,r
, .~
le JAAR.-GANG: .
NUMMER lO
OCTOBER 1936.
Plli:_lipsTechnisch BEHANDELENDE SAMENHANGENDE
TECHNISCHE
Tijdschrift VRAAGSTUKKEN
MET DE PRODUCTEN, WERKWIJZEN EN ONDERZOEKINGEN VAN DE N.V. PHILIPS' GLOEILAMPENFABRIEKEN. ,'.
REDACTIE: HET NATUURKUNDIGLABORATÓRIUMDER
N.V.PHILIPS'GLOEILAMPENFABRIEKEN,EINDHOVEN·
DE "PHOTOFLUX" EEN LICHTBRON
VOOR FOTOGRAFISCHE
MOMENTOPNAMEN.
J. A. M. v. LIEMPT en J. A. DE VRIEND.
door
,
Samenvatting. De "Photoflux" is een Iichtbron, geschikt voor het maken van foto. grafische momentopnamen; zij bestaat uit een met zuurstof gevulde ballon, waarbinnen een lange draad van een lichtontvlambaar metaal tot ontbranden kan worden gebracht. De methoden worden besproken volgens welke de ontwikkelde Iichthocveelheld, en de lichtintensiteit als functie van de tijd zijn gemète.n.· . .
Inleiding De fot?grafie is thans meer dan een eeuw oud en bijna even lang heeft men steeds getracht om op -tijdstippen, dat het natuurlijke zonlicht ons ontbreekt of onvoldoende is, de' beschikking. ,te' hebben over kunstiichtbronnen, die-het fotografèeren "~ok 'dan mogelijk make~. De 'kunetlichtbronnen, waarover d~ fotograaf tegenwoordig kan beschikken; vallen in twee groepen' uiteen, nl.: 1
I)
....
\,
lichtbronnen voor atelierverlichting; waarmee men ,vele opnamen na elkaar kan maken, ,
2)
lichtbronnen, die men slechts éénmaal kan ge, bruiken en di~ dan gedurende een korte tijd .• een :~eer intensief licht ontwikkelen, zooals ook tot uitdrukking komt in de gebruikelijke be. naming: bliksemlicht. '. , .Een lichtbron van .de onder 2) genoemde soort is bij uitstek geschikt voor momentopnamen en moet o:a. aan de vol,gende eischen voldoen:
a)
een groote lichthoeveelheid geven, die echter , niet hinderlijk mag zijn voor de te fotografee: ' ren personen,
b)
geen energiebron noodig hebben, die' ook maar eenigsains omvangrijk ~f zwaar is, •.
~)
I)
. ( geen brandgevaar opleveren of andere onaangename eigenschappen bezitten, zooals rookof stank-ontwikkeling, ,
,:
:
I,
steeds onmiddellijk bedrijfszeker zijn, bijv. ook bij regen storm,
cm
~) kleine 'afmetingen ben.
en een gering gewicht heb-
Het is b'egrijpelijk, dat, het hliks~mlichtpoeder,. dat alleen aan de eischen b) en. e) voldoet en zeker niet aan de eischen .cu:: en d), in de laatste jaren snel werd verdrongen.idoorde bliksemlichtlampen, waarhij het geheele ..proces der oogenblikkelijke Jichtgevende verbranding zich In een .volkomen dichte glazen ballon, afspeelt; Tot deze categorie lichtbronnen. behoort dé "Photoflux",. die met de korte duur van zijn lichtflits van 'slechts ongeveer 1/40 sec geheel valt binnen de reflextijd van het ooglid van ongeveer 1/10 sec: Dientengevolge behoeven tegenwoordig op fotografische opnamen met bliksemlicht de eertijds zoo bekende verschrikte en gesloten' oogen niet meer voor te' komen. Beschrijvipg
-
,De "Photoflux'? (fig. 1) bestaat uit een met zuurstof gevulde glazen ballon van 55 mui of 70 mm diameter, waarin zich een draad bevindt van 'een Iegeering 'van speciale' samenstelling; nl.' aiuminiuni "~ef ongeveer 8 % magnesium. Deze draad • ,is slechts 0,035 mm dik,' en zoodanig gekruld ' in de. ballon aangebracht,. dat hij over het gehe~lè· ballonvolume. gelijkmatig verdeeld is. Het totale draadvolume is niet grooter dan dat van een hagelkorreltje. De ballons zijn verder, na zorgvuldig.luchtledig te ~ijn gepompt, met zuivere droge ,2aiu_rstofvan lage" druk gevuld. In het midden. van, de ballon, dus aan alle zijden door de Iegeeringsdraad omgeven, bevindt zich een· kleine gloeidraad, waarop .e'en' geringe hoèvêelheid van een zwak explosieve Qntätekin&spasta is aange-
~'.:.
PHILlPS
290
TECHNISCH
bracht. Wanneer dit draadje bijv. door aansluiting van de lamp op een zaklantaarnbatterij tot gloeien wordt gebracht, ontsteekt de pasta. Deze ontsteking
17.344
Fig. 1.
De bliksemlichtlamp
"Photoflux".
JAARGANG
TIJDSCHRIFT
1, No. 10
De "Photoflux" gebruikt men het doelmatigst, wanneer men de lamp in een reflector plaatst, zoodat men het grootste deel van het naar alle zijden uitgestraalde licht benut en de lichtsterkte in de gewenschte richting vier- à vijfmaal zoo groot wordt. Men kan daartoe zeer goed de eenvoudige cartonnen reflector van de "Photoflux" gebruiken, tenzij rnen de voorkeur mocht geven aan een meer, geperfectionneerd, maar dan ook veel kostbaarder product. De "Photoflux" wordt zoowel gemaakt met de dwerghuls voor zaklantaarnlampjes als met de normale schroef- of bajonethulzen, die voor gloeilampen worden gebruikt. Deze laatste soort kan men behalve op een batterij van 4 volt ook ontsteken op de lichtleiding, waartoe in deze "Photoflux", om de smeltveiligheid der huisinstallatie tegen doorsmelten te beschermen, een snel werkende vei.ligbeid is gebouwd. De fotografisch werkzame energie van het licht van de "Photoflux" komt wel het duidelijkste tot uiting bij beschouwing van onderstaande belichtings· tabel, welke geldt voor het kleinste in de handel
wordt op de legeeringsdraad overgedragen, die zijnde type J. dan in de zuurstofatmosfeer zeer snel verbrandt. Doordat zich in elke lamp eenzelfde lengte draad Bel icht ingstabel voor "Photoflux" type I bij gebruik van bepaalde dikte bevindt en de ontwikkelde van de lamp met reflector. lichthoeveelheid direct evenredig is met het geAfstand in meters tot op te nemen voorwerp bij verschil lende lensopeningen. wicht van de draad, is men er zeker van, dat alle lampen van hetzelfde type ook dezelfde hoeLensopening 13,514,516,3111 112,5118 I 21 I 32 veelheid licht geven. Normaal Warmeer de lam p na het verlaten van de fabriek 1,6 4,5 2,6 2,3 6,5 8 orthochromatisch 1 op een of andere wijze lek wordt, bijv. door een Snel barstje in de ballon, dan vult zij zich, ten2,2 1,9 7 3,7 3,2 9 12 orthochromatisch gevolge van de lage zuurstof druk, door dit barstje Normaal 2,4 1,6 2,8 4 8 4,5 11 14 panchromatiscb heen verder met lucht. Een dergelijke lamp, met Snel een verzwakte ballon en een gasdruk, welke veel 2,2 4 13,4 6 16 11 6,5 20 panchromatisch hooger is dan die van de oorspronkelijke zuurstofvulling, zou bij ontsteking gevaar kunnen opleveren, Lichthoeveelheid en specifieke lichtopbrengst doordat de ballon de drukschok bij de verbranDe waarde van bliksemlicht voor fotografisch, ding niet zou kunnen uithouden. Om dit te voordoeleinden wordt mede bepaald door de lichthoe komen is in de ballon een diepblauwe vlek van een cobalt-zout aangebracht, die zich, wanneer er veelheid (lichtstroom maal tijd). Voor de metin, lucht in de lamp lekt, door wateropnemirig uit de lucht lichtrose kleurt. Dit zout is zóó gevoelig, dat de eventueel binnendringende lucht ook bij droog weer en lage temperatuur voldoende 3 v waterdamp bevat om deze kleur-omslag te doen plaats hebben. Lampen met licht-rose in plaats van 2 blauwe stip zijn dus defect en mogen wegens de kans op springen niet worden ontstoken. 1------ I-. Doordat het lichtgevende verbrandingsproces in een gesloten ruimte plaats vindt, is de "Photoflux" o onder alle weersomstandigheden even bedrijfszeker. 250V 150 200 o 100 50 /74/:5 Brandgevaar is uitgesloten en de zich ontwikkelende Fig. 2. Karakteristiek van de Philips fotocel, type 351' verbrandingsproducten blijven binnen de ballon.
-I
/
I
OCTOBER
1936
,;PHOTOFLUX"
daarvan kan men van een foto-electrieche" cel gebruik maken in combinatie met een fotometerbol en een electrostatische voltmeter. Wij gebruiken de foto-~lectrische cel type 3510 (een vacuum cel met' kalium kathode), waarvan de karakteristiek in fig. 2 is weergegeven. Hieruit ziet men, dat; de foto-electrische stroom van deze cel practisch onafhankelijk is van de anodespanning, zoolang deze niet onder 50 volt daalt, hetgeen van- groot belang is, voor de nauwkeurigheid der metingen, De kleurgevoeligheid is ongeveer dezelfde als die van een orthochromàtische plaat, de roodgrens ligt bij ongeveer 0,75 micron, , VoÓr de meting van de lichtlioeveelheid werd dl? volgende inrichting gebruikt (fig. 3). De "Photo-
de lichthoev~elheid van 25 000 lum sec of wel 1 000 000 lumen gedurende 1/40 seconde overeen met de door 1000 lampen van 100 decalumen gedurende diézelfde tijd uitgezonden lichthoeveelheid. De, verbrandingswarmte van de legeeringsdraad wetd gemeten ih eèn '",erbraiidingsbon{ en bleek te bedragen:' ,.' ,,! . '., .. ' •. :.,., . . 28,9 watt, sec/~g; -~ ~.. ". Daar de "Photoflux" type I ·27 mg Iegeeningsdraad bevat, .is dè specifieke lichtopbrengst: dus:' ~" "
.
,.
"
':-: ',.";,'
25000, " ,1'~32 ,1';~Ein/wit~.: .', ~ 27
x' 28,9
'.
-Ot,
'.'~
" : \; " . ..~:.<", , , ~,',:
Pit .komt overeen ~~t <Jespecifieke Iichtophrengst van:,;;en' zwart Iichaam van::~ngeveer' 3100· IC.~' •
-~
.;
~
,
.~
"I
..t
••••
,
.L ....
''''_
'.:..
..... 4J .• ,:.,
eÓ:,
• ..
,
."
•
;
De lichtintensiteit'al~
,
/74/4
Fig. 3. Opstelling voor het Iotometreeran, van hliksemlieh. ten. ,1 bol van U lh ri c h t; 2 "Photoflux"; 3 scherm; 4 melkglaasje, dat door het scherm 3 tegen de directe stralen der "Photoflux" wordt beschermd; 5 diafragma; 6 foto.eel ; 7 electrostatische voltmeter.
"Ilo
r
..
';~"
f1ÏnC~,ie.v~n,~e tijd
- N'aást' de' totaie Jichthoeveelheid v~~ de hliksemlichtlamp is het wenschelijk te weten, hoe de licht- " ontwikkeling als functie van de tijd verloopt. Het gebruikte meetapparaat- bestaat in hoofdzaak" uit, eert combinatie van foto-electrische cel en kathodestraalbuis. De fotostroom, die doo~ het licht van de "Phbtoflux" wordt opi~,~ekt,geeft op een inductievrije weerstand vab ·,~Q.OOO :,Ohm- een spanningsverschil. De uiteinden van d~~e wee~stal1d zijn verhouden· met de afbuigplatens die, een verticale uitwijking aan de kathodestraal geven; het tweede stel afbuigplaten .doet geen dj~nst en is geaard. 'In fi,g. 4 vindt men e~n'llçh~ma van de opstelling. Boven? ziet men de' hoogvacuum kathodestraalbuis (1), rechts, onder het voedingsapparaat van de kathodestraalbuis, dat de gloeistroom levert voor de indirecte verhitting van de, kathode en verder, over eenige potentiometer-aftakkingen, de gelijkspanningen voor het rooster en de beide anodes: Onderaan links ziet men de fotocel (2), die anode-
flux" werd gehangen in een b~l van U I b -,:i c h t. De foto-electrische cel 6 is met een electrostatische voltmeter 7 verbonden; de condensator, die .deze voltmeter uit de aard van zijn constructie, bezit, . is van te voren met een kleine wrijvings-electriseermachine :'tpt . 300 volt geladen. Zoocha er licht op de celvalt, wordt de condensator door de fotostroom ontladen; doordat deze onafhankelijk is vande spanning' op' de cel (boven 50 volt) is de ontwikkelde lichthoeveelheid recht evenredig met het verschil in spanning van de electrostatische voltmeter. vóór en ná .de ontladi~g,. mits de laagste spanning minstens 50 volt bedraagt en de ~capaciteit onveranderd blijft. De capaciteit van de genoemde' condensator wordt door parallelschakeling van één of meer condensatoren aan de te verwachten lichthoev:eelheid aangepast. Door ijking. van de fotometer met een standaard, gloeilamp van bekende lichtstroom, welke men heaalde tijd laat branden, kan men de lichthoeveelleid van de bliksemlichtlamp in -Iumen-seconden , , erekenen. ' Zoo vindt .men voor de "Photoflux" type I een lichthoeveelheid van .25 OpO lum sec, oor type IJ van 50000 lum sec. Daar de flitstijd . Fig. 4. Schema van de installatie 'voor iichtintensiteit als functie van de tijd. 1 art de lamp ongeveer 1/40 sec bedraagt, komt 2 Iotoeel, type 3512. .;
. .. '
.'
-~
~~'\
"
, . JAARGANG 1, No. 10
PHILlPS TECHNISCH TIJDSCHRIFT
29"2 .
hoeveelheid 'licht bekend is, worden omgerekend spanning uit een batterij van 360 V krijgt, met de in absolute waarde. Het verloop van. de lichtstroom weerstand van 50 000 ohm en twee lekweerstand~n als functie ',van de tijd vindt mep voor type I in van 10 Megohm, over welke de afbuigplaten .met .fig. 5 weergegeven. de geaarde anode van de buis verbonden zijn:,In deze opstelling werd een vacuum fotocel met cae-De vertragingsüjd. sium kathode (type 3512) gebruikt, omdat hier' bij afw~zigheid van een versterker een hooge ge.Behalve de lichi-tijdkromme is ook nog de ig: .,:ervoeligheid vereisclrt wordt. De fotocel bevindt zich tragi.ngstijd van belang, d.w.z. de tijd, die verstrijkt tussóherr het inschakelen en het begin van' de 'liclitin een' metalen, huisje, 'dat r aan een bol van U Ib r i c h t is bevestigd. Tusschen bol en cel emissie van de "Ph~toflux". Om deze ie meten wordt bevindt zich ook hier een regelhaar diafragma, het' laatst beschre\ren apparaat met. een kleine toeZoodra de ;,Photoflux" in de fotometerbol ontstoken voeging uitgebreid. Parallel 'aan de' fotocel (fig. 6) -wordt en li~ht geeft,. valt dit op de fotocel, nadat is een radiolamp Philips E 499 geschakeld, welke het door het diafragma tot de gewenschte hoeveelheid is teruggebracht. Het spanningsverval in de koppelweerstand van 50 000 ohm bestuurt dan de kathodestraal. De verkregen verticale beweging van de kathodestraal wordt gefotografeerd met een speciale oscillograaf-camera met een zeer lichtsterke optiek. In dez'e camera wordt de fotografische plaat horizontaal bewogen door een zich ontspannende veer. Het oplichten van de pal, die de gespannen veer in de camera loslaat, is gekoppeld aan een schakelaar, die ook de "Photoflux" inschakelt, zoodat tegelijkertijd met de beweging van de plaat de beweging v!in de kathodestraal plaats heeft. De tijd wordt gemeten door een klein neonlampje mede te fotografeelm xlO
6
1,0
0,5
..
,
Fig. 6. 'Schema voor het meten van de vertragingstijd der "Photoflux". '
p.esgewenscht uit een batterij van bijv. 240 volts gevoed kan' worden -.Bij het inschakelen van de schakelaar a. op de camera, wordt een relais. K he. krachtigd, waardoor over de twee contacten (die hier, om steeds een goede stroomsluiting te 1l''''lO'~'n parallel zijn geschakeld) de "Photoflux" op een van 4 V w'ordt ingeschakeld. Om het gebruik . een zaklantaarn te imiteeren, is in serie met accu een weerstand, hier van 2 ohm, geschakeld. Bij het inschakelen van de "Photoflux" wordt acéu door hetzelf de contact tevens tusschen de en rooster van de lamp E 499 geschakeld, dat het ,rooster 4 V meer negatief wordt dan tevoren [mèt een potentiometer over de gloeispannin van de lamp E 499) was ,ingesteld, zoodat geen plaatstroom. meer vloeit. Deze plaatstroom , passeerde de koppelweerstand van 50000 ohm en gaf op de kathodestraalbuis een uitwijking, .die bij het inschakelen van, de "Photoflux" verdwijnt. Wanneer de ,~Photoflux" licht gaat emitteeren, wijkt de kathodestraal opnieuw uit en de tijd, diè verstrijkt tusschen .deze beide uitwijkingen, is de ge· zochte vertragingstijd. Behalve deze kan men tevem de gehe~le Iichtsterkte-tiid-kromme meten. . lnfig. 7 is ee~ oorspronkelijk oscillogram weergegeven, waarin niet slechts het .Hoht-tijddiagram,
ei
,
0 ,O~
1\ 5 sec x10-2 , /74/6
Fig. 5. Lleht.tijrlkromme' van de "Photoflux". tische flitstijd.
T
is de prae\
ren, dat: op een wisselstroomnet van 50 perioden brandt, waardoor men telkens na 0,01 sec op de plaat een zwart streepje krijgt. Het verkregen oscillogram wordt eventueel met een vergrootingsapparaat 4 à 5 maal vergroot en kim, d~a'i de totale
OCTOBER
1936
"PHOTOFLUX"
zooals in fig. 5, maar ook de daaraan voorafgaande vertragingstijd is opgenomen. De vertragingstijd van de "Photoflux" bedraagt ongeveer
semlichtlamp samenvalt. Het spreekt vanzelf, dat in beide gevallen, maar vooral in het laatste geval, de vertragingstijd van de bliksemlichtlamp zeer constant moet zijn, wil de lichtontwikkeling daarvan op het juiste oogenblik plaats vinden. Practische
(7$43
Fig. 7. Oorspronkelijk oscillogram van de vertragingstijd der "Photoflux" en van het verloop der lichtsterkte met de tijd.
0,03 sec, hij varieert zeer weinig van lamp tot lamp en is weinig afhankelijk van de vóórgeschakelde weerstand; op een nieuwe en op een gedeeltelijk ontladen zakbatterij geschiedt de ontsteking derhalve even vlug. De absolute grootte van de inschakeltijd is van minder belang dan het feit, dat de inschakeltijd constant is, in verband met het gebruik van de "Photoflux" tezamen met automatische sluiters, zg. synchronizers. Dit zijn kleine apparaten, die aan het fototoestel worden gemonteerd en welke zoowel de beweging van de sluiter als het inschakelen van de bliksemlichtlamp in combinatie bewerkstelligen. De meest eenvoudige, die gewoonlijk bij een sluiteropening van 1/10 sec gebruikt wordt, bestaat uit een electrische schakelaar, die bediend wordt tegelijk met het mechanisme voor het indrukken van de draadontspanner van de sluiter. Met één handbeweging wordt nu eerst het openen van de sluiter bewerkt; een zeer korte tijd daarna zorgt de schakelaar voor het inschakelen van de bliksemlichtlamp, die gemakshalve geschroefd wordt in een fitting, die op de camera is aangebracht; 0,03 sec daarna vindt het begin van de lichtontsteking plaats, die in circa 0,05 sec volledig afloopt, en tenslotte wordt de sluiter automatisch gesloten. Bij een verfijnde uitvoering wordt bijv. eerst de bliksemlichtlamp ingeschakeld en onmiddellijk daarop de sluiter geopend, zoodat dit samenvalt met de lichtontwikkeling. Om volkomen scherpe beelden te krijgen en niet de minste last van kunstlichtbronnen en ramen in het gezichtsveld te hebben, kan de sluiter in dit geval gerust op 1/100 tot 1/500 sec worden ingesteld. Wel moet men er voor zorgen, dat het open zijn van de sluiter met de maximale lichtontwikkeling van de blik-
293
Hitstijd
Het zal duidelijk zijn, dat de tijd, gedurende welke het licht sterk genoeg is om via cameralens enz. op de fotografische plaat in te werken, kleiner is dan de basis van het licht-tijddiagram uit de figuren 5 en 7. De kleinere intensiteiten geven bij de afstanden, die men in de praktijk .voor fotografische opnamen in acht moet nemen, opdat de belichting van de plaat in het juiste zwartingsgebied valt, een bijdrage, die geen rol speelt. Bovendien gaan bij het afdrukken van het negatief kleinere détails verloren. Om de werkelijke practische flitstijd te bepalen, vergelijken we de opname van een bewegend voorwerp met behulp van de bliksemlichtlamp met dezelfde opname bij continu licht met een ideale, vooraf geijkte sluiter en gaan na, bij welke openingstijd daarvan de opnamen identiek zijn. Daartoe hebben we een draaiende zwarte schijf, waarop eenige 6-puntige witte en grijze sterren, van zwarte letters voorzien, op verschi11ende afstanden van het middelpunt aangebracht waren, met de "Photof]ux" gefotografeerd. Daarbij wordt de "Photoflux" aan de hand van een belichtingsformule ') op de juiste afstand van de schijf geplaatst, zoodat de juiste zwarting van het negatief optreedt. De opnamen werden vergeleken met die welke verkregen waren door dezelfde schijf, met dezelfde snelheid draaiend, te fotografeeren bij belichting door een continu brandende lichtbron met vooraf geijkte sluiteropeningstijden van 1,'10, 1/25, 1/35, 1/50 en 1/100 seconde 2). Op deze wijze vonden we voor de practische flitstijd 1/35 tot 1/50 sec, zulks in overeenstemming met fig.Sals men rekent, dat de lichtintensiteit, die minder dan 20 à 30;70 van de maximale intensiteit bedraagt, bij het begin en einde der 1ichtontwikkeling geen latente zwarting op de plaat veroorzaakt. Bij voorkeur wordt een sluiter gebruikt, waarvan de traagheid van beweging van de lamellen zeer klein is. Bij openingstijden beneden 1/25 sec wordt bij voorkeur gediafragmeerd, opdat het lichtdiagram van de sluiter zoo goed mogelijk een rechthoek vormt. ,)
J.
A. M. van 471, 1934. Voor het ijken men verwezen de V r i end,
Lie
m pt,
Rec. Trav. chim.
Pays Bas 53,
van sluiters met de kathodestraalbuis naar J. A. M. van Lie m pt en Z. Phys. 95, 198, 1935.
J.
zij A.
PHILlPS
294
De kleur
van het licht
Het spectrum van het licht van de "Photoflux" is gemeten met een Hilger spectograaf type E 3 met kwarts prisma op Ilford Special Rapid Panchromatic platen. Het negatief werd volgens V i s ser 3) door een filter met verloop ende dichtheid afgedrukt, zoodat de spectraallijnen met grootere intensiteit op de afdruk in zekere mate langer worden dan die met kleinere intensiteit. Het resultaat vindt men in fig. 8. Het spectrum is continu en loopt van ongeveer 0,35!L tot in het infrarood. Een sterkere band en lijn vindt men bij 0,52!L (Mg) en 0,59!L (Na). Bovendien werd het weergeven der kleuren op verschillende platen door middel van de Agfa Stufenfarbentafel4) gemeten. Wij vonden: Plaat 3)
Blauwgevoelige pl aat Isocbromatische " Orthochrornalische " I Panchroma tische " 11 Panchromatische " Panchromatische " III
\ rood \ geel \ groen \ blauw
I
30 30 30 180 70 90
I
15 30 20 80 60 50
I
30 30 30 30 50 40
160 160 180 100 120 120
Ter vergelijking volgen hieronder metingen aan dezelf de platen b~j daglicht bij onbewolkte hemel op het noorden uitgevoerd. Men ziet hieruit, dat het licht van de "Photoflux" beter is dan daglicht, 3)
4) 5)
JAARGANG 1, No. 10
TECHNISCH TIJDSCHRIFT
S. H. R. V i s s e r, Physica 1, 497, 1934. H. Are n s und J. Egg e r t, Z. wiss. Photo 29,239,1930. De Panchromatische platen I, 11 en III zijn van drie verschillende groote fabrieken.
/7$42
Fig. 8. Spectrum van de "Photoflux".
wat betreft het weergeven van kleuren. De kleurtemperatuur van het licht van de "Photoflux" is gemeten door het fotografische weergeven der kleuren te vergelijken met die van verschillende andere lichtbronnen, waarvan de kleurtempera-
Plaat
plaat Blauwgevoelige Isochromatische " ,. Orthochoma tische Panchromatische " I ,,11 Panchromatische Panchromatische " III
\ rood \ geel \ groen \ blauw
I
30 30 30 90 60 60
10 20 15 40 40 30
I
25 30 30 30 40 30
180 180 180 180 140 160
tuur bekend is. Daartoe is de kleurenkaart van v 0 n Lag 0 rio 6) bij het licht van deze lichtbronnen en bij dat van de "Photoflux" op verschillende panchromatische platen gefotografeerd. Het resultaat was, dat de kleurtemperatuur van de "Photoflux" iets hooger is dan die yan de koolbooglamp en rond 4000 "K bedraagt 7). 6)
7)
A. v 0 n Lag 0 rio, Photo Ind. 23, 629, 1930. J. A. M. van Lie m p t en J. A. de V r i end, Z. wiss. Photo 34, 237, 1935.