De oudste kleuter Welke kleuter is een oudste kleuter? In de kleutergroep van de vrijeschool zitten kinderen van verschillende leeftijden die op verschillende momenten in het schooljaar instromen. Deze kunnen we onderverdelen in de volgende groepen: De groep jongste kleuters: Dit zijn de vierjarige kinderen die gedurende het schooljaar instromen. De middengroep kleuters: Dit zijn de kinderen die een geheel schooljaar in de kleuterklas hebben meegemaakt, maar qua leeftijd en ontwikkelingsfase nog niet tot de groep oudste kleuters behoren. Tot de middengroep behoren ook de snellere jongste kleuters. De groep oudste kleuters: Dit zijn de kinderen die er qua leeftijd en ontwikkelingsfase aan toe zijn om het volgende schooljaar de overstap naar de eerste klas te gaan maken. Derde jaarskleuters: Dit zijn de kinderen die na twee volledige schooljaren in de kleuterklas te zijn geweest nog een extra kleuterjaar nodig hebben. In de vrije school wordt een verlengde kleutertijd „het 3e kleuterjaar‟ genoemd.
Algemeen uitgangspunt: De kleutertijd is een rijke levensfase waarin het kind de voorwaarden voor het leren ontwikkelt. Het onderwijs in de kleuterklas is o.a. gericht op nabootsing, spel, ritme en beweging. Deze aandachtsgebieden leveren een bijdrage aan de fysieke ontwikkeling. Het „vrije spel‟ is daarbij het belangrijkste didactische middel omdat spelen de gezonde ontwikkeling bevordert. Ook door een aanbod van gerichte activiteiten komt een brede basisontwikkeling op natuurlijke wijze tot stand. Deze ontwikkeling leidt tot voorwaarden voor de leergebieden in de komende jaren. Bij de overstap naar de eerste klas wint nieuwsgierigheid het van onzekerheden en het begin van onafhankelijkheid in het leerproces wordt zichtbaar. Dit noemen we „schoolrijp‟. Hierbij is het belangrijk dat de oudste kleuters en de kleuters met een 3e kleuterjaar voldoen aan de vereiste leervoorwaarden en dat zij over een persoonlijke rijpheid beschikken. Dit is geen vast gegeven, maar een optelsom van factoren. In ongeveer 2 jaar tijd rijpen deze factoren uit tot een stevig fundament waarna de verbinding met het expliciete leren, vanaf de eerste klas, kan worden aangegaan.
Wat is schoolrijp ? Een kleuter is schoolrijp als hij/zij zich zo heeft ontwikkeld dat een fase van de fysieke ontwikkeling is afgerond. De kleuter kan de stap naar de volgende ontwikkelingsfase (de gevoelsontwikkeling) gaan maken. Daarbij is het belangrijk dat kleuters de benodigde voorwaarden beheersen om in klas 1 aan de (schoolse) vaardigheden zoals rekenen, lezen en schrijven te beginnen. Deze vaardigheden zijn nodig om, in de maatschappij en de cultuur waarin wij leven, zich duurzaam te kunnen ontwikkelen.
‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
1
Wanneer is een kleuter schoolrijp? Wat weegt zwaar en wat mag nog uitrijpen? Bij alle kleuters wordt gedurende de kleutertijd het ontwikkelingsproces gevolgd. Het volgen van de ontwikkeling begint bij het moment dat de kleuter op school komt. Hiervoor worden door de kleuterleidster en in enkele gevallen ook door de Remedial Teacher waarnemingen en specifieke observaties gedaan en vastgelegd in het Kleuter Volg Systeem (KVS). Bij oudste kleuters waar enige twijfel bestaat over de schoolrijpheid wordt het schoolrijpheidsonderzoek afgenomen. Bij het bepalen van de schoolrijpheid gebruikt de school gedurende de kleuterschooltijd gegevens uit het Kleuter Volg Systeem. De ontwikkeling van de vereiste kenmerken om naar klas 1 te kunnen gaan worden dan onderzocht. Zowel de waarnemingen van de kleuterleidster, de resultaten van het schoolrijpheidsonderzoek als de gegevens uit het KVS en de mening en waarnemingen van ouders spelen een rol bij de besluitvorming of een kleuter wel/niet schoolrijp is. De ontwikkeling van zwaarwegende kenmerken en de kenmerken die nog mogen uitrijpen in klas 1 en 2 worden in kaart gebracht. Een kind dat „leerrijp‟ is en de zwaarwegende kenmerken voldoende heeft ontwikkeld kan naar de eerste klas, ook al zijn andere minder zwaarwegende kenmerken nog niet uitgerijpt. Uit de resultaten van de genoemde volginstrumenten is dan gebleken dat er voldoende vertrouwen is dat dit zich verder zal ontwikkelen in klas 1 en 2. Het kan ook gebeuren dat een kind vervroegd naar de eerste klas gaat.
Kenmerken: 1. Zwaarwegende kenmerken:
Leervoorwaarden taal en rekenen (bv. synchroon tellen, rijmen )
Sociaal-emotionele ontwikkeling (bv samenwerken, elkaar helpen, evenwichtigheid)
Taakgerichtheid (combinatie van motivatie en concentratie en doelgericht oefenen)
Conformeren („in de stroom‟ kunnen komen)
Aspecten van de motorische ontwikkeling (bv. links/rechts ontwikkeling, huppelen, hinkelen)
2. Minder zwaarwegende kenmerken (mogen nog uitrijpen):
Afhankelijk van het type kind (temperament): -
Weerbaarheid (bv. vragen stellen, zichtbaar durven zijn)
-
Initiatief nemen met plan
-
Samenwerken
-
Tekenen / creativiteit
Spel (bv. gerichtheid, realistisch spel)
Fysiek uitgerijpt zijn passend bij de leeftijd.
Kalenderleeftijd Deze kenmerken zijn terug te vinden in het Kleuter Volg Systeem.
‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
2
Waarom kan een 3e kleuterjaar nodig zijn? Bij kinderen met een harmonieuze ontwikkeling vraagt de overgang van kleuter naar leerling geen speciale zorg. Er zijn ook kinderen bij wie dit ontwikkelingsproces, door verschillende oorzaken, minder vanzelfsprekend of in een ander tempo verloopt. Deze kleuters hebben meer tijd en/of speciale aandacht nodig. Door een verantwoorde verlenging van de kleutertijd met een gerichte aanpak wordt deze kleuters de gelegenheid gegeven om met die dingen bezig te zijn die zij qua ontwikkeling nog nodig hebben. Met meer zekerheden kunnen zij dan de stap naar het „schoolse leren‟ vanaf klas 1 maken.
Waarom wordt er een 3e kleuterjaar geadviseerd? De reden om extra kleutertijd aan ouders te adviseren is om te voorkomen dat kinderen geen goede aansluiting maken met het „schoolse leren‟ vanaf klas 1. Meestal zijn de zwaarwegende kenmerken (leervoorwaarden) onvoldoende ontwikkeld. Afhankelijk van de individuele ontwikkeling van een kind en vanuit ervaringen en onderzoek, zijn hiervoor de volgende redenen te noemen:
Een kleuter kan echt te jong (kalenderleeftijd) zijn waardoor hij/zij het niet gaat redden.
Een kleuter heeft het nodig om steviger te worden („uitrijpen‟) zodat het met meer mogelijkheden naar klas 1 kan en dus niet teveel op zijn/haar tenen hoeft te lopen.
Er kan sprake zijn van een extra onderwijszorgvraag doordat de ontwikkelingsfasen vanaf de geboorte niet goed doorlopen zijn. Hierdoor kan sprake zijn van een ontwikkelingsprobleem en/of (aanleg) voor een leerstoornis waardoor een achterstand is ontstaan.
Wanneer is er „twijfel‟? Als er in januari sprake is van een „twijfel‟, is er door de combinatie van factoren een twijfelachtig resultaat zichtbaar geworden. Het schoolrijpheidsonderzoek, of een gedeelte daarvan, wordt alleen bij deze kinderen afgenomen en er wordt bekeken of er extra interventies nodig zijn naast het gewone aanbod in de kleuterklas. Als er na het schoolrijpheidsonderzoek nog sprake is van twijfel, kan er aanvullend intern of extern onderzoek plaats vinden om het advies om wel of niet naar klas 1 te gaan te ondersteunen. Na enige tijd kan eventueel een herhaling van het schoolrijpheidsonderzoek plaatsvinden. Ook daarna kan aanvullend intern of extern onderzoek nodig zijn. Bij twijfel wordt ook naar de samenstelling van de eerste klas gekeken. Kan dit kind in deze situatie de hulp krijgen die het nodig heeft? Met ouders worden de twijfels besproken en ook worden zij betrokken bij het verdere verloop en hulp die de school kan bieden.
Leeftijd: Een langer of korter verblijf in de kleuterklas baseren vrijescholen op waarnemingen van het ontwikkelingstempo van individuele kinderen. De wet biedt hiervoor ruimte voor eigen beleid (zie kader blz. 4). De overgang moet gebaseerd zijn op de ontwikkeling van individuele kinderen. Deze mag niet beknot worden door strak gehanteerde data, of dat nu 1 januari is of 1 oktober is. ‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
3
De onderwijsinspectie gaat met „extra kleutertijd‟ (3e kleuterjaar) niet akkoord als zij de indruk heeft dat de school de grens verschuift naar 1 augustus of 1 juli, en dit hanteert als een automatisme. Als de school standaard een extra kleuterjaar toevoegt is dat niet meer te rijmen met de wet die stelt dat kinderen in beginsel in 8 jaar het basisonderwijs
doorlopen. De wet is duidelijk. Bij de berekening van het aantal zittenblijvers worden de kinderen met een derde kleuterjaar niet meegerekend. Wel stelt de wet dat van scholen mag worden verwacht dat zij argumenten hebben waarom zij voor kinderen extra kleutertijd (3e kleuterjaar) adviseren (zie kenmerken blz. 2). Er zijn geen landelijke richtlijnen waarin de overgang van de ene naar de andere klas geregeld is. De wet benadrukt dat scholen hier eigen beleid op moeten maken waarbij het oordeel van de leerkracht zwaar weegt. De verantwoording ligt bij de scholen om een helder en transparant beleid te maken rond de overgang naar de eerste klas (groep 3). Zie o.a. het schoolrijpheidsprotocol dat op de scholen wordt gehanteerd.
De WPO ( Wet Primair Onderwijs) gaat ervan uit dat „leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende jaren het primair onderwijs doorlopen‟ (art. 8, lid 7, onder b WPO). Daarom mag worden verwacht dat het percentage zittenblijvers in de leerjaren 3 t/m 8 in de laatste twee schooljaren binnen een bepaalde bandbreedte lager dan wel weinig hoger is dan het landelijk gemiddelde. Aanvullend hierop wordt rekening gehouden met het aantal leerlingen, dat in de leerjaren 1 en 2 een verlengde kleuterperiode krijgt. Twee zaken zijn hierbij van belang: -
Het beleid van de school bij de overgang van leerjaar 1 naar leerjaar 2 en van leerjaar 2 naar leerjaar 3;
- Het beleid van de school ten aanzien van doorstroming vanuit leerjaar 8. Van scholen mag worden verwacht dat zij argumenten hebben om leerlingen in de leerjaren 1 en 2 een verlengde kleuterperiode te geven.
Begeleiding en zorg van een kleuter met een derde kleuterjaar: Een jaarplan: Nadat in overleg met de ouders een besluit is genomen om een kleuter een derde kleuterjaar te bieden wordt door de kleuterleidster vóór de zomervakantie voor het volgende schooljaar een jaarplan opgesteld. Dit plan is gebaseerd op de waarnemingen van de kleuterleidster, de resultaten van het schoolrijpheidsonderzoek en de gegevens uit het Kleutervolgsysteem. Vanuit dit jaarplan wordt per tijdvak een ander tussendoel gesteld om alle in het jaarplan genoemde items aan bod te laten komen. Indien nodig kan een individueel plan gemaakt worden. Het jaarplan wordt met de ouders besproken. De ouders tekenen het jaarplan voor gezien zodat de school het kan gaan uitvoeren.
‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
4
Adaptief onderwijs in de kleuterklas In de kleuterklas heeft elke kleuter de gelegenheid om zich op eigen niveau te ontwikkelen. Er is een aanbod van vele activiteiten voor de verschillende ontwikkelingsfasen. Dit wordt zichtbaar gemaakt in het Kleuterschoolwerkplan (KSWP). Op de volgende bladzijden zijn twee voorbeelden te zien hoe differentiatie per leeftijdsniveau wordt beschreven. Er worden voorbeelden genoemd in het gebied van Taal en Rekenen uit de periode (“Palm) Pasen”)
‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
5
Ontwikkelingsgebied
De kleuter
De kleuterjuf
Code/kerndoel
TAAL-
De jongste kleuters
De kleuterjuf biedt gedurende
4
NEDERLANDSE
doen spelenderwijs
één of twee weken dagelijks
9
TAAL
ervaring op met
hetzelfde opzegversje of
Schriftelijk onderwijs
eindrijm.
handgebaren spelletje aan. Ze
De oudste en derdejaars kleuters kunnen stukjes tekst op rijm mee spreken.
spreekt de tekst en maakt de
11
daarbij horende gebaren.
Taalbeschouwing
De oudste en derdejaars kleuters worden (als ze het versje goed kennen) als groep of individueel uitgenodigd om het versje zelfstandig op te zeggen.
Versjes/handgebarenspelletjes: De oudste en derdejaars kleuters
kunnen in eenvoudige grammaticaal correcte
zinnen spreken en kunnen teksten van verschillende versjes zeggen en de daarbij behorende gebaren maken.
REKENENWISKUNDE
Jongens meisjes aan de kant daar komt een grote olifant Kabouter Basje die viel in een plasje Wat hoor ik daar wat klingelt daar zo lang Hokus spokus zegt de krokus Opa is blij en oma is blij
56 Kunstzinnige oriëntatie
K-TN9 KT-N10 Vormen van spreken Gebruik (non) verbale middelen
De jongste kleuters
De kleuterjuf speelt samen met
23
doen ervaring op met
de kinderen een ochtendspel
Wiskundig inzicht en
tellen.
over de paashaas. In dit
Oudste en derdejaars
verstopt door de “paashaas”
kleuters kennen de getalrij van 10. De oudste en derdejaars kleuters kunnen zichtbare (en
ochtendspel worden er eieren ( één van de kinderen). De
handelen 26
kleuterjuf nodigt de kinderen
Getallen en
uit om te tellen hoeveel eieren
bewerkingen
er verstopt zijn en hoeveel er worden teruggevonden. Zij geeft de oudste en derdejaars kleuters de gelegenheid om, te
eventueel onzichtbare)
raden hoeveel eitjes er nog
hoeveelheden tellen
niet teruggevonden zijn.
K-R-2 Oriëntatie in de getallenwereld
t/m 10.
‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
6
Wat is het aanbod voor oudste en derde jaars kleuters? Oudste en derde jaarskleuters, maar ook jongste kleuters maken deel uit van één groep. We spreken dus van heterogene groepen. Het aanbod voor elke leeftijdsgroep wordt beschreven in het Kleuterschoolwerkplan. Elke school geeft een eigen invulling aan de activiteiten die worden aangeboden aan de oudste- en derdejaarskleuters. Per school kan het verschillend zijn hoe men hiervoor tijd en ruimte organiseert. Hierin staat centraal dat het aanbod overeenkomt met de tussendoelen zoals deze zijn beschreven in het Kleuter Volg Systeem van de Begeleidingsdienst voor vrijescholen. Een paar voorbeelden van het aanbod voor oudste en derdejaarskleuters:
Dagelijks wordt tijdens het vrije spel gewerkt aan een zogenaamd “oudste kleuterwerkje”.
De oudste en derdejaars kleuters krijgen gerichte tekenopdrachten.
De oudste en derdejaars kleuters doen samen met de kleuterjuf spelletjes op het gebied van beginnende geletterdheid en ontluikende gecijferdheid.
De oudste en derdejaars kleuters worden extra gestimuleerd op het gebied van zelfstandigheid en taakgerichtheid.
De oudste en derdejaars kleuters doen regelmatig extra activiteiten op motorisch gebied.
Overdracht naar klas 1 De overdracht van alle kleuters naar klas 1 is vastgelegd in een procedure. Kleuters met een zorgvraag en kleuters die met enige twijfel de overstap naar de eerste klas gaan maken worden extra besproken. De eerste klas leerkracht weet welke leerlingen een 3e kleuterjaar hebben gehad en ook de reden waarom is bekend. Indien nodig wordt in klas 1 de zorg voortgezet om een doorgaande lijn te waarborgen. De Intern Begeleider bewaakt de continuering van dit proces.
Besluitvorming wel of niet naar klas 1: Over welke kleuters wordt een besluit genomen?
de (verwachte) versneller,
de gewone „oudste‟ kleuter qua leeftijd,
de kleuter waarbij sprake is van enige „twijfel‟,
de kleuter met een bewust gekozen 3e keuterjaar.
Voorlopig advies: januari/februari Met ouders wordt een voorlopig advies wel/niet schoolrijp besproken. Bij dit advies worden e volgende aspecten betrokken:
-
de waarnemingen van de kleuterleerkracht,
-
de gegevens uit het Kleuter Volg Systeem,
-
de uitkomsten van het schoolrijpheidsonderzoek (als dit heeft plaatsgevonden),
-
de evaluatie van een jaarplan van een kleuter met een 3e kleuterjaar,
-
de evaluatie van een eventueel handelingsplan,
‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
7
-
conclusies van eventuele aanvullende interne en/of externe onderzoeken,
-
de vraag of de school, binnen haar mogelijkheden, voldoende onderwijszorg in huis heeft om een verantwoorde overstap naar klas 1 te kunnen maken.
Het voorlopig advies komt tot stand in een overleg tussen kleuterleidster en eventueel de RT‟er. De Intern Begeleider kan, indien nodig, bij dit gesprek aanwezig zijn. De kleuterleerkracht bespreekt dit voorlopige advies met de ouders en probeert met hen op één lijn te komen. De mening en inzichten van ouders worden betrokken bij het definitieve advies. Het advies wordt gedocumenteerd.
De besluitvorming: april/mei: De directeur is eindverantwoordelijk voor het onderwijs en neemt in samenspraak met de kleuterleerkracht en eventueel de Intern Begeleider een schoolbesluit * . Indien ouders het niet eens zijn met het schoolbesluit kunnen zij:
-
verzoeken om een gesprek met de kleuterleerkracht en de Intern Begeleider om het besluit indien nodig te verhelderen,
-
verzoeken om een aanvullend gesprek met de directeur,
-
zich beroepen op de klachtenprocedure (zie schoolgids).
Schoolbesluit *: De onderwijsinspectie gaat ervan uit dat de school een verantwoord besluit heeft genomen omdat zij een 3e kleuterjaar bekijkt als een doublure (zitten blijven). Documentatie moet door de school overlegd kunnen worden.
‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
8
Bijlagen:
Schoolrijpheidsprocedure (wordt in ‟11-‟12 herschreven)
Procedure overdracht naar klas 1
Bronnen:
„Ik zie rond in de wereld‟; uitg. Begeleidingsdienst voor vrijescholen
„De gouden Kroon‟, uitg. Hogeschool Helicon
Interne verslagen van het project „begrip‟ 2007 – 2009
Verslagen werkgroep kleuters 2009-2010 /2010-2011
Schoolrijpheidsprotocol , januari 2008, Stichting N.O.N.
Overdracht van kleuterklas naar klas 1, maart 2010, Stichting N.O.N.
Kleuterschool Werk Plan, vrijeschool de Zwaan, Zutphen, oktober 2010
Advies gesprek VBS m.b.t. besluitvorming, december 2010
WPO /onderwijsinspectie
‘De oudste kleuter’, Stichting N.O.N. Zutphen , juni 2011
9