De Pest te Brugge
A. Clarysse
• De ziekte • De Epidemieën te Brugge • Geneeskundige maatregelen tegen de pest • Religieuze middelen tegen de pest Dr. Albert Clarysse, Brugge, 2009 Copyright Dr. A. Clarysse
Vooral tussen 1348 en 1669 zijn pestepidemieën de verschrikkingen van de middeleeuwen geweest
A. Clarysse
DE PESTEPIDEMIEËN De Haestighe Siecte De Zwarte Dood
De “Haestighe Siecte” omdat ze dood veroorzaakt in 2 - 5 dagen. Vanaf de 19e eeuw ook ”De Zwarte Dood” genoemd omdat ze huidbloedingen veroorzaakt die de huid zwart verkleuren. “Gesel Gods” – de pest werd aanzien als straf van god.
A. Clarysse
De Ziekte
De pest wordt veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis die knaagdieren zoals ratten besmet. De infectie wordt overgebracht door rattenvlooien tijdens het bloedzuigen. De mens kan besmet raken door vlooien, een rattenbeet of een besmet persoon.
A. Clarysse
Er zijn 3 verschillende ziektebeelden
De builenpest
De longpest
De bloedpest
is het gevolg van een vlooienbeet. De pestbacillen worden afgevoerd naar de klieren in de lies, oksel of hals die opzwellen (builen). Via de klieren kunnen de bacillen in het bloed komen en over gans het lichaam uitzaaien. Die uitzaaiing leidt tot de dood binnen de 5-6 dagen. Als er geen uitzaaiing is geneest meer dan 40%.
ontstaat als de pestbacil ingeademd wordt. Er volgt een longontsteking met ophoesten van sterk besmettelijke bloederige fluimen, uitzaaiing in het bloed en dood binnen 2-3 dagen
doet zich voor wanneer de pestbacillen in het bloed terechtkomen, hetzij tijdens het verloop van de builen- of de longpest. Soms vindt de uitzaaiing in het bloed plaats vóór er vorming is van builen. De patiënt sterft binnen de 24 – 48 u met enkel de tekens van shock.
December 1347 Juni 1348 December1348 Juni 1349 December 1349 Juni 1350 December 1350 Stad geheel of gedeeltelijk gespaard
Caffa
In 1331 breekt een pestepidemie uit in China. Langs de zijde- en de specerijen routes verspreiden ratten de pest naar West-Azie en ze bereikt in 1346 de Krim. Caffa, waar de Genuezen een handelspost hebben, wordt door de Tartaren belegerd. Die lijden aan de pest en katapulten hun lijken over de stadsmuren. De belegerden vluchten op hun galeien naar Sicilië. Vanuit Marseille verspreidt de pest zich over heel West-Europa. Men schat dat de bevolking van Europa met een derde, d.i. 25 miljoen doden, verminderde.
A. Clarysse
Onder invloed van deze hogere krachten werd op aarde het pestgif gevormd uit verroting van materie van dieren, mensen, planten of aarde. De vorming van pestgif kwam dus vooral voor in moerassen, stilstaand water, lijken, uitwerpselen, voedsel, en ook in de diepten van de aarde, b.v. ten gevolge van een aardbeving. Het pestgif kan, vermengd met lucht of met water, het voedsel en alle voorwerpen waarmee het lichaam in contact komt besmetten.
A. Clarysse
In de periode van de grote pestepidemieën kende men het bestaan van bacteriën niet. Geneesheren, o.a. ook Montanus, dachten dat de pest veroorzaakt werd door pestgif. Dit werd gevormd onder invloed van buitenaardse, kosmische krachten. Bepaalde standen van planeten, de invloed van kometen, de wil van God, zelfs de duivel en magische krachten werden als oorzaken aanzien.
Pestepidemieën te Brugge Oude kronieken beschrijven een aantal pestepidemieën of pestilentiën Voor het eerst in onze streken een epidemie die door de geschiedschrijvers ‘pest’ genoemd wordt. Er zouden 12.000 mensen gestorven zijn.
1008
“er regneerde zulck een moorddadighe pestilentie dater qualick volckx ghenouch te lyve bleef, om die doden te begraven”.
1089
“daghelicse ghinghen onsprekelick veel persoonen zo compasselick ende miserabelick te niete, dat jammere was”.
1093
“een afgriselicke pestilentie”.
1095
“eene afgryselicke pestilentie die men corts daernaer zo zach regnieren, dat zy menich duyzent persoon tlyf costede”. Dat was ook het geval in 1214, 1234 en 1300
1316
Na geweldige stortregens tijdens de zomer die veel schade aanbrachten aan de oogst, huizen, kaaien en bruggen ontstond hongersnood en pest “zulck een gruwelicke ende moordadighe sterfte ofte pestilentie, dater wel ruym den derde persoon bleef …” “Summe vanden doden lieden, dusentich, neghen hondert,achte ende dertich personen”.
1349
De Europese pandemie.
A. Clarysse
1006
Pestepidemieën te Brugge De pest die uit het Oosten komt bereikt Brugge via Sluis.
1366
Nadat “up St Nicolas nacht zo horribelicke ende schryckelicke’ wind opstak “daar en was ghen mensch levende, die van dierghelicke wynde wiste te spreken … volchde een zeer gruwelicke mortaliteit ofte pestilentie”. N. Despars in zijn Kroniek van het graafschap Vlaanderen
1438
“Eerst was er weer armoede en famiene, en daarop volgde door heel Vlaanderen zulk een moorddadige pestilentie dat er door de rechtvaardige hand van God meer dan vierentwintig duizend personen, alleenlijk binnen de stede van Brugge, stierven tussen Sinxen en Sint-Maartensmesse”. N. Despars.
1467-68 De schrik voor de pest sloeg om in een vervolging van de ‘reeuwers’, meestal arme lieden die pestlijders verzorgden. Ze mochten het geld , de klederen en de inboedel behouden van families die volledig uitstierven. Vermits er in Brugge geen Joden waren, werden de ‘reeuwers’ ervan verdacht in de waterputten van de stad en in de wijwatervaten vergift te werpen of peststof op de deuren te smeren om de pest te verspreiden.
A. Clarysse
1360
1489-91
Voor het eerst maatregelen getroffen door de Magistraat: Alle water (grachten, waterputten…) werd gezuiverd. Dwalende honden werden afgemaakt door hondeslagers. Besmette huizen werden gemerkt met een bundel hooi aan de gevel. Besmette personen en hun verzorgers bleven in quarantaine: ze mochten alleen de straat op tussen 17u en 7u en moesten een lange witte stok dragen. Drie Brugse vroedvrouwen stonden de zwangere pestlijdsters bij. De stad ontvolkte. De vluchtelingen werden gedwongen terug te keren.
1530 1544 1563 1570 1579
Gedurende gans de 16e eeuw heersten de pest en andere epidemieën in Vlaanderen. Er wordt een ambtenaar aangesteld om besmette huizen te registreren. Er waren talrijke overlijdens, alle scholen gesloten, vuren aangemaakt. In 4 maanden tijd zou volgens geschiedschrijvers de bevolking van Brugge met 80.000 mensen verminderd zijn, door de pest en godsdienstoorlogen.
1583
De pest van 1583, de gruwzaamste waarvan Brugges jaarboeken gewagen woedde de ganse stad door, acht maanden lang
1602
Er werden pesthuysen opgericht op het Magdalenaveld waarheen de pestlijders werden gebracht.
A. Clarysse
Pestepidemieën te Brugge
1603
De magistraat stelt een “Camere van gezontheyt” in.” De de burgemeester, 2 schepenen, 2 docteurs in de medecyne, een chirugien en een secretaris maakten er deel van uit. Met volle macht en last om alles te ordoneren en te doen executeren , door rode meesters, reeuwers en andere daarvan dependerende, wat ook maar enigszins met de pest te zien heeft”. Van die tijd af begon dat vruchten af te werpen.
1632
In 1631 en 1632 woedde de pest allerhevigst. De paters Discalsen, die pas 6 maanden in Brugge verbleven, boden spontaan aan “te vertroosten de personen bevangen met de contagieuse siecte”. Negen paters stierven aan de pest. Er worden een ganse reeks nieuwe ordonnanties afgekondigd. De grote pest. Te Brugge binnengebracht door een Engelse koopman. De H. Franciscus Xaverius werd als patroon tegen de ziekte verkozen en op 10 juni 1666 werd een algemene processie gehouden. In de Peperstraat bleef één enkele man in leven. De stad leverde gratis lijkkisten, later werden lijken in stro gewikkeld. Op 2 februari 1667 werd een dankmis gecelebreerd in de Sint-Donaaskathedraal en in de kerk van de Jezuïeten om het einde van de pest te vieren.
1665-67
1669
Laatste opstoot van de pest.
A. Clarysse
Pestepidemieën te Brugge
De pest van 1583, de gruwzaamste waarvan Brugges jaarboeken gewagen woedde de ganse stad door, acht maanden lang.
E. Rembry. De Bekende Pastors van St-Gillis te Brugge
Het is duidelijk dat de sterftecijfers die vermeld worden in de oude kronieken schromelijk overdreven zijn.
A. Clarysse
“Onder tusschen - zegt Guliemus Weydts, een ooggetuige - rynnerde de peste zoe zeere onder de poerterye ende de vrymde lyeden, ende onder de landslyeden dye ghevlucht vaeren, dat een gru vas om zyene ende om hoeren; de leyden storven zoo zeere in alle huuzen, op alle straeten, in alle canten, op alle plaetsen, dat derlycke vas om hoeren, zoe datter op desen tydt, bynnen den teryn van viij maenden, zyn ghestorven bynnen Brugghe van de perste enden van ander haesteghe zykten vel tachentcych dusendt persoenen onder mans, ende vrauwen ende jonghe dochters, ende jonchmans, zonder de cleene kynders; Godt ghedyncke de zyelen.”
A. Clarysse In 1563 gelast de Magistraat een man zich te informeren over de huizen en de personen die besmet waren met de pest. Hij moest een grijze mantel dragen, met een rode band op de rechter mouw. Elke dag, om zeven uur ‘s morgens bracht hij mondelings verslag uit bij een ambtenaar aan de Blinde Ezel brug. Die rapporteerde bij het College.
A. Clarysse
Tijdens de epidemie van 1570 waren alle scholen gesloten. In verschillende stadswijken werden vuren gemaakt om de lucht te zuiveren. In de Bogaerdenschool werden 550 bundels verbrand. Er waren zoveel sterfgevallen dat men niet meer zo zorgvuldig als naar gewoonte het overlijden kon vaststellen.
A. Clarysse De Leprozerij van H. Magdalena, gelegen tussen de Boeverie- en de Smedenpoort, werd in 1578 afgebroken. In 1602 werden op die plaats, ook ‘stedevyver’ genoemd, Pesthuizen gebouwd, waar de pestlijders verzorgd werden. In 1666 moesten er op de Stedevijver drie dubbele rijen barakken bijgebouwd worden.
De geneeskundige maatregelen tegen de pest
A. Clarysse
De piskijkende arts stond machteloos tegenover de pest omdat hij de oorzaak niet kende.
“Er zijn er die volgend teken als een zeer betrouwbaar doodsteken beschouwen: zij werpen de melk van hun moeder, die haar jongetje voedt, in de urine van de pestlijder: zo het vocht onmiddellijk op de bodem neerslaat zal de patiënt binnen de zes, zeven dagen sterven; zinkt het traag, dan geneest hij”.
A. Clarysse
Twee Brugse geneesheren schreven een boek, in het latijn, over de pest: Jan Pelsers, 1569 Thomas Montanus, 1669
A. Clarysse Jan Pelsers Meester-chirurgijn, afkomstig uit Diest. Hij werd in 1544 aangesteld als roode meester. Tot driemaal toe werd hij pestmeester benoemd. Hij stierf op hoge leeftijd in 1581. Hij waarschuwt tegen “quack-zalvers en ‘reeuwers’ die schrobbers ofte boeven zijn, die er niets van weten en de ziekte maar helpen verspreiden”. Volgens hem is de oorzaak een venijnige damp die in de lucht ontstaat door verroting van vuile grachten en drekputten.
Thomas Montanus – Thomas van den Berghe
A. Clarysse
Geboren te Diksmuide op 7 juni 1617. Volgde humaniora te Brugge. Studeerde geneeskunde te Leuven en maakte studiereizen in Duitsland en Italië. In 1656 werd hij benoemd tot geneesheerpensionaris van de stad Brugge en van het SintJanshospitaal en in 1659 van het Brugse Vrije. Hij werd zelf besmet door de pest maar overleefde. Hij overleed te Brugge op 8 april 1685. Hij speelde een voorname rol bij de organisatie van de medische beroepsuitoefening te Brugge o.a. van de vroedvrouwen, de chirurgijns en geneesheren. Hij was de drijvende kracht bij de oprichting van de medische sociëteit Sint-Lucas.
Montanus (aan het hoofd van de tafel) met elf chirurgijns
F. Beernaert, 1677 Stadhuis, Brugge
Thomas Montanus 1617 – 1685
A. Clarysse
Hij was stadsdokter en lid van de gezondheidskamer tijdens de epidemie van 1665. Op basis van zijn ervaring opgedaan tijdens die epidemie schreef hij in 1699 een omvangrijk traktaat over de pest.
Het boek van Thomas Montanus omvat 4 delen: 1. Het eerste deel behandelt achtereenvolgens het wezen van de pest, haar vormen, oorzaken, voortekens en symptomen, de prognose en de tekens van de pestgezwellen. 2. Het tweede deel heeft hoofdzakelijk betrekking op het voorkómen van de kwaal.
4. Het vierde deel handelt over pestbuilen en huidletsels, dieet, het reinigen van huizen en de diagnose na het overlijden.
A. Clarysse
3. Het derde deel is aan de behandeling gewijd.
Men dacht dat de pest veroorzaakt werd door pestgif, dat gevormd uit verroting van materie van dieren, mensen, planten of aarde. Het pestgif kon, vermengd met lucht of met water, het voedsel en alle voorwerpen waarmee het lichaam in contact kwam besmetten. De geneeskunde:
Curatief:
het pestgif elimineren of het neutraliseren en de weerstand versterken.
De Camere van Ghesontheyt trof een aantal maatregelen om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan en de verzorging van de pestlijders te verzekeren.
A. Clarysse
Preventief: de vorming van het pestgif verhinderen het pestgif neutraliseren verhinderen dat men er mee in contact komt of dat het gif het lichaam binnendringt.
“Indien u vreest dat u iets kwaads overkomen is, hoest, snuit uw neus, urineer, tracht stoelgang te hebben, snuif azijndampen of andere rook op, en drink een slok wijn of gebruik een hartversterkend middel. Wees verder gerust en pieker niet.” Montanus
A. Clarysse
Preventie “Beter voorkomen dan genezen” Montanus De bezoedeling voorkomen: Bidden (in zover de pest straf van God is) Riolen, grachten, straten, markten, latrines regelmatig reinigen Lijken in water, straten, huizen verwijderen Bereiding van zwarte zeep, walvisolie buiten stad De besmette lucht ontgiften “is nauwelijks mogelijk” Vuur aanmaken in straten en pleinen met bepaalde houtsoorten Buskruit, pek verbranden. Ongebluste kalk blussen Beschermen tegen het pestgif: Ban overvloed aan vrienden en overbodige dienstboden. Van God met deemoedig en berouwvol hart bescherming afsmeken Het lichaam zuiveren van uitwerpselen met dieet en allerlei recepten Ban alle dieren, lijken en uitwerpselen uit het huis behalve de stinkende bok Verwissel regelmatig van kledij en berookt ze met kruiden Vooraleer op straat te komen: neusgaten, lippen, slapen, handen en hartstreek inwrijven met triakel en allerlei andere recepten Pestappel en pillen om in de handen en handschoenen te houden. Geen contact met personen of goederen die in contact geweest zijn met pest Na contact met besmette huizen of individuën, lichaam en kleren beroken.
De woomomgeving Kies een afgezonderd huis, op afstand van kerkhof, vlees- of vismarkt. Allerlei voorschriften voor het reinigen van het huis. Vloeren bedekken met allerlei planten: rozemarijn, marjolein, laurier, enz. … Vuren aanleggen met speciale houtsoorten. Aromatiseren van kamerlucht (b.v. zwavelrook, wierook).
A. Clarysse
De weerstand verbeteren “Er zijn antidota die het hart versterken, het gemoed opvrolijken … en de krachten en de natuur bevoordeligen. Hoewel ze het pestgif niet rechtstreeks bestrijden, bieden ze toch weerstand, beletten de vooruitgang van het gif, totdat de natuur haar krachten samenbundelt.”
Buitenshuis Ga niet buitenshuis als de lucht rotachtig of besmet is, niet voor twee uur na zonsopgang, bij noorden- en oostenwind, liever dan bij zuider- en westenwind. Vooraleer buiten te gaan, een lepel wijnazijn of twee ons siroop van rijpe kweeperen die het best tegen pest behoeden en een lichte klamheid of transpiratie veroorzaken. Montanus
Amuletten of talismans” zijn medicamenten die… geen enkele geneeskrachtige eigenschap hebben, maar waarvan men zegt dat zij werkzaam zijn wegens een wonderbare en voor de mens onbekende hoedanigheid.” Montanus.
A. Clarysse
Kwikzilver, arsenicum, antimoon Dieren: kruisspin (levend in een noot opgesloten), slakken, padden, kikkers Planten en wortels Edelstenen
A. Clarysse
“Werken, eten, drinken, slapen, seks bedrijven: alles moet met mate gebeuren”. “Ik moet toegeven dat zuivere drank, tot vrolijkheid en niet tot dronkenschap gedronken, tegen de pest beschermt”. Montanus
A. Clarysse Niet overdadig baden “Veelvuldige seks put de krachten uit … en verteert het lichaam op duizend manieren”… “De verlokkingen van het vlees moeten daarom vermeden worden.” “Wieckaert deelt mee dat een zekere monnik, toen de pest in Lyon woedde, zijn scrotum doorboorde en in de wonde een stukje nieskruidwortel stak, zoals men met paarden pleegt te doen, en aldus zijn mannelijke attributen van de pest bevrijd mocht beschouwen.” Montanus
A. Clarysse Natuurlijke evacuaties zoals menstruatie, urinevloei, zweten en stoelgang mogen niet onderbroken worden. Stoelgang liefst dagelijks, hoogstens om de twee dagen. Onderbreking leidt tot opstapeling van abnormale humores, bevordert rotting en verhoogt de vatbaarheid voor het pestgif “Dagelijks gebruik van rabarber heeft menigeen van de pest gevrijwaard” Montanus
A. Clarysse “Daarenboven stellen wij dat de smart, de angst, een sterke verbeelding, de bezorgdheid en de zielsverbijstering onmiddellijk of accidenteel de pest veroorzaken. Het is dus aangeraden, bij pest in een blijmoedige geestesgesteldheid te leven zonder bang te zijn … over pest of over aan pest overleden personen niet te spreken, in mooi gezelschap te verkeren met alle soorten vermakelijkheden de verbeelding, de tijd en lusteloosheid op te knappen en te verfraaien” Montanus
A. Clarysse De stad of streek waar pest heerst vermijden of verlaten.
A. Clarysse Niet alle individuen worden tijdens een epidemie besmet. Sommige besmette personen genezen. Zijn meer vatbaar: kinderen, vrouwen (vooral jonge meisjes en zwangere en menstruerende vrouwen), verzwakte en tengere individuen en zwaarlijvigen. Constitutie: vochtige en warme lichamen die brede poriën hebben waarlangs het pestgif gemakkelijk binnendringt. Ook individuen met een overvloed van abnormale humores die niet voldoende uitgescheiden worden door constipatie, afsluiting van de poriën, afwezigheid van menses.
Het stadsbestuur liet in 1604 bij Pieter Soetaert, een handleiding drukken: “Avertissement, trauwe waerschuwinghe ende instructie, welcke Burghmeesters, Schepenen ende Raedt der stede van Brugghe, bij rade ende advies van Medicyns, doen ende geven aen alle Poorteren ende in oorconden der selver stede; sonderlinghe aen alle jonghe aencommende Pestmeesters, hoe sij in het cureeren van de jeghenwoordelyck regnierende Pestilentsche Cortse, mits-gaders eenige voorneemste symptomen ofte toevallen der selve, als daer sijn de Botse ende Cole voortaen sullen hebben te regieren ende gedraghene”.
vaderlicke sorghe, de welcke sy voor t' ghemeene welvaren zyn draghende, en daer inne volghende de voetstappen van hunne voorzaten, die op 't stuk vande peste dickwyls zeer loffelicke en goede Ordonnantien hebben uytghegheven ; hebben goet ende gheraedigh ghevonden, om hunnen medepoorteren, ende andere inwoonderen ter hulpe te commen, soo veel als 't hun moghelick is, in dese droeve ende benauwde regnerende peste, by raede en advise van eenige vande oudste, geleertste, en expeertste Docteuren in de medecyne der zelver Stadt, te laeten uytgaen de naervolghende articlen.” Ten eerste … Dit drukwerkje werd in 1632 heruitgegeven; ditmaal werd het gedrukt bij Nicolaes Breyghel
A. Clarysse
“Burghmeesters, Schepenen, ende Raedt der Stede van Brugghe, uyt liefde ende
A. Clarysse Het stadsbestuur trof maatregelen om de verspreiding tegen te gaan
Stadsarchief, Brugge
Enkele aanbevelingen uit de Ordonatiën Voor de deur van een besmet huis moeten 2 witte roeden staan. Zodra iemand gestorven is moest er dwars over de deur een witte baar geplaatst worden waarop elke week een zwart streepje geplaatst wordt. Die moet daar blijven tot 6 weken na het laatste overlijden. Zo niemand meer sterft, moeten het huis, klederen, lijnwaad en meubelen gezuiverd worden; “alle de coppespinnen” moeten geweerd “tot int upperste”, het stro der beddingen moet verbrand en het huis uitgerookt. Geen meubelen mogen verkocht of vervoerd worden, tenzij na zes maanden.
Al wie in een besmet huis woont moet een witte roede dragen. Ze mogen in geen huizen, herbergen of winkels komen en ze mogen niet over de Burg, de Breydelstraat, de Buerse of de Coornemart passeren of op andere plaatsen waar veel volk is of in nauwe straten. Ze mogen niet op openbare banken of bruggen zitten en mogen enkel het huis uit om zich te verluchten of tot hun verzet. De stad zullen ze uittrekken langst de stadspoort die het dichtst bij hun huis ligt. Het is verboden aan allen die wonden hebben uit het huis te gaan. De bewoner van een besmet huis zal het toegelaten worden zich ter markt te begeven, bij de geneesgoedmenger en in winkels binnen te treden om voorraad en levensmiddelen aan te kopen van 9 uur ‘s morgens tot 3 uren ‘s namiddags, ten ware dringende noodwendigheid het anders raadde; dan zal hij met de hand hoegenaamd niets aanraken, maar enkel met de vinger aanwijzen wat hij begeert te kopen. Handelaars mogen geen geld ontvangen tenzij het eerst in water gedompeld werd.
A. Clarysse
Het dragen en begraven mag gebeuren ‘s nachts. De lijken moeten vier voeten diep begraven in de uiterste hoeken van het kerkhof.
A. Clarysse Zij moeten hun “mesch ende vuylicheyt delven ende omme bringhen ende dooden de Catten ende Honden ( uitgezonderd de beenhouwershonden en de hazewinden) en ze delven in hun bachten zonder die te worpen inde reye”.
De Camere van Ghesontheyt
Maakten daarvan deel uit (1666): - De burgemeester van de Commune: Jan Baptist de Villegas - een schepen - een raadslid - drie geneesheren: Thomas Montanus, Mattheus Rhodius en Jan Vekemans - de rodemeester Josse Speelman - een griffier, Pieter Vanden Driessche. Al wie het beroep van Reeuwer of Reeuwighe wilde uitoefenen moest door de Kamer van Gezondheid onderzocht en goedgekeurd worden. Conditie was wellicht dat men zou immuun zijn voor de besmettelijke ziekte. Zo kon men zonder gevaar voor eigen leven pestlijders verzorgen en, na hun dood, afleggen en begraven.
A. Clarysse
Opgericht in 1603. Deze instelling ontplooide een belangrijke activiteit in de pestjaren 1631-32 en 1666. Al het pestpersoneel stond onder haar toezicht en beheer.
A. Clarysse
De griffier van de Camere van Gesontheyt , Pieter Vanden Driessche, noteerde alle gevallen, overlijdens en uitgaven in de pestboeken.
Archief O.C.M.W. , Brugge
Anoniem. Verzameling O.C.M.W. , Brugge
A. Clarysse Archief O.C.M.W. , Brugge
1. Rodemeesters of ‘roomeesters’ In 1666 waren er 5, aangeworven via een examen bij Th. Montanus Voornaamste taak: gesignaleerde huizen bezoeken, ziekte vaststellen, pestlijders bewegen tot evacuatie naar de pesthuizen en na einde van de ziekte huis ‘zuiver’ verklaren. Pestlijders behandelen (insnijden van pestbuilen) en geneesmiddelen uitdelen. Ze werden betaald en kregen gratis huisvesting, kledij, een paard plus voeder en één man of vrouw als dienstpersoneel. 2. De Roodoctor: eerder adviserend bij het stellen van de diagnose en de behandeling 3. Rode vroedvrouwen Ze stonden zwangere pestlijdsters bij de geboorte bij, thuis of in de pesthuizen. 4. De Reewighen en Reewers Ze waren belast met het verzorgen van de pestlijders - 10 onder hen stierven 5. Stedegarsons Ze voorzagen de pestepaters en de roomeesters van de nodige levensmiddelen en bezorgden wekelijks onderhoudsgeld aan de arme pestlijders. Waren ook boodschappers tussen de administratie gevestigd in Sint-Juliaans en in de Gezondheidskamer en de actieve pestbestrijders 6. De schadebeletters Ze hielden politietoezicht op de geëvacueerde pestlijders in de pesthuizen, de besmette huizen en het verplicht voorzien van het pesteteken, toezicht bij de stadspoorten om de in- en uitgang van burgers en vreemdelingen te controleren. 7. Hondeslagers: moesten rondlopende honden doden ter voorkoming van besmetting 8. Meurderaers: moesten de aalputten van besmette huizen legen 9. De Cellebroeders, -zusters: gingen rond om tijdig de lijken op te halen en ze te begraven 10. De besorghsters hielden toezicht op het opnieuw toegankelijk stellen van gepestifieerde huizen 11 Pestpaters of rode paters zorgden voor de zielzorg van de pestlijders
A. Clarysse
Maatregelen van de Camere van Gesontheyt
Pestepidemie 1666
A. Clarysse
De lokalen van de makelaars en de huisbewaarder werden opgeëist om er een pestmeester en een ‘Rode Pater’ in onder te brengen. Ze werden er voorzien van alle nodige eetwaren, bedgerief, waskuipen, bier en wijn, mandekoets alsook het nodige voeder voor rijdier. De rode meesters beschikten over een paard, de Kapucijnen hadden een ezel als rijdier.
Figuur uit: Makelaars en Handelaars van Nering der makelaars naar Kamer van Koophandel in het XVIIde-eeuwse Brugge. A. Van den Abeele en M. Catry.
A. Clarysse
Klooster van de Cellebroeders te Brugge
De Cellebroeders zorgden voor het tijdig verwijderen en begraven van de lijken en verzorgden ook levende pestlijders. Ze beschikten over een paard op kosten van de pestekast. In het begin van de epidemie werden de overledenen begraven in kisten, later wellicht in stro.
A. Clarysse
Klooster van de Cellezusters
Zwarte Zusters, Cellezusters of Kastanjeboomzusters. In 1602 kregen ze het uitdrukkelijk bevel voor de zieke kinderen te zorgen.
A. Clarysse Rijksarchief, Brugge
Men was uiterst streng tegenover verdachte vreemdelingen die onder de geringste verdenking uit de stad gewezen werden. Mevrouwe Tilleghem die uit haar kasteel, zijnde gepestifieerd, binnen deze stede gevlucht was, werd geordoneerd uit de stad te vertrekken op de boeten van honderd gulden.
A. Clarysse
De stadsmagistraat zette reeuwers en reeuwighen, die buiten de stad pestlijders verzorgd hadden, hoog in de toren van het Belfort gedurende zes weken op quarantaine. Men ging ervan uit dat de besmetting opsteeg en niet afdaalde.
A. Clarysse
De Handelskom in Brugge Pas in 1665 geopend, bleef het hele jaar 1666 afgesloten voor inkomende vreemde schepen. De pest woedde immers in gans Europa.
A. Clarysse Sint-Janshopitaal
Tijdens de epidemie van 1666-68 werden 70% thuis behandeld, 30% in afzonderingsoord (pesthuizen). De ziekenhuizen speelden maar occasioneel een rol bij de opvang van pestzieken, wellicht uit vrees voor besmetting van andere zieken.
Hospitaal van O.L.V. van de Potterie
Artsen die pestlijders bezochten droegen snavelvormige maskers die welriekende kruiden bevatten waaraan men beschermende en zelfs geneeskrachtige eigenschappen toeschreef. “Ik vind dat de arts die zich bij het bezoek aan de pestlijders laat voorafgaan door een vuur om zich te beschermen tegen de rondzwervende pestbesmetting, zeer voorzichtig handelt, vooral indien dit rook uitstraalt.” Montanus
A. Clarysse
Dokters, notarissen en priesters die met pestlijders in aanraking kwamen liepen extra gevaar. Drie geneesheren stierven tijdens de laastste epidemie: Willem de Fief, Franciscus van den Bogaerde Franciscus Waucquier. Montanus werd ook besmet. Hij beschrijft zijn eigen behandeling: “aanzittend bij een groot vuur … een middel om te braken.. een lavement … een hartversterkend middel … twee maal een aderlating … een versterkend middel… overvloedig getranspireerd ”.
De Barbier-Chirurg snijdt een pestbuil in. Rode Meesters waren meestal chirurgijns die instonden voor inspectie, diagnose, evacuatie en behandeling van pestlijders; insnijden van pestbuilen of openmaken met een gloeiend ijzer of door hete was druppelend van een kaars.
A. Clarysse
Het plaatsen van de anus van een levende kip op de pestbuil was volgens Montanus een doeltreffende methode. De sterfte onder chirurgen lag veel hoger dan onder geneesheren. Naast de Joden en de reeuwers werden de barbier-chirurgijns ervan beticht de ziekte te verspreiden door het veelvuldig aderlaten en het openen van pestbuilen
R/ Verkoolde hertshoorn Rinoceroshoorn Zee-eenhoorn ana 1 ons Sterke wijn 6 pond Wijnazijn 5 ons Laten trekken gedurende acht dagen, dan toevoegen: Gifwortel ½ pond Waterlook Gezegend distelkruid Duizendblad ana 1 [M] Ziehier een kamferpoeder dat een uiterst doeltreffend alexifarmacum is: R/ Kamfer 1 drachme In alcohol verpulverde zee-eenhoorn Oosterse bezoarsteen Hartbeen van een hert Tormentilwortel Gifwortel ana 2 scrupel Zout van brunel 1 drachme Zout van alsem Zout van gezegend distelkruid ana 1 scrupel Vermeng alles tot een poeder; de dosis schommelt van ½ tot 1 ½ drachme in een geschikt vehikel. Het bevordert zeer goed de transpiratie, verjaagt en verdrijft het gif en is nog doeltreffender als het met hoornwater vermengd is.
A. Clarysse
Artsen, die de oorzaak van de ziekte niet kenden, maakten zeer complexe recepten met soms de meest bizarre bestanddelen
“Zoals de aard van het pestgif is ook het echte geneesmiddel aan de artsen onbekend”.
“Een flinke slok oude urine van een gezonde man geniet eenzelfde faam”.
“Het menstrueel bloed van vrouwen bevat iets bezoartisch dat werkzaam is tegen de pest, als het gedroogd en verkoold wordt, en men er zout van maakt”. Montanus
A. Clarysse
“Indien men een pad levend in een linnen zakje op de hals van een mens laat hangen, zal hij de pestlijder na enkele uren van zijn ziekte bevrijden”.
A. Clarysse
Volgens een volksgeloof hadden bepaalde soorten poeder een beschermende en genezende werking tegen gevaarlijke kwalen en dodelijke ziekten als pest en tyfus. Het meest effectieve was poeder van gemalen botten van heiligen, maar bij gebrek daaraan kon men ook zijn toevlucht nemen tot steenschraapsel van heilige objecten als grafstenen van heiligen, heiligenbeelden en vooral kerken. Het steenschraapsel was eenvoudig te winnen met een scherp voorwerp kon het uit het steen gekrabt worden. Dit werd genuttigd met olie of water of op het lichaam gesmeerd.
Pestgleuven Kerk Aardenburg
Sterfte ten gevolge van de pest in Brugge
Voornaamste inkomsten van het Sint-Janshospitaal (1339 – 1354) Opbrengsten in lb.gr torn van de hoeven 1339 – 1345 1008 – 1203 /j 1345 – 46 922 1346 – 47 711 1347 – 48 715 1348 – 49 825 1349 – 50 148 “Op de economie was de weerslag 1350 – 51 936 kort maar hevig”. Griet Maréchal 1351 – 52 481 1352 – 53 1171 1353 – 54 1181
A. Clarysse
“Het feit dat de belastingen op het verbruik van eetwaren en drank vóór en na de epidemie (1347 – 1351) te Brugge geen grote verschillen in hun opbrengst vertoonden, duidt erop dat de bevolking geen aanzienlijke schommelingen onderging.” Prof. J.A. Van Houtte
De Zwarte Dood te Brugge 1349 - 1351 -Toegenomen sterfte onder het personeel van het hospitaal O.-L.-Vrouw van de Potterie. - Eveneens in het Sint-Janshospitaal en - onder de lijfrentegenieters. fruitstallen op de markt. - Minstens dubbel zoveel overlijdens als gewoonlijk: 10% van de Brugse bevolking zou gestorven zijn. - De graaf van Vlaanderen geeft toelating om twee nieuwe kerkhoven buiten Brugge op te richten. Griet Maréchal
A. Clarysse
- In 1350-51 was er geen enkele belangstelling voor
Pastoor Adrieaan vander Haghe (1623-37) noteerde in het parochieregister van Sint-Michiels een afzonderlijke rubriek “sublati peste” , tenminste voor de volwassenen. Hieruit besloot F. Roose… de epidemie van 1634 was een zeer zware aderlating en voor sommige gezinnen bracht ze zelfs de volledige uitroeiing met zich. In dezelfde periode was er geen toename van de sterfte in Oostkamp. Volgens dezelfde auteur heeft “de pest in 1634 te Brugge weinig slachtoffers gemaakt”. Te Brugge waren er slechts 2 pastoors die bij de naam van de overledene “obiit peste” of “obiit ex contagioso Morbo” plaatsten, die van St-Anna en van St-Walburga.
A. Clarysse
De pest te St-Michiels omstreeks 1634. F. Roose.
Percentage met pest besmette straten
A. Clarysse
A. B. C. D. E. F.
Dr. Pannier
St.-Jan St.-Donaas O.L.V. St.-Jacob St.-Niklaas Carmers
100% 60% 65% 55% 89% 64%
Twee parochies van Brugge, St.- Anna en St.-Gillis, zijn het zwaarst getroffen.
Besmette huizen 2
Dodencijfer 3
Mortaliteit onder pestlijders
april
9
21
1.338 / 3.795 = 35%
mei
51
90
juni
38
102
juli
138
357
augustus
234
441
september
136
153
oktober
77
113
november
23
29
december
20
23
januari
0
6
Totaal
728
1338
maart
Dr. Pannier
Kinderen Vrouwen Mannen
51% 27% 22%
Thuis behandeld 30% Stedevijver 55% In de eerste 5 dagen 50%
Globale sterfte: 1.338 op ca 32.300 inwoners: 3.6 – 4.1%
Uit deze verschillende studies blijkt dat er te Brugge nooit zo een dramatische mortaliteit werd genoteerd als in vele andere Europese steden waar sterftes van soms meer dan 50% van de bevolking geciteerd worden.
A. Clarysse
Maand
53% 90% 81% 55% 57% 93% 70%
meester-hoedenmakers hoedenmakersgezellen meester schrijnwerkers schoenmakers meester-kleermakers schoenlappers metselaars
40.000 / 90.000 inwoners stierven
A. Clarysse
Pestepidemie in Marseille 1720-21
Religieuze Maatregelen tegen de Pest ‘Wanneer wij ind’uiterste armoede waeren, tot voltrecking der vraecke Gods wierd nu d’alverslindende siecte, die in Holland, Zeeland en Engelandt soo veel menschen had ontzielt, ook over onse ellendige medelanders gesonden’ . Chronycke van Vlaenderen.
“De sonden syn oorsaecke van de pest ende andere siecten”. “Penitentie ende afstandt van sonden is een goede remedie tegen de pest”.
De pest werd dus aanzien als een straf van God. De mens wordt aangespoord zijn heil te zoeken in boete, werken van liefde, bijwonen van pestmissen, gebed en verering van pestheiligen.
A. Clarysse
“Also Godt Almachtig weerderom belieft heeft deze stadt te commen besoucken mette contagieuse sieckte”. 1669.
A. Clarysse
Veel mensen zagen de pest als een straf van God. Om Gods toorn af te wenden werden boeteprocessies gehouden. Groepen Flagellanten trokken, zingend en zichzelf geselend, door de steden, ook in Brugge.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Schulden moeten betaald, en onrechtmatig verworven goed moet gerestitueerd. Toestemming [tot intrede in de broederschap] moeit aan de echtgenote gevraagd worden. Iedere intredende moet biechten bij zijn pastoor en hem om toestemming verzoeken. Van de pastoor moet hij hel kruis in ontvangst nemen. Na ontvangst van het kruis mag de intredende geen aalmoezen meer verlangen. Iedere intredende moet de toelating van zijn meesier bekomen. De geselaars moeten vier rectoren of meesters hebben. De geselaars moeten gezamenlijk hun intrede in de steden doen. In geval van onderlinge problemen moeten ze zich tot hun meesters wenden. Zij mogen slechts paarsgewijs gaan, per paar of per twee paren. Niemand mag wapens dragen. Aan arme geestelijken zullen ze overal aalmoezen schenken. Zij mogen niet met vrouwen spreken. Slechts de oudste mag tot de gastvrouw of haar dochter het woord richten. Van vrouwen mogen zij niets aannemen. Aan tafel mag slechts de oudste het woord voeren. Bij noodzakelijke behoeften zullen zij de met het kruis versierde kledingstukken afleggen. Zij zullen slechts op uitnodiging van de gastheer het huis betreden. Niemand mag zonder verzoek van de gastheer aan tafel plaatsnemen.
A. Clarysse
Statuten van de Brugse geselaars
25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38.
Niemand mag water of handdoek gebruiken, tenzij geknield op de vloer. Ieder moet voor en na het eten knielend vijf paternosters en Ave-Maria's bidden. Weerspannigen zullen het kruis afgeven en uit de gemeenschap gestoten worden. 's Morgens zullen zij bij hun vertrek vijf paternosters voor de gastheren bidden. Onderweg zal ieder vijftien paternosters en Ave-Maria's voor zijn weldoeners bidden alvorens de herberg te betreden. Is er één voor de maaltijd uitgenodigd, dan mag hij slechts één metgezel meenemen, indien zijn overste dit toelaat. Niemand mag op een pluimkussen slapen; alleen als hoofdkussen mag dit gebruikt worden. Zij mogen geen strozak gebruiken. Zij mogen niet hel witte geselkleed als deken gebruiken. Zij mogen nergens hun zieken achterlaten. Niemand mag bij het geselen zo ver gaan dat hij ziek wordt of sterft. Moordenaars en echtbrekers zullen anders op de grond liggen dan de anderen. Aalmoezen mogen niet geweigerd worden. Smaad moet geduldig verdragen worden en zij moeten voor hun vervolgers bidden. Hel is verboden op kussens plaats te nemen. De broederschap moet 33 ½ dag duren. Overtreders van deze voorschriften zullen door de Meesters gestraft worden. Niemand mag op eigen gezag het kruis tot zich nemen. Iedere vrijdag, tot aan hun dood, zullen zij zich driemaal per dag en éénmaal 's nachts geselen.
A. Clarysse
20. 21. 22. 23. 24.
De Pest in de Nederlanden Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België, 1998
Dateert van een pestepidemie in 1662. . De boetelingen liepen op blote voeten, gehuld in zakken, bestrooid met as, jammerend en biddend, kaarsen en relikwieën dragend. “Ten zelven tyde trocken die Nederlanders (ook Bruggelingen) in grooter menichte te Roomewaert, omme hemlieden daermede deelachtich te maekene van de schoone pardoenen (aflaten) van den jaere van gracie (jubeljaar 1350), maer den thiensten persoon en keerde niet wedere, zo storven zy onderweghe vander peste ende vermoeythde”.
A. Clarysse
De boetprocessie van Veurne
Geestelijke raadgevers verschaften godsdienstige geschriften.
Heylighe ende oude ghebeden tegen de peste. Te Brugghe gedruckt by Lucas vanden Kerckhove. 1666
1. De sonden syn oorsaecke van de pest ende andere siecten 2. Penitentie ende afstandt doen van sonden is een goede remedie tegen de pest 3. van het ghebedt 4. de Alleheyligste Maegt Maria is een besondere beschermster ten tijde van de peste De inhoud weerspiegelt de tijdsgeest. De mens moet zijn heil zoeken in boete doen, het beoefenen van werken van liefde, dagelijkse missen, pestmissen
A. Clarysse
Open winckel van geestelycke remedien ten tijde van de peste te ghebruycken. Door Fr. Joannes Ludolphus van Craywinckel … 1670.
De Pestheiligen
Zeven Maarschalken: St-Sebastiaan St-Rochus St-Adriaan St-Kristoffel St-Antonius St-Bennon St-Macarius 14 hulpheiligen: worden als minder efficiënt beschouwd maar toch nog voldoende degelijk tegen de pest Volgt nog een ganse rij lokale heiligen, 400 in totaal
A. Clarysse
Onze-Lieve- Vrouw is “Coninghine der marschalcken en oppermeesteresse”
In Brugge zijn de voornaamste: O.L.Vrouw, St-Sebastiaan, St-Kristoffel, St-Adriaan, St-Antonius, St-Rochus, Carolus Borromeus, St-Franciscus, St-Donaas, St-Jacob de Meerdere, St-Jan de Doper, St-Jan Nepomucenus, St-Jozef, St-Barbara en St-Macarius.
Het pestschilderij Poitenvinstraat
A. Clarysse
De Pestheiligen in het Brugse straatbeeld
“Gebenedyd God en Zyne Heyligen altyd, opdat gy moogt wezen van de peste bevryd. In dit huys is de peste gestut ten jare 1666”
Carolus Borromeus
St. -Bruno O.L.V.
St.- Jozef St. -Anthonius H. Rochus
A. Clarysse
Adolf, Bisschop van Osnabrück
H. Barbara
Op deze laatste versie van het pestschilderij, die dateert van 1900, was er heel wat kritiek. St-Jan de Doper, StJan Nepomucemus en St-Macarius, 3 betekenisvolle heiligen voor Brugge aanwezig op de vorige versie, zijn vervangen door Adolf, bisschop van Osnabrück, St-Bruno en St-Antonius waarvan alleen de laatste betekenis had voor de Bruggelingen.
* St-Jan de Doper
Carolus Borromeus
H. Drievuldigheid
O.L.Vrouw
*St-Macarius
H. Jozef
H. Rochus
H. Barbara
Dit pestschilderij werd in 1866 geschilderd door P. Maes voor de 200ste verjaardag van het ophouden van de pest. Gruuthusemuseum, Brugge
A. Clarysse
* St- Jan Nepomucemus
Sint - Franciscus Xaverius Sint – Walburgakerk, Brugge Als jezuïet-missionaris bekeerde hij duizenden mensen in Indië, Malakka, de Filipijnen en Japan. Hij stierf in 1552. Wanneer zijn lichaam op 22 maart 1553 in Malakka aankwam, hield daar de pest op. In 1627 werd een deel van zijn rechterarm uit Rome naar Brugge gebracht en in een kostelijke zilveren arm gevat (nu vervangen door een houten verzilverde arm).
A. Clarysse
Tijdens de langdurige pest van 1666 maakte de Brugse stadmagistraat SintFranciscus bijzondere pestpatroon van de stad.
“Den H. Franciscus Xaverius besonderen patroon tegen de peste aengenomen door het magistraet der stad Brugge ten jaere 1666”
A. Clarysse
A. Clarysse Sint-Rochus Sint-Walburgakerk
Relikwieschrijn van H. Rochus 2e helft 19e Eeuw Sint-Walburgakerk, Brugge
H. Rochus, Kapel van Onze-Lieve-Vrouw-van-Blindekens, Brugge Schenking uit 1690 van Joost Schroy,
A. Clarysse
A. Clarysse
Rochus , zoon van een adellijke familie, verlangde naar een leven als kluizenaar. Hij gaf al zijn bezittingen aan de armen en ondernam een pelgrimsreis naar Rome. Onderweg brak de pest uit. Rochus gaf zich vol toewijding over aan de verzorging van de pestlijders. Nadat hij zijn pelgrimstocht in Rome voltooid had keerde hij terug naar Montpellier, zijn geboorteplaats. Onderweg werd hij bij Piacenza zelf door de pest getroffen. Niemand wilde hem helpen en hij trok zich in een bos terug, in gebed zijn dood opwachtend. Hij werd echter door een engel verzorgd en een hond bracht hem dagelijks brood. Rochus genas en zette zijn reis naar Montpellier verder. Hij zou daar als spion gearresteerd zijn en na vijf jaar lijden in de gevangenis gestorven zijn. Rochus wordt afgebeeld als een pelgrim, met een pestwonde op de dij, in aanwezigheid van een hond en een engel.
Legende van de H. Rochus Groeningemuseum In 1827 overgebracht uit het stadhuis te Brugge
A. Clarysse
Het Brugse straatbeeld telt nog een aantal pestheiligen
Oude Gentweg 169
A. Clarysse Walstraat
Oude Gentweg 27
Rozendal
A. Clarysse Kammakerstraat
Wijngaardstraat
Sint-Adrianus Kruispoort
Het is niet evident waarom hij pestheilige geworden is
A. Clarysse
Sint-Jan-Nepomucenus, Brugge
Relikwie van Sint-Jan Nepomucenus Onze-Lieve-Vrouwkerk, Brugge
Sint-Macarius
A. Clarysse
Oostmeers, Brugge Sint-Macarius werd geboren te Antiochië en werd er bisschop. Hij zou als pelgrim naar onze streken gekomen zijn en er vele zieken hebben genezen. In de SintBaafsabdij te Gent zou hij op 10 april 1012 van de pest gestorven zijn.
De H. Macarius verzorgt de Pestlijders. J. Van Oost de Jongere, 1673
A. Clarysse
Parijs, Louvre Vermoedelijk afkomstig uit de St-Salvatorskerk te Brugge
A. Clarysse
De Pestheiligen Jan Maes 1670 St-Gilliskerk Dit schilderij hing eerst in de St-Kristoffelkapel die in 1768 werd afgebroken. Het kwan toen in de St-Donaas terecht en vervolgens in Sint-Gillis.
St-Franciscus Xaverius
St-Donaas
Carolus Borromeus St-Jacob de Meerdere
St-Antonius
St-Rochus
A. Clarysse
St-Sebastiaan
St-Adrianus
St-Sebastiaan St-Antonius St-Rochus H. Adriaen
A. Clarysse
O.L.Vrouw en de Pestpatronen St-Annakerk, Brugge Jacob Van Oost (1601 – 1671) In 1521 werd in de St-Annakerk een Confraternitas SS. Adriani, Sebastiani, Anthonii et Rochi opgericht.
A. Clarysse
O.L. Vrouw van de Pestpatronen St.-Adriaan, St.-Antonius, St.-Rochus, St.-Sebastiaan en St.-Franciscus Confrerieprent van het Broederschap der Pestpatronen
H. Stalpaert
A. Clarysse
O.L.Vrouw omringd door heligen St-Janshospitaal, Brugge
H. Johannes de Doper
H. Johannes de Evangelist
H. Augustinus H. Antonius Abt
A. Clarysse
H. Adrianus
H. Rochus
H. Sebastiaan
A. Clarysse
Carolus Borromeus reikt de communie aan pestlijders van Milaan Gillis Backereel (1572-1662) St-Salvatorkerk Brugge Carolus Borromeus is geboren te Milaan in 1538 uit een adellijke familie. Hij was verwant met de Brugse bisschop Caimo.
A. Clarysse
De voormalige Sint-Kristoffelkapel Sint-Kristoffel was één van de veertien noodhelpers in tijd van pest. De kapel werd afgebroken in 1786. In de kapel was er een levendige verering van de pestpatronen, geconcentreerd rond het altaar van de kaaskopers, dat gewijd was aan Sint-Kristoffel. Een schilderij van Jan Maes met een O.L.Vrouw met de pestpatronen, afkomstig uit deze kapel hangt nu in St.-Gillis.
Relikwie van de H. Barbara.
A. Clarysse
Sint-Jacobskerk, Brugge Als patrones van de goede dood of tegen de ‘schielijke’ dood genoot ze een speciale verering tegen de pest.
St.-Antonius-Abt
St.-Adriaan
H. Rochus
St.-Sebastiaan H. Stalpaert
Het Brugs Pestboekje, 1666
A. Clarysse
Minuscuul boekje, 35x45 mm, in een perkamenten bandje, vervaardigd om als beschermmiddel op het lichaam te worden gedragen. Het bevat de Zachariaszegen.
A. Clarysse
Het Zachariaskruis werd als een “amuleta sacra” en als afweer op het lichaam gedragen. Dit tweearmig Jeruzalemkruis werd vooral in Duitsland gedragen.
Crux Christi salva nos Zelus domus tuae liberet me Crux vincit, crux regnat, crux imperat, per signum crucis libera me, Domine, ab hac peste Deus, Deus meus, expelle pestem a me et a loco isto et libera me In manus tuas, Domine, commendo spiritum, cor et corpus meum Ante coelum (et terram) Deus erat, et Deus potens est liberare me ab ista peste Crux Christi potens est ad expellen-dam pestem ab hoc loco et a corpore meo Bonunn est praestolari auxilium Dei cum silentio, ut expellat pestem a me Inclinabo cor meum ad faciendas iustificationes tuas, ut non confundar, quoniam invocavi te Ze/aw super iniquos pacem peccatorum videns et speravi in te Crux Christi fuget daemones, aeram corruptum et pestem expellat Salus tua ego sum, dicit Domi-nus; clama ad me et ego exaudiam te et liberabo te ab ista peste Abyssus abyssum invocat et voce tua expulisti daemones, libera me ab hac peste: Beatus vir, qui sperat in domino et non respexit in vanitates et insanias falsas: Crux Cristi, quae antea fuit in opprobrium et con-tumeliam et nunc in gloriam et nobilitatem, sit mini in salutem et expellat a loco isto diabolum et aerem corruptum et pestem a corpore meo Zelus honoris Dei convertat me antequam moriar, et in nomine tuo salva me ab ista peste Crucis signum liberet populum Dei et a peste eos, qui confidunt in eo Haeccine reddis Domino, popule stulte? Redde vota tua offerens sacrificium laudis et fide illi, quia potens est istum locum et me ab hac peste libera-re, quoniam, qui confidunt in eo, non confuden-tur Guttun meo et faucibus meis adhaereat lingua mea, si non benedixero tibi, libera sperantes in te, in te confido, libera me, Deus ab hac peste et locum istum, in quo nomen tuum invocatur Factae sunt tenebrae super universam terram in morte tua; Domine, Deus meus, fiat lubrica et tenebrosa diaboli potestas, quia ad hoc venisti, fili Dei vivi, ut dissolvas opera diaboli, expelle tua potentia a loco isto et a me, servo tuo, pestem istam, discedat aer corruptus a me in tenebras exteriores: Crux Christi, defende nos et expelle a loco isto pestem et servum tuum libera a peste ista, quia benignus es et miseri-cors et multae misericordiae et verax Beatus, qui non respexit in vanitates et insanias, in die mala liberabit eum Dominus. Domine, in te speravi, libera me ab hac peste Factus est Deus in refugium mihi, quia in te speravi, libera me ab hac peste Respice in me Domine, Deus meus Adonai, in sede sancta maiestatis tuae et miserere mei et propter misericordiam tuam ab hac peste libera me Salus mea tu es, sana me et sanabor, salvum me fac et salvus ero
A. Clarysse
De rol van de paters in de verzorging van de pestlijders Kerk en Klooster van de Ongeschoeide Karmelieten of Discalsen te Brugge
A. Clarysse
De pestpater of rode pater werd plechtig aangesteld voor de zielenzorg van de pestlijders. Na een pestmis, bijgewoond door de Magistraat en de Clerus, werd hem de peststok overhandigd door de bisschop. Hij werd in processie naar de pesthuizen gebracht waar men afscheid nam. Vanwege de quarantaine was er geen contact meer. Hij werd voorzien van alhet nodige voedsel, brandhout en een ezel.
A. Clarysse
De paters Discalsen boden zich spontaan aan als “gheestelicke vaders om tadminstreren van de Heilige Sacramenten ende vertroosten de personen bevangen met de contagieuse siecte”. Ze werden ondergebracht in een huis met tuin in de Willemijnendreef waar ze een kapel inrichtten. Ze droegen een speciaal kleed van zijde en zeemvel en waren ontslagen van het vleesderven. Toen de pest in hevigheid toenam kregen ze een tweede huis in de Hauwerstraat.
Vielen als slachtoffer van hun toewijding: Broeder Nicolaus, 27j, 7 aug 1632 Broeder Blasius van S. Theresia, 28j, 8 aug 1632 Pater Onuphrius, 32j, 28 aug 1632 Pater Joannes-Baptist à Conceptione, 44j, 7 sept 1632 Pater Prior Dominicus, 19 maart 1635 Engelbert van de H. Jozef, 23j, 13 october 1635 Pater Willibordus, 24 oct 1635 Pater Fabianus van de H. Sebastianus, 30j, 13 mei 1637 Pater Mechior à Simon Stock, 29j, 4 juli 1637
A. Clarysse
A. Clarysse
Het pesthuisje in het Klooster van de Ongeschoeide Karmelieten te Brugge waar de pestpaters tijdelijk in quarantaine gezet werden.
A. Clarysse Schilderij van Herregoudts de Oude, 1698, geschonken door het Brugs stadsbestuur als dankbetuiging voor de toewijding van de karmelieten-pestepaters getoond tijdens de epidemie van 1631-1638. Op de achtergrond staan pestlijders.
De Augustijnen In 1645 breekt andermaal een pestepidemie uit. De paters Augustijnen bieden hun diensten aan voor de verzorging van de pestlijders. Na het einde van de epidemie in 1649 worden de paters plechtig ontvangen door de bisschop en er wordt een Te deum gezongen in de kerk die te klein was voor al de gelovigen. Op 6 dec. 1648 beveelt Mgr Nicolaus de Haudion de augustijnen, die zich verdienstelijk gemaakt hadden bij het bezoeken van pestlijders, aan om in zijn bisdom te bedelen voor hun onderhoud
A. Clarysse
De prior der Augustijnen vraagt op 20 nov. 1649 toelating om ten bate van het klooster een ommegang te doen in het land van het Vrije. Hij beroept zich op de diensten van P. J. Verschrieck en van 3 medebroeders, die tijdens de pest hulp geboden hebben, van wie 2 bezweken zijn aan deze ziekte.
Vijf paters Kapucijnen stierven in 1666 en twee in 1669
A. Clarysse Vrijdagmarkt - Uiterst rechts de kerk en het klooster (1647-1867) van de Kapucijnen
A. Clarysse
O.L.Vrouw van de Zeven-Weeën werd door de pestpaters gehuldigd. De laatste pestpater, de kapucijn Melchior van Menen, offerde plechtig zijn rode peststok aan het beeld van de Mater Dolorosa in de SintSalvatorskatedraal.
De schrik zat erin. De mensen leefden eigenlijk altijd met en naast de dood. “A peste, fame et bello, libera nos Domine” werd in die tijd bij de litanie van alle heiligen gevoegd. Was er invloed op de openbare zeden als gevolg van de straf van God? Er werden in Brugge verschillende broederschappen opgericht i.v.m. de pest. Meer huwelijken (weduwen, wezen, kinderen zonder ouderlijk toezicht). Talrijke processen vanwege het ontbreken van testamenten, bezittingen zonder erfgenamen, betwist eigendomsrecht van huizen en landerijen. De beperking van mankracht verplichtte het zoeken naar nieuwe werktuigen (arbeidssparende methodes), eisen voor hoger loon en kortere arbeidstijd. Het verminderde bevolkingsaantal leidde tot vermindering van het belastingsinkomen en belastingsverhoging. Armen trokken in leegstaande huizen. Er kwamen nieuwe rijken. Boeren verwierven vee, landerijen, een molen … of trokken naar de steden. Onderwijs had te lijden onder verlies van geestelijken. Anderzijds werden nieuwe universiteiten opgericht.
A. Clarysse
Langdurige gevolgen van de pestepidemies in Europa
Montanus. Qualitas loimodea sive Pestis Brugana. 1669. Vertaald in het Nederlands in de Montanus Tijdingen 2008. A.De Meyer. Analectes Médicaux. A.Van Den Bon. Het achthonderd jaar oud Sint-Janshospitaal van de stad Brugge. Kapittel II. Pest en pestilentiën. 88 – 116. De Pest in de Nederlanden: medisch historische beschouwingen 650 jaar na de zwarte dood. Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België. 1999. 326p. A. Dewitte. De geneeskunde te Brugge in de middeleeuwen. 1973. B. Tuchman. De waanzinnige veertiende eeuw. De Zwarte Dood. 120-156. R. Pannier. Van Gissen naar Weten. De pest in Brugge in de 17e eeuw. 222-295. E. Rembry. De bekende pastoors van Sint-Gillis te Brugge (1311-1896). G. Maréchal. De Zwarte Dood te Brugge (1349-1351). Biekorf 1980, 377-392. A.Viaene. De Zwarte Dood. Biekorf 1964, 257-262. H. Stalpaert. Brugse devotieprenten van Onze-Lieve-Vrouw. O.-L.-Vrouw van de pestpatronen. 106 – 115. J. Huyghebaert. Reeuwers in Vlaanderen in 1468. Biekorf 1967, 97-104. F. Hyacinthus. C.D. De Pest en het stadsbestuur te Brugge 1600 – 1631. Biekorf, 145-152. J. Geldhof. De Pestepidemie in Brugge 1665-1667. Biekorf 1974, 305-328. De goede lieden dienen ende by staene, ooc in tyde van peste, ende van ander smettende siecten. (De Zwartzusters en de pest). In De Zwartzusters van Brugge, Diksmuide, Oostende, Veurne en Brazilië. F. Van den Berghe, J. Van den Heuvel, G. Verhelst. 69 -77. F. Van Roye. De verering van de heilige Rochus te Brugge. De Gidsenkring. 1993, 2-31. Pesthuizen en pestpatronen. Idem 78 – 85. De Discalsen en de pestepidemie van 1632 – 1637. F. Roose. De pest te Sint-Michiels omstreeks 1634. Pestschilderij.