De ontwikkeling van Ruslands Grand Strategy, 1992-2000 Marcel de Haas
Een staat beschikt over een nationaal veiligheidsbeleid. Het doel hiervan is het verzekeren van de onafhankelijkheid, integriteit, stabiliteit en welvaart van die staat. Elke staat heeft nationale belangen. De inzet van de krijgsmacht wordt in sterke mate bepaald door de perceptie van de mate van schending van die belangen. De omzetting van belangen naar doelstellingen wordt op het hoogste niveau omschreven in de politieke strategie, of grand strategy. Dit is het niveau van de nationale regering, waarop gecoördineerde aanwending van de economische, diplomatieke, psychologische, militaire en andere politieke machtsmiddelen van de staat plaatsvindt. In dit artikel wordt de ontwikkeling van het veiligheidsbeleid van de Russische Federatie in het afgelopen decennium geanalyseerd. Daarbij zal ik mij concentreren op de internationale veiligheidsaspecten van dit beleid en slechts beperkt aandacht schenken aan interne belangen en bedreigingen. In de Russische situatie is op het niveau van de politieke strategie het nationaal veiligheidsbeleid neergelegd in het Nationaal Veiligheidsconcept (NVC). Het NVC wordt omschreven als een systeem van opvattingen voor het waarborgen in de Russische Federatie van de veiligheid van het individu, de maatschappij en de staat tegen externe en interne dreigingen op alle terreinen. Hoewel er al jaren over gesproken werd, is de eerste versie van dit document pas verschenen in 1997. Een herziene uitgave van het NVC werd, na goedkeuring door de Veiligheidsraad van de Russische Federatie (VRRF)1 van een ontwerpversie in oktober 1999, op 10 januari 2000 door president Poetin bij decreet bekrachtigd. In dit artikel worden deze drie beleidsdocumenten (1997, 1999 en 2000) thematisch met elkaar vergeleken. Het NVC is verdeeld in vier onderdelen: Rusland in de wereldgemeenschap, Ruslands nationale belangen, bedreigingen voor de nationale veiligheid van de Russische Federatie en het waarborgen van de nationale veiligheid van de Russische Federatie. Na de thematische vergelijking van de verschillende versies van het NVC en een praktijkvoorbeeld van de gewijzigde koers rond ik af met enige conclusies. Rusland in de wereldgemeenschap: destabiliserende factoren In 1997 noemde het NVC slechts een beperkt aantal destabiliserende factoren voor de internationale militair-politieke toestand. Er werd geduid op het gevaar van eenzijdige oplossingen, inclusief geweld, voor internationale problemen. Ook werden pogingen om Ruslands positie op politiek, economisch en militair gebied te verzwakken gezien als destabiliserende factoren. In 1999 werd het aantal destabiliserende factoren uitgebreid. Zo werd voor het eerst de term ‘dominantie’ gebruikt, en wel voor de rol van westerse staten onder leiding van de Verenigde Staten, die de VN als voornaamste veiligheidsmechanisme zouden ondermijnen. Verzwakking van de positie van de Russische Federatie werd in 1999 als interne destabiliserende factor uitgebreid met het negeren van Ruslands belangen en het gevaar van terrorisme. Deze factoren zouden in de definitieve versie van het NVC van januari 2000 gehandhaafd blijven. Dat het Westen en de Verenigde Staten in 1999 werden beschuldigd van dominantie, is vrijwel zeker het gevolg van het in maart 1999 ingrijpen in Kosovo door de NAVO met de operatie Allied Force. Ook het negeren van Rusland en het feit dat het land als een destabiliserende factor wordt gezien houdt hier vermoedelijk mee verband. Rusland werd niet vooraf gekend in de operatie en werd niet uitgenodigd om deel te nemen aan de daaropvolgende NAVO-vredesmacht KFOR. De NAVO-top in Washington van april 1999 bevestigde het Russische gevoel van NAVO-dominantie: het nieuwe Strategisch Concept van de NAVO maakte de weg vrij voor NAVO-optreden in de (niet afgebakende) Euro1
Atlantische regio, desnoods zonder toestemming van de VN-Veiligheidsraad. De vicevoorzitter van het Defensiecomité van de Doema, dr. A.G. Arbatov, gaf in een recente publicatie aan hoe Russische beleidsmakers het optreden van de NAVO in 1999 hadden ervaren. Militaire dreiging was nu weer reëel, want wat voormalig Joegoslavië was overkomen, kon ook Rusland gebeuren: een aanval door de NAVO. Verder constateerde Arbatov dat ‘Kosovo’ onherstelbare schade had toegebracht aan de relaties tussen de Russische Federatie en de Verenigde Staten. ‘Kosovo’ werd beschouwd als een demonstratie van de gewijzigde opstelling van de NAVO inzake de oplossing van internationale problemen. Dit alles was volgens Arbatov voldoende aanleiding om het NVC drastisch te herzien. Ook een doctrinespecialist van de Generale Staf, generaal-majoor Klimenko, wees erop dat de door de NAVO op de Balkan gedemonstreerde nieuwe strategie duidelijk had gemaakt dat vreedzame middelen voor conflictoplossing slechts bruikbaar zijn als ze in voorkomend geval ondersteund kunnen worden met militaire kracht. Terrorisme als factor is te herleiden tot zowel intern als extern terrorisme. Bij de goedkeuring van het nieuwe NVC door de VRRF, in oktober 1999, was Rusland daags daarvoor overgegaan tot een nieuwe oorlog om Tsjetsjenië. Volgens de toenmalige eerste plaatsvervangend chef van de Generale Staf, kolonel-generaal Manilov, was er bij het Tsjetsjeense conflict niet alleen sprake van intern terrorisme. Er waren bewijzen voor buitenlandse steun aan de terroristen. Dit internationale terrorisme zag de Russische Federatie ook weerspiegeld in Kosovo, waar het Albanese bevrijdingsleger UÇK de wapens had opgenomen tegen het gezag van de Republiek Joegoslavië. Zodoende vormde het internationale terrorisme een zowel interne als externe destabiliserende factor voor de Russische Federatie. Ruslands nationale belangen2 Op internationaal gebied wil de Russische Federatie zijn positie van grote mogendheid versterken en wederzijds gunstige relaties ontwikkelen met andere staten. In 1999 werd hieraan toegevoegd dat vooral met landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) en traditionele partners betrekkingen zouden moeten worden ontwikkeld. Enerzijds valt te constateren dat de Russische Federatie kennelijk een hang heeft naar de invloedrijke positie van de voormalige USSR en deze status wenst te herwinnen. Anderzijds is in 1999 een wijziging waar te nemen in internationale visie, een terugkeer op de ingezette multipolaire koers van relaties met zoveel mogelijk staten. In 1999 komt het accent te liggen op betrekkingen met GOS-landen en (andere) traditionele partners. Dit zal ongetwijfeld te maken hebben met teleurstelling over het eerder genoemde westerse veiligheidsbeleid met betrekking tot de Balkan. De naaste omgeving en oude partners bieden dan meer mogelijkheden voor herstel van de positie van grote mogendheid. Eén aspect hiervan is het streven naar vergaande integratie binnen het GOS, dat een (gedeeltelijke) terugkeer naar de omvang van de oude USSR dichterbij kan brengen. Militair wordt dit beleid gestalte gegeven door oefeningen in GOS-verband. Zo werd in april 2000 een grootschalige GOS-oefening gehouden, gericht op gezamenlijke luchtverdediging. De beleidslijn van het verstevigen van banden met traditionele partners wordt onder meer bewerkstelligd door vergaande (militaire) samenwerking met Wit-Rusland. Kort na Allied Force voerden beide landen grootschalige militaire oefeningen uit onder de naam Zapad (‘Westen’)-99, dezelfde betiteling als ten tijde van het Warschaupact van een oefening gericht op een grootschalig conflict met het Westen. De intensieve samenwerking met Wit-Rusland kreeg zijn grondslag in december 1999, door middel van een Unieverdrag tussen beide staten en is ook terug te vinden in de Russische militaire doctrine van 2000. In 1997 werd het voorkomen van agressie als een nationaal belang gezien op militair gebied. Verder werd op dit terrein geconstateerd dat de budgettaire druk en de meer ontspannen internationale toestand hervormingen van het militaire apparaat noodzakelijk en mogelijk maakten. Vanaf 1999 werd de aanzet tot militaire hervormingen niet meer vermeld. Wel werd
2
meer aandacht geschonken aan de territoriale integriteit van de Russische Federatie en werd het voorkomen van agressie ook tegen bondgenoten van de Russische Federatie van toepassing geacht. Verder werd de term ‘defensiesfeer’ vervangen door ‘militaire sfeer’. Bedreigingen voor de nationale veiligheid van de Russische Federatie In 1997 werden als voornaamste externe dreigingen voor de Russische Federatie onderkend: • • • •
Versterking van militair-politieke blokken, met name NAVO’s expansie naar het oosten; militaire dreiging hoofdzakelijk in de vorm van lokale oorlogen en gewapende conflicten aan de grenzen van de Russische Federatie en die van het GOS; verminderde veiligheid door verzwakking van de strijdkrachten en de andere troepen als gevolg van uitgebleven militaire hervormingen en een ontoereikend defensiebudget; internationaal terrorisme.
Verder werd geconstateerd dat de dreiging van grootschalige agressie tegen de Russische Federatie vrijwel verdwenen was. De voornaamste dreigingen waren niet langer van militaire maar van binnenlandse, met name sociaal-economische aard. De steeds verdergaande internationale samenwerking en de militaire ontspanning maakten de overdracht van financiële middelen van het veiligheidsapparaat naar de oplossing van de intense interne problemen mogelijk. In het NVC van 1999 werden echter ingrijpende wijzigingen doorgevoerd in de opsomming van externe dreigingen. De belangrijkste onderwerpen die werden toegevoegd zijn: • • • • •
Vermindering van de rol van mechanismen van internationale veiligheid (VN, OVSE); gevaar van inperking van Ruslands internationale invloed; internationaal terrorisme gericht op destabilisering van de Russische Federatie en afscheiding van de Noord-Kaukasus; toename van het niveau en de schaal van militaire dreigingen; NAVO’s doctrine van inzet van militaire kracht zonder goedkeuring van de VNVeiligheidsraad.
Andere punten waren juist geschrapt in het NVC van 1999: • • •
De constatering dat dreiging van grootschalige agressie tegen de Russische Federatie vrijwel verdwenen was en dat de militaire bedreiging bestond uit lokale oorlogen en gewapende conflicten aan de grenzen van de Russische Federatie; de aanname dat de voornaamste dreigingen niet langer van militaire maar van binnenlandse aard waren; de conclusie dat de steeds verdergaande internationale samenwerking en de militaire ontspanning de overdracht van financiële middelen van het veiligheidsapparaat naar de oplossing van de intense interne problemen mogelijk maakten.
Het NVC van 1997 biedt een overwegend positieve blik van de Russische Federatie op de internationale ontwikkelingen en de relaties met het Westen en ziet de interne sociaaleconomische toestand als de belangrijkste bedreiging voor de nationale veiligheid van de Russische Federatie. Binnen twee jaar is dit beeld totaal veranderd, hetgeen een radicale koerswijziging tot gevolg heeft. In het NVC van 1999 wordt gewag gemaakt van een toename in omvang en sterkte van militaire dreigingen. Deze koerswijziging lijkt het gevolg te zijn van het onder ‘destabiliserende factoren’ vermelde veiligheidsbeleid van de NAVO. Niet interne maar externe bedreigingen voeren nu de boventoon. Ook Doema-defensiespecialist Arbatov onderkende deze ontwikkeling als een breuk in de post-Koude Oorlog fase van
3
internationale betrekkingen. Wederom zouden de Russische strijdkrachten gereed moeten zijn voor een door het Westen gedicteerde grootschalige oorlog, anders dan de actuele fixatie op lokale en regionale oorlogen op de zuidflank van de Russische Federatie. Doctrinedeskundige Klimenko beaamt dat als gevolg van NAVO’s nieuwe strategie de noodzaak van beschikbaarheid van militaire kracht weer actueel is. Deze beeldvorming bij Russische beleidsmakers zou een terugkeer kunnen betekenen naar een confrontatiepolitiek tegen het Westen, zoals die heerste tijdens de Koude Oorlog. Het waarborgen van de nationale veiligheid van de Russische Federatie Het zekerstellen van de nationale veiligheid wordt in het NVC onder meer uiteengezet in grondbeginselen en doeleinden, buitenlands beleid en militair beleid. Grondbeginselen en doeleinden Extern valt op dat de Russische Federatie economisch, financieel en technologisch minder afhankelijk wil zijn van het buitenland. Dit punt werd vanaf 1999 nog verder benadrukt en meer in detail beschreven. Daarnaast streeft de Russische Federatie naar de vorming van een gemeenschappelijk economisch gebied in het GOS. Intern ligt het accent op versterking van staat en gezagshandhavende organen teneinde criminaliteit, corruptie en terrorisme effectiever te kunnen bestrijden. In 1999 werd hieraan toegevoegd dat enerzijds de staatsregulering van de economie versterkt zou moeten worden en anderzijds de betrekkingen tussen de federale overheid en regionale en lokale organen verbeterd zou moeten worden. Uit de doeleinden van de waarborging van de nationale veiligheid kan het volgende worden opgemaakt. Na een aanvankelijke koers van toenemende internationale samenwerking, zoals nog verwoord is in het NVC van 1997, heeft de Russische Federatie vervolgens gekozen voor een richting van autarkie en dus terugtrekking uit het internationale systeem. Het accent wordt nu gelegd bij samenwerking binnen het GOS. Zoals al eerder aangegeven is deze koers waarschijnlijk het gevolg van teleurstelling over samenwerking met het Westen maar tegelijkertijd ook van het streven naar herstel van de supermachtstatus, waarvan de realisering vanuit het GOS het beste aanvangpunt lijkt te zijn. Intern zijn de doeleinden gericht op versterking van het (centrale) gezag een logisch gevolg van de inschatting van de belangrijkste binnenlandse problemen. Buitenlands beleid De onder ‘grondbeginselen’ vermelde koers van toenemende internationale samenwerking is terug te vinden in de opmerkingen over het buitenlands beleid in het NVC 1997. Hierin werd aandacht besteed aan gelijkwaardige samenwerking met andere staten en werd beklemtoond dat de Russische Federatie geen confrontaties voorzag en geen hegemonistische of expansionistische doeleinden had. In het NVC van 1999 werden deze verklaringen niet meer opgenomen. Verder werd vanaf 1997 consequent de bescherming van de rechten en belangen van Russische burgers in het buitenland als thema genoemd. Het GOS als zwaartepunt van buitenlands beleid nam met de jaren toe. Werd in 1997 nog gesproken over het bevorderen van de relaties binnen het GOS, vanaf 1999 moesten ook de integratieprocessen worden gestimuleerd. Vanaf 1999 worden enkele aandachtspunten toegevoegd: • •
Versterking van mechanismen voor internationale veiligheid (VN-Veiligheidsraad); internationale samenwerking tegen transnationale criminaliteit en terrorisme.
In de standpunten over buitenlands beleid keert het beeld terug van een aanvankelijke koers naar verdere internationale samenwerking, gevolgd door een terugtrekken op het GOS. De 4
verwijzing naar versterking van veiligheidsmechanismen is dan vermoedelijk weer een gevolg van het niet door de VNVR geautoriseerde ingrijpen van de NAVO in Kosovo. De bescherming van Russen in het buitenland is een opmerkelijk punt. Het betreft hier ca. vijfentwintig miljoen Russen, die woonachtig zijn in de andere voormalige sovjetrepublieken. De aanduiding in het Russisch van de locatie van deze Russen, za roebezjom, wijst op aangrenzende staten. Dit punt is ook consequent opgenomen in de militaire doctrines, waar het vermeld wordt onder de kop ‘Externe dreigingen’. Als dit doeleind ook in daden wordt omgezet, betekent dit dat de Russische Federatie zich het recht voorbehoudt om zonodig door middel van offensieve inzet van militaire middelen in te grijpen in andere voormalige sovjetrepublieken. Dit is contrair met de verklaring in het NVC 1997 inzake het afwezig zijn van hegemonistische of expansionistische doeleinden. Militair beleid ‘Militaire veiligheid’ wordt gezien als het belangrijkste onderdeel van de nationale veiligheid. Militaire veiligheid betekent extern het vermogen om buitenlandse militaire kracht af te schrikken of te weerstaan. Het interne aspect omvat de instandhouding van een militaire organisatie en voorbereiding van economie en bevolking op het afslaan van militaire dreigingen, zowel tegen binnenlandse als buitenlandse militaire dreigingen. Voor het zekerstellen van de militaire veiligheid wordt naast conventionele militaire kracht ook een nucleair afschrikkingsvermogen in stand gehouden. In het NVC van 1997 werd hiermee agressie voorkomen tegen de Russische Federatie én zijn bondgenoten. Vanaf 1999 werd de term ‘bondgenoten’ weggelaten. In het NVC van 1999 werd nieuw opgenomen dat militaire samenwerking binnen het GOS één van de voornaamste strategische doeleinden is van het waarborgen van de militaire veiligheid. De Russische Federatie behoudt zich het recht voor van stationering van beperkte militaire contingenten (bases) in strategisch belangrijke regio’s in de wereld. Dit wordt gerechtvaardigd op grond van de belangen van nationale veiligheid, met het oog het bewerkstelligen van een machtsevenwicht, ten behoeve van crisisbeheersing en op grond van de doeleinden van het buitenlands beleid. De nucleaire paraplu dekt vanaf 1999 niet meer de bondgenoten van de Russische Federatie. Na ‘Kosovo’ vond de Russische Federatie het kennelijk te riskant om een nucleaire garantie te verstrekken aan de bondgenoten. Nadat al eerder een groeiende aandacht voor economische en politieke samenwerking/integratie binnen het GOS werd geconstateerd, kan daaraan nu ook het militaire aspect worden toegevoegd. Aangezien de politieke strategie alle middelen van de staat omvat om zijn doeleinden te bereiken, is toevoeging van het militaire aspect een logisch gevolg van de beleidsconcentratie op het GOS. Momenteel heeft de Russische Federatie binnen het GOS militaire contingenten in Armenië, Georgië, Oekraïne, Moldavië en Tadzjikistan. Hoewel het argument van deze missies doorgaans het bevorderen van orde en gezag is, kan dit zeker ook worden opgevat als een methode om invloed te behouden in andere voormalige sovjetrepublieken. Dit past dan weer in het streven naar integratie binnen het GOS, ongetwijfeld onder Russische leiding. De ‘Overval op Pristina’ als exponent van de veranderde koers van het veiligheidsbeleid Terwijl in Moskou op 11 juni 1999 nog met de Amerikanen werd onderhandeld over de Russische deelname aan de vredesmacht KFOR in Kosovo, reden op het zelfde moment Russische pantservoertuigen Kosovo binnen. De door de NAVO zorgvuldig geplande intocht in Kosovo werd hierdoor behoorlijk gedwarsboomd.
5
De overrompelende actie van het Russische leger in Kosovo was geen opwelling, maar een zorgvuldig geplande actie van de Generale Staf in Moskou. Russische soldaten op het vliegveld van Pristina zouden later toegeven dat de marsorders al van begin juni dateerden. Dit plan om, zonder overleg met de NAVO, troepen vanuit Bosnië over te plaatsen naar Kosovo, had alles weg van een uiting van ontevredenheid van de Russische legerleiding. Men was ontevreden met een vredesregeling voor Kosovo, waarin geen rol voor het Russische leger was weggelegd. Maar het was zeker ook een aanwijzing voor een door vele Russen gevoelde wens tot herstel van de Russische invloed op het wereldtoneel. President Jeltsin zou op grond hiervan hebben ingestemd met deze overvaltactiek. De verrassingsactie in Kosovo had volgens de Russische militaire top tot effect dat er weer naar Rusland werd geluisterd in de internationale politiek. Het resulteerde ook in acceptatie door de NAVO van Russische deelname aan KFOR. De waarde die de legerleiding toekende aan deze ‘heldendaad’ werd in augustus duidelijk, met de uitreiking van hoge militaire onderscheidingen. Als we de ‘overval op Pristina’ nader bekijken, dan geeft dit optreden blijk van de volgende uitgangspunten van het Russische veiligheidsbeleid: • • • •
De Russische Federatie beschouwt zich als een grote mogendheid, waarmee rekening moet worden gehouden; Rusland wenst niet genegeerd te worden bij de oplossing van veiligheidsproblemen; de inzet van militaire middelen is gerechtvaardigd als andere middelen voor conflictoplossing hebben gefaald; de bescherming van Russische nationale belangen kan de aanwending van eenzijdige maatregelen verlangen.
Deze uitgangspunten van een fermere Russische koers op het gebied van internationale veiligheid zien we terug in oktober 1999, bij het verschijnen van de conceptversie van het herziene NVC. In het NVC 1997 stond al vermeld dat het versterken van Ruslands positie als grote mogendheid werd aangemerkt als een nationaal belang. In het NVC 1999 werden als destabiliserende factoren onder meer genoemd pogingen om Ruslands internationale positie te verzwakken en het negeren van Ruslands belangen in de internationale betrekkingen. Verder werd als waarborg voor de nationale veiligheid aangegeven dat plaatsing van Russische troepen in het buitenland onder meer op grond van de doeleinden van het buitenlands beleid kon geschieden. De basis hiervoor waren de belangen van de nationale veiligheid van de Russische Federatie. Zo is de actie van Russische luchtlanders van juni 1999 aan te merken als een voorbode van de nieuwe richting in het Russische veiligheidsbeleid, die later dat jaar zou worden vastgelegd in de beleidsdocumenten NVC en militaire doctrine. Conclusies In de eerste helft van de jaren negentig laat de ontwikkeling van een nationaal veiligheidsbeleid van de Russische Federatie een beeld zien van een reële onderkenning van de niet-militaire, interne sociaal-economische toestand als belangrijkste bedreiging voor de staat. Daarbij was Jeltsins beleid in hoofdzaak politiek en economisch georiënteerd op het Westen, om die interne situatie te verbeteren. Bijgevolg was het buitenlands beleid overwegend gericht op internationale samenwerking. Niet-militaire middelen hadden dus het primaat in het internationale beleid van de Russische Federatie. In de tweede helft veranderde dit beeld radicaal, als gevolg van het conflict rond voormalig Joegoslavië en de mede hierdoor toegenomen rol van de NAVO in de internationale politiek. Daarnaast was er het conflict rond Tsjetsjenië. De westerse afkeuring van de Russische aanpak van dit probleem en de consequenties van het Russische ingrijpen (aanslagen elders 6
in de Russische Federatie, (militaire) slachtoffers, vermeende buitenlandse steun voor het terrorisme), brachten het Kremlin tot het inzicht dat er nu weer wel, zowel intern als extern, sprake was van militaire dreigingen. Dit inzicht leidde tot een drastische koerswijziging van het Russische veiligheidsbeleid. Militaire middelen ter conflictoplossing kregen een hogere prioriteit en externe dreigingen leken nu op de eerste plaats te komen. Van een vredelievende internationale ontwikkeling was geen sprake meer. Daarnaast groeide een hang naar terugkeer van de oude supermachtstatus van de voormalige USSR. Mogelijk bedoeld om de interne en externe problemen van zich af te zetten. Omdat de supermachtstatus niet kon steunen op een economische machtsbasis, waren ook hiertoe militaire middelen, waaronder het benadrukken van het kernwapenpotentieel, een geëigend instrument. De overrompelende overval van Russische luchtlanders op het vliegveld van Pristina van juni 1999 was een duidelijke exponent van die nieuwe koers. De afkeer van het westerse veiligheidsbeleid en de zucht naar een supermachtstatus leidden tot een politieke, economische en militaire beleidsconcentratie op het GOS. Wel ging dit gepaard met een pragmatische houding van president Poetin jegens het overige buitenland. In het NVC 2000 wordt in ferme bewoordingen gesproken over Russische belangen die desnoods militair worden afgedwongen. Het Westen kan dit uiteraard afdoen als retoriek. Het lijkt echter verstandiger om dit niet te doen en de Russische Federatie voortaan daar waar mogelijk is intensiever en eerder te betrekken bij het eigen veiligheidsbeleid. Dit zal op termijn de gunstigste benadering zijn, zowel voor het Westen als voor de Russische Federatie. Dit kan Rusland bewegen om de interne sociaal-economische toestand weer als belangrijkste probleemgebied te onderkennen, dat bestreden moet worden met niet-militaire middelen. Het buitenlands beleid van de Russische Federatie zou dan wederom gericht kunnen zijn op (politiek-economische) samenwerking. Een volgende versie van het NVC zou een weergave kunnen zijn van deze realistische bijstelling van het Russisch veiligheidsbeleid. Majoor (KLu) drs. M. de Haas is Ruslandkundige en docent Internationale Betrekkingen bij de vakgroep Militaire Operationele Wetenschappen van de Koninklijke Militaire Academie. Dit artikel maakt deel uit van zijn promotieonderzoek over het Russische veiligheidsbeeld van 1992-2000 en de consequenties ervan voor de inzet van de Russische luchtstrijdkrachten in irreguliere conflicten.
Noten 1.
2.
De Veiligheidsraad van de RF (VRRF) bestaat uit onder meer de President, de EersteMinister, de Secretaris VRRF, de Ministers van Defensie en die van departementen met eigen militaire eenheden en de hoofden van de veiligheidsdiensten. In de militaire doctrine van 1992 werd de VRRF aangeduid als “het belangrijkste militair-politieke orgaan voor het overkoepelende beheer van het veiligheidsapparaat.” Bij de beschrijving van de nationale belangen beperk ik mij tot die op militair-politiek gebied. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de Russische Federatie consequent vanaf 1997 bescherming tegen terrorisme aanmerkt als het voornaamste nationale belang.
Literatuur • • • •
Arbatov, A.G. [2000], The transformation of Russian military doctrine: lessons learned from Kosovo and Chechnya, The Marshall Center Papers, no. 2, 20 juli, Garmisch-Partenkirchen, Duitsland: George C. Marshall European Center for Security Studies. Hoogendijk, H. [1999], ‘Onvrede in Russisch leger over Kosovo’, Haagsche Courant, 12 juni. Isakova, I. [2000], ‘The Kosovo air campaign’s impact on Russian military thinking’, RUSI Journal, augustus, pp. 53-57. Klimenko, A.F. [2000], ‘Osobennosti novoj Vojennoj doktriny’, Vojennaja Mysl’ (VM) , 5 (mei), pp. 22-34.
7
• • • • • • • • • • • • • • •
KLu Air Power doctrine [1996], Den Haag: Koninklijke Luchtmacht. ‘Kontseptsija natsional’noj bezopasnosti’ [2000], Nezavisimoje Vojennoje Obozrenije (NVO) (1), 14 januari, internetversie. ‘Kontseptsija natsional’noj bezopasnosti Rossijskoj Federatsii’ [1999], NVO, (46), 26 november, p. 1, 4-5. Main, S.J. [2000], ‘Russia’s new National Security Concept’ in War and Peace in Post-Soviet Eastern Europe, G81, maart, Camberley, Verenigd Koninkrijk: Conflict Studies Research Centre (CSRC), pp. 17-21. Malcolm, N, Pravda, A., e.a [1996], Internal factors in Russian Foreign Policy, Oxford, Verenigd Koninkrijk: Clarendon Press. Manilov, V.L. [2000], Vojennaja Bezopasnost’Rossii, Moskou, Russische Federatie: Probel. Military Balance 1990-2001, the International Institute for Strategic Studies, Verenigd Koninkrijk: Brassey’s (Londen) en Oxford University Press (Oxford). ‘Novaja Vojennaja doktrina Rossii – adekvatnyj otvet na vyzov vremeni’ [1999], Krasnaja Zvezda (KZ), 8 oktober, p. 1. Olijnik, A. [1999], ‘Bojevyje nagrady - desantnikam - mirotvortsam’, KZ, 13 augustus. ‘Osnovy vojennoj doktriny Rossii (Projekt)’ [1992], Vojennaja Mysl', spetsial’nyj vypoesk, 19 mei. ‘Rossija gotova otstaivat’ svoi interesy’ [1997], KZ, 27 december, pp. 1, 3-4. ‘Strategija bezopasnost Rossija’ [2000], Nezavisimaja Gazeta (NG), 29 november, pp. 1, 8 en NVO,1 december, internetversie. Strategic Survey 1990-2001, the International Institute for Strategic Studies, Verenigd Koninkrijk: Brassey’s (Londen) en Oxford University Press (Oxford). ‘Vojennaja doktrina Rossijskoj Federatsii’ [2000], NVO (15), 28 april, internetversie. Zabolotin, V.D. [2000], Slovar' vojennych terminov, Moskou, Russische Federatie: Kosmo.
Dit artikel concentreert zich op de ontwikkeling van het Russische veiligheidsbeleid tussen 1992 en 2000. Recente ontwikkelingen in het beleid, als gevolg van de aanslagen in de Verenigde Staten van 11 september, komen aan de orde in Atlantisch Nieuws en in het Redactioneel.
8