De Piri Reïs-wereldkaart van 1513 met de oostkant van Amerika Secretariaat: Generaal Drubbelstraat 153, 2600 Berchem. Tel.: 03/239.71.86 janssens.
[email protected] Verantwoordelijke uitgever: Johan Daelman, Schoolstraat 3, 2340 Beerse, Belgium. Tel./Fax: 014/61.15.67
[email protected]
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
TENTOONSTELLINGEN SINT-NIKLAAS
GHURRA'S - GODEN UIT DE HIMALAYA
Nepalese volkskunst
Info: Annemie De Gendt, Wim Bals E-mail:
[email protected] Tel.: 03/766.57.13 Fax.: 03/766.67.38 Web.: www.ccsint-niklaas.be www.sint-niklaas.be
Deze prachtige en unieke tentoonstelling is zonder twijlel het levenswerk van ons lid, en voormalig bestuurslid, Paul De Smedt. Hij was de eerste die de symboliek achter deze mooie voorweipen ontdekte.
Voor alle leden van onze vereniging hebben wij een bezoek gepland op zondag 10 oktober om 10 uur. Hou die datum vrij! Wij krijgen dan een rondleiding door Paul De Smedt himself. Een officiële uitnodiging volgt later.
Wanneer: Waar:
BRUSSEL
28 augustus - 30 november 2004 Stadsfeestzalen (schuin tegenover het station - rechtover Siniscoop -ruime parking) Leopold II-laan 67 9100 Sint-Niklaas Open: dinsdag, woensdag, donderdag en zaterdag: 14-18 uur. vrijdag: 14-22 uur. zondag: 10-18 uur. en op afspraak op. Tel: 03/ 766.57 .13 Prijzen tickets: Individuele bezoekers: 5 euro Groepen (vanaf 15 personen) en gepensioneerden: 3 euro Scholen buiten Sint-Niklaas: 2 euro Scholen Sint-Niklaas: 1 euro Kansenpas: 2,5 euro Kinderen tot 6 jaar: gratis Catalogus: Soft cover - 393 blz. kleurendruk met afbeeldingen van alle getoonde artefacten. Wetenschappelijke bijdragen van: Annemie De Gendt Paul De Smedt Ben Meulenbeld Frank Van Den Bossche Rik Pinxten Jan Van Alphen Valerie Delaey. 25 euro Restaurant Voor bijzondere gelegenheden en op aanvraag kan Nepalese gastronomie worden aangeboden: 10 euro. Rondleidingen door indologen: (maximum 20 personen): 40 euro. Nocturnes 60 euro Reservatie noodzakelijk.
2
LICHAAM EN KOSMOS
Precolumbiaanse sculptuur uit Mexico Ingericht door ING België, in samenwerking met het Consejo Nacional para la Cultura y las Artes (CONACULTA) en het Instituto Nacional de Antropologîa e Historia De México (INAH). De tentoonstelling deed een eerste halte in de Fundació Caixa Catalunya in Barcelona. Vele van de getoonde werken waren nooit eerder in Europa te zien. 6 november 2004 - 23 januari 2005 ING Cultuurcentrum Koningsplein 6 1000 Brussel Open: Dagelijks: 10-18 uur, ook weekends en feestdagen (niet op 25 dec. en 1 jan.) Woensdag: 10 - 21 uur Inkom: Induviduele bezoekers: 6 euro Senioren en studenten: 4 euro ING-cliënten en kinderen (tot 12): gratis Groepen: 4 euro per persoon Audiogids: 2 euro Geleide bezoeken op aanvraag Catalogus: Wetenschappelijke bijdragen van: Alfredo López Austin Beatriz de la Fuente Felipe Solis Felipe Ehrenberg Estella Ocampo 30 euro Patricia De Peuter 02/547.23.83 Info: Tel: 02/547.22.92 Fax: 02/547.38.00 E-mail:
[email protected] Wanneer: Waar:
Ook hier plannen wij een bezoek met onze vereniging
NIEUWSBRIEF - Nr. 3 - 2004
WALIDSIEIEM\ÜILLIEIR. JEN IDIE CIHlllNIESIE ONlllDIEIKIKllNG VAN AM\IE IR.Il IKA
DE WERELDRE~ZEN
105 /\\IJ/AR 7rEN5
DHlrnl: VAN ZHENG HE (2)
t)
* Jos Martens is licenciaat geschiedenis en bestuurslid van onze vereniging 3
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
De eerste twee afleveringen van deze odyssea kon u volgen in deze Nieuwsbrief, 2003/4 en 2004/1 .
ONTDEKTEN DE CHINEZEN AMERIKA? In zijn lijvig werk, 1421: het jaar waarin China de Nieuwe Wereld ontdekte, poneert Gavin Menzies dat de eunuchen-admiraals van de vroege Ming-dynastie de grote Europese ontdekkingsreizigers met decennia voorafgingen. Zeventig jaar voor Columbus ontdekten ze Amerika. Zesenzestig jaar eerder dan Diaz zeilden ze om Kaap de Goede Hoop en negentachtig jaar vóór Magalhäes voeren ze door de huidige straat van Magallanes. Pas drie eeuwen na hen zeilde kapitein Cook naar Australië en NieuwZeeland. Vier eeuwen voor de Europeanen deden ze Antarctica en het Noordpoolgebied aan.
LACUNES EN COMPLOTTHEORIE Heeft Gavin Menzies het bij het rechte eind? Zijn basisstelling steunt niet echt op primaire bewijzen. De confucianistische mandarijnen vernietigden bij de terugkomst van de Chinese ontdekkingsreizigers immers alle kaarten en verslagen en lieten de schepen wegrotten. Bovendien gaat het grotendeels over het herkauwen van bestaand materiaal, dat wel op een unieke zij het zeer selectieve manier met elkaar wordt verbonden. Nieuwe, voornamelijk secundaire bewijzen, worden vaak op een uiterst speculatieve manier geïnterpreteerd. De hoeveelheid ervan doet de lezer wel twijfelen. Essentiële vragen blijven echter onbeantwoord. Het resultaat is fascinerend, maar op zijn zachtst gezegd controversieel. Wij namen ons voor zijn argumenten stuk voor stuk te verifiëren uit andere, onafhankelijke wetenschappelijke bronnen, in het bijzonder met betrekking tot de Nieuwe Wereld. Deze zoektocht voerde ons veel verder dan wij ooit van plan waren. Een volslagen jaar lang wroetten wij ons door een steeds toenemende stapel van honderden en honderden bladzijden zeer diverse en elkaar vaak tegensprekende documenten. Een paar oude Chinese documenten en logboeken met vaarinstructies bleken te zijn ontsnapt aan de totale vernietiging van archiefstukken en er bestond ook nog een aantal verslagen uit de eerste hand: twee van Chinese historici, een van een Europese handelaar en enkele andere van de eerste Europese ontdekkingsreizigers, die het voorbeeld van de Chinezen waren gevolgd en bewijsmateriaal en kunstvoorwerpen hadden gevonden die hun voorgangers hadden nagelaten (Menzies: 21 ). Er bestond ook een grote hoeveelheid materiële bewijsstukken: Chinees porselein, zijde, votiefgeschenken, voorwerpen en gegraveerde stenen die door Chinese admiraals waren achtergelaten als herinnering aan hun prestaties, de wrakstukken van Chinese jonken overal langs de kusten van Afrika, Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland (Menzies: 22). Sindsdien heeft het snuffelen in en het herlezen van fragmentaire Chinese bronnen door andere wetenschappers aanvullend materiaal opgeleverd. Net als de Portugese en Spaanse politiek van geheimhouding stelt de Chinese vernietiging van de verslagen de historicus fundamenteel voor een probleem van epistemologie en heuristiek, dit wil zeggen: op het 4
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
gebied van kennisleer en het vinden van gegevens. Het feit dat documenten niet voorhanden zijn bewijst nog niet dat ze er ooit geweest zijn! Het web van de geschiedenis is niet zo fijnmazig als we vaak denken; er blijven veel meer lacunes dan we op grond van onze geschiedenislessen op school aannemen. Het probleem bij Menzies kun je vergelijken met dat in een historische roman: die moet binnen de krijtlijnen van de geschiedenis blijven. Maar hoe minder bekend, hoe meer blinde vlekken, des te meer ruimte de schrijver heeft voor eigen invulling. De geschiedenis van de Portugese en Spaanse ontdekkingsreizen werd, om redenen van staatsveiligheid zo streng geheim gehouden dat hele reizen niet eens in de kronieken opgenomen zijn. Zelfs in de logboeken werd een politiek van vervalste gegevens toegepast, waar de juiste lengte- en breedtegraden door verkeerde vervangen werd, iets wat Columbus zou navolgen. En op het verduisteren van kaarten stond de doodstraf.
HET FENOMEEN JOSEPH NEEDHAM Bij ons onderzoek stootten we in alle wetenschappelijke werken telkens en telkens weer op het levenswerk van één man: Joseph Needham (19001995) en zijn monumentale Science and Civilisation in China. Op 24 maart 1995 overleed Joseph N eedham, een van de meest merkwaardige geleerden van de vorige eeuw, op de eerbiedwaardige leeftijd van 94 jaar. Needham wijdde de laatste veertig jaar van zijn lange leven bijna volledig aan China. Hij bestudeerde alle tijdvakken van de geschiedenis, alle aspecten van de samenleving en het denken. Bovenal boeide hem de vraag waarom China, dat zo'n hoogstaand cultuur bezat en zoveel uitvindingen deed, de wetenschappelijke revolutie miste. In de jaren dertig had Needham een internationale reputatie opgebouwd als embryoloog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in China (tot in 1946). Na de oorlog was hij een der grondleggers van de UNESCO, de wetenschappelijke en educatieve organisatie van de Verenigde Naties. N eedham was ervoor verantwoordelijk dat de S van Science aan de benaming werd toegevoegd. Het was dus niet meer dan normaal dat hij het eerste hoofd werd van de Science Division Met aanvankelijk slechts enkele Chinese medewerkers startte hij in 1954 de uitgave van zijn monumentale Science and Civilisation in China (Cambridge, Cambridge University Press). Tot nu toe verschenen zeventien dikke volumes en een onafzienbare reeks monografieën en essays. En het werk gaat nog steeds verder. Needham ontplooide zijn opmerkelijke talenten als 'science manager', terwijl hij methodisch zijn weg ploeterde door het meest complexe project dat ooit ondernomen werd op het vlak van Chinese studies en dat uitmondde in een gedetailleerde inventaris van tot dan toe in het Westen nauwelijks geëxploreerde dimensie van de Chinese civilisatie. Het belang van Needhams werk ligt niet enkel in de omvang en de gevarieerde inhoud, maar boven alles in het innovatief karakter en de stimulerende kracht ervan. In dat opzicht is het vergeleken met 5
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Toynbee's A Study ofHistory (1). En wij vergelijken het met de gigantische Chinese encyclopedieën onder Zhu Di, Kangxi en Qianlong. Tijdens de laatste jaren kreeg zijn levenswerk een institutionele basis in de oprichting van The Needham lnstitute in Cambridge.
EEN KWESTIE VAN CULTUUR? Na een korte schets van de politieke ontwikkelingen onder de vroege Ming, gaat Menzies over tot een uitvoerige studie van het culturele klimaat omstreeks 1421. Hij schildert een China met een bruisend cultureel leven, waar van houtblokken gedrukte boeken en zelfs romannetjes konden gekocht worden aan de marktkramen. Als contrast vermeldt hij de Engelse koning Hendrik V ( 1387-1422), wiens bibliotheek slechts zes manuscripten zou bevat hebben (p. 41 ). Auteurs hebben in zo'n geval gemakkelijk de neiging om het beste van de ene kant te vergelijken met het minst positieve van de andere kant. Er zijn andere Europese voorbeelden mogelijk. De bibliotheek van Karel V van Frankrijk ( + 1380) bevatte meer dan duizend kostbare manuscripten (Pemoud 1997: 10). Zijn zonen en hun afstammelingen, de hertogen van Bourgondië, waren gerenommeerde bibliofielen. De Librije van Filips de Goede telde waarschijnlijk meer dan duizend boeken, schitterend verluchte handschriften op perkament; die van landvoogdes Margareta van Oostenrijk (1480-1530) ongeveer 400, waaronder 44 gedrukte werken (2). Paus Nicolaas V (1447-1458) had honderden geleerden en kopiisten van oude manuscripten in dienst en verzamelde een bibliotheek van 9000 boeken (Toynbee 1957: 293). Natuurlijk zinkt dit in het niet bij China. Alleen al de getallen doen ons zelfs nu nog duizelen. Ze bezorgden Marco Polo indertijd de spotnaam 'messer Milione', 'mijnheer Miljoen'. In 1404 gaf keizer Zhu Di de opdracht om alle literatuur en kennis die op dat moment beschikbaar was te verzamelen in een gigantische encyclopedie (p. 41). Controle bij een aantal andere auteurs bewijst dat Menzies niet overdrijft als hij zegt: "Nergens ter wereld was iets te vinden dat hiermee ook maar enigszins vergelijkbaar was."(p. 41) 'De Yongle keizer(= Zhu Di) gelastte uittreksels uit alle belangrijke geschriften te maken en deze, als een soort encyclopedie, te rangschikken naar onderwerp (3).' (Toynbee 1957: 292) Deze encyclopedieën verschillen van de onze hierin dat zij niet een lemma (artikel) over een bepaald onderwerp geven, maar in uittreksels het voornaamste bijeenbrengen wat over het onderwerp in de bronnen zelf te vinden is. Je kunt het vergelijken met het verschil tussen een verklarend zakwoordenboek en het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), een historisch-wetenschappelijk woordenboek dat woorden en spreekwijzen bevat die tussen 1500 en 1920 in het Nederlands zijn gebruikt, waaraan meer dan een eeuw is gewerkt (tot 1998) en dat 40 6
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
boekdelen telt (meer dan 42.000 bladzijden)!
De derde heerser van de Mingdynastie, Zhu Di, de Yonglekeizer.
Yongle's encyclopedie, een Chinese Library of Congres op zich, overtrof in omvang alles wat men vroeger van die aard had gedaan. Meer dan 2180 literaten werkten vier jaar lang aan deze taak. Schoonschrijvers kopieerden de gekozen teksten, vaak gehele boeken, in grote kwarto delen. Het gehele werk bevatte niet minder dan 22.877 boeken, verdeeld over 11.095 volumes (Menzies zegt: 5000). Het drukken van het geheel bleek zelfs voor de keizerlijke schatkist bezwaarlijk, zodat men zich tevreden stelde met het maken van een aantal kopieën voor de keizerlijke bibliotheken in verschillende paleizen. Het werk staat bekend als de Yongle Dadian. Brand, oorlog en ongeval hebben de Yongle Dadian zelf eveneens vernietigd: ongeveer 350 verspreide delen bevinden zich thans in verschillende bibliotheken van Oost en West. Dit werk zou twee eeuwen later nog worden overtroffen door Kangxi, de keizer van Verbiest. Kangxi bezat zelf een grote praktische kennis van astronomie (Verbiest 7
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Schilderij op zijde van keizer Kangxi. Het is waarschijnlijk door een jezuïet geschilderd. Let op het Europese perspectief van de dozen, links en rechts.
was jarenlang zijn leraar). Zoals reeds vermeld stichtte hij in het Zomerpaleis een soort academie, die tot taak had oude Chinese werken over astronomie en wiskunde op te sporen en te publiceren. En hij mobiliseerde de aanvankelijk vijandige Chinese literaten om reusachtige woordenboeken van het Chinees en een nieuwe veeldelige 'encyclopedie' samen te stellen, waarin het totaal van de oude kennis zou aangevuld worden met de nieuwe uit het Westen. Deze grootste van alle encyclopedieën, de Gujin tushu jicheng, werd pas gedrukt in 1726, na de dood van Kangxi, met een kwart miljoen, speciaal voor dit doel gegoten, losse bronzen typen. Zij besloeg niet minder dan 5000 delen, met 852.000 bladzijden en bevatte 100 miljoen tekens. Dit is uitzonderlijk in de Chinese geschiedenis. Geschiedde het ook onder westerse invloed? Het Chinese beeldschrift, met zijn vele duizenden karakters, leent zich niet goed tot drukwerk met losse typen. Om praktische redenen verkoos men het drukken vanaf houtblokken, waarin aan elke kant van het blok de karakters voor een bladzijde waren uitgesneden. Precies daarom werden losse typen praktisch uitsluitend gebruikt bij keizerlijke initiatieven, waarbij de kostprijs van het project geen enkele rol speelde (China 1988: 112). Pas de computer bracht hier uitkomst. Is het toeval dat de software voor het drukken van Chinese beeldtekens ontworpen werd aan de Leuvense universiteit, ook de zetel van het Verbiest Instituut? Als conclusie dringt zich echter onherroepelijk op dat China ten tijde van Zheng He zich verhield tot Europa, zoals Europa nu ten opzichte van een technologisch achtergebleven ontwikkelingsland.
BOUW VAN DE VLOOTEN EN AFVAART
Reconstructie van het roer van een der grote jonken, op basis van de vondst te Nanjing, 1962. Links een staande figuur ais schaalaanduiding. De roerspil is 12 m lang, de oppervlakte van het roerblad bedraagt 40 m2.
Een van Zhu Di's eerste orders na zijn troonsbestijging, was de uitbreiding van de scheepswerven van Longjiang, vlak bij de hoofdstad Nanjing. Deze werven op de oevers van de Yantgtze, voorheen al de belangrijkste van China, werden nu gigantisch groot. Zeven nieuwe, grote droogdokken werden via een serie sluizen met de rivier verbonden. Deze droogdokken bestaan nog steeds, maar worden geleidelijk aan door de stadsuitbreiding opgeslokt. Hier is in 1962 het roer van een van Zheng He's grote schepen gevonden, 12 m hoog! Begin 2002 kondigde de Chinese regering een ambitieus plan aan om de dokken te restaureren en een replica op ware grootte na te bouwen van een van de jonken van Zheng He. Hiervoor kan men gebruik maken van de grote maquettes waaraan vrijwilligers jarenlang hebben gewerkt, gelukkig zonder op officiële goedkeuring te wachten. De eerste Chinese oceaanjonken waarover we zekerheid hebben, voeren uit tijdens de Song-dynastie (960-1270). Het waren de Mongoolse keizers van de Yuan-dynastie (1271-1368) die de eerste 'schattingsvloten' uitzonden. Marco Polo beschrijft jonken met vier masten, zestig kajuiten, ruimen met waterdichte schotten en bemanningen van 300 man. De admiraalsschepen van Zheng He overtroffen alles wat ooit bestaan had. Pas de allergrootste houten oorlogsbodems uit het Victoriaanse Engeland benaderden hun lengte. En verscheidene van deze 19de eeuwse reuzen leden aan structurele problemen, waarbij ijzeren spanten binnenin de romp moesten samenhouden.
8
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Helaas zijn er, buiten de reeds vermelde roerkoning, tot nu toe geen andere archeologische resten gevonden uit Zheng He's tijd. Een van de best bestudeerde wrakken, gevonden in Guanzhou (Canton) in 1973, dateert uit de Song periode. Deze tweemaster zonk ergens in de jaren 1270. In de 13 compartimenten van het ruim vielen nog de resten te herkennen van een exotische cargo: specerijen, schelpen en welriekend hout. De lading was afkomstige uit Oost-Afrika. Dus toen reeds bestond de verbinding China - Afrika, zoals men ook kan afleiden uit de Kangnidokaart. (zie verder)
Op de educatieve website Nova Online vind je diverse bijdragen over onderwaterarcheologie m.b.t. Chinese jonken en een computeranimatie van een van Zheng he'sadmiraalsschepen. http://www.pbs.org/wgbh/ nova/su/tan/exp/orers.html
Menzies geeft een bijzonder levendige en plastische beschrijving van de bouw der schepen en hun uitzicht, alsof hij er zelf bij was! Hij kan dit omdat er een paar goede ooggetuigenverslagen zijn, waaronder dat van een Perzische ambassadeur, die met de vloot huiswaarts keerde. De grootste schepen waren, zoals reeds gezegd, ongeveer 146 meter lang en 58 meter breed. (f er vergelijking: het grootste zeilschip in 2004, het Russische -stalen- opleidingsschip Sedov, is 'slechts' 123 m lang.) Elk schip was groot genoeg om 50 vissersboten te bergen. De constructie van elk van de grootste schepen had 120 ha van het allerbeste teakhout gekost. Zij voerden aan elk van de negen masten zelfs zeilen van rode zijde, 'licht maar ongelooflijk sterk' (p. 43). Slechts op één punt volg ik hem niet: 'Maar deze schepen waren in de eerste plaats ontworpen voor de vaarroute tussen China en Afrika, die ze dankzij de moesson -die twee keer per jaar van windrichting wisselt- zowel heen als terug voor de wind konden afleggen. Hoewel een loggerzeil ook aan de wind op zichzelf tamelijk efficiënt kan zijn betekende de combinatie van de bijzondere rompvorm en het model van de zeilen in de praktijk dat de reusachtige Chinese schepen bijna niet vooruit te branden waren als ze dit probeerden. Ze konden niet overstag gaan en waren in feite alleen geschikt om voor de wind te zeilen -een essentiële beperking als ze zich buiten de moessongordel van de Indische Oceaan en de Zuid-Chinese Zee bevonden. Uit onderzoek naar de koers van de Chinese vloten gedurende de grote ontdekkingsreizen tussen 1421 en 1423 is naar voren gekomen dat deze factor van doorslaggevend belang is geweest' (p.64). Misschien gaat dat inderdaad op voor de enorme 'moederschepen'. Maar wat dan met de hele flottieljes 'normale' jonken en de eskaders escorteschepen? Hier verkies ik de getuigenis van mensen die effectief met Chinese jonken hebben gevaren, in dit geval kapitein Alan Villiers, Robert Temple en -recenter- de Vlaming Luc Cuyvers. Hun ervaring is tegengesteld aan wat Menzies schrijft.
ZHENG ~EEN DE OPIUMOORLOG (1839-1842) Op een dag in september 1839 keken Britse matrozen met open mond naar een eskader Chinese jonken dat in de buurt van Guanzhou (Canton) op hen toezeilde. De oorlogsjonken leken lompe plompe gedaanten uit een andere tijd. Hun verbazing werd nog groter, toen de jonken in alle manoeuvres hun meerdere bleken te zijn. Alleen niet in vuurkracht! De matrozen maakten deel uit van een strijdmacht van 16 oorlogsschepen met 540 stukken geschut plus 4 gepantserde stoom- zeilschepen van het nieuwste type. Engeland had die vloot uitgezonden omdat China zich 9
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
afsloot voor de opiumhandel. De Opiumoorlog ( 1839-1842) was begonnen, een van de meest beschamende episodes uit de Europese koloniale geschiedenis (Spence 1991: 154). Bij het eerste contact met het Westen in de 16de eeuw waren de jonken beslist superieur en groter. Ironisch genoeg was het juist de Chinese technologie (kompas, buskruit) die zou leiden tot de Europese hegemonie. Binnen een tijdsspanne van enkele eeuwen keerden de kansen. Vanaf het einde van de 18de eeuw waren de Europese schepen veel beter bewapend. In september en oktober 1839 schoten de Britten de Chinezen de zee uit, vooraleer het verouderde geschut van de jonken hun ernstige schade kon toebrengen (Cuyvers 2003: 110). De Opiumoorlog eindigde voorspelbaar met een Britse zege. Die liep uit in het opgedrongen Verdrag van Nanking (Nanjing), in 1842 ondertekend in de tempel van Qinlang. Deze tempel was opgericht door niemand minder dan Zheng He. Op de binnenplaats staat een zuil die zijn heldendaden vereeuwigt. De schilder, die de arrogante zegevierende Europeanen conterfeitte was zich vanzelfsprekend niet bewust van de historische ironie van de gebeurtenis. Maar ze was zwanger van symboliek: de tempel was getuige van zowel het hoogtepunt als het dieptepunt van de Chinese avonturen ter zee! Nanjing vormde pas het begin van een hele reeks ongelijke verdragen ten voordele van de westerse mogendheden en Japan.
JONKEN EN VEELMASTERS Terwijl westerse vaartuigen de vorm van een vis imiteerden, het breedste deel vooraan, opteerden de Chinezen onveranderlijk voor de vorm van een watervogel, waarbij een groot deel van het lichaam boven het water uitsteekt. Dit blijkt de efficiëntste vorm te zijn, zoals we nu weten. De binnenbouw van een jonk is eveneens verrassend. Men gebruikt geen geraamte van spanten, maar de bouwwijze is afgeleid van die van het bamboeriet. Een jonk bestaat uit verschillende segmenten die elk een onafhankelijk geheel vormen, met waterdichte schotten tussen elk segment. Hoewel zowel Marco Polo (1290) als da Conti (1421) dit briljante ontwerp uit de 2de eeuw n.C. vermelden, werd het pas 1600 jaar later in Groot-Brittannië ingevoerd, rechtstreeks overgenomen van het Chinese voorbeeld. Bij sommige ontwerpen werden gaten geboord in het voorste en achterste ruim; daardoor werden zij 'vrijstromend' . . Dit vangt bij zware golfslag de ergste schommelingen op, waardoor het schip stabieler blijft. Bovendien konden vissersboten in zulke ruimen hun vangst levend naar de haven brengen. Pas 1200 jaar later werd deze techniek in Europa ingevoerd. De uitvinding van het achtersteven- of axiale roer stamt eveneens uit China. Er is een 2000-jaar oud grafmodel teruggevonden dat reeds een dergelijk roer draagt. Het duurde eveneens 1200 jaar voor dit roer in Europa de zijdelingse stuurriem afloste. De Chinezen bedachten ook het balansroer, waarbij de as zich halver10
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
wege het roerblad bevindt. Later volgde het roer met openingen. Daardoor vermindert de weerstand van het water en kan de jonk sneller gedraaid. Pas in de 20ste eeuw nam Europa dit ontwerp over, en dan nog alleen voor oorlogsschepen.
De lijst van Chinese zeevaartkundige innovaties is schier eindeloos. Vermelden we nog het zeil- en touwwerk. Zeker sinds de 3de eeuw n.C. hadden jonken meerdere masten. In Europa duurde het, na de val van het Romeinse Rijk, tot in de 15de eeuw vooraleer driemasters terug op de golven verschenen. De masten waren minder hoog dan in Europa, en stonden niet op één lijn achter elkaar, maar verspringend van links (vooraan) naar rechts (achteraan), zodat de wind van het ene naar het andere zeil kan glijden, zonder dat de gunstigste zeilen de andere 'de wind uit de zeilen nemen'. De mast liep niet door tot op de kiel, de bodem van het schip, maar steunde op de bovenbalken van de waterdichte schotten. Dit geniale ontwerp is nooit door Europa overgenomen.
Oceaanjonk uit de vloot van Zheng He. Merk de waterdichte schotten (Newby 1975: 59) .
Waterdicht tussenschot (Newby 1975: 58).
Jonken zijn zeer wendbaar door het balansroer (korte draaicirkel) en het manoeuvreren met voor- en achterzeil. De platte bodem zonder kiel is praktisch in ondiep water. Het diepstekende, grote roerblad dat met behulp van een lier op en neer kan worden gelaten, dient tevens als midzwaard om afdrijven te verhinderen bij zijdelingse wind (Villiers 1978: 52, Temple 1988: 185). 11
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
ROER
SPANT TER ONDERSTEUNING VAN DE WINDAS
Maquette van een jonk met geperforeerd roer. (China 1988: 78).
Balansroer van een vrachtschip. Het roer kan in ondiep water worden opgetakeld (Temple 1988: 185).
Zeegaande jonken . Merk op de foto rechts de verspringende masten (Temple 1988: 187).
De Chinezen ontwikkelden de langsscheepse zeilen en in het bijzonder het emmer- of loggerzeil (3de eeuw n.C.). De zeilen waren gevlochten uit dunne, smalle reepjes bamboe en in banden verdeeld door bamboelatten (het 'matten-en-latten-zeil'). Iedere zeillat heeft haar eigen schoot (=touw). Daarmee kunnen de zeilen even strak worden getrokken als die van een modem jacht, waardoor de jonk snel en hoog aan de wind kan zeilen en ieder vluchtje wind wordt uitgebuit. De zeelui hoefden niet op gevaar voor eigen leven het want in te klimmen. De zeilen konden immers gemakkelijk van op het dek worden gereefd of ontrold met behulp van verschillende schoten. De latten vouwen zich samen als de lamellen van een jaloezie (zonneblinde). Op Europese schepen moesten de matrozen hiervoor het want in, op hun buik over de ra hangen, terwijl hun voeten steun zochten op het paard, een wiebelend touw dat horizontaal onder de ra gespannen was. Duizenden zeelieden hebben tijdens dit inspannend werk bij nacht en ontij het evenwicht verloren en verdronken in zee. 12
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
MALAKKA Volgens de Chinese historicus Ma Huan arriveerde de vloot van Zheng He zes weken na haar vertrek in Malakka (Menzies: 69). Malakka was al eeuwen lang dankzij de strategische ligging, de ontmoetingsplaats tussen de specerij-eilanden van Insulinde, China en Indië. China had al gedurende de derde eeuw een verbazingwekkende expansie naar Insulinde en de Indische Oceaan tot stand gebracht en Indië had zelfs al eerder een grote rol gespeeld. Malakka (2°12' NB, 102° 3' OL) was het contactpunt tussen twee luchtstromen: in het westen de halt]aarlijks wisselende moessons van de Indische Oceaan, in het zuiden en oosten de passaatwinden. Het gebied had zich in 1403 onafhankelijk verklaard van Thailand en zich in 1409 (na de eerste reizen van Zheng He) onder Chinese bescherming gesteld. In 1414 ging Malakka over tot de islam, onder invloed van zendelingen uit het sultanaat van Delhi. Als belangrijkste knooppunt van de handel in dit deel van de wereld was het een Chinese schepping. Zheng He richtte er een tempel op. Anno 1511 werd Malakka veroverd en in brand gestoken door de beruchte Albuquerque, met een kleine vloot met slechts 1400 koppen aan boord, van wie een minderheid Portugezen. De neergang zette echter pas in na de verovering door de Hollanders in 1641. Hun V.O.C (Verenigde OostIndische Compagnie) was bezig met het uitbouwen van haar oosters imperium, met Batavia (zowat de meest ongezonde havenstad ter wereld) als machtsbasis waarvoor ze geen concurrentie duldden. In 1657 veroverden ze Macao (China) op de Portugezen en vanaf 1638 weerden ze in Batavia alle vreemde schepen, op de Chinese jonken na (Braudel 1990: 493). Na Malakka verdeelde Zheng He, volgens Menzies, zijn armada in vier afzonderlijke vloten van elk ongeveer dertig schepen. Hij nam afscheid van zijn admiraals en keerde naar China terug. De drie overgebleven vloten zetten koers naar Calicut (thans Kozhikode), de hoofdstad van het huidige Kerala in India. Calicut (11°15' NB, 75°35' OL)) speelde voor de Indische Oceaan dezelfde rol als Malakka meer naar het oosten. Al sinds de Tang-dynastie (615-907 n.C.) dreven de Chinezen hier handel, vooral in calicot, het befaamde katoen dat zijn naam dankt aan de stad. (Voor het gemak blijven we verder spreken over de Zheng He-expeditie, ook al gaat het van hieraf over drie vloten met een verschillende reisroute.)
IBN MA.JID EN DA GAMA Calicut is ook de plaats waar de Portugees Vasco da Gama in 1498 arriveerde. In onze schoolboeken geschiedenis lezen wij dat hij de zeeweg naar Indië rond Afrika ontdekte. In het beste geval wordt vermeld dat hij hulp kreeg van een Indische loods, in het slechtste geval gaat alle eer naar de Grote Wrede Portugees. Na veel negatieve ervaringen in de Swahili-havensteden bereikte da Gama Malindi, op de oostkust van Afrika. Hier bezorgde de koning hem een loods, een Arabier uit Gujarat (Indië). Hij vertrok uit Malindi op 24 april 1498, op de eerste vleugen van de zomermoesson en bereikte het 13
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Indische Calicut in 23 dagen. Op de terugreis (eind augustus) deed da Gama over hetzelfde traject, zonder de loods, vier maanden, zigzaggend optornend tegen de zomermoesson, waarbij hij andermaal 30 man verloor door scheurbuik. (Het halfjaarlijks wisselend moessonsysteem was de Europeanen totaal onbekend!) 'De Indische Oceaan, een gebied waar de natuur soms hevig tekeer kan gaan, was de plek waar de Arabische maritieme vaardigheden zich vrijuit konden ontwikkelen. De geniale belichaming van die kundigheid, Ibn Majid, zoon en kleinzoon van vooraanstaande Arabische zeevaarders, die zichzelf 'de leeuw van de tomeloze zee' noemde, verwierf roem als de man die het meest wist van de scheepvaart op de gevreesde Rode Zee en de Indische Oceaan. Hij werd een moslim-beschermheilige van de zeelui, ter wiens ere zij het eerste hoofdstuk van de koran, de Fatiha, reciteerden, voor ze zich op gevaarlijke wateren waagden. Hij schreef niet minder dan 38 boeken in proza en poëzie over elk bekend scheepvaartonderwerp van zijn tijd. Voor de Arabische zeevaarders was vooral zijn Kitab al-Fawa-id, of 7.eevaartgids (1490) zeer handig. Het was een naslagwerk voor alle toenmalige kennis op het gebied van de scheepvaart, waarin ook stond beschreven hoe zeelieden over de Rode Zee en de Indische Oceaan konden komen. Zelfs vandaag de dag blijft dit werk volgens sommigen voor bepaalde streken ongeëvenaard.' (Boorstin 1987: 204) Stel je nu voor: door een verbluffende speling van het Lot was de Arabische navigator, juist in Malindi toen da Gama arriveerde. En de man, die had aangenomen om zijn schepen over de Indische Oceaan te brengen, was niemand minder dan deze Ibn Majid! De Portugees wist niet hoe hij bofte. Noch kan lbn Majid hebben beseft dat zij, toen zij de haven van Calicut binnenzeilden, hoofdrolspelers werden in een van die schitterende voorbeelden van historische ironie. De meester van de Arabische navigatiekunst leidde zonder het te weten de Europese kapitein naar een succes dat het fiasco van de Arabische scheepvaart op de Indische Oceaan zou inluiden! Nu zit er volgens mij meer achter. Veel navigatiegeheimen kan lbn Majid de Portugezen niet hebben toevertrouwd, gezien hun moeilijkheden op de thuisreis. Het lijkt me veel waarschijnlijker dat de grootste Arabische navigator van de eeuw hier een historische kans zag om zijn toch al formidabele kennis uit te breiden: voor het eerst ontmoette hij 'Franken', die vanuit Portugal rond de kusten van Afrika waren gezeild. Hiermee werd proefondervindelijk een eeuwenlange wetenschappelijke discussie beslecht. Net als in Europa heerste er een controverse onder Arabische geleerden of de kaart van Ptolemaeus correct was, waar hij Afrika verbond met een zuidelijk continent en zo van de Indische Oceaan een gesloten binnenzee maakte. lbn Majid kon nu definitief de knoop doorhakken: Ptolemaeus zat goed fout! Quod erat demonstrandum ("wat
moest bewezen worden")! Meer over deze historische episode, zie op de Joos de Rijcke-site, Knop:'De eeuw van Joos', 'De conquistadores: Bloedend Afrika' http://users.telenet.be/joosdr 14
De officiële historicus van de reis, Ma Huan, heeft de tocht van China via Malakka naar Calicut gedetailleerd beschreven. Zijn relaas heeft gelukkig de grote zuiveringen wel overleefd. Maar in Calicut nam hij afscheid van de vloot en keerde terug naar huis.
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Puur per toeval arriveerde in 1421 een jonge Venetiaan, Niccoló da Conti (ca. 1395-1469) in Calicut, net toen de Keizerlijke Vloot daar lag aangemeerd. Da Conti speelt een heel belangrijke rol in de argumentatie van Gavin Menzies, dus hebben wij zijn beweringen nagegaan in een hele reeks onafhankelijke en betrouwbare bronnen. Da Conti was in 1414 vanuit Venetië naar Alexandrië vertrokken. Tijdens zijn verblijf in Egypte was hij met een moslimvrouw getrouwd en had zich bekeerd tot de islam. Na zijn terugkeer in Venetië droeg paus Eugenius IV hem in 1444 als boetedoening op, verslag van zijn reizen uit te brengen aan de pauselijke secretaris Poggio Bracciolini. Alle informanten zijn het erover eens dat hij Chinese jonken bezocht en vermoedelijk als passagier op een of ander traject meezeilde. Hij beschrijft de schepen: 'als grote huizen en volledig anders getuigd dan de onze. Ze hebben tien of twaalf zeilen en grote waterreservoirs binnenin. Het onderste deel bestaat uit drie lagen planken. Sommige schepen zijn in compartimenten gebouwd: raakt er een deel beschadigd, dan blijft de rest intact en kunnen ze doorvaren (Menzies: 82).' Dit kan alleen betrekking hebben op de grote schepen van Zheng He, want gewone zeejonken waren anders gebouwd en bezaten minder zeilen. Vanaf Calicut ontbreken Chinese bronnen en kaarten. Menzies is derhalve op secundair bewijsmateriaal aangewezen. In de eerste plaats de gedenkstenen die de Chinezen oprichtten in Calicut, op Sri Lanka, en die hij ook op de Afrikaanse kust terugvindt. De steen in de stad Galle op de zuidwestkust van Sri Lanka is al langer bekend. Hij werd opgericht in 1409, bij een eerder bezoek van Zheng He en draagt een opschrift in drie talen: Chinees, Tamil en Perzisch. Opvallend is dat de drie opschriften een verschillende boodschap brengen. Het Chinese is een eerbetoon aan de keizer en aan Heer Boeddha; de tekst in het Tamil (de taal van Sri Lanka en Zuid-India) bevat een even bloemrijke eerbetuiging voor de god Tenavaray-nayanar, een incarnatie van de hindoeïstische god Vishnoe; de Perzische versie roemt op haar beurt Allah. (Zheng He was zelf moslim.) Vergeleken met de intolerante vervolgingsdrift van da Gama en zijn opvolgers is de Chinese houding er een van minzaam pluralisme. Overal waar zij kwamen betuigden zij eerbied voor de religie(s) van de plaatselijke bewoners (Boorstin 1987: 217). Nu vormt Afrika geen probleem: op de oostkust is in de Swahilisteden zoveel Ming-porselein uit de regeringsperiode van Zhu Di teruggevonden dat het als inzet bij grafstenen werd gebruikt. Maar zeilden ze ook omheen de Kaap? De Arabieren gingen niet verder zuidelijk dan Sofala, en hun kaarten dus ook niet. DE MAPl>A MUNDI VAN FRA MAURO De magnifieke cirkelvormige planisfeer van Fra Mauro wordt beschouwd als de laatste Middeleeuwse kaart en tevens de eerste van een nieuwe tijd. Het uitzicht is dat van een "mappa mundi" of OT kaart, de geest en inhoud zijn nieuw. In de eerste plaats ligt het zuiden boven en niet het oosten of het noorden, zoals op alle andere Europese kaarten. Mauro, door tijdgenoten gehuldigd als geographus incomparabilis (geograaf zonder weerga) begon aan de kaart in zijn klooster op het 15
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
eiland Murano in de lagune van Venetië in 1457, in opdracht van Alfonso V van Portugal voor de kroonprins Dom Pedro, de broer van prins Hendrik de Zeevaarder. Hij moet Arabische en koptische contacten hebben gehad, gezien de namen op het deel Afrika. En alle wetenschappers zijn het erover eens dat Niccolè> da Conti een van zijn belangrijkste informatiebronnen moet geweest zijn. In de talloze tekstvignetten verstout hij zich om (zeer voorzichtig) de heersende opvattingen te corrigeren. Eerst legt hij uit waarom Jeruzalem "het middelpunt van de wereld" bij hem niet het geografische midden vormt, zoals op de andere OT-kaarten. Dan doet hij hetzelfde met Ptolemaeus: "Ik heb ernaar gestreefd de oude geschriften te verifiëren door vele jaren van ervaring en contact met geloofwaardige getuigen, die met eigen ogen hebben gezien wat ik hier in kaart heb gebracht."
Afrika en Europa op De Mappa Mundi van Fra Mauro uit 1459. Perkament, bevestigd op hout in een vierkante kader; diameter: 190,5 cm. Bewaarplaats: Biblioteca Nazionale Marciana, Venetië. Het zuiden ligt boven. Uitvoerige beschrijving: http:// www.henry-davis.com/MAPS/ LMwebpages/249mono.html
Daarom laat hij de punt van Afrika niet aansluiten aan het Zuidland, zodat de Indische Oceaan nu een open zee wordt. Als je de kaart omdraait met het noorden naar boven, treft het hoe accuraat de vorm van de Kaap is: de afbuiging is veroorzaakt door de ondankbare kromming van de cirkelvorm. Hij verklaart zijn afwijzing van de traditie in een tekst: 16
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
"Omstreeks het jaar 1420 werd een jonk, komende van India, door een storm omheen de Cavo de Diab gedreven op zijn weg naar het westen, in de richting van Algarve ... " (tekst ingekort). Hedendaagse onderzoekers zijn ervan overtuigd dat de Cavo de Diab (de naam is Arabisch) de Kaap de Goede Hoop is. En de jonk zou verwijzen naar de Chinese expedities van 1421. Elders op de kaart heeft Mauro duidelijk herkenbare Chinese jonken getekend. Voor Gavin Menzies is dit een bewijs dat da Conti meereisde op de vloot, anders zou hij deze informatie niet hebben kunnen doorgeven. De wetenschapshistoricus Daniel Boorstin, een onverdachte bron, zegt in zijn boek De ontdekkers (1987: 175) over Niccoló da Conti dat hij reisde tot in de kaneelwouden van Ceylon, Birma en zelfs Java en dat hij als passagier meevoer op een Chinese jonk (p. 213). In 1457 waren de Portugezen reeds 2000 mijlen ver langsheen de kust van Afrika gezeild, maar het zou nog tot 1488 duren vooraleer Diaz (ook in een storm) omheen de Kaap raakte. Opvallend genoeg zijn hun laatste ontdekkingen niet ingetekend, hoewel de kaart voor de Portugese kroonprins bestemd was! Waarschijnlijk is dit te wijten aan hun politiek van strikte geheimhouding. Zij waren meer geïnteresseerd in het bewijs dat de oostwaartse doortocht naar Indië mogelijk was, dan aan de correcte weergave van wat ze toch al wisten. De waarheid is niet meer te achterhalen: Mauro's origineel uit 1459 is, met veel andere kaarten uit deze cruciale periode, in Portugal verloren gegaan. Hij stierf het jaar daarop, hetzelfde jaar waarin ook Hendrik de Zeevaarder overleed, en het was zijn assistent die de huidige kopie voor de Signoria van Venetië voltooide.
Boven de Kangnido-kaart (1402) met de afbeelding van Afrika. Onder: dezelfde kaart met correcties voor de geografische lengte (Menzies: 92). Zijde, 171 x 164 cm. Bewaarplaats: Ryukoku Universiteit, Kyoto, Japan. Uitvoerige bespreking : http:// www .henry-davis.com/MAPS/ LM webpages/236mono.html
De beroemde Mappa Mundi is dus Mauro's laatste kaart. Maar was het zijn eerste voor de Portugezen? De Portugese historicus Galvào ( + 1557) schrijft over een wereldkaart uit 1428, in het bezit van Dom Pedro, waarop zowel de Kaap de Goede Hoop als de Straat van Magallanes waren afgebeeld. Hij vermeldt dit als bewijs dat er in het verleden reeds minstens evenveel was ontdekt als in zijn eigen tijd. Dom Pedro, in zijn jeugd een fervent reiziger, was na een tocht naar Jeruzalem teruggekeerd over Italië, waarbij hij een hele tijd in Venetië verbleef.
DEKANGNIDO Hoewel de verslagen en kaarten van de expeditie van 1424 vernietigd zijn, bestaan er kopieën van Chinese kaarten die zelfs nog ouder zijn. De kaart werd in 1402 vervaardigd in Korea, als eerste van een hele reeks wetenschappelijke en culturele projecten. (In 1242 reeds had Korea het drukken met losse lettertekens ontwikkeld; in 1443 vond koning Sejong het Koreaanse alfabet uit, het enige altbetische systeem in Oost-Azië. Het is nog steeds in gebruik.) Deze wereldkaart gaat duidelijk terug op een Chinees origineel, met inbreng van onder anderen Arabische en Perzische cartografen. Er worden drie kopieën bewaard in Japan, waaronder die van de Ryukoku Universiteit, getekend op zijde, de oudste is en in de beste conditie verkeert. Waarschijnlijk kwam ze in Japan terecht als oorlogsbuit bij de Japanse invasie in Korea (1592-1598) door Hideyoshi, de militaire dictator die een einde maakte aan de eeuwenlange burgeroorlogen in zijn
Atlantische Oceaan
(} Indische Oceaan
17
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
land. Wat de kusten van Afrika betreft -het gedeelte dat ons hier interesseert- was ze gebaseerd op Chinese ervaringen, die minstens teruggaan tot de 12de eeuw. De langwerpige vorm van het continent doet denken aan de Petersprojectie die in de jaren 1970 furore maakte als een correctere voorstelling van de landen van de Derde Wereld. Menzies wijt dit aan het feit dat de Chinese zeelui het effect van de golfstromen in zee nog niet beseften en zo de geografische lengte verkeerd inschatten. Een zeer plausibele verklaring, gezien de ervaringen ook in Europa, waarover we het al eerder hadden. (Zie de eerste aflevering. ) De Kangnido vormt het bewijs dat de Chinese expedities van 1421 niet in het luchtledige gebeurden, maar konden steunen op reeds bestaand kaartenmateriaal. CHINESE CARTOGRAFIE China bezat een lange traditie op het gebied van nauwkeurige cartografie. Ook hier was de astronomie verbonden met de geografie. De oudste bewaarde kaarten zijn in 1973 gevonden in een graf. Het zijn drie, op zijde geschilderde landkaarten, die zeker voor 168 v.C. gemaakt zijn. Ook China kende zijn Ptolemaeus. Hij heet Pei Xiu (224-271 n.C.). In 267 benoemde de eerste heerser van de Jin-dynastie hem tot minister van openbare werken. Niet te verwonderen: net zoals de keizer het tot zijn verantwoordelijkheid rekende zijn astronomen voor een goede kalender te laten zorgen, wenste hij correcte kaarten van zijn rijk te bezitten. In de Han-dynastie (202 v.C.-220 n.C.) worden kaarten keer op keer genoemd als onontbeerlijke werktuigen van het keizerrijk. Wanneer de keizer op reis ging, vergezelde zijn cartograaf hem met een uitgebreide staf. Zo nam Kangxi vele eeuwen later Verbiest mee op tocht naar zijn Mongoolse gebieden. Pei Xiu's Atlas van het Rijk en van de grenslanden omvatte achttien bladen. Als belangrijkste eisen voor het tekenen van een goede kaart noemt hij het aanhouden van een maatstaf (schaal) en het aanbrengen van een coördinatenstelsel. Voorts acht hij het noodzakelijk dat de methoden voor het berekenen van de zijden van rechthoekige driehoeken, de hoogte- en hoekmeting en de meting van kromme en rechte lijnen worden gevolgd. Met andere woorden, hij paste het systeem van driehoeksmeting toe dat in Europa pas geperfectioneerd zou worden in de 16de eeuw door Gemma Frisius, de leermeester van Mercator! Merkwaardig genoeg gingen de Chinezen, in tegenstelling tot Ptolemaeus, uit van een platte aarde. Pei Xiu gebruikte als aanduiding voor de coördinaten de termen 'schering en inslag'. Waarschijnlijk omdat kaarten traditioneel op zijde geschilderd waren en men de coördinaten trok op de ketting- en inslagdraden. Tijdens de Tang-dynastie (618-907) voltooide de keizerlijke cartograaf een landkaart van heel Azië, eveneens op zijde. De kaart zelf is verloren gegaan, maar wij weten dat zij 10 m lang en 11 m hoog was en voorzien van een consistent gradennet, waarbij de schaal zo gekozen was dat 1 centimeter ongeveer overeenkwam met 26 kilometer (Goepper 1988: 260). Terwijl in Europa de cartografische kennis van de oudheid voor duizend 18
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
jaar vergeten was, vorderde ze in China gestaag. Tijdens de Song- en de Yuan-dynastie zouden de prestaties van de Tang nog overtroffen worden in nauwkeurigheid en uitvoering. Halverwege de 12de eeuw, nog voor de algemene herwaardering van Ptolemaeus in Europa, vervaardigde de Arabische cartograaf al-Idrisi een wereldkaart voor Rogier II, de Normandische koning van Sicilië. Hij gebruikte hiervoor een gradennet, dat net als het Chinese, uitging van een platte aarde. Dat laat de mogelijkheid open dat W aldseemüller voor zijn Cana Marina uit 1516 op een dergelijk voorbeeld steunde en niet rechtstreeks op een Chinese kaart (Boorstin 1987:132).
NAAR DE NIEUWE WERELD Eens voorbij de Kaap werden de jonken van de Zheng He-expeditie onvermijdelijk gegrepen door de Benguelastroom die hen meevoerde naar het noorden, tot aan de Kaapverdische Eilanden, wat kan kloppen met de 'isole verde' van Fra Mauro. In de 15de eeuw waren ze onbewoond. Ook hier vond Menzies een gedenksteen waarvoor hij toestemming kreeg om hem voorzichtig te laten schoonmaken. Hij bevatte inscripties, klaarblijkelijk in het Mayalam, toendertijd de taal van Kerala (de staat waarvan Calicut de hoofdstad was). Het moet niet verbazen dat de tekst niet in het Chinees is. Volgens de historicus Gong Zhen hadden Zheng He en enkele collega-eunuchen reeds in 1403, twee jaar voor zijn eerste expeditie, een reis gemaakt om zeekaarten te verwerven en vreemde navigators te rekruteren. In Nanjing richtte hij een tolkenschool op voor alle mogelijke vreemde talen tot en met Swahili, waar niet alleen Chinezen afstudeerden. Ongetwijfeld had hij heel wat ervaren veeltalige Arabische navigators en bemanningsleden. De commerciële en wetenschappelijke uitwisseling met de Arabische wereld was al eeuwen zeer intens en zou dat ook na de Grote Ommekeer blijven. Om enig idee te geven: in deze tijd woonden in Guanzhou (Canton) alleen al meer dan 100.000 Arabieren. Welke stad in Europa had toen zoveel inwoners in het totaal? Van de Kaapverdische Eilanden kwamen ze, na een oponthoud voor ravitaillering, in de Brazilstroom terecht. Die zou hen ergens beneden het huidige Rio de Janeiro terug binnen landbereik gebracht hebben. Zijn daar aanwijzingen voor? Weer stootte Menzies op een controversiële kaart.
PIRIREÏS Met de wereldkaart van Piri Reïs is het als met de Lijkwade van Turijn: elk argument dat het hier om een vervalsing zou gaan, wordt haast onmiddellijk gevolgd door even overtuigend lijkend bewijsmateriaal van het tegendeel. Enkele decennia geleden gebruikte de charlatan Von Däniken de kaart als bewijs dat kosmonauten in het verleden de aarde vanuit de ruimte in kaart hadden gebracht. Nu deed Menzies iets soortgelijks voor zijn Chinezen. In verscheidene betrouwbare bronnen heb ik zijn gegevens nagelopen, en met verrassend resultaat. 19
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Tijdens een expeditie tegen Venetië in 1501 onderschepte een Turkse vloot een Spaans schip. Een van de gevangenen maakte drie reizen met Columbus en bezat een stel van diens Amerikaanse kaarten. Zo kwam de Turkse admiraal Kemal Reis in het bezit van belangrijke kaarten over de recent ontdekte gebieden. De admiraal gaf het cartogafisch materiaal door aan zijn neef, Piri Reïs, eveneens admiraal in de Turkse vloot. Deze verwerkte het tot zijn wereldkaart, die hij voltooide in Gallipoli in 1513. Piri Reïs is bekend gebleven door een gedetailleerd geografisch werk over de Middellandse Zee, getiteld Bahriye (Over de Z.ee), dat 207 door hem getekende kaarten bevatte.
Patagonië en de Straat van Magallanes op de Pirl Reïs kaart, vergeleken met een moderne kaart (Menzles 2002: 108). Origineel: perkament (gazellenhuid), 90 x 63 cm. Bewaarplaats: Topkapl Saray Museum, Istanboel Uitvoerige bespreking: http:// www .henry-davis.com/ MA PS/ Ren/Ren 1/322mono .html
De kaart belandde in het Topkapi Paleis van Suleyman de Prachtlievende, waar ze eeuwenlang in vergetelheid stof verzamelde. In 1929 werd een groot fragment ontdekt, toen het paleis omgebouwd werd tot museum. Het bewaarde stuk toont onder meer de Atlantische Oceaan, met delen van de Caribische eilanden, Centraal- en Zuid-Amerika en is voorzien van een massa notities in het Turks, met geografische beschrijvingen en gedetailleerde informatie over de bronnen. Volgens Piri Reïs zelf was de volledige kaart gebaseerd op niet minder dan twintig kaarten: acht van Ptolemaeus, een Arabische van Indië, vier nieuwe Portugese zeekaarten en de kaart van Amerika door Columbus. Wat ons hier interesseert is het zuidelijkste deel van Zuid-Amerika (dat toen nog niet geëxploreerd was!)
aj -
-
" 150
"-
: ·
· -
.: -
· 1
Op de kaart zijn een aantal dieren afgebeeld, die Menzies kon identificeren. Bleef: een man met een hondenkop. In tegenstelling met wat je zou verwachten deed Menzies dit niet af als een fantasiewezen, 20
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
zoals er zoveel op de kaarten van die tijd voorkomen: als de andere wezens bestonden en geografisch leefden op de plaats van afbeelding, dan dit ook! De bijbehorende commentaar van Piris Reis luidt: "Deze monsters zijn zeven spannen lang. Tussen hun ogen is een afstand van een span. Maar ze zijn onschadelijk." Menzies ging dus op zoek naar een werkelijk bestaand wezen, tweemaal zo groot als een mens. En vond dat uiteindelijk inderdaad in het museum van Puerto Natales: de Mylodon, voluitMylodon darwini. Volgens Moorehead is deze reuzenluiaard door Charles Darwin opgegraven, of liever, gevonden in 1832, samen met fossielen van nog veel grotere prehistorische verwanten als het Megatherium (1976: 87). 'Het laatste exemplaar van deze 'zachtaardige wezens' stierf naar men aanneemt ongeveer drie eeuwen geleden.' (Menzies: 109) Om dit laatste te bevestigen schiet mijn documentatie (en zo langzamerhand ook mijn geduld) te kort. Darwin vond resten van dieren uit verschillende geologisch tijdvakken bij elkaar en beschikte toendertijd evenmin over de mogelijkheid om ze te dateren. Menzies is ervan overtuigd dat de Chinezen enkele van deze mythisch aandoende wezens meevoerden aan boord van hun schepen. Hij stelt tevens dat de gegevens op de Piri Reis-kaart afkomstig zijn uit de buit Columbus-kaarten (wat de andere bronnen beamen). Hij is ervan overtuigd dat Columbus voor zijn eerste reis een kopie had van de verdwenen wereldkaart die in 1428 in het bezit was van de Portugese kroonprins Dom Pedro en dat die -rechtstreeks dan wel onrechtstreeksteruggaat op Chinese kaarten van de Zheng He-expeditie.
Skelet van een Mylodon darwini (Moorehead 1976: 87).
HET KOMPAS, EEN EUROPESE UITVINDING? Om zo veilig mogelijk over de wereldzeeën te reizen heeft men navigatiemiddelen en behoorlijke bewapening nodig. De admiraals van Zheng He beschikten over beide, in overvloed. Amalfi, ten oosten van de Baai van Napels. Alles ademt hier dezelfde sfeer van vergane glorie als in Goa, in India. Ooit leefden hier 60.000 mensen, nu 6000. In het piepkleine haventje van Amalfi staat sinds 1901 een standbeeld ter ere van Flavio Gioia, omdat hij hier in 1302 het kompas zou hebben uitgevonden. De historische waarde is ongeveer even groot als die van Jan Breydels beeld in Brugge. Nihil dus. Of nog erger. Want historici betwijfelen of de man ooit heeft bestaan. De mythe zou ontstaan zijn uit de verkeerde plaatsing van een komma in de tekst van een kroniekschrijver uit de Renaissance, die het had over het vroegtijdig gebruik van het kompas door de Amalfitanen (Aczel 2002, p. 62). Toen wij het stadje bezochten, eind oktober 2003, ontbrak de bronzen gedenkplaat bij het standbeeld wegens restauratie. Het opschrift luidt: "Hij maakte varen aangenaam en de grootste ontdekkingen mogelijk." Toch menen onderzoekers dat de Amalfitanen de magneetnaald reeds gebruikten in het begin van de 13de eeuw, vermoedelijk overgenomen van de Arabieren. Amalfi was reeds voor 1100 de belangrijkste zeemacht in de Middellandse Zee, in dienst van de Normandiërs, die onder Robert Guiscard Zuid-Italië hadden veroverd. Uit deze tijd van hoogbloei dateert de majestueuze Romaanse kathedraal van San Andrea.
Reconstructie van een Mylodon (Newby 1975: 187).
Het standbeeld voor Gioia is een paradigma voor het westerse zelf21
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Standbeeld van Flavio Gioia In Amalfi (bij Napels). Volgens het opschrift vond hij hier het kompas uit in het jaar van de Guldensporenslag. (Eigen foto.)
genoegzame superioriteitsgevoel omstreeks 1900. Het kompas een Chinese uitvinding? Daar geloofde Europa niets van!
MENTALE OMMEKEER Tegen het einde van de 18de eeuw sloeg de bewondering van Europa voor het vooral door de jezuïeten gecreëerde bijna mythische beeld van China als reusachtige door wijze mannen goed bestuurde staat, geleidelijk om in minachting. Oorzaak hiervoor was de mislukte missie van het Britse gezantschap van Lord Macartney naar het hof van keizer Qianlong in Beijing in 1793, in volle Franse-Revolutieperiode. Dit vormde het cruciale moment voor de toekomst van de EuropeesChinese relaties, hoewel het te betwijfelen valt of ook maar iemand van de betrokkenen dat kon vermoeden. Als relatiegeschenken voerde Macartney een aantal van de meest recente pareltjes van westerse techniek mee, waaronder een stoommachine, toestellen voor mechanische productie van katoenen weefsels, optische precisie-instrumenten ... De missie liep uit op een volslagen mislukking, ogenschijnlijk omdat de Britten weigerden de kow-tow uit te voeren, het traditionele eerbetoon voor de Chinese keizer. De eigenlijke oorzaak lag dieper: in de onverzoenlijke confrontatie van twee totaal verschillende denkwerelden, in de botsing van twee hooghartige, zelfingenomen culturen die zichzelf het middelpunt van de wereld achtten en de ander naar de periferie van de barbaarsheid verwezen. In de ogen van Qianlong konden de geschenken van de Britten niets anders zijn dan het tribuut van een onderworpen vazalkoning. Daarbij had hij niets dan minachting voor economie in het algemeen en handel in het bijzonder. Macartney bood China vooruitgang en handel aan. Maar wat hij aantrof was het model van een gesloten, op zichzelf bestaande, versteende samenleving, die besloten had dat zij niets nodig had van wat de buitenwereld haar kon bieden.
Statieportret van Keizer Qianlong, in ceremonieel wintergewaad van gele zijde, afgezet met brokaat en otterbont. Om zijn hals een 'hofketting' van grote zoetwaterparels. (verticale rolschildering op zijde. Paleismuseum Beijing.
22
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Qianlong (keizer van 1736 tot 1796) wordt beschouwd als de grootste heerser van de Qing, na zijn grootvader Kangxi (de keizer van Verbiest). Onder zijn lange regering verdubbelde de bevolking van China (van 150 tot meer dan 300 miljoen) en bereikte het rijk zijn grootste uitbreiding sinds de Mongool Koebilai Khan (4). Toch was hij in haast alles het tegengestelde van zijn grote voorbeeld Kangxi. Zijn statieportret lijkt dan wel gekopieerd op dat van zijn grootvader, maar op gebied van etiquette was deze Mantsjoe "katholieker dan de paus" of beter: "Chinezer dan de Chinezen". Hij hield halsstarrig vast aan het confucianisme in zijn meest rigide vorm, inclusief de mythe van de Chinese superioriteit over alle volkeren en wilde zijn kusten volledig gesloten houden voor het Westen. Toen leden van het Britse gezantschap later hun verslagen publiceerden heette China daarin "het half-barbaarse rijk". De Engelsen merkten met onverholen verachting op dat "er geen enkele ontwikkeling was van de scheepsbouwkunde en dat de grote vaart hun volkomen onbekend was, met hun lompe jonken." De Chinezen uitvinders van het kompas en het buskruit? Deze onwetende onderontwikkelden, die zich doodschrokken als er een kanon werd afgevuurd? Voortaan werd de Chinees-Europese ontmoeting geformuleerd in termen van confrontatie. De culturele oorlog was verklaard. En dat zou uiterst betreurenswaardige gevolgen hebben in de negentiende en twintigste eeuw, met de Boksersopstand van 1900 (5) als culminatiepunt (Peyrefitte 1991: 537) Een van de argumenten die zowel de Ming na Zhu Di als de latere Qing steeds aanvoerden om China af te sluiten, was dat het superieure Rijk van het Midden niets nodig had van andere landen. In de confucianistische zienswijze was handel minderwaardig. Maar het is karakteristiek voor het officiële Chinese standpunt dat dit motief in de onderhandelingen nooit werd vernoemd. Het was nochtans niets meer dan een ideologische fictie: China kon sedert zeer zeer lang de buitenlandse producten niet meer missen: peper, specerijen, vermiljoen, wierook, reukwerk, fijne houtsoorten als sandelhout, ivoor (waaruit de inheemse vaklui prachtig en ongelooflijk ingewikkeld snijwerk vervaardigden), koraal, parels, katoenen en wollen stoffen". Als gevolg van de Chinese houding was de Britse handelsbalans gedoemd om negatief te blijven. De Britten verlangden Chinese zijde en vooral ". thee. (De Britse verslaving aan thee was reeds een feit.) Om daaraan te verhelpen volgde een van de schandelijkste episodes uit de Europese koloniale geschiedenis. Engelse smokkelaars kweekten bij de Chinezen de behoefte aan opium. Tussen 1813 en 1833 verdubbelde China zijn export van thee, maar verviervoudigde de import van opium. Omstreeks 1840 werd de Chinese overheid ernstig ongerust over de omvang die de verslaving had aangenomen onder brede bevolkingslagen, met fatale gevolgen voor de volksgezondheid. Zij verbood de opiumhandel en massale hoeveelheden drugs werden verbrand. Om 'een einde te stellen aan de voortdurende provocaties van China tegen Britse handelaars' en in naam van de heilige vrijhandel stuurde Londen een vloot van 40 schepen en een troepenmacht van 4000 soldaten. De Chinese jonken en forten waren niet opgewassen tegen de moderne Europese artillerie. Bij het Verdrag van Nanking in 1842 verwierf Groot-Brittannië handelsconcessies, in een aantal Chinese havens, o.a. Sjanghai en werd het onafhankelijke statuut van Hongkong bevestigd. 23
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
EEN CHINESE OORSPRONG Amalfi heeft het bij het verkeerde eind. Niet Gioia vond het kompas uit, zelfs niet de Arabieren. Het kompas is andermaal een Chinese uitvinding. En typisch Chinees: de ontdekking had niets te maken met scheepvaart, maar alles met geomantiek (jengshui), de proto-wetenschap om de fysisch en psychisch meest geschikte ligging te bepalen voor woningen en voorouderlijke graven! Fengshui bestaat nog en maakt tegenwoordig zelfs opgang in het Westen! Vlottend viskompas uit China.
Zeer snel volgden andere toepassingen. Voor scheepvaart werd het kompas zeker reeds gebruikt in 960 n.C., bij de aanvang van de Songdynastie. Maar eens het kompas algemeen toegepast werd in de Chinese scheepvaart, bereikte deze kennis het Europese continent binnen een eeuw. De magnetische afwijking van de hemelpolen werd reeds bestudeerd voor het jaar 1000(China1988: 67). In Europa werd men zich van het verschijnsel pas bewust ten vroegste midden 15de eeuw. Herinner u de paniek bij de matrozen van Columbus toen ze merkten dat de kompasnaald afweek van de Poolster. Columbus zelf was echter blijkbaar niet verbaasd. Mercator was een der eersten die het verschijnsel wetenschappelijk bestudeerde. (Zie eerste aflevering.) BUSKRUIT Buskruit wordt als oorlogsmateriaal in China voor het eerst in tactische teksten vermeld in het begin van de tiende eeuw (in het jaar 904). Het werd al zeer snel toegepast in granaten, die geworpen of geslingerd werden. Handvuurwapens kwamen algemeen in gebruik na 1132. Recepten van kruit voor kanonnen en bommen vinden we reeds in het rijkelijk met houtsneden geïllustreerde Afgemene compendium van de krijgskunst dat in 1044 aan de Song-keizer werd opgedragen. En de productie geschiedde andermaal op waarlijk industriële schaal. Omstreeks 1221 telde de wapenindustrie al meer dan 40.000 arbeiders in elf werkplaatsen (Goepper 1988: 271). Tijdens de eerste Mongoolse invasie van Japan in 1274, onder Koebilai Khan, beeldden Japanse houtsneden in de lucht uiteenspattende granaten af (Temple 1988: 233). Op 9 april 1241 botste een Europees ridderleger van 30.000 man bij Liegnitz in West-Polen op een Mongools ruiterleger. Later bleek het treffen slechts een tactisch afleidingsmanoeuvre voor de echte slag, waarbij een andere Mongoolse strijdmacht op 11 april de troepen van de Hongaarse koning Bela verpletterde, ondanks diens numerieke overwicht.
Moderne reconstructie van een zeshoekige 'bijennest'- lanceerbuis voor raketpijlen. De houten lanceerder van ruim 1,5 m hoog kon 30 tot l 00 raketpijlen ineens afvuren, aangestoken met één lont. Door de conische vorm waaierden de pijlen uit voor een zo groot mogelijke spreiding van de inslag. Stel het effect voor van een batterij met 200 van deze lanceerders op een aanvallend cavalerieleger! Reconstructie op basis van een tekening met gedetailleerde beschrijving in de Wubeizhi (Verhandeling over oorlogstoerusting) uit 1628, die een oudere boekdruk kopieerde (China 1988: 96) . 24
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Hier werd voor het eerst in de westerse krijgsgeschiedenis een 'vuurwals' gebruikt - in Europa volkomen onbekend: de Mongolen schoten explosieven af vanuit een batterij katapulten, om hun leger over een brug te krijgen (Marshall 1993). West-Europa ontsnapte slechts op het nippertje en louter door toeval aan de Mongoolse furie. De Mongolen maakten onverwacht rechtsomkeer omdat de Grote Khan overleden was en de volksvergadering voor de opvolging hun aanwezigheid vereiste. Maar voor Rusland braken donkere eeuwen aan onder het wrede juk van de Gouden Horde. De Chinese inventiviteit zorgde voor een schier eindeloze reeks toepassingen van buskruit, waarvan vele nooit in Europa doordrongen, of pas vele eeuwen later. Op het vlak van de maritieme oorlogvoering ontwikkelden de Chinezen methodes die aangepast waren aan hun geliefkoosde tactiek. Ze gaven namelijk de voorkeur aan het gebruik van projectielen, eerder dan aan het enteren van schepen (China 1988: 70). Alle schepen van Zheng He waren uitgerust met een grote verscheidenheid aan 'artillerie': kanonnen, raket- en granaatwerpers, vuurpijlen, een vorm van 'Grieks vuur', exploderende granaten in omhulsels van geolied papier en zelfs bamboeschilden ter bescherming van de kruisboogschutters, voorzien van vuurpijlen ... Voeg daarbij nog kruisbogen, al dan niet met giftige pijlen (in het Chinese leger reeds bij tienduizenden gebruikt in de 4de eeuw v.C.). En voor de korte afstand had je repeteerkruisbogen, die tien of twaalf pijlen zeer snel na elkaar konden afvuren (uitgevonden ergens in de 1 lde eeuw). Hiertegen was op dat ogenblik geen enkele vloot ter wereld opgewassen. Tijdens zijn eerste expeditie had hij de Straat van Malakka en vervolgens de zeevaartroutes naar Oost en West schoongeveegd van piraten. En regelmatige patrouilles van de keizerlijke marine zorgden ervoor dat het zo bleef. (Ironisch genoeg vormen piraten nu opnieuw een toenemende plaag in deze wateren.) De Chinezen hebben echter nooit batterijen kanonnen in lijn opgesteld op schepen, zoals in Europa. Zij verkozen een combinatie van diverse vuurwapens tezelfdertijd. Je moet niet vergeten dat China op dat ogenblik -en dat nog voor meer dan een eeuw- de enige mogendheid ter wereld was die deze wapens kon inzetten. Wat hun marine, in combinatie met de zeilkwaliteiten van de jonken, een nooit meer geëvenaarde superioriteit verleende over alle marines ter wereld.
Reconstructie van een bamboeschild uit de Song-dynastie, met raketlanceerder. Het meet 128 x 6 7 cm en Is achteraan voorzien van een steunbalk zodat het rechtop kan blijven staan (China 1988: 96).
Onder keizer Kangxi, 250 jaar later, was er een Verbiest nodig om de Chinese artillerie te moderniseren. Maar die beweging verstarde in de late 18de eeuw. Sommige van Verbiests kanonnen werden nog gebruikt door de Boksers bij de beschieting van de westerse ambassades te Beijing in 1900. De Britten namen er 40 jaar vroeger op een andere strafexpeditie twee mee als krijgsbuit, die nu prijken in de Londense Tower.
PORSELEIN Geen enkel Chinees luxeproduct sprak zo sterk tot de Europese verbeelding als porselein: hard als glas, waterdicht als kwaliteitsaardewerk, dunwandig en doorschijnend, beschilderd met fijngepenseelde exotische taferelen, mooier dan het fijnste majolica. Voor de westerse wereld was porselein van meet af aan een van de meest begerenswaardige rariteiten van de Oriënt (Gleeson 1998: 46). 25
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
In de 15de eeuw kregen de doges van Venetië Ming-porselein ten geschenke van bezoekende Egyptische sultans (Gleeson 1998, p. 46). Meer over dEste, zie verder: Ercole dEste en de Cantinokaart.
Toen de Venetiaanse schilder Giovanni Bellini in 1512 in opdracht van Alfonso d'Este begon aan het Godenfeest voor diens Albasten Kamer in het kasteel van Ferrara, liet hij de verzamelde saters en nimfen het banket voor Bacchus en zijn gezellen aandragen op schalen van Ming-porselein die identiek waren aan die in het Topkapi-paleis in Istanboel, waarvan we weten dat Bellini er geweest is. Zo groeide porselein in 's mensen bewustzijn uit tot een mysterieus en ongrijpbaar symbool van hemelse schoonheid. (Gleeson 1998, p. 47).
Het Ming-porselein bereikte ten tijde van Zhu Di een niveau van weergaloze schoonheid en verfijning (Goepper 1998: 350).
Vanaf de 15de eeuw vervaardigden de Chinese staatsmanufacturen exportporselein op industriële schaal. Dit had het voordeel dat de jonken een nuttige en lucratieve lading konden meevoeren in de ruimen waar andere luxegoederen als thee, specerijen en zijde niet gestouwd konden worden vanwege het risico op waterschade (Gleeson 1998, p. 47). Voor de Europese en Turkse markten werd porselein gefabriceerd dat van goede materiële kwaliteit was, maar met voorstellingen en vormen bijvoorbeeld grote schotels en tuitkannen- die niet beantwoordden aan de Chinese esthetische normen. Twee eeuwen lang bleef porselein Europa obsederen. Men had geen flauw idee hoe het geproduceerd werd en slaagde er niet in de enige bruikbare kleisoort (kaolien) te vinden. Het befaamde Delfts Blauw (dat nog gemaakt wordt) gebruikte wel het juiste kobaltzwart (dat na het bakken blauw wordt), maar was geen echt porselein. Aanvankelijk waren het de Portugezen die porseleinen voorwerpen naar Europa brachten, het 26
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
zogenaamde kraakporselein (naar de kraken, de grote Portugese oceaanschepen). Toen China het hele rijk afsloot, haalden voornamelijk de Nederlanders hun porselein in Japan. Hier bestelde men soms drie jaar voorop aardewerk met Europese voorstellingen (zolang duurden heen- en terugreis), bijvoorbeeld borden met wapenschilden of serviezen voor een huwelijk. De Japanners bewaakten angstvallig het geheim van dit Imariporselein (genoemd naar de uitvoerhaven). Pas in de 20ste eeuw kwam Europa erachter dat het vervaardigd werd door Koreaanse vaklui, die door Hideyoshi in 1597 uit hun land waren gedeporteerd naar Japan en daar hun ambacht, verborgen voor vreemde ogen, eeuwenlang verderzetten in het dorp Arita. Bord met kenteken van de V.O.C., l 7de eeuw. Het Aritaporselein werd, op uitdrukkelijke bestelling van de Hollanders, in grote hoeveelheden vervaardigd. De inspiratiebron lag in het blauw en witte Mingporselein .
Eerder reeds vermeldden we dat de vloten van Zheng He porselein in zulke grote hoeveelheden als geschenk gaven aan de inwoners van de Swahilisteden in Oost-Afrika, dat ze het in grafstenen inmetselden en men tot de dag van heden massa's scherven terugvindt. Om een idee te geven van die hoeveelheden: op de Nanking-cargo-veiling in 1986 werden meer dan 150.000 stukken ongeschonden Chinees porselein verkocht. Eens maakten ze deel uit van de lading van een Hollandse koopvaarder, de Geldermalsen, die in 1752 op de terugreis van Canton naar Holland op een rif liep in de Zuid-Chinese Zee (Gleeson: 49).
Bierkan in blauw en wit Aritaporselein met tinnen deksel. Late l 7de eeuw. 18 x 12,5 cm.
Volgens de encyclopedie slaagde Johann Friedrich Böttger in 1708 eindelijk erin het harde, hagelwitte, Europese porselein te produceren. Dat klopt, maar achter die paar woorden schuilt een hallucinant verhaal. Böttger (1682-1719) was een alchemist, opgesloten in de grimmige Albrechtsburg van Meissen, op de oevers van de Elbe, door zijn werkgever, August de Sterke, koning van Polen en keurvorst van Saksen. Hij werd geacht de 'steen der wijzen' te ontdekken, het middel om lood in goud te veranderen. August de Sterke slaagde erin om steevast meer geld uit te geven dan er binnenkwam en ruïneerde zich bijna aan het dure Chinese porselein, waarop hij verzot was. Louter toevallig ligt in de 27
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Chocoladekan. Blauw en wit Arita-porselein met zilveren kraantje. Late l 7de eeuw. 29 x 15,2 cm. Een vormgeving als deze was in Oost-Azië totaal onbekend. Het blauwe motief stelt een feniks en bloemen voor. Het volledige verhaal lees je in: Gleeson, Janet, Het arcanum. Het fantastische, ware verhaal over de uitvinding van het Europees porselein, Utrecht, Het Spectrum, 1998.
Met de opkomst van de V.0.C. werden massale hoeveelheden porselein naar Europa geëxporteerd . In barokke overdaad werden de exotische schatten tentoongesteld, zoals in deze porseleinkamer van het slot Charlottenburg in Berlijn. 28
buurt van Meissen de enige Europese vindplaats van kaolien. (Bij porseleinproductie komt nog heel wat meer kijken, maar dat valt buiten het kader van dit artikel.) In 1710 startte hier onder de strengste geheimhouding de wereldberoemde manufactuur die nog steeds bestaat. Böttger moest blijven experimenteren en was pas 37 toen hij uitgeteerd stierf. Na zijn dood barstte de strijd om de formule los. Vorsten hadden er fortuinen voor over, meer nog dan twee eeuwen vróeger voor geheime zeekaarten. Het duurde niet lang of deze prille industriële spionage kende succes. Dit werd in de hand gewerkt door het strenge regime in de manufactuur, dat de geterroriseerde ontwerpers maar al te graag wilden ruilen voor een rijkelijk leventje dat hun voor hun vakkennis werd voorgespiegeld. In de andere Europese landen, met voldoende rijke heersers, kwamen een na een de porseleinmanufacturen van de grond: Sèvres (Frankrijk), Wedgwood(Engeland) ... Daarmee was het wereldmonopolie van het Chinese porselein voorbij, maar niet zijn succes. Onlangs bracht één enkel bord uit de vroege Mingperiode in Londen f. 89.500 op. En elke jonk van Zheng He kon 2000 ton lading vervoeren. Als je thuis een authentieke Mingvaas zou vinden, kan je vervroegd gaan rentenieren!
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
KENNIS IS MACHT: ERCOLE D'ESTE EN DE CANTINO-KAART VAN 1502 :é1crulusJ1tirus·.
. t
:~
~ ~ ..
De Cantino-wereldkaart verdient onze aandacht, niet alleen omdat Menzies haar ten tonele voert, maar ook om haar inhoud, haar geschiedenis en als exponent van de tijd waarin ze ontstond. Een paar maal vertelden we reeds dat de kaarten van de ontdekkingsreizen bewaakt werden als de atoomgeheimen in onze eigen tijd. In Spanje werden alle nieuwe ontdekkingen ingetekend op de officiële en strikt geheime Padrón real, de koninklijke kaart. Hoewel de Padrón omgeven werd met stringente beveiligingsmaatregelen en draconische straffen, ontstonden voortdurend lekken, gedeeltelijk omdat zovelen van de cartografen Portugezen waren. Helaas is er geen enkele kopie van bewaard gebleven (Bricker 1981: 200). De Spanjaarden gingen zo ver dat ze weeskinderen elk afzonderlijke kaartfragmenten lieten kopiëren, die dan achteraf als puzzelstukken werden samengevoegd en van tekst voorzien door betrouwbare cartografen. Portugal had hierin de weg gewezen. En kampte met een analoog probleem, omdat hier zoveel tekenaars uit de Italiaanse steden kwamen. Dat was bijvoorbeeld het geval met de broers Columbus. In Portugal was de Casa da Mina e India verantwoordelijk voor de overzeese gebieden en de kaarten die erop betrekking hadden. Navigators moesten na hun reis hun kaarten terug inleveren, plus alle nieuwe schetsen en notities die ze onderweg gemaakt hadden. Voor Portugal en Spanje bestond de belangrijkste retourlading van hun expedities uit kennis, nieuws. Dat kon meegenomen worden in een klein pakje, of zelfs in de geest van een man.
Westelijke hemisfeer op de Cantino-wereldkaart uit 1502. Velijnperkament, 218x102 cm. Bewaarplaats: Biblloteca Estense, Modena, Italië. Uitvoerige beschrijving: http:// www .henry-davis.com/ MA PS/ Ren/ Ren l /306mono.html
Omstreeks 1550 was Lopo Homem de 'Meester der Zeekaarten', de officiële cartograaf van de kroon (zoals iets vroeger Vespucci de Piloto Mayor in Spanje). Na een duel week zijn zoon Diogo in 1569 uit naar Venetië en bood in 1572 zijn diensten aan koningin Elizabeth van Engeland aan, waar hij met wijd open armen ontvangen werd. Een andere Homem, André, emigreerde naar Frankrijk, eveneens mét zijn kaarten. In 1568 miste een haakbusschutter hem op een haar op de 29
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Parijse Seinekaden, omdat hij zich net bukte om een gevallen kaartrol op te rapen. Het ging om een gehuurde sluipmoordenaar, die spoorloos verdween. In deze sfeer ontstond de Cantino-kaart. In heel Europa heerste een jacht op de zo angstvallig bewaakte cartografische geheimen. Vorsten huurden spionnen in, die in Portugal kaartenmakers moesten omkopen voor kopieën. Zo zond Ercole 1 d'Este, hertog van Ferrara, Modena en Reggio, graaf van Rovigo (1433-1505) een zekere Alberto Cantino als zijn gezant en geheim agent naar Lissabon. Ferrara en het huis Este belandden in de schijnwerpers door de tentoonstelling Een bijzondere Renaissance. Het hofvan de Este te Ferrara, in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel eind 2003 (in het kader van Europalia Italië). Comfortabel genoeg mooi op tijd toen ik moeizaam materiaal verzamelde voor dit artikel. De Este's werden in het Italië van hun tijd beschouwd als nieuwkomers. Dit plachten zij te compenseren door een bijzonder koortsachtig optreden als mecenas en verzamelaar. Ercole 1 had de dichter Boiardo tot minister en die andere beroemde dichterLudovico Ariosto als beschermeling. Ariosto (1474Ferrara 1533) is vooral bekend om zijn Orlando farioso, waaraan hij werkte van 1506 tot 1516. Ercole's dochter Isabella (1474-1538), door haar huwelijk met Francesco Gonzaga markgravin van Mantua, is het type van de Italiaanse renaissanceprinses; haar jongere zuster Beatrice ( + 1497) trouwde met Lodovico il Moro van Milaan. Alfonso 1 ( 14861535), zijn opvolger huwde met Lucrezia Borgia, dochter van zijn opperleenheer de beruchte paus Alexander VI en zus van de niet minder beruchte Cesare (die model stond voor Machiavelli's Principe). Alfonso was tevens een bekwaam wapensmid en werkte aan de voortdurende perfectionering van de artillerie in een eigen kanonnengieterij. Zijn vader Ercole (Hercules!) huwde met Eleonara van Aragon. Hij staat bekend als urbanist en humanist. Hij had ook een wrede, donkere kant, als zoveel renaissanceheersers: hij betrapte zijn vrouw met haar minnaar en onthoofde hen beiden! De zending van Cantino naar Lissabon moeten we zien als een onderdeel van de gebruikelijke 'imagebuilding', zoals we dat eerder ontmoetten bij hertog René van Lotharingen en Waldseemüller. Hoewel er bij Ercole wellicht meer aan de hand was: Ferrara bezat aanzienlijke belangen in de specerijenhandel en de Portugese expedities om een nieuwe weg naar Indië te ontsluiten en zo het Italiaanse monopolie te omzeilen, werden met argusogen gevolgd. Zeker na het succes van da Gama. Cantino vond zijn anoniem gebleven cartograaf, vermoedelijk een Italiaan, kocht hem om en kreeg zijn kaart, een bijzonder fraai werkstuk op perkament dat zijn geld meer dan waard was. Net in die tijd keerde Amerigo Vespucci van zijn derde reis (naar Brazilië en Patagonië) terug in Lissabon. Experts vermoeden dat Cantino de gelegenheid aangreep om bij de vrij ijdele explorator exclusieve informatie los te peuteren, die hij nog voor zijn vertrek uit Lissabon, eind 1502, in cursief handschrift toevoegde op zijn kaart. Dan wordt het volkomen potsierlijk. Onze James Bond reisde naar Ferrara terug via Genua, waar hij zijn met zoveel geld en moeite verworven kaart moest achterlaten als borg voor zijn 30
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
schulden. Vanuit Rome schreef hij een brief naar zijn meester om het onderpand af te lossen. De kaart bereikte veilig Ercole en verbleef in het archief tot 1592. Toen paus Clemens VIII in dat jaar Cesare d'Este onthief van zijn titel en hertogdom, onderging de kaart het lot van de complete hertogelijke collecties en verhuisde naar Modena. Daar bleef ze verder stof vergaren tot 1859. In dat jaar greep een volksopstand plaats, in het kader van de Italiaanse Eenmaking. Een meute bestormde het paleis en de kaart verdween. Een paar jaar later ontdekte de bibliothecaris van de Biblioteca Estense haar toevallig ... achter de toonbank van een varkensslager. Die had haar wat bijgeknipt om te passen in een houten frame dat hij in zijn winkel gebruikte! Dat het wel degelijk om de Cantino-kaart ging bewees een inscriptie op de achterzijde: Carta de navigar per Ie lsole nouam tr(ovate) in Ie parte de India dono Alberto Cantino al S. Duco Hercole. (Deze zeekaart van de recent ontdekte eilanden in de lndiën is aan de hertog Ercole van Ferrara aangeboden door Alberto Cantino.) De historische waarde van de kaart is onschatbaar. Het is (tot dusver) de oudste bewaarde kaart die focust op de Portugese ontdekkingen. Op de inhoud wil ik hier niet gedetailleerd ingaan. Net als de W aldseemüllerkaart van 1507 toont ze in de linker bovenhoek vermoedelijk Florida, dat toen nog niet (officieel) ontdekt was. Brazilië is veilig aan de Portugese kant van de demarcatielijn van Tordesillas gelegd en de cursieve plaatsnamen aan de kust zijn inderdaad later toegevoegd en kunnen heel goed rechtstreeks afkomstig zijn van Vespucci. Specialisten vermoeden dat zowel de Cantino- als de iets jongere Waldseemüllerkaart teruggaan op een ouder, gemeenschappelijk origineel. Wat Menzies dan weer goed te pas komt om zijn Chinezen op te voeren. Maar in dit geval heb ik mijn twijfels en is het minder relevant dan de omstandigheden waarin de Cantino-kaart het levenslicht zag en de knaagtanden van de tijd zo glorieus en toevallig overleefde.
DE CIRKEL IS ROND: EXIT W ALDSEEMÜLLER Tot de Nieuwe Wereld en Australië annex Nieuw-Zeeland kon ik Menzies op zijn tocht met de Chinese vloten volgen. Maar daarna deden hun capriolen mij van langsom meer denken aan charlatan Von Däniken, die zijn astronauten de hele aarde in kaart laat brengen vanuit ruimtetuigen. Vooral het feit dat ze tot de Zuidpoolcirkel doordrongen en dan herhaaldelijk naar deze onherbergzame zuidelijke wateren terugkeerden om de posities van enkele sterren te bepalen die ze nodig hadden voor hun lengtegraadberekening, leek me te gortig. Tot ik enkele boeken over kapitein Cook in handen kreeg. (Cook nam in mijn oorspronkelijk opzet slechts een heel bescheiden plaatsje in.) Op zijn tweede reis (1772-1775) kwam Cook zelfs nog verder zuidelijk dan het geschatte keerpunt van de Chinezen: tot op 71°10' ZB, ruim binnen de Zuidpoolcirkel (66° 30')! Het zou duren tot onze legendarische landgenoot Adrien de Gerlache met zijn Belgica (1898), voor iemand nog zover raakte! Cook probeerde telkens weer de Zuidpool te benaderen, nog steeds op zoek naar het hypothetische Zuidland. Op een globe geprojecteerd in plaats van uitgesmeerd op een platte kaart, zie je dat hij volledig rond Antartica zeilde. Op die reis legde hij 70.000 mijl af, waarbij hij slechts vier 31
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
bemanningsleden verloor van wie geen enkele aan scheurbuik (Villiers: 1971: 305). Cooks expeditie duurde drie jaar, die van de Chinese vloten slechts twee. Vergeet echter niet dat Cook alle waarnemingen alleen moest doen, waar de Chinezen -als Menzies gelijk heeft- telkens een volledig eskader konden inzetten om in een keer alle peilingen te nemen die hem een hoop tijd en verplaatsingen kostten. En wat die herhaalde peiling op dezelfde sterren betreft, de oude Polynesische 'zeekaarten', bestaande uit stokjes, stenen en schelpen; werkten op dezelfde wijze. Zij gaven aan dat een zeevaarder een route moest volgen tot hij een bepaalde ster op een bepaalde plaats zag staan, en dan verder navigeren volgens aanwijzing om zijn doel te bereiken. Zo voeren zij met hun dubbelk:ano's onder meer van Hawaii naar Tahiti, een afstand van 10.000 km, een vierde van de aardomtrek! (Dit is uitgetest met de reconstructie van een historische kano in de jaren 1970.) De Polynesische navigatie komt in Menzies' betoog helemaal niet voor. Maar als je dit allemaal optelt, lijken de Chinese exploten plotseling een eind minder bij de haren getrokken. Rest er nog het cartografisch materiaal. Een heleboel raadsels blijven onopgelost. Na strenge eliminatie houden wij twee kaarten over: de PiriReïs-kaart van 1502 en de Waldseemüller-kaart van 1507. Vespucci zeilde op zijn derde reis tot in Patagonië. Op de Turkse kaart zijn echter delen van het uiterste zuiden te zien, waar Vespucci nooit kwam, plus delen van Oost-Amerika, die nog een halve eeuw buiten het bereik van de Europese explorators zouden blijven. En dan is er tenslotte de kaart waarmee onze eigen odyssea begon: Waldseemüller 1507, de eerste gedrukte wereldkaart en de eerste met de naam America. In de eerste aflevering wezen we reeds op de gedetailleerd weergave van de Baai van San Francisco. Ondertussen zou bij een zandbank in de Sacramento, in de noordoostelijke hoek van de baai, het bedolven wrak van een Chinese jonk zijn gevonden. Resultaten van het beloofde onderzoek kregen we nog niet onder ogen. PRECOLUMBIAANS AMERIKA: ISOLATIONISME VERSUS DIFFUSIONISME
Van bij het ontstaan van de amerikanistiek, ca. 1850, overheersen twee elkaar bestrijdende strekkingen het wetenschappelijk debat: isolationisme versus diffusionisme. De eerste richting gaat uit van het volstrekt unieke en zelfstandige karakter van de Amerikaanse culturen, die tot stand gekomen zouden zijn zonder invloed van buitenaf. De tweede neemt aan dat een aantal buiten-Amerikaanse beschavingen het ontstaan en de ontwikkeling van de Amerikaanse culturen hebben beïnvloed. Egyptenaren, Feniciërs, de 'Verdwenen Stammen Israëls', de Indiërs en Japanners passeerden om de beurt of gelijktijdig de revue. De amerikanist Nigel Davies onderwierp in een verdienstelijke poging tot synthese de belangrijkste theorieën aan een kritische analyse in zijn boek Amerika voor de komst van Columbus. Oorsprong en ontwikkeling van de oudamerikaanse culturen (1976). China duikt in zijn verhaal regelmatig 32
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
op, meestal in verband met het motorisch moment van de oude culturen in de Nieuwe Wereld, het tijdstip waarop zij opduiken in de schijnwerpers van de geschiedenis. En dan staat de wetenschap voor een probleem van synchronisatie. Zowel bij de Olmeken in Mexico als bij de Chavin-cultuur in de Andes (beide te situeren ca. 1000 v.C.) komen frappante parallellen met China voor in de voorwerpen zoals aardewerk, in vorm en iconografie. Maar de tijd klopt niet! Ofwel vind je ze in Amerika lang voor China, ofwel veel te lang daarna. Davies geeft een overzicht van de Chinese berichten van overzeese expedities. Die gaan terug tot Qin Shihuangdi (221-206 v. C.) en de Han-dynastie (206 v. C. 220 n.C.). Typerend is dat hij alleen melding maakt van de oostelijke Golfstroom (Weihü in China) die de Spaanse galjoenen veel later effectief zouden benutten voor de tocht van Manilla naar Mexico. Terwijl Menzies voor de Zheng He-expedities de westelijke route omheen Afrika verdedigt, die paradoxaal genoeg, als men de heersende winden en zeestromingen, kent normalerwijze sneller is dan de logischer lijkende oostelijke weg.
Lijkwade van jaden plaatjes, verbonden met zilverdraad. Oostelijke Han. 2de eeuw. L. 170 cm, B. schouders 47 cm, gewicht 25, l kg.
Mozaïekmasker van een Maya-vorst uit Tikal (Guatemala). Jadeïet, diopsiet, schelp, paarlemoer en pyriet. 6de eeuw . H. 34,5 cm, B. 29,5 cm . Zowel in China als in MesoAmerika is het zeer harde jade uiterst kost-baar en wordt het klaar-blijkelijk met dezelfde doeleinden gebruikt: het lichaam (symbolisch?) voor bederf bewaren. Wijst dit op rechtstreekse contacten of is het toeval? 33
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Na de Tweede Wereldoorlog is een steeds groter aantal specialisten ertoe gaan neigen 'om precolumbiaanse relaties tussen de beide hemisferen een zekere waarschijnlijkheid toe te kennen.' (Let op Davie's voorzichtige formulering!) Dat was bijvoorbeeld het geval bij het merendeel van de deelnemers aan een symposium dat in 1968 in Santa Fe, New Mexico, gehouden werd over het onderwerp Man across the Sea: Problems of Pre-Columbian Contacts. Gezaghebbende geleerden als de Amerikaanse archeoloog Gordon Ekholm en de Oostenrijkse sinoloog Robert HeineGeldern (+ 1968) 'houden een zeer lange periode van contacten voor mogelijk' (Davies: 128). Sinds Heyerdahl (1914-2002) in 1947 tijdens zijn Kon-Tiki-expeditie met een balsavlot de Stille Oceaan overstak van Ecuador naar Polynesië, zijn de opvattingen langzaam gaan kantelen. Zeker toen hij dat succes nog eens over deed en in zijn Ra-expedities ( 1969 en 1970) erin slaagde met een papyrusboot van Safi in Marokko naar Barbados te zeilen. 'Het is buitengewoon belangrijk om te erkennen dat er geen groots opgezette kolonisatie van Amerika is geweest, laat staan een kwestie van de een of andere verovering. Bemanningen zijn misschien van tijd tot tijd in kleine groepen van de Amerikaanse kust aan land gegaan en het binnenland ingetrokken. Er wordt echter de nadruk opgelegd dat dergelijke bezoeken nauwelijks toevallig hebben kunnen plaatsgehad als gevolg van een afdrijven van de koers door stormen of zeestromen. Heine-Geldern wijst er op, dat kunstenaars en sterrenkundigen (zonder wie de reizen stellig zonder resultaat zouden zijn gebleven) over het algemeen niet enkel op goed geloof van wal staken; zij zouden dan pas mee op reis gaan als zij wisten waarheen men koers zette en dat hun diensten welkom waren. Dat houdt bovendien de mogelijkheid van terugreis in, daar dergelijke lieden verwachten weer thuis te zullen komen' (Davies: 132). Hij vat samen: de contacten tussen Azië (China én Indië) zijn mogelijk en zelfs waarschijnlijk, maar hebben de Amerikaanse hoogculturen als deze van Teotihuacan (gelijktijdig met de Han in China) of Tikal (Maya) niet fundamenteel beïnvloed. 'Tenslotte heeft de imitatie van de Chinese kunst in de vorm van chinoiserieën, tezamen met de import van grote hoeveelheden Chinese goederen, het verloop van de Europese geschiedenis niet noemenswaardig veranderd (Davies: 142). NAZATEN VAN DE KEIZERLIJKE VLOTEN In 1999, rapporteerde de New York Times journalist Nicholas D. Kristof in zijn krant een verrassende ontmoeting op een klein Afrikaans eiland, Pate, vlák voor de kust van Kenia. Hier, in een dorp van stenen hutten tussen mangrovebomen, ontmoette hij een aantal oude mannen, die hem vertelden dat ze afstammelingen waren van Chinese zeelui, die schipbreuk geleden hadden op Pate, vele eeuwen geleden. Hun voorouders hadden handel gedreven met de lokale bevolking, die hun giraffen bezorgd had om naar China te verschepen. Maar hun schip sloeg lek op een rif in de nabijheid. Kristof noteerde een aantal aanwijzingen die hun verhaal leken te bevestigen, waaronder hun vaag Aziatisch uiterlijk en de aanwezigheid van antieke porseleinen erfstukken in hun woningen. Hij had er vanzelfsprekend geen idee van dat hetzelfde verhaal opduikt in het relaas dat Menzies aanhaalt van een Portugese jezuïet uit ... 1569 (Menzies: 231) 34
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Levende nazaten van de Keizerlijke Vloten zijn in Australië, NieuwZeeland of de beide Amerikas' niet gevonden. Wel zijn er de verslagen van de Europese ontdekkingsreizigers die op gestrande Chinese kolonisten zouden gestuit zijn. Legendes bij de Aborigines in Australië, de Nayarit in Mexico en de Maori's in Nieuw-Zeeland over de komst van 'honingkleurige' mensen die met grote schepen arriveerden, koppelt Menzies aan pre-Columbiaanse kunstvormen (onder andere rotskunst) over niet-Europese mensen en buitenlandse schepen. Sommige van die kolonisten zouden zich met de plaatselijke bevolking hebben vermengd. Nog omstreeks de helft van de 19de eeuw verhaalt een ambtenaar van de Amerikaanse regering over een zeer afwijkende 'indianenstam', die door de grote pokkenepidemie van 1835 was uitgeroeid . Hetzelfde lot trof tezelfdertijd de Mandans op de Grote Vlakten; een ramp waarvan de Grote Zwartrok, onze landgenoot pater Desmedt getuige was. De pokken waren in Amerika onbekend voor de aankomst van de blanken. Tot na 1950 had niemand enig idee van een veel grotere pokkenepidemie die door het hele gebied van de huidige Verenigde Staten zwiepte in de 16de eeuw, lang voor de eerste blanken hier arriveerden. Cherokee-legenden verhalen nog van de catastrofe die hun volk decimeerde. Vandaar het bijstellen van de pre-Columbiaanse bevolkingsaantallen in NoordAmerika (VS & Canada) van 1 miljoen vijftig jaar geleden, naar 20 miljoen tegenwoordig.
MATERIËLE GETUIGEN Vermits het rechtstreekse menselijke bewijs ontbreekt, moeten we op zoek naar andere argumenten. In 1879 werd nabij Port Darwin in Noord-Australië een Chinees beeldje opgegraven. Dat bevond zich meer dan een meter diep onder de wortels van een minstens 200 jaar oude banianeboom (soort vijgenboom). Dit en andere bewijzen bevestigen de verhalen van de aboriginals over een volk met een lichtere huidskleur en een meer ontwikkelde technologie dan de Maleiers. Chinese handelaars of ontdekkingsreizigers hebben dit continent wellicht in de 15de eeuw bezocht (China 1988: 71). Onder volkomen analoge omstandigheden werd in Nieuw-Zeeland een Chinees beeld gevonden. Dan heb je de verhalen over een hele reeks wrakken van jonken in Nieuw-Zeeland, Australië en de westkust van Amerika. Jammer genoeg zijn de meeste in de 19de eeuw en de eerste helft van de 20ste gevonden, toen geen kat geloofde in Chinese ontdekkingsreizigers. En dus deed men alle moeite om het bewijsmateriaal te verwringen tot het paste in de algemeen aanvaarde kadertjes. (Dit is geen conclusie van Menzies, maar - na grondig onderzoek - van mijzelf.)
Voorwerpen gevonden in een wrak bij Pandana: Een prachtige porseleinen schaal uit de Mingperiode, gedecorreerd met een fenlx en een qui/In. Een metate (maalsteen) uit Midden-Amerika.
Maar vast staat dat bij het eiland Pandanan, ten zuidwesten van de Filippijnen in 1993 het vrij goed bewaarde wrak van een teakhouten jonk werd gevonden en onderzocht, die ca. 1410 was gebouwd. Ze bevatte enkele kanonnen, en muntstukken uit de regering van Zhu Di. In de laadruimte lagen onder meer metates: Meso-Amerikaanse maalstenen voor het pletten van maïskorrels. Op grond van eigen, geringe, expertise kan ik bevestigen dat dit klopt, maar dat ze niet afkomstig zijn van de Maya of Azteken. De consequenties zijn echter niet gering. 35
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
FAUNA EN FLORA Migratie van fauna en flora heeft al lange tijd een probleem gevormd voor antropologen en historici. En doet dat nog. In het verleden waren het wetenschappelijk instrumentarium en het mentale kader niet voldoende ontwikkeld. Tegenwoordig blijft het voor controversie zorgen. De voornaamste reden is de bliksemsnelle migratie van dieren en gewassen over de aardbol, tijdens en na de Grote Ontdekkingen. Dit is zonder de minste overdrijving een feit zonder weerga in de geschiedenis van de mensheid. Tarwe en rogge kwamen bijvoorbeeld in beide Amerika's niet voor. Volgens de legende in Ecuador zou onze landgenoot Joos de Rijcke (1498-1578) als eerste graan hebben ingevoerd in de Nieuwe Wereld (2).
Aziatische krulveerkip uit de Ornithologia van Aldrovandi, 1604 (Menzies: 114)
Menzies stelt dat de belangrijkste landbouwgewassen al over de wereld verspreid waren vooraleer Columbus de zeilen hees. Maïs, een inheems Amerikaans gewas, was al op de Filippijnen aanwezig toen Magalhäes daar in 1520 arriveerde. De enige verspreidingsmogelijkheid van maïs is via de mens, de maïskorrel is immers te zwaar om met de wind te worden meegevoerd en bovendien zinkt hij in water. Klopt. Maar er is meer. Brachten de Chinezen met de metates ook de maïs mee? Maïs, zoete aardappelen en andere gewassen uit de Nieuwe Wereld vormden een belangrijke motor achter de bevolkingsexplosie van China, want meer dan een derde van de huidige voedselvoorziening bestaat uit gewassen die afkomstig zijn uit de Nieuwe Wereld: maïs, aardappelen, maniok, pompoenen, chilipepers, cacao, pinda's. Maïs heeft een zeer grote opbrengst, maar bezit het gevaar voor een eenzijdig dieet: het bevat geen lysine, een voor mensen essentieel aminozuur. Tegelijk met maïs verschijnt in Azië amarant, een even voedzaam als belangrijk graangewas met rode korrels, dat wél lysine bevat. Het is eveneens uit de Nieuwe Wereld afkomstig, oorspronkelijk vermoedelijk uit Mexico. Door zijn hoge eiwitgehalte en hoge opbrengst wordt het tegenwoordig op veel plaatsen in de wereld geteeld (Balick 1998: 91). Het knappe boek van Balick & Cox, Etnobotanie. De rol van planten in de menselijke cultuur waaraan bovenstaande ontleend is, focust wel op oorsprong en verspreiding, maar veel te weinig op de data van aankomst in een nieuw vaderland. Zo is het duidelijk dat maïs inderdaad al vroeg succes kent in China. Maar was dat na de tochten van Zheng He's vloot en voor of na de aankomst van de Europeanen? Voor een vroege datum pleit althans dat die Europese aankomst samenvalt met de xenofobe afsluiting door de Ming. China zou veel eerder een veelbelovend nieuw gewas aanvaarden, als het ingevoerd was door eigen mensen. Ook met de verspreiding in beide Amerika's van typisch Aziatische kippen voor de komst van de Europeanen poogt Menzies zijn stelling hard te maken. En met het feit dat kippen daar toen net als bij de Chinezen enkel voor waarzeggerij werden gebruikt. Internationaal zorgt de verspreiding van de kokosnoot voor een soortgelijke discussie. Er bestaat een hele reeks palmbomen. Maar één ervan, die sinds eeuwen verspreid is over Azië en de eilanden van Polynesië, kan alleen maar uit Amerika komen. Werd deze nuttige boom verspreid voor of na de komst van de blanken?
36
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
De kokosnoot was een van de elf inheemse gewassen die op het aardewerk van het oude Peru afgebeeld werden (Heyerdahl 1975: 184). Is ze in Polynesië ingevoerd door Amerindianen zoals de Noorse 'vader van de experimentele archeologie' Thor Heyerdahl meent? Of door de Chinezen?
LAKWERK EN PORSELEIN Menzies ziet de invloed van de Chinese expedities in het voorkomen van lakwerk in Mexico. Er is vaak betoogd dat deze kunsttak pas ontstond na de komst van de Spaanse conquistadores. Laten wij er even een expert bijhalen, Ted Leyenaar, toenmalig conservator van de afdeling Precolumbiaans Amerika in Leiden. 'Het gebruik van lak gaat in Mexico, zo getuigen archeologische vondsten terug tot de pre-Columbiaanse tijd, toen de kalebassen, in het Nahuatl (de taal van de Azteken) 'xicalli' genaamd, rijkelijk beschilderd werden. Er zijn verschillende manieren om lak te verkrijgen: -aje (nij in Guatemala): verkregen uit een gekookte en verpulverde schildluis (coccus of llaveia axin) wordt in lagen aangebracht, dan met graveermesje ingekerfd; - olie uit de zaden van de 'chia', een salviasoort; - 'chica/,ote' zaden van een stekelige papaversoort (argemone) In Zuid-Amerika vind je lakwerk alleen in het Colombiaanse Pasto. Hier geen zaden of schildluizen, doch het rubberachtige sap van de bladknoppen van de 'mopamopa'-boom. Dit werd tot in de 19de eeuw ook gebruikt in Brazilië. Overigens is het ook zo dat de lak van China en Japan verkregen wordt door gebruik van plantaardig sap, afgetapt van een boom, meestal is dit de Rhus vemicijlua, in het Nederlands wel fluweel- of pruikenboom genoemd naar zijn fluweel- of pruikachtige bloeiwijze.' (Leyenaar 1975: 18) Een laatste argument van Menzies: in Califomische musea bevindt zich onevenredig veel porselein uit de vroege Mingperiode. Dit wordt telkens verklaard als: "Meegebracht door de Spanjaarden." Combineer dat met de wrakken van wat klaarblijkelijk jonken van de Keizerlijke Vloot waren, en het beeld kantelt eens te meer.
AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND Een zin uit mijn vorige bijdrage bleef me achtervolgen. In verband met de Chinese wereldkaar van Verbiest schreef ik: Om ze te tekenen heeft hij
onder meer de gegevens gebruikt van Blaeu's grote wereldkaart van 1648, waarop onder andere Tasmans reizen van 1642-1644 zijn verwerkt, maar waarbij hij aanzienlijke correcties aanbracht op basis van Chinese bronnen, waar deze voor Oost-Azii! en zelfs voor Australii! en NieuwZ.eeland vollediger waren dan de Europese. 'Zo kon hij de kustlijn van Australii! gedetailleerd in kaart brengen en zelfs Nieuw-Z.eeland als aft.onderlijk eiland aangeven (China 1988: 407). Een afspraak met de sinoloog prof. Nicolas Standaert (KU Leuven) om te 37
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
helpen met de Chinese bronnen moest helaas uitgesteld. (Maar daarop hoop ik bij een volgende gelegenheid toch terug te komen.) Dus begon ik gegevens over de ontdekking van Australië en Tasmans reizen opnieuw te lezen (waaronder enkele uitgaven van diens scheepjournaal). Hoe weten we dat Verbiest Blaeu's wereldkaart van 1648 gebruikte? Dit vergt enige uitleg. De eerste officiële getuigenis over het bestaan van Australië kwam van het Hollandse jacht Duyfken, dat in 1605 uitzeilde vanuit Bantam op Noord-Java, negen jaar eerder door de Hollanders gekoloniseerd. Tasman vertrok in augustus 1642 uit Batavia, in opdracht van de V.OC. om het Zuidland te verkennen en in kaart te brengen. Hij belandde bij het zuidelijke deel van Australië dat hij 'Anthonij van Diemens Landt' doopte, naar van Diemen, de gouverneur-generaal van de Oost-Indische Compagnie in Batavia, zonder te beseffen dat het een eiland was. (In 1835 herdoopten Engelse kolonisten het in 'Tasmania'.) Tegenwind dreefhem naar het oosten. Na acht dagen varen over de zee die thans zijn naam draagt, bereikte hij de zuidwestkust van NieuwZeeland, dat hij Statenland noemde, omdat hij vermoedde dat het deel uitmaakte van een stuk land dat veel verder oostelijk reeds eerder was verkend. Hij voer naar het noorden en bereikte de doorgang tussen het Zuider- en Noordereiland, die nu Cook Strait heet. Herhaalde tegenwind belette hem die te verkennen en dreef hem langs de kust van het Noordereiland. Dan zeilde hij langs de noorkust naar het oosten, op zoek naar de Solomon Eilanden, maar in plaats daarvan ontdekte hij Tonga en keerde via de Fidji Archipel naar Batvavia terug (Slot 1992: 64)
Kustprofielen uit het journaal van Tasman ( Bricker 1981: 256) . Wanneer een navigator zich door tijdsgebrek of ongunstige wind moest beperken tot het tekenen van enkele profielen, zonder dat het hele eiland kon verkend worden, klopte de vorm op kaart vaak niet met de werkelijke situatie. Dit gold in dit geval voor Australië, dat hij aan Nieuw Guinea vast tekende, doordat de Hollanders Straat Torresvoorbijvoeren , Tasmanië en Nieuw-Zeeland.
Op zijn tweede reis in 1644 verkende hij de noord- en noordwestkust van Australië tot aan de Exmouthgolf en doopte het gebied 'Hollandia Nova', Nieuw-Holland. Op zijn wereldkaart van 1648 nam Jan Blaeu gegevens van Tasman over, doch vreemd genoeg bleef hij -uit zuinigheid?- in zijn veel verkochte atlassen nog ettelijke oplagen later de koperplaten met de verouderde kaart van Oost-Indië uit 1635 gebruiken. In de Chinese bibliotheek van de jezuïeten is geen exemplaar van de wereldkaart bewaard. Dit soort kaarten werd aan de muur gehangen -zoals we kunnen zien op de schilderijen van Vermeer- en versleet snel. Op Blaeu's wandkaart van Oost-Indië uit 1659 waren Tasmans twee reizen wel aangebracht en tot een verbazend nauwkeurige kaart gecombineerd, 38
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
hoewel een groot deel van Australiës kustlijn uiteraard niet was ingetekend. Het zou duren tot Cooks reis van 1769 voordat er aanzienlijke correcties konden aangebracht aan zijn beeld van het vasteland .. en vooraleer Nieuw-Zeeland op de Europese kaarten zijn opwachting maakte. Pas na 1660 verbreidden Hollandse cartografen Tasmans ontdekkingen. Misschien kende Verbiest ook een Franse kaart uit 1662 of de populaire kopie die de Engelse cartograaf John Seller maakte in 1670(Bricker1981:258).
DE GROTE OMMEKEER Een vraag die reeds lang voor Menzies gesteld werd: hoe valt de plotse ommekeer van de Ming te verklaren, net op het hoogtepunt van een ontwikkeling die China tot de leidende zeemogendheid van de wereld maakte? Westerse historici hebben allerlei verklaringen gezocht, als ze zich al niet beperken tot het nietszeggende 'om onduidelijke redenen'. Politiek-economische: de strijd tegen de Mongolen laaide weer op, de voltooiing van de Grote Muur en van het Keizerskanaal dat Gele en Blauwe Stroom verbond, de oorlog in en het uiteindelijk verlies van Vietnam eisten de middelen op die nu naar de massa's geld verslindende bouw van de Verboden Stad en de Keizerlijke Vlootexpedities gingen. Ideologische: de confucianistische mandarijnen verdrongen de eunuchen van de macht, voor eeuwen. Al die redenen hebben ongetwijfeld meegespeeld en ze hebben alle dit gemeen dat ze bepaald zijn door de standplaatsgebondenheid van de betrokken historici. Het doel van de Grote Vloten is namelijk moeilijk te bevatten voor de westerse geest. De belangen en doelstellingen van Zheng He en die van de Europese vloten uit het tijdperk van de Grote Ontdekkingen lagen net zo ver uit elkaar als de twee polen op de wereldbol. De Portugezen, die langs de Kaap naar Indië voeren, streefden naar economisch gewin en uitbreiding van het christendom. Als handelsgoederen bracht da Gama wollen stoffen en prullaria mee die de verachting opwekten van de zamorin (heerser) van Calicut. Bij de 'goederen' die de Portugezen weghaalden, zaten duizenden slaven. Met hun zwaarbewapende schepen deinsden ze niet terug voor gruweldaden op grote schaal. De marine van Zheng He kwam uit een andere wereld. Het doel van deze enorme, kostbare en verreikende expedities was niet schatten te verzamelen of land te veroveren. De Chinezen wilden de macht en pracht van de nieuwe Ming-dynastie uitdragen en zo de 'hele wereld' schatplichtig maken aan het enige en uniek beschaafde land dat China was. In plaats van armzalige prullen schonken zij stalen van vakmanschap. Een land dat schatting betaalde aan China onderwierp zich niet aan een veroveraar; het was een erkenning van China's superioriteit (Boorstin 1987: 215). Het stopzetten van de Grote Expedities en het vernietigen van alle gegevens die erop betrekking hadden betekende de doodsteek voor de meest geavanceerde scheepstechnologie ter wereld. In enkele jaren tijd werd zowat de hele Chinese know how vernietigd, een van de 39
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
allergrootste tragedies uit de maritieme geschiedenis te vergelijken met boekverbranding onder Qin Shihuang Di (259-210 v.C.), de keizer van het terracottaleger. Al die onvervangbare kennis ging in de eerste plaats verloren om ideologische redenen. De grote schepen rotten weg, er is geen enkel bouwplan bewaard en het enige overblijvende materiële bewijsstuk is het reusachtige scheepsroer dat in 1962 in Nanjing ontdekt is. Voor het einde van de 15de eeuw was er geen schèepsbouwer meer over die nog in staat was een van de grote schepen te bouwen. Begin 16de eeuw stond er zelfs de doodstraf op het bouwen van een jonk met meer dan twee masten (Cuyvers 2003: 109)! Omstreeks 1720 stelde de Japanse shogun aan de bestuurder van een havenstad de vraag: "Waarom zijn de Chinese schepen sneller dan de onze?" Prompt leverde de magistraat een lange rol met knap getekende en zeer gedetailleerde informatie over de verschillende jonktypes die zijn haven bezochten. Dit is een unieke historische bron: de Chinezen hebben zelf niets vergelijkbaars (Cuyvers 2003: 106)! Niet alleen de scheepvaart viel stil. China schroefde ook een hele industriële revolutie terug die in de 14de eeuw begonnen was. Het zette onder meer de ontwikkeling stop van een door water aangedreven spintoestel en van mechanische klokken, waarin het op dat ogenblik de eerste wereldpositie innam. Met als resultaat dat in de tijd van Ricci en Verbiest westerse klokken de meest gegeerde geschenken vormden aan het keizerlijk hof en er in China zelf niemand meer te vinden was om defecte klokken te herstellen of om ze naar behoren op te winden! Na Zhu Di wendde het hele rijk zich af van mechanische apparaten en technologie in het algemeen. De schadelijke effecten van deze politiek werden pas goed duidelijk toen de Europeanen in de 19de eeuw niet meer buiten de grenzen te houden vielen (Diamond 2000: 407). Dit is des te vreemder daar China nooit de donkere eeuwen gekend had van Europa na de invallen van de barbaren. Minstens van in de achtste eeuw tot omstreeks 1750 was China het belangrijkste centrum/kerngebied in de wereld, ook wat betreft het niveau van de militaire technologie. Europese producten daarentegen waren nergens gegeerd op de OostAfrikaanse en Aziatische markten (V.d. Voorde 2001). Toen de 15de eeuw aanbrak nam het Rijk van het Midden met voorsprong de eerste plaats in op het gebied van technologische ontwikkeling. Voor het fenomeen van de ommekeer geeft Menzies (p. 49) een oorzaak die de meeste westerse bronnen niet vermelden, of waaraan ze achteloos voorbijgaan als ze het terloops vermelden. En die nochtans o.i. de ultieme beslissende factor is geweest. Twee maanden nadat de armada van Zheng He uitzeilde, woedde een zwaar onweer over de Verboden Stad. De bliksem trof het keizerlijke paleis, dat door brand werd verwoest. Bolbliksems raasden over de Keizerlijke Weg en vernietigden opeenvolgend de drie Hallen van Harmonie. De keizerlijke troon verbrandde tot sintels en Zhu Di's favoriete concubine overleed aan shock. De keizer viel ziek en was maandenlang niet in staat om te regeren. Algemeen, ook door Zhu Di zelf, werd het onweer en zijn gevolgen beschouwd als een afkeurend teken van de Hemel dat de kosmische harmonie ernstig verstoord was 40
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
wegens zijn megalomane politiek. De Mongolen weigerden schatting te betalen. Nog tijdens de hierop volgende veldtocht overleed Zhu Di op 12 augustus 1424 op 64-jarige leeftijd. Reeds de eerste dag van zijn regering, 7 september 1424, vaardigde zijn zoon en opvolger een edict uit dat alle reizen van de Keizerlijke Vloten moesten beëindigd worden. Zijn zoon, die hem na een regering van amper een jaar opvolgde, zette zijn vaders politiek nog radicaler voort. Als zwanenzang maakte admiraal Zheng He eind 1431 een laatste reis, op bedevaart naar Mekka. Maar dat was dan ook het einde. China trok zich voor lange tijd terug in isolement en xenofobie. Dat een natuurverschijnsel zo verregaande gevolgen had op het verloop van de Chinese geschiedenis, valt alleen te begrijpen vanuit het Chinese wereldbeeld. China kende een eeuwenlange traditie waarin goed bestuur centraal stond - anders dan in Europa waar machtshonger van de vorsten de overwegende politieke factor was, en - ongeacht de op het eerste gezicht ideologisch zeer verschillende uitgangspunten- vergelijkbaar met het streven van de Incaheersers. Keizers en mandarijnen vonden elkaar in dit ideaal door de confucianistische imperatief van de kosmische harmonie, waarin de keizer de spilfiguur was als drager van het Mandaat des Hemels. Hij was het brandpunt waarin alle draden van de aardse orde samenkwamen en van hem straalden zij weer uit over de rest van de mensheid. Soms werd dit evenwicht verbroken door een despotisch heerser. Dit was het geval bij Qin Shihuangdi, de 'eerste keizer van China' (259-210 v.C.), die alle confucianistische geschriften liet verbranden. En het gebeurde opnieuw onder de eerste Ming-keizers. De vader van Zhu Di, rebellenleider, overwinnaar van de Mongoolse Yuan-dynastie, had de confucianistische mandarijnen door een politiek van volslagen onberekenbare en zeer wrede zuiveringen als machtsfactor uitgeschakeld. Of toch minstens monddood gemaakt, want hij kon niet zonder hen voor de administratie van het onmetelijke rijk. Zhu Di erfde een keizerlijke macht die in de geschiedenis zelden zo absoluut was geweest. Maar de oude heerser uit 1421 was niet meer de energieke jonge man die zijn legers op veroveringstochten leidde en de grote expedities van Zheng He of de bouw van de Verboden Stad had gestart. En het verbroken machtsevenwicht wreekte zich, toen volgens de Chinese opvattingen de kosmische harmonie verbroken bleek door de brand in de Verboden Stad. De slinger sloeg volledig door in de andere richting: de mandarijnen namen wraak op hun vervolgers, met het bekende fatale gevolg voor de Chinese geschiedenis. Onder Kangxi was de macht van de keizer misschien even groot als onder Zhu Di. Doch hier was de beweging omgekeerd: de piepjonge keizer greep die macht na een equivalente gebeurtenis. Kort nadat Ferdinand Verbiest in 1660 in Beijing arriveerde, zag het er voor de jezuïetenmissie niet goed uit. Na een lang proces werd zijn leermeester Schall in 1665 veroordeeld om levend in stukjes te worden gehakt, terwijl Verbiest en zijn medebroeders zouden verbannen worden. Maar voor het vonnis kon uitgevoerd worden, verscheen er een komeet aan de hemel wat, gezien de Chinese instelling tegenover astronomische verschijnselen, gold als een belangrijke waarschuwing. De reden was klaarblijkelijk de onrechtvaardige veroordeling van de jezuïeten. De dag zelf dat de rechters het vonnis aan de jonge keizer overhandigden, deed een zware aardbeving 41
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Beijing tot driemaal toe op zijn grondvesten daveren. En een goede week later trof een brand het keizerlijk paleis. Dit volstond. De Hemel zelf had de onschuld van de beklaagden aangetoond. Met de eerder al beschreven gevolgen voor Verbiest en zijn ordebroeders. Laten wij ons echter geen illusies maken: als Verbiest onder een Zhu Di of een Qianlong (1736-1796) was terechtgekomen, had het verhaal er heel anders uitgezien! Want er is nog een reden, die toendertijd alleen in China mogelijk was doch niet noodzakelijk Chinees hoeft te zijn. Dat een wereld zo groot als China het pad van zijn geschiedenis radicaal wijzigt, vindt zijn oorzaak juist in de monolithische eenheid van het onmetelijke land onder één despoot. In het verleden had het systeem nochtans de opbloei van de wetenschap krachtig bevorderd, terwijl het nu net in tegengestelde richting werkte en de doorbraak belemmerde die zich weldra in Europa wél ging voordoen. Welk ander land zou in het begin van de 8ste eeuw n.C. in staat zijn geweest opmetingen van een meridiaancirkel te verrichten over ruim 4000 km? Of in dezelfde periode een expeditie uitrusten om de sterren van het zuidelijk halfrond te bestuderen? Sterker nog, geen enkel land zou daaraan ook behoefte gehad hebben (Needham in Temple 1988: 8). De Grote Ommekeer kun je vergelijken met de jaren zestig van de 20ste eeuw, toen door het dogmatisme van Mao tijdens de Culturele revolutie de scholen voor vijf jaar werden gesloten en een onvervangbaar deel van het Chinese culturele erfgoed door de beeldenstorm van de (piepjonge) Rode Gardisten voorgoed werd vernietigd (Diamond 2000: 406). Is wat wij verstaan onder democratie zoveel beter? Denk aan wat het niveau (of het gebrek daaraan) en het star dogmatisch denken van Amerikaanse presidenten als Reagan en Bush jr. deze planeet in de laatste decennia heeft aangedaan. CONCLUSIE
1. Hebben de Chinese keizerlijke vloten in 1421-1423 de Nieuwe Wereld, Australië en Nieuw-Zeeland bezocht en in kaart gebracht? Totdat er meer materiële bewijzen opduiken blijft het een open vraag. Waren ze ertoe in staat? Zeer zeker! 'Het staat als een paal boven water dat de scheepsbouw en het zeemanschap in China op een niveau stonden dat zelfs deze verbluffende veronderstelling mogelijk maakt (China 1988: 71).' Meer zelfs. Heel waarschijnlijk zijn er reeds eeuwen vroeger contacten geweest zodat de admiraals van Zheng He verslagen uit eerdere dynastieën tot richtlijn konden nemen. 2. De Grote Terugtrekking bewijst dat er geen atoombom nodig is om de ontwikkeling van een beschaving stop te zetten. Wat als de stekkers van onze computers uit het stopcontact zouden worden getrokken? Of wereldwijd al de harde schijven gewist door een terroristische aanslag van een of andere halfgare hacker met een radicale versie van een echt doomsday-virus, de ultieme droom van elke maniak? De Chinese ervaring leert dat zelfs een technologisch geavanceerde en globale civilisatie uiterst kwetsbaar is. 42
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
NOTEN
1. Anold J. Toynbee, A Study ofHistory De eerste editie van dit magnwn opus verscheen in de jaren 1930 in 12 delen, meer dan 7000 bladzijden, bij Oxford University Press. Het werd door de auteur bijgewerkt tot aan zijn dood in 1975. Een ingekorte, geïllustreerde versie in één deel van 576 grote bladzijden werd gepubliceerd in 1972 en herhaaldelijk herdrukt in de jaren 1980. Een Nederlandse vertaling (nu alleen nog antiquarisch vindbaar) verscheen in 1957 bij Kroonder in Bussum. 2. Een uitgebreid en rijk gei1lustreerd hoofdstuk over late handschriften, vroege drukken en maniakale bibliofielen, zie: Joos de Rijcke-site, Knop: "eeuw van Joos" http://users.telenet.be/joosdr 3. Chinese keizers droegen, net als de Egyptische farao's, meerdere namen. Eén ervan (waaronder ze in China meestal vermeld worden) is hun dynastieke titel: bij het begin van hun regering namen ze een naam aan, die eerder een heilwens was voor hun bestuur dan een persoonsnaam. Zo betekent Yongle 'eeuwige vreugde'. Eigenlijk zouden wij derhalve de Qing-keizer van Verbiest moeten vernoemen als 'de Kangxikeizer' want het was zijn dynastieke titel. Wij hebben telkens het gebruik van de geraadpleegde bronnen overgenomen, om verwarring te vermijden. 4. Bevolkingscijfers. Tussen de late Ming-periode en de tijd van Verbiest (ca. 1685) kende China een catastrofale afname van de bevolking, van naar schatting 150 miljoen naar 100 miljoen, veroorzaakt door natuurrampen, buitenlandse invallen, burgeroorlog enz. Voor de regering van Qianlong zijn veel exactere cijfers voorhanden, afkomstig van regelmatig uitgevoerde volkstellingen (Spence 1991: 95). 5. Boksers. Als rechtstreeks gevolg van het Verdrag van Nanking nam het verzet tegen de 'vreemdelingen' en het bestuur van de Qing in de 19de eeuw steeds scherpere vormen aan. De Taiping-opstand (1850-1864) eiste 20 miljoen doden ( tweemaal meer dan de Eerste Wereldoorlog) en leidde bijna tot de val van de dynastie. Eind 19de eeuw groeide de beweging van de Boksers (Vuisten der Gerechtigheid en Harmonie) spectaculair in omvang. Dit was een politiek-religieus genootschap, principieel xenofoob, dat alle Europeanen uit China wilde verdrijven en op veel steun kon rekenen binnen de regering. De Boksers vermoordden tientallen zendelingen en duizenden Chinese christenen. In 1900 belegerden ze de buitenlandse legaties van Tiensin en Beijing. Daaraan kwam pas een einde door het inzetten van een internationale troepenmacht. In 1901 werd de regering bij verdrag verplicht de Boksersbeweging uit te roeien en een zeer grote schadeloosstelling uit te betalen aan de Europese naties.
St.-Amands, 13 augustus 2004 43
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
GERAADPLEEGD *Standaardwerken zijn in deze lijst vetgedrukt Kaarten en atlassen Allen, Ph., Atla.s der atlassen. De kaartenmakers en hun wereldbeeld, Alphen a.d. Rijn, Icob, ~999. Bricker, Ch., Geschiedenis van de cartografie, Alphen aan den Rijn, Atrium, 1981. Campbell, T., Hoogtepunten uit de wereld van de cartografie, Amsterdam, Becht, 1981. Goepper, R. (red.), Het Oude China. Geschiedenis en cultuur van het Rijk van het Midden, Houten, Bruna, 1988. Goss, J. (ed.), Blaeu. De Grote Atlas van de wereld inde 17de eeuw, Lisse, Zuid Boekproducties, 1997. Harris, N., De wereld in kaart gebracht. Kaarten en hun geschiedenis, Utrecht, Veltman, 2003. Newby, E., Spectrum Atlas van de grote ontdekkingen, Utrecht-Antwerpen, 1975. De 'Geographia' van Ptolemaeus. Vijftiende-eeuwse kaarten uit de 'Cosmographia', Alphen aan den Rijn, Atrium, 1990. Boeken en artikels Aczel, A., Het raadsel van het kompas, Amsterdam, Prometheus, 2002. Balick, M. & P. Cox, Etnobotanie. De rol van planten in de menselijke cultuur, Beek, Natuur & Techniek, 1998. Baptême de l'Amérique à St. Dié, Bibliothèque Municipale de Saint-Dié-des-Vosges, 1982. Blondeau, R., Fercünand Verbiest, Tielt, Lannoo, 1983. Boorstin, D., De ontdekkers. De zoektocht van de mens naar zichzelf en zijn wereld, Brussel-Amsterdam, Elsevier, 1987. Braudel, F., Beschaving, economie en kapitalisme (15de - l 8de eeuw). Deellll: De tijd van de wereld, Amsterdam, Contact, 1990. China. Hemel en Aarde. 5000 jaar uitvindingen en ontdekkingen, tentoonstellingscatalogus, Brussel, Koninkl. Musea voor Kunst en Geschiedenis, 1988. Cohen, J., De vier reizen van Columbus, Weert, M&P, 1991. Cook, J., Relations de voyages autourdu monde, dl 1. (La Découverte), Paris, Maspero, 1980. Crane, N., Mercator, de man die de aarde in kaart bracht, Amsterdam, Ambo, 2003. Cuyvers, L., Tienduizend jaar varen. Een wereldgeschiedenis, Leuven, Davidsfonds, 2003, 159 blz. Davidson, B., Afrika, een groots continent, Haarlem, Rostrum, 1984, vnl. p. 117-126. Davies, N., Amerika voor de komst van Columbus. Oorsprong en ontwikkeling van de oudamerikaanse culturen, Baarn, Meulenhoff, 1976. de Bougainville, L., Voyage autour du monde par lafrégate la Boudeuse et la flûte l'Étoile. (La Découverte), Paris, Maspero, 1980. Depauw, K., Ontdekten de Chinezen Amerika?, in: De Morgen, 29.01.2003. Diamond, J., Zwaarden, paarden en ziektekiemen, Utrecht, Het Spectrum, 2000. Dyson, J., & P. Christopher, Columbus: voor goud, God en glorie, Houten, Unieboek, 1991. Engelhard, J. & B. Fenner, Wer hat die Kokosnuss... ? Die Kokospalme - Baum der tausend Möglichkeiten, tentoonstellingscatalogus, Keulen, Rautenstrauch-Joest-Museum für Völkerkunde, 1997. Farber, A. Holbein's The Ambassadors and Renaissance ldeas ofKnowledge: "Gratiae invisibilis visibilia signa", State University of New York, sd. http://employees.oneonta.edu/farberas/arth/ARTH214/Ambassadors_Home.html Ferrara. Een bijwndere Renaissance. Het hof van de Este te Ferrara, tentoonstellingscatalogus, Brussel, Paleis voor Schone Kunsten, 2003. Fuson, R., Het scheepsdagboek van Christoffel Columbus, Bruna, Utrecht, 1991. Gleeson, J ., Het arcanum Het fantastische, ware verhaal over de uitvinding van het Europees porselein, Utrecht, Het Spectrum, 1998. Golvers, N. & U. Libbrecht. Astronoom van de keizer. Fercünand Verbiest en zijn Europese Sterrenkunde, Leuven Davidsfonds, 1988. Henderson, J., The Development and Decline of Chinese Cosmology, New York, Columbia University Press, 1984. Heyerdahl, Tb., Tussen de continenten, Baarn, De Boekerij, 1975. Janssen Perio, E., Een Nieuwe Wereld. Europese ontdekkingsreizen en renaissance rond 1500, Baarn, Ambo, 1994. Lakowski, R., Utopia and the 'Pacific Rim': The Cartographical Evidence, in: Early Modern literary Studies, 5.2 (sept. 1999), p. 1-19. http://www.shu.ac.uk/emls/05-2nakocart.htm 44
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Leyenaar, Th., Volkskunst uit Latijns-Amerika, Leiden, Rijksmuseum voor Volkenkunde, 1975. Leys, K., Erasmus en Mercator. Exponenten van hun tijd, in: Archief- en bibliotheekwezen in België, nr. 49, 1995, p. 219-255. Libbrecht, U., Ferdinand Verbiest (1623-1688). Een Vlaamse zendeling aan het Chinese hof, Brussel, Kredietbank, 1988. MacLean, A., De ontdekkingsreizen van kapitein Cook, Amsterdam-Brussel, Elsevier, 1973. Martens, J. & J. Steenssens, Fundamenten 3b: Middeleeuwen, Leuven, Wolters, 1991, 3de druk. Martens, J., Mayaklederdrachten: een geweven wereldbeeld, in: Instituut voor Amerikanistiek, Nieuwsbrief, 200313, p. 3-12. http://users.tijd.com/-tdn24064/bijdragen_mayatex.htm Menzies, G., 1421. Het jaar waarin China de Nieuwe Wereld ontdekte, Amsterdam, Ambo, 2002, 416 blz. Moorehead, A., Darwin en de Beagle, Amsterdam, Septuaginta, 1976, 4de druk. Nambankunst. De Portugezen in Japan, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 1989. Pemoud, R., Christine de Pisan, Baarn, De Prom, 1997. Peyerefitte, A., China en het Westen. Kroniek van een historische ontmoeting, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1991. Russel, F., De wereld van Dürer (1471-1528), Time-Life, 1978, 2de druk. Sagan, C., Cosmos, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1981. Saunders, J. & Ch. O'Malley, The anatomical drawings ofAndreas Vesalius, New York, Bonanza Books, 1982. Schneider, N., Portretschilderkunst, Keulen, Taschen, 2002. Siebold, J., The Cantino World Map (1502), http://www.henry-davis.com/MAPS/Ren/Renl/306mono.html Siebold, J., Fra Mauro's Mappamundi (1457-1459), http://www.henry-davis.com/MAPS/LMwebpages/249mono.html Siebold, J., Yoktae chewang honil kangnido, or The 'Kangnido' (Map ofHistorica[ Emperors and Kings and of Integrated Borders and Terrain) (1402), http://www.henry-davis.com/MAPS/LMwebpages/236mono.html Siebold, J., Piri Re'is: Chart ofthe Ocean Sea (1513), http://www.henry-davis.com/MAPS/Ren/Renl/322mono.html Slot, B., Abel Tasman en de ontdekking van Nieuw-Zeeland, Amsterdam, Cramwinckel, 1992. Sobel, D., Lengtegraad, Amsterdam, Flamingo Pockets, 1999, 2de druk. Spence, J., Het geheugenpaleis van Matteo Ricci, Amsterdam-Brussel, Elsevier, 1987. Spence, J., Op wek naar het moderne China, 1600-1989, Amsterdam, Agon, 1991. Standaert, N., Vragen aan China: verleden, heden en toekomstV, navormingssyllabus, Antwerpen, UFSIA, 1997. Temple, R., China. 3000jaar uitvindingen en ontdekkingen, Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1988. Todorov, Tz., De reiziger en de inheemse volkeren, in: De wereld van de Renaissance, (red.) Garin, E., Amsterdam, Agon, 1991, p. 299-322. Toynbee, A.,A StudyofHistory, Oxford, Oxford University Press, 1972. Toynbee, A., Een studie der geschiedenis. Ontmoetingen tussen beschavingen, Bussum, Kroonder, 1957. Van de Voorde, H., Het tijdperk van Azië (ca. 500-ca.1800}, in: Hermes, nr. 17, 2001, p. 12-22. Van Dingenen, K., De uitvinding van het buskruit en de ontwikkeling van vuurwapens in China, onuitg. lic. verhandeling, KULeuven, 1985. Vanpaemel, G. & T. Padmos, Wereldwijs. Wetenschappers rond keizer Karel, Leuven, Davidsfonds, 2000. Verrycken, A., De middeleeuwse wereldverkenning, Leuven-Amersfoort, Acco, 1990. Via Orientalis, Brussel, ASLK, 1991. Villiers, A., De Chinese jonk, in: Het avontuur van de zee, De Haan, National Geographic Society, 1978, p. 52-55. Walterscheid, U., Waldseemüller en de geboorte van Amerika, in: Instituut voor Amerikanistiek, Nieuwsbrief, 2003/ 2, p. ll. Weber, E., De Apocalyps. Het einde der tijden door de eeuwen heen, Amsterdam, Bert Bakker, 1999. Wilcox, D., James Cook (1758-1779), in: In het voetspoor der ontdekkers, Amsterdam-Brussel, Elsevier, 1976, p. 172-191. Televisie/video De wegen naar Xanadu. DL2: De uitvinding van de vooruitgang, 1995. De wereld in kaart, deel 1en2 - duur: 1u30 minuten, BRT 1991 (Granada Television,1990). Portugal ontdekt de wereld, 4 x 50 minuten, VRT & Mare Nostrum, 1998. Met volle zeilen. Dl. 3: De schepen van de draak, 50 minuten, VRT & Mare Nostrum, 2002. 45
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
Cd-roms, video-cd's Mercator, Brt & VAR, 1995 (Brt 1994), video-cd, 55 minuten. Op de website van de VVLG vind je over Mercator: Mercator. Een interactieve oefening in zelfwerkzaamheid in 4de jaar A.S.O. en technische. http://users.pandora.be/michel.vanhalme/hermes23.htm Gerard Mercator (1512-1594). Ontdek een geleerde uit de l 6de eeuw. http://users.pandora.be/michel.vanhalme/cdrom312.htm
Websites Over Columbus: zie website Joos de Rijcke: http://users.telenet.be/joosdr James Ford Bell Collection: http://bell.lib.umn.edu/map/WALD/indexw.html Startpagina: http://bell.lib.umn.edu/hist/ Mercatorkaart van Amerika uit 1595, op de website van de Koninklijke Bibliotheek van België. Vanuit deze url kun je naar een hele reeks andere kaarten en teksten in verband met een tentoonstelling http://www.kbr.be/america/nl/nl9.html Op de website van de Vlaamse Vereniging Leraren Geschiedenis (VVLG) krijg je een overzicht van sites met historisch kaartenmateriaal. http://users.pandora.be/michel.vanhalme/linksl4.htm Op de volgende website tref je honderden historische kaarten aan, waarvan vele vergezeld zijn van uitstekende, vaak uitvoerige artikels met bibliografie. http://www.henry-davis.com/MAPS/Ren/Renl/carto.html Opgelet: de meeste in deze artikelenreeks besproken kaarten komen uit de sectie 'Renaissance' die door de webmaster (J. Siebold) van het web is gehaald, bij ontstentenis van sponsoring. Merkwaardig genoeg waren ze op het ogenblik dat dit geschreven werd (april 2004) toch nog online te raadplegen op onderstaand adres: http://www.henry-davis.com/MAPS/Ren/Renl/Reno.html Meer over zonnewijzers: http://www.biol.rug.nl/maes/zonnewijzers/ Gavin Menzies heeft aan zijn bevindingen een website gewijd die regelmatig wordt bijgewerkt. http://www.1421.tv/ Confluentiepunten: http://www.confluence.org/ Harrison op de website van het National Maritime Museum: http://www.nmm.ac.uk/site/navId/005 enspecifiek:http://www.nmm.ac.uk/site/request/setTemplate:singlecontent/contentTypeNconWebDoc/contentid/ 355/navld/005001000002 Cook is ruimschoots vertegenwoordigd op het internet. Link page: http://www.win.tue.nl/-engels/discovery/cook.html en website van het National Maritime Museum: http://www.nmm.ac.uk/site/navld/005 Op de educatieve website Nova Online vind je diverse bijdragen over onderwaterarcheologie m.b.t. Chinese jonken en een computeranimatie van een van Zheng he's admiraalsschepen. http://www.pbs.org/wgbh/nova/sultan/explorers.html
46
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
CONFERENTIES BONN2004
9th EUROPEAN MAYA CONFERENCE Maya Ethnicity. The Construction ofEthnic Jdentity from the Preclassic to Modern Times 7 - 12 December 2004 The Institut für Altamerikanistik und Ethnologie (IAE) of the University of Bonn (Germany) will be hosting the 9th European Maya Conference from 7 - 12 December 2004. The conference will combine two events: the EMC Maya Hieroglyphic Workshop (7 - 9 December) and the EMC Symposium (Friday - Sunday, 10 - 12 December). The theme of the 9th European Maya Conference is dedicated to Maya Ethnicity in time-spatial perspective. Ethnicity and identity construction are key issues to the discipline of anthropology. The conference will serve to discuss the question of what defines ethnic identity in Maya culture by trying to identify the forms of its construction, its consequences and the functions various levels of identity may have or may have had in Maya culture throughout time. Fora detailed description of the conference topic, please, refer to the EMC's Thematic Outline
Symposium (10-12 December 2004) The symposium will be held at the Universitäts-Club, Konviktstrasse 9, 53113 Papers will be presented by: Santiago Bastos (FLACSO, Guatemala) Geoffrey Braswell (University of California at San Diego) Allen Christenson (Brigham Young University) John Chuchiak (Southwest Missouri State University) Demetrio Cojti Cuxil (DIGEBI, Guatemala) Pierre Robert Colas (University of Bonn) Jan de Vos (CIESAS, México) Jerald D. Ek (State University of New York, Albany) Elizabeth Graham (University College London) Nikolai Grube (University of Bonn) Armin Hinz (University of Hamburg) Stephen Houston (Brown University) Kerry Hull (Reitaku University) Ulrich Köhler (University ofFreiburg) Patricia McAnany (Boston University) Simon Martin (University of Pennsylvania Museum) Jesper Nielsen (University ofCopenhagen) Bodil Liljefors Persson (Malmö University) Matthew Restall (Pennsylvania State University) Berthold Riese (University of Bonn) Jon Schackt (University of Tromso) Robert Sharer & Loa Traxler (University of Pennsylvania Museum) Kaylee Spencer-Ahrens (University ofTexas, Austin) Alexandre Tokovinine (Harvard University)
Elisabeth Wagner (University of Bonn) Estella Weiss-Krejci (University of Oporto) S0ren Wichmann (MPI, Leipzig) Papers will be presented in English and Spanish and will last30 min. Presentations will be grouped into thematic sessions. Each session will be followed by a panel discussion. Information on the individual sessions and panels will soon be provided on the website.
The EMC Hieroglyphic Workshop (7 - 9 December 2004) The conference will be preceded by a three-day long Maya Hieroglyphic Workshop at the IAE, Römerstrasse 164, 53117 Bonn. Several groups from beginners to advanced level will be available. To help us with the organisation, participants are kindly requested to indicate their level of knowledge on the registration form. All groups will be taught and supervised by experienced tutors. Tuition will be available in English, Spanish and German. An introductory workbook written by Harri Kettunen and Christophe Helmke will be provided to each participant. The EMC Workshop programme starts with an introductory lecture on Tuesday morning. In the afternoon participants will be assigned to their individual workshops. The programme will finish on Thursday afternoon with recapitulating sessions in each workshop. Registration Separate registration is available for both events, if you just want to attend the symposium or the workshop. If you register in advance for the entire week you will get a reduced rate.
Registration (until 15 November 2004) Regular Concession Workshop: 80 euro Workshop: 40 euro Symposium: 80 euro Symposium: 40 euro Both Events: 150 euro Both Events: 75 euro These fees will be available until 15 November 2004 only! Concession fees are available to Wayeb members and students (on presentation of validID only! ).
Registration (on day ofmTival) Regular Concession Workshop: 100 euro Workshop: 50 euro Symposium: 100 euro Symposium: 50 euro Both Events: 180 euro Both Events: 90 euro Please Note: For both events, we recommend advanced bookings. The number ofavailable tickets is limited to - 120 for the Maya Hieroglyphic Workshop, and - 180 for the Symposium, which corresponds roughly to the number of participants counted at the 5th EMC at Bonn in December 2000. 47
NIEUWSBRIEF - Nr.3 - 2004
We cannot guarantee the availability of tickets for Workshop or Symposium on the day of arrival! !! Please check this website for announcements regarding the number of available tickets. Download Registration Form http://www. wayeb. org/download/emc09_registration. pdf You will find all the relevant information about this Conference at:www.wayeb.org (click the EMC button).
FAX: 93.433.41.51 EMAIL:
[email protected] Residencia Profesores (Sra. Elisa Gisbert) Calle Ferrán Agulló (ontbijt inbegrepen) 1persoon47 euro/ 2 personen 67 euro/ 3 personen 95 euro/ 4 personas 110 euro. Calle Ramblas (ronder ontbijt) 1 persoon 35 euro/ 2 personen 55 euro/ 3 personen 68 euro/ 4 personen 84 euro.
BARCELONA
III JORNADAS INTERNACIONALES SOBRE TEXTILES PRECOLOMBINOS Textiles preco/ombinos: pasado, presente y futura Om een uitwisseling van kennis en ervaringen in het onderzoek over precolumbiaans textiel, vanuit verschillende disciplines (archeologie, kunst, etnologie, antropologie en museumbeheer) te promoten.
Wanneer:
Van 29 november tot en met 1 december 2004.
Waar:
Palau Robert, Paseo de Gracia, Barcelona en Centre de Documentació y Museo Textil de Terrassa (Vervoer autocar vanaf Barcelona).
Reservaties Sra. Gisbert
[email protected] Leden die meer informatie wensen, nemen contact op met Mevr. Julia Montoya Provincialebaan, 4 9255 Buggenhout Tel: 052/33.63.09 E-mail: guido.
[email protected]
FILMVOORSTELLING BORGERHOUT
ATARNARJUAT the Fast Runner
Inscriptie:
100 euro (Lezingen, materiaal, certificaat, 1 exemplaar van de Actas, koffie-pauses, en sluitingsdinner inbegrepen) Studenten : 60 euro
De verfilming van een Inuit heldensage door Zacharias Kunuk. Bespreking: zie Nieuwsbrief 2002,4. Armgard Detemmerman. "Achtergronden bij een ons vreemde wereld".
Contacten:
Dra. Victória Solanilla Departament d'Art Facultat de Lletres - Edifici B Universitat Autónoma de Barcelona E-08193 Bellaterra
[email protected] www.estudisprecolombins.org
Waar:
Logies: Hotel Sant Pau Tweepersoonskamer 80.99 euro+ 73 btw I kamer I nacht Eenpersoonskamer 63.38 euro+ 73 btw I kamer I nacht Ontbijt inbegrepen Reserveren via telefoon, fax of email, met vermelding: III JORNADAS INTERNACIONALES SOBRE TEXTILES PRECOLOMBINOS Tel: 93.433.51.51 48
Cinema Rataplan. Wijnegemstraat 27 2140 Borgerhout-Antwerpen Te bereiken: aan Astridplein-Gemeentestraat tram 10 of richting Borgerhout/Deurne. Halte Stenebrug. De Wijnegemstraat is een zijstraat van de Statielei/Borgerhout Wanneer: 9 november te 20.30 uur. Reserveren: Tel.: 03/235.04.90 Inkom: 3 euro
Ghurra's
:nm(äil!lllilîlilliïftlr::t'B Nepalese volkskunst
28 / 8 > 30/1 l / 2004
stadsfeestzalen Sinr-Nrklaas