dans
Metzger/Zimmermann/de Perrot HOI
di 23, wo 24, do 25, vr 26, za 27 oktober 2001 20 uur . Rode Zaal (kleine opstelling genummerd)
Metzger/Zimmermann/de Perrot HOI
choreografie Gregor Metzger, Martin Zimmermann muziek Dimitri de Perrot scenografie Gregor Metzger, Martin Zimmermann, Dimitri de Perrot kostuums Franziska Born dramaturgie Georg Weinand advies Mercedes Villanueva techniek Ingo Groher licht Christophe Botiaux geluid Andy Neresheimer met Gregor Metzger Martin Zimmermann Dimitri de Perrot
coproductie MZdP ism. Théâtre Vidy-Lausanne luzerntanz-choreographic centre at the luzernertheater
de voorstelling duurt 60 minuten, zonder pauze redactie programmaboekje deSingel foto’s programmaboekje Mario del Curto druk programmaboekje Tegendruk gelieve uw GSM uit te schakelen!
Wat mij in de herinnering het meest treft, is niet dat zij het verleden herhaalt, maar dat zij het heden voedt. Paul Valéry
Het lichamendecor van de acrobaten
Een opklapbaar decor, dat uit de grond komt als een plots opschietende kiem. De voorstelling begint met een lege ruimte waarvan elke plank, verplaatsbaar, zich oneindig veel laat combineren. Dat is ‘HOI’, of hoe je een heel universum kan bouwen vanuit het niets. Deze ludieke vindingrijkheid is de merknaam van het trio Metzger/Zimmermann/de Perrot. Drie bruisende dollemannen met heel verschillende achtergronden. Gregor Metzger komt van bij Béjart Ballet Lausanne, Martin Zimmermann is afgestudeerd aan het Nationaal Centrum voor Circuskunsten in Parijs en Châlonssur-Marne, Dimitri de Perrot bediende de knoppen bij de CD-opname van de Zürichse muziekgroep Sendak. Een echt ‘patchwork’ van anticonformistische talenten dat goed in het alternatieve circuit in Zürich past, waar ze hun repetitieruimte hebben. Hun eerste productie ‘Gopf’ sloeg vorig jaar in als een bom. Nu komt het trio op de proppen met ‘HOI’, een uiterst sobere en uitgezuiverde voorstelling. De ambachtsman “Hoi, dat zeggen twee mensen in het Zwitsers Duits tegen elkaar bij wijze van goeiendag, ze stellen zich op als elkaars gelijken”, analyseert Gregor Metzger, “hoi zeggen, dat is de abstractie van de wereld terugvoeren tot de eenvoud van intermenselijke relaties.” ‘HOI’ belicht de hobbelige interactie tussen mensen en hun omgeving. Toenadering, onbegrip en verandering typeren deze voorstelling waarin de ‘homo faber’, de ambachtsman, de natuur vorm geeft, die op haar beurt de mens verandert. In deze reeks van bijna-ontmoe-
(…) In mijn jaszak zat een steen. Ik haalde hem eruit. Ik wou hem aan mijn borst drukken. Hij was klein en hard. Klein, maar niet heel klein. Hij had een zeker gewicht en hij lag vol in mijn
tingen met nauwkeurige en gecontroleerde bewegingen, zelfs al suggereert men het toeval, wordt de muziek theater en de bewegingen architectuur. En de stenen komen tot leven, het hout ontroert, tot alles zich verenigt met de personages in het mank lopende ballet van de levende. Universele folklore De voorstelling is opgebouwd rond beelden ontleend aan een bergrijk landschap. “In een onherbergzaam milieu is er steeds de noodzaak om creatief te zijn en om overlevingsstrategieën uit te werken”, merkt Metzger op. “De bergen beklemtonen vele fundamentele elementen van het menselijke gevoelsleven,” vult Dimitri de Perrot aan, “ het is een microkosmos waarin het gaat over opsluiting, over de mogelijkheid om te leven en elkaar te begrijpen. We spelen in op de discrepantie tussen een heel abstracte wereld en onderwerpen die eigen zijn aan de bergcultuur.” Als er al een Zwitserse toets is, is deze evocatie van de Alpen nochtans een tegenvoeter van de ‘made in Switzerland’-postkaarten. “Wij zijn op zoek naar een universele folklore, niet specifiek verbonden met Zwitserland,” legt Metzger uit, “ een wereld vol beelden, zwarte humor en metamorfose, toegankelijk voor iedereen omdat ze niet op één plaats in het bijzonder is toegespitst.” Precies omdat het een ruw en vaak onvoorspelbaar universum is, nodigen de bergen uit tot mythologisering en suggereren ze het bovennatuurlijke. Voor de Perrot “legt de natuur regels op, en het is aan de mens om met die regels te jongleren en om verklaringen te verzinnen. Iedereen balanceert tussen een gevoel van absurditeit en zingeving. Vandaar onze interesse in legendes, in bijgeloof, die antwoorden zoeken op die vragen en die een coherent beeld van de wereld samenstellen.” In deze voortdurend veranderende microkosmos wordt de continuïteit verzekerd door de magische driehoek van de relaties tussen de drie
handpalm. Met zachte knedende bewegingen wreef ik hem tegen de muis van mijn hand. Om ons heen knaagde, kwaakte, klapwiekte de nacht. Behoedzaam legde ik hem op mijn lippen.
hoofdrolspelers. In het zicht van de bewegende decorstukken is ook hun identiteit niet vastgelegd, maar uiterst onstabiel. In tegenstelling tot ‘Gopf’, waar Dimitri de Perrot op de achtergrond zijn platen mixte, zoals een god die het menselijke lot bespeelt, duikt de dj hier ook op in het speelvlak zelf. Als een kwelgeest springend vanuit een valluik naar een verwijderbare wand, heerst de orkestleider over het rijk der klanken dankzij zes platenspelers, verborgen in het decor. “Heel de scène lijkt op een groot instrument, een klankkast”, verklaart hij. Vermengde technieken Op verschillende plaatsen in de structuur zitten microfoons verstopt, en de Perrot vangt de geluiden op die ontstaan bij het manipuleren van het decor, hij versterkt en bewerkt ze en gooit ze dan terug in het spel. Ontstaan uit de handelingen van de protagonisten, wordt het geluidsmateriaal hen getransformeerd terugbezorgd; hij brengt de actie weer op gang, mengt zich in hun relaties, kortom, hij mengt zich in het geheel als een extra, uiterst dubbelzinnig personage. ‘HOI’ is noch mime, noch dans, noch concert, maar vermengt de technieken met een opmerkelijke samenhang. Het cement voor deze assemblage is volgens Metzger de verstandhouding: “Het belangrijkste is om de frisheid van de bewegingen te bewaren, het plezier. Het is daar dat we elkaar vinden, ondanks onze heel verschillende achtergronden.” Annick Monod, 24 heures, 14 september 2001, p. 4. Vertaling: Tom Bonte
Ik duwde hem omhoog met mijn tong, liet hem over mijn mond rollen, kuste hem, tot hij vanzelf tussen mijn tanden gleed. O. Rustig legde ik hem weer in mijn hand. Het knaagde in mijn
Personages Lichaam en geest van de bergbewoners zijn erg doordrongen van de natuur, het werk, de familie en het boerenleven. Sagen en mythen maken deel uit van het dagelijks leven. Het harde werken veroorzaakt fysieke afwijkingen. De strijd om het bestaan reflecteert zich in een fysieke houding van de mensen. Enorme krachten worden bevrijd. Personages als de dorpsgek, de kluizenaar of de burgemeester bieden talrijke mogelijkheden om clowneske en tragikomische karakters te ontwikkelen.
Geluid Of het nu om een echo gaat, het knetteren van een gletsjer of het huilen van de wind, de bergwereld is vergeven van de geluiden. De grote stilte wordt doorbroken door plotse en vernielende gebeurtenissen. Geluidsopnames in de bergen worden gemixt met gecomponeerde muziek. Het medium van de vinylplaat speelt ook in deze productie een belangrijke rol. De verschillende toepassingen doen herinneren aan de authentieke instrumenten van het midden van Zwitserland. Percussie, gekrabbel, gerasp en strelingen vervolledigen de gebruikelijke technieken zoals scratchen en loops. Ook lichaam en stem worden gebruikt als instrumenten. Voor de bergbewoners doodnormale geluiden zoals het ‘talerschwingen’ (een daalder door een sleutel gooien, het eist handigheid en brengt een lang en schel geluid voort), het ‘geiselschlöpfen’ (een lederen riem laten klapperen rond de hals) en het geklingel van de klokken zijn anderen inspiratiebronnen.
buik. Ik had niets te eten. Buiten geeuwde, gaapte, grijnsde de nacht. Ik nam de steen en legde hem op mijn maag om de honger te drukken. Nog een poosje luisterde ik naar het kloppen
Licht Licht en schaduw zijn, net als de muziek, nog sterker geïntegreerd als in onze vorige productie ‘Gopf’. Van het schijnsel van kaarsen of petroleumlampen tot vele speciale effecten, licht en schaduw bepalen altijd opnieuw het klimaat en de atmosfeer. Het licht glipt tussen de spleten van de planken, het verspreid zich als zonnestralen. Valleien worden diepe putten of te fel verlichte gewrichten. Het licht is schepping en kracht van het leven – in de schaduw ontstaan de hersenschimmen.
Scenografie Net zoals in de vorige productie ‘Gopf’ bestaat de scène uit een veranderlijke ruimte. We hebben een soort van dubbele houten vloer ontwikkeld, waarvan we verschillende elementen kunnen openen en doen verdwijnen. Die houten vloer staat voor alle houten constructies in de bergen; hooizolders, omheiningen, trappen, enzovoort. Hij symboliseert ook de onzekere grond, zoals bruggen. Deze constructie laat ons toe van een huismuur een houtstapel te maken, van de houtstapel een tafel en van de tafel een koe. Al deze manipulaties worden vergezeld van harde fysieke inspanningen. We werken met objecten die we aan hun normale betekenis onttrekken en plaatsen die in een nieuwe context, zoals bijvoorbeeld in de bekende legende van Sännetunschi, waar de kattenpoot een vrouw wordt. Uit: dossier ‘HOI’, Metzger/Zimmermann/de Perrot. Vertaling: Tom Bonte
van de kevers in de balken. Toen sliep ik in. ’s Morgens was het blauw van de richel lucht zo dun dat het bijna wit was. De zon spijkerde met trage slagen haar warmte tegen de planken van
De legende van Sännetunschi De Alpen van Sonduritg, in de richting van Disentis, hadden altijd al iets onheilspellends. Wanneer de knecht ’s avonds in de hut zat, kwam er iets en doofde de kaars uit. Wanneer hij de kaars terug aanstak, werd ze opnieuw gedoofd, en zo tot drie keer toe. ‘Ik zal je leren!’, dacht de knecht en de volgende morgen, toen hij de melk naar het dorp bracht, kocht hij er drie kaarsen. Diezelfde avond plaatste hij ze op de tafel in de hut, in een driehoek, ver uit elkaar. Hij legde een groot mes naast zich. Toen hij de kaarsen weer aangestoken had, naderde er opnieuw iets en doofde met zijn poot de eerste kaars; maar toen de kattenpoot ook de tweede kaars aan de andere kant van de tafel wou uitdoven, haalde de knecht uit met zijn mes en hakte hem af. De volgende morgen ging de knecht naar Disentis. Daar vertelde een boer hem dat hem iets verschrikkelijks overkomen was. Iemand had de hand van zijn vrouw afgehakt.
“Als we wandelen, gaan de gebouwen op en neer” Visionair architect Hans Dieter Schaal over de relatie tussen dans en architectuur
Waarom worden er zo weinig architecten aangetrokken tot de dans? Omdat het werk van een architect in het geheel niets te maken heeft met dans. Om een huis te bouwen is kennis van functionaliteit nodig; de technische vertaling van een gebouw bestaat uit zwaartekracht, specifieke doelstellingen, voltooiing en gebruiksvriendelijkheid. Ik denk dat dans, daartegenover, eerder doelloos is, iets dat in zichzelf cirkelt, op zoek om de zwaartekracht te trotseren. In tegenstelling tot het functionele karakter van alledaagse architectuur houdt dans zich met beelden bezig, met expressie, demonstratie en taal. Het gaat niet om verstoppen en stil blijven.
wen op en neer, als het lichaam draait verschijnt een ander beeld van de straat in ons blikveld, de lijnen tuimelen en schuiven voorbij het lichaam. Voor elke individuele straatgebruiker is architectuur iets levends. Voeg hieraan toe: de gemoedstoestand, verwachtingen en herinneringen. Hoe vaak zijn we al op een plek geweest of zien we ze voor het eerst? Dus ook hier erotiek en psychologie. Alle wandelaars in de stad dragen hun individueel beeld van de stad in zich mee. Julien Green ging zelfs zover zijn hersenstructuur te vergelijken met de stadsstructuur van Parijs, de stad waarin hij leefde. In die optiek danst architectuur altijd.
Kan architectuur zelf dansen? Geen enkele voetganger ziet een statische, streng geordende en onbeweeglijke stad. Als we wandelen, gaan de gebou-
Hoe ziet u de relatie tussen architectuur en theater? De theaterzaal is een magisch laboratorium. De acteurs zijn opgesloten in deze kooi met decors. En de toeschouwers bekijken de actie als het verloop van een experiment. Ze zijn onderzoekers en voyeurs terzelfder tijd. In de steden vandaag heerst op architecturaal vlak puur nihilisme. Architectuur vervult een functie. Formeel zijn er verschillen in kwaliteit maar die gaat zelden dieper dan het oppervlak. Achter de façades is er niets, de leegte. Geen beelden, geen expressie, geen taal, geen psychologie. De voorgevels zijn koud en afstotelijk. Het enige instrument om beelden te produceren is reclame. De verkeerstekens buiten beschouwing gelaten beheerst de reclametaal het beeld volledig. Elke vorm van verzoening met menselijke verzuchtingen en wensen is afwezig, tenzij via reclame. Geen verlangen, geen betovering, geen erotiek, geen zachtaardigheid, geen geschiede-
de barak. Ik nam de steen van mijn buik, stopte hem in mijn jas en stond op. In de schaduw van de barak waren de boterbloemen nog nat van de nevel, maar verderop in de weide glommen
ze van de vroege warmte. Ik plaste tegen de netels. Een patrijs vloog op. Mijn rug behaaglijk rechtop in de zon, maakte ik een korte wandeling. In mijn jaszak zat de steen, ik voelde hem op
Maar kan architectuur dans niet beïnvloeden? Hellingen kunnen zonder twijfel tot nieuwe expressievormen leiden, maar ook tot beperkingen. De ruimte stelt vragen en geeft antwoorden, in zekere zin. Bijvoorbeeld een kamer die ademhaalt of een ruimte die snakt naar verandering. Of een bepaalde ruimte als minnaar of beminde? En bovenal het onderwerp van de erotische architectuur. Ronde vormen en uitwassen stimuleren; koude en rechthoekige kamers lokken agressie uit. Ik wil zowel agressie als liefde zien. Het theater is geen gezellige huiskamer, maar eerder een vrijplaats voor expressie.
nis, geen expressie. De stad is de ultieme afknapper. Als er geen reclame was, zou niemand iets leren over de inwoners. Het theater is de plaats waar deze deprimerende situatie beschreven en de wanhoop aangepakt kan worden. Waar is die plaats die we de onze kunnen noemen? Hoe ziet een omgeving eruit die waardig genoeg is, aangepast aan mensen? Las Vegas, Venetië, Disney World? Een stad bestaat uit gefossileerde en dynamische elementen. Zonder erin rondlopende mensen is het een dode ruïne. Dus, vanuit dit standpunt vallen dynamiek en leven samen. Je moet een keuze maken, leven of dood. En het gaat verder: banaliteit of betovering, eenzaamheid of verzoening met paradijselijke droombeelden van de toerisme-industrie. Onze steden hebben voor dood en eenzaamheid gekozen. De woede van de lichamen en de geesten richt zich hiertegen. En de vuisten van de dansers kloppen erop. En de muziek van Mozart, Schubert, Wagner en de Rolling Stones botsen ertegen aan. Uit: ‘The Visionary: Hans Dieter Schaal, an interview with Arnd Wesemann’, ballet international/tanz aktuell, oktober 1998, p. 3637. Vertaling: Tom Bonte
mijn dij. De netels met hun verheven magere koppen stonden roerloos. Achter hen hing bewegingsloos de lucht die langzaam weer blauw kleurde. Ik keerde terug naar de barak en ging zit-
De lege ruimte volgens Laban
Lege ruimte bestaat niet, integendeel, ruimte is een overvloed van gelijktijdige bewegingen. De illusie van lege ruimte komt voort uit de idee dat waarnemen plaatsvindt door middel van een opeenvolging van momentopnames. Wat de geest waarneemt is echter meer dan een geïsoleerd detail: het is een tijdelijke stilstand van het universum. Zo een momentaan inzicht is altijd een concentratie van de oneindige fase van de grootse, universele stroom. Vormen zijn nauw verbonden met beweging. Elke beweging heeft haar vorm, en vormen worden tegelijk mét en door beweging geschapen. De illusie van stilstaande beelden creëert een artificiële scheiding van ruimte en beweging. Vanuit een dergelijk standpunt bezien komt ruimte voor als een leegte waarin voorwerpen staan en – af en toe – bewegen. De conceptie van ruimte als een lokaliteit waarin veranderingen plaatsvinden kan hier te hulp schieten. We moeten echter de lokaliteit niet simpelweg beschouwen als een leeg vertrek, noch moeten we beweging slechts beschouwen als een toevallige gebeurtenis, aangezien beweging een voortdurende stroom is binnen de lokaliteit zelf – het fundamentele aspect van ruimte. In het verleden hebben we al te koppig vastgehouden aan een statische conceptie van onze omgeving, en dientengevolge aan een misvatting van het leven in het algemeen en van ons eigen leven in het bijzonder. Vandaag de dag zijn we wellicht te zeer gewend aan het begrijpen van voorwerpen als zelfstandige entiteiten, in gestabiliseerde posities
naast elkaar staand in een lege ruimte. Van buiten gezien mag dat als zodanig verschijnen, maar in werkelijkheid vinden voortdurend uitwisseling en beweging plaats. Geen enkel moment bereiken ze een absolute stilstand, want de materie is zelf opgebouwd uit vibraties. We spreken slechts van beweging wanneer we deze zien als een ononderbroken stroom. Extreem langzaam, zwakke of verstrooide bewegingen doen ons vermoeden dat voorwerpen in een toestand van rust en immobiliteit verkeren. Deze impressie van rust is een illusie. Wat we niet kunnen waarnemen met onze zintuigen, vooral met onze fundamentele zintuigen van de tast … blijft onwerkelijk, en het bestaan ervan wordt ontkend totdat intuïtie of onderzoek de unieke en universele rol van beweging als zichtbaar aspect van ruimte ontdekt. Beweging is, zo bezien, levende architectuur – levend zowel in de zin van veranderende plaatsing als van veranderende cohesie. Deze architectuur wordt geschapen door menselijke bewegingen en wordt gebouwd uit trajecten die vormen in de ruimte aftekenen, en deze kunnen we traceer-vormen noemen.
ten waar ik had geslapen. De zon begon feller te hameren. Op mijn dij rustte de steen. Urenlang volgde ik een kever die over een balk kroop. Vliegen gonsden in de hitte boven de neteltop-
pen. (…) Uit: Elvis Peeters, Wij dolen rond in de nacht en worden verteerd door het vuur. Verhalen. Uitgeverij van Halewyck, 1995, p. 80-82.
Rudolf von Laban, fragmenten uit de inleiding van Choreutiks (p. 3-5). Uit: Etcetera, april 1996. Vertaling: Paul Derksen