moeder-kindrelatie (Duitsland). Afhankelijk van de problematiek worden soms specifieke verwachtingen gesteld ten aanzien van het pleeggezin. Bijvoorbeeld bij de opvang van personen met korsakov/alcoholdementie in Duitsland moeten gezinnen bereid zijn om alledaagse
97
Hoofdstuk 4
handelingen te begeleiden, tolerant zijn voor mogelijke verstoringen in het slaapwaakritme, veel geduld hebben en bereid zijn om zaken verschillende keren te herhalen, met stemmingwisselingen kunnen omgaan en flexibel omgaan met regels. Bij de opvang van personen met drugsafhankelijkheid in Duitsland verblijven de patiënten steeds bij landbouwers. Voorwaarden zijn hier dat de personen van het gastgezin zelf verslavingsvrij zijn en een functioneel familieleven hebben. In verschillende landen (o.a. Duitsland, Nederland) wordt aangegeven dat het voor het verblijf in de psychiatrische gezinsverpleging noodzakelijk is dat de acute fase van de ziekte voorbij is. Uitsluitcriteria die vaak terugkeren, zijn: acute suïcidaliteit, neiging tot geweld of pedofiele neigingen.
4.3
De duur van de opvang
Er is zowel ononderbroken als onderbroken verblijf in een pleeggezin mogelijk. Het ononderbroken verblijf kan zowel kort, gemiddeld als langdurig zijn. Het onderbroken verblijf kan inhouden dat een persoon gedurende enkele dagen per week in een pleeggezin verblijft (bv. enkel tijdens de week/het weekend), enkel overdag in een pleeggezin verblijft of enkel ‟s avonds en ‟s nachts in een pleeggezin verblijft.
4.4
De samenlevingsvorm
In verschillende landen (bv. Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) is het mogelijk dat de persoon niet in de woning van het pleeggezin verblijft, maar in een afzonderlijke (eventueel aanleunende) woning. In het Verenigd Koninkrijk wordt dit „supported accommodation‟ genoemd. Er zijn vier Supported Accommodation Teams (SAT) in het land. Dit zijn „accommodaties waar ondersteuning en soms persoonlijke zorg voorzien wordt door de eigenaar van het huis‟. SAT biedt kwetsbare personen de mogelijkheid om zo onafhankelijk mogelijk in de samenleving te leven: ofwel als deel van een gastfamilie, ofwel in een afzonderlijk huis/appartement met ondersteuning. De mate van de zorg en ondersteuning hangen steeds af van de noden van de patiënt. De ondersteuning kan zowel voor een korte als een langere periode en kan een aanloop zijn naar meer onafhankelijk wonen in de toekomst. Ook in Frankrijk wordt deze vorm van pleegzorg voorzien. De patiënt woont er in een afzonderlijke woning, vlakbij het pleeggezin, maar wel apart. Welke zorg aangeboden wordt is verschillend en aangepast aan de wensen van de patiënt: bv. gewoon een dagelijks bezoekje, meegaan naar de kapper, papieren regelen, koken, maaltijden laten leveren, huishouden … Deze vorm van pleegzorg is alleen mogelijk voor personen die relatief autonoom zijn
98
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
5
De begeleiding door professionals
In de meeste voorzieningen wordt gewerkt met een multidisciplinair team waar zowel de patiënt als het pleeggezin terecht kunnen. In de projecten voor kinderen en jongeren wordt er daarnaast vaak ook begeleiding voor het gezin van herkomst voorzien. Bij JuMeGa in Duitsland wordt het team gezien als degene die structuren en regels ontwikkelt in de triade, vakkennis ter beschikking stelt en een superviserende functie heeft. De professionele begeleiding die de pleeggezinnen ontvangen, verschilt volgens het doel van de pleegzorg en de doelgroep. Zo is de begeleiding bij de langdurige opvang van patiënten met chronische psychiatrische problemen over het algemeen minder intensief dan die bij behandeling, resocialisatie, crisisopvang of observatie. Bij de laatste vormen van gezinsverpleging wordt veel waarde gehecht aan het pedagogisch handelen van het pleeggezin en ligt de nadruk op de wijze waarop ze met de patiënt omgaan. Dit maakt dat de caseload in deze gevallen lager ligt. De begeleiders zijn hier in sommige gevallen ook meer geschoold: zo hebben alle medewerkers in de therapeutische gezinsverpleging in Frankrijk een psychotherapeutische opleiding gevolgd. Vaak gaat de dienst voor pleegzorg ook na welke bijkomende hulp nodig is voor het kind of de volwassene. Zo zijn veel kinderen in de TGV in Nederland bijkomend in psychotherapie. Bij IESA in Italië kunnen de personen gebruik maken van de samenwerking van de dienst met andere psychiatrische en niet-psychiatrische voorzieningen in de omgeving (bv. dagcentrum, interventie van sociaal assistenten). Ook bij JuMeGa in Duitsland is de samenwerking met de familie van herkomst, met de school, het bureau voor jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie heel belangrijk. In een rapport uit Nederland (1985) staat beschreven dat de psychiatrische gezinsverpleging soms de indruk kan wekken een simpele zaak te zijn door het decor van alledaagsheid en normale leefsituaties, maar dat er in feite veel ervaring, knowhow en een goede invoering bij de plaatselijke bevolking noodzakelijk is om het te kunnen opzetten.
6
6.1
De selectie, begeleiding en vergoeding van de pleeggezinnen
Selectie en matching
Wat de selectie van de pleeggezinnen betreft, is het in alle initiatieven een vereiste dat er een eenpersoonskamer voor de patiënt beschikbaar is. Wanneer hiervoor gezorgd kan worden, komt iedereen in de meeste initiatieven in aanmerking om pleeggezin te worden. Bijvoorbeeld bij Arkade in Duitsland is de hele bandbreedte van families mogelijk, ook bv.
99
Hoofdstuk 4
leefgemeenschappen of alleenstaanden. Verder worden er door alle initiatieven verschillende klemtonen gelegd bij de selectie.
TGV in Nederland: ligging en type van de woning, wooncomfort, of patiënten privé bezoek kunnen ontvangen, gezinssamenstelling, kan het gezin instaan voor de basale menselijke behoeften (warmte, veiligheid, gelegenheid tot autonomie, ruimte voor initiatief), de mate van luisteren, tolerantie, openheid en respect.
Arkade in Duitsland: is het gezin bereid om iemand in het gezin te integreren, zijn alle familieleden het ermee eens en is het gezin bereid om zich te laten begeleiden.
Wat de motivatie op financieel vlak betreft, wordt door verschillende initiatieven nagegaan of de sociale en financiële redenen in balans zijn. Bij het project crisisopvang in Duitsland wordt bijvoorbeeld aangegeven dat de pleeggezinnen een financiële interesse mogen hebben, maar niet afhankelijk mogen zijn van de vergoeding die ze voor pleegzorg ontvangen. In de meeste initiatieven wordt er geen professionele achtergrond gevraagd van (een van) de pleegouders. Het wordt belangrijk gevonden dat het pleeggezin spontaan met de patiënt omgaat in een open en soepele sfeer. Het is belangrijk dat warmte en affectie kan uitgedrukt worden die niet gelinkt is aan een professionele rol. Bij JuMeGa in Duitsland staat de organisatie verbaasd over het enthousiasme dat de gezinnen aan de dag leggen en ook van de krachten die ze in zich dragen om met crisissen en moeilijkheden om te gaan. In Nederland in de Thomashuizen hebben de pleeggezinnen wel een professionele achtergrond. Hier leeft een gezin van gediplomeerden in de zorgsector in een huiselijke sfeer samen met een achttal personen met een psychische en/of verstandelijke beperking. Het gezin staat in voor de kwaliteit van de zorg op zelfstandige basis. De woonfaciliteiten worden door sponsors tegen markthuurprijzen ter beschikking gesteld in betere buurten wat de integratie meer kansen geeft. De inwonende persoon of zijn vertegenwoordiger koopt de zorg met zijn inkomen uit sociale tegemoetkomingen. Naast de selectie wordt in de verschillende initiatieven ook aandacht besteed aan de matching van de patiënt en het gezin. Bij Arkade in Duitsland worden hiervoor de volgende vragen in acht genomen: kunnen de wensen van familie en cliënt vervuld worden? Welke sociale omgeving heeft de cliënt nodig? Welke rol kan de cliënt in de gastfamilie innemen? Welke dagstructuur wordt geboden? Welke familieconstellatie wordt als zinvol gezien? Ook in Italië (IESA) wordt veel aandacht besteed aan matching. Ze vermijden elke vorm van systematisering en zoeken steeds naar „de best mogelijke familie‟ voor elke patiënt. Dit heeft tot gevolg dat sommige aangemelde gezinnen meer dan twee jaar moeten wachten op een patiënt. In sommige initiatieven wordt soms met een proefperiode gewerkt (bv. Duitsland, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk). Na de matching volgt een kennismaking waarbij zowel de patiënt als het pleeggezin een eerste indruk kunnen verschaffen. Als ze allebei akkoord
100
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
gaan, gaat de patiënt enkele weken in het gezin wonen waarna beide partijen kunnen beslissen om er al dan niet mee verder te gaan. In verschillende landen ondervinden de initiatieven weinig problemen om pleeggezinnen bereid te vinden.
In Duitsland geeft Arkade aan dat ze geen problemen hebben om voldoende pleeggezinnen te vinden en ze voelen ook een groot engagement bij de gezinnen. De pleeggezinnen worden gezocht via krantenadvertenties in de rubriek „vacatures‟.
Ook in de USA bij MTFC-P worden gemakkelijk pleeggezinnen gevonden. Mond-totmondreclame en het adverteren in kranten zijn hierbij het meest succesvol gebleken. Krantenadvertenties hebben de beste slaagkans wanneer de maandelijkse toelage die opvoedouders ontvangen en het geslacht en de leeftijd van het kind vermeld worden. Bestaande gezinnen ontvangen ook een bonus voor het aanbrengen van tips die leiden tot nieuwe plaatsingen.
In het Verenigd Koninkrijk worden gemakkelijker pleeggezinnen gevonden sinds de regering Adult Placement promoot. Pleeggezinnen worden er vooral gevonden via mond-tot-mond-reclame. Op advertenties krijgen ze weinig respons.
In andere landen is het dan weer moeilijker om pleeggezinnen bereid te vinden, zoals in Nederland. Haveman en Maaskant (1990b) geven hierover aan in hun onderzoek dat er dat er meer voorlichting nodig is over deze zorgvorm en dat de randvoorwaarden aantrekkelijker gemaakt worden (financieel, kwaliteitsbewaking, mogelijkheden voor plaatsing bij gastgezinnen in verband met vakantie/ziekte pleegouders en dergelijke). Een verhoging van de vergoeding leek de onderzoekers een vereiste. In een onderzoek door de Landelijke Werkgroep Psychiatrische Gezinsverpleging (2000) in Nederland werden enkele verbeterpunten aangehaald om de psychiatrische gezinsverpleging nieuw leven in te blazen. Op het vlak van behandeling en begeleiding werd het belang van een eenduidige aanpak en methodiekontwikkeling en een verdere ontwikkeling van het rehabilitatiemodel benadrukt. Op vlak van materiële aspecten en beleidsfactoren werd het als noodzakelijk gezien om aandacht te geven aan een adequate „public relation‟ met positieve beeldvorming, de inbedding in het verwijzers-zorgcircuit, landelijke coördinatie en een aanpassing van de belastingwetgeving (zodat de vergoeding aan het pleeggezin niet bij het inkomen geteld moet worden).
6.2
Vorming
In de meeste initiatieven in het buitenland wordt vorming of training aangeboden aan de pleeggezinnen. Deze verschilt in intensiteit en omvang.
Bij de ACT in Frankrijk wordt vooraf een vorming van 120 uren gegeven.
101
Hoofdstuk 4
In het Verenigd Koninkrijk krijgen de pleeggezinnen voorafgaand 12 uren training en regelmatig opleiding tijdens het verblijf van de patiënt. In een project AP rond dementie wordt specifieke informatie rond dementie verschaft.
Bij MTFC-P in de USA krijgen de gezinnen vooraf minimaal 12 uren training.
Bij Arkade in Duitsland krijgen gezinnen die schizofrene patiënten opvangen technieken aangeleerd uit de gedragsfamilietherapie: informatie over de stoornis en de gevolgen ervan, communicatievaardigheden, gestructureerde sessies rond probleemoplossen, specifieke strategieën voor angst, obsessieve symptomen, druggebruik …
Naast regelmatige trainingssessies en vorming, worden in sommige initiatieven ook ontmoetingen georganiseerd voor gastgezinnen (bv. Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland), om te gastgezinnen te eren en de mogelijkheid te voorzien om elkaar te leren kennen.
6.3
Vergoeding en statuut
De vergoeding voor de zorg voor een patiënt verschilt tussen de verschillende landen en voorzieningen:
Verenigd Koninkrijk (afhankelijk van de voorziening): tussen € 1932 en € 2378 per maand (statuut zelfstandigen).
Italië: tussen € 1000 en € 1300 per maand.
Duitsland: € 798 euro per maand, € 1082 voor psychogeriatrie (verhogingen mogelijk afhankelijk van de zorgzwaarte - de toelage varieert tussen € 200 en € 600 per maand).
Oostenrijk: tussen € 840 en € 920 per maand.
Frankrijk:
AFT: tussen € 32,5 en € 50 netto per dag/per kind (= € 975 en € 1500 netto per maand/per kind) (statuut werknemer).
Gewone pleegzorg: vanaf € 1340 per maand, afhankelijk van de afhankelijkheid van de persoon en het comfort in het logement.
USA crisis: 50 dollar (= € 41) per dag.
Nederland:
Gewone gezinsverpleging: € 340 (750 gulden) per maand (belastingvrij) + daarnaast een aantal vergoedingen voor onkosten.
TGV: het bovenstaande bedrag wordt verhoogd met 20% (de vergoeding is afhankelijk van de leeftijd van het kind).
102
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
Beperkte informatie werd gevonden rond de kosten die de patiënt zelf dient te betalen. In Arkade in Duitsland betaalt de patiënt afhankelijk van zijn inkomen en vermogen een bijdrage van € 800 à € 900 per maand. Hierbij heeft hij/zij wel steeds recht op € 117 zakgeld per maand. Als het vermogen onder de € 2600 zakt, wordt het tekort om de kosten te dragen bijgepast. Ook stellen we vast dat de pleeggezinnen in sommige landen op basis van een statuut van zelfstandigen werken (bv. Engeland). In andere landen (bv. Frankrijk, TGV Nederland (verloonde opvoedouders)) werken de pleeggezinnen als werknemers. Dit wil zeggen dat ze betaald worden als professioneel werkenden, een legaal contract hebben en gebruik kunnen maken van de sociale zekerheid. Ze hebben de mogelijkheid om gedurende enkele weken per jaar vakantie te nemen zonder dat de vergoeding vermindert of wegvalt. Dit laatste is ook het geval bij Arkade in Duitsland waar het pleeggezin een onderbreking mag nemen van 28 dagen zonder dat de vergoeding wegvalt. Wanneer de patiënt mee met hen op vakantie gaat, krijgen ze hiervoor een extra vergoeding.
7
Onderzoek naar werkzame componenten
Uit enkele onderzoeken rond de psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland komt naar voor dat de personen die in een pleeggezin verblijven over het algemeen een grote tevredenheid kennen. Haveman en Maaskant (1990a) deden een vergelijkend onderzoek in Nederland en vinden dat 87% van de 188 bevraagde patiënten in de psychiatrische gezinsverpleging positief oordelen over het verblijf in het gezin. In beschermende woonvormen, dagziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen is dit respectievelijk slechts 66,0%, 48% en 43%. Daarnaast heeft 60% van de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging een uitgesproken negatieve houding ten aanzien van ontslag terwijl dit bij de bewoners van beschermende woonvormen, dagziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen aanzienlijk lager ligt (respectievelijk 36%, 15% en 26%). Piat, Ricard en Lesage (2006) bevroegen 102 personen die in de gezinsverpleging in Montreal (Canada) verbleven en vonden in dezelfde lijn dat de meerderheid van de bevraagde patiënten (89%) het leven in een pleeggezin verkiest boven het psychiatrisch ziekenhuis. De bevraagden vinden vooral het gevoel van vrijheid (21%), het lekkere eten (20%), de levensstijl (17%) en de pleegouder (13%) positief aan de gezinsverpleging. Twee derden van de bevraagden geven ook aan graag permanent in het gezin te blijven wonen (66%). 80% geeft ook aan dat ze zich beter voelen sinds ze in de gezinsverpleging terecht gekomen zijn. Ook bevelen bijna alle bewoners de gezinsverpleging aan als een plaats om te wonen (95%). De conclusie luidt dat er een groep personen met psychiatrische
103
Hoofdstuk 4
problemen bestaat die nooit in staat zullen zijn om zelfstandig te leven en die baat hebben bij de structuur en de veiligheid die geboden wordt in een pleeggezin. Naast tevredenheid werd ook onderzoek gevoerd naar zelfstandigheid en autonomie. Haveman en Maaskant (1990b) vinden hier dat de meerderheid van de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging goed zelfredzaam is (90%). Dit aantal is vergelijkbaar met patiënten van beschermende woonvormen. Patiënten van psychiatrische ziekenhuizen zijn minder zelfredzaam (75%). Patiënten die in dagkliniek verblijven zijn meer zelfredzaam (96%). Piat, Ricard en Lesage (2006) gaan in dit kader na in welke mate het patiënten toegelaten wordt om zelfstandig te functioneren. Uit de bevraging van 102 pleeggezinnen komt naar voor dat patiënten een relatief hoog niveau van autonomie hebben in de meerderheid van de huizen en dit in verscheidene domeinen van het leven. In een vergelijkend onderzoek komt naar voor dat patiënten enkel in „supervised appartments‟ een hogere mate van autonomie kennen. Toch geeft een aantal van de patiënten (20-25%) ook aan de regels die opgelegd worden niet als nuttig te ervaren. De auteurs geven dan ook aan dat bepaalde regels die gehanteerd worden in vraag gesteld kunnen worden, bv. het recht van de pleegouder om op elk tijdstip in de kamer binnen te komen, het verbieden om persoonlijke bezittingen achter slot op te bergen of het verbieden om personen van het andere geslacht op de kamer te ontvangen. Een andere auteur (Barrie Fiedler, 2005) besluit na een literatuurstudie over „Adult Placement‟ in Engeland dat er opvallend weinig kwantitatief en kwalitatief onderzoek bestaat over deze zorgvorm. Hij geeft aan dat verder onderzoek aangewezen is op het vlak van de volgende punten:
Kiezen de gebruikers voor AP of is het „de‟ optie die hen werd aangeboden?
In welke mate hebben personen in AP controle en kunnen ze zelf keuzes maken?
Is AP voor sommige doelgroepen meer geschikt dan voor andere?
Welke invloed heeft de relatie met het gezin op lange termijn?
Worden de gebruikers betrokken en geïntegreerd in de samenleving?
Zijn de „national minimum standards for adult placement‟ voldoende om te beoordelen of het goede praktijken zijn?
Is er voldoende matching tussen de groep van de pleeggezinnen en de gebruikers op vlak van leeftijd, geslacht en etniciteit?
Wat weerhoudt personen van andere etniciteiten om gebruik te maken van AP?
Zijn de vaardigheden, kennis, training en ondersteuning van de pleeggezinnen aangepast aan hun taak?
104
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
8
Besluit
Voor lange tijd was de psychiatrische gezinsverpleging in Geel wereldwijd een unieke vorm van zorg: deze vorm ontstond daar in de 14e eeuw terwijl soortgelijke initiatieven in het buitenland zich pas voordeden vanaf de 19e eeuw. Opvallend hierbij is dat ondanks het feit dat de psychiatrische gezinsverpleging later ontstond in het buitenland, ze in sommige landen ondertussen wel verder ontwikkeld is. Zo is ze in sommige landen een vaste component in het zorgaanbod en hebben ze er een meer gedifferentieerd aanbod uitgebouwd. Uit enkele onderzoeken over de psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland komt naar voor dat de patiënten die in pleeggezinnen verblijven over het algemeen een grote tevredenheid kennen. Ook hebben ze een relatief hoog niveau van autonomie. Verder tonen de verschillende voorbeelden in dit hoofdstuk aan dat de psychiatrische gezinsverpleging een zorgvorm is die nog veel ongekende mogelijkheden in zich draagt. Zo kan deze vorm ingezet worden voor verschillende doelen (langdurige opvang, behandeling, resocialisatie, crisisopvang, observatie), leeftijden (kinderen en jongeren, volwassenen, ouderen) en problematieken (bv. dementie, middelenafhankelijkheid, psychose en borderline persoonlijkheidsstoornis). Daarnaast zijn verschillende samenlevingsvormen (bv. zelfstandig wonen met ondersteuning) en een verschillende duur van de opvang mogelijk. In de initiatieven in het buitenland waar de psychiatrische gezinsverpleging sterk ontwikkeld en uitgebouwd is, stellen we vast dat de pleeggezinnen er goede financiële voorwaarden, een statuut en ondersteuning via vorming/training hebben. Dit blijken belangrijke elementen te zijn om een goede werking uit te bouwen.
105
106
Hoofdstuk 5 De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging In de voorgaande hoofdstukken werd de psychiatrische gezinsverpleging in België beschreven en vergeleken met relevante initiatieven in het binnen- en buitenland. Aangezien de onderzoekers het naast deze literatuurstudie belangrijk achtten om de visie van betrokkenen te kennen werd er een bevraging georganiseerd bij verschillende groepen die te maken hebben met de psychiatrische gezinsverpleging. In dit hoofdstuk bespreken we verschillende topics omtrent deze bevraging. Allereerst gaan we in op de onderzoeksopzet (1). Daarna volgen de kenmerken (2) en de representativiteit (3) van de respondenten. Vervolgens komt de vertrouwdheid en attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging (4) en de positieve en negatieve aspecten in verband met de psychiatrische gezinsverpleging aan bod (5). Verder is er aandacht voor de doelgroep (6), de begeleiding door het OPZ Geel (7) en de pleeggezinnen (8). Ten slotte gaan we in op de differentiatie (9), het wettelijke kader van de psychiatrische gezinsverpleging (10) en eindigen we met een besluit (11).
1
De onderzoeksopzet
In dit onderdeel staan we stil bij de onderzoeksopzet van de bevraging. Ten eerste gaan we in op de opzet en het verloop (1.1). Ten tweede wordt er dieper ingegaan op de inhoud van de bevraging (1.2). Ten derde komen de respondenten aan bod (1.3) en ten slotte wordt uitgelegd hoe de resultaten geanalyseerd werden (1.4).
1.1
Opzet en verloop van de bevraging
De bevraging bestond zowel uit een online-bevraging (1.1.1) als uit face-to-face interviews bij patiënten (1.1.2). 1.1.1
Online-bevraging
De visie van de betrokkenen werd grotendeels nagevraagd via een online-bevraging. Deze werd geprogrammeerd via de „survey software‟ Question Pro (www.questionpro.com) (zie 1.2 voor verdere informatie over de inhoud van de bevraging).
107
Hoofdstuk 5
Om zoveel mogelijk en een zo representatief mogelijke groep betrokkenen te bereiken, werd er gebruik gemaakt van verschillende kanalen om de uitnodiging voor de bevraging te verspreiden.
Via mail naar de 611 personeelsleden van het OPZ Geel (waarvan 47 werkzaam in de drie wijkcentra van de gezinsverpleging of het observatiehuis).
Via mail naar alle directeurs/coördinatoren van de Psychiatrische Ziekenhuizen, Psychiatrische Verzorgingstehuizen, Initiatieven voor Beschut Wonen en Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie (155 personen) in Vlaanderen58.
Via mail naar tien personen die werkzaam zijn in het beleid van de GGZ en de psychiatrische gezinsverpleging kennen.
Via brief naar alle 426 gezinnen die momenteel een persoon van de psychiatrische gezinsverpleging opvangen.
Via een advertentie in de krant „het Nieuwsblad van Geel‟.
Via flyers op de wekelijkse dinsdagmarkt in Geel.
Via flyers in verschillende krantenwinkels … in Geel.
bakkerijen,
slagers,
frituren,
boekenwinkels,
Na de verspreiding van de uitnodiging werd de vragenlijst gedurende vier weken opengesteld. Alle respondenten kregen de kans om aan te geven of ze al dan niet een samenvatting van de onderzoeksresultaten wensten te ontvangen. De respondenten van de patiënten, de pleeggezinnen en de algemene bevolking konden ook deelnemen aan de verloting van bongobonnen. Het voordeel van een online-bevraging is dat er op korte termijn veel informatie verzameld kan worden. De onderzoekers zijn zich echter ook bewust van de beperkingen van deze manier van werken. Zo is het om te kunnen deelnemen noodzakelijk om over een computer te beschikken en ermee te kunnen werken. Vooral voor de oudere generatie van de pleeggezinnen en de algemene bevolking zou dit een vertekening kunnen geven in de steekproef. Voor de patiënten werd hieraan tegemoet gekomen via de organisatie van faceto-face interviews. 1.1.2
Face-to-face interviews bij de patiënten
Voor het uitvoeren van de face-to-face interviews bij de patiënten werd toestemming gekregen van de Commissie voor medische ethiek (UZ Gasthuisberg).
58
www.desocialekaart.be
108
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
De interviews gingen door op vier verschillende locaties om een zo representatief mogelijke groep van patiënten te bereiken, namelijk: een industrieel atelier, het hygiënisch centrum, het wijkcentrum „De Statie‟ en het wijkcentrum „De Campus‟. Op iedere locatie was gedurende een halve dag een onderzoeker aanwezig. Bij het begin werd er steeds een algemene uitleg over het onderzoek gegeven aan de volledige groep patiënten. Hierbij werden ze uitgenodigd om deel te nemen en kregen de kans om vragen te stellen. Nadien konden patiënten die wensten deel te nemen zich aanmelden bij de onderzoeker. Bij de start van het interview kregen de patiënten verdere informatie over het onderzoek. Er werd benadrukt dat deelname niet verplicht was en dat de onderzoeker onafhankelijk werkte van het personeel van de voorziening. Daarnaast werd er ook om schriftelijke toestemming voor deelname gevraagd. Tijdens de interviews had de onderzoeker aandacht voor het welbevinden van de patiënten. De onderzoeker probeerde de patiënten op hun gemak te stellen door zo goed mogelijk aan te sluiten bij hun functioneringsniveau en belevingwereld. Ook wanneer de patiënten niet in staat waren om op alle vragen te antwoorden, werd er naar hen geluisterd en werden ze bevestigd in wat ze vertelden. De antwoorden van de patiënten werden zorgvuldig genoteerd en nadien uitgeschreven om het materiaal geschikt te maken voor de analyse. De onderzoekers stelden vast dat veel patiënten bereid waren om deel te nemen. Verschillende patiënten gaven zelfs aan het fijn gevonden te hebben dat er iemand naar hun mening luisterde.
1.2
Inhoud van de bevraging
In dit onderdeel wordt een uiteenzetting gegeven van de onderwerpen die in de bevraging aan bod kwamen (een volledige weergave van de vragenlijsten is te vinden in de bijlagen 4, 5, 6 en 7). De inhoud van de vragen werd zo goed mogelijk aangepast aan de kennis en achtergrond van de verschillende groepen van betrokkenen. Dit wil zeggen dat er vier verschillende vragenlijsten opgesteld werden, namelijk 1) voor de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten (bijlage 4), 2) voor de pleeggezinnen (bijlage 5), 3) voor de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging (bijlage 6) en 4) voor de algemene bevolking van Geel (bijlage 7) (zie 1.3 voor verdere verantwoording voor de keuze van de groepen). Aan alle groepen werden steeds zowel open als gesloten vragen gesteld. De gesloten vragen waren steeds verplicht te beantwoorden in die zin dat de persoon een foutmelding
109
Hoofdstuk 5
kreeg wanneer ze niet ingevuld werden. De open vragen waren niet verplicht te beantwoorden. Deze konden de respondenten gewoon overslaan. Om het invullen van de vragenlijsten zo vlot mogelijk te laten verlopen, konden de respondenten bij de gesloten vragen steeds aanduiden dat ze „geen mening‟ hadden over een bepaald onderwerp. Wanneer nadien een open vraag volgde over hetzelfde onderwerp werd deze automatisch overgeslaan. Zo werd voorkomen dat personen vragen dienden te beantwoorden waar ze geen kennis of mening over hadden. In wat volgt worden de onderwerpen weergegeven die bij de verschillende groepen aan bod kwamen, namelijk 1) de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten (1.2.1), 2) de pleeggezinnen (1.2.2), 3) de patiënten (1.2.3) en 4) de algemene bevolking (1.2.4). 1.2.1
De personeelsleden OPZ Geel en externe experten
In Tabel 6 staan de onderwerpen afgebeeld die aan bod kwamen bij de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten. Tabel 6 Onderwerpen in de bevraging voor de personeelsleden OPZ Geel en de externe experten Vertrouwdheid met de psychiatrische gezinsverpleging Attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging Verspreiding van de psychiatrische gezinsverpleging Aangewezen doelgroep Differentiatie Vergoeding pleeggezin Wettelijk statuut pleeggezin Hospitalisatiestatuut patiënten Daling patiënten en pleeggezinnen Pleegzorgdecreet Afstemming IBW, PVT en PZT Artikel 107 Financiële situatie Totaal aantal inhoudelijke vragen Vragen naar demografische kenmerken
110
Aantal gesloten vragen
Aantal open vragen
1
/
5
3
1
1
/ 6 1 1 1 / 1 1 1 / 19
1 8 1 1 2 1 2 1 1 1 23
4
/
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
Er werden 42 inhoudelijke vragen gesteld, waarvan 19 gesloten en 23 open vragen. Vragen in verband met de differentiatie van de gezinsverpleging (14) en de attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging (8) kwamen het meest aan bod. Over demografische kenmerken werden 4 vragen gesteld, namelijk: geslacht, leeftijd, soort voorziening, functie. 1.2.2
De pleeggezinnen
In Tabel 7 staan de onderwerpen weergegeven die aan bod kwamen bij de pleeggezinnen. In het totaal werden 20 inhoudelijke vragen gesteld, waarvan 7 gesloten en 13 open vragen. Hierbij lag de nadruk op de attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging. Er werden 12 vragen over demografische kenmerken gesteld, namelijk: postcode, geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, inwonende kinderen, aantal personen in het natuurlijke gezin, tewerkstelling en gebruik van diensten GGZ (4 vragen). Tabel 7 Onderwerpen in de bevraging voor de pleeggezinnen Vertrouwdheid met de psychiatrische gezinsverpleging Motivatie om pleeggezin te worden/ermee te stoppen Attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging Begeleiding OPZ Geel Permanentie OPZ Geel Vergoeding pleeggezin Bereidheid pleeggezin in het kader van resocialisatie of behandeling Daling patiënten en pleeggezinnen Verspreiding van de psychiatrische gezinsverpleging Suggesties Totaal aantal inhoudelijke vragen Vragen naar demografische kenmerken
1.2.3
Aantal gesloten vragen
Aantal open vragen
1
/
/
2
4
4
/ / 1
1 1 1
1
1
/
1
/
1
/ 7
1 13
12
/
De patiënten
De onderwerpen die in de bevraging van de patiënten aan bod kwamen, staan afgebeeld in Tabel 8. Aan de patiënten werden er in het totaal 11 vragen gesteld, waarvan 6 gesloten en 5 open vragen. De vragen naar demografische kenmerken waren dezelfde als die voor de pleeggezinnen (12 vragen). In de face-to-face interviews werden dezelfde vragen in dezelfde volgorde gesteld.
111
Hoofdstuk 5
Tabel 8 Onderwerpen in de bevraging voor de patiënten Vertrouwdheid met de psychiatrische gezinsverpleging Attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging Begeleiding OPZ Geel Daling patiënten en pleeggezinnen Verspreiding van de psychiatrische gezinsverpleging Totaal aantal inhoudelijke vragen Vragen naar demografische kenmerken
1.2.4
Aantal gesloten vragen
Aantal open vragen
1
/
5
2
/ /
1 1
/
1
6
5
12
/
De algemene bevolking
De onderwerpen in de bevraging voor de algemene bevolking worden in Tabel 9 weergegeven. Aan hen werden 10 inhoudelijke vragen gesteld, waarvan 4 gesloten en 6 open vragen. De vragen naar demografische kenmerken waren dezelfde als bij de pleeggezinnen en patiënten (12 vragen). Tabel 9 Onderwerpen in de bevraging voor de algemene bevolking Vertrouwdheid met de psychiatrische gezinsverpleging Motivatie om pleeggezin te worden Attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging Daling patiënten en pleeggezinnen Verspreiding van de psychiatrische gezinsverpleging Suggesties Totaal aantal inhoudelijke vragen Vragen naar demografische kenmerken
1.3
Aantal gesloten vragen
Aantal open vragen
1
/
1
1
2
2
/
1
/
1
/ 4
1 6
12
/
Respondenten
Er werd gekozen om vijf verschillende groepen van respondenten te bevragen, namelijk 1) de personeelsleden van het OPZ Geel, 2) de externe experten, 3) de patiënten, 4) de pleeggezinnen en 5) de algemene bevolking. In wat volgt geven we aan vanuit welke motivatie voor bovenstaande groepen gekozen werd.
112
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
De personeelsleden van het OPZ Geel betreffen zowel personeelsleden die werkzaam zijn in de psychiatrische gezinsverpleging als personeelsleden die elders in het OPZ Geel werken. Alle personeelsleden van het OPZ Geel zijn vanuit hun werksituatie min of meer betrokken bij de psychiatrische gezinsverpleging en kennen de werking van dichtbij. Hierdoor vonden de onderzoekers het belangrijk om te polsen naar hun mening over de vorm van zorg. De externe experten vormen de volgende groep. Dit zijn personen die werkzaam zijn in de praktijk of het beleid van de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen, maar niet rechtstreeks bij de psychiatrische gezinsverpleging betrokken zijn. De onderzoekers achtten de bevraging van deze groep aangewezen om op het spoor te komen van wat er in de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen leeft ten opzichte van de psychiatrische gezinsverpleging. De patiënten vormen een volgende groep. Dit is een groep die volgens de onderzoekers zeker niet vergeten mag worden. Aangezien de patiënten vaak al jarenlang in een pleeggezin verblijven, kennen zij de psychiatrische gezinsverpleging van binnenuit. Hierdoor zijn zij de aangewezen groep om de positieve en negatieve aspecten van deze vorm van zorg aan te geven. Naast de patiënten zijn ook de pleeggezinnen een belangrijke groep. Ook zij hebben vaak een jarenlange ervaring in het opvangen van patiënten en met het systeem van de psychiatrische gezinsverpleging. Hierdoor vonden de onderzoekers het belangrijk om ook hun mening in dit onderzoek mee te nemen. Ten slotte werd ook de algemene bevolking van Geel bij de bevraging betrokken. Zij kan belangrijke informatie geven over hoe ze naar de psychiatrische gezinsverpleging kijkt en hoe ze er tegenover staat om zelf pleeggezin te worden.
1.4
Analyse
De analyse gebeurde op de bevragingen die volledig ingevuld werden en die voor de afsluitdatum voor deelname werden ontvangen. Dit waren er 231 (63 personeelsleden OPZ Geel, 29 externe experten, 27 patiënten, 30 pleeggezinnen en 80 bevolking). Voor de analyse van de gesloten vragen werden frequentiedistributies gemaakt via SPSS, een professioneel softwarepakket voor statistische analyse Voor de analyse van de open vragen werd gebruik gemaakt van Nvivo, een softwarecomputerprogramma voor de kwalitatieve inhoudsanalyse van teksten aan de hand van een coderingssysteem. Aan de antwoorden op de open vragen werden steeds één of meerdere codes toegekend naargelang het thema waarover de fragmenten handelden. De categorieën werden bepaald op basis van de onderzoeksvragen. Vervolgens werden alle fragmenten met dezelfde code geanalyseerd op basis van overeenkomsten en verschillen.
113
Hoofdstuk 5
2
Kenmerken van de respondenten
In Tabel 10 staan een aantal kenmerken van de respondenten afgebeeld (aantal, response rate, gemiddelde invultijd, geslacht en leeftijd). Tabel 10 Kenmerken van de respondenten (aantal, responsrate, gemiddelde invultijd, geslacht en leeftijd) OPZ Geel Aantal respondenten Aantal totale groep % respondenten van de totale groep Gemiddelde invultijd Geslacht Man Vrouw Leeftijd 18-25 25-34 35-44 45-54 55-64 65+
Externe experten
Patiënten
Pleeggezinne Bevolking n 27 30 82
63
29
611
168
348
426
36.01459
10,3%
17,3%
7,8%
7%
0,002%
42 minuten
30 minuten
/
38 minuten
14 minuten
33% 67%
72% 28%
44% 56%
37% 63%
38% 62%
0% 24% 22% 32% 21% 1%
0% 7% 43% 32% 14% 4%
0% 11% 19% 15% 22% 33%
3% 0% 20% 20% 23% 33%
11% 24% 15% 28% 18% 4%
In totaal reageerden 231 personen op de bevraging. Het ging om 82 personen van de algemene bevolking, 63 personeelsleden van het OPZ Geel, 30 pleeggezinnen, 29 externe experten en 27 patiënten. De gemiddelde invultijd is het grootst voor de personeelsleden van het OPZ Geel (42 minuten), gevolgd door die van de pleeggezinnen (38 minuten) en de externe experten (30 minuten). De invultijd van de bevolking is het kortst (14 minuten). Van de patiënten is hierover geen informatie beschikbaar. Wat het geslacht betreft, komt bij de personeelsleden van OPZ Geel, de pleeggezinnen en de bevolking naar voor dat er een overwicht is aan vrouwen. Bij de externe experten is er een overwicht aan mannen. Bij de patiënten is de verhouding tussen mannen en vrouwen ongeveer gelijk.
59
http://www4.vlaanderen.be/dar/svr/Cijfers/Pages/Excel.aspx (aantal bewoners in Geel op 1.1.2008)
114
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
Op het vlak van leeftijd wordt voor de personeelsleden van het OPZ Geel gevonden dat de respondenten vrij gelijkaardig verdeeld zijn over de verschillende leeftijdscategorieën. Enkel de jongste (18-25) en de oudste (65+) zijn weinig vertegenwoordigd (respectievelijk 0% en 1%). Van de externe experten is de meerderheid van de respondenten tussen 35 en 54 jaar (75%). Bij de patiënten en de pleeggezinnen is meer dan de helft ouder dan 55 jaar (respectievelijk 55% en 56%). Bij de algemene bevolking zijn de respondenten vrij gelijkaardig verdeeld over de verschillende leeftijdscategorieën. Enkel 65-plussers zijn weinig vertegenwoordigd (4%). In Tabel 11 wordt de functie van de personeelsleden van OPZ Geel en de externe experten weergegeven. Hier zien we dat er bij de personeelsleden van het OPZ Geel voornamelijk hulpverleners op de bevraging reageerden (60,3%). Bij de externe experten waren dit voornamelijk leidinggevenden en personen met een bestuursfunctie (68%). Dit komt overeen met het feit dat de uitnodiging voor de bevraging bij de externe experten voornamelijk verstuurd werd naar personen met een leidinggevende of bestuursfunctie, terwijl de bevraging in het OPZ Geel breed verspreid werd naar alle personeelsleden. Ook de voorzieningen waar de externe experten werkzaam zijn, staan in Tabel 11 afgebeeld. Hieruit komt naar voor dat de respondenten van de externe experten voornamelijk werkzaam zijn in psychiatrische ziekenhuizen (31%), Initiatieven voor Beschut Wonen (24%) en de Psychiatrische zorg in de Thuissituatie (17%) Daarnaast zijn enkelen ook werkzaam in een dienst voor pleegzorg (10%) en een andere voorziening (10%) (deze andere voorzieningen betreffen een SEL (samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg), de gezinszorg en een onderzoeker). Ten slotte is er telkens één respondent werkzaam in een PVT (3%) en een CGG (3%). Tabel 11 Functie en voorziening (personeelsleden van OPZ Geel en de externe experten) Functie Hulpverleners Leidinggevend Bestuur Ander Voorziening PZ IBW CGG Pleegzorg PVT PZT Ander
OPZ Geel 60% 16% 8% 16%
Externe experten 23% 29% 38% 10% 31% (9) 24% (7) 3% (1) 10% (3) 3% (1) 17% (5) 10% (3)
In Tabel 12 worden de demografische variabelen burgerlijke staat, tewerkstelling en gebruik van voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg voorgesteld voor de patiënten, pleeggezinnen en de bevolking.
115
Hoofdstuk 5
Tabel 12 Demografische variabelen van de patiënten, de pleeggezinnen en de algemene bevolking (burgerlijke staat, tewerkstelling, gebruik GGZ) Patiënten Burgerlijke staat Alleenstaand Gehuwd of wettelijk samenwonend Weduwe Gescheiden Tewerkstelling Student Werkloos Deeltijdse tewerkstelling Voltijdse tewerkstelling Huishouden Ziekteverlof of invaliditeit Leefloon (Pre-)pensioen Ander Gebruik GGZ Ik ken mensen in mijn nabije omgeving die te kampen hebben met psychische problemen Ik ken mensen die zich opgegeven hebben als psychiatrisch pleeggezin Ik ken mensen die als patiënt in een psychiatrisch pleeggezin wonen Ik heb zelf ooit beroep gedaan op een hulpverlener voor psychische problemen
Pleeggezinnen
Bevolking
78% 0%
7% 57%
29% 65%
4% 19%
30% 7%
0% 6%
3% 3% 7%
11% 2% 18%
30% 7% 3%
54% 0% 2%
0% 40% 7%
0% 11% 1%
63%
82%
63%
55%
70%
61%
3%
20%
Voor de burgerlijke staat komt naar voor dat het grootste deel van de patiënten alleenstaand is (78%). Een kleiner percentage is gescheiden (19%). Het grootste deel van de pleeggezinnen is gehuwd/wettelijk samenwonend (57%) of weduwe (30%). Bij de algemene bevolking is het grootste deel gehuwd/wettelijk samenwonend (65%) of alleenstaand (29%). Rond tewerkstelling zien we dat de meerderheid van de pleeggezinnen voltijds werkt (30%) of met (pre)pensioen is (40%). Van de bevolking werkt meer dan de helft voltijds
116
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
(54%). Daarnaast is er een groep die deeltijds werkt (18%), student is (11%) of met (pre)pensioen (11%). Wat het gebruik van voorzieningen van geestelijke gezondheidszorg betreft, blijkt dat een meerderheid van de pleeggezinnen personen kent die kampen met psychische problemen (63%), personen die zich opgegeven hebben als pleeggezin (63%) en personen die als patiënt in een pleeggezin verblijven (70%). Slechts een heel klein percentage (3%) deed zelf ooit een beroep op een hulpverlener voor psychische problemen. Een meerderheid van de bevolking kent personen die kampen met psychische problemen (82%) en personen die als patiënt in een pleeggezin verblijven (61%). Iets meer dan de helft kent personen die zich opgegeven hebben als pleeggezin (55%). Een minderheid deed ooit zelf een beroep op een hulpverlener voor psychische problemen (20%).
3
De representativiteit van de respondenten
In dit onderdeel wordt de representativiteit van de verschillende groepen respondenten besproken. Achtereenvolgens komen de personeelsleden van het OPZ Geel (3.1), de externe experten (3.2), de patiënten (3.3), de pleeggezinnen (3.4) en de algemene bevolking (3.5) aan bod.
3.1
De personeelsleden van het OPZ Geel
Van de 611 personeelsleden van het OPZ Geel namen er 63 deel aan de bevraging. Dit komt neer op 10,3% van het totaal aantal personeelsleden (Tabel 10). In Tabel 13 wordt de totale groep van de personeelsleden vergeleken met de groep respondenten op het vlak van geslacht en leeftijd. Op vlak van geslacht zien we een gelijkaardige verdeling. Zowel in de totale groep van personeelsleden als in de groep respondenten is er een overwicht aan vrouwen. Bij de totale groep is dit nog iets meer uitgesproken dan voor de groep respondenten. Wat de leeftijd betreft, blijkt dat het percentage respondenten voor de jongste leeftijdscategorieën (-34 en 35-44) steeds (iets) lager ligt dan het percentage voor de totale groep. Voor de oudste leeftijdscategorieën (45-54 en +55) zien we het omgekeerde: het percentage voor de totale groep ligt daar lager dan het percentage voor de groep respondenten.
117
Hoofdstuk 5
Tabel 13 Vergelijking van de totale groep personeelsleden met de respondenten op vlak van geslacht en leeftijd Personeelsleden OPZ 31/12/2009 (n=611)
op Respondenten personeelsleden (n=63)
juli
2010
Geslacht Man
25,9%
33%
Vrouw
74,1%
67%
-34
37,6%
24%
35-44
26,4%
22%
45-54
22,3%
32%
+55
13,7%
22%
Leeftijd
3.2
De externe experten
Van de 165 aangeschreven externe experten, vulden er 29 de bevraging in (=17,3%) (Tabel 10). De uitnodiging werd uitgestuurd naar directeurs/coördinatoren van de volgende voorzieningen in Vlaanderen: Psychiatrische Ziekenhuizen, Initiatieven voor Beschut Wonen, Psychiatrische zorg in de thuissituatie en Psychiatrische Verzorgingstehuizen. Aangezien het steeds de directie/coördinator was die rechtstreeks aangeschreven werd, is de groep respondenten enkel representatief voor directeurs/coördinatoren van deze voorzieningen en niet voor alle personen die er werkzaam zijn. Bij deze groep vermoeden de onderzoekers dat vooral de personen die de psychiatrische gezinsverpleging kennen geantwoord hebben op de bevraging
3.3
De patiënten
Van de 348 patiënten kon er van 27 een face-to-face interview worden afgenomen. Dit komt neer op 7,8%. In Tabel 14 wordt de totale groep van de patiënten van de gezinsverpleging vergeleken met de bevraagde patiënten op het vlak van geslacht en leeftijd. Op het vlak van geslacht komt hieruit naar voor dat er in de totale groep van patiënten van de gezinsverpleging meer mannen dan vrouwen verblijven. Bij de bevraagde groep was de geslachtsverdeling ongeveer gelijk met een licht overwicht aan vrouwen.
118
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
Wat de leeftijd betreft, doet het grootste verschil tussen de totale en de bevraagde groep van patiënten zich voor bij de oudste leeftijdscategorie (65+). In de totale groep van patiënten is 56,0% van de patiënten ouder dan 65 jaar. In de bevraagde groep was dit slechts 33%. Daarnaast kwamen er in de bevraagde groep betrekkelijk meer patiënten van de jongere leeftijdsgroepen voor dan in de totale groep patiënten (namelijk 25-34 jaar en 35-44 jaar). Dit wil zeggen dat de personen uit de jongere leeftijdscategorieën zich meer aangesproken en bereid voelden om deel te nemen aan de bevraging. Hoewel de leeftijdsverdeling van de bevraagde groep patiënten niet representatief is voor de totale groep patiënten, achtten de onderzoekers de resultaten van de bevraging toch zinvol omdat er voor de oudere patiënten vermoedelijk nog weinig veranderingen zullen gebeuren in het systeem. Voor de jongere patiënten zal dit meer het geval zijn en daarom is het belangrijk hun mening te kennen.
Tabel 14 Vergelijking van de totale groep patiënten met de respondenten op vlak van geslacht en leeftijd Patiënten gezinsverpleging op 19/08/2010 (n=348)
Respondenten patiënten juli 2010 (n=27)
Geslacht Man Vrouw
62,1% 37,9%
44% 56%
18-25 25-34 35-44 45-54 55-64 65+
0,3% 1,7% 6,6% 11,8% 23,6% 56,0%
0% 11% 19% 15% 22% 33%
Leeftijd
3.4
De pleeggezinnen
Van de pleeggezinnen reageren er 30 van de 426 op de uitnodiging om deel te nemen aan de bevraging. Dit komt neer op 7% (Tabel 10). In Tabel 15 worden de pleeggezinnen die op de bevraging reageerden, vergeleken met de totale groep van pleeggezinnen op het vlak van geslacht en leeftijd. Bij de totale groep van pleeggezinnen is er een klein overwicht aan vrouwen (55,2% vrouwen en 44,8% mannen). Dezelfde trend wordt vastgesteld bij de respondenten, waar het overwicht aan vrouwen nog een stuk groter is (63% vrouwen en 37% mannen).
119
Hoofdstuk 5
Net als bij de patiënten komt het grootste verschil op het vlak van leeftijd naar voor bij de oudste leeftijdsgroep (65+). Bij de totale groep van de pleeggezinnen behoort 63,8% tot deze leeftijdscategorie terwijl dit voor de respondenten van de pleeggezinnen slechts 33% bedraagt. Daarnaast waren er in de groep respondenten van de pleeggezinnen betrekkelijk meer personen uit de jongere leeftijdsgroepen dan in de totale groep pleeggezinnen (namelijk 35-44 jaar en 45-54 jaar). De onderzoekers vermoeden dat dit te wijten is aan de methode van online-bevraging. Vermoedelijk beschikken velen van de oudere pleeggezinnen niet over een computer en/of kunnen ze hier niet mee werken. De leeftijdsverdeling van de respondenten is hierdoor, net als bij de patiënten, niet representatief voor de leeftijdsverdeling van de totale groep pleeggezinnen. Tabel 15 Vergelijking van de totale groep pleeggezinnen met de respondenten op vlak van geslacht en leeftijd Pleeggezinnen op 19/08/2010 (n=426)
Respondenten pleeggezinnen juli 2010 (n=30)
Man Vrouw
44,8% 55,2%
37% 63%
18-25 25-34 35-44 45-54 55-64 65+
0% 0,5% 4,5% 12,4% 18,8% 63,8%
3% 0% 20% 20% 23% 33%
Geslacht
Leeftijd
3.5
De algemene bevolking
Van de algemene bevolking reageren 82 personen van de 36.014 personen die in Geel wonen. Dit komt neer op 0,002%. In Tabel 16 worden de respondenten van de bevolking vergeleken met de algemene bevolking op het vlak van geslacht en leeftijd. In de algemene bevolking is het aantal mannen en vrouwen gelijk. Bij de personen die reageerden op de bevraging was er een overwicht aan vrouwen (62% vrouwen en 38% mannen). Op het vlak van leeftijd doet het grootste verschil zich net als bij de patiënten en pleeggezinnen voor in de oudste leeftijdscategorie (65+). In de algemene bevolking bevindt 19,7% van de mensen zich in deze categorie terwijl dit bij de respondenten slechts 4% is. In de jongere leeftijdscategorieën (25-34 jaar en 45-54 jaar) ligt het percentage van de respondenten hoger dan het percentage in de algemene bevolking.
120
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
Tabel 16 Vergelijking van de algemene bevolking van Geel met de respondenten van de bevolking op vlak van geslacht en leeftijd Algemene bevolking Geel vanaf 15 jaar (n=30.6310)
Respondenten bevolking juli 2010 (n=82)
Geslacht Man Vrouw
50,3% 49,7%
38% 62%
18-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65+
13,5%60 15,1% 18,5% 18,4% 14,8% 19,7%
11% 24% 15% 28% 18% 4%
Leeftijd
4 De evaluatie van de vertrouwdheid met en de attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging In Tabel 17 worden de gegevens in verband met de vertrouwdheid met en attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging weergegeven. De vertrouwdheid met de psychiatrische gezinsverpleging werd bij alle groepen respondenten, behalve de patiënten, nagegaan via een gesloten vraag. Hieruit komt naar voor dat de pleeggezinnen (100%) en de personeelsleden van het OPZ Geel (98%) goed vertrouwd zijn met deze vorm van zorg. Ook bij de bevolking is een meerderheid er goed mee vertrouwd (73%). Bij de externe experten is dit een minderheid (31%). Een meerderheid van de externe experten geeft aan de psychiatrische gezinsverpleging wel te kennen, maar niet precies te weten wat het inhoudt (66%). Voor deze laatste groep zou de vertrouwdheid een overschatting kunnen zijn doordat de onderzoekers vermoeden dat voornamelijk de externe experten die bekend zijn met deze vorm van zorg op de bevraging geantwoord hebben. De attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging wordt bevraagd via vier gesloten vragen. In Tabel 17 staat steeds aangegeven welke vragen aan welke groepen respondenten voorgelegd werden. Via een eerste vraag gaan we na hoe de respondenten staan tegenover de psychiatrische gezinsverpleging als vorm van zorgverlening. Hieruit komt naar voor dat een grote meerderheid van de respondenten van de verschillende groepen er positief tegenover staat
60
13,5% voor 15-24 jarigen en 6,1% voor 20-24-jarigen
121
Hoofdstuk 5
(van 89% bij de patiënten tot 98% van de personeelsleden van OPZ Geel). Van de patiënten staat ook 11% negatief tegenover deze vorm van zorgverlening. In een tweede vraag onderzoeken we hoe respondenten denken dat de patiënten deze vorm van zorg ervaren. Hier geeft een grote meerderheid van de respondenten van alle bevraagde groepen (personeel OPZ Geel, externe experten en pleeggezinnen) aan te denken dat de ervaring van de patiënt over deze vorm van zorg positief is (van 90% bij de pleeggezinnen tot 98% van de personeelsleden OPZ Geel). Een derde vraag polst naar de mate waarin de respondenten vinden dat patiënten een zinvol en waardig leven leiden in de psychiatrische gezinsverpleging. Een grote meerderheid van de respondenten in alle bevraagde groepen (OPZ Geel, externe experten, pleeggezinnen en bevolking) vindt dat de patiënten een zinvol en waardig leven binnen de gezinsverpleging (van 93% bij de externe experten tot 100% bij de pleeggezinnen). Een vierde vraag betreft de visie van de respondenten op de mate waarin de psychiatrische gezinsverpleging aan herstel en rehabilitatie werkt. Deze vraag werd enkel aan de personeelsleden van OPZ Geel en de externe experten gesteld. Een grote meerderheid van beide groepen vindt dat er binnen de gezinsverpleging aan herstel en rehabilitatie gewerkt wordt (respectievelijk 97% en 83%). Tabel 17 De vertrouwdheid met en de attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging OPZ Geel
Externe experten
Patiënten
Pleeggezinnen
Bevolking
In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging in Geel? Goed vertrouwd 98% 31% 100% 73% Ik ken het, maar weet niet 2% 66% 0% 27% precies wat het inhoudt Ik ken het niet 0% 3% 0% 0% Hoe staat u tegenover de psychiatrische gezinsverpleging als vorm van zorgverlening? zeer/eerder positief 98% 93% 89% 97% zeer/eerder negatief 2% 7% 11% 3% Hoe denkt u dat patiënten in psychiatrische gezinsverpleging deze vorm van opvang ervaren? zeer/eerder positief 98% 93% 90% zeer/eerder negatief 0% 0% 7% Vindt u dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging een zinvol en waardig leven leiden? zeker/eerder wel 98% 93% 100% 96% zeker/eerder niet 2% 0% 0% 1% Vindt u dat er binnen de psychiatrische gezinsverpleging gewerkt wordt aan rehabilitatie en herstel van de patiënt (sociaal, huisvesting, arbeid …)? zeker/eerder wel 91% 83% zeker/eerder niet 9% 7%
122
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
5 Positieve en negatieve aspecten in verband met de psychiatrische gezinsverpleging In dit onderdeel komen de positieve en de negatieve aspecten in verband met de psychiatrische gezinsverpleging aan bod. Deze gegevens zijn voornamelijk afkomstig van de antwoorden op de open vragen „Wat vindt u de positieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?‟ en „Wat vindt u de negatieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?‟. Daarnaast werden ook antwoorden op andere open vragen die hieronder pasten in dit onderdeel opgenomen.
5.1
De positieve aspecten
In de literatuurstudie kwamen drie positieve zaken in verband met de psychiatrische gezinsverpleging naar voor, namelijk: de zorg in de samenleving, de sociale integratie en de destigmatisatie. Via kwalitatieve analyse werden nog een aantal bijkomende positieve aspecten geïdentificeerd, namelijk: de normalisatie, de positieve gevolgen voor de maatschappij en de nadruk op mogelijkheden61. In onderstaand overzicht komen deze aspecten achtereenvolgens aan bod. 5.1.1
De sociale integratie
Aan alle respondenten werd gevraagd in welke mate ze vinden dat de patiënten sociaal geïntegreerd zijn in de maatschappij. In Tabel 18 zien we dat een grote meerderheid van de algemene bevolking, personeelsleden van OPZ Geel en de pleeggezinnen vindt dat de patiënten geïntegreerd zijn in de maatschappij (respectievelijk 96%, 95% en 93%). Ook een meerderheid van de patiënten en de externe experten geeft dit aan (respectievelijk 81% en 76%). De patiënten geven meer dan de andere respondenten aan dat ze niet sociaal geïntegreerd zijn in de maatschappij (15%). Tabel 18 De sociale integratie van patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging Externe Pleeggezinn Algemene Patiënten experten en bevolking Heeft u de indruk dat de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging sociaal geïntegreerd zijn in de buurt waar ze wonen? Zeker/eerder wel 95% 76% 81% 93% 96% Zeker/eerder niet 5% 4% 15% 7% 2% OPZ Geel
61
Positieve aspecten in verband met de pleeggezinnen worden beschreven in onderdeel 8.
123
Hoofdstuk 5
In de bevraging werd de open vraag gesteld om „concrete voorbeelden te geven van sociale integratie van patiënten‟. Hier geven 173 van de 231 personen een antwoord (52 bevolking, 22 externe experten, 57 OPZ Geel, 22 patiënten, 20 pleeggezinnen). Als meest vermelde aspect van sociale integratie komt het verblijf in het pleeggezin naar voor. Verschillende respondenten geven aan dat de patiënten echt als een lid van het gezin beschouwd worden en dat ze deelnemen aan alle activiteiten in het gezin. “De meeste patiënten nemen volledig deel aan het familieleven van het pleeggezin, met deelname aan communiefeesten, trouwfeesten enz.” (OPZ Geel) Dit deelnemen aan de activiteiten van het gezin wordt gezien als bevorderlijk voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden en in het opnemen van sociale rollen. “Ze zitten in het gezin mee aan tafel en worden bij allerlei activiteiten in het gezin/de familie betrokken. Sommigen zijn lid van plaatselijke clubs (voetbal) of gaan onder begeleiding naar culturele activiteiten (soort buddy project). Cliënten nemen bepaalde rollen op in het gezin (kippen voederen, tafel afruimen, kinderen oppassen, boodschappen doen …).” (OPZ Geel) “Enerzijds een gewoon gezinsleven kan uitgebouwd worden, waarbij de sociale aspecten van dat gezin overgedragen worden op de zieke. Anderzijds kan de zieke ook zelfstandig iets uitbouwen, mits hulp van het pleeggezin.” (bevolking) Verschillende respondenten geven aan dat de sociale integratie via het pleeggezin verloopt en dat ze via het pleeggezin gemakkelijker betrokken raken in allerlei activiteiten in de gemeenschap. Dit brengt met zich mee dat de sociale integratie van de patiënt wel afhankelijk is van het pleeggezin waarin de patiënt terechtkomt. “Er
zijn er ook die steeds worden 'binnengebracht' als er iets te doen is. Hangt af van de patiënt én het gezin.” (OPZ Geel) “Mijn pleegmoeder heeft graag dat ik op zaterdag buitenkom. Niet dat ze mij uit huis wil, maar ze wil wel dat ik onder de mensen kom. Sommige patiënten mogen niet naar hun familie gaan van de pleegouders. Mijn pleegmoeder heeft niet liever.” (patiënt) Nog op het vlak van sociale integratie geven enkele patiënten aan dat het moeilijk is om een relatie aan te gaan wegens het verblijf in het pleeggezin. “Negatief is dat ik een vriendin heb en we geen privacy hebben. Het wordt niet gedaan dat je vriend of vriendin bij het pleeggezin thuis komt.” (patiënt)
124
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
Naast de sociale contacten in het pleeggezin, wordt aangegeven dat patiënten in contact komen met anderen via deelname aan de activiteiten georganiseerd door OPZ Geel. “Elke maandag speel ik badminton, 2 keer per week ga ik fitnessen, 1 keer/2 weken ga ik volksdansen. Soms doen we een uitstap met heel het OPZ. Vorige week was er een optreden en daar zijn we met de hele groep naar toe geweest.” (patiënt) “Volgende week vertrek ik naar Zwitserland met 20 man. Daar gaan we koken, zwemmen, wandelen, pingpong, winkelen … Ik ben al in heel veel landen geweest: Griekenland, Lourdes, Spanje … Het is nog nooit tegengevallen.” (patiënt) Alle patiënten geven aan voornamelijk bevriend te zijn met medepatiënten en weinig vrienden te hebben buiten de psychiatrische gezinsverpleging. “In het OPZ kan je sociale contacten leggen. Buiten het OPZ moet je zelf moeite doen. Daar moet je zelf voor zorgen.” (patiënt) Verschillende patiënten (8) klagen ook over het feit dat er veel ruzies en conflicten zijn tussen de patiënten. “Negatief vind ik dat sommige mensen niet overeen kunnen komen en ruzie maken. Ze weten niet over wat ze praten.” (patiënt) De huidige werking van het OPZ Geel wordt door enkele respondenten (4) ook als een hindernis gezien tot sociale integratie omdat er veel beslist wordt in de plaats van de patiënten (bv. kunnen geen eigen huisarts kiezen, gaan naar de kapper in het badhuis, op vakantie met het OPZ …) waardoor ze niet volledig geïntegreerd zijn in de maatschappij. “De gezinsverpleging is onvoldoende geëvolueerd: vanuit het ziekenhuis wordt zeer veel georganiseerd voor de patiënt waardoor het een gemeenschap betreft binnen de gemeenschap - geen maximale integratie. Er wordt veel overgenomen van patiënten en centraal georganiseerd, vb. vakanties, waardoor ze ook veel tussen psychiatrische patiënten blijven 'hangen'.” (OPZ Geel) Ten slotte geven de respondenten aan dat de patiënten zich ook integreren via het zelfstandig deelnemen aan het verenigingsleven en vrijetijdsactiviteiten in Geel “In veel gevallen nemen ze zelfstandig deel aan het verenigingsleven. Ze maken deel uit van een familie, maar doen ook dingen buiten de familie: film, bibliotheek, voetbal …” (OPZ Geel)
125
Hoofdstuk 5
Verschillende respondenten geven aan dat de algemene bevolking van Geel heel aanvaardend en tolerant is naar de patiënten toe en dat de patiënten aanvaard worden in het straatbeeld. “In mijn buurt is een cafeetje waar patiënten een pintje komen drinken naast andere bezoekers. Ze kunnen gewoon deelnemen aan activiteiten van de gemeente als zij dat willen. Ze doen sport in een sportcomplex waar iedereen sport doet zonder speciale accenten.” (OPZ Geel) “De mensen van Geel houden rekening met de gasten, zowel in verkeer als helpen in winkel of tijd maken voor een praatje.” (OPZ Geel) Toch wordt deze tolerantie door een aantal respondenten genuanceerd (4) en geven enkelen aan dat er een verandering optreedt in de tolerantie van de Geelse samenleving (3). “Echte sociale integratie in het Geelse verenigingsleven of als betaalde werknemer is minder evident.” (OPZ Geel) “Ze kunnen deelnemen aan het gewoon dagelijks leven van pleeggezin, buurt en dorp, maar wel met enige restrictie door blijvend 'patiëntschap‟.” (OPZ Geel) “De huidige Geelse bevolking is veranderd net zoals overal en kent het groeiproces van de kolonie zo niet, dus dit zorgt wel voor een minder sociaal leven.” (algemene bevolking) “Ook in Geel is het sociaal weefsel misschien te ver 'aangetast' om nog een uniek aanbod te kunnen doen.” (experten)
In de bevraging komt naar voor dat ook de mogelijkheden van de patiënt een rol spelen in de mate van sociale integratie. “Er
bestaan hierin wel grote verschillen tussen patiënten. Sommige patiënten houden zich ook liever wat afzijdig van groepsactiviteiten en van het sociale leven. Anderen zijn zo beperkt dat ze niet zo snel aanvaard worden in een vereniging.” (OPZ Geel) “Wanneer er sprake is van storend of erg aandachtvragend gedrag wordt het soms wel een ander plaatje en is er soms wel sprake van enige afstand en minder vlot integreren.” (OPZ Geel) “Aan sociale relaties ga ik moeten werken want ik heb mij acht jaar lang afgezonderd. In het pleeggezin moet ik proberen om mee tv te kijken. Ik ben asociaal geworden door wat ik meegemaakt heb. Ik moet er klaar voor zijn.” (patiënt)
126
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
5.1.2
De zorg in de samenleving
In de bevraging verwijst bijna een derde van alle respondenten (66 van de 231) naar „zorg in de samenleving‟ als een positief aspect van de psychiatrische gezinsverpleging (17 personen van de algemene bevolking, 10 externe experten, 28 personen van OPZ Geel, 4 patiënten, 6 pleeggezinnen). Hierbij wordt herhaaldelijk de vergelijking gemaakt met het leven in een instelling. Om verschillende redenen gaat de voorkeur van de respondenten uit naar het leven in een gezin. Een eerste reden is dat de patiënten in de gezinsverpleging meer vrijheid ervaren. “Nu ben ik een vrij mens. Vanaf ik in de gezinsverpleging gekomen ben, ben ik een vrij mens.” (patiënt) “Voor mij is het zeer positief. Je wordt daar in het huis genomen alsof je bij de familie hoort. Je hebt meer vrijheid. Ik heb in andere voorzieningen geweest en als ik mag kiezen, dan kies ik zeker voor de gezinsverpleging. Ik wil bewijzen dat ik het wel waard ben, dat ik met twee voeten in de maatschappij kan staan.” (patiënt) “Ik vind dit een goed initiatief want ze zijn niet opgesloten zoals in de instelling en genieten van meer vrijheid.” (pleeggezin) Een tweede reden is dat de patiënten in de gezinsverpleging niet „weggestopt‟ worden. “Mensen in gezinnen opvangen is menswaardiger dan ze weg te steken in een instelling.” (algemene bevolking) “Mensen met een disfunctie worden niet weggestopt maar blijven een deel van de samenleving.” (OPZ Geel) Een derde reden is dat de patiënten in de gezinsverpleging in contact komen met „nietpatiënten‟ en een beperkter contact hebben met andere patiënten “Sommige gasten worden in groep op een afdeling onrustig. Zien daar soms beangstigende dingen die ze niet goed kunnen plaatsen. Voor hen zou een rustigere omgeving beter zijn.” (OPZ Geel) “Minder (negatieve) beïnvloeding door andere cliënten.” (OPZ Geel) Als vierde reden wordt aangehaald dat de patiënten in de gezinsverpleging niet te maken krijgen met wisselende personeelsleden. “Opgenomen worden in een ander gezin is veel beter dan in een instelling te moeten verblijven waar alleen verpleging en opvoeders en zo werken.” (bevolking) “Ook heel consistent kader in een gezin is een meerwaarde (niet telkens wisselende verpleegkundigen op dienst).” (OPZ Geel)
127
Hoofdstuk 5
Een vijfde reden is dat patiënten in de gezinsverpleging in een huiselijkere omgeving verblijven. “Ze leven in een warm gezin en niet in een 'koude' instelling.” (bevolking) “Ze komen terecht in een omgeving die meer stabiliteit en natuurlijke structuur biedt (en daardoor noodzakelijke rust) dan een afdeling of organisatie ooit zal kunnen.” (OPZ Geel) Ten zesde wordt aangegeven dat de gezinsverpleging goedkoper is dan wanneer de patiënt in een instelling verblijft. 5.1.3
De normalisatie
Als volgend positief aspect geven een aantal respondenten aan het heel positief te vinden dat de patiënten in een „normaal‟ gezin en een „normale‟ omgeving kunnen wonen en zo een „normaal‟ leven kunnen leiden (33 (8 bevolking, 12 experten, 13 OPZ)). Opvallend hierbij is dat zowel patiënten als pleeggezinnen hierover niets aangeven “Het lijkt me dat deze mensen in vrij 'normale' omstandigheden leven en bijgevolg een vrij normaal sociaal leven kunnen opbouwen.” (bevolking) “Gebeurt in een 'normale' (normaler dan ziekenhuis of PVT) context; gebeurt door niet-professionelen; cliënt wordt aangesproken op zijn handelen en functioneren in een gewone omgeving door gewone naastbetrokken mensen (niet-hulpverleners)” (experten) “De mogelijkheid om bezig te zijn met evidente daginvulling, zoals dat voor andere ('gezonde') personen het geval is: uit werken gaan in een therapiehuis, huishoudelijke taken doen, werken in de tuin.” (OPZ Geel) 5.1.4
De positieve gevolgen voor de maatschappij
Andere respondenten geven aan dat het systeem van de psychiatrische gezinsverpleging niet alleen positieve gevolgen heeft voor de patiënten, maar ook voor de maatschappij (17 (6 bevolking, 1 expert, 8 OPZ, 2 pleeggezin)). De mensen leren erdoor omgaan met „anders zijn‟ en het zorgt voor een tolerante sfeer. “De omgang met deze mensen verrijkt uw cultuur dermate, dat geen cursus hier tegen is opgewassen.” (pleeggezin) “Ja, heeft een positief effect op zowel patiënten als op de bevolking: aangename tolerante sfeer. (bevolking)
128
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
“De mensen leren hiervan! Tegenwoordig draait voor veel mensen de wereld alleen nog om zichzelf en door de gezinsverpleging kan dit heel erg veranderen!” (bevolking) 5.1.5
De destigmatisatie
Respondenten geven aan dat de psychiatrische gezinsverpleging destigmatiserend werkt (13 (5 bevolking, 3 experten, 5 OPZ)). “Naargelang van hun mogelijkheden kunnen ze zelf op eigen initiatief op café of restaurant gaan, museumbezoek … en ze worden op dezelfde manier behandeld als andere klanten.” (bevolking) “De patiënt wordt niet als vreemd of gevaarlijk bekeken maar hoort in het straatbeeld.” (experten) “Patiënten blijven hun eigenwaarde behouden en hebben het gevoel niet bestempeld te zijn als psychiatrische patiënt.” (OPZ Geel) Ook hier stellen we vast dat zowel patiënten als pleeggezinnen dit niet aanhalen. Enkele bevraagden (3) geven in tegenstelling hiermee ook aan dat er ook in Geel sprake is van stigma. “Ze passen in het straatbeeld, maar blijven toch een aparte categorie bewoners.” (OPZ Geel) 5.1.6
De nadruk op mogelijkheden
Als laatste geven respondenten aan dat in de psychiatrische gezinsverpleging de nadruk gelegd wordt op de mogelijkheden van de patiënten in de plaats van op de beperkingen waardoor meer individuele ontplooiing mogelijk wordt (12 (7 OPZ, 4 experten, 1 patiënt)). “Er is meer ruimte voor hun eigenheid, hun persoonlijke ontwikkeling in vergelijking met een klassieke opname in een psychiatrisch zorgcentrum.” (OPZ Geel) “Niet psychiatrisch geschoolde gezinnen zorgen vaak voor verrassend herstel bij patiënten: patiënten worden op hun mogelijkheden aangesproken, hebben een rol in het gezin, voelen zich daardoor nodig en verantwoordelijk.” (OPZ Geel) “Hier staan ze open en laten ze de persoon vrij. Ze proberen te werken aan de mogelijkheden die de patiënt heeft en daar gaan ze voor. Het is positief dat ze aanvaarden wie je bent. Op andere plaatsen denken ze „oh, die is ziek, we gaan
129
Hoofdstuk 5
die eens medicatie geven‟. Ik was toen wel ziek, maar ik vind het er wel over wanneer ze je volledig plat leggen en je zelfs niet meer kan opstaan.” (patiënt)
5.2
De negatieve aspecten
Uit de literatuurstudie kwamen ook een aantal negatieve aspecten in verband met de psychiatrische gezinsverpleging naar voor. Het dalende aantal pleeggezinnen en patiënten (5.2.1) en de beperkte beschikbaarheid van de gezinsverpleging (5.2.2) worden in wat volgt besproken.62 5.2.1
Het dalend aantal pleeggezinnen en patiënten
Aan zowel de personeelsleden van het OPZ Geel, de externe experten, de pleeggezinnen als de algemene bevolking werd gevraagd naar redenen voor de daling van de patiënten en pleeggezinnen en wat hieraan gedaan kan worden. De meerderheid van de respondenten gaf een antwoord op deze vraag (personeelsleden OPZ Geel: 57/63; externe experten: 20/29; pleeggezinnen: 27/30; algemene bevolking: 73/82) De daling van het aantal pleeggezinnen Voor de daling van het aantal pleeggezinnen, worden verschillende redenen aangegeven, namelijk de tweeverdieners, het toenemend individualisme en belang aan privacy, de lage vergoeding, de terugdringing landbouw, het minder gekend en ingeburgerd zijn, de zwaardere problematieken van de patiënt en het taboe. In wat volgt worden deze achtereenvolgens overlopen.
De tweeverdieners
Respondenten geven aan dat er meer tweeverdieners zijn waardoor gezinnen de tijd niet vinden om het voltijds werken te combineren met de zorg voor een patiënt (61 (37 bevolking, 5 experten, 14 OPZ, 5 pleeggezinnen)). “Op dit moment zijn er vele jonge gezinnen waar men met twee voltijds werkt en nog kleine kinderen heeft. Een patiënt is een hele verantwoordelijkheid en als gezin moet je daar tijd voor hebben.” (bevolking) “Ik denk dat het te wijten is aan de maatschappelijke situatie van vandaag. In elk gezin gaan beide ouders werken en als ze dan vrije tijd hebben brengen ze die graag door met de kinderen of oefenen hun eigen hobby uit. Ze hebben hun werk als taak, opvoeding van eigen kinderen als taak en om dan nog extra een
62
De negatieve aspecten „weinig geëvolueerd‟ en „weinig waardering‟ komen in 5.2.1 aan bod
130
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
patiënt in huis te halen is nog een extra taak die de meeste mensen niet op zich willen nemen.” (bevolking) “Mensen hebben het te druk met het organiseren van hun eigen leven. De gezinsverpleging is gegroeid vanuit een thuiswerksituatie (moeder aan de haard, vader op het land).” (bevolking) Daarnaast wordt aangegeven dat de jongere generatie naast het werk nog allerhande activiteiten onderneemt waardoor er geen tijd overblijft om voor een patiënt te zorgen (28 (20 bevolking, 1 expert, 4 OPZ, 3 pleeggezinnen)).
Het individualisme en de privacy
Als volgende reden wordt aangehaald dat de jongere generatie individualistischer is en meer staat op zijn vrijheid en privacy (32 (11 bevolking, 6 expert, 9 OPZ, 6 gezinnen)). “Door de individualisering van de mensen verdwijnt stilaan de interesse en de moed om er zorg voor te dragen. Alhoewel het verenigingsleven bloeit wenst de jongere generatie meer privacy tussen de eigen vier muren. Men wil zijn vrijheid, reizen, hobby's, rust en daardoor is er minder plaats voor derden die dit alles in de weg kunnen staan. We zien dan ook dat het meestal oudere bewoners van Geel zijn die nog zieken opnemen of in huis hebben.” (gezin) “In ons maatschappelijk bestel wordt de zorg voor anderen liefst aan anderen overgelaten. We betalen liever dan het zelf te doen. De inzet die gevraagd wordt is allicht te groot voor ons maatschappij model van vandaag.” (bevolking)
De lage vergoeding
Ook de lage vergoeding wordt aangegeven als reden voor de daling van de pleeggezinnen. Er wordt aangegeven dat de vergoeding niet motiverend werkt (18 (6 bevolking, 9 OPZ, 3 gezin)) “De geldelijke tegemoetkomingen wegen voor de jeugd niet op tegen bepaalde dingen in hun leven die ze zouden moeten opgeven bij het opvangen van een patiënt.” (bevolking)
De terugdringing van de landbouw
Verschillende respondenten geven aan dat de daling van het aantal pleeggezinnen te wijten is aan de terugdringing van de landbouw. Ze geven aan dat patiënten vroeger vaak opgenomen werden in landbouwersgezinnen als extra hulp op het land (15 (11 bevolking, 1 expert, 3 OPZ)).
131
Hoofdstuk 5
“Vroeger leefden de meeste patiënten dan ook bij boerenfamilies, zo hadden zij een extra kracht op het veld en konden ze hun patiënt ook de ganse dag bij zich hebben.” (bevolking)
Het minder gekend en ingeburgerd zijn
Een volgende reden voor de daling van het aantal pleeggezinnen is dat de gezinsverpleging minder gekend en ingeburgerd is bij de jongere generatie (14 (11 bevolking, 3 gezin)) “De jongere generatie is er minder mee vertrouwd en heeft er waarschijnlijk een beetje schrik voor.” (bevolking) “Dat er minder pleeggezinnen zijn, komt door het feit dat de gezinsverpleging minder gekend is bij de jonge mensen van nu denk ik. Vroeger was het normaal dat je een patiënt van het OPZ in huis nam, vooral bij de boeren. Dit was vooral om te helpen op het veld of in het huishouden. De jonge mensen van nu die patiënten in huis nemen, doen het omdat ze het kennen van thuis uit. De meeste jonge mensen zijn met het OPZ niet vertrouwd of kennen het niet.” (gezin)
De zwaardere problematieken van de patiënten
Verder wordt ook de verandering in de populatie van patiënten als reden aangehaald. Er komen patiënten met zwaardere problemen en die zijn moeilijker te hanteren in een gezin (9 (2 bevolking, 1 expert, 3 OPZ, 1 gezin)) “De patiënten hebben 'moeilijkere en complexere problemen' als vroeger vroeger werd je sneller opgenomen, nu zijn het 'ernstigere ' gevallen.” (bevolking) “Angst vanwege pleeggezinnen voor de 'nieuwe patiënt' die zich vandaag de dag aandient. Het is lang niet meer altijd de minder begaafde man en vrouw: angst voor het ongekende.” (OPZ Geel)
Het taboe
Als laatste reden voor de daling van het aantal pleeggezinnen wordt aangegeven dat psychiatrie nog steeds in de taboesfeer zit (4 (1 bevolking, 2 experten, 1 gezin)) “Het stigma van psychiatrisch patiënt is nog hardnekkig en de medicalisering neemt nog steeds toe, zodat zowel patiënten als zorgverleners in termen van hospitalisering en isolering denken eerder dan in termen van relationele reintegratie als belangrijkste therapeutisch proces.” (experten) “We zijn allemaal een beetje NIMBY (Not In My BackYard). De maatschappij houdt er (ondanks de inspanningen die al geleverd worden, overigens met groeiend succes, door bv. Te gek?!, Buddy Vlaanderen, De Standaardkatern) nog te stigmatiserende kijk op psychiatrie op na. Mensen met psychiatrische
132
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
problematiek liggen minder 'in de markt': sympathie van de bevolking gaat meer naar andere groepen (fysiek of mentaal gehandicapten, kanker ...).”(experten) De daling van het aantal patiënten Voor de daling van het aantal patiënten worden de volgende redenen gegeven: het opkomen van andere woonvormen, het verouderde systeem, het gebrek aan bekendheid en het negatief beeld bij andere voorzieningen, het negatief imago, de opkomst van meer gespecialiseerde hulp, het mondiger worden van de patiënten en de toename van opvang in de eigen familie. In wat volgt beschrijven we deze antwoorden.
Het opkomen van andere woonvormen
De respondenten geven aan dat de daling van het aantal patiënten te wijten is aan het feit dat er verschillende andere woonvormen ontwikkeld zijn in de samenleving waar patiënten terechtkunnen, zoals bv. IBW of PVT (21 (4 bevolking, 2 experten, 10 OPZ, 2 gezinnen)). “Verder denk ik dat patiënten nu in het netwerk van MPI's en dus meer in de onmiddellijke nabijheid worden opgenomen.” (bevolking) “Daling heeft verband met breder aanbod: dit is in principe goede evolutie.” (OPZ Geel)
Het verouderde systeem
Als volgende reden voor de daling van het aantal patiënten wordt genoemd dat het systeem verouderd is en hierdoor te weinig aangepast is aan de hedendaagse noden van patiënten (21 (3 bevolking, 4 experten, 14 OPZ, ). Verschillende respondenten geven hierbij aan het systeem in zijn huidige vorm nogal betuttelend te vinden. “Het is een vrij archaïsche zorgvorm die uit een ver verleden stamt, met een bepaalde traditie. Deze zorgvorm is niet met de nieuwste inzichten inzake GGZ geëvolueerd.” (OPZ Geel) “Het systeem laat onvoldoende flexibiliteit toe.” (OPZ Geel) “Het systeem zoals het nu functioneert, is voor sommige cliënten te betuttelend.” (OPZ Geel)
Het gebrek aan bekendheid of het negatief beeld bij andere voorzieningen
Als volgende reden wordt aangegeven dat er weinig bekendheid is over de psychiatrische gezinsverpleging bij andere voorzieningen of dat er een negatief beeld hangt waardoor er weinig doorverwezen wordt (10 (8 OPZ, 2 gezinnen)). “Er zijn meer instellingen die hun patiënten niet meer naar de gezinsverpleging sturen.” (OPZ Geel)
133
Hoofdstuk 5
“Het wordt ondergewaardeerd door de instanties.” (gezin)
Het negatief imago
Vervolgens komt het negatief beeld van de gezinsverpleging aan bod als reden van het dalende aantal patiënten. Men geeft aan dat het als ouderwets ervaren wordt of negatief bekeken wordt wanneer je er niet in slaagt om alleen te wonen (8 (1 bevolking, 7 OPZ)). “Ten slotte is in Geel gezinsverpleging ook een fenomeen dat aan het verleden doet denken. Velen ervaren het als 'ouderwets'.” (OPZ Geel) “Er zijn nog steeds levende vooroordelen ('ze doen het voor 't geld'/'zottekes van Geel') die er toch voor zorgen dat er een hogere drempel is.” (OPZ Geel) “Leven in een gezin wordt maatschappelijk minder 'stevig' gevonden dan alleen wonen. Hoewel ze zich erg eenzaam voelen, verkiezen mensen met psychische beperkingen daarom vaak om toch maar alleen te blijven wonen.” (OPZ Geel)
De opkomst van meer gespecialiseerde hulp
Een volgende reden is dat er meer gespecialiseerde hulp beschikbaar is waardoor opvang in de gezinsverpleging minder nodig wordt (7 (3 bevolking, 2 OPZ, 2 gezinnen)). “Vroeger was de kennis over de psychiatrische ziektes veel kleiner. Nu kan men elke persoon beter helpen. Het is maar voor een klein aantal mensen dat het nodig is om bv de structuur in een ander gezin te geven.” (bevolking) “De behandelingen verbeteren steeds, waardoor de noodzaak om die mensen in pleeggezinnen op te vangen vermindert.” (gezin)
Het mondiger worden van de patiënten
Vervolgens wordt aangegeven dat patiënten mondiger geworden zijn en meer behoefte hebben aan privacy en zelfstandigheid (7 (6 OPZ, 1 bevolking)) “Patiënten zijn mondiger geworden en willen zo lang mogelijk proberen om hun zelfstandigheid te bewaren.” (OPZ Geel) “Patiënten willen niet meer 'gratis‟ of „bijna gratis' werken binnen het gezin.” (OPZ Geel) “Voor patiënten, die vaak nood hebben aan alleen zijn en het probleemloos kunnen volgen van eigen regelmaat en ritme, is gezinsverpleging niet dadelijk de meest aantrekkelijke optie. Alleen wonen met begeleiding of samenwonen met enkele patiënten is dan misschien wel heel wat aanlokkelijker.” (bevolking)
134
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
De toename van opvang in de eigen familie
Ten slotte, geven enkele respondenten aan dat de patiënten nu vaker worden opgevangen door de eigen familie waardoor de gezinsverpleging minder nodig is (5 (1 bevolking, 1 expert, 1 OPZ, 2 gezinnen). “Vroeger werden patiënten vaak uitgestoten door de familie en werden ze bij wijze van spreken gedumpt in Geel. Dat is nu minder.” (OPZ Geel) De aangegeven oplossingen In dit onderdeel worden de aangegeven oplossingen voor het dalende aantal patiënten en pleeggezinnen weergegeven. De volgende oplossingen worden achtereenvolgens weergegeven: de verhoging van de vergoeding voor de pleeggezinnen, het voeren van actieve promotie en sensibilisering, het werk maken van differentiatie en de flexibilisering van de huidige gezinsverpleging, het voorzien van meer ondersteuning voor de pleeggezinnen, meer erkenning door de overheid en algemene bewustwordingsacties.
De verhoging van de vergoeding voor de pleeggezinnen
Een vaak voorgestelde oplossing is het verhogen van de vergoeding van de pleeggezinnen (36 (11 bevolking, 2 experten, 14 OPZ, 8 gezinnen)) “Verhoog de vergoedingen voor de kostgevers. Vergelijk de prijs voor een kamer, betaald door de kotstudent van de KHKempen te Geel met wat een kostgever krijgt voor het ter beschikking stellen van een kamer. Misschien kan een grotere financiële tegemoetkoming helpen zodat één gezinslid kan thuisblijven of parttime werken.” (bevolking) “Deze evolutie kan enkel door een vorm van professionalisering opgevangen worden: de gezinnen inkomens- en competentiestatus geven zodat 'zorgen' voor deviant gedrag een erkende activiteit is, boven op het feit dat dit persoonlijke inzet en engagement vraagt.” (experten) “Opwaardering van de pleeggezinnen onder de vorm van een betere verloning. Als het een (klein) inkomen kan vervangen, zijn er misschien meer jongere mensen die tegelijk thuis blijven voor hun kinderen en een psychiatrische patiënt in huis nemen.” (OPZ Geel) “Vermits de patiënt moet verzorgd worden, dikwijls niet alleen mag gelaten worden, moet dit toch beschouwd worden als een soort job die men vervult en moet daar ook een goede verloning tegenover staan.” (gezin)
Het voeren van actieve promotie en sensibilisering
Een andere oplossing die wordt voorgesteld is om meer actieve promotie en sensibilisering te voeren (22 (10 bevolking, 8 OPZ, 4 gezinnen)). In dezelfde lijn wordt het ook als
135
Hoofdstuk 5
belangrijk gezien om op zoek te gaan naar potentiële gezinnen en hen informatie te verstrekken (8 (5 bevolking, 2 OPZ, 1 gezin)). “Ruimere bekendmaking van gezinsverpleging zou kunnen helpen. Misschien zouden gasten uit de gezinsverpleging kunnen getuigen over hun verblijf om vooroordelen weg te nemen, bijvoorbeeld in beschut wonen of op afdelingen van een psychiatrisch ziekenhuis.” (OPZ Geel) “Vooral de gezinnen meer stimuleren en vertrouwd maken met dit soort opvang.” (bevolking) “Regelmatige infodagen voor kandidaat-gezinnen bij ons doelpupbliek: dus via OCMW, Ziekenfondsen, gepensioneerdenbonden ... (win-win situatie).” (OPZ Geel) “Sensibilisering van de bevolking. De Geelse bevolking is erg geïnteresseerd in haar gezinsverpleging. Het OPZ doet inspanningen om de Gelenaars te informeren over de historiek en hoe het loopt binnen de muren van het OPZ. Ik mis een beetje wat de toekomstplannen van het OPZ zijn en hoe dan ook blijft het op bepaalde vlakken een gesloten gemeenschap.”(gezin)
Het werk maken van differentiatie
Vervolgens wordt gedacht aan het werken aan differentiatie van de huidige gezinsverpleging zodat het een flexibelere zorgvorm wordt waarmee meer vraaggericht gewerkt kan worden (21 (3 bevolking, 5 experten, 13 OPZ)). “Andere vormen als opvang gedurende enkele uren, meewerken, WE ... lijkt mij ook aangewezen.” (bevolking) “De doelgroep herdenken: het beeld dat ik heb van het cliënteel van de gezinsverpleging, is dat van wat oudere mensen met een ernstige chronische aandoening, zoals psychose - er zijn in de GGZ heel wat andere doelgroepen die kunnen profiteren van een meer gemeenschapsgerichte aanpak, voor langdurig of kortdurig verblijf.” (bevolking) “Ik denk dat deze formule moet herdacht worden. Het is een oud systeem. We denken nu al aan differentiatie PVT, beschut wonen ..: neem de herdefiniëring van de gezinsverpleging die al veel ouder is hier ook eens in mee. Of is dat omdat het van de overheid is dat hier vanaf moet gebleven worden.” (experten) “Het systeem is te weinig gedifferentieerd, het moet allemaal wat flexibeler en lichtvoetiger om beter aan de vraag van de individuele cliënt te kunnen beantwoorden.” (OPZ Geel)
136
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
Het voorzien van meer ondersteuning voor de pleeggezinnen
Als volgende oplossing wordt het voorzien van voldoende ondersteuning voor de pleeggezinnen aangegeven en dit zowel inhoudelijk, praktisch (bv. voldoende opvang) als via het wettelijk kader (14 (7 bevolking, 2 expert, 4 OPZ, 1 gezin)) “Te weinig opvangmogelijkheden voor de patiënten die geplaatst zijn, gezinnen gaan werken en dan is het moeilijk om daar een patiënt bij te nemen in huis als die niet echt buitenshuis kan, ook in weekends is er steeds minder opvangmogelijkheden!! Is belangrijk, is zoals bij kinderen, hier groeien de opvangmogelijkheden toch ook.” (OPZ Geel) “Indertijd (1900) waren er richtlijnen (een publicatie van Dr. Peeters) en voordrachten door de medische staf aan de kostgevers. Er was actieve steunende betrokkenheid in de relatie gezinsverpleging-kostgever. Is deze er nu?” (experten) “We leven in een tijd waarin alles duidelijk door regelgeving omkaderd moet zijn, i.f.v. aansprakelijkheid etc. (cfr pleeggezin). Een goed gedefinieerde context binnen dit GGZ-kader zou misschien meer kandidaten opleveren.” (experten)
Meer erkenning door de overheid
Ook de erkenning van de gezinsverpleging door de overheid wordt belangrijk gevonden (6 (3 bevolking, 3 OPZ)). “Structureel mee inbouwen: de overheid heeft hierin een belangrijke functie naar subsidiëring en ondersteuning toe.” (bevolking) “Hoe kan Geel op federaal niveau en op het niveau van RIZIV meer 'in beeld' komen zodat het wordt erkend als volwaardig kenniscentrum gezinsverpleging en aldus ook vergoed?” (bevolking)
De algemene bewustwording
Ten slotte, geven enkele respondenten aan dat het belangrijk is om de algemene bewustwording ten aanzien van psychische problemen te vergroten zodanig dat er een mentaliteitsverandering kan optreden (3 (2 bevolking, 1 expert)) “De maatschappij een gevoel geven dat dit ook mensen zijn hoe moeilijk ze het ook hebben. Dit is een zware taak die weggelegd is voor onze beleidsmensen.” Een aantal respondenten van de bevolking uiten zich negatief over de toekomst van de gezinsverpleging en schatten de kansen op voortbestaan van de gezinsverpleging laag in (6 bevolking). “Vraag is in hoeverre dit haalbaar is én wenselijk is. Heeft de patiënt van vandaag nog nood aan gezinsverpleging? Wat vindt de patiënt van deze
137
Hoofdstuk 5
keuzemogelijkheid? Hoe kijkt hij aan tegen het te doorlopen traject en het uiteindelijke, eigenlijke verblijf in een pleeggezin?” (bevolking) “Ik weet niet goed hoe hier iets aan kan gedaan worden. Je kan mensen niet dwingen om iemand op te nemen in het gezin...” (bevolking) “Geel is al lang geen agrarische samenleving meer, maar een moderne stad. Volgens mij zal de gezinsverpleging dan ook verdwijnen op termijn. Ik vrees dat hier niets aan te doen is: tijden en gewoonten veranderen.” (bevolking) 5.2.2
De beperkte beschikbaarheid
Als volgend negatief aspect komt de beperkte beschikbaarheid van de gezinsverpleging naar voor. In Tabel 19 staan de antwoorden weergegeven op de gesloten vraag of de respondenten vinden dat de psychiatrische gezinsverpleging voldoende georganiseerd wordt. Hieruit komt naar voor dat een meerderheid van de personeelsleden van OPZ Geel, de externe experten en de bevolking vinden dat de gezinsverpleging onvoldoende georganiseerd wordt (respectievelijk 75%, 76% en 71%). Bij de pleeggezinnen is dit ongeveer de helft (53%). Hierbij is het belangrijk om op te merken dat 30% van de respondenten aangeeft hierover geen mening te hebben. In alle groepen vindt een minderheid van de respondenten dat de gezinsverpleging voldoende georganiseerd wordt (van 10% voor de bevolking tot 22% bij de personeelsleden van het OPZ Geel). Tabel 19 Attitude tegenover de beschikbaarheid van de psychiatrische gezinsverpleging Externe Pleeggezinnen Bevolking experten Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging op twee plaatsen in België. Vindt u dit voldoende? Zeker/eerder wel 22% 17% 17% 10% Zeker/eerder niet 75% 76% 53% 71% Geen mening 3% 7% 30% 20% OPZ Geel
In een open vraag wordt hier vervolgens dieper op ingegaan.
Voor de 30 pleeggezinnen en de 82 personen van de algemene bevolking was deze vraag voornamelijk gericht naar redenen waarom de gezinsverpleging wel of niet in andere regio‟s van het land dient te bestaan. Een minderheid van de pleeggezinnen en de algemene bevolking beantwoordden deze (respectievelijk 7/30 (23%) en 24/82 (29%)).
Voor de 63 personeelsleden van het OPZ Geel en de 29 externe experten ging deze vraag over wie deze uitbreiding best op zich kan nemen en of ze hierbij belemmeringen
138
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
en moeilijkheden zien. Zowel van de personeelsleden van het OPZ Geel als van de externe experten beantwoordt 65% van de respondenten deze vraag. Uit deze antwoorden konden drie belangrijke thema‟s afgeleid worden, namelijk 1) voordeel van de uitbreiding naar andere regio‟s, 2) moeilijkheden in verband met de uitbreiding en 3) wie de uitbreiding op zich dient te nemen.
Als voordeel van de uitbreiding naar andere regio‟s wordt genoemd dat patiënten hierdoor in de vertrouwde omgeving kunnen blijven (16 (12 bevolking, 3 OPZ,1 gezin)). “Zo kunnen personen met psychische problemen indien gewenst in hun eigen, vertrouwde omgeving in een pleeggezin geplaatst worden. Dit verlaagt de drempel voor de patiënt enigszins.” (bevolking) “Het lijkt nogal evident dat elke regio best over dit soort opvang beschikt. Dit omwille van de mobiliteit, de dichtheid bij huis, het zich thuis voelen in eigen regio, enz.” (bevolking)
Er worden twee moeilijkheden genoemd met betrekking tot de uitbreiding van de gezinsverpleging naar andere regio‟s. De eerste moeilijkheid is de vrees voor stigma, taboe, onverdraagzaamheid … wanneer de gezinsverpleging in andere regio‟s uitgebouwd zou worden (28 (11 bevolking, 5 experten, 6 opz, 6 gezinnen)) “Het zou het beste zijn dat dit op nog andere plaatsen gebeurt, maar in Geel is iedereen vertrouwd met de mensen die op straat lopen en soms een beetje raar doen. In andere steden of gemeenten is dit een niet vertrouwd beeld en dat zal veel aanpassing vragen van de bevolking.” (bevolking) “Het zou moeten kunnen bestaan, maar Geel heeft een eeuwenlange ervaring met psychiatrische patiënten en vindt hun aanwezigheid in het stadsbeeld en de huiskamer heel normaal. Ik denk persoonlijk dat men er in andere steden anders tegenaan zou kijken.” (bevolking) “Op 't eerste zicht denk je dat dit moeilijk haalbaar is binnen onze huidige maatschappij als je in een regio bent waar dit geen historiek kent. We vinden nu al geen vrijwilligers om mensen te bezoeken of om bvb. cafetaria te runnen.” (expert) “Moeilijkheden: onze maatschappij stelt zich niet altijd permissief op tov afwijkend gedrag. Voorlichting is hierbij noodzakelijk.” (OPZ Geel) “Alleen vraag ik me af of men in andere regio's over de juiste mentaliteit onder de mensen beschikt om zoiets op te starten. Bijvoorbeeld hoe dichter naar de
139
Hoofdstuk 5
hoofdstad, hoe meer ik zelf individualisme ervaar. Misschien is het toch iets dat alleen maar succesvol kan zijn in een barmhartige streek, waar dit van de ene generatie op de andere generatie wordt overgedragen.” (OPZ Geel) “Alleen de Gelenaars en omstreken zijn tolerant genoeg om zoiets te doen.” (OPZ Geel) Het uitvoeren van promotie en anti-stigma-acties worden als oplossingen aangehaald om stigmatisering en onverdraagzaamheid tegen te gaan (5 (2 experten, 3 OPZ)) “Implementatie in andere regio's gaat best gepaard met intensifiëring van destigmatiserende acties (cf. buddyproject Vlaanderen, Te Gek?!, De Standaardkatern GGZ …)” (expert) “Belangrijk is een ondersteuning van een psychiatrisch centrum en een goed onderlegde ondersteuning naar de gezinnen toe en de bereidheid van gezinnen om mee in dit project te stappen. Het is vooral een cultuurverandering en dat vraagt enorm veel tijd.” (OPZ Geel) De tweede moeilijkheid betreft het gebrek aan erkenning van de gezinsverpleging als zorgvorm en de beperkte financiële ondersteuning van de organiserende dienst(en) (14 (1 bevolking, 2 expert, 11 OPZ). “Noodzakelijk is ook dat deze zorgvorm erkend wordt binnen het ambulant GGZ zorglandschap en als een vaste waarde gezien wordt.” (OPZ Geel) “Indien de financiële tegemoetkoming groter zou zijn, zou het uitbreiden naar andere regio's sowieso minder moeilijkheden ervaren.” (OPZ Geel)
Op de vraag wie de uitbreiding naar andere regio‟s op zich dient te nemen, geven 15 respondenten (van de 92 bevraagden (63 personeelsleden van het OPZ Geel en 29 externe experten) aan dat het georganiseerd dient te worden in een samenwerkingsverband van verschillende bestaande GGZ- en niet-GGZ-actoren (8 experten, 7 OPZ). De psychiatrische ziekenhuizen, IBW, PZT, PVT, CGG … kunnen hier een belangrijke rol in spelen. Volgens sommigen is er ook een rol weggelegd voor de reguliere pleegzorg. “Dit kan best worden opgenomen door een 'conglomeraat' van verschillende GGZ-zorgactoren (PZ, PVT, BeWo, PZT, CGG...), aangevuld met niet-GGZzorgactoren (mutualiteiten, OCMW, lokale gemeente- en stadsbesturen...)” (expert) “Dit wordt best georganiseerd vanuit samenwerkingsverbanden tussen enerzijds de ziekenhuizen, de ambulante & semiresidentiële diensten eventueel in combinatie met de huidige PZT & BEWO-teams. Men zou in elke regio
140
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
samen de verschillende woonvormen moeten kunnen voorzien a rato van de plaatselijke noden.” (expert) “Nodig zijn goede contacten met netwerken psychosociale rehabilitatie van waaruit permanentie en crisisopvang kan georganiseerd worden.” (OPZ Geel) Andere respondenten richten zich tot afzonderlijke diensten, voornamelijk de psychiatrische ziekenhuizen, maar ook IBW, PZT, PVT (9 (2 bevolking, 2 experten, 5 OPZ)). “De psychiatrische ziekenhuizen kunnen dit volgens mij het best opnemen omdat er steeds een 24 uur op 24 uur bereikbaarheid moet zijn van een professioneel team.” (opz) Hierbij aansluitend geven enkele respondenten aan dat het belangrijk is dat de gezinsverpleging eerst goed uitgebouwd en vernieuwd wordt in Geel (4 (1 bevolking, 3 OPZ)) zodat OPZ Geel daarna een belangrijke rol kan opnemen als „expert‟ voor de uitbreiding van de gezinsverpleging in andere regio‟s (8 (1 expert, 6 OPZ, 1 gezin). “Laat men eerst werk maken van het weer doen heropleven van het Geelse systeem. Eenmaal dat weer bloeit kan men aan andere regio's denken eventueel met hulp of steun vanuit Geel.”(gezin) “OPZ Geel heeft de 'kennis': kent de praktische uitwerking en weet wat de noden van de patiënten zijn. OPZ weet wat nodig is om een kwaliteitsvolle behandeling te geven.” (OPZ Geel)
6
De doelgroep
De vraag voor welke doelgroep de psychiatrische gezinsverpleging het meest aangewezen is wordt enkel voorgelegd aan de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten. In het totaal betreft dit een groep van 92 personen. Als meest aangewezen doelgroep worden de patiënten met chronische of langdurige psychiatrische problemen aangegeven (31). Op het vlak van diagnoses worden de volgende psychiatrische diagnoses aangegeven als het meest aangewezen: verstandelijke beperking (18), psychotische stoornissen (10), verstandelijke beperking met psychische/psychiatrische problemen (9), stemmings- of angststoornissen (3) en niet-aangeboren hersenletsel (2), persoonlijkheidsstoornissen als borderline (1). De volgende psychiatrische diagnoses worden aangegeven als „niet geschikt‟: persoonlijkheidsstoornissen (5), verslaving (4) en niet-gestabiliseerde psychoses (3).
141
Hoofdstuk 5
Een aantal van de respondenten (24) vindt het belangrijk dat deze psychiatrische problemen gestabiliseerd zijn. Enkelen (3) geven aan dat de psychiatrische gezinsverpleging ook voor personen met acute problematieken mogelijkheden biedt. Dit wordt vooral als aangewezen beschouwd bij kinderen en jongeren en op voorwaarde dat er voldoende ondersteuning is voor het gezin en dat het gezin niet in gevaar komt. Wat het functioneren van de personen betreft, wordt aangegeven dat de gezinsverpleging geschikt is voor personen die niet zelfstandig in de maatschappij kunnen functioneren (7), maar die toch over een zekere mate van zelfstandigheid beschikken en niet te veel hulp nodig hebben bij dagelijkse activiteiten (2). Daarnaast wordt het in het functioneren als belangrijk gezien dat ze geen gevaar betekenen voor het pleeggezin en de maatschappij en dat het gedrag verenigbaar is met de gezinsdynamiek (6). Een andere belangrijke aanwijzing voor de geschiktheid van de gezinsverpleging is het ontbreken van steun of contact met de eigen familie, vrienden, omgeving … (7) en de nood of de wens van de patiënt om in een gezin te verblijven (3). “Voor de groep van mensen wier eigen deficiënt sociaal netwerk, in combinatie met hun (psychiatrische) problematiek, destabiliserende opnames in psychiatrische ziekenhuizen en het daarbij horend isolerend effect, er voor gezorgd hebben dat ze verbinding verloren hebben met hun omgeving, of deze beperkt zagen tot de binnenmuren van de instelling.” (OPZ Geel) Een aantal respondenten is er voorstander van om de huidige doelgroep uit te breiden (11). Zij geven aan het jammer te vinden dat de gezinsverpleging enkel gericht is op personen met een psychiatrisch ziektebeeld. Men vindt dat het ook toegankelijk zou moeten worden voor andere doelgroepen, bv. enkel mentale beperking, wezen, personen met sociale problemen, personen die tijdelijk uit hun „gewone‟ context dienen te stappen, personen die nood hebben aan time-out, personen die kampen met eenzaamheid … Er wordt aangegeven dat vooral gedragsmatige indicaties belangrijk zijn in de overweging om in de gezinsverpleging te stappen en niet alleen de aanwezigheid van een psychiatrisch ziektebeeld. “Voor personen die tijdelijk uit hun 'gewone' context dienen te stappen.” (expert) “Ik denk dat het vooral gedragsmatige indicaties mogen worden dan alleen de aanwezigheid van een psychiatrisch ziektebeeld. Van het moment dat een gezin het ziet zitten om een bepaalde persoon (die in zijn eigen omgeving niet opgevangen kan worden) op te vangen, moet het kunnen. We hebben de knowhow en de mensen om dit te verwezenlijken. Bovendien denk ik dat gezinsverpleging dan niet meer uitdovend hoeft te zijn.” (OPZ Geel)
142
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
“Zou moeten open staan voor een zo breed mogelijke groep. Heel wat psychiatrische problematiek heeft immers te maken met eenzaamheid en een gezin kan daartegen een bescherming bieden.” (OPZ Geel)
7
De begeleiding door het OPZ Geel
Bij de patiënten en de pleeggezinnen werd expliciet gepolst naar de tevredenheid over de begeleiding vanuit het OPZ Geel. In wat volgt worden eerst de resultaten van de patiënten besproken (7.1) en daarna deze van de pleeggezinnen (7.2). Ten slotte worden nog enkele aandachtspunten en suggesties weergegeven die naar voor kwamen in verband met de begeleiding vanuit het OPZ Geel (7.3). In dit laatste punt worden ook de meningen van enkele personeelsleden van het OPZ Geel, externe experten en de bevolking in meegenomen.
7.1
De tevredenheid van de patiënten over de begeleiding vanuit het OPZ Geel
Van de 27 bevraagde patiënten geven er 23 aan globaal genomen tevreden te zijn over de ontvangen begeleiding in het OPZ Geel. “De begeleiding is prima. Het minste dat je problemen hebt, kun je erover praten.” (patiënt) “De begeleiding van het atelier is heel goed. Ik heb het gevoel dat ik bij hen terecht kan als het nodig is. Ook de wijkverpleegkundige is heel goed. Ik heb er geen problemen mee. Ze zorgt voor de pillen. Ze komt één keer per week of in de twee weken.”(patiënt) Enkele patiënten (4) geven aan niet tevreden te zijn over de begeleiding. Ze geven aan dat de wijkverpleegkundigen niet naar hen luisteren en samenspannen met het gezin. “Als je problemen hebt met je pleeggezin en als je dat aan de wijkverpleegkundige zegt dan geven ze de pleegouders gelijk. Dat zou dringend moeten verbeteren. Ze zouden eerst naar beide partijen moeten luisteren en niet zomaar altijd de pleegouders gelijk geven. Ook als een patiënt echt weg wil uit het pleeggezin, vind ik dat ze hem sneller moeten laten gaan. Ik vind het niet kunnen dat ze dit tegenhouden, want we zijn eigenlijk vrije patiënten. De meerderheid van de wijkverplegers doet mee met de pleegouders. Het is een minderheid die naar beide versies luistert.” (patiënt) Twee patiënten geven ook aan dat ze graag zelfstandig(er) zouden wonen en dat ze zich hierin niet gesteund voelen door de personeelsleden van het OPZ.
143
Hoofdstuk 5
“Ik zou graag op een appartementje wonen, maar ze houden mij tegen. Er is maar één persoon van het OPZ die mij steunt. De meeste patiënten hier hebben geen steun. We hebben geen mensen die het voor ons opnemen. We kunnen nergens terecht.” (patiënt)
7.2
De tevredenheid van de pleeggezinnen over de begeleiding vanuit het OPZ Geel
Van de pleeggezinnen geven 23 (van de 30) gezinnen aan dat de begeleiding voldoende tot zeer goed is. “De begeleiding is zeker voldoende. De patiënt wordt zeer goed opgevolgd qua verzorging en gezondheid.‟ (gezin) “Je krijgt vanuit het OPZ Geel voldoende ondersteuning bij het begeleiden van patiënten. Je krijgt informatie over je patiënt, je kan er steeds terecht met vragen waarbij een goede oplossing wordt gezocht.” (gezin) Als negatief wordt door drie pleeggezinnen aangegeven dat het OPZ te weinig opvang voor de patiënten voorziet. “Er is een mooi gebouw voor opvang van de patiënten om ons te ontlasten, maar er is niet genoeg personeel waardoor de openingsuren verminderen. Onze patiënt is zondag weg van 11u en terug om 16u. In de zomer moet ik mij daarvoor opofferen. Je kan niet weg. Dat vind ik schandalig. Er is mooie infrastructuur, maar die wordt niet optimaal gebruikt.” (gezin) Verder is er één pleeggezin dat aangeeft dat de problemen af en toe afgewimpeld worden. Een ander gezin vindt het vervelend dat ze nog steeds de leefregels van het OPZ moeten opvolgen terwijl ze al zeer lang pleeggezin zijn. Een laatste gezin vindt de begeleiding beperkt doordat er in 18 jaar tijd nog nooit een dokter in het pleeggezin kwam. Over de permanentie geven 13 gezinnen aan dit belangrijk te vinden. “Het is heel belangrijk dat er de 24 uren permanentie is voor als zich dringende zaken voordoen zoals bijvoorbeeld als er iemand ernstig ziek is en moet worden opgenomen. Je kan zelf niet altijd inschatten hoe ziek iemand is omdat je zelf geen dokter bent.” “Deze is zeer handig indien de personen onhandelbaar worden, wat wel eens het geval kan zijn.” Elf gezinnen geven aan dat ze ook nog pleeggezin zouden willen zijn wanneer de permanentie niet voorzien werd. Zeven gezinnen geven aan dit zeker niet te willen.
144
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
7.3
De aandachtspunten en suggesties in verband met de begeleiding vanuit OPZ Geel
Als aandachtspunten en suggesties voor de verbetering van de begeleiding vanuit het OPZ Geel wordt allereerst aangegeven dat er meer herstelgericht en rehabilitatief gewerkt dient te worden (3 patiënten, 2 OPZ). Daarnaast pleiten enkele respondenten voor een professionalisering in de manier van werken (2 experten, 3 OPZ). Ten slotte wordt aangegeven dat er meer controle dient te komen op het werk van de wijkverpleegkundigen (1 bevolking, 2 OPZ).
8
De pleeggezinnen
In de bevraging is geen expliciete vraag naar de pleeggezinnen opgenomen. Toch verwijzen de respondenten hier regelmatig naar in de verschillende open vragen. In wat volgt wordt dit materiaal uiteengezet. Allereerst wordt ingegaan op de positieve en negatieve aspecten voor de patiënten en pleeggezinnen in verband met respectievelijk het leven in een pleeggezin of het pleeggezin zijn (8.1). Daarna komt de motivatie van de pleeggezinnen (8.2) en de motivatie om pleeggezin te worden bij de algemene bevolking (8.3) aan bod. Ten slotte, geven we nog enkele suggesties weer die in verband met de pleeggezinnen aangehaald werden (8.4).
8.1
De positieve en negatieve aspecten
In dit onderdeel wordt eerst ingegaan op de positieve (8.1.1) en negatieve (8.1.2) aspecten voor de patiënten in verband met het leven in een pleeggezin. Daarna focussen we op de positieve (8.1.3) en negatieve (8.1.4) aspecten voor de pleeggezinnen in verband met het pleeggezin zijn. 8.1.1
De positieve aspecten voor de patiënten
In de bevraging worden verschillende positieve aspecten voor de patiënt aangegeven die verbonden zijn aan het opgenomen worden in een pleeggezin. Ten eerste, betreft dit het opgenomen worden in een gezin, deel zijn van een gezin. Dit wordt door 46 respondenten aangegeven (10 bevolking, 1 expert, 13 OPZ, 10 pleeggezinnen en 12 patiënten). “Ik ken patiënten die vanaf hun geboorte bij een gezin waren ondergebracht en daar ook tot hun dood of het overlijden van hun pleegouders verbleven. Zij
145
Hoofdstuk 5
waren deel van het gezin en ook van de bredere familie en kennissenkring. Zij droegen zorg voor een deel van het huishouden en werden ook als gezinslid behandeld. Soms gingen ze na de dood van hun pleegouders inwonen bij een van de kinderen. Ik ben ervan overtuigd dat, waar mogelijk, het normale gezinspatroon nog altijd het beste is ook voor genezing.” (bevolking) “Patiënten worden opgevangen in een gezin waar een klimaat heerst gedurende generaties waar de patiënt erbij hoort en niet als vreemd of gevaarlijk wordt ervaren.”(expert) “Pleeggezinnen zien patiënten als hun eigen kinderen.” (OPZ Geel) “De patiënten verblijven in dezelfde familie die ze zeer goed kennen en komen ook regelmatig bij onze gehuwde kinderen, worden bij alles in de familie betrokken en gaan ook waar ze willen.” (gezin) “In het gezin word ik zeer positief ontvangen. Als er iets is, bv. een babyborrel van de dochter van mijn pleegmoeder dan worden ik en mijn dochters ook uitgenodigd met hun vriend.” (patiënt) Als tweede positieve aspect wordt de warme en familiale sfeer in het gezin genoemd (5 bevolking, 1 expert, 15 OPZ, 1 pleeggezin en 8 patiënten) “De patiënten krijgen er warme geborgenheid.”(bevolking) “Positief is de mogelijkheid om patiënten met psychiatrische problematiek onder te brengen in het beschermende milieu van een gezin waarin zij de kans krijgen zichzelf te herontdekken en te ontplooien binnen de warmte van het gezin.”(OPZ Geel) “Het is 100% positief. Het zijn vriendelijke mensen. Ik ben braaf. Mijn pleegzus is ook braaf. We kunnen goed met elkaar overweg. En mijn pleegouders zien ons graag.” (patiënt) Ten derde, wordt aangegeven dat het positief is voor de patiënten dat ze in een gewone, normale gezinssituatie kunnen leven en niet „pathologisch‟ bekeken worden door het gezin (3 experten, 7 OPZ en 4 pleeggezinnen). “Ook is de zorg die ze krijgen van het gezin niet geprofessionaliseerd. Wij hulpverleners durven nogal eens de zaken te pathologisch te bekijken.” (expert) “De patiënten worden zeer menselijk behandeld en ze worden 'zo gewoon mogelijk' benaderd.” (OPZ Geel) “De patiënt leeft en beleeft alles in een normaal gezin.” (gezin)
146
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
8.1.2
De negatieve aspecten voor de patiënten
In de bevraging komen ook enkele negatieve aspecten voor de patiënten naar voor die samenhangen met het verblijf in het gezin. Een eerste negatief aspect is dat er soms van de patiënten geprofiteerd wordt doordat ze veel moeten helpen/werken in het gezin (4 bevolking, 1 OPZ, 3 experten, 1 gezin). “Ik heb in het verleden (ben 56) te veel misbruiken gezien en heb de indruk dat deze praktijken nog steeds gangbaar zijn op sommige plaatsen. Boeren, kleine zelfstandigen en gepensioneerden hebben erg weinig kennis in en of interesse voor begeleiding. Ze doen dit eerder uit zelfbelang (vergoeding).” (bevolking) “Mogelijk profitariaat van goedkope werkkrachten in huis te halen (dit speelde vroeger meer dan nu denk ik).” (experten) Van de bevraagde patiënten geven er twintig aan dat ze in het pleeggezin (moeten) helpen in het huishouden. 14 van hen geeft aan dit niet erg te vinden. Sommigen ervaren het als positief. “Ik moet weinig doen: beetje in de tuin werken, want dat doe ik graag. Het is belangrijk dat ik een bezigheid heb, anders word ik depressief. Ze porren mij aan op een discrete manier. Mijn pleegmoeder vermaant mij wanneer ik iets niet goed doe, maar op een speelse en niet-kwetsende manier.” (patiënt) “Ik help thuis ook mee: aardappels schillen, soms strijken, beeldjes afwassen. Als ik het echt niet graag doe, dan ben ik eerlijk en dan moet ik het ook niet doen. Soms bij een nieuw werkje ben ik zenuwachtig en dan moedigen ze mij aan.” (patiënt) Zes patiënten ervaren het negatief dat ze in het gezin moeten werken. “Ik werk veel thuis. Ik ben eigenlijk te goed. Ik strijk veel. Ik wil dat alleen voor mijn pleegmoeder doen en niet voor haar kinderen. Zij profiteren ervan.” (patiënt) “Het is al het 3e pleeggezin waar ik ben en ik moet er hard werken. Zaterdag moet ik heel de beneden kuisen, stof afdoen, gritselen … van ‟s morgens tot 14u. Ik doe dat niet graag. Elke avond moet ik twee keer afwassen terwijl andere patiënten naar de rommelmarkt mogen. Die profiteren van mij.” (patiënt) “Mijn pleegvader behandelt ons als een knechtje „doe eens dit, doe eens dat‟. Ze buiten ons uit omdat ze weten dat ze de baas zijn. Dat is overal: bij de meeste gezinnen moeten de patiënten werken.” (patiënt)
147
Hoofdstuk 5
Als tweede negatief aspect wordt aangegeven dat sommige gezinnen enkel voor de vergoeding pleeggezin willen zijn (1 bevolking, 4 OPZ, 2 patiënten, 2 gezinnen). “Er zijn jammer genoeg mensen (pleegouders) die mensen opvangen alleen voor de vergoeding.” (opz) “De pleeggezinnen staan eerder positief tegenover de patiënt als ze geld krijgen. Als ze geen geld zouden krijgen dan zouden ze er „zeer negatief‟ tegenover staan. Ik heb het gevoel dat ze het vooral doen voor het geld. Ik zou het wel goed vinden dat ze wel belastingen moeten betalen op wat ze krijgen. Dat weet je wie het uit liefde doet en wie niet.” (patiënt) In dezelfde lijn wordt als derde negatief aspect aangegeven dat niet alle pleeggezinnen het goed voor hebben met de patiënten of niet even geschikt zijn als pleeggezin. De positieve aspecten die hierboven beschreven staan, worden dus zeker niet door elke patiënt ervaren. (5 bevolking, 7 OPZ) “Niet iedereen heeft evenveel ' geluk ' met zijn pleeggezin.” (OPZ) “Van echte integratie binnen een gezin is vaak geen sprake. Ik vind dat gezinnen meer moeten investeren in hun gasten.” (OPZ) Acht patiënten geven aan dit in hun huidige of vorige pleeggezin ervaren te hebben. “Het woord pleegouders is nogal een groot woord. Ik heb niet het gevoel dat ik aanschouwd wordt als een familielid. Ik wordt meer gezien als patiënt. Ik heb het gevoel dat ik een tweederangspersoon ben tegenover de echte zonen. Ik ben een nummer. De echte warmte van een pleeggezin is ver zoek. Ze praten wel tegen je maar je bent toch maar een patiënt. Als je je naar hen schikt, dan ben je „goede mens‟, maar als je de waarheid zegt, dan word je gestraft. Je mag nooit je mening zeggen of ze leggen je een straf op. Je moet braaf knikken. Veel patiënten doen dit ook. “Ze beslissen ook over dat ik geen baard mag laten groeien, hoe ik mijn haar knip, welke vrienden ik heb, of ik naar een dancing mag. Ik heb niet de volle vrijheid. “Je kan ze niet allemaal over één kam scheren, maar bij velen is het toch niet goed. Als ‟t puntje bij ‟t paaltje komt zijn we patiënten en worden we niet behandeld als hun pleegzonen. Het zijn enkelingen van de pleeggezinnen die inzitten met de patiënten. De meerderheid speelt het zo.” (patiënt) Ten vierde, geven een aantal bevraagden aan dat de matching niet altijd optimaal verloopt (1 bevolking, 6 OPZ, 1 extern).
148
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
“Ik vind het negatief wanneer het niet 'klikt' tussen de patiënt en het pleeggezin maar er toch doorgedreven wordt en patiënt binnen het gezin dient te verblijven.” (OPZ Geel) Als vijfde negatief aspect wordt aangegeven dat de patiënten misschien te afhankelijk worden van het pleeggezin en niet verder kunnen groeien (7 experten). Twee patiënten geven in dit kader aan het gevoel te hebben door het pleeggezin belemmerd te worden om door te groeien naar zelfstandig wonen. “Ik
zou graag op een appartementje wonen. Hiervoor zijn voorwaarden gesteld, maar het lukt al een hele tijd niet om daaraan te voldoen. Het is ook een beetje mijn fout, maar ik vind wel dat er steun mag zijn. Ik ben bij mijn pleegouders niet welkom als ik aan de voorwaarden voldoe. Ze vinden het een teken dat ik niet apprecieer wat ze voor me doen en dat ik niet graag bij hen ben. Ze helpen mij er ook niet bij en verbieden dat een andere patiënt mij erbij helpt. Ze zijn er tegen dat ik alleen ga wonen en wrijven in hun handen wanneer het niet lukt. Mijn pleegvader zegt dat ik een sukkelaar word als ik alleen ga wonen en dat ik het niet kan.” Ten zesde stellen enkele respondenten de vraag of de gezinnen wel voldoende kennis en bekwaamheid hebben om goede zorg te geven (3 experten, 1 OPZ) “Het positieve punt van hierboven houdt ook een keerzijde in, namelijk een tekort aan kennis omtrent pathologie en aanpak, waardoor dat ze soms goed bedoeld net de bal verkeerd kunnen slaan. Doch de opvolging van OPZ zal dit wel in de gaten houden.”(expert) “De mensen van het gezin hebben te weinig achtergrond van 'hoe' om te gaan met bepaalde problematieken. Ze kunnen niet altijd inschatten: is dat normaal gedrag voor dat ziektebeeld, of is dat vreemd gedrag.” (OPZ Geel) Als zevende negatief aspect geven drie patiënten aan problemen te hebben met de (klein)kinderen van de pleegfamilie. Ze geven aan het gevoel te hebben dat de (klein)kinderen altijd voorgaan op hen. “Er zijn al zaken gestolen van mij door de zoon van het pleeggezin. Hij wordt beschermd door de pleegouders. In ‟t algemeen hoor ik dat de pleeggezinnen de kinderen beschermen. Ik ben er één keer over begonnen en toen lag ik bijna buiten. Als de kinderen zeggen „die staat ons niet aan‟ dan vlieg je buiten. Ze doen mee met hun zoon. Hij heeft geen respect voor mij. Hij weet dat ik het niet durf zeggen of anders toch buiten vlieg.” (patiënt) Ten achtste, geven enkelen ook aan dat er soms sprake is van rolverwarring (2 OPZ). “De ouderdom van de pleegouders is bij sommigen negatief. Wie verzorgt wie?” (OPZ Geel)
149
Hoofdstuk 5
8.1.3
De positieve aspecten voor de pleeggezinnen
Als positief voor de pleeggezinnen wordt aangehaald dat deze vorm van zorg soms voor beide partijen voordelig is (1 bevolking en 3 OPZ). “Het is een mooi initiatief en de mensen zijn er zeer goed mee geholpen. Soms zelfs tweezijdig.” (bevolking) “Het is m.i. de enige woonvorm voor mentaal gehandicapte psychiatrische patiënten zonder mantelzorg die een vrij normaal leven mogelijk maakt en die een win-win situatie betekent voor zowel de patiënt als de caregiver.” (OPZ Geel) De pleeggezinnen zelf geven als positieve aspecten aan dat ze veel vriendschap krijgen van de patiënten (5). Anderen geven aan dat ze het gezelschap op prijs stellen en zich hierdoor niet zo alleen voelen (2). Twee pleeggezinnen geven ook aan plezier te beleven aan het zorg dragen voor de patiënten. 8.1.4
De negatieve aspecten voor de pleeggezinnen
Als negatief voor het pleeggezin komt naar voor dat het een hele verantwoordelijkheid is om voor een patiënt te zorgen en dat het pleeggezin er een stuk vrijheid en privacy voor moet opgeven (1 bevolking, 1 expert, 4 OPZ, 7 gezin) “Door een patiënt op te nemen in het pleeggezin geven deze mensen een deel van hun privacy bloot. Constant rekening houden of omgaan met een psychiatrische patiënt is niet zo evident.” (OPZ) “Het nadeel is dat je privacy verliest en dat je beperkt wordt in je bewegingsvrijheid. Het is een extra zorg en verantwoordelijkheid in het gezin.” (gezin) Naast het feit dat het gezin een stuk van zijn vrijheid en privacy moet opgeven, vraagt ook de psychiatrische problematiek of de somatische zorg die de patiënt nodig heeft veel van het gezin (1 expert, 4 OPZ, 9 gezin, 1 patiënt). “Op dit ogenblik zijn er vrij veel somatische zorgen (oudere populatie) en de jongere populatie is niet meer de juiste doelgroep (meer persoonlijkheidsgestoorde mensen) waardoor de moeilijkheden veel groter zijn.” (OPZ) “Men dient ook te beseffen dat het 'hebben' van een patiënt voor de pleegfamilie ook de nodige aanpassingen, stress en psychische gevolgen met zich brengt. Men dient daarom goed te onderzoeken of de patiënt en het gastgezin met elkaar overweg kunnen. Ook dienen het gastgezin en de patiënt
150
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
tegen elkaar beschermd te worden. Het gaat bvb. niet op dat een agressieve patiënt een ganse familie terroriseert of omgekeerd.” (gezin) “Soms reageer ik mijn moeilijkheden af op het pleeggezin. Ik moet leren om mijn angsten niet te projecteren. Ik heb de pleegmoeder geraakt door iets negatief over haar dochter te zeggen. Ik vind het negatief van mijzelf dat ik mijn angsten op anderen projecteer. Mijn pleegouders hebben tijd nodig. Dat moet ik ze gunnen. Na een aantal jaar in gesloten instelling is het heel moeilijk om me aan te passen.” (patiënt)
8.2
De motivatie van de pleeggezinnen
Aan de pleeggezinnen wordt de vraag gesteld vanuit welke motivatie ze beslist hebben om pleeggezin te worden. Van de 30 respondenten geven 25 personen een antwoord. Wat de motivatie om pleeggezin te worden, blijkt dat dit bij de huidige pleeggezinnen voornamelijk voortkomt vanuit de „traditie‟ (11 gezinnen). “Vermits mijn ouders en grootouders altijd een patiënt van het OPZ in het gezin hebben opgenomen (reeds van beginjaren 1930) was het voor mij evident dat ik de traditie verder zette. Over voor- en nadelen werd toen niet gesproken, vermits bijna in elk Geels gezin een patiënt van het OPZ verbleef. Nu in deze moderne tijden is het niet meer zo vanzelfsprekend, maar vermits de persoon die bij mij inwoont reeds meer dan 50 jaar in onze familie verblijft, is zij voor ons als een lid van het huisgezin, niet weg te denken.” (gezin) Een andere veelvoorkomende motivatie is het sociale aspect, het willen meewerken aan een goede zaak en patiënten een nieuwe thuis willen geven (8 gezinnen). “Ook vinden we het fijn om voor anderen te zorgen en ze op deze manier een thuis te geven om toch ook gelukkig te zijn.” (gezin) Verder komt ook de vergoeding als motivatie naar voor, maar dit wordt nooit als enige reden opgegeven (4 gezinnen). Drie gezinnen noemen ook „extra hulp‟ als motivatie. Ten slotte, geven twee pleeggezinnen aan dit te doen omwille van het extra gezelschap.
8.3
De motivatie van de algemene bevolking
Aan de respondenten van de algemene bevolking wordt de vraag gesteld of ze bereid zijn om in de toekomst een patiënt in het gezin op te vangen. Hieruit komt naar voor dat een kleine meerderheid van de algemene bevolking (60%) in de toekomst eerder of zeker niet bereid is om een patiënt op te vangen. Een minderheid is dit eerder of zeker wel (16%). 24% geeft aan het niet te weten.
151
Hoofdstuk 5
Vervolgens wordt de open vraag gesteld waarom ze dit wel of niet zouden doen en wat er voor hen tegenover dient te staan. Van de 82 respondenten van de algemene bevolking geven er 54 een antwoord op deze vraag (66%). De voornaamste redenen die de respondenten uit de bevolking opgeven om geen pleeggezin te worden is dat het niet combineerbaar is met een voltijdse tewerkstelling van beide partners in combinatie met een gezin en andere activiteiten (29 bevolking). Verschillende respondenten geven aan graag goed voor de patiënt te zorgen wanneer ze dit zouden doen en dit nu niet kunnen garanderen. “Ik denk dat het moeilijk is om een patiënt in huis te nemen als je beide voltijds werkt. Als je dit doet, moet je er ook voldoende tijd in kunnen steken, vind ik.” (bevolking) Ook een te hoge leeftijd wordt een aantal keer opgegeven als reden waarom men geen patiënt wenst op te vangen (7 gezinnen). “Gezien onze ouderdom, 68 en 63, worden we zelf al een beetje hulpbehoevend en het zou te gek zijn moest een psychiatrisch patiënt voor ons moeten zorgen.” (bevolking) Een volgende reden is dat men verwacht dat de opvang van een patiënt psychologisch niet gemakkelijk en te belastend zal zijn (5). “Ik ben niet sterk genoeg hiervoor, daar is veel geduld voor nodig denk ik en dat zou mij niet lukken.” (bevolking) Ook het verlies aan privacy wordt verschillende keren genoemd (4) en een te kleine behuizing (4). De motivatie om wel pleeggezin te worden vertrekt voornamelijk vanuit het menselijke, sociale aspect (8). “Ik sta achter het rehabilitatie-idee en vind het een goede zaak dat patiënten in een gewone setting hun leven kunnen leiden.” (bevolking) Twee respondenten van de bevolking geven ook de traditie aan als motivatie om pleeggezin te worden. “Ik ben opgegroeid met patiënten/gezinsverpleging, voor mij een natuurlijk gegeven. Mijn grootouders hadden altijd patiënten in huis. Ik ben Gelenaar en trots op de gezinsverpleging en integratie van patiënten.” (bevolking) Enkelen geven aan dat er een goede financiële vergoeding (4) en een goede begeleiding (2) tegenover het zorgen voor een patiënt zou moeten staan. “Een onkostenvergoeding, die minstens kost en inwoon (huur kamer, voeding …) dekt + een financiële tegemoetkoming voor de tijd die je investeert
152
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
in de opvang van die persoon (cf. het PAB voor gehandicapten, die hiermee persoonlijke assistenten kunnen inhuren).” (bevolking)
8.4
Aanbevelingen
In de bevraging worden enkele aanbevelingen geformuleerd in verband met de pleeggezinnen. Ten eerste, wordt er aangedrongen op het uitvoeren van meer selectie, screening en controle van de pleeggezinnen (4 bevolking, 3 OPZ, 2 externen en 1 gezin). “Ik vind een strenge controle vooraf op dit pleeggezin dan ook heel belangrijk. Mentaal zwakken mensen zijn vaak niet in staat om tekorten, mishandelingen aan te geven.” (bevolking) “Er moet een goed, onderbouwd controlesysteem zijn dat er geen misbruiken kunnen zijn, en dat een goed overleg model bestaat tussen patiënt, gezin en instelling.” (OPZ) Ten tweede pleiten verschillende respondenten voor een goede opleiding, vorming en begeleiding van de pleeggezinnen (4 bevolking, 4 OPZ, 1 extern, 1 patiënt) “Een deftige opleiding van pleeggezinnen is noodzakelijk.”(expert) “Misschien zou er meer begeleiding en informatie moeten gegeven worden aan de pleeggezinnen omtrent de problematiek van de personen.” (OPZ Geel). “Er zou een mentaliteitsverandering wijkverpleegkundigen.” (patiënt).
moeten
komen
bij
de
“Pleegouders eventueel betrekken in intradisciplinaire patiëntenbesprekingen, zodat zij ook op de hoogte zijn van het totale zorg- en welzijnspakket rond hun patiënt. Dit kan alleen maar de kwaliteit van zorg en opvang verbeteren.” (OPZ Geel). Ten derde, wordt aangegeven dat het heel belangrijk is om veel zorg te dragen voor een goede matching tussen de patiënt en het pleeggezin (1 bevolking, 3 gezinnen). “Het gezin zal met veel zorg moeten uitgekozen worden: op maat van de patiënt.” (bevolking). “Men dient goed te onderzoeken of de patiënt en het gastgezin met elkaar overweg kunnen.” (gezin). Ten vierde geven drie respondenten van de bevolking de suggestie om meer mogelijkheden tot ontlasting van de pleeggezinnen te voorzien.
153
Hoofdstuk 5
“Misschien de mogelijkheid inbouwen om opvang te voorzien voor patiënten tijdens de vakantie van de gezinnen zodat zij even terug op zichzelf kunnen plooien?” (bevolking). “Ik zou willen dat er een andere opvangmogelijkheid bestond die minder duidelijk met het OPZ verbonden is. Dan voelt het voor mezelf (en misschien ook voor de betrokken patiënt) minder moeilijk aan om een dag of een gezinsvakantie lang opvang te voorzien.” (bevolking).
9
De differentiatie
In dit onderdeel komen verschillende mogelijkheden tot differentiatie van de psychiatrische gezinsverpleging aan bod, namelijk differentiatie naar leeftijd (kinderen/jongeren en ouderen) (2.9.1), gezinsverpleging in het kader van resocialisatie (2.9.2) of behandeling (2.9.3), gezinsverpleging gedurende enkele dagen per week/maand (2.9.4) en gezinsverpleging waarbij de patiënt in een aanpalende woning verblijft (2.9.5). Deze worden in wat volgt achtereenvolgens besproken. Deze vragen werden enkel gesteld aan de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten. In het totaal gaat het over 92 respondenten.
9.1
De leeftijd
In Tabel 20 komt naar voor dat een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ (87%) en de externe experten (79%) de psychiatrische gezinsverpleging geschikt vindt voor kinderen/jongeren. Ook voor ouderen vindt een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ (87%) en de externe experten (86%) de gezinsverpleging geschikt. Tabel 20 Attitude tegenover de gezinsverpleging voor kinderen/jongeren en ouderen OPZ Geel Experten Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging geschikt voor kinderen en adolescenten? Zeker/eerder wel 87% Zeker/eerder niet 13% Geen mening 0% Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging geschikt voor ouderen? Zeker/eerder wel 87% Zeker/eerder niet 13% Geen mening 0%
154
79% 14% 7% 86% 10% 4%
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
9.1.1
Psychiatrische gezinsverpleging voor kinderen en jongeren
Verschillende respondenten geven aan de gezinsverpleging als positief te ervaren voor kinderen en jongeren omwille van de warmte en de structuur die een gezin kan bieden (4 experten en 13 OPZ). Daarnaast wordt het veelvuldig als een beter alternatief aangegeven dan een verblijf in een instelling (6 experten, 9 OPZ) omdat de kinderen en jongeren hierdoor in een normale situatie verblijven en hun maatschappelijke rollen blijven opnemen. Ook wordt verschillende keren vermeld dat het verblijf in een leefgroep niet aangewezen is voor kinderen en jongeren. “Het is altijd beter om 'behandeld te worden in een normale situatie (lees: gezin) dan in een afdeling waar men meerdere bewoners bij elkaar zet. Bijvoorbeeld bij de jongeren zet dit vaak aan tot negatief gedrag en leren ze negatief gedrag van elkaar. Dit zou minder zijn als je in een omgeving verblijft waar dat negatieve gedrag niet aanwezig is. Hierdoor zien ze in dat hun gedrag niet 'normaal' is.”(OPZ) “Voor kinderen en adolescenten geldt nog meer dan voor andere doelgroepen dat het leven (opgroeien) in een gewone gezinssituatie voorrang geniet op het leven in een groepssetting. Heel wat van de (gedrags)moeilijkheden die kinderen ondervinden in leefgroepsituaties zijn gevolg van het groepsleven op zich.” (OPZ) De gezinsverpleging wordt voornamelijk geschikt geacht voor kinderen en jongeren uit problematische opvoedingssituaties (7). Als uitsluitingscriteria worden agressief gedrag (5) en middelenmisbruik (4) aangehaald. Vier respondenten wijzen erop dat men er attent op dient te zijn dat de veiligheid van het gezin niet in gevaar komt en dat het gezinsleven niet ontwricht wordt. Er worden ook suggesties gegeven rond wat nodig is om deze vorm van zorg te voorzien. Een eerste betreft intensieve ondersteuning en begeleiding van het gezin en het kind/de adolescent (4 experten en 9 OPZ). Twee personeelsleden van het OPZ geven hierbij aan dat het gezin een uitgebreide kennis dient te hebben over pathologieën. Een tweede betreft voldoende draagkracht van het gezin (2 experten, 3 OPZ). Enkele respondenten geven aan waarom ze de gezinsverpleging niet geschikt vinden voor kinderen/jongeren. Hier komt voornamelijk naar voor dat ze vinden dat professionele opvang en begeleiding hier noodzakelijk is (3 experten, 2 OPZ). “Vaak is de problematiek bij kinderen in de psychiatrie zo gecompliceerd dat professionele opvang en begeleiding noodzakelijk zijn. Adolescenten hebben ook vaak een problematiek van druggebruik en gevolgen hiervan, deze groep zou moeilijk in een gezin positief kunnen functioneren. (naar eventueel jonge gezinsleden toe).” (OPZ)
155
Hoofdstuk 5
9.1.2
Psychiatrische gezinsverpleging voor ouderen
Net als bij de kinderen, wordt de gezinsverpleging voor ouderen als een goed alternatief gezien voor residentiële zorg, omdat het verblijf in een gezin hen doorgaans meer rust en stabiliteit kan bieden (4 experten, 16 OPZ). Ook wordt het als een goede formule gezien om eenzaamheid te voorkomen (2 experten, 3 OPZ). Gezinsverpleging wordt voor ouderen vooral als geschikt gezien voor gestabiliseerde patiënten die een beperkt sociaal netwerk hebben, maar nog voldoende zelfredzaam zijn en niet teveel lichamelijke zorgen behoeven (2 experten, 16 OPZ). Daarnaast worden als uitsluitingscriteria ook dementiële beelden aangehaald (1 expert, 7 OPZ). Op de vraag naar wat nodig is om deze vorm te kunnen voorzien, wordt verwezen naar voldoende ondersteuning van het gezin en het in het oog houden van de belasting van het pleeggezin op het vlak van somatische zorgen (5 OPZ).
9.2
Psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie
In Tabel 21 wordt weergegeven in welke mate de respondenten de gezinsverpleging geschikt zien in het kader van de resocialisatie van patiënten die een opname in een psychiatrisch ziekenhuis achter de rug hebben. De meerderheid van de personeelsleden van OPZ Geel (83%) en de externe experten (76%) geeft aan dit een geschikte vorm van zorg te vinden. Tabel 21 Attitude tegenover de gezinsverpleging in het kader van resocialisatie OPZ Geel Experten Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg in het kader van resocialisatie van patiënten die een opname in een psychiatrisch ziekenhuis achter de rug hebben? Zeker/eerder wel 83% 76% Zeker/eerder niet 15% 14% Geen mening 2% 10%
Uit de bevraging komt naar voor dat gezinsverpleging in het kader van resocialisatie vooral als nuttig gezien wordt doordat het een tussenstap kan vormen tussen enerzijds een opname in een psychiatrisch ziekenhuis en anderzijds beschut wonen of zelfstandig wonen (9 experten, 17 OPZ). Voor deze vorm van gezinsverpleging wordt het belangrijk gevonden dat er „actieve‟ pleeggezinnen beschikbaar zijn die meewerken aan het bereiken van bepaalde doelstellingen in een bepaalde periode (3).
156
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
9.3
Psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten
In Tabel 22 komt naar voor dat een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel de gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg vindt in het kader van een behandeling (67%). Voor de externe experten is dit een minderheid (41%). Deze percentages dienen echter voorzichtig geïnterpreteerd te worden aangezien uit de antwoorden op de open vragen naar voor komt dat verschillende respondenten deze vraag begrepen in de zin dat pleeggezinnen de volledige behandeling op zich zouden nemen en zelf diagnoses zouden stellen en behandelplannen zouden opstellen, wat niet de bedoeling is. De bedoeling van deze vorm van gezinsverpleging zou wel zijn dat patiënten tijdens de behandeling in dagziekenhuis in een pleeggezin verblijven en dat het pleeggezin betrokken is bij de doelstellingen, vooruitgang … van de patiënt. Tabel 22 Attitude tegenover de gezinsverpleging in het kader van een behandeling OPZ Geel Experten Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg in het kader van een behandeling? Zeker/eerder wel 67% 41% Zeker/eerder niet 27% 45% Geen mening 6% 14%
Verschillende respondenten staan positief tegenover deze vorm van gezinsverpleging doordat de patiënten hierdoor in een natuurlijke omgeving kunnen verblijven, in een veilige omgeving met nieuw gedrag kunnen oefenen en meer rust kunnen vinden dan in een afdeling van een voorziening (7 experten, 19 OPZ). Verschillende respondenten geven hierbij wel aan dat deze vorm van gezinsverpleging niet geschikt is tijdens de acute fase van de ziekte (3 experten, 8 OPZ). Als voornaamste reden geven ze hiervoor aan dat gezinnen niet voldoende weten over psychiatrie om hiermee te kunnen omgaan en ook in functie van het garanderen van de veiligheid van de patiënt en het gezin. “Na de acute fase kan de behandeling inderdaad gedaan worden via pleeggezinnen, overdag zijn ze in het ziekenhuis en s avonds in een warm gezin.” (OPZ) Enkele respondenten (3) geven aan dat gezinsverpleging ook bij acute problematiek mogelijk is op voorwaarde dat de gezinnen goed geselecteerd, opgeleid en begeleid worden. “Indien wordt samengewerkt met speciaal daarvoor uitgezochte gezinnen lijkt gezinsverpleging ook voor meer acute zorgvormen geschikt. Een gezin krijgt dan de opdracht om samen met patiënt en team te werken aan concrete
157
Hoofdstuk 5
behandeldoelen. Een gezin kan ruggensteun zijn voor de opgezette behandeling en na ontslag kan dit gezin fungeren als steungezin.” (OPZ) Van de huidige pleeggezinnen geeft 83% aan niet bereid te zijn om patiënten op te nemen voor een kortere periode en intensiever betrokken te zijn bij de behandeling. Hiervoor worden verschillende redenen gegeven. Een eerste reden betreft de kortdurende periode (6). Pleeggezinnen geven aan dit niet te willen omdat ze: aan de patiënt gehecht geraken, geen “duivenhok” van het gezin willen maken, het belangrijk vinden voor de patiënt zelf dat hij langer kan blijven en een thuis kan vinden, het een tijdje duurt vooraleer een patiënt geïntegreerd is in het gezin (zowel voor de patiënt als het gezin) en het pijnlijk kan zijn om deze band te verbreken. Een tweede reden betreft de leeftijd (8). Deze personen geven aan hiervoor te oud te zijn en het niet meer aan te kunnen. Een derde reden betreft het gebrek aan opleiding (2). Als laatste reden wordt tijdsgebrek aangegeven (2). Twee respondenten geven aan geen tijd te hebben om opleiding te volgen of om intensief met de begeleiding van de patiënt bezig te zijn. Van de huidige pleeggezinnen geeft 17% aan wel bereid te zijn om voor een kortere periode een patiënt op te vangen en intensief betrokken te zijn bij de begeleiding. Als reden hiervoor wordt het sociale aspect opgegeven (2). Twee respondenten geven aan dat een hogere vergoeding hiervoor noodzakelijk is. “Voor zo'n intensieve vorm is zeker een hogere vergoeding nodig. Die laat dan toe om je daar meer op toe te leggen en de nodige vorming te volgen.” (gezin)
9.4
Psychiatrische gezinsverpleging voor enkele dagen per week/maand
In Tabel 23 komt naar voor dat een kleine meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel (59%) en de externe experten (69%) het aangewezen vindt dat patiënten enkele dagen per week/maand in een pleeggezin verblijven. Tabel 23 Attitude tegenover de gezinsverpleging voor enkele dagen per week/maand OPZ Geel Experten Vindt u het aangewezen dat patiënten de mogelijkheid hebben om slechts enkele dagen per week/maand (naar keuze) in een pleeggezin te verblijven? Zeker/eerder wel 59% 69% Zeker/eerder niet 28% 17% Geen mening 13% 14%
Er worden hiervoor verschillende redenen aangegeven (1 bevolking, 12 experten, 26 OPZ). Respondenten geven aan dat deze vorm van gezinsverpleging in heel uiteenlopende situaties of voor uiteenlopende doelen ingezet zou kunnen worden.
158
Het wordt gezien als een zorgvorm die ingezet kan worden bij de overgang naar zelfstandig leven. Het wordt gezien als bevorderend voor de reïntegratie.
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
Het wordt gezien als een zorgvorm die als ondersteuning kan dienen voor een persoon die zich met deze hulp zelfstandig kan handhaven in de maatschappij.
Het wordt gezien als een zorgvorm die een ontlasting kan betekenen voor de mantelzorger van de patiënt waardoor de patiënt in zijn natuurlijke omgeving kan blijven.
Het wordt gezien als een zorgvorm die levenskwaliteit kan brengen voor personen die in IBW, een psychiatrisch ziekenhuis, zelfstandig, in eigen familie … wonen.
Ook als positief bij deze vorm van pleegzorg wordt aangegeven dat men verwacht hier gemakkelijker pleeggezinnen voor te vinden aangezien de tijdsinvestering voor het pleeggezin minder groot is (3) Andere respondenten geven echter aan deze vorm van differentiatie niet te zien zitten (3 experten, 13 OPZ), omdat ze vrezen dat dit onvoldoende stabiliteit zal bieden aan de patiënten en dat er onvoldoende een band zal opgebouwd worden tussen de patiënt en het pleeggezin. “Indien dit zou gebeuren, lijkt mij een oorspronkelijke opzet van de gezinsverpleging zijn doel voorbij te schieten, mij lijkt het dat ze zich kunnen thuis voelen in een gezin. Als je op twee plaatsen moet vertoeven lijkt het mij een moeilijke situatie om je 100 % thuis te voelen (het doet met denken aan coouderschap na scheiding van ouders).” (expert)
9.5
Psychiatrische gezinsverpleging in een aanpalende woning of studio
In Tabel 24 komt naar voor dat een grote meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel (86%) en van de externe experten (97%) het aangewezen vinden dat de patiënten de mogelijkheid zouden hebben om in een studio (in de woning van het pleeggezin) of in een aanpalende woning te verblijven. Tabel 24 Attitude tegenover de gezinsverpleging in een studio of aanpalende woning OPZ Geel Experten Vindt u het aangewezen dat patiënten de mogelijkheid hebben om in een studio in de woning van het pleeggezin of in een aanpalende woning te verblijven? Zeker/eerder wel 86% 97% Zeker/eerder niet 8% 0% Geen mening 6% 3%
Verschillende respondenten geven aan deze vorm van gezinsverpleging aangewezen te vinden omdat dit meer privacy biedt aan de patiënt (en het pleeggezin) en een grotere mate van zelfstandigheid mogelijk maakt. Daarnaast is er ook steeds de mogelijkheid tot ondersteuning (11 experten, 25 OPZ). Drie respondenten geven hierbij wel aan dat deze
159
Hoofdstuk 5
vorm enkel geschikt is voor patiënten die over de nodige zelfstandigheid beschikken. Ook wordt aangehaald dat men er bij deze vorm van zorg dient over te waken of de patiënt voldoende sociale contacten heeft met het pleeggezin of het eigen sociale netwerk (3). Ten slotte, geven enkele respondenten aan dat deze vorm van gezinsverpleging ingezet kan worden als tussenstap naar zelfstandig wonen (3 experten, 3 OPZ).
10
Het wettelijk kader van de psychiatrische gezinsverpleging
In dit onderdeel worden enkele topics over het wettelijke kader van de gezinsverpleging besproken. Deze vragen werden enkel voorgelegd aan de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten (92 respondenten). Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod: het financiële aspect (2.10.1), het statuut van hospitalisatie (2.10.2), het statuut van de pleeggezinnen (2.10.3), het pleegzorgdecreet (2.10.4), de afstemming met PVT en IBW (2.10.5) en artikel 107 uit de „wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen‟ (2.10.6).
10.1
De financiële aspecten van de psychiatrische gezinsverpleging
Voor het financiële aspect wordt ingegaan op twee zaken, namelijk (10.1.1) de vergoeding van de pleeggezinnen en (10.1.2) de algemene financiering van het OPZ Geel. 10.1.1
De vergoeding van de pleeggezinnen
Tabel 25 toont dat de meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel (79%) en de pleeggezinnen (73%) de vergoeding van de pleeggezinnen (eerder) onvoldoende vindt. Voor de externe experten is dit ongeveer de helft (55%). Tabel 25 Attitude tegenover de vergoeding voor de pleeggezinnen OPZ Geel Externe experten Pleeggezinnen Momenteel ontvangen pleeggezinnen gemiddeld 18,20 euro per dag voor de zorg voor een patiënt. Wat vindt u van deze vergoeding? Zeker/eerder voldoende 14% 21% 27% Zeker/eerder onvoldoende 79% 55% 73% Geen mening 6% 24% 0%
De respondenten die de vergoeding onvoldoende vinden geven aan dat de vergoeding niet of maar net voldoende is voor het betalen van de onkosten (bv. onderdak, verwarming, wassen en plassen, eten en drinken, ontspanning met het gezin …). Dit brengt met zich
160
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
mee dat de grote mate van inzet en beschikbaarheid, die samenhangt met het zorgen voor een patiënt, niet vergoed wordt (1 expert, 13 OPZ, 7 gezinnen). “Als je alle kosten begint te rekenen (water, elektriciteit, eten, verzorging en vervoersonkosten om kledij te gaan kopen en dergelijke) dan blijft er van het bedrag weinig of niets over.” (gezin) “Het gaat niet enkel om de was en de plas. Het is ook de aandacht, het steeds rekening houden met, het delen van je woning, het geduldig zijn, je privé delen ... en dit elke dag van het jaar. Mensen verleggen vaak hun grenzen omdat ze de patiënt ondertussen zo goed kennen (bv. zorg voor bevuilend zijn).” (OPZ Geel) Verschillende respondenten geven ook aan dat de vergoeding zou moeten kunnen dienen als een tweede loon en het mogelijk zou moeten maken om deeltijds te werken (2 bevolking, 1 expert, 11 OPZ, 3 gezin) “Misschien kan er ook iets bedacht worden rond een vergoeding als je bewust kiest om te minderen met werken en de zorg van een patiënt op je te nemen. Zodat het aantrekkelijker wordt en praktisch meer haalbaar.” (bevolking) “De vergoeding zou een redelijk loon moeten benaderen. Zodat een van de pleegouders zijn job hiervoor kan opgeven.” (OPZ Geel) “De vergoeding voor de zorgen (zonder onkosten) zou voor twee/drie patiënten moeten neerkomen op ongeveer het minimumloon.” (gezin) Verder geven verschillende respondenten ook aan dat de vergoeding erg weinig is in vergelijking met andere initiatieven of woonvormen, bv. psychiatrische ziekenhuizen en rusthuizen (5 experten, 4 OPZ, 4 gezinnen). “Als je weet wat een dag in een ziekenhuis kost op vlak van hotelkosten (B1), of wat een serviceflat kost, dan weet je dat dit onvoldoende is.” (expert) “Als je ziet hoeveel bejaarden in het rusthuis moeten betalen, merk je een groot verschil.” (gezin) Een vergoeding tussen 25 en 35 euro wordt door verschillende respondenten als redelijk bevonden (12 OPZ, 6 gezinnen). Enkelen zouden nog hoger gaan tot 40 à 50 euro per dag (1 expert, 1 OPZ) of lager tot 20 euro per dag (2 OPZ). Bij het bepalen van deze vergoeding geven verschillende respondenten ook aan het belangrijk te vinden dat hierbij rekening gehouden wordt met de zorgbehoefte van de persoon, bv. lichamelijke zorgen, zwaarte problematiek, dagactiviteit (1 bevolking, 4 OPZ, 1 expert). “Er mag geen 'vaste prijsbepaling' zijn maar het is van belang vind ik of er extra's zijn ten voordele van patiënt / zijn leeftijd / of hij de ganse dag in het gezin is of zoals velen de ganse dag in een wijkcentrum doorbrengen.”(OPZ)
161
Hoofdstuk 5
10.1.2
De algemene financiering van het OPZ Geel
Een aantal respondenten (7 OPZ) vindt het belangrijk dat de overheid meer in de gezinsverpleging investeert en dat de subsidies verhoogd worden. “Het is nodig om de overheid te overtuigen van het nut van gezinsverpleging en dat dit nog altijd goedkoper is dan alle patiënten op te nemen in een instelling.” (OPZ) Andere ideeën hebben betrekking op het hospitalisatiestatuut dat momenteel gebruikt wordt. Deze worden in de volgende paragraaf besproken.
10.2
Het hospitalisatiestatuut
In Tabel 26 merken we een verschil van mening tussen de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten over het hospitalisatiestatuut van de patiënten. Ongeveer de helft van de personeelsleden van de personeelsleden van het OPZ Geel (52%) vindt dit statuut aangewezen terwijl dit voor de externe experten slechts een minderheid is (14%). Tabel 26 Attitude tegenover het hospitalisatiestatuut OPZ Geel Experten Vindt u het aangewezen dat patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging gehospitaliseerd zijn? Eerder/zeker wel 52% Eerder/zeker niet 30% Geen mening 18%
14% 69% 17%
Als voordelen van hospitalisatie wordt voornamelijk aangegeven dat er een goede back-up is voor het pleeggezin en de patiënt, dat alles door het ziekenhuis voorzien wordt en dat het goedkoper is voor de patiënt (21 OPZ). “Hospitalisatie waarborgt voldoende psychiatrische zorgen en vlotte toegankelijkheid van al de dienstverlening die daarbij hoort.”(OPZ Geel) “Het gezin kan terugvallen op het ziekenhuis bij bijvoorbeeld ziekte van een gezinslid of patiënt, als het gezin eens op verlof wil gaan …” (OPZ Geel) “Voordelen zijn dat er optimale zorg is verzekerd. Het pleeggezin krijgt voldoende steun zowel met raad als daad. Indien er geen opvang is, eventueel tijdelijk, springt de kliniek in.” (OPZ Geel) Als nadelen wordt aangehaald dat het stigmatiserend is voor de patiënten en dat het hen belemmert om zelfstandig te zijn (2 experten, 13 OPZ). “Belemmering van empowerment, patiënt kan zijn eigen mogelijkheden om te resocialiseren niet benutten.” (OPZ Geel)
162
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
“Het nadeel is de stempel van 'psychiatrische patiënt'.” (OPZ Geel) Ook wordt aangegeven dat de patiënten die in de gezinsverpleging verblijven geen nood hebben aan deze intensieve omkadering. Niet behandelen, maar wonen staat er centraal (5 experten) “Hospitalisatie moet kort en specifiek zijn. Hier gaat het over wonen en leven (expert) Als alternatief voor het hospitalisatiestatuut wordt aangegeven om de patiënten van de gezinsverpleging als ambulant te beschouwen en gebruik te laten maken van het reguliere aanbod, zoals psychiatrische zorg in de thuissituatie, huisartsen, dagcentra …(12 experten, 6 OPZ). Wat de toegang tot een psychiatrisch ziekenhuis betreft, wordt voorgesteld te werken zoals in IBW (4 experten, 2 OPZ). “Het PZ moet wel een bed op recept garanderen en een permanentiedienst aanbieden maar dit behoeft geen hospitalisatie.” (OPZ Geel) Drie personen van het OPZ stellen voor dat een groot deel van de patiënten van de gezinsverpleging opgenomen kunnen worden in pleegzorg in het kader van VAPH. “Overhevelen van het gedeelte (zeker 2/3 tot 3/4)) van de psychiatrische gezinsverpleging waar geen intense zorgen meer nodig zijn, naar het Vlaamse niveau (VAPH) waar het RIZIV de medische kosten betaalt en waar voor de andere voorzieningen een beroep kan gedaan worden op de voorzieningen van arbeids- en gezondheidszorg van de Vlaamse gemeenschap.” (OPZ Geel) Hierbij wordt wel de bezorgdheid geuit dat dit systeem te duur zal worden voor de patiënt. “Het knelpunt is het statuut dat tussen het statuut van een ziekenhuisbed ligt en een statuut van een pleegzorg. Pleegzorg betekent dat het een erg duur systeem zal worden voor de patiënt, terwijl dit juist nu een enorm voordeel is en het ook om een groep patiënten gaat met traditioneel zeer weinig middelen. Pleegzorg betekent dat het ziekenhuis een groot deel van zijn kosten zal verhalen op de 500 mensen levenslang via aanrekening van consultaties, verzorging, DACdeelname … RIZIV betekent dat het ziekenhuis alle levenslange kosten van de patiënt op zich neemt. Noch het ene, noch het andere is correct. Een speciaal statuut zou moeten gecreëerd worden om dit te voorkomen.” (OPZ Geel)
10.3
Het statuut van de pleeggezinnen
In Tabel 27 komt naar voor dat de meerderheid van de personeelsleden van OPZ Geel (79%) en de externe experten (83%) het belangrijk vindt dat er een wettelijk statuut voorzien wordt voor de pleeggezinnen.
163
Hoofdstuk 5
Tabel 27 Attitude tegenover een wettelijk statuut voor pleeggezinnen OPZ Geel Experten Vindt u het belangrijk dat er een wettelijk statuut voorzien wordt voor de pleeggezinnen? Zeer/eerder belangrijk 79% 83% Weinig/niet belangrijk 10% 3% Geen mening 11% 14%
Verschillende respondenten geven aan dat een wettelijk statuut bescherming en meer zekerheid biedt aan zowel het pleeggezin als de patiënt (bv. op vlak van aansprakelijkheid, verzekeringen, vergoeding) (7 experten, 12 OPZ). Aansluitend hierbij wordt het ook als belangrijk aangegeven dat de sociale zekerheid hierdoor geregeld kan worden (bv. pensioenrechten, ziekte-uitkering …) (2 experten, 4 OPZ). Verder wordt het ook belangrijk gevonden dat in het statuut opgenomen kan worden welke de afspraken zijn tussen het pleeggezin en de patiënt en welke de wederzijdse rechten en plichten zijn. Er wordt verwacht dat dit de goede gang van zaken zal bevorderen (5 experten, 9 OPZ). Ten slotte, wordt dit statuut ook belangrijk geacht aangezien het een vorm van waardering en erkenning is voor het werk dat pleeggezinnen leveren (1 expert, 2 OPZ). Als gevolgen van dit statuut wordt verwacht dat het aantrekkelijker zal zijn om pleeggezin te worden waardoor het aantal pleeggezinnen vermoedelijk zal stijgen (3 OPZ).
10.4
Het pleegzorgdecreet
Tabel 28 toont dat een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ het aangewezen vindt dat de psychiatrische gezinsverpleging opgenomen wordt binnen het pleegzorgdecreet. Voor de externe experten is dit ongeveer de helft. Van beide groepen is er een minderheid die het niet wenselijk vindt dat de gezinsverpleging mee opgenomen wordt in het pleegzorgdecreet (8% voor OPZ Geel en 14% voor de externe experten). Tabel 28 Attitude tegenover de opname van de gezinsverpleging in het pleegzorgdecreet OPZ Geel Experten Vindt u het wenselijk dat de psychiatrische gezinsverpleging mee opgenomen wordt in het pleegzorgdecreet waaraan de Vlaamse Overheid momenteel werkt? Zeker/eerder wel 67% 55% Zeker/eerder niet 8% 14% Geen mening 25% 31%
Verschillende respondenten geven aan dat ze het aangewezen vinden dat de gezinsverpleging omgenomen wordt in het pleegzorgdecreet aangezien ze hopen dat ze hierdoor zal kunnen voortbestaan (8 OPZ). Daarnaast wordt als reden aangegeven dat het een vorm van pleegzorg is en dat dit ervoor zal zorgen dat er makkelijker over de sectoren heen gewerkt zal kunnen worden (2 experten, 5 OPZ). Hierbij wordt wel door enkelen
164
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
aangegeven dat het belangrijk is dat de gezinsverpleging in haar eigenheid kan opgenomen worden (2 OPZ). Dit laatste geven een aantal respondenten ook aan als reden waarom de gezinsverpleging niet opgenomen moet worden in het pleegzorgdecreet. Er wordt gezegd dat ze een specifieke eigenheid heeft en daarom een afzonderlijke plaats in de wetgeving verdient (1 expert, 3 OPZ). Een andere moeilijkheid wordt gezien in de samenwerking van de Vlaamse en de Federale overheid. Dit wordt door 2 respondenten (1 expert, 1 OPZ) negatief ingeschat.
10.5
De afstemming met PVT en IBW
In Tabel 29 zien we dat een grote meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel (94%) en de externe experten (97%) de afstemming met andere zorgvormen (IBW, PVT, PZT) belangrijk vindt. Geen enkele respondent geeft aan dit (eerder) onbelangrijk te vinden. Tabel 29 Attitude tegenover de afstemming van de psychiatrische gezinsverpleging met IBW, PVT en PZT OPZ Geel Experten Vindt u het belangrijk dat er gewerkt wordt aan een goede afstemming tussen enerzijds de psychiatrische gezinsverpleging en anderzijds Beschut Wonen, PVT en de psychiatrische zorg in de thuissituatie? Zeer/eerder belangrijk 94% 97% (eerder) onbelangrijk 0% 0% Geen mening 6% 3%
Verschillende respondenten geven aan dat een betere samenwerking mogelijk gemaakt kan worden via samenwerkingsverbanden/netwerken in de regio (9 experten, 12 OPZ). “Door alle actoren samen te brengen in een samenwerking onder de vorm van een netwerk.” (expert) “Via overlegplatforms met alle betrokkenen zodat er zorg op maat kan geboden worden en dat de verschillende instanties geen concurrenten van elkaar zijn maar het welzijn van de patiënt centraal staat.” (OPZ) Hierbij aansluitend wordt gewezen op het belang van een goed overleg en een goede communicatie tussen verschillende diensten (2 experten, 12 OPZ). Drie respondenten wijzen ook op het belang van de flexibilisering van deze zorgvormen om een goede samenwerking en afstemming mogelijk te maken (1 expert, 2 OPZ)
165
Hoofdstuk 5
10.6
Artikel 107
Wat het artikel 107 betreft uit de „wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen‟, wordt aangegeven dat men de psychiatrische gezinsverpleging voornamelijk ziet passen in functie 5 (woonvormen) (6 experten, 2 OPZ) en functie 3 (psychosociale rehabilitatie) (6 experten, 1 expert). De meer behandelinggerichte vormen van pleegzorg (time-out, resocialisatie, jongeren …) ziet men een plaats krijgen binnen functie 2 (outreachende zorg via mobiele teams) (3 experten, 2 OPZ).
11
Besluit
Om de visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging te kennen werden vijf groepen bevraagd: 1) de personeelsleden van het OPZ Geel, 2) de externe experten, 3) de patiënten, 4) de pleeggezinnen en 5) de algemene bevolking. Voor de personeelsleden van het OPZ Geel, de externe experten, de pleeggezinnen en de algemene bevolking gebeurde de bevraging online. De visie van patiënten werd bevraagd via face-to-face interviews. In het totaal reageerden 231 personen. Uit de bevraging komt naar voor dat een meerderheid van alle groepen van respondenten (zeer) positief staat tegenover deze vorm van zorgverlening. De volgende positieve aspecten worden genoemd: sociale integratie, zorg in de samenleving, normalisatie, positieve gevolgen voor de maatschappij, destigmatisatie en de nadruk op de mogelijkheden van de patiënt. Hierbij is het wel opvallend dat de patiënten het minst positief zijn: 11% van hen geeft aan zeer/eerder negatief te staan tegenover de psychiatrische gezinsverpleging en 15% geeft aan zeker/eerder niet sociaal geïntegreerd te zijn. Als negatieve aspecten komen de beperkte beschikbaarheid en het dalend aantal pleeggezinnen/patiënten aan bod. In dit laatste onderdeel wordt, zoals ook in de literatuurstudie vermeld, aangehaald dat het een verouderd systeem is en dat het weinig erkenning krijgt vanwege andere voorzieningen en de overheid. Als meest aangewezen doelgroep komen de patiënten met chronische en gestabiliseerde psychiatrische problemen naar voor. Op vlak van diagnose worden vooral de personen met een verstandelijke beperking en de psychotische stoornissen geschikt gevonden. Cijfers van opnames van de laatste vijftien jaren tonen echter aan dat er zeker niet alleen verstandelijk gehandicapten opgenomen worden en dat ook personen met persoonlijkheidsstoornissen er een plaats kunnen vinden (zie hoofdstuk 2, 3.1.1). Dit kan erop wijzen dat er nog een foutief beeld leeft over de doelgroep van de psychiatrische gezinsverpleging. Een meerderheid van de patiënten (85%) en pleeggezinnen (77%) is tevreden over de begeleiding vanuit het OPZ Geel. De patiënten die ontevreden zijn geven vooral aan dat de
166
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
wijkverpleegkundigen samenspannen met het gezin en niet naar hen luisteren. Bij de pleeggezinnen die ontevreden zijn, is de voornaamste klacht dat het OPZ Geel te weinig opvang voor de patiënten voorziet. Het verblijf van een patiënt in een pleeggezin wordt als positief gezien doordat de patiënten er deel uitmaken van het gezin, in een warme en familiale sfeer verblijven en in een normale gezinssituatie leven. Als negatief voor de patiënten wordt aangegeven dat er soms van hen geprofiteerd wordt en dat ze als „knechtje‟ worden gebruikt. Anderen geven aan dat de gezinnen het soms enkel doen voor de vergoeding en dat niet alle gezinnen even geschikt zijn voor de opvang van patiënten. Vervolgens halen enkelen aan dat de matching niet altijd goed verloopt en dat het verblijf in het pleeggezin de groei van de patiënt naar zelfstandig(er) wonen kan belemmeren. Als positieve aspecten voor de pleeggezinnen komt vooral naar voor dat de pleeggezinnen vriendschap en hulp krijgen van de patiënt. Negatieve aspecten voor de pleeggezinnen zijn dat het een grote verantwoordelijkheid is om zorg te dragen voor een patiënt en dat ze een stuk van hun privacy en vrijheid moeten opgeven. Daarnaast kan het omgaan met een persoon met een psychiatrische problematiek en het verstrekken van lichamelijke zorgen veel van een gezin vragen. De pleeggezinnen geven aan voornamelijk pleeggezin geworden te zijn vanuit de traditie (37%) of voor het sociale aspect (27%). Van de algemene bevolking geeft een minderheid (16%) aan in de toekomst pleeggezin te willen worden. Vooral het sociale aspect wordt hier als reden gegeven. Een kleine meerderheid van de algemene bevolking (60%) geeft aan geen pleeggezin te willen worden. De meest vermelde reden hiervoor is dat ze het niet combineerbaar zien met een voltijdse tewerkstelling, gezin en andere activiteiten. Om aan de negatieve aspecten voor de patiënten en pleeggezinnen tegemoet te komen, suggereren verschillende respondenten om meer selectie, screening en controle van pleeggezinnen uit te voeren. Daarnaast vinden verschillende respondenten een goede opleiding, vorming en begeleiding van de pleeggezinnen belangrijk. Wat de differentiatie van de gezinsverpleging betreft, worden de volgende mogelijkheden positief onthaald: nieuwe leeftijdsgroepen (kinderen en ouderen), gezinsverpleging in het kader van resocialisatie en gezinsverpleging waarbij de patiënt in een aanpalende woning of studio verblijft. De gezinsverpleging waarbij de patiënt slechts enkele dagen per week/maand in een pleeggezin verblijft, wordt door een kleine meerderheid geschikt bevonden met een positievere houding bij de externe experten dan bij de personeelsleden van het OPZ Geel. Ten slotte, wordt de gezinsverpleging in het kader van behandeling door een kleine meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel en een minderheid van de externe experten geschikt bevonden. In dit kader geeft een meerderheid (83%) van de pleeggezinnen ook aan niet bereid te zijn om voor kortere periode en intensiever betrokken te zijn bij de behandeling van de patiënten.
167
Hoofdstuk 5
Rond de vergoeding voor de pleeggezinnen stellen we een verschil vast tussen enerzijds de personeelsleden van het OPZ Geel en de pleeggezinnen en anderzijds de externe experten. Van de personeelsleden van het OPZ Geel en de pleeggezinnen vindt een meerderheid de vergoeding voor de pleeggezinnen onvoldoende. Van de externe experten is dit iets meer dan de helft. Een vergoeding tussen 25 en 35 euro wordt door verschillende respondenten redelijk gevonden. Ook in verband met het hospitalisatiestatuut van de patiënten komt een verschil naar voor tussen de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten. Een minderheid van de externe experten vindt het hospitalisatiestatuut aangewezen terwijl dit voor de personeelsleden ongeveer de helft is. Vervolgens is steeds een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten het erover eens dat het belangrijk is dat er een statuut voorzien wordt voor pleeggezinnen en dat er een goede afstemming komt tussen enerzijds de psychiatrische gezinsverpleging en anderzijds PVT en IBW. In verband met het pleegzorgdecreet geeft een kleine meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel en ongeveer de helft van de externe experten het aangewezen dat de gezinsverpleging er in opgenomen wordt. Over artikel 107 uit de „wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen‟, wordt aangegeven dat men de psychiatrische gezinsverpleging voornamelijk ziet passen in functie 5 (woonvormen) en functie 3 (psychosociale rehabilitatie). De meer behandelinggerichte vormen van pleegzorg (time-out, resocialisatie, jongeren …) ziet men een plaats krijgen binnen functie 2 (outreachende zorg via mobiele teams).
168
Hoofdstuk 6 Panelgesprek De psychiatrische gezinsverpleging werd in het verleden al door verschillende onderzoekers bestudeerd. Om deze kennis en ervaring mee te nemen in dit onderzoek, nodigden we enkele experten met een jarenlange ervaring uit voor een panelgesprek.
Prof. Em. Dr. Igodt is psychiater en systeem- en familietherapeut. Hij was jarenlang werkzaam als Diensthoofd Psychiatrie KU Leuven en voorzitter van de Federatie van Vlaamse Simileskringen.
Prof. Lagrou, doctor in de psychologie, is emeritus hoogleraar aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de K.U. Leuven. In 1975 voerde hij een studie uit over het dalende aantal patiënten in de gezinsverpleging in Geel.
Prof. Roosens, doctor in de etnologie, is emeritus gewoon hoogleraar antropologie aan de K.U.Leuven en emeritus buitengewoon hoogleraar aan de UCL. Hij deed verschillende onderzoeken in Geel en schreef hierover drie boeken: „Mental patients in town life – Geel – Europe‟s First therapeutic community‟ (1979), „Dansen met de maan‟ (2001) en „Geel revisited. After centuries of mental rehabilitation‟ (2007).
Dr. Swerts was neuroloog op AZ Sint-Dimpna in Geel en heeft van hieruit jarenlange ervaring met de psychiatrische gezinsverpleging. (Dr. Swerts kon niet aanwezig zijn op het panelgesprek maar leverde een bijdrage via mail en telefonisch contact.)
Tijdens het panelgesprek werden de resultaten van de (online-)bevraging voorgesteld. Daarna werd er ingegaan op de onderzoeksvragen. In verband met de volgende thema‟s komen er bevindingen naar voor: de sociale integratie en de destigmatisering van de patiënten (1), de professionalisering van de pleeggezinnen (2), de uitbreiding van de gezinsverpleging (3), de differentiatie van de gezinsverpleging (4) en het wetgevend kader (5).
1
De sociale integratie en de destigmatisering van de patiënten
Een eerste onderwerp betreft de sociale integratie en de destigmatisering van de patiënten. Prof. Lagrou stelt hierover de vraag in hoeverre de patiënten geïntegreerd zijn en niet te maken krijgen met stigma in Geel. “Ik ben sceptisch ten opzichte van de mate waarin de gezinsverpleging echt destigmatisatie in de hand werkt. De gezinsverpleging vormt een unieke kans voor de patiënten om zich te gedragen als gewone burgers (marktbezoek, café,
169
Hoofdstuk 6
kerk …). De vraag is in welke mate dit nog gebeurt? Of is de omgang met gewone mensen nu beperkt tot het pleeggezin? Ook belangrijk om na te gaan is de houding van de Gelenaar ten opzichte van de gezinsverpleging. Tolerantie en aanvaarding van afwijkend gedrag is zeer belangrijk voor de integratiekansen van mensen met psychiatrische stoornissen, vooral dan in de werkcontext. Nu blijkt dat er maar heel weinig patiënten aanvaard worden in een werksituatie.” (Prof. Lagrou) Professor Roosens geeft hierop aan dat er in Geel een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen „normaal‟ en „abnormaal‟ en dat je hier als buitenstaander inderdaad stigma kan in zien. “Het is een regel dat men normaal en abnormaal niet mag verwarren in Geel. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de patiënt en het gezin. In Geel zijn er duidelijk twee soorten: de „normalen‟ en de „abnormalen‟. Daar zullen ze het denk ik niet nemen als je vertelt dat „iedereen wel iets heeft‟ en „dat het een kwestie van gradatie is‟.” (Prof. Roosens)
2
De professionalisering van de pleeggezinnen
Een volgend topic is de vraag of deze pleeggezinnen geprofessionaliseerd kunnen worden en hoe dit best kan gebeuren. Volgens de bevraagden zou het goed zijn wanneer de alledaagse en niet-therapeutische aanpak, die momenteel gehanteerd wordt, aangevuld zou worden met een grotere professionalisering. “Uit pleegzorg bij kinderen weten we dat het gebeurt dat de problematiek uit het gezin van oorsprong herhaald wordt in het pleeggezin, bv. mishandeling. Om dit tegen te gaan is de professionalisering van pleeggezinnen ook goed.” (Prof. Dr. Igodt) “100 jaar geleden werden er lessen gegeven aan de kostgezinnen in verband met hygiëne, omgaan met de patiënt … Het is volgens mij belangrijk om ook geld vrij te maken om de gezinnen te vormen en onderwijzen om tot „goede gezinnen‟ te komen.” (Dr. Swerts) “De professionalisering van pleeggezinnen zou goed kunnen zijn aangezien uit de bevraging toch naar voor komt dat de psychiatrische problematiek van de patiënt belastend is voor het pleeggezin. Professionalisering kan helpen om hier beter mee om te gaan. Professionalisering kan ook invloed hebben op het imago en de reputatie van de gezinsverpleging. Dit kan dan weer bijdragen tot een hogere vergoeding.” (Prof. Lagrou)
170
Panelgesprek
Deze grotere professionalisering van de pleeggezinnen wordt ook als haalbaar aanzien. “Ik denk dat de alledaagse en niet-therapeutische aanpak samen kan gaan met het aanleren van professionele attitudes, zonder dat de pleeggezinnen een afkooksel hoeven te zijn van psychologen of psychiaters. Beide zijn niet incompatibel.” (Prof. Dr. Igodt) Hierbij wordt wel aangegeven dat het belangrijk is om goed na te denken over wie dit op zich zal nemen en hoe dit aangebracht wordt. “Wie zal deze opleiding dan geven? Dit moet iemand zijn met veel ervaring. De pleeggezinnen weten al veel en staan op hun standpunt op basis van hun lange ervaring. Ze gaan niet alles zomaar aannemen.” (Prof. Roosens) “Ik zou hier ook niet over „opleiding‟ spreken. Het is eerder „ondersteuning op vraag‟. De pleeggezinnen zijn tenslotte deskundigen. Ervaringsdeskundigen.” (Prof. Dr. Igodt)
3
De uitbreiding van de gezinsverpleging
Er wordt verwacht dat de uitbreiding van de gezinsverpleging naar andere streken/steden niet eenvoudig te realiseren zal zijn doordat het gebaseerd is op een traditie die je niet kan overplaatsen. Via de professionalisering van de pleeggezinnen denkt men dit deels te kunnen verhelpen. Er wordt ook gevreesd voor negatieve reacties van de bevolking. “Is het realistisch om deze subcultuur elders te gaan creëren? Hoe zal dat gaan in andere gemeenten wanneer je ziet dat er zelfs bij de oprichting van een Psychiatrisch Ziekenhuis of Beschut Wonen al veel negatieve reacties komen?” (Prof. Lagrou) Prof. Roosens geeft in dit kader aan dat het belangrijk is om niet a priori te zeggen „dat het niet zal gaan‟. “Ze hebben de gezinsverpleging in verschillende dorpen rondom Geel uitgezaaid. In de dorpen waar ik van weet, was er geen tegenstand van de omgeving. Er was zelfs eerder fierheid dat men kon „zijn zoals in Geel‟. Ik zou het daarom riskeren op andere plaatsen en zien wat het geeft. En niet a priori zeggen „dat het niet zal gaan‟” (Prof. Roosens)
171
Hoofdstuk 6
4
De differentiatie van de gezinsverpleging
Vervolgens komen we bij het topic van de differentiatie van de gezinsverpleging. Bij verschillende voorgestelde nieuwe mogelijkheden van de gezinsverpleging wordt aangehaald dat men goed moet beseffen dat hiermee afgeweken wordt van de huidige traditie van de gezinsverpleging en dat er met een „nieuw systeem‟ gestart wordt. “De plannen tot differentiatie zijn nogal veel in één keer. Het is een hele ommekeer van het hele systeem van Geel. Het is belangrijk om te kiezen of je aan de traditie wil vasthouden of niet. Als je aan de traditie wil vasthouden, is het beter om in de richting verder te gaan die er nu is. Als je niet aan de traditie vasthoudt, moet je rekenen dat er twee generaties nodig zijn om het ingeburgerd te krijgen.” (Dr. Swerts) “Het slechts enkele dagen per week/maand in een pleeggezin verblijven wordt duidelijk niet zo positief onthaald in Geel. Het is dan ook in contradictie met integratie in het gezin.” (Prof. Lagrou) “Ik stel mij toch vragen bij het verblijf in een aanpalende woning. Heeft de patiënt dan nog wel een plaats in het gezin? Gaat de patiënt dit aankunnen? Het eigene van de gezinsverpleging verdwijnt hiermee. De patiënt mist dan het voordeel van de gezinsverpleging, van de sociale contacten. Het kan voor een klein percentage van de patiënten, maar dat is dan een nieuw systeem. Het is een nieuwe formule die in competitie zal komen met andere bestaande formules.” (Prof. Roosens) Prof. Igodt en Prof. Roosens staan huiverachtig tegenover het invoeren van gezinsverpleging voor niet-gestabiliseerde of niet-chronische problemen. “Daar ben ik bang voor. In de 19e eeuw deed men dit ook wel, maar dan vochten de pleeggezinnen met de patiënten om ze onder controle te houden.” (Prof. Roosens) Er wordt verwacht dat ook de pleeggezinnen het moeilijk zullen hebben met het opnemen van een patiënt voor een korte periode. “Pleeggezinnen leven met het idee dat de patiënt gaat blijven. Ze zijn niet ingesteld op loslaten. De patiënten worden beschouwd als „iemand die blijft‟. Soms wordt er ook gedacht: „als wij oud zijn gaat de patiënt voor ons zorgen‟, dan wordt de relatie omgedraaid.” (Prof. Lagrou) In dit kader geeft Prof. Dr. Igodt aan dat het wel mogelijk moet zijn dat een bepaald percentage van de patiënten weer losgelaten wordt door de gezinsverpleging en verder kan groeien.
172
Panelgesprek
“Het moet wel mogelijk zijn om te integreren in het gezin, erdoor te groeien en dan losgelaten te worden. Zo kan het verblijf in een aanpalende woning of studio bijvoorbeeld wel dienen als een overgang naar zelfstandig wonen. Het kan een overgang zijn naar meer emancipatie.” (Prof. Dr. Igodt)
5
Het wetgevend kader
Over het wetgevend kader komen drie aspecten aan bod, namelijk: de financiële aspecten (3.5.1), het hospitalisatiestatuut (3.5.2) en het pleegzorgdecreet (3.5.3). Deze worden achtereenvolgens besproken.
5.1
De financiële aspecten
In de eerste plaats zijn de bevraagden het erover eens dat een grotere financiële investering vanuit de overheid noodzakelijk is om de psychiatrische gezinsverpleging te laten voortbestaan en om een uitbreiding mogelijk te maken. Er wordt ook aangehaald dat de beperkte financiële investering vanuit de overheid verklaart waarom de gezinsverpleging in België daalt terwijl ze in andere landen, waar er wel in geïnvesteerd wordt, steeds uitbreidt. “Een grotere financiële investering vanuit de overheid is een absolute voorwaarde. Als die er niet is, zullen alle andere zaken die ondernomen worden, niet helpen.” (Prof. Lagrou) In dit kader wordt ook ingegaan op de te lage vergoeding voor de pleeggezinnen. “De pleeggezinnen zijn kwaad omdat ze het gevoel hebben dat ze niet serieus worden genomen. Je kan met het budget dat ze krijgen niets doen. Het verschil tussen wat het ziekenhuis en het pleeggezin krijgt, is gewoon buiten proportie. Ze voelen zich misprezen en niet erkend. Er wordt altijd opnieuw over gesproken, maar niets aan gedaan. Ze komen er niet voor op straat omdat ze niet willen dat hun patiënt gaat denken dat ze de opvang voor de vergoeding doen. De vergoeding voor de opvang van een patiënt zou moeten genoeg zijn om te dienen als tweede wedde voor het gezin. Er zouden geen belastingen op betaald moeten worden.” (Prof. Roosens)
173
Hoofdstuk 6
5.2
Het hospitalisatiestatuut
Een tweede kwestie, betreft het hospitalisatiestatuut van de patiënten. Prof. Dr. Igodt en Prof. Lagrou geven aan het niet wenselijk te vinden dat patiënten in de gezinsverpleging gehospitaliseerd zijn. “Het hospitalisatiestatuut zorgt momenteel voor een exclusieve binding. Het is belangrijk dat het psychiatrisch ziekenhuis een medespeler is, maar het mag geen exclusieve rol spelen. Er moeten nog andere functies bestaan ernaast. De gezinsverpleging moet meer verankerd worden in het globale zorgaanbod en meer gekoppeld worden aan ambulante zorg. De binding met de psychiatrische zorg in de thuissituatie is hierin ook belangrijk.” (Prof. Dr. Igodt) “Door het hospitalisatiestatuut hebben de patiënten minder contact met gewone voorzieningen en gewone mensen. Het is ook stigmatiserend. Het is niet goed dat de patiënten in het gezin meubels van het ziekenhuis moeten hebben. Het is een contradictie met integratie en normalisatie. De patiënten moeten zoveel mogelijk gebruik kunnen maken van voorzieningen waar de „gewone‟ Gelenaar gebruik van maakt, zoals de huisarts, mutualiteit, allerhande socio-culturele voorzieningen.” (Prof. Lagrou) Prof. Roosens en Dr. Swerts belichten de mogelijke negatieve gevolgen van het loskoppelen van hospitalisatie. “Ik zou niet te snel loskoppelen van die hospitalisatie. Het comfort dat men 24u/24u kan bellen is net goed. Dat mag niet helemaal losgekoppeld worden. Het is wel belangrijk dat het Wit-Gele Kruis en de huisarts kunnen tussenkomen.‟ (Prof. Roosens) „Zonder hospitalisatie is zoals bij de „mannen van Sledsens‟ in de 20e eeuw. Daar zorgde één familie, de familie Sledsens, voor alles en kwamen er geen dokters, psychologen of maatschappelijk werkers aan te pas. Ik zie niet hoe je die twee systemen kan vermengen. Het zal een probleem zijn om te weten wie nu moet zeggen wat er gebeurt. Er moet zeker de vraag gesteld worden of dit wel goed zal zijn voor de patiënten.” (Dr. Swerts) Dr. Swerts vult hier nog bij aan dat ook enkel het loskoppelen van de medische zorgen niet aangewezen is “Als verdere differentiering met zich meebrengt dat de Geelse huisarts bevoegd is voor het medische binnen de gezinsverpleging dan is dit een ernstige breuk met het verleden: met de traditie binnen een Geelse familie en met het systeem van "binnen" en "buiten". Voordelen van mutualiteit, lichamelijke zorgen via de verpleegkundige thuisverzorging ,deelname aan het socioculturele leven zijn gemakkelijk te organiseren en nu reeds grotendeels
174
Panelgesprek
mogelijk. Overigens voor spoedzorgen is er een overeenkomst met het plaatselijke ziekenhuis. Persoonlijk meen ik dat gezinsverpleging nood blijft hebben aan "toezichtartsen" die rechtstreeks verbonden zijn aan het systeem.
5.3
Het pleegzorgdecreet
Ten derde, wordt ook het opnemen aangehaald van de psychiatrische gezinsverpleging in het pleegzorgdecreet, waar de Vlaamse Overheid aan werkt. Hier geven de bevraagden aan dat de splitsing van de bevoegdheden hier voor moeilijkheden zorgt en een goede gang van zaken dreigt te blokkeren. Er wordt aangegeven dat het belangrijk is om niet alleen voor de meest logische, maar ook voor een haalbare oplossing te kiezen. “Als de gezinsverpleging in het pleegzorgdecreet opgenomen wordt, wordt dit overzichtelijker en logischer. Langs de andere kant geeft dit een politiek probleem en dan is het belangrijk om voor de meest haalbare oplossing te kiezen. Als de gezinsverpleging op Vlaams niveau meer kans maakt, dan is het beter om daarvoor te kiezen.” (Prof. Lagrou)
6
Besluit
Om de kennis en ervaring vanuit vorig onderzoek ook mee te nemen werd er een panelgesprek georganiseerd met enkele betrokkenen die goed bekend zijn met hoe de psychiatrische gezinsverpleging in het verleden georganiseerd werd: Prof. Dr. Igodt, Prof. Lagrou, Prof. Roosens en Dr. Swerts. In dit gesprek kwamen de volgende topics aan bod: sociale integratie en destigmatisatie, professionalisering van pleeggezinnen, de uitbreiding van de gezinsverpleging, differentiatie en het wetgevend kader. De betrokkenen vinden een professionalisering van de pleeggezinnen aangewezen. Hierbij is het belangrijk om de alledaagse en niet-therapeutische aanpak van het gezin te behouden en de pleeggezinnen als deskundigen te benaderen. De plannen naar differentiatie van de psychiatrische gezinsverpleging worden eerder voorzichtig onthaald. Men geeft aan dat hiermee afgeweken wordt van de huidige traditie en dat er met een „nieuw systeem‟ gestart wordt. Ook staan twee betrokkenen huiverachtig tegen de opname van niet-gestabiliseerde patiënten. De betrokkenen zijn het erover eens dat een grotere financiële investering vanuit de overheid noodzakelijk is om de psychiatrische gezinsverpleging te laten voortbestaan en om een uitbreiding mogelijk te maken. In dit kader wordt ook aangehaald dat er een hogere vergoeding voor de pleeggezinnen moet komen.
175
Hoofdstuk 6
Over het loslaten van het hospitalisatiestatuut zijn de meningen verdeeld. Twee betrokkenen zijn hier voorstander van omwille van integratie en normalisatie. Twee betrokkenen staan hier sceptisch tegenover en zijn bang dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor de patiënten.
176
Antwoorden op de onderzoeksvragen Om na te gaan welke plaats de psychiatrische gezinsverpleging kan innemen in het toekomstig GGZ-beleid werd een zo breed mogelijk onderzoek uitgevoerd. Op basis van de bevindingen uit de literatuurstudie en de bevraging wordt in dit onderdeel een antwoord geformuleerd op de verschillende onderzoeksvragen.
1 Hoe kan het wetgevend kader van de psychiatrische pleegzorg eruit zien? Hier onderscheiden we de volgende onderdelen: het hospitalisatiestatuut (1.1), de flexibilisering en differentiatie (1.2) en het statuut voor de pleeggezinnen (1.3).
1.1
Het hospitalisatiestatuut
Momenteel staat in het wetgevend kader van de psychiatrische gezinsverpleging centraal dat dit een hospitalisatievorm is waardoor de architectonische, functionele en organisatorische normen voor de T-diensten er integraal op van toepassing zijn (zie KB van 10 april 1991). Dit hospitalisatiestatuut staat echter haaks op de ontwikkeling van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg, waar zowel internationaal als in België voor gekozen wordt (zie hoofdstuk 1). Men is er meer en meer van overtuigd dat zorg en behandeling zoveel mogelijk in de samenleving geboden kan worden en dat een opname in een psychiatrisch ziekenhuis enkel voor kortdurende, intensieve en gespecialiseerde behandeling moet worden ingezet. Men wil de psychiatrische bedden dus zoveel mogelijk afbouwen en deze middelen investeren in zorg in de samenleving. Wanneer men de psychiatrische gezinsverpleging een plaats wil geven binnen dit nieuwe kader is het vanzelfsprekend dat het hospitalisatiestatuut van de patiënten op termijn afgebouwd wordt. Het stopzetten van het hospitalisatiestatuut brengt de volgende voordelen met zich mee: -
De personen in de psychiatrische gezinsverpleging worden ontslaan uit hun „patiëntrol‟.
-
Het werkt bevorderend naar integratie en normalisatie toe aangezien de patiënten hierdoor meer contact zullen hebben met „gewone‟ mensen en „gewone‟
177
Antwoorden op de onderzoeksvragen
voorzieningen. Ook maakt het wegvallen van dit statuut de weg naar een betaalde/reguliere job meer vrij. -
Het past in de visie van herstel en empowerment. Het werkt voordelig naar het bevorderen van de zelfstandigheid van de patiënt toe. Het geeft hen de kans om zelf keuzes te maken, hun persoonlijke voorkeuren te uiten en te volgen.
Ondanks deze duidelijke stellingname kan het hospitalisatiestatuut toch niet van de ene op de andere dag losgelaten worden. De psychiatrische gezinsverpleging waarbij de patiënten niet gehospitaliseerd zijn, kan gezien worden als een model voor de toekomst. De psychiatrische gezinsverpleging zou dan ambulant georganiseerd worden en patiënten zouden gebruik kunnen maken van het reguliere aanbod (bv. PZT, huisartsen, dagcentra …) Het volgend werk is nodig om het pad te effenen: -
Er dient een analyse gemaakt te worden van de huidige geldstromen binnen het OPZ Geel. Op basis daarvan kan men verschuivingen aanbrengen in de geldstromen die momenteel gehanteerd worden.
-
De zorgen die momenteel door het psychiatrisch ziekenhuis opgenomen worden (bv. hygiëne, lichamelijke zorgen, dagactiviteiten …) dienen door eerstelijnsdiensten in de samenleving overgenomen te worden. Om dit mogelijk te maken is een uitbouw van een sterke geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn noodzakelijk. Dit behelst een goede coördinatie, samenhang en samenwerking tussen de verschillende actoren (namelijk 1) de samenwerkingsinitiatieven, 2) de partners die een hoofdrol spelen in detectie, diagnose, behandeling en begeleiding en 3) de tweedelijnszorg ter ondersteuning van de eerste lijn). Ook dienen eerstelijnswerkers over voldoende competenties inzake psychosociale en psychiatrische problematieken te beschikken om de cliënten te begeleiden (Van Audenhove, 2010).
-
Het is noodzakelijk dat pleeggezinnen en patiënten 24u/24u telefonisch terecht blijven kunnen bij een hulpverlener. In de hervormde GGZ structuur via artikel 107 wordt voorzien dat mobiele teams 24u/24u beschikbaar zullen zijn.
-
Alle residentiële zorgfuncties die momenteel door de dienst intramurale zorg voorzien worden, dienen te worden opgenomen door de nieuwe functies van artikel 107. o Voor psychopreventie dient een onderscheid gemaakt te worden tussen acute problemen en een crisissituatie. Voor acute problemen dient er beroep gedaan te worden op een mobiel team (functie 2). In crisissituaties is een opname in een psychiatrisch ziekenhuis aangewezen (functie 4). Hiervoor is een goed samenwerkingsverband met een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk.
178
Antwoorden op de onderzoeksvragen
o Pension dient naar onze mening niet door een psychiatrisch ziekenhuis vervuld te worden aangezien de patiënten op die momenten geen behandeling nodig hebben. Dit kan opgevangen worden via het verblijf in een opvanggezin (functie 5) of een vakantie voor de patiënt (functie 3). o Voor observatie kan de huidige regeling behouden blijven. Na opname in een psychiatrisch ziekenhuis verblijven patiënten er enkel nog ‟s nachts als overgang naar een opname in de psychiatrische gezinsverpleging of Beschut Wonen. Dit kan gezien worden als het laatste onderdeel van een opname in een psychiatrisch ziekenhuis (functie 4)
1.2
-
Er dient gegarandeerd te worden dat het stopzetten van het hospitalisatiestatuut voor de patiënten geen grote financiële nadelen heeft. Er kan een specifiek statuut ingevoerd worden waarin de voordelen van het hospitalisatiestatuut behouden worden, maar de nadelen van de dwangmatigheden verdwijnen.
-
Personeelsleden van het OPZ Geel, patiënten en pleeggezinnen dienen op deze veranderingen voorbereid te worden. Uit de bevraging komt immers naar voor dat de helft van de personeelsleden van het OPZ Geel het hospitalisatiestatuut aangewezen vindt. Ook in het panelgesprek komt naar voor dat enkele onderzoekers die de psychiatrische gezinsverpleging van vroeger kennen terughoudend zijn om het hospitalisatiestatuut los te laten. Aanbevelingen rond hoe dit aangepakt kan worden, komen aan bod in onderdeel 5.
De flexibilisering en differentiatie
De psychiatrische gezinsverpleging bestaat momenteel en sedert vele jaren voornamelijk uit één vorm, namelijk het langdurig verblijf van personen met een psychiatrische problematiek in een pleeggezin. In navolging van de differentiatie binnen de reguliere pleegzorg (Pleegzorg-palet) wenst het OPZ Geel verschillende vormen van psychiatrische pleegzorg in te richten. Dit om zoveel mogelijk zorg op maat te bieden en in te spelen op de noden van hedendaagse patiënten. Deze vormen zijn de volgende: (1) Perspectiefbiedende pleegzorg (voor volwassenen en ouderen). Dit betreft een vorm van psychiatrische pleegzorg voor personen met gestabiliseerde en chronische psychiatrische problemen die langdurig in een pleeggezin verblijven. (2) Behandelende pleegzorg (voor kinderen/jongeren, volwassenen en ouderen). Dit betreft een vorm van psychiatrische pleegzorg voor personen waarvoor het een meerwaarde biedt om tijdens de behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis in een pleeggezin te verblijven. De duur van het verblijf in het pleeggezin is beperkt. (3) Ondersteunende pleegzorg (voor volwassenen en ouderen) is een heel flexibele vorm van pleegzorg die dient ter ondersteuning van een persoon met psychiatrische
179
Antwoorden op de onderzoeksvragen
problemen en/of zijn mantelzorger (bv. de patiënt gaat elke zondagmiddag op bezoek bij een pleeggezin of brengt er om de twee weken een weekend door). Naast deze drie vormen van pleegzorg wenst men de mogelijkheid te voorzien: -
dat de patiënt kan kiezen om voltijds/deeltijds/enkel overdag in het pleeggezin te verblijven
-
tot mindere of meerdere mate van inclusie van de patiënt in het pleeggezin: dit gaat van enkel een eigen kamer in het pleeggezin, wonen in een aanpalende woning/studio van het pleeggezin tot wonen in een volledig aparte en eigen woning. Deze laatste vorm van pleegzorg wordt momenteel al georganiseerd door VAPH en heet er „Wonen Onder begeleiding van een Particulier (WOP)‟. Voor patiënten die over voldoende zelfstandigheid beschikken, biedt deze vorm van pleegzorg een kans om door te groeien naar zelfstandig wonen.
Uit literatuur in het buitenland komt naar voor dat deze vormen van pleegzorg werkbaar zijn en dat er veel variatie mogelijk is (bv. pleegzorg in het kader van resocialisatie in Frankrijk, behandelende pleegzorg voor kinderen in Nederland, pleegzorg in het kader van crisisopvang in Duitsland, pleegzorg voor dementerenden in het Verenigd Koninkrijk). Verdere differentiatie en flexibilisering van de psychiatrische gezinsverpleging is dus aan te moedigen en toe te juichen, maar toch is enige voorzichtigheid bij de implementatie geboden: -
In de bevraging en het panelgesprek komen verschillende weerstanden en bedenkingen naar voor rond een aantal van deze nieuwe vormen van pleegzorg. o Bij de pleegzorg waarbij de patiënt slechts enkele dagen per week/maand in het gezin verblijft of in een aanpalende woning, wordt de vraag gesteld of dit wel nog onder de psychiatrische gezinsverpleging valt. Dit is begrijpelijk aangezien men met deze nieuwe vormen sterk afwijkt van de oorspronkelijke vorm. Dit dient dan ook duidelijk gecommuniceerd te worden. o Met de doelgroep van de behandelende pleegzorg heeft het OPZ Geel nog weinig ervaring. Er worden verschillende bedenkingen geuit. Respondenten geven aan dat er hier „actieve‟ pleeggezinnen nodig zijn die samen met het de patiënt en het team willen werken aan concrete behandeldoelen. De meerderheid van de huidige pleeggezinnen geeft echter aan hier niet toe bereid te zijn. Dit wijst erop dat er eerst nog zaken uitgeklaard moeten worden vooraleer hiermee van start gegaan kan worden.
-
180
Momenteel kent de psychiatrische gezinsverpleging een dalend aantal patiënten en pleeggezinnen en wordt er gevreesd voor het voortbestaan van deze vorm van zorg. Hierdoor is het belangrijk om voldoende aandacht te blijven besteden aan „het
Antwoorden op de onderzoeksvragen
basismodel‟ en te zoeken naar hoe dit terug werkzaam kan worden en niet alle aandacht naar de nieuwe vormen te laten gaan. Om differentiatie van de psychiatrische gezinsverpleging mogelijk te maken, zijn enkele aanpassingen in de huidige regelgeving noodzakelijk. -
Om het mogelijk te maken dat patiënten in een eigen studio/woning van het pleeggezin of eigen woning wonen met ondersteuning van het pleeggezin dienen verschillende passages uit het KB aangepast te worden, namelijk: o „Tijdens de behandeling zijn de patiënten gehuisvest in een pleeggezin, nemen er deel aan het gezinsleven en brengen er de ganse dag of een gedeelte ervan door (Art.1§2).‟ o „De kamers moeten deel uitmaken van de woning…‟ (Art. 6) o „Het pleeggezin dient huisvesting, gezamenlijke maaltijden, affectieve opvang en de non-professionele zorg te bieden zoals toezicht, resocialisering, stimulering van de therapietrouw en aandacht voor de lichamelijke hygiëne.‟ (Art. 9) → in deze vorm van pleegzorg is het geen vereiste dat het pleeggezin instaat voor gezamenlijke maaltijden.
-
Om het mogelijk dat patiënten enkel overdag in het pleeggezin verblijven, moet de hierboven reeds aangegeven passage uit het KB aangepast worden. Deze passage stelt namelijk dat patiënten gehuisvest dienen te zijn in het pleeggezin en dit is voor deze vorm van pleegzorg niet noodzakelijk. o „Tijdens de behandeling zijn de patiënten gehuisvest in een pleeggezin, nemen er deel aan het gezinsleven en brengen er de ganse dag of een gedeelte ervan door (Art.1§2).‟
1.3
Het statuut voor de pleeggezinnen
In het onderzoek werd de vraag aangeraakt of er een statuut voorzien dient te worden voor de pleeggezinnen. In de bevraging antwoordt een meerderheid van de respondenten hier positief op. Momenteel bestaat er in België geen statuut voor pleeggezinnen. Voor de sectoren K&G, BJB en VAPH zijn er wel een aantal wetsvoorstellen ingediend om dit te voorzien. In sommige initiatieven voor behandelende pleegzorg in het buitenland bestaat er wel een werknemersstatuut voor pleeggezinnen waarbij ze gebruik kunnen maken van de sociale zekerheid. Dit brengt dan ook met zich mee dat pleeggezinnen vanaf 65 jaar met pensioen moeten gaan. De onderzoekers zijn van oordeel dat een statuut voor pleeggezinnen belangrijk kan zijn in die zin dat het bescherming en zekerheid biedt. Daarnaast is het ook een vorm van erkenning voor de zorg die de pleeggezinnen leveren. Met een statuut als werknemer
181
Antwoorden op de onderzoeksvragen
waarbij pleeggezinnen een loon krijgen dient men echter voorzichtig te zijn. Naar onze mening dient pleegzorg in het vrijwilligerswerk gesitueerd te blijven en wordt het beter niet gezien als tewerkstelling. Voor de patiënten die in de gezinnen verblijven, is het belangrijk dat de pleeggezinnen voldoening en zingeving vinden in het zorgen. Vanuit een werknemersstatuut kan dit niet op dezelfde wijze gebeuren. We pleiten voor een nieuw statuut dat de kracht van vrijwilligers en hun inzet als semiprofessionele dienstverlening wil erkennen. Deze maatschappelijke waardering kan bijvoorbeeld voorzien worden via de mogelijkheid tot fiscale aftrekbaarheid en/of de mogelijkheid om sociale zekerheid op te bouwen (bv. pensioenrechten, werkloosheidsuitkering).
2 Hoe kan de psychiatrische pleegzorg meegenomen worden in het pleegzorgdecreet? Vanuit de Vlaamse Overheid komt een duidelijk signaal dat men wil kiezen voor pleegzorg. Op 6 maart 2009 werden zes beleidsacties in verband met pleegzorg voorgesteld in het opvolgingsrapport „Perspectief!‟. Eén van deze acties betreft het opstellen van één intersectoraal decreet Pleegzorg Vlaanderen. De bedoeling is dat dit decreet zal leiden tot een intersectorale afstemming van de verschillende pleegvormen (momenteel georganiseerd vanuit vier administraties: BJB, VAPH, K&G en RIZIV) waardoor de differentiatie en variatie in pleegzorg krachtiger uitgebouwd zal kunnen worden. Wanneer de psychiatrische pleegzorg meegenomen wordt in het pleegzorgdecreet dient er met twee zaken rekening gehouden te worden: Het opnemen van de psychiatrische pleegzorg in het pleegzorgdecreet kan zorgen voor een politiek probleem aangezien de psychiatrische gezinsverpleging momenteel onder de Federale Overheid valt en de reguliere pleegzorg onder de Vlaamse Overheid. Hierover kunnen op dit moment echter weinig verdere uitspraken gedaan worden aangezien het nog niet duidelijk is hoe de bevoegdheden tussen de Vlaamse en Federale Overheid in de nabije toekomst verdeeld zullen worden.
-
Het is belangrijk dat de psychiatrische pleegzorg zijn eigenheid kan behouden en dat er rekening gehouden wordt met het feit dat het gaat om pleegzorg bij personen met een psychiatrische problematiek. Vanuit het beleid van het OPZ Geel wordt in dit kader aangegeven dat de vergoedingen die momenteel bij Kind & Gezin, BJB en VAPH voorzien worden, te laag zijn voor de opvang van een persoon met psychiatrische problemen waardoor hier een bijpassing voorzien moet worden.
182
-
Antwoorden op de onderzoeksvragen
3 Welke plaats dient de psychiatrische pleegzorg binnen het globale zorgaanbod in te nemen? Momenteel wordt de psychiatrische gezinsverpleging in België enkel in Geel en Lierneux georganiseerd. Dit strookt niet met de idee van „stepped care‟ waarbij beoogd wordt om de zorg zo ambulant mogelijk en zo dicht mogelijk bij de natuurlijke context van de cliënt aan te bieden. Vanuit drie redenen kan aangenomen worden dat de psychiatrische gezinsverpleging een volwaardige plaats verdient in het globale zorgaanbod. 1) Het globale zorgaanbod voor personen met psychische problemen kan gezien worden als een continuüm, gaande van het wonen in een eigen woning tot het verblijf in een instelling. De psychiatrische gezinsverpleging situeert zich, naast IBW en PVT, ergens in het midden op dat continuüm. Deze drie woonvormen passen binnen de veranderingen die zich momenteel voordoen in de geestelijke gezondheidszorg op het vlak van de afbouw van bedden aangezien ze aan personen die niet zelfstandig kunnen wonen de mogelijkheid bieden om toch in de samenleving te wonen en er deel van uit te maken. Uit de literatuurstudie komt ook naar voor dat deze woonvormen elk hun eigenheid hebben en elkaar kunnen aanvullen. Samen vormen ze een vrij ruim keuzeaanbod dat het mogelijk maakt dat iedere patiënt op de meest geschikte plaats terecht komt. 2) Uit de bevraging en vorig onderzoek in binnen- en buitenland komt naar voor dat de meerderheid van de personen die in de psychiatrische gezinsverpleging verblijft een grote tevredenheid kent. Dit is een belangrijk argument om deze zorgvorm verder uit te bouwen. 3) Een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel, de externe experten en de algemene bevolking geeft ook aan dat het onvoldoende is dat de gezinsverpleging slechts op twee plaatsen bestaat. Voor de pleeggezinnen is dit ongeveer de helft. Naast deze positieve bevindingen is het echter op zijn plaats ook op te merken dat 11% van de bevraagde patiënten niet tevreden is over deze vorm van zorg. De volgende klachten komen het vaakst naar voor: weinig sociale integratie buiten de psychiatrische gezinsverpleging, zich niet gehoord voelen door de wijkverpleegkundigen, zich belemmerd voelen om door te groeien naar zelfstandig(er) wonen door personeelsleden en het pleeggezin, het gevoel dat het pleeggezin van hen profiteert of hen niet goed behandelt. Om op een goede manier zijn plaats op te nemen in een hervormde GGZ is het belangrijk dat deze klachten serieus genomen worden. Zaken als sociale integratie, een focus op sterktes en het groeien naar herstel staan namelijk heel centraal in de gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. In onderdeel 7 en 8 worden hier enkele aanbevelingen rond gegeven.
183
Antwoorden op de onderzoeksvragen
In de bevraging worden er ook een aantal bedenkingen geformuleerd ten aanzien van het verspreiden van de psychiatrische gezinsverpleging naar andere regio‟s. Aangezien de opvang van patiënten in pleeggezinnen voornamelijk gebaseerd is op een traditie kan deze niet zomaar overgeplant worden. De volgende aanbevelingen kunnen in dit verband gedaan worden: -
Een voorwaarde om de overplanting naar andere steden mogelijk te maken is de erkenning van deze zorgvorm, een aanpassing van de regelgeving en goede financiële voorwaarden voor de organiserende diensten en het statuut.
-
De uitbreiding kan plaatsvinden in het kader van de afbouw van de psychiatrische ziekenhuisbedden (artikel 107). Men kan hiermee van start gaan in steden waar een sterk ziekenhuisaanbod is. Een potentiële doelgroep om pleeggezin te worden, zijn personeelsleden die voorzien in de nachtwacht of administratieve, technische en onderhoudstaken vervullen. Zij beschikken over weinig zorgcompetenties maar hebben wel affiniteit met psychiatrische patiënten.
-
Om steden warm te maken om de psychiatrische pleegzorg ook bij hen te organiseren, kunnen grootschalige (eventueel internationale) oproepacties gedaan worden. Bv. „Kleur je stad GEEL‟
-
In de steden waar men beslist om de psychiatrische pleegzorg te organiseren, is het belangrijk om promotie te voeren en te investeren in anti-stigma-acties. Volgens Thornicroft, Tansella en Law (2008) is het hierbij ook belangrijk om toekomstige buurtbewoners van deze plannen op de hoogte te brengen en hun bezorgdheden serieus te nemen.
-
De expertise van Geel kan ingezet worden bij de overplanting in andere steden. Geel kan dienen als kenniscentrum in België en internationaal
4 Hoe wordt de afstemming met andere zorgmodellen het best gegarandeerd? De afstemming met andere zorgmodellen kan het best gegarandeerd worden via samenwerkingsverbanden van verschillende GGZ- en niet-GGZ-actoren in de regio. Dit zou in de toekomst verlopen zoals voorgesteld in de gids „Naar een betere ggz door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken‟ (zie hoofdstuk 1). Het is evident dat de psychiatrische gezinsverpleging een cruciale rol kan vervullen in functie 5 van de vernieuwde GGZ. Het afbouwen van psychiatrische bedden betekent immers dat een hele groep patiënten een alternatief nodig heeft. Het blijven wonen in een eigen gezin is niet voor iedereen mogelijk, zelfs met de ondersteuning via psycho-educatie
184
Antwoorden op de onderzoeksvragen
voor het gezin. Voor hen kan pleegzorg een volwaardig alternatief bieden. Het verder uitbouwen van een kwaliteitsvolle pleegzorg naast het aanbod van IBW en PVT verzekert dat niemand op straat belandt. In de psychiatrische gezinsverpleging zoals deze in Geel werd uitgebouwd zijn ook ondersteunende diensten voorhanden die sterke raakvlakken vertonen met functie 2 en functie 3 van de vernieuwde GGZ. De permanentiedienst waar de pleeggezinnen 24u/24u op kunnen rekenen, is een element uit functie 2. Voor de personen met een psychisch probleem wordt in functie 3 arbeidsrehabilitatie voorzien die hen helpt aan een betaalde baan. Het OPZ Geel voorziet in een ondersteunende dienst op het vlak van arbeidsactivering, namelijk arbeidzorg.
Zowel de afstemming met de eerstelijnsdiensten als de afstemming met IBW en PVT zijn belangrijk. Voor de afstemming met de eerstelijnsdiensten verwijzen we naar onderdeel 1.1. Hieronder komt de afstemming met IBW en PVT aan bod. De psychiatrische pleegzorg, de Initiatieven voor Beschut Wonen en de Psychiatrische Verzorgingstehuizen krijgen alle drie te maken met patiënten met chronische psychiatrische problemen. Op vlak van de mate van zelfstandigheid die de patiënten nodig hebben, kan het volgende continuüm voor deze woonvormen opgesteld worden:
IBW individueel
IBW in groep
Psychiatrische pleegzorg
PVT
Idealiter worden deze vier zorgvormen in elke regio voorzien. Om er vervolgens voor te zorgen dat elke patiënt in de meest geschikte zorgvorm terecht komt, is een goede samenwerking tussen deze zorgvormen noodzakelijk. Er kan een gemeenschappelijk aanmeldingspunt gecreëerd worden waar nagegaan wordt in welke zorgvorm een bepaalde patiënt het meest op zijn plaats is. Zeer belangrijk is dat de patiënt een belangrijke en actieve rol opneemt in dit beslissingsproces.
5 Hoe kan men best de overgang van de huidige pleegzorg naar de toekomstige inbedding maken? Wanneer men beslist om het hospitalisatiestatuut voor de patiënten los te laten, dient er een geleidelijke afbouw te komen van de organisatie rondom het OPZ Geel. Naar de patiënten en pleeggezinnen toe is het belangrijk dat er op een bepaald moment resolute beslissingen
185
Antwoorden op de onderzoeksvragen
genomen worden. Er kan gewerkt worden met een overgangsjaar waarna de patiënten in het nieuwe systeem zonder hospitalisatiestatuut terecht komen. Op vlak van differentiatie, kan de behandelende pleegzorg opgericht worden in het kader van „artikel 107‟. De middelen die anders in ziekenhuisbedden geïnvesteerd worden, kunnen gaan naar rehabilitatieprogramma‟s die erop gericht zijn dat de personen een leven kunnen uitbouwen in de gemeenschap, los van GGZ-voorzieningen. De overgang naar een nieuwe inbedding van de psychiatrische pleegzorg heeft ook gevolgen voor de personeelsleden. Het is algemeen bekend dat veranderingen angst kunnen veroorzaken om job, status of positie te verliezen. Thornicroft, Tansella en Law (2008) geven tien uitdagingen en aanbevelingen weer bij de overgang naar een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Hieronder geven we er vier weer die bruikbaar kunnen zijn in de overgang naar een nieuwe inbedding van de psychiatrische pleegzorg:
Het hervormen van voorzieningen brengt angst en onzekerheid over de toekomst met zich mee. Het is meestal helpend wanneer er duidelijke garanties gegeven kunnen worden, bv dat ontslagen vermeden zullen worden.
Bij een hervorming bestaat het risico dat gevestigde routines en structuren doorbroken worden. Aangezien routines de functie hebben om angst te verminderen, is het in een overgangsperiode belangrijk om meer structuur en routine te bieden dan strikt noodzakelijk is. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden via geregelde informatiesessies tussen de leidinggevenden en de werknemers of via een geschreven leidraad.
Verschillende personeelsleden zullen terughoudend zijn naar de hervormingen toe. Ze kunnen bijvoorbeeld vrezen dat de personen met psychiatrische problemen hierdoor niet meer de zorg zullen krijgen die ze nodig hebben. Hier dient op gereageerd te worden door uit te leggen waarom er verwacht wordt dat er in de nieuwe inbedding van de psychiatrische pleegzorg betere zorg verleend zal kunnen worden. Door de overgang te kaderen binnen de evoluties binnen de World Health Organisation kan deze in een bredere context geplaatst worden.
In tijden van verandering kan de moreel van het personeel moeten leidinggevenden tijdens overgangsperiodes speciale de moreel te verhogen. Bijvoorbeeld door aandacht te gebeurtenissen, successen te communiceren en positieve grijpen om te „vieren‟.
186
laag worden. Daarom regelingen treffen om besteden aan sociale gelegenheden aan te
Antwoorden op de onderzoeksvragen
6 Voor welke doelgroepen is psychiatrische pleegzorg een goede oplossing? De jarenlange en succesvolle ervaring van het OPZ Geel met de opvang van volwassen personen met chronische psychiatrische problemen die langdurig in een pleeggezin wonen, toont aan dat deze vorm van zorg geschikt is voor deze doelgroep. Zoals in Hoofdstuk 3 reeds aangegeven, is het hierbij belangrijk te vermelden dat de psychiatrische pleegzorg enkel bedoeld is voor personen die niet de mogelijkheden hebben om zelfstandig in de samenleving te wonen. Naast de hierboven beschreven doelgroep wenst men vanuit het beleid van het OPZ Geel de psychiatrische pleegzorg ook uit te breiden naar nieuwe doelgroepen. Men wil de leeftijdsgroep verruimen naar kinderen/jongeren en ouderen.
Met de leeftijdsgroep van kinderen en jongeren werd al enige ervaring opgedaan via het proefproject. Respondenten van de bevraging geven aan dat deze vorm van zorg vooral geschikt is voor kinderen en jongeren uit problematische opvoedingssituaties. Ook wordt aangehaald dat intensieve ondersteuning en begeleiding van het gezin en het kind/de jongere nodig is en dat het gezin over een uitgebreide kennis van pathologieën en voldoende draagkracht dient te beschikken.
Ook werden er in de voorbije jaren enkele personen op hogere leeftijd in de gezinsverpleging opgenomen. Hierover geven respondenten van de bevraging aan dat dit vooral geschikt is voor ouderen die nog voldoende zelfredzaam zijn en niet teveel lichamelijke zorgen nodig hebben. Om voor deze groep psychiatrische pleegzorg te kunnen voorzien, wordt aangehaald dat voldoende ondersteuning van het gezin nodig is en dat de belasting van het pleeggezin op vlak van lichamelijke zorgen in het oog gehouden wordt.
Men wenst ook niet-gestabiliseerde en niet-chronische psychiatrische patiënten in de gezinsverpleging op te nemen. Deze vorm van differentiatie werd besproken in 1.2.
7 Welke zijn de kritieke succesfactoren om pleegzorg in de toekomst te laten slagen? Vanuit de initiatieven in het buitenland waar de psychiatrische pleegzorg sterk ontwikkeld en uitgebouwd is, kunnen enkele factoren afgeleid worden die vermoedelijk mee verantwoordelijk zijn voor het succes: een degelijke vergoeding voor de pleeggezinnen (zie 9), een statuut voor pleeggezinnen (zie 1.3) en ondersteuning van pleeggezinnen via vorming en training. Op dit laatste wordt hieronder ingegaan.
187
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Uit de bevraging van de patiënten komt naar voor dat het pleeggezin zeer centraal staat in deze vorm van zorg. Voor een meerderheid van de patiënten is dit positief aangezien ze in het pleeggezin (voor het eerst) een thuis vinden waar ze geborgenheid, veiligheid en warmte ervaren. Voor een minderheid van de patiënten is dit echter negatief aangezien ze om verschillende redenen niet kunnen aarden in het gezin. Aangezien de kwaliteit en effectiviteit van deze zorgvorm staat of valt bij hoe de patiënt zich voelt in het gezin, is ondersteuning van het pleeggezin en de pleegzorgsituatie door professionele hulpverleners onontbeerlijk. Pleeggezinnen mogen geen op zichzelf staande niches zijn. Professionele hulpverleners dienen voor een goede selectie en matching te zorgen en het authentieke gezinsfunctioneren te ondersteunen.
7.1
De selectie van pleeggezinnen
De selectie van pleeggezinnen is zeer belangrijk om misbruiken van patiënten te voorkomen. Bij de selectie dient men uitgebreid stil te staan bij de motivatie van het kandidaat-pleeggezin en de houding van alle gezinsleden hier tegenover. Ondanks het tekort aan pleeggezinnen dient men pleeggezinnen die men niet geschikt acht voor de opvang van patiënten te durven weigeren. Ook wanneer dit met zich meebrengt dat niet alle kandidaat-patiënten een pleeggezin vinden. Patiënten zullen in die gevallen beter af zijn in een andere woonvorm. Uit de bevraging komt naar voor dat patiënten vooral nood hebben aan een warme en menselijke thuisomgeving. Dit sluit aan bij wat Piat, Ricard, Sabetti en Beauvais (2007) vinden in een bevraging van twintig pleeggezinnen over de waarden en de persoonlijke kwaliteiten waar een goed pleeggezin over dient te beschikken. Deze kunnen in het achterhoofd gehouden worden bij de selectie van de pleeggezinnen:
Waarden
Waarden rond mens-zijn: elke persoon is uniek en waardevol, alle personen zijn gelijk, relaties dienen gebaseerd te zijn op respect
Waarden rond ziekte/beperking: een persoon is meer dan zijn ziekte/beperking, de persoon is niet verantwoordelijk voor ziekte/beperking, personen met een beperking hebben recht op hulp en zorg
Waarden rond het zorg dragen voor personen met een beperking: het is meer dan „gewoon een job‟, het „graag zorg dragen‟ dient belangrijker te zijn dan de vergoeding, je moet de personen kunnen aanvaarden zoals ze zijn en weten dat goede resultaten niet gegarandeerd zijn
188
Antwoorden op de onderzoeksvragen
7.2
Persoonlijke kwaliteiten
Kwaliteiten van het hart: liefde, zorg, medeleven/begrip, affectie/tederheid, vrijgevigheid, willen dienen
Kwaliteiten van de wil: geduld/verdraagzaamheid, flexibiliteit, verantwoordelijk, scherpzinnigheid, eerlijkheid, vriendelijkheid
Kwaliteiten van het verstand: formele opleiding, kennis uit ervaring, rationaliteit, voorbereid om te handelen
Karakter: openheid/niet veroordelende houding, gelukkig zijn/goed humeur, optimisme/goede moreel
ijverig,
De matching tussen de patiënt en het pleeggezin
In de psychiatrische gezinsverpleging is het van onschatbare waarde dat het „klikt‟ tussen de patiënt en het pleeggezin. Een goede match tussen de patiënt en het pleeggezin is dan ook onontbeerlijk. Om dit mogelijk te maken dient er bij wijze van spreken evenveel variatie tussen de pleeggezinnen als tussen de patiënten te zijn. Hiervoor is het aangewezen promotie, bekendmaking en sensibilisatie te voeren om voldoende kandidaatpleeggezinnen te werven. Hierin is het belangrijk dat bovenstaande waarden centraal gesteld worden. Kandidaat-pleeggezinnen dienen zich in de eerste plaats aangesproken te voelen vanuit het verlangen naar de voldoening die het geeft om voor iemand te zorgen en niet omwille van de praktische of financiële voordelen. Ook dienen patiënten die aangeven niet te aarden in het pleeggezin hierin serieus genomen te worden en dient dit aangepakt te worden. Dit kan onzes inziens het best door in navolging van de structuur in artikel 107 aan elke patiënt een referentiepersoon toe te kennen, die de behoeften van de patiënt volgt en diens parcours naar herstel centraal stelt. Een referentiepersoon is een vertrouwenspersoon voor de patiënt die zijn of haar belangen behartigt en durft ingaan tegen de visie van andere hulpverleners of zorgverstrekkers indien dit in het belang van de patiënt is.
7.3
De ondersteuning van de pleeggezinnen
Bij de ondersteuning van de pleeggezinnen is het allereerst belangrijk om op te merken dat het niet de bedoeling is om „professionals‟ te maken van de pleeggezinnen. Het eigene van het pleeggezin kan/mag niet geprofessionaliseerd worden. Hierdoor raakt men immers aan de eigenheid van een gezin. Men kan de ondersteuning van een pleeggezin op vrijwel dezelfde manier organiseren als de ondersteuning van een natuurlijk gezin. Vooral in de ingroeifase of bij herval- en
189
Antwoorden op de onderzoeksvragen
crisissituaties is deze moderering door professionals belangrijk. Psycho-educatie voor het gezin wordt beschouwd als een van de domeinen in psychiatrische rehabilitatie waar een „evidence-based‟ aanpak voor bestaat en waarover internationale consensus bestaat (Dixon, McFarlane, Lefley, Lucksted, Cohen, Falloon, Mueser, Miklowitz, Solomon & Sondheimer, 2001). Een ander belangrijk aandachtspunt in de ondersteuning van pleeggezinnen is het gezinsklimaat. „Expressed emotion‟ is de affectieve attitude van (in)formele zorgverleners ten opzichte van patiënten met psychiatrische problemen. Onderzoek toont aan dat de mate van kritiek, vijandigheid en/of emotionele overbetrokkenheid die in een relatie naar voor komt bepalend zijn voor herval van de patiënt (Van Audenhove & Van Humbeeck, 2003). Bij een hoge „expressed emotion‟ zou het risico op herval drie tot vijf keer groter worden (Bebbington, P. & Kuipers, L., 1994). We pleiten ervoor dat de aanwezigheid van „expressed emotion‟ in gezinnen met een pleeggast door professionele hulpverleners kan gedetecteerd en bijgestuurd worden. Zowel psycho-educatie als gezinsinterventies blijken geschikt te zijn om een hoge „expressed emotion‟ tegen te gaan (van der Gaag, 2003). Hiervoor is het belangrijk dat begeleiders een ruime ervaring hebben in het werken met gezinnen en in diverse zorgvormen. Het opstellen van een competentieprofiel voor wijkverpleegkundigen is aangewezen.
8
Welke omkadering is hiervoor nodig?
Om psychiatrische pleegzorg te organiseren is minstens de volgende omkadering nodig:
Er dient psychiatrische ondersteuning in de regio aanwezig te zijn. Dit zowel via de beschikbaarheid van mobiele teams als mogelijkheid tot een opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
Er dient voor elke persoon in de psychiatrische pleegzorg een referentiepersoon beschikbaar te zijn. Verscheidene studies tonen aan dat de psychiatrisch verpleegkundigen goed geplaatst zijn om een dergelijke rol op te nemen, vanuit hun blijvende en intense band met de patiënt en diens onmiddellijke omgeving (Gommers, Van Audenhove & Van Ertvelde, 2010). Een case-load van zes patiënten wordt als ideaal vooropgesteld om te garanderen dat de volwaardige verantwoordelijkheid kan gedragen worden en voor het bewaken van de continuïteit en individualiteit (Gommers, Van Audenhove & Van Ertvelde, 2010).
Zoals in 1.1 aangegeven is de omkadering van een sterke geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn noodzakelijk.
Ook palliatieve zorg dient voorzien te worden. Dit is momenteel goed uitgebouwd in Geel. Vele patiënten worden er thuis begeleid in de fase van het levenseinde.
190
Antwoorden op de onderzoeksvragen
9 Welke types pleeggezinnen heeft men nodig en hoe worden deze best vergoed?
Types van pleeggezinnen
Zoals in onderdeel 7 over de kritieke succesfactoren aangehaald, dient een pleeggezin in de eerste plaats een warme en menselijke thuisomgeving te bieden. Aangezien pleeggezinnen van elkaar verschillen, zal elk pleeggezin dit op zijn eigen manier invullen. Dit is goed aangezien ook elke patiënt anders is en zo een goede matching gemaakt kan worden. Voor behandelende pleegzorg dienen de pleeggezinnen, naast een warme en menselijke thuisomgeving, nog meer te kunnen bieden. Hier worden een groter engagement en specifiekere competenties verwacht. Deze pleeggezinnen dienen zich te willen engageren voor de behandeling of resocialisatie van een persoon met psychische problemen. Dit houdt onder andere in dat ze wensen en kunnen samenwerken met het team dat de behandeling of resocialisatie van de patiënt op zich neemt en dat ze op een meer geprofessionaliseerde wijze aan de slag gaan in de begeleiding. In de context van de vernieuwingen in de GGZ is dit toekomstmuziek. De vermaatschappelijking van de GGZ zal zeker moeten leiden tot een betere samenwerking met mantelzorgers in de grote diversiteit van traditionele en nieuw samengestelde gezinnen. Ook de pleeggezinnen kunnen hier een plaats in krijgen.
De vergoeding
Momenteel krijgen de pleeggezinnen een vergoeding van gemiddeld 18,20 euro per dag per patiënt. Uit de bevraging komt naar voor dat de meerderheid van de personeelsleden en de pleeggezinnen deze vergoeding onvoldoende vindt. Van de externe experten is dit ongeveer de helft. Ook uit de literatuurstudie komt naar voor dat deze vergoeding lager is dan deze in verschillende landen in het buitenland. Bij het bepalen van een geschikte vergoeding voor de pleeggezinnen is het belangrijk om de vraag te stellen of pleeggezinnen ook voor de geleverde zorg, hun inzet en beschikbaarheid vergoed dienen te worden of enkel voor de onkosten. Wanneer pleeggezinnen ook voor de geleverde zorg, hun inzet en beschikbaarheid vergoed worden, gaat dit verder dan vrijwilligerswerk. De vergoeding wordt dan eigenlijk een soort van (deeltijds) loon. Dit kan als positieve gevolgen hebben dat meer personen zich zullen opgeven om pleeggezin te worden. Toch kan dit ook belangrijke nadelen met zich meebrengen. Zo bestaat het gevaar dat gezinnen zich voornamelijk vanuit praktische en financiële redenen zullen opgeven om pleeggezin te worden en niet vanuit de motivatie om zorg te dragen voor een persoon met psychische problemen. Ook brengt het feit dat de vergoeding gezien kan worden als een (deeltijds) loon met zich mee dat pleeggezinnen hier
191
Antwoorden op de onderzoeksvragen
financieel afhankelijk van kunnen worden en dat dit het doorgroeien van de patiënt naar zelfstandig(er) wonen (onbewust) kan tegenhouden. Vanuit deze nadelen, lijkt het de onderzoekers aangewezen om, zeker voor de perspectiefbiedende en ondersteunende pleegzorg, een toereikende onkostenvergoeding te voorzien. Voor de behandelende pleegzorg zou, in navolging van initiatieven in het buitenland, wel overwogen kunnen worden om een supplement te voorzien omwille van de specifieke competenties die daar gevraagd worden. Om de basisvergoeding te bepalen, baseren we ons op een onderzoek van Larmuseau (2009). Hieruit komt naar voor dat een bedrag van 25 euro per patiënt per dag aangewezen is.
192
Algemeen besluit De psychiatrische gezinsverpleging is een eeuwenoud model dat tegelijk heel goed past binnen de „nieuwe GGZ‟ waarin werk gemaakt wordt van het afbouwen van ziekenhuisbedden om meer zorg in de samenleving te kunnen voorzien. Naast de IBW‟s en PVT‟s kan de psychiatrische gezinsverpleging ervoor instaan dat personen met psychische problemen die niet zelfstandig kunnen wonen, toch een plaats in de samenleving krijgen. Het „basismodel‟ van de psychiatrische gezinsverpleging bestaat erin dat personen met chronische psychiatrische problemen voor lange tijd in een pleeggezin worden opgenomen. Vandaag de dag wenst het OPZ Geel dit aanbod echter te differentiëren en te flexibiliseren. Naast de perspectiefbiedende pleegzorg (het „basismodel‟) wenst men ook behandelende en ondersteunende pleegzorg in te voeren. In het buitenland hebben verschillende voorzieningen dergelijke vormen van pleegzorg reeds met succes ontwikkeld. Om mogelijk te maken dat de psychiatrische gezinsverpleging een plaats krijgt in de „nieuwe GGZ‟ worden volgende aanbevelingen gedaan. -
Er dient een aangepaste regelgeving te komen die het mogelijk maakt dat het hospitalisatiestatuut wordt losgelaten.
-
Er is een krachtige beweging nodig om de psychiatrische gezinsverpleging op te zetten in andere steden. Er dient geïnvesteerd te worden in aantrekkelijke campagnes en anti-stigma-acties.
-
In het belang van de patiënten is het in navolging van de structuur in artikel 107 noodzakelijk om een referentiepersoon aan te stellen die de behoeften van de patiënt volgt en diens parcours naar herstel centraal stelt. Dit om misbruiken in de pleeggezinnen tegen te gaan en erover te waken dat de patiënten niet belemmerd worden in hun groei naar herstel.
-
Er dient een degelijke onkostenvergoeding voor de pleeggezinnen te komen. Daarnaast is een nieuw statuut belangrijk waarbij de mogelijkheid tot fiscale aftrekbaarheid en het opbouwen van sociale zekerheid voorzien wordt.
193
194
Referenties Anthony, W. A. (1993). Recovery from mental illness: The guiding vision of the mental health service system in the 1990s. Psychosocial Rehabilitation Journal, 16(4), 11-23. Bebbington, P. & Kuipers L. (1994). The predictive utility of expressed emotion in schizophrenia: an aggregate analysis. Psychological Medicine, 24(3), 707-718. Boeckx, B. & Vandecruys, G. (2010). Welkom in Geel. Een geschiedenis van de gezinsverpleging. Uitgeverij EPO vzw. Bond, G.R. & Campbell, K. (2008). Evidence-based practices for individuals with severe mental illness. Journal of Rehabilitation, 74(2), 33-44. Couture, S., & Penn, D. L. (2003). Interpersonal contact and the stigma of mental illness: A review of the literature. Journal of Mental Health, 12, 291-305. Corrigan, P.W., Mueser, K.T., Bond, G.R., Drake, R.E. & Solomon, P. (2008). Principles and practice of psychiatric rehabilitation. An empirical approach. The Guilford press. New York Londen. Dixon, L., McFarlane, W., Lefley, H., Lucksted, A., Cohen, M., Falloon, I., Mueser, K., Miklowitz, D., Solomon, P. & Sondheimer, D. (2001). Evidence-based practices for services to families of people with psychiatric disabilities. Psychiatric Services, Vol. 52 (7), 903-910. Fiedler, B. (2005). Adult placement in England: a synthesis of the literature. SCIE Social care institute for excellence. Goldstein, J.L. & Godemont, M.M.L. (2003). The legend and lessons of Geel, Belgium: a 1500-year-old legend, a 21st-century model. Community Mental Health Journal, Vol. 39 (5), 441-458. Gommers, J., Van Audenhove, Ch. & Van Ertvelde, J. (2010). De psychiatrisch verpleegkundige: vakkundig in balans. Professionalisering van de verantwoordelijk verpleegkundige in de geestelijke gezondheidszorg. Antwerpen – Apeldoorn, Garant Greenley, J.R. (1992). Neglected organization and management issues in mental health system development. Community Mental Health Journal, 28 (5), 371-385.
195
Referenties
Haveman, M.J. & Maaskant M.A. (1990a). Psychiatric Foster Care for Adult Patiënts: Results of a Study in the Netherlands. International Journal of Social Psychiatry, Vol. 36(1), 58-67. Haveman, M.J. & Maaskant M.A. (1990b). Psychiatrische gezinsverpleging in Nederland. Verslag van een vergelijkend onderzoek bij patiënten, pleeggezinnen en hulpverleners. Vakgroep Epidemiologie/Gezondheidszorgonderzoek. R.U.Limburg. Maastricht. Landelijke
Werkgroep
Psychiatrische
Gezinsverpleging
(2000).
Psychiatrische
Gezinsverpleging in Nederland anno 2000. Apeldoorn. Larmuseau, D. (2009). Psychiatrische gezinsverpleging. Onuitgegeven rapport. Newman, S.J. (2001a). Housing and mntal illness: a critical review of the literature. Washington, DC: Urban Institute. Newman, S.J. (2001b). Housing attributes and serious mental illness: Implications for research and practice. Psychiatric Services, 52, 1309-1317. Piat, M., Ricard, N. & Lesage, A. (2006). Evaluating life in foster homes for persons with serious mental illness: Resident and caregiver perspectives. Journal of Mental Health, April 2006, 15(2), 227-242. Piat, M., Ricard, N., Sabetti, J. & Beauvais, L. (2007). The values and qualities of being a good helper: a qualitative study of adult foster home caregivers for persons with serious mental illness. International Journal of Nursing Studies, 44, 1418-1429. Rajkumar, S., & Thara, R. (1989). Factors affecting relapse in schizophrenia. Schizophrenia Research, 2, 403-409. Roosens, E. (2001) Dansen met de maan. Gezinsverpleging in Geel. Louvain: Uitgeverij Van Halewyck. Roosens, E. & Van de Walle, L. (2007). Geel revisited. After centuries of mental rehabilitation. Antwerpen: Uitgeverij Garant Schrijvers, J. (May 2000). Why a congress about Foster Family Care in Geel? Paper presented at The International Scientific Congress, Geel, Belgium. Sprangers, A. (2009). Eindrapport labofunctie. “Project pleegzorg – palet”. Een intersectoraal, gedifferentieerd en flexibel pleegzorgaanbod voor minderjarigen en hun
196
Referenties
gezin. Projecteigenaar: Directies van de Diensten voor Pleegzorg Limburg. Opdrachtgever. Agentschap Jongerenwelzijn. Tanzman, B. (1993). An overview of surveys of mental health consumers‟ preferences for housing and support services. Hospital and Community Psychiatry, 44, 450-455. Thornicroft, G. & Tansella, M. (2002). Balancing community-based and hospital-based mental health care. World Psychiatry 1:2, 84-90. Thornicroft, G., Tansella, M. & Law, A. (2008). Steps, challenges and lessons in developing community mental health care. World Psychiatry (7:2), 87-92. Thornicroft, G. & Tansella, M. (2009). Better mental health care. Cambridge University Press. Van Audenhove, Ch., & Van Humbeeck, G. (2003). Expressed emotion in professional relationships. Current Opinion in Psychiatry, 16, 431-435. Van Audenhove, C. & Boon, H. (2004). Evaluatie van de pilootprojecten psychiatrische zorg voor patiënten in de thuissituatie. LUCAS-KULeuven. Van Audenhove, C. (2010). Conferentie eerstelijnsgezondheidszorg. Werkgroep 6 geestelijke gezondheidszorg. Tussentijds rapport (te raadplegen op www.zorg-engezondheid.be). van der Gaag, M. (2003). Evidence-based psychiatrische rehabilitatie bij schizofrenie en aanverwante psychosen (p354-364). In: Schene, A.H., Boer, F., Heeren, T.J., Henselmans, H.W.J., Sabbe, B., & van Weeghel, J. Jaarboek voor psychiatrie en psychotherapie 20032004. Bohn Stafleu Van Loghum. van Regenmortel, T. (2009). Empowerment in de geestelijke gezondheidszorg. NEURON, vol, 14, nr. 8, p. 1-6. Van Weeghel, J. & Mos, M. (1999). Een zorgprogramma voor mensen met ernstige en langdurige psychische problemen. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 54, 11, 11441155. Van Weeghel, J. & Dröes, J. (1999). Problemen in perspectief. Herstelgerichte zorg in maatschappelijke steunsystemen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 54 (2), 150165.
197
Referenties
Verreth Kathleen (2009). KC-Rapport. Pleegzorg: wanneer? Deel 1 (Rechts)vergelijkend onderzoek naar beleid en wetgeving in Vlaanderen en enkele Europese landen. Kenniscentrum WVG. Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Von Korff, M. & Tiemens, B. (2000). Individualized stepped care of chronic illness. Western Journal of Medecine, 172, 133-137.
198
LIJST TABELLEN Tabel 1 Interne kosten van het OPZ Geel op jaarbasis (exclusief vergoeding pleeggezinnen) (2009) ......................................................................................................... 56 Tabel 2 Vergoeding voor de pleeggezinnen ........................................................................ 57 Tabel 3 De vergelijking van de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging met de regelgeving van IBW, PVT en PZT .................................................................................... 64 Tabel 4 De vergelijking van de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging met de regelgeving van de reguliere pleegzorg ............................................................................... 78 Tabel 5 Eerste invoering van psychiatrische gezinsverpleging in verschillende landen ..... 89 Tabel 6 Onderwerpen in de bevraging voor de personeelsleden OPZ Geel en de externe experten ............................................................................................................................. 110 Tabel 7 Onderwerpen in de bevraging voor de pleeggezinnen ......................................... 111 Tabel 8 Onderwerpen in de bevraging voor de patiënten .................................................. 112 Tabel 9 Onderwerpen in de bevraging voor de algemene bevolking ................................ 112 Tabel 10 Kenmerken van de respondenten (aantal, responsrate, gemiddelde invultijd, geslacht en leeftijd) ............................................................................................................ 114 Tabel 11 Functie en voorziening (personeelsleden van OPZ Geel en de externe experten) ........................................................................................................................................... 115 Tabel 12 Demografische variabelen van de patiënten, de pleeggezinnen en de algemene bevolking (burgerlijke staat, tewerkstelling, gebruik GGZ) ............................................. 116 Tabel 13 Vergelijking van de totale groep personeelsleden met de respondenten op vlak van geslacht en leeftijd ...................................................................................................... 118 Tabel 14 Vergelijking van de totale groep patiënten met de respondenten op vlak van geslacht en leeftijd ............................................................................................................. 119 Tabel 15 Vergelijking van de totale groep pleeggezinnen met de respondenten op vlak van geslacht en leeftijd ............................................................................................................. 120 Tabel 16 Vergelijking van de algemene bevolking van Geel met de respondenten van de bevolking op vlak van geslacht en leeftijd ........................................................................ 121 Tabel 17 De vertrouwdheid met en de attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging ................................................................................................................ 122 Tabel 18 De sociale integratie van patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging ..... 123 Tabel 19 Attitude tegenover de beschikbaarheid van de psychiatrische gezinsverpleging ........................................................................................................................................... 138
199
Tabel 20 Attitude tegenover de gezinsverpleging voor kinderen/jongeren en ouderen .... 154 Tabel 21 Attitude tegenover de gezinsverpleging in het kader van resocialisatie ............ 156 Tabel 22 Attitude tegenover de gezinsverpleging in het kader van een behandeling ....... 157 Tabel 23 Attitude tegenover de gezinsverpleging voor enkele dagen per week/maand ... 158 Tabel 24 Attitude tegenover de gezinsverpleging in een studio of aanpalende woning ... 159 Tabel 25 Attitude tegenover de vergoeding voor de pleeggezinnen ................................. 160 Tabel 26 Attitude tegenover het hospitalisatiestatuut ....................................................... 162 Tabel 27 Attitude tegenover een wettelijk statuut voor pleeggezinnen ............................ 164 Tabel 28 Attitude tegenover de opname van de gezinsverpleging in het pleegzorgdecreet ........................................................................................................................................... 164 Tabel 29 Attitude tegenover de afstemming van de psychiatrische gezinsverpleging met IBW, PVT en PZT ............................................................................................................. 165
200
Bijlagen Bijlage 1
KB houdende vaststelling van de normen waaraan de functie van psychiatrische gezinsverpleging moet voldoen om te worden erkend
Bijlage 2
Voorlopig model OPZ Geel rond differentiatie
Bijlage 3
Websites van relevante initiatieven in het buitenland
Bijlage 4
Bevraging van de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten
Bijlage 5
Bevraging van de pleeggezinnen
Bijlage 6
Bevraging van de patiënten
Bijlage 7
Bevraging van de algemene bevolking
201
202
Bijlage 1
203
204
205
Bijlage 2
206
Bijlage 3
Websites van relevante initiatieven in het buitenland
NEDERLAND Pleegzorg Nederland: een samenwerkingsverband van (regionale) instellingen voor pleegzorg (www.pleegzorg.nl) De Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP): een organisatie van en voor pleegouders (www.denvp.nl) Mobiel, tijdschrift voor Pleegzorg: een onafhankelijk tijdschrift dat pleegzorg van verschillende kanten belicht (www.mobiel-pleegzorg.nl) De Bascule: academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie met een zorgaanbod voor kinderen, jeugdigen en gezinnen waar TGV (therapeutische gezinsverpleging) aangeboden wordt (www.debascule.com)
VERENIGDE STATEN Multidimensional Treatment Foster Care Program for Preschoolers (MTFC-P): alternatief voor reguliere pleegzorg of residentiële behandeling voor jeugdigen met chronisch problematisch gedrag (www.mtfc.com)
ITALIE
IESA Italië: www.dialisiperitoneale.org/contributi/psi06/node/22
DUITSLAND Betreutes Wohnen in Familien (www.bwf-info.de) Arkade e.V.: een vzw in Ravensburg die gezinsverpleging aanbiedt (www.arkade-ev.de) Junge Menschen in Gastfamilien (JumeGa) St-Gregor in Augsburg (www.st-gregor-jugendhilfe.de) Verse in Emmendingen (www.verse-bwf.de) Ortenaukreis in Lahr (www.ortenaukreis.de) Arkade e.V. (www.arkade-ev.de)
ENGELAND National Minimum Standards for Adult Placement Schemes (www.dh.gov.UK - trefwoord Adult placement schemes) PSS: www.pss.org.uk NAAPS: www.naaps.org.uk
FRANKRIJK Famidac: l’association des accueillants familiaux et de leurs partenaires: www.famidac.fr 207
Bijlage 4
Bevraging van de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten
In opdracht van de Federale Overheid, Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu voert LUCAS (K.U.Leuven) een onderzoek uit met als doel de plaats van de psychiatrische pleegzorg binnen het toekomstige GGZ-beleid te bepalen. Het onderzoek bestaat enerzijds uit een document- en literatuurstudie en anderzijds uit een bevraging van experten uit de praktijk en het beleid. Voor dit laatste willen we graag om uw medewerking vragen via deze on-line bevraging. We zijn erg geïnteresseerd in uw mening over de huidige psychiatrische gezinsverpleging en haar toekomstmogelijkheden. Praktisch: - De gegevens worden volledig anoniem verwerkt - Het invullen duurt ongeveer 15 minuten - In de vragen komen erg uiteenlopende onderwerpen aan bod. Om te vermijden dat u vragen dient te beantwoorden over onderwerpen waarmee u niet vertrouwd bent, is de mogelijkheid voorzien om aan te duiden dat u over bepaalde thema’s ‘geen mening hebt’. - Indien u dit wenst, sturen we u op het einde van het onderzoek een samenvatting van het rapport toe. Op het einde van de bevraging kan u dit aangeven.
1. In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging? rtrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging inhoudt
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met psychiatrische problemen opgevangen in pleeggezinnen, voor korte of lange duur. Dit systeem bestaat in België al sinds de 14e eeuw in Geel. Sinds 10 april 1991 wordt de psychiatrische gezinsverpleging ook bij wet geregeld door een KB. In de ‘Algemene bepalingen’ van de regelgeving staat vermeld dat ‘de functie van psychiatrische gezinsverpleging (kenletter Tf) is een hospitalisatievorm te bieden voor psychisch gestoorde patiënten, waarvan het psychisch en sociaal evenwicht enkel kan gehandhaafd blijven mits de permanente zorg verstrekt door een pleeggezin en de therapeutische begeleiding van een multidisciplinair behandelingsteam, binnen het organisatorisch kader van een psychiatrische ziekenhuisdienst.’ In het buitenland (bv. Duitsland, Italië, Frankrijk) is dit systeem een vaste component aan het worden in het aanbod van zorgorganisaties. In België wordt de psychiatrische gezinsverpleging enkel aangeboden in Geel en in Lierneux.
208
2. Hoe staat u tegenover de psychiatrische gezinsverpleging als vorm van zorgverlening?
3. Wat vindt u de positieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
4. Wat vindt u de negatieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
5. Vindt u dat er binnen de psychiatrische gezinsverpleging gewerkt wordt aan rehabilitatie en herstel van de patiënt (sociaal, huisvesting, arbeid,…)?
Ik heb hier geen mening over
6. Heeft u de indruk dat de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging sociaal geïntegreerd zijn in de buurt waar ze wonen?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 8
209
7. Kan u hier concrete voorbeelden van geven?
8. Hoe denkt u dat patiënten in de psychiatrische gezinsverpleging deze vorm van opvang ervaren?
Ik weet het niet
9. Vindt u dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging een zinvol en waardig leven leiden?
Ik heb hier geen mening over
10. Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging op twee plaatsen in België, namelijk in Geel en Lierneux. Vindt u dit voldoende? l Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 12
11. Wat is er volgens u nodig om de psychiatrische gezinsverpleging uit te breiden naar andere regio’s? Wie kan dit volgens u het beste opnemen? Ziet u hierbij belemmeringen of moeilijkheden?
210
12. Voor welke doelgroepen vindt u de psychiatrische gezinsverpleging het meest aangewezen?
13. Momenteel is de psychiatrische gezinsverpleging een vorm van zorg die voornamelijk gericht is naar volwassenen met complexe psychiatrische problemen die langdurig in een pleeggezin verblijven. Er zijn echter nog verschillende andere vormen van psychiatrische gezinsverpleging mogelijk (bv. psychiatrische gezinsverpleging voor kinderen en adolescenten, kortdurende psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie, psychiatrische gezinsverpleging gedurende enkele dagen per week,…). We willen u in wat volgt een aantal mogelijke vormen van gezinsverpleging voorstellen en uw mening vragen over de geschiktheid hiervan. Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging geschikt voor kinderen en adolescenten?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 15
14. Waarom vindt u de psychiatrische gezinsverpleging wel of niet geschikt voor kinderen en adolescenten? Onder welke omstandigheden of bij welke problematieken wel of niet?
15. Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging geschikt voor ouderen?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 17
211
16. Waarom vindt u de psychiatrische gezinsverpleging wel of niet geschikt voor ouderen? Onder welke omstandigheden of bij welke problematieken wel of niet?
17. Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg in het kader van resocialisatie van patiënten die een opname in een psychiatrisch ziekenhuis achter de rug hebben?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 19
18. Waarom vindt u de psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie wel of niet geschikt?
19. Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg in het kader van een behandeling?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 21 20. Waarom vindt u de psychiatrische gezinsverpleging in het kader van een behandeling wel of niet geschikt?
212
21. Vindt u het aangewezen dat patiënten de mogelijkheid hebben om slechts enkele dagen per week/maand (naar keuze) in een pleeggezin te verblijven?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 23
22. Waarom vindt u het al dan niet aangewezen dat patiënten slechts enkele dagen per week/maand in een pleeggezin kunnen verblijven?
23. Vindt u het aangewezen dat patiënten de mogelijkheid hebben om in een studio in de woning van het pleeggezin of in een aanpalende woning te verblijven?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 25
24. Waarom vindt u het al dan niet aangewezen dat patiënten in een studio van het pleeggezin of in een aanpalende woning kunnen verblijven?
25. Denkt u nog aan andere mogelijke vormen van psychiatrische gezinsverpleging dan degene die hierboven beschreven werden? Zo ja, welke?
213
26. Wat is er volgens u nodig om een meer gedifferentieerd aanbod binnen de psychiatrische gezinsverpleging mogelijk te maken? Ziet u knelpunten of belemmeringen?
27. Momenteel ontvangen pleeggezinnen gemiddeld 18,20 euro per dag voor de zorg voor een patiënt. Wat vindt u van deze vergoeding?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 29
28. Waarom vindt u deze vergoeding (eerder) onvoldoende? Welke kosten of inspanningen die geleverd worden, worden onvoldoende vergoed? Welke vergoeding lijkt u meer aangewezen?
29. Vindt u het belangrijk dat er een wettelijk statuut voorzien wordt voor de pleeggezinnen?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 31 30. Waarom vindt u het belangrijk dat pleeggezinnen een wettelijk statuut krijgen? Wat dient dit statuut voor u in te houden?
214
31. De wetgeving bepaalt momenteel dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging gehospitaliseerd zijn waardoor de architectonische, functionele en organisatorische normen voor de T-diensten integraal van toepassing zijn. Dit houdt onder andere in dat het betrokken ziekenhuis verplicht is om inclusieve zorg te verlenen en voor alle zorgen (lichamelijke zorgen, arbeid, activiteiten en ontspanning) instaat. Vindt u het aangewezen dat patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging gehospitaliseerd zijn?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 34
32. Waarom vindt u de hospitalisatie van patiënten in de psychiatrische gezinsverpleging al dan niet aangewezen? Welke voor- en nadelen heeft deze hospitalisatie volgens u?
33. Ziet u alternatieven voor hospitalisatie? En zo ja, welke?
34. De laatste jaren stelt men een daling vast in het aantal patiënten en pleeggezinnen in de psychiatrische gezinsverpleging. Waaraan is volgens u deze daling te wijten? Vindt u het nodig dat hieraan iets gedaan wordt en zo ja, wat zou dit kunnen zijn?
215
35. Vindt u het wenselijk dat de psychiatrische gezinsverpleging mee opgenomen wordt in het pleegzorgdecreet waaraan de Vlaamse Overheid momenteel werkt?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 37
36. Waarom vindt u het al dan niet wenselijk om de psychiatrische gezinsverpleging mee op te nemen binnen het pleegzorgdecreet? Op welke manier kan dit volgens u het beste vorm krijgen?
37. Zowel Beschut Wonen, PVT, de psychiatrische zorg in de thuissituatie als de psychiatrische gezinsverpleging richten zich tot personen met chronische psychiatrische problemen. Vindt u het belangrijk dat er gewerkt wordt aan een goede afstemming tussen de psychiatrische gezinsverpleging en deze andere vormen van zorg? Eerder belangrijk Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 39
38. Hebt u suggesties voor hoe deze vormen van zorg op elkaar afgestemd kunnen worden?
216
39. Internationaal zijn er stappen om de geestelijke gezondheidszorg te transformeren naar een meer herstelgerichte visie, met een optimaal evenwicht tussen gemeenschapsgerichte en residentiële zorg. In België zal dit gebeuren via de implementatie van artikel 107 uit de ‘wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen’ (gecoördineerd op 10 juli 2008 (B.S. 7.XI.2008). Bent u van deze evoluties op de hoogte? Neen → ga naar vraag 41
40. Welke plaats kan de psychiatrische gezinsverpleging volgens u in deze vernieuwde geestelijke gezondheidszorg innemen en hoe moet de afstemming met andere zorgmodellen eruit zien?
41. Het organiseren van psychiatrische gezinsverpleging brengt momenteel een zware financiële last met zich mee. Aangezien de patiënten gehospitaliseerd zijn, dient het ziekenhuis voor alle zorgen (lichamelijke zorgen, arbeid, activiteiten en ontspanning) in te staan. Dit brengt met zich mee dat de reële kosten voor de zorg veel hoger liggen het bedrag dat voorzien wordt. Ziet u mogelijke oplossingen voor de financiële problemen van de psychiatrische gezinsverpleging? Zo ja, welke?
217
Tot slot willen we u graag nog enkele algemene vragen stellen: 1. Wat is uw geslacht?
2. In welke leeftijdscategorie bevindt u zich? -34 -44 -54 -64
3. In welk soort voorziening(en) bent u momenteel tewerkgesteld?
-psychotherapeut
4. Welke functie(s) bekleedt u?
5. Wenst u een samenvatting van het rapport te ontvangen dat hierover binnen een aantal maanden zal verschijnen?
Zo ja, geef hieronder het mailadres waarop de samenvatting mag toegestuurd worden. e-mailadres: ____________________________
218
Bijlage 5
Bevraging van de pleeggezinnen
1. Werkt u in het OPZ Geel?
2. In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging? ychiatrische gezinsverpleging inhoudt
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met een psychiatrische problematiek opgevangen in een pleeggezin, voor korte of lange duur. Dit systeem bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel en wordt sinds 10 april 1991 ook bij wet geregeld. Dit systeem bestaat ook in het buitenland (bv. Duitsland, Italië, Frankrijk), waar het een vaste component is in het aanbod van zorgorganisaties. In België wordt psychiatrische gezinsverpleging enkel aangeboden in Geel en Lierneux.
3. Bent u patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging of bent u dit ooit geweest? patiënten naar de bevraging voor de patiënten
4. Heeft u ooit een psychiatrische patiënt in uw gezin opgevangen?
5. U vangt momenteel geen patiënten meer op in uw gezin, maar heeft dit vroeger wel gedaan. Vanuit welke motivatie heeft u beslist om hiermee te stoppen?
219
6. Vanuit welke motivatie heeft u ooit beslist om pleeggezin te worden? Denk hierbij aan de afwegingen van voor- en nadelen die u en uw gezin toen hebben gemaakt.
7. Hoe ervaart u (of heeft u) het opvangen van psychiatrische patiënten ervaren?
8. Wat vindt u de positieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
9. Wat vindt u de negatieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
10. Hoe denkt u dat de patiënt die bij u verblijft of verbleef deze periode heeft ervaren? Indien er meerdere patiënten bij u verbleven, geef dan enkel uw mening over de patiënt die het laatst in uw gezin werd opgenomen.
tief
220
11. Wat vindt u van de begeleiding die u krijgt (of kreeg) vanuit het OPZ Geel? Is deze voldoende? Zijn er bepaalde zaken waarvoor u meer begeleiding zou willen krijgen?
12. Hoe belangrijk is het voor u dat u 24 uren op 24 bij de permanentie terecht kan? Zou u zonder deze permanentie nog steeds pleeggezin willen zijn?
13. Wat vindt u van de vergoeding die u krijgt (of kreeg) als pleeggezin?
14. Waarom vindt u deze vergoeding eerder of zeker onvoldoende? Wat zou volgens u een meer redelijke vergoeding zijn?
15. Momenteel wordt de psychiatrische gezinsverpleging voornamelijk georganiseerd voor psychiatrische patiënten die voor een langere tijd in een pleeggezin wonen en geen echte behandeling meer ontvangen. Zou u ook bereid zijn om voor een kortere periode patiënten op te vangen en intensief betrokken te zijn bij de behandeling van de patiënt? Dit zou inhouden dat u regelmatige vorming of training volgt en overleg pleegt met de hulpverleners van het OPZ Geel over de evolutie van de patiënt.
221
16. Wat zou uw motivatie zijn om voor een kortere periode patiënten op te vangen en intensief betrokken te zijn bij de behandeling? Wat zou hier voor u tegenover dienen te staan?
17. Wat maakt dat u niet geïnteresseerd bent om voor een kortere periode patiënten op te vangen en intensief betrokken te zijn bij de behandeling?
18. Heeft u het gevoel dat patiënten die in pleeggezinnen wonen een goed sociaal leven kunnen uitbouwen?
Ik weet het niet
19. Kan u hier concrete voorbeelden van geven?
20. Wat zou u ervan vinden wanneer een vriend of familielid met psychische problemen in de psychiatrische gezinsverpleging verbleef zoals deze nu georganiseerd is? Zou u dit een goede aanpak vinden en waarom wel of niet?
222
21. Vindt u dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging een zinvol en waardig leven leiden?
Ik weet het niet
22. De laatste jaren zijn er steeds minder patiënten en pleeggezinnen in de psychiatrische gezinsverpleging. Hoe komt dit volgens u? Moet hier volgens u iets aan gedaan worden en zo ja, wat zou dit kunnen zijn?
22. Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging op twee plaatsen in België, namelijk in Geel (Vlaanderen) en in Lierneux (Wallonië). Vindt u dat dit ook in andere regio’s van het land zou moeten bestaan? Waarom wel of waarom niet?
23. Heeft u nog suggesties over hoe psychiatrische gezinsverpleging in de toekomst kan verbeterd worden?
223
Tot slot hebben we nog een aantal korte algemene vragen. Hierna kan u deelnemen aan de verloting van de bons en indien gewenst uw gegevens opgeven om een samenvatting van de resultaten te ontvangen. 1. Wat is de postcode van de plaats waar u woont? _________ 2. Wat is uw geslacht?
3. Wat is uw leeftijd? _____________ 4. Wat is uw huidige burgerlijke staat? aand
5. Heeft u inwonende kinderen?
6. Hoeveel personen maken deel uit van uw natuurlijke gezin, uzelf inbegrepen, maar zonder de patiënten mee te rekenen die u eventueel opvangt. __________ 7. Wat is uw tewerkstelling?
-)pensioen ____
8. Hieronder volgen een aantal uitspraken over het gebruik van diensten van geestelijke gezondheidszorg. Gelieve naast elke uitspraak aan te duiden of deze voor u van toepassing is of niet. JA NEE Ik ken mensen in mijn nabije omgeving die te kampen hebben met psychische problemen Ik ken mensen die zich opgegeven hebben als psychiatrisch pleeggezin Ik ken mensen die als patiënt in een psychiatrisch pleeggezin wonen Ik heb zelf ooit een beroep gedaan op een hulpverlener voor psychische problemen 224
9. Wenst u een samenvatting van het rapport te ontvangen dat hierover binnen een aantal maanden zal verschijnen?
Wenst u deel te nemen aan de verloting van de bongo-bons?
Zo ja, geef hieronder het adres waarop de samenvatting en/of de bongo-bon mag toegestuurd worden. Deze gegevens staan los van de enquête en worden niet aan uw antwoorden gekoppeld waardoor uw anonimiteit in de studie gegarandeerd blijft. Voornaam:
________________________
Naam:
________________________
Straat:
________________________
Huisnummer: ________________________ Bus:
________________________
Postcode:
________________________
Gemeente:
________________________
225
Bijlage 6
Bevraging van de patiënten
1. Werkt u in het OPZ Geel?
2. In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging? ische gezinsverpleging
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met een psychiatrische problematiek opgevangen in een pleeggezin, voor korte of lange duur. Dit systeem bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel en wordt sinds 10 april 1991 ook bij wet geregeld. Dit systeem bestaat ook in het buitenland (bv. Duitsland, Italië, Frankrijk), waar het een vaste component is in het aanbod van zorgorganisaties. In België wordt psychiatrische gezinsverpleging enkel aangeboden in Geel en Lierneux.
3. Bent u patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging of bent u dit ooit geweest?
4. U verblijft nu of heeft ooit als patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging verbleven. Hoe ervaart u dit of hebt u dit ervaren?
5. Wat vindt u de positieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
6. Wat vindt u de negatieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
226
7. Wat vindt u van de begeleiding die u krijgt (of vroeger kreeg) vanuit het OPZ Geel? Vond u deze voldoende? Mist u of hebt u bepaalde zaken gemist in de begeleiding?
8. Heeft u het gevoel dat u een goed sociaal leven kan of kon uitbouwen in de buurt van uw pleeggezin?
9. Kan u met concrete voorbeelden beschrijven waarom u wel of niet een goed sociaal leven kon opbouwen in de buurt van uw pleeggezin?
10. Hoe denkt u dat het pleeggezin bij wie u woont of woonde uw verblijf daar ervaart of ervaren heeft?
Ik weet het niet
11. Zou u het andere personen in een gelijkaardige situatie als u aanbevelen om in een pleeggezin te verblijven? er wel
227
Tot slot hebben we nog een aantal korte algemene vragen. Hierna kan u deelnemen aan de verloting van de bons en indien gewenst uw gegevens opgeven om een samenvatting van de resultaten te ontvangen. 1. Wat is de postcode van de plaats waar u woont? _________ 2. Wat is uw geslacht?
3. Wat is uw leeftijd? _____________ 4. Wat is uw huidige burgerlijke staat?
5. Heeft u inwonende kinderen?
6. Hoeveel personen maken deel uit van uw natuurlijke gezin, uzelf inbegrepen, maar zonder de patiënten mee te rekenen die u eventueel opvangt. __________ 7. Wat is uw tewerkstelling?
tewerkstelling
-)pensioen
8. Hieronder volgen een aantal uitspraken over het gebruik van diensten van geestelijke gezondheidszorg. Gelieve naast elke uitspraak aan te duiden of deze voor u van toepassing is of niet. JA NEE Ik ken mensen in mijn nabije omgeving die te kampen hebben met psychische problemen Ik ken mensen die zich opgegeven hebben als psychiatrisch pleeggezin Ik ken mensen die als patiënt in een psychiatrisch pleeggezin wonen Ik heb zelf ooit een beroep gedaan op een hulpverlener voor psychische problemen
228
9. Wenst u een samenvatting van het rapport te ontvangen dat hierover binnen een aantal maanden zal verschijnen?
Wenst u deel te nemen aan de verloting van de bongo-bons?
Zo ja, geef hieronder het adres waarop de samenvatting en/of de bongo-bon mag toegestuurd worden. Deze gegevens staan los van de enquête en worden niet aan uw antwoorden gekoppeld waardoor uw anonimiteit in de studie gegarandeerd blijft. Voornaam:
________________________
Naam:
________________________
Straat:
________________________
Huisnummer: ________________________ Bus:
________________________
Postcode:
________________________
Gemeente:
________________________
229
Bijlage 7
Bevraging van de algemene bevolking
1. Werkt u in het OPZ Geel?
2. In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging? e psychiatrische gezinsverpleging
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met een psychiatrische problematiek opgevangen in een pleeggezin, voor korte of lange duur. Dit systeem bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel en wordt sinds 10 april 1991 ook bij wet geregeld. Dit systeem bestaat ook in het buitenland (bv. Duitsland, Italië, Frankrijk), waar het een vaste component is in het aanbod van zorgorganisaties. In België wordt psychiatrische gezinsverpleging enkel aangeboden in Geel en Lierneux.
3. Bent u patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging of bent u dit ooit geweest? patiënten bevraging voor de patiënten
4. Heeft u ooit een psychiatrische patiënt in uw gezin opgevangen? voor de pleeggezinnen
5. Zou u het in de toekomst overwegen om een psychiatrische patiënt in uw gezin op te vangen?
Ik weet het niet
230
6. Kan u toelichten waarom u dit eerder of zeker niet zou doen? Wat zou hier voor u tegenover moeten staan?
7. Kan u toelichten waarom u dit mogelijks of zeker wel zou doen? Wat zou hier voor u tegenover moeten staan?
8. Heeft u het gevoel dat patiënten die in pleeggezinnen wonen een goed sociaal leven kunnen uitbouwen? r wel
Ik weet het niet
9. Kan u hier concrete voorbeelden van geven?
10. Wat zou u ervan vinden wanneer een vriend of familielid met psychische problemen in de psychiatrische gezinsverpleging verbleef zoals deze nu georganiseerd is? Zou u dit een goede aanpak vinden en waarom wel of niet?
231
11. Vindt u dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging een zinvol en waardig leven leiden?
Ik weet het niet
12. De laatste jaren zijn er steeds minder patiënten en pleeggezinnen in de psychiatrische gezinsverpleging. Hoe komt dit volgens u? Moet hier volgens u iets aan gedaan worden en zo ja, wat zou dit kunnen zijn?
13. Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging op twee plaatsen in België, namelijk in Geel (Vlaanderen) en in Lierneux (Wallonië). Vindt u dat dit ook in andere regio’s van het land zou moeten bestaan? Waarom wel of waarom niet?
14. Heeft u nog suggesties over hoe psychiatrische gezinsverpleging in de toekomst kan verbeterd worden?
232
Tot slot hebben we nog een aantal korte algemene vragen. Hierna kan u deelnemen aan de verloting van de bons en indien gewenst uw gegevens opgeven om een samenvatting van de resultaten te ontvangen. 1. Wat is de postcode van de plaats waar u woont? _________ 2. Wat is uw geslacht?
3. Wat is uw leeftijd? _____________ 4. Wat is uw huidige burgerlijke staat?
5. Heeft u inwonende kinderen?
6. Hoeveel personen maken deel uit van uw natuurlijke gezin, uzelf inbegrepen, maar zonder de patiënten mee te rekenen die u eventueel opvangt. __________ 7. Wat is uw tewerkstelling?
ekteverlof of in invaliditeit -)pensioen
8. Hieronder volgen een aantal uitspraken over het gebruik van diensten van geestelijke gezondheidszorg. Gelieve naast elke uitspraak aan te duiden of deze voor u van toepassing is of niet. JA NEE Ik ken mensen in mijn nabije omgeving die te kampen hebben met psychische problemen Ik ken mensen die zich opgegeven hebben als psychiatrisch pleeggezin Ik ken mensen die als patiënt in een psychiatrisch pleeggezin wonen Ik heb zelf ooit een beroep gedaan op een hulpverlener voor psychische problemen
233
9. Wenst u een samenvatting van het rapport te ontvangen dat hierover binnen een aantal maanden zal verschijnen?
Wenst u deel te nemen aan de verloting van de bongo-bons?
Zo ja, geef hieronder het adres waarop de samenvatting en/of de bongo-bon mag toegestuurd worden. Deze gegevens staan los van de enquête en worden niet aan uw antwoorden gekoppeld waardoor uw anonimiteit in de studie gegarandeerd blijft. Voornaam:
________________________
Naam:
________________________
Straat:
________________________
Huisnummer: ________________________ Bus:
________________________
Postcode:
________________________
Gemeente:
________________________
234