DE ONTWIKKELING VAN EEN PROGNOSTISCH MODEL VOOR LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM ONDER BOUWVAKKERS
Auteurs: Lex Burdorf, Erasmus MC Tilja van den Berg, Erasmus MC Leo Elders, Erasmus MC Cor van Duivenbooden, Arbouw
Bestelcode: 09-125 ISBN: 9789077286876
November, 2007
2
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING ....................................................................................................... 7 1 1.1 1.2 1.3
ACHTERGRONDEN VAN HET ONDERZOEK ...................................... 8 Inleiding ............................................................................................................ 8 Achtergrond ...................................................................................................... 8 Vraagstelling................................................................................................... 10
2 2.1 2.2 2.3 2.4
METHODE VAN ONDERZOEK .............................................................. 11 Onderzoekspopulatie ...................................................................................... 11 Onderzoeksopzet ............................................................................................ 11 Meetinstrumenten ........................................................................................... 11 Statistische analyse ......................................................................................... 16
3
INVLOED VAN WERK EN LEEFSTIJL OP WERKVERMOGEN EN ZIEKTEVERZUIM ..................................................................................... 17 Kenmerken van de onderzoekspopulatie ........................................................ 17 De invloed van individuele kenmerken, leefstijl en werk op werkvermogen 20 De invloed van individuele kenmerken, leefstijl en werk op ziekteverzuim . 21 De invloed van werkvermogen op het ziekteverzuim .................................... 24 De invloed van werkvermogen op de relatie van individuele kenmerken, werk en gezondheid met ziekte verzuim ................................................................. 26 Conclusies ....................................................................................................... 28
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 4
4.5
BIJDRAGE VAN BIOMEDISCHE GEGEVENS AAN WERKVERMOGEN EN ZIEKTEVERZUIM ......................................... 29 Kenmerken van onderzoekspopulatie ............................................................ 29 De invloed van biomedische kenmerken op het werkvermogen .................... 30 De invloed van biomedische gegevens op ziekteverzuim .............................. 32 De invloed van individuele kenmerken, leefstijl, werk en biomedische gegevens op ziekteverzuim............................................................................. 32 Conclusies ....................................................................................................... 34
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
PROGNOSTISCH MODEL VOOR LANGDURIG VERZUIM ............ 35 Kenmerken van de onderzoekspopulatie ........................................................ 35 Determinanten van ziekteverzuim .................................................................. 36 Het voorspellen vermogen van werkvermogen voor langdurig verzuim ....... 38 Voorspellend vermogen in verschillende deelgroepen .................................. 42 Conclusies ....................................................................................................... 44
4.1 4.2 4.3 4.4
3
6 6.1 6.2
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................... 45 Korte beantwoording van de onderzoeksvragen ............................................ 45 Aanbevelingen ................................................................................................ 46
REFERENTIES .......................................................................................................... 47 BIJLAGE 1, STEEKPROEF GROOTTE ................................................................ 48 BIJLAGE 2, CARDIOVASCULAIRE RISICOSCORE ........................................ 49 BIJLAGE 3, VERGELIJKING VAN OORSPRONKELIJKE SCORE EN DE AANGEPASTE SCORE IN HET FRAMINGHAM RISICOPROFIEL 50 BIJLAGE 4, SPIROMETRIE.................................................................................... 51
4
5
6
SAMENVATTING In opdracht van Arbouw is door de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC, Medisch Universitair Centrum Rotterdam, een vernieuwd prognostisch model opgesteld, dat langdurig ziekteverzuim in de bouw kan voorspellen. Het prognostisch model is opgesteld op basis van de informatie van het vernieuwde PAGO, waaronder de vragenlijstonderdelen werkvermogen, werkomstandigheden, leefstijlfactoren en het biometrisch onderzoek, met name spirometrie en het cardiovasculaire risicoprofiel. Het vernieuwde prognostische model is gericht op het voorspellen van langdurig verzuim, gedefinieerd als verzuim van minimaal 6 weken respectievelijk 3 maanden. Werkgebonden factoren (tillen, werkdruk), gezondheidsklachten en leeftijd hebben invloed op werkvermogen en ziekteverzuim. Daarnaast zijn overgewicht en zwaarlijvigheid duidelijke risicofactoren voor werkvermogen en ziekteverzuim. Andere leefstijlfactoren, zoals gebrek aan lichamelijke activiteit in de vrije tijd (bewegen) en roken, hebben hooguit een (zeer) kleine invloed op werkvermogen en ziekteverzuim. Obstructieve luchtwegproblemen beïnvloeden het werkvermogen met maximaal 2,4 punten (zo‟n 5% van de maximale score). Er is geen additioneel effect van het risicoprofiel op cardiovasculaire aandoeningen. Het verzuim wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van gezondheidsklachten en niet door de objectief vastgestelde luchtwegaandoeningen of het cardiovasculaire risicoprofiel. Het werkvermogen heeft een voorspellend vermogen voor langdurig ziekteverzuim. Het voorspellend vermogen is echter beperkt en de testeigenschappen van de werkvermogenindex zijn onvoldoende krachtig om de inhoud van het vervolgtraject bij werknemers met een matig en slecht werkvermogen direct te bepalen op basis van de werkvermogenindex. Gezien bovenstaande uitkomsten en de drastische wijzigingen in het WAO-stelsel wordt sterk aanbevolen de „WAO-indicator‟ niet meer toe te passen voor indicatie van gewenst beleid bij bouwvakkers met een verlaagd werkvermogen. Gegeven de beperkte prognostische waarde van de werkvermogenindex voor langdurig verzuim wordt tevens aanbevolen bij bouwvakkers met een matig en slecht werkvermogen de bedrijfsarts een individuele beoordeling te laten maken over de specifieke oorzaken van het verlaagd werkvermogen.
7
1
1.1
ACHTERGRONDEN VAN HET ONDERZOEK
Inleiding
In opdracht van Arbouw is door de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC, Medisch Universitair Centrum Rotterdam, een vernieuwd prognostisch model opgesteld, dat langdurig ziekteverzuim in de bouw kan voorspellen. Dit model dient ter vervanging van het in 2002 ontwikkelde instrument „WAO-indicator‟.[1] De WAO-indicator voorspelt het risico om binnen vier jaar in de WAO te geraken.[1,2] Aangezien het WAO-stelsel in 2006 drastisch is gewijzigd, alsmede door aanpassing van de inhoud van het Periodiek ArbeidsGezondheidskundig Onderzoek, bestaat de noodzaak tot ontwikkeling van een nieuw prognostisch instrument. 1.2
Achtergrond
Ontwikkeling WAO-indicator In Fins longitudinaal onderzoek onder werknemers van 44 tot 51 jaar in fysiekbelastende beroepen is gebleken dat het werkvermogen een goede voorspeller was voor vroegtijdige uittreding uit het arbeidsproces.[3] Een andere Finse studie liet zien dat het werkvermogen voor een groot deel kon worden verklaard door fysieke en psychosociale belasting op het werk, gebrek aan vertrouwen in eigen functioneren en de aard en ernst van klachten van het bewegingsapparaat.[4] Gedurende een 11-jarige follow-up bleek dat werknemers met regelmatige intensieve lichaamsbeweging in de vrije tijd hun werkvermogen behielden of verbeterden, terwijl onder werknemers met een gebrek aan lichamelijke activiteit het werkvermogen daalde en het risico op vroegtijdige uittreding steeg.[3] Beide studies geven overigens geen goed inzicht of een dalend werkvermogen leidt tot veranderingen in leefstijl of dat veranderingen in leefstijl leidt tot een daling in werkvermogen. Beide studies laten zien dat werk- en leefstijlfactoren determinanten zijn van zelfgerapporteerd werkvermogen, maar er is nog weinig informatie beschikbaar over het relatieve belang van arbeidsgebonden risicofactoren en leefstijlfactoren in het verklaren van het werkvermogen van werknemers. In 2002 is een selectie-instrument ontwikkeld, de zogenaamde WAO-indicator, dat helpt bij het identificeren van bouwvakkers met een sterk verhoogd risico om binnen enkele jaren arbeidsongeschikt te worden.[1] Dit selectie-instrument is gebaseerd op een besliskundig model van de belangrijkste risicofactoren voor WAO-toetreding waarbij elke combinatie van risicofactoren is uitgedrukt in de kans op arbeidsongeschiktheid in de komende 4 jaar. Als risicofactoren zijn in dit model opgenomen: werkvermogen, leeftijd, verzuimpercentage in afgelopen 2 jaar en de 8
aanwezigheid van ernstige klachten van het bewegingsapparaat. Op basis van dit selectie-instrument is een beslisschema opgesteld met 3 eindpunten: doorverwijzing naar het loopbaanproject, aanpassing in de eigen functie, of indien er is geen sprake van een extra risico, de gebruikelijke sociaal-medische begeleiding.[1,2] Laatstgenoemde twee opties zijn bestaande Arbouw-instrumenten. Aanpassing in de wetgeving rond arbeidsongeschiktheid Het bovengenoemde instrument is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoeksresultaten in de periode 1995 - 2001. Een belangrijk uitgangspunt was de gemiddelde kans op WAO-toetreding onder bouwvakkers jonger dan 30 jaar, gebaseerd op cijfers over de WAO-toetreding in de periode 1995 - 1998. De aanpassingen van de regelingen rond arbeidsongeschiktheid, met name de verlenging van 1 jaar naar 2 jaar voor toetreding tot de WAO, hebben grote consequenties voor de kans op WAO. Hierdoor is de kansverdeling van het instrument uit 2002 niet meer geldig en geven de beschreven afkappunten geen goede indicatie voor de te ondernemen vervolgactiviteiten. Bovendien is per 1 januari 2006 de WAO vervangen door de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, de WIA. Bij de WIA staat “werken naar vermogen” centraal, ofwel “het gaat niet om wat je niet meer kan... maar om wat je nog wel kan.” Door bovengenoemde ontwikkelingen is de kans op WAO-toetreding in de afgelopen jaren flink gedaald. Het voorspellende vermogen van het ontwikkelde selectie-instrument is hiermee waarschijnlijk ook flink gereduceerd. Dit vraagt dan ook om aanpassing van het instrument met bovendien een ander eindpunt, namelijk langdurig verzuim in plaats van WAO(WIA)-toetreding. Hierbij is tevens van belang te evalueren of het prognostische model gelijk is voor verschillende definities van verzuimduur. Periodiek ArbeidsGezondheidskundig Onderzoek In 2005 is het PAGO in de bouw aangepast. In de vragenlijst van het vernieuwde PAGO is voor iedere bouwvakker nu de lijst werkvermogen opgenomen, de vragen over werkomstandigheden zijn herzien en er is nieuwe aandacht voor de belangrijkste leefstijlfactoren overgewicht, lichamelijke activiteit, roken en alcoholgebruik. Daarnaast is het biometrische deel van het PAGO aangepast, zodat nu het cardiovasculaire risicoprofiel kan worden vastgesteld. Determinanten van langdurig verzuim De noodzaak bestaat het instrument ter identificatie van bouwvakkers met een sterk verhoogd risico op arbeidsongeschikt aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen. Het voorspellen van arbeidsongeschiktheid lijkt daarbij een minder relevant eindpunt te zijn geworden. Langdurig verzuim, gedefinieerd als verzuim van minimaal 6 weken respectievelijk 3 maanden, is een geschikter eindpunt voor het geven van adviezen over de te nemen acties door bedrijfsartsen. 9
Op basis van recent onderzoek moet eveneens sterk worden overwogen om de 4 risicofactoren uit het oude model (werkvermogen, leeftijd, verzuimpercentage in afgelopen 2 jaar, aanwezigheid van ernstige klachten van het bewegingsapparaat) aan te passen aan determinanten die direct beschikbaar zijn in het vernieuwde PAGO. Vooral de verwevenheid van werk- en leefstijlfactoren met werkvermogen zal tot aanpassingen in het prognostisch model leiden. 1.3
Vraagstelling
Het doel van het project is het vaststellen van een prognostisch model voor langdurig verzuim. De volgende vragen voor het onderzoek zijn geformuleerd: 1. Wat zijn de directe en indirecte invloeden van werk- en leefstijlfactoren en werkvermogen op langdurig ziekteverzuim? 2. Wat zijn de invloeden van de biometrische bepalingen (met name longfunctie en cardiovasculair risicoprofiel) op het werkvermogen? 3. Wat is het geschikte prognostische model voor het voorspellen van langdurig ziekteverzuim? 4. Is het zelfde prognostisch model toepasbaar op zowel 6 weken verzuim als 3 maanden verzuim?
10
2
2.1
METHODE VAN ONDERZOEK
Onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie bestaat uit medewerkers werkzaam in de bouw, die in 2005 hebben deelgenomen aan het vernieuwde PAGO onderzoek en waarvoor verzuimgegevens bekend zijn via arbodienst ArboDuo (n=18.909). Hiervan zijn 1201 personen uitgesloten die in de vragenlijst aangaven gedeeltelijk in de WAO of de VUT te zitten. Van de beschikbare 17.708 personen zijn van 6.590 (37%) personen tevens gegevens beschikbaar van biometrisch onderzoek. Dit biometrisch onderzoek is vanaf januari 2005 geleidelijk ingevoerd als onderdeel van het PAGO in de bouw. Er zijn op voorhand geen redenen om aan te nemen dat de PAGO‟s met biometrisch onderzoek substantieel verschillen van de PAGO‟s zonder dit onderzoek. 2.2
Onderzoeksopzet
Het onderzoek bestaat uit een cross-sectioneel deel en een longitudinaal deel. In het cross-sectionele deel met gegevens van het PAGO 2005 en ziekteverzuim 2005 ligt de nadruk op het beschrijven van de onderlinge samenhang van diverse determinanten van werkvermogen en hun invloed op ziekteverzuim. In het longitudinale deel ligt de nadruk op de prognostische factoren van het PAGO uit 2005 voor het ziekteverzuim in 2006. 2.3 2.3.1
Meetinstrumenten Vragenlijst
Onderdeel van het PAGO onderzoek is de „Vragenlijst Periodiek Arbeids Gezondheidskundig onderzoek Bouwnijverheid‟. De wijzigingen ten opzichte van de vorige vragenlijst zijn de toevoeging van de lijst werkvermogen voor iedere werknemer (voorheen alleen opgenomen in de lijst voor werknemers van 40 jaar en ouder), herziening van vragen over werkomstandigheden, en toevoeging van vragen met betrekking tot de belangrijkste leefstijlfactoren overgewicht, lichamelijke activiteit, roken en alcoholgebruik. De vragenlijst Periodiek Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek Bouwnijverheid bestaat uit de onderdelen Gezondheidstoestand en Werkomstandigheden.
11
Vragen Gezondheidstoestand In de module met vragen over de gezondheidstoestand is de werkvermogenlijst verwerkt. De werkvermogenlijst bestaat uit vragen op zeven primaire onderdelen [4]: 1. Huidige werkvermogen (score 0 - 10) 2. Lichamelijke en geestelijke eisen van het huidige werk (score 2 - 10) 3. Gediagnosticeerde aandoeningen, ziekten, verwondingen (score 1 - 7) 4. Beperkingen door aandoeningen, ziekten, verwondingen in de huidige functie (score 1 - 6) 5. Ziekteverzuim in de laatste 12 maanden (score 1 - 5) 6. Toekomstverwachting van het werkvermogen (score 1, 4 of 7) 7. Mentale capaciteiten (score 1 - 4) Op basis van de antwoorden op de afzonderlijke vragen kan voor ieder onderdeel een aantal punten worden verkregen. Door deze punten van de zeven onderdelen op te tellen, wordt een zogenaamde index score verkregen die kan variëren tussen de 7 en 49 punten. In de oorspronkelijke index wordt een kwalificatie gegeven aan de verschillende scoreniveaus: slecht (7 - 27), matig (28 - 36), goed (37 - 43) en uitstekend (44 - 49). Afhankelijk van het scoreniveau kunnen interventies worden ingezet ter herstel of verdere ontwikkeling van het werkvermogen.[5] De score op de 7 primaire onderdelen van de werkvermogenlijst reflecteren een weging, die mede is gebaseerd op het relatieve belang van het onderdeel in het voorspellen van arbeidsongeschiktheid. De onderdelen 1 en 2 beschrijven het vermogen van de werknemer om op dit moment zijn werkzaamheden goed uit te voeren, gegeven zijn individuele capaciteiten en de eisen van het werk. Beide onderdelen tesamen hebben een maximale score van 20 punten (41% van de maximale score). Onderdelen 3 tot en met 5 hebben betrekking op de gezondheidsproblemen, ervaren beperkingen door gezondheidsproblemen en consequenties voor verzuim. Omdat onderdeel 3 in de vraagstelling geen herkenbare recall periode heeft, is het enigszins onduidelijk of de zelfgerapporteerde ziekten gediagnosticeerd door een arts ook inderdaad de onderliggende oorzaken zijn van de ervaren beperkingen in de functie-uitoefening en het verzuim in de afgelopen 12 maanden. De gezamenlijke invloed van de gezondheidsvragen bedraagt maximaal 18 punten (37% van de maximale score). Onderdelen 6 en 7 gaan in om de verwachtingen van de werknemer in de komende 2 jaar ten aanzien van zijn functioneren en ontwikkeling op het werk. De gezamenlijke invloed van deze onderdelen bedraagt maximaal 11 punten (22% van de maximale score).
12
De module Gezondheidstoestand bevat ook aparte vragen over diverse clusters van aandoeningen. De eerste cluster betreft psychische klachten en bestaat uit vermoeidheidsklachten zoals „vaak moe zijn‟ en „slecht slapen‟; stressklachten („voortdurend het gevoel hebben er niet tegenop te kunnen‟, „prikkelbaar zijn‟, „opgewonden of gejaagd zijn‟, „vaak last van stress hebben‟) en mentale klachten („regelmatig moeite hebben om zich te concentreren‟). De cluster van 7 vragen over psychische klachten (b0001 t/m b0009) is een verkorte, aangepaste versie van de EURO-D vragenlijst. [6] Een som score kan worden berekend die varieert van 0 (geen psychische klachten) tot 7 (zeer veel psychische klachten). In de oorspronkelijke schaal met 11 items wordt een score van 4 of hoger gezien als een indicatie van een klinisch relevant stadium van depressie.[6] In dit onderzoek met 7 items is de aanwezigheid van psychische klachten gedefinieerd als een score van 3 of hoger (minimaal 3 positieve antwoorden). Daarnaast is tevens de score ingedeeld in tertielen, waarbij personen met een score van 2 of lager zijn ingedeeld in de referentiegroep zonder relevante psychische problemen, personen met een score van 3 tot 5 worden aangeduid als personen met matig psychische problemen en personen met een score van 6 tot 7 worden aangeduid als personen met veel psychische problemen. De vraag over aanwezigheid van depressieve klachten (b0011 „Heeft u zich de afgelopen tijd vaak somber en neerslachtig gevoeld‟) is apart in de analyse opgenomen. De aanwezigheid van respiratoire klachten is gebaseerd op de vraag naar klachten van de luchtwegen (b0041 “Heeft u regelmatig klachten van de luchtwegen?”). Hartklachten zijn gedefinieerd door een positief antwoord op de vraag over pijn op de borst (b0061 “Heeft u nogal eens pijn of een beklemd gevoel op de borst of in de hartstreek?”). De sectie over klachten van het bewegingsapparaat omvat 4 vragen over klachten in de bovenste en onderste ledematen, nekpijn en rugpijn (b0081 t/m b0088). De prevalentie van klachten van het bewegingsapparaat is gebaseerd op de aanwezigheid van minmaal een klacht.
13
Vragen leefstijlfactoren Het cluster leefstijl bevat een aantal vragen over fysieke activiteiten (beweging) in de vrije tijd, rookgedrag en alcoholgebruik. De vragen over rookgedrag zijn gebruikt om personen in te delen in rokers en niet/ex-rokers. De open vraag over het gemiddelde aantal glazen alcoholhoudende drank per week (n0030) is gebruikt om personen met problematisch alcoholgebruik te identificeren (15 glazen per week of meer) en bovenmatig alcoholgebruik (35 glazen per week of meer). [7] Door een open vraag naar het aantal dagen per week met minimaal 30 minuten beweging (n0018) is vastgesteld of personen voldeden aan de Nederlandse beweegnorm van minimaal 5 dagen per week 30 minuten beweging. De gesloten vraag naar zware lichamelijke activiteiten, zoals sporten (n0019 t/m n0023), is gebruikt om vast te stellen of personen voldeden aan de Nederlandse fitnorm van minimaal 3x per week intensieve fysieke activiteit.[8] Vragen werkomstandigheden De gehele module „vragen werkomstandigheden‟ bestaat uit 18 clusters met 46 vragen. De vragen gaan over fysieke belasting, tempo en werkhoeveelheid, herstelbehoefte, veiligheid, werktevredenheid, fysische belasting, zelfstandigheid en beloning. Voor het onderzoek zijn niet alle clusters als relevant beoordeeld. De nadruk is gelegd op de bekende determinanten van het werkvermogen uit de literatuur, namelijk fysieke en psychosociale belasting op het werk. De vragen over fysieke belasting zijn gebruikt om de zes bekende factoren in fysieke belasting te definiëren: (1) tillen, duwen en trekken (positief antwoord op vraag b0261 of b0263), (2) belastende houdingen voor de rug (b0254), (3) statische belasting (b0253 of b0255), (4) lichaamstrillingen (b0331), (5) handarmtrillingen (b0332), en (6) repeterende bewegingen (b0262). De psychosociale aspecten op het werk zijn gekarakteriseerd door regelmatige werkdruk (positief antwoord op vraag b0295 of b0301), gebrek aan zelfstandigheid (b0311 of b0313), ervaren werkstress (minimaal een positief antwoord op vragen u0004, b0441, b0442, u0011), gebrek aan plezier in het werk (b0385) en weinig ondersteuning door leidinggevenden (b0395). Aan de factor ervaren werkstress ligt het concept herstelbehoefte ten grondslag.
14
2.3.2
Biometrisch onderzoek
Van de beschikbare 17.708 personen zijn van 6.590 (37%) personen tevens gegevens beschikbaar van biometrisch onderzoek. Het biometrisch onderzoek bestond uit het bepalen van gewicht en lengte, orgaanfunctieonderzoek (bloeddrukmeting, gezichtsvermogen, longfunctietest, gehoortest, elektrocardiogram) en bloedonderzoek (bloeddruk, hemoglobinegehalte, serumcholesterol). Door middel van deze biometrische onderzoeksgegevens is een cardiovasculair risicoprofiel opgesteld volgens de recent aangepaste Framingham risico score. De berekening is weergegeven in bijlage 2. De risicoscore wordt vervolgens omgezet in een schatting van het risico op dodelijke en niet-dodelijke hart- en vaatziekten in de komende 10 jaren.[9,10] De risicoscore is ingedeeld in 3 categorieën met de volgende grenswaarden: 0 - 9 punten (10-jaars risico 0%-5%), 10 - 15 punten (10-jaars risico 6%-20%) en 16 punten (10-jaars risico groter dan 20%). [11] In diverse arbodiensten wordt het oorspronkelijke risicoprofiel uit de Framinghamstudie gebruikt, waarin geen leeftijdsspecifieke risico‟s zijn opgenomen.[12] Ten einde een vergelijking te maken tussen de oorspronkelijke score en de aangepaste score in het Framingham risicoprofiel zijn in bijlage 3 beide scores vergeleken. 2.3.3
Geregistreerd verzuim
De verzuimgegevens over 2005 en 2006 zijn afkomstig van arbodienst ArboDuo. Deze verzuimgegevens zijn niet diagnosespecifiek en daarom samengevat in twee kermaten: verzuimfrequentie (aantal verzuimepisodes in 2005) en verzuimduur (totaal aantal dagen verzuim in 2005). De verzuimduur in dagen is omgezet in twee eindpunten: verzuim langer dan 6 weken en verzuim dan 3 maanden.
15
2.4
Statistische analyse
Deel 1 Bijdrage van werk- en leefstijlfactoren aan werkvermogen en ziekteverzuim Op basis van de beschikbare gegevens van alle PAGO‟s vanaf 1 januari 2005 is een analyse gemaakt van de samenhang tussen werk- en leefstijlfactoren en werkvermogen (lineaire regressie analyse) en hun beider invloed op geregistreerd verzuim langer dan 6 weken en 3 maanden (logistische regressie analyse). In het cross-sectionele deel van het onderzoek zijn de potentiële determinanten van verzuim bepaald. Tevens is gekeken naar de onderlinge samenhang van werk- en leefstijlfactoren met de kritische dimensies in het werkvermogen. Deze analyses geven informatie over een betere weging van de 7 dimensies in het werkvermogen in relatie tot verzuim, de directe bijdrage van werk- en leefstijlfactoren aan verzuim en hun indirecte invloed op verzuim via werkvermogen. Deel 2 Bijdrage van biometrie in het PAGO als determinant van werkvermogen en verzuim In het PAGO is een aantal biometrische bepalingen verricht (met name longfunctie en cardiovasculair risicoprofiel). Er is een analyse gedaan naar de samenhang tussen de biometrie, werk- en leefstijlfactoren en het zelfgerapporteerde werkvermogen met onderliggende dimensies. Deze analyse richt zich vooral op het objectiveren van het verlies aan werkvermogen om te evalueren of biometrie een zelfstandige bijdrage heeft als determinant van werkvermogen. Deel 3 Prognostisch model voor verzuim In het longitudinale deel van het onderzoek worden gegevens van het PAGO in 2005 gebruikt om het optreden van langdurig verzuim in 2006 te voorspellen. Op basis van deze informatie is een prognostisch model voor langdurig verzuim opgesteld, waarin voor elke combinatie van relevante determinanten van verzuim een individuele kans op verzuim is geschat. In eerste instantie is dit model ontwikkeld op een random steekproef van de beschikbare gegevens (50% van alle personen) en vervolgens getoetst op de andere 50% van de onderzoekspopulatie. In dit tussentijdse rapport is deze informatie nog niet beschikbaar.
16
3
3.1
INVLOED VAN WERK EN LEEFSTIJL OP WERKVERMOGEN EN ZIEKTEVERZUIM
Kenmerken van de onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie bestond uit 6.590 personen, waarvan in 2005 de gegevens beschikbaar waren uit het PAGO, het biometrisch onderzoek en de verzuimregistratie. De gemiddelde leeftijd van de onderzoekspopulatie was 44 jaar met een bereik van 16 tot 62 jaar. Tabel 1: Overzicht van de individuele kenmerken, leefstijlfactoren en werkbelasting in de onderzoekspopulatie (n=6590) Factor Individuele kenmerken Leeftijd Kantoor / leidinggevenden Leefstijlfactoren Problematisch alcoholgebruik Bovenmatig alcoholgebruik Roker Voldoende fysieke activiteiten Voldoende forse lichamelijke inspanning Fysieke arbeid Tillen, duwen of trekken Belastende houdingen voor de rug Statische belasting Lichaamstrillingen Handarmtrillingen Repeterende bewegingen Psychosociale arbeidsomstandigheden Regelmatige werkdruk Gebrek aan zelfstandigheid Ervaren werkstress Gebrek aan plezier in het werk Weinig ondersteuning door leidinggevenden
N
%
44,0 ± 11,1 1439
21%
908 49 2134 3654 1250
14% 0.7% 32% 69% 20%
3181 1659 2470 966 1107 1456
48% 25% 37% 15% 17% 22%
3927 2312 3011 307 834
60% 35% 46% 5% 13%
Bij de leefstijlfactoren blijkt dat 31% van de bouwvakkers niet voldoen aan de Nederlandse norm Gezond Bewegen en dat 80% niet voldoen aan de Nederlandse fitnorm. In Nederland voldoet ongeveer 55% van de populatie niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen en 78% niet aan de fitnorm (website Nationaal Kompas 2005).
17
Bij de fysieke belasting scoren tillen, duwen en trekken, statische werkbelasting en belastende rughoudingen het hoogst. Regelmatige werkdruk, ervaren werkstress en gebrek aan zelfstandigheid in het werk zijn de belangrijkste psychosociale factoren in het werk. In tabel 2 staan de gegevens van het werkvermogen en het ziekteverzuim. In de onderzoekspopulatie heeft 2,5% een slecht werkvermogen en 18% een matig werkvermogen. Het aantal werknemers met minimaal 1 verzuimperiode bedraagt 39%. Dit percentage is beduidend lager dan verwacht, hetgeen een indicatie is dat in het bestand met verzuimgegevens waarschijnlijk veel werknemers ontbreken die slechts enkele dagen hebben verzuimd in 2005 omdat in deze ziektegevallen de melding regelmatig achterwege blijft. Het aandeel van de verzuimers tussen 6 weken en 3 maanden bedraagt 4,5% en het aandeel van verzuimers langer dan 3 maanden 4,0%. Tabel 2: Overzicht van het werkvermogen en ziekteverzuim in de onderzoekspopulatie (n=6590) Factor Werkvermogen Uitstekend Goed Matig Slecht Ziekteverzuim in 2005 Minimaal 1x verzuimd in 2005 1 dag tot en met 6 weken vanaf 6 weken tot en met 3 maanden vanaf 3maanden tot en met 6 maanden vanaf 6 maanden tot 12 maanden Gehele jaar verzuimd
N
%
1992 3238 1192 166
30% 49% 18% 2,5%
2583 2022 294 162 89 10
39% 31% 4,5% 2,5% 1,3% 0,2%
18
Figuur 1 laat de gemiddelde score op de werkvermogenindex zien per leeftijdsgroep, alsmede de waarden waar 95% van de personen onder vallen (95-percentiel) en waar 5% van de personen boven vallen (5-percentiel). Het werkvermogen daalt over het gehele leeftijdsbereik van zo‟n 42,7 naar 38,8 (9%). Figuur 1: De gemiddelde score op de werkvermogenindex per leeftijdsgroep met bijbehorende 95-percentiel en 5-percentiel 50 45
werkvermogen
40 gemiddelde werkvermogen
35 30
5-percentiel werkvermogen
25 20
95-percentiel werkvermogen
15 10 5 0 16
22
28
39
44
49
54
leeftijd
19
59
3.2
De invloed van individuele kenmerken, leefstijl en werk op werkvermogen
Tabel 3 beschrijft de invloed van individuele kenmerken, leefstijl en werk op de werkvermogenindex. Individuele kenmerken en de factoren van fysieke en psychosociale werkbelasting zijn alle significant geassocieerd met het werkvermogen. Van de leefstijlfactoren heeft alleen het voldoen aan de Nederlandse fitnorm (regelmatig forse lichamelijke inspanning) een positieve invloed op het werkvermogen. De factoren van fysieke belasting en van psychosociale belasting hangen onderling sterk samen. De individuele factoren verklaren tesamen 8,6% van de variatie in werkvermogen, de factoren van fysieke belasting 16,4%, en de factoren van psychosociale belasting 14,6%. In het uiteindelijke multivariate model wordt 28,8% van de variatie verklaard door de individuele kenmerken en de factoren van fysieke en psychosociale werkbelasting. Het voldoen aan de fitnorm heeft een klein positief effect op het werkvermogen. De invloed van een functie als leidinggevende of op kantoor wordt deels weggenomen na correctie met andere determinanten. De maximale invloed van fysieke belasting op het werkvermogen bedraagt 4,8 punten. De psychosociale risicofactoren zijn tesamen verantwoordelijk voor maximaal 4,4 punten daling in de score op het werkvermogen. De maximale invloed van fysieke belasting en van de psychosociale risicofactoren zijn nagenoeg gelijk aan het effect van 40 jaar ouder worden (4,8 punten).
20
Tabel 3: De invloed van individuele kenmerken, leefstijl en werk op werkvermogen in de onderzoekspopulatie (n=6590) Factor
Univariate analyse R2
Multivariate analyse1 (R2=28,8%) R2
Demografische factoren Leeftijd (jaar) -0,12* 6,2% -0,11* Kantoor / leidinggevenden 1,80* 1,9% 0,65* Leefstijlfactoren Problematisch alcoholgebruik 0,04 0,0% Bovenmatig alcoholgebruik -1,38 0,0% Roker -0,18 0,0% Voldoende fysieke activiteiten -0,12 0,0% 0,43* Voldoende forse lichamelijke inspanning 0,60* 0,2% Fysieke belasting op het werk Tillen, duwen of trekken -2,19* 4,2% -0,40* Belastende houdingen voor de rug -4,10* 11,0% -1,51* Statische belasting -3,63* 10,7% -1,24* Lichaamstrillingen -1,96* 1,7% Handarmtrillingen -2,51* 3,1% -0,43* Repeterende bewegingen -3,92* 9,1% -1,21* Psychosociale belasting op het werk Regelmatige werkdruk -0,84* 5,9% Gebrek aan zelfstandigheid -1,36* 1,5% -0,67* Ervaren werkstress -3,73* 11,9% -2,52* Weinig ondersteuning door leidinggevenden -2,98* 3,5% -1,18* 1 correctie voor andere significante factoren in het multivariate model * statistisch significant (p<0,05) R2 = verklaarde variantie
3.3
De invloed van individuele kenmerken, leefstijl en werk op ziekteverzuim
Tabel 4 beschrijft de samenhang tussen individuele kenmerken, leefstijl en werkgebonden factoren en het ziekteverzuim langer dan 6 weken (8,5% in de onderzoekspopulatie). De analyse van de enkelvoudige verbanden geeft aan dat individuele kenmerken en factoren van fysieke en psychosociale werkbelasting significant zijn geassocieerd met het optreden van ziekteverzuim langer dan 6 weken. Elk jaar dat een werknemer ouder is, geeft ruwweg een 3% hogere kans op langdurig ziekteverzuim ten opzichte van de basiskans op ziekteverzuim. De interpretatie hiervan is dat een stijging van de leeftijd met 30 jaar ruwweg leidt tot een verdubbeling van het langdurig verzuim. Leidinggevenden en kantoorpersoneel hebben een aanmerkelijk lagere kans op langdurig ziekteverzuim dan personeel met overwegend handarbeid. 21
Tabel 4: De invloed van werk, gezondheid en leefstijlfactoren op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken Factor %
Univariate analyse OR 95% BI
Multivariate analyse1 OR
95% BI
Demografische factoren Leeftijd (jaar) 1,03* 1,02 - 1,04 1,03* 1,02 - 1,04 Kantoor / leidinggevenden 21 0,40* 0,31 - 0,53 0,47* 0,35 - 0,64 Leefstijlfactoren Problematisch alcoholgebruik 14 0,79 0,60 - 1,04 Bovenmatig alcoholgebruik 0.7 0,70 0,22 - 2,26 Roker 32 1,01 0,84 - 1,22 Voldoende fysieke activiteiten 69 1,10 0,89 - 1,36 Voldoende lichamelijke inspanning 20 1,02 0,82 - 1,28 Fysieke belasting op het werk2 Tillen, duwen of trekken 48 1,71* 1,44 - 2,04 1,32* 1,08 - 1,61 Belastende houdingen voor de rug 25 1,88* 1,56 - 2,25 Statische belasting 37 1,68* 1,41 - 2,00 Lichaamstrillingen 15 1,35* 1,08 - 1,69 Handarmtrillingen 17 1,67* 1,36 - 2,06 Repeterende bewegingen 22 1,76* 1,46 - 2,12 Psychosociale belasting op het werk Regelmatige werkdruk 60 0,95 0,80 - 1,13 0,82* 0,68 - 0,99 Gebrek aan zelfstandigheid 35 1,32* 1,10 - 1,57 Ervaren werkstress 46 1,67* 1,40 - 2,00 Weinig ondersteuning leidinggevende 13 1,72* 1,37 - 2,16 Gebrek aan plezier in het werk 5 1,39 0,96 - 2,01 Gezondheidsklachten Klachten aan het bewegingsapparaat 69 2,40* 1,91 - 3,02 1,68* 1,31 - 2,15 Pijn op de borst 9 2,23* 1,75 - 2,83 1,36* 1,04 - 1,77 Psychische klachten 11 2,65* 2,14 - 3,30 1,63* 1,24 - 2,15 Luchtwegaandoeningen 11 1,61* 1,26 - 2,04 Depressie 10 2,88* 2,31 - 3,59 1,84* 1,40 - 2,41 1 correctie voor andere significante factoren in het multivariate model 2 Door sterke samenhang belastende houdingen rug met statische belasting (r=0,47) en lichaamstrillingen met handarmtrillingen (r=0.66) en repeterende bewegingen met statische belasting (r=0,46) is gekozen voor de variabele met het sterkste effect. * statistisch significant (p<0,05) OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
22
In het multivariate model vallen verschillende fysieke en psychosociale factoren weg en blijven de meeste gezondheidsklachten aanwezig. Het effect van leidinggevenden cq kantoorpersoneel blijft nagenoeg even groot, na correctie voor andere significante factoren. Opvallend is dat personen die regelmatige werkdruk rapporteren een lagere kans hebben op ziekteverzuim langer dan 6 weken. De resultaten in tabel 5 laten zien dat bij een andere definitie van de totale verzuimduur nagenoeg dezelfde factoren zijn gevonden. Het enige verschil tussen beide modellen is dat de aanwezigheid van klachten van pijn op de borst voor verzuim langer dan 3 maanden niet meer statistisch significant is (p = 0,07). Tabel 5: Vergelijking van de invloed van werk, gezondheid en leefstijlfactoren op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden Factor
%
Langer dan 6 weken Multivariate analyse1 OR 95% BI
Langer dan 3 maanden Multivariate analyse1 OR
95% BI
Demografische factoren Leeftijd (jaar) 1,03* 1,02 - 1,04 1,03* 1,02 - 1,04 Kantoor / leidinggevenden 21 0,47* 0,35 - 0,64 0,56* 0,37 - 0,86 Fysieke belasting op het werk Tillen, duwen of trekken2 48 1,32* 1,08 - 1,61 1,33* 1,00 - 1,77 Psychosociale belasting op het werk Regelmatige werkdruk 60 0,82* 0,68 - 0,99 0,72* 0,55 - 0,94 Gezondheidsklachten Klachten aan het bewegingsapparaat 69 1,68* 1,31 - 2,15 2,04* 1,39 - 2,98 Pijn op de borst 9 1,36* 1,04 - 1,77 Psychische klachten 11 1,63* 1,24 - 2,15 1,59* 1,10 - 2,30 Depressie 10 1,84* 1,40 - 2,41 2,40* 1,68 - 3,43 1 correctie voor andere significante factoren in het multivariate model 2 Door sterke samenhang belastende houdingen rug met statische belasting (r=0,47) en lichaamstrillingen met handarmtrillingen (r=0.66) en repeterende bewegingen met statische belasting (r=0,46) is gekozen voor de variabele met het sterkste effect. * statistisch significant (p<0,05) OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
23
3.4 De invloed van werkvermogen op het ziekteverzuim In tabel 6 staat de invloed van het werkvermogen en de onderliggende dimensies op het ziekteverzuim. De kwalificatie van werkvermogen in 4 klassen laat een sterke trend zien, waarbij het effect van verzuim langer dan 3 maanden iets sterker oploopt met een verminderd werkvermogen dan verzuim langer dan 6 weken. De odds ratio voor elke aparte dimensie presenteert het effect van een punt verbetering op de score per dimensie, waardoor deze odds ratios alle onder de 1 liggen. Voor alle dimensies zijn de ORs lager voor verzuim langer dan 3 maanden dan verzuim langer dan 6 weken, hetgeen aangeeft dat het effect van de dimensies enigszins groter is op langerdurend verzuim. De dimensie met het sterkste effect is „ziekteverzuim in het laatste jaar‟, hetgeen niet verwonderlijk is want deze dimensie meet hetzelfde als de uitkomstmaat in deze analyse. De overige ORs liggen relatief dicht bij elkaar, waarbij de dimensie „beperkingen door aandoeningen‟ het sterkste effect heeft en de dimensie „toekomstverwachting‟ het kleinste effect. Tabel 6: De invloed van werkvermogen en onderliggende dimensies op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden Factor %
Langer dan 6 weken Langer dan 3 maanden Univariate analyse Univariate analyse OR 95% BI OR 95% BI
Werkvermogen Uitstekend (jaar) 30 1,00 1,00 Goed 49 5,32* 3,53 - 8,03 7,85* 3,41 - 18,05 Matig 18 20,58* 13,64 - 31,04 41,56* 18,28 - 94,47 Slecht 3 51,17* 31,17 - 84,02 134,59* 56,47 - 320,8 Aparte dimensies van werkvermogen Huidig werkvermogen (0 - 10) 0,69* 0,65 - 0,73 0,66* 0,62 - 0,71 Lichamelijke/geestelijke eisen werk (2 - 10) 0,62* 0,58 - 0,67 0,54* 0,49 - 0,60 Aandoeningen (1 - 7) 0,72* 0,68 - 0,76 0,70* 0,66 - 0,76 Beperkingen door aandoeningen (1 - 6) 0,57* 0,53 - 0,61 0,53* 0,49 - 0,57 Ziekteverzuim in laatste jaar (1 - 5) 0,21* 0,19 - 0,23 0,17* 0,15 - 0,20 Toekomstverwachting (1,4,7) 0,79* 0,75 - 0,83 0,74* 0,70 - 0,79 Mentale capaciteiten (1 - 4) 0,71* 0,64 - 0,79 0,66* 0,57 - 0,76 * statistisch significant (p<0,05), OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
24
De dimensies van het werkvermogen hebben een grote onderlinge samenhang, zoals blijkt uit tabel 7. De dimensie „huidige aandoeningen‟ heeft de grootste invloed op de score op werkvermogen (gemiddeld verlies van 2 punten) en de dimensie „mentale capaciteiten‟ heeft de kleinste invloed (gemiddeld verlies van 0,6 punten). De onderlinge samenhang laat sterke associaties zien tussen verschillende dimensies, met name dimensies 1 en 2 (beide dimensies schatten arbeidscapaciteit), dimensies 2 en 4 (arbeidscapaciteit en ervaren beperkingen), dimensies 1 en 4 (huidig werkvermogen en ervaren beperkingen) en dimensies 2 en 7 (arbeidscapaciteit en mentale capaciteiten). Tabel 7: De score van de onderliggende dimensies van werkvermogen en de onderlinge associaties Factor
Gemiddelde score op dimensie gemid sd
Aparte dimensies van werkvermogen 1.Huidig werkvermogen (0 - 10) 2.Lichamelijke/geestelijke eisen werk (2 - 10) 3.Aandoeningen (1 - 7) 4.Beperkingen door aandoeningen (1 - 6) 5.Ziekteverzuim in laatste jaar (1 - 5) 6.Toekomstverwachting (1,4,7) 7.Mentale capaciteiten (1 - 4) sd = standaard deviatie
8,3 8,2 5,0 5,4 4,2 6,3 3,4
1,3 1,1 1,7 1,0 1,0 1,5 0,7
Correlaties tussen dimensies
1 - 2 (0,52), 1 - 4 (0,39), 1 - 6 (0,30) 2 - 1 (0,52), 2 - 4 (0,46), 2 - 7 (0,39) 3 - 4 (0,29), 3 - 5 (0,28) 4 - 2 (0,46), 4 - 1 (0,39), 4 - 5 (0,35) 5 - 4 (0,35), 5 - 3 (0,28) 6 - 2 (0,34), 6 - 4 (0,30), 6 - 1 (0,30) 7 - 2 (0,39), 7 - 1 (0,29)
Deze onderlinge samenhang en het gemiddelde effect van elke dimensie op de score op werkvermogen zullen van invloed zijn op de analyse van de gezamenlijke invloed van de onderscheiden dimensies. In tabel 8 staat de invloed van de onderliggende dimensies van het werkvermogen op het ziekteverzuim, waarbij is gecorrigeerd voor de andere dimensies. In deze analyse is de dimensie verzuim buiten beschouwing gelaten. De dimensie „mentale capaciteiten‟ is niet langer significant bij correctie voor de andere dimensies. In deze multivariate analyse wordt het effect van de dimensies op het verzuim kleiner (OR dichter bij 1), waarbij de invloed van de dimensie „huidige aandoeningen‟ relatief het minst wordt beïnvloed door de andere dimensies en de dimensies „lichamelijke/geestelijke eisen van het werk‟ en „toekomstverwachting‟ relatief het meest.
25
Tabel 8: De invloed van onderliggende dimensies van werkvermogen op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden Factor
Langer dan 6 weken Multivariate analyse1 OR 95% BI
Langer dan 3 maanden Multivariate analyse1 OR 95% BI
Aparte dimensies van werkvermogen Huidig werkvermogen (0 - 10) 0,84* 0,78 - 0,90 0,85* Lichamelijke/geestelijke eisen werk (2 - 10) 0,93 0,83 - 1,03 0,84* Aandoeningen (1 - 7) 0,79* 0,74 - 0,84 0,80* Beperkingen door aandoeningen (1 - 6) 0,71* 0,65 - 0,77 0,69* Toekomstverwachting (1,4,7) 0,94* 0,88 - 0,99 0,91* Mentale capaciteiten (1 - 4) 1,14 0,99 - 1,31 1,20 1 correctie voor andere significante factoren in het multivariate model * statistisch significant (p<0,05) OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
3.5
0,77 - 0,93 0,73 - 0,96 0,74 - 0,87 0,61 - 0,77 0,84 - 0,99 0,98 - 1,47
De invloed van werkvermogen op de relatie van individuele kenmerken, werk en gezondheid met ziekte verzuim
Tabel 5 beschrijft de samenhang tussen individuele kenmerken, leefstijl en werkgebonden factoren en het ziekteverzuim (model 1). In tabel 6 blijkt dat ook het werkvermogen een sterke samenhang heeft met het ziekteverzuim (model 2). In tabel 9 worden beide tabellen gecombineerd om te zien wat de invloed is van werkvermogen op de bestaande verbanden tussen individuele kenmerken, leefstijl en werkgebonden factoren en het ziekteverzuim (model 3). Gezien de vergelijkbaarheid van de resultaten voor verzuim langer dan 6 weken en verzuim langer dan 3 maanden is deze analyse alleen verricht voor verzuim langer dan 6 weken. Door de introductie van werkvermogen in het multivariate model is de invloed van fysieke belasting (tillen, duwen, trekken) en de verschillende gezondheidsklachten niet langer significant. Voor de gezondheidsklachten is dit logisch omdat deze ook expliciet in dimensie 3 van de werkvermogenindex zijn opgenomen. De invloed van leeftijd, hoofdarbeid en werkdruk op het verzuim blijft nagenoeg onveranderd. De effecten van de onderscheiden klassen van werkvermogen worden enigszins minder in model 3, maar verschillen niet significant van model 2.
26
Tabel 9: De invloed van werkvermogen op de verbanden tussen werk, gezondheid en leefstijlfactoren met geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken Factor
Model 1 OR 95% BI
Demografische factoren Leeftijd (jaar) 1,03* Kantoor / leidinggevenden 0,47* Fysieke belasting werk 1,32* Tillen, duwen of trekken1 Psychosociale belasting werk 0,82* Regelmatige werkdruk Gezondheidsklachten Klachten bewegingsapparaat 1,68* Pijn op de borst 1,36* Psychische klachten 1,63* Depressie 1,84* Werkvermogen Uitstekend Goed Matig Slecht -
Model 2 OR 95% BI
Model 3 OR 95% BI
1,02 - 1,04 0,35 - 0,64
1,01* 0,57*
1,00 - 1,02 0,41 - 0,78
1,08 - 1,61
1,09
0,88 - 1,35
0,68 - 0,99
0,80*
0,65 - 0,97
1,31 - 2,15 1,04 - 1,77 1,24 - 2,15 1,40 - 2,41
0,96 1,11 1,03 1,18
0,74 - 1,25 0,84 - 1,47 0,77 - 1,38 0,88 - 1,56
1,00 4,89* 17,70* 37,43*
3,21 - 7,44 11,41 - 27,45 21,47 - 65,25
1,00 5,32* 3,53 - 8,03 20,58* 13,64 - 31,04 51,17* 31,17 - 84,02
1
Door sterke samenhang belastende houdingen rug met statische belasting (r=0,47) en lichaamstrillingen met handarmtrillingen (r=0.66) en repeterende bewegingen met statische belasting (r=0,46) is gekozen voor de variabele met het sterkste effect. * statistisch significant (p<0,05) OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
27
3.6
Conclusies
1. De maximale invloed van fysieke belasting en van de psychosociale risicofactoren zijn nagenoeg gelijk aan het effect van 40 jaar ouder worden (zo‟n 8-10% van de maximale score). 2. Het voldoen aan de fitnorm heeft een klein positief effect op het werkvermogen (zo‟n 1% van de maximale score) 3. Dezelfde factoren hebben invloed op het verzuim langer dan 6 weken en op het verzuim langer dan 3 maanden. Een stijging van de leeftijd met 30 jaar leidt ruwweg tot een verdubbeling van de kans op langdurig verzuim. De aanwezigheid van gezondheidsklachten verhogen de kans op verzuim ruwweg met 1,6-2,4 keer. Tillen, duwen of trekken verhoogt de kans met 1,3 keer. Regelmatige werkdruk is omgekeerd geassocieerd met verzuim (odds ratio 0,80). Leefstijlfactoren beïnvloeden het verzuim niet. 4. Er is een sterk verband tussen werkvermogen en verzuim met een sterk oplopende trend tussen lager werkvermogen en hogere kans op verzuim. De dimensies „beperkingen door aandoeningen‟ en „lichamelijke/geestelijke eisen van het werk‟ hebben de meeste invloed op verzuim en „toekomstverwachting‟ de minste invloed. 5. Door de introductie van werkvermogen in het model voor verzuim is de invloed van fysieke belasting (tillen, duwen, trekken) en de verschillende gezondheidsklachten niet langer significant. De invloed van leeftijd, hoofdarbeid en werkdruk op het verzuim blijft nagenoeg onveranderd. 6. Werkgebonden factoren (tillen, werkdruk) en gezondheidsklachten hebben invloed op werkvermogen en ziekteverzuim. Leefstijlfactoren hebben een (zeer) kleine invloed op werkvermogen en ziekteverzuim.
28
4
4.1
BIJDRAGE VAN BIOMEDISCHE GEGEVENS AAN WERKVERMOGEN EN ZIEKTEVERZUIM
Kenmerken van onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie bestond uit 6.590 personen, waarvan de gegevens beschikbaar waren uit het PAGO, het biometrisch onderzoek en de verzuimregistratie. Tabel 10 beschrijft de kenmerken van de onderzoekspopulatie zoals vastgesteld in het biomedisch onderzoek. Tabel 10: Overzicht van biomedische kenmerken van de onderzoekspopulatie (n=6590) Factor Individuele kenmerken Leeftijd (j) Gewicht (kg) Bloeddruk Diastolische bloeddruk (mmHg) Systolische bloeddruk (mmHg) Spirometrie Forced expiratory vital capacity (FVC in l) Forced expiratory volume in 1 sec (FEV1 in l/s) Leefstijlfactor Overgewicht (25 <= bmi < 30 kg/m2) Zwaarlijvigheid (bmi >= 30 kg/m2) Respiratoire aandoeningen Obstructieve luchtwegproblemen mild matig ernstig Restrictieve luchtwegproblemen mild matig ernstig Cardiovasculair risicoprofiel Laag (Framingham-score 0-9) Middelmatig (Framingham-score 10-15) Hoog (Framingham-score 16)
29
N
%
44,0 ± 11,1 84,5 ± 13,3 82,8 ± 9,7 132,0 ± 15,7 5,1 ± 0,9 4,0 ± 0,8 3087 885
47% 13%
421 120 30
6,4% 1,8% 0,5%
132 53 14
2,0% 0,8% 0,2%
3447 2932 211
52% 45% 3%
Overgewicht (47%) en zwaarlijvigheid (13%) zijn frequent aanwezig in de onderzoekspopulatie. Onder Nederlandse mannen is de prevalentie van overgewicht 53% en van zwaarlijvigheid 10% (website Nationaal Kompas 2005). De prevalentie van vastgestelde luchtwegafwijkingen middels spirometrie bedraagt zo‟n 9% voor obstructieve luchtwegaandoeningen en 3% voor restrictieve luchtwegaandoeningen. Het cardiovasculaire risicoprofiel geeft aan dat 45% van de bouwvakkers een risico heeft van 6-20% op hart- en vaatziekten in de komende 10 jaren heeft en nog eens 3% een risico van meer dan 20% op hart- en vaatziekten in de komende 10 jaren. In figuur 2 staat de verdeling van de Framingham risicoscore die laat zien dat een aanzienlijk deel van de studiepopulatie een score heeft van 9 of minder (5% of minder risico op hart- en vaatziekten). Bij deze verdeling moet worden bedacht dat rokers met een leeftijd onder de 45 jaar reeds 5 tot 8 punten krijgen toebedeeld. Bouwvakkers met een leeftijd boven de 45 jaar krijgen op basis van hun leeftijd reeds 3 tot 10 punten toegekend. Figuur 2: De procentuele verdeling van de score op het Framingham risicoprofiel percentage 14 12 10 8 percentage 6 4 2
4.2
20
18
16
14
12
10
8
6
4
2
<0
0
De invloed van biomedische kenmerken op het werkvermogen
De resultaten van de analyse van de invloed van de biomedische gegevens op het werkvermogen zijn opgenomen in tabel 11. De biomedische variabelen hebben een zeer beperkte relatie met het werkvermogen met een totale verklaarde variantie van 7,1%. In de univariate analyses zijn voor alle biomedische variabelen significante verbanden gevonden met het werkvermogen, maar de verklaarde variantie blijft gering. In de multivariate analyse hebben overgewicht en zwaarlijvigheid een statistisch significante samenhang met werkvermogen (1% - 2,5% invloed op de werkvermogen score). Ook obstructieve luchtwegproblemen beïnvloeden het 30
werkvermogen met maximaal 2,4 punten (zo‟n 4,5% van de maximale score). De invloed van restrictieve luchtwegaandoeningen valt weg in het multivariate model omdat de 14 personen met deze aandoeningen ook allen obstructieve luchtwegaandoeningen hadden. Het effect van het risicoprofiel op cardiovasculaire aandoeningen blijft aanwezig in de multivariate analyse, maar daalt sterk door de correctie voor leeftijd (leeftijd heeft een belangrijk effect op de berekening van de Framingham score). Door de kleine aantallen in de hoogste risicogroep (n=211) is het effect van deze risicogroep op het werkvermogen niet goed te schatten bij correctie voor andere risicofactoren. Tabel 11: Overzicht van de invloed van biomedische kenmerken op het werkvermogen Factor
Univariate analyse
R2
Individuele kenmerken Leeftijd (j) -0,12* 6,2% Gewicht (kg) -0,03* 0,6% Bloeddruk Diastolische bloeddruk (mmHg) -0,04* 0,6% Systolische bloeddruk (mmHg) -0,02* 0,5% Spirometrie Forced expiratory vital capacity (FVC in l) 0,73* 1,6% Forced expiratory volume in 1 sec (FEVin 0,96* 2,1% 1/s) Leefstijlfactor 1,4% 2 Overgewicht (25 <= bmi < 30 kg/m ) -1,00* 2 Zwaarlijvigheid (bmi >= 30 kg/m ) -1,88* Respiratoire aandoeningen Obstructieve luchtwegproblemen mild -0,23 0,8% matig -0,27 ernstig -2,68* Restrictieve luchtwegproblemen mild -0,52 0,4% matig -0,57 ernstig -2,77* Cardiovasculair risicoprofiel 3,9% Laag (Framingham-score 0 - 9) 0 Middelmatig (Framingham-score 10 - 15) -2,14* -1,57* Hoog (Framingham-score 16) 1 correctie voor andere significante factoren in het multivariate model *statistisch significant (p<0,05) R2 = verklaarde variantie
31
Multivariate analyse1 (R2=7,2%) -0,10*
-0,39* -1,09*
-0,80* -0,10 -2,37*
0 -0.60* 0,13
4.3
De invloed van biomedische gegevens op ziekteverzuim
Tabel 12 beschrijft de samenhang tussen de biomedische gegevens en het ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden. Elk jaar dat een werknemer ouder is, geeft ruwweg een 3% hogere kans op langdurig ziekteverzuim ten opzichte van de basiskans op ziekteverzuim. Werknemers in een leidinggevende of kantoorfunctie verzuimen beduidend minder vaak dan de bouwvakkers met overwegend handwerkzaamheden. Overgewicht en zwaarlijvigheid zijn duidelijke risicofactoren voor ziekteverzuim met odds ratio‟s variërend van respectievelijk 1,3-1,5 en 1,4-1,6. De andere biomedische variabelen, zoals respiratoire aandoeningen en cardiovasculair risicoprofiel, hadden geen associatie met verzuim. Tabel 12: Vergelijking van de invloed van biomedische gegevens op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden Factor
Langer dan 6 weken Langer dan 3 maanden Multivariate analyse1 Multivariate analyse1 OR 95% BI OR 95% BI
Demografische factoren Leeftijd (jaar) 1,03* 1,02 - 1,04 1,03* 1,02 - 1,05 Kantoor / leidinggevenden 0,38* 0,29 - 0,50 0,44* 0,30 - 0,64 Leefstijlfactor Overgewicht (25 <= bmi < 30) 1,25* 1,02 - 1,53 1,48* 1,11 - 1,98 Zwaarlijvigheid (bmi >= 30) 1,60* 1,24 - 2,09 1,43 0,96 - 2,11 1 correctie voor andere significante factoren in het multivariate model * statistisch significant (p<0,05), OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
4.4
De invloed van individuele kenmerken, leefstijl, werk en biomedische gegevens op ziekteverzuim
De analyse van alle beschikbare determinanten van het ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden staat in tabel 13. Het enige verschil met de gepresenteerde analyse in tabel 5 is de toevoeging van de informatie over overgewicht en zwaarlijvigheid. Deze variabele heeft weinig invloed op de reeds gemelde verbanden van individuele kenmerken, leefstijl en arbeidsomstandigheden op het ziekteverzuim.
32
Tabel 13: De invloed van werk, gezondheid, leefstijlfactoren en biomedische gegevens op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden Factor
Langer dan 6 weken Multivariate analyse1 OR 95% BI
Langer dan 3 maanden Multivariate analyse1 OR 95% BI
Demografische factoren Leeftijd (jaar) 1,02* 1,01 - 1,03 1,03* 1,01 - 1,04 Kantoor / leidinggevenden 0,47* 0,35 - 0,64 0,56* 0,37 - 0,86 Leefstijlfactor Overgewicht (25 <= bmi < 30) 1,23* 1,00 - 1,51 1,43* 1,07 - 1,92 Zwaarlijvigheid (bmi >= 30) 1,51* 1,15 - 1,98 1,34 0,90 - 1,99 Fysieke belasting op het werk Tillen, duwen of trekken2 1,32* 1,08 - 1,62 1,33* 1,00 - 1,77 Psychosociale belasting op het werk Regelmatige werkdruk 0,82* 0,68 - 0,99 0,72* 0,55 - 0,94 Gezondheidsklachten Klachten aan het bewegingsapparaat 1,66* 1,29 - 2,13 2,01* 1,37 - 2,94 Pijn op de borst 1,34* 1,02 - 1,75 Psychische klachten 1,61* 1,22 - 2,13 1,58* 1,09 - 2,29 Depressie 1,84* 1,40 - 2,42 2,40* 1,68 - 3,43 1 correctie voor andere significante factoren in het multivariate model 2 Door sterke samenhang belastende houdingen rug met statische belasting (r=0,47) en lichaamstrillingen met handarmtrillingen (r=0.66) en repeterende bewegingen met statische belasting (r=0,46) is gekozen voor de variabele met het sterkste effect. * statistisch significant (p<0,05), OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
De functie en de aanwezigheid van gezondheidsklachten zijn de belangrijkste determinanten van ziekteverzuim. Overgewicht / zwaarlijvigheid, fysieke belasting en psychosociale belasting hebben eenieder een vergelijkbare invloed op het optreden van ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden.
33
4.5
Conclusies
1. Overgewicht en zwaarlijvigheid hebben een statistisch significante samenhang met werkvermogen (1%-2,5% invloed op de werkvermogen score). Ook obstructieve luchtwegaandoeningen beïnvloeden het werkvermogen met maximaal 2,4 punten (zo‟n 5% van de maximale score). Deze associatie is ook te verwachten omdat de aanwezigheid van respiratoire klachten kan worden gerapporteerd in onderdeel 3 van de werkvermogenindex. Er is een beperkt additioneel effect van het risicoprofiel op cardiovasculaire aandoeningen op het werkvermogen. 2. Overgewicht en zwaarlijvigheid zijn duidelijke risicofactoren voor ziekteverzuim met odds ratio‟s variërend van respectievelijk 1,3-1,5 en 1,4-1,6. De andere biomedische variabelen hadden geen associatie met verzuim. 3. De functie en de aanwezigheid van gezondheidsklachten zijn de belangrijkste determinanten van ziekteverzuim. Overgewicht / zwaarlijvigheid, fysieke belasting en psychosociale belasting hebben eenieder een vergelijkbare invloed op het optreden van ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden.
34
5
5.1
PROGNOSTISCH MODEL VOOR LANGDURIG VERZUIM
Kenmerken van de onderzoekspopulatie
De oorspronkelijke onderzoekspopulatie bestond uit 6.590 personen, waarvan in 2005 de gegevens beschikbaar waren uit het PAGO, het biometrisch onderzoek en de verzuimregistratie (zie hoofdstuk 2). Over 2006 zijn gegevens beschikbaar van werknemers die in 2006 hebben verzuimd. Door deze procedure kan niet met zekerheid worden vastgesteld of personen zonder verzuim in 2006 nog in hun oorspronkelijke functie werkten of nog in de sector bouw werkzaam waren. In tabel 14 wordt het verzuim in 2006 vergeleken met het verzuim in 2005, zoals eerder gerapporteerd in tabel 2. De proportie werknemers met minimaal een verzuimperiode is 31% (waarschijnlijk een onderschatting) en het langerdurend verzuim is eveneens lager. In 2005 verzuimden 574 personen (8,7%) langer dan 6 weken, waarvan er in 2006 wederom 75 personen langer dan 6 weken verzuimden. Tabel 14: Overzicht van het ziekteverzuim in de onderzoekspopulatie (n=6590) Factor Ziekteverzuim in 2005 - minimaal 1x verzuimd in 2005 - 1 dag tot en met 6 weken - vanaf 6 weken tot en met 3 maanden - vanaf 3maanden tot en met 6 maanden - vanaf 6 maanden tot 12 maanden - gehele jaar verzuimd Ziekteverzuim in 2006 - minimaal 1x verzuimd in 2006 - 1 dag tot en met 6 weken - vanaf 6 weken tot en met 3 maanden - vanaf 3maanden tot en met 6 maanden - vanaf 6 maanden tot 12 maanden - gehele jaar verzuimd
35
N
%
2583 2022 294 162 89 10
39% 31% 4,5% 2,5% 1,3% 0,2%
2047 1743 159 90 44 10
31% 26% 2,4% 1,4% 0,7% 0,2%
5.2
Determinanten van ziekteverzuim
Tabel 15 beschrijft de samenhang tussen individuele kenmerken, leefstijl en werkgebonden factoren en het ziekteverzuim langer dan 6 weken (4,8% in de onderzoekspopulatie). De analyse van de enkelvoudige verbanden geeft aan dat individuele kenmerken en factoren van fysieke en psychosociale werkbelasting significant zijn geassocieerd met het optreden van ziekteverzuim langer dan 6 weken. Van de leefstijlfactoren is overgewicht en zwaarlijvigheid voorspellend voor ziekteverzuim langer dan 6 weken. Verschillende gezondheidsklachten zijn eveneens voorspellend, evenals de objectief vastgestelde ernstige obstructieve en restrictieve luchtwegaandoeningen. Een hogere score of het cardiovasculaire risicoprofiel is ook voorspellend voor langerdurend ziekteverzuim.
36
Tabel 15: De invloed van werk, gezondheid en leefstijlfactoren op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken in 2006 Factor
Univariate analyse
Multivariate analyse1
% OR 95% BI OR 95% BI Demografische factoren Leeftijd (jaar) 1,03* 1,02 - 1,04 1,02* 1,00 - 1,03 Kantoor / leidinggevenden 21 0,35* 0,23 - 0,51 0,36* 0,24 - 0,54 Leefstijlfactoren Problematisch alcoholgebruik 14 1,26 0,93 - 1,71 Bovenmatig alcoholgebruik 0.7 2,26 0,89 - 5,73 Roker 32 1,19 0,94 - 1,51 Voldoende fysieke activiteiten 69 1,19 0,90 - 1,57 Voldoende lichamelijke inspanning 20 0,94 0,70 - 1,26 2 Overgewicht (25 <= bmi < 30 kg/m ) 47 1,30* 1,01 - 1,68 1,14 0,88 - 1,48 Zwaarlijvigheid (bmi >= 30 kg/m2) 13 1,78* 1,28 - 2,47 1,45* 1,04 - 2,04 Fysieke belasting op het werk2 Tillen, duwen of trekken 48 1,51* 1,21 - 1,90 Belastende houdingen voor de rug 25 1,75* 1,38 - 2,22 1,33* 1,04 - 2,04 Statische belasting 37 1,40* 1,11 - 1,75 Lichaamstrillingen 15 1,37* 1,03 - 1,83 Handarmtrillingen 17 1,57* 1,20 - 2,05 Repeterende bewegingen 22 1,63* 1,28 - 2,08 Psychosociale belasting op het werk Regelmatige werkdruk 60 1,03 0,82 - 1,29 Gebrek aan zelfstandigheid 35 1,44* 1,15 - 1,80 Ervaren werkstress 46 1,30* 1,04 - 1,63 Weinig ondersteuning leidinggevende 13 1,36* 1,00 - 1,84 Gebrek aan plezier in het werk 5 1,38 0,87 - 2,21 Gezondheidsklachten Klachten aan het bewegingsapparaat 69 1,63* 1,24 - 2,14 Pijn op de borst 9 1,58* 1,13 - 2,21 Psychische klachten 11 1,73* 1,28 - 2,35 1,51* 1,10 - 2,08 Luchtwegaandoeningen 11 1,28 0,93 - 1,78 Depressie 10 1,28 0,91 - 1,81 Obstructieve luchtwegproblemen mild 6 0,77 0,46 - 1,29 matig 2 0,85 0,34 - 2,09 ernstig 0,5 3,00* 1,04 - 8,64 Restrictieve luchtwegproblemen mild 2 0,95 0,41 - 2,17 matig 0,8 1,62 0,58 - 4,53 ernstig 0,2 5,42* 1,51 - 19,5 5,25* 1,41 - 19,60 Cardiovasculair risicoprofiel Laag (Framingham-score 0 - 9) 52 1 Middelmatig (Framingham-score 10 - 15) 45 1,87* 1,48 - 2,37 1,35* 1,00 - 1,83 3 1,51 0,80 2,84 1,05 0,54 - 2.04 Hoog (Framingham-score 16) 1 correctie voor andere significante factoren in het multivariate model 2 Door sterke samenhang belastende houdingen rug met statische belasting (r=0,47) en lichaamstrillingen met handarmtrillingen (r=0.66) en repeterende bewegingen met statische belasting (r=0,46) is gekozen voor de variabele met het sterkste effect. * statistisch significant (p<0,05) OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
37
In het multivariate model blijven de demografische factoren, leefstijlfactoren en gezondheidsklachten nagenoeg onveranderd belangrijk. De meeste fysieke en psychosociale factoren vallen weg. Door de sterke onderlinge samenhang tussen de fysieke factoren is het tot op zekere hoogte arbitrair welke factor in het uiteindelijke multivariate model overblijft. In vergelijking met de dwarsdoorsnedenanalyse in hoofdstuk 3 (tabel 4) valt op dat de odds ratio‟s nagenoeg gelijk zijn voor de diverse risicofactoren. Dit is slechts voor een deel het gevolg van het feit dat langdurig verzuim in 2005 samenhangt met langerdurig verzuim 2006 (13% van de lang-verzuimers in 2005 zijn ook weer lang-verzuimers in 2006). Deze samenhang is echter niet zo sterk dat dit de opmerkelijke overeenstemming in resultaten kan verklaren. 5.3
Het voorspellen vermogen van werkvermogen voor langdurig verzuim
Naar analogie met hoofdstuk 3 is het voorspellende vermogen van het werkvermogen in 2005 op het verzuim in 2006 onderzocht (tabel 16). Een verminderd werkvermogen hangt significant samen een hogere kans op verzuim langer dan 6 weken. De gepresenteerde odds ratio‟s zijn overigens beduidend kleiner dan in tabel 6 (waarin zowel verzuim als werkvermogen op min of meer hetzelfde moment zijn gemeten). Tabel 16: De invloed van werkvermogen en onderliggende dimensies op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden in 2006 Factor
Langer dan 6 weken
%
Univariate analyse OR 95% BI
Langer dan 3 maanden Univariate analyse OR 95% BI
Werkvermogen Uitstekend (jaar) 30 1,00 1,00 Goed 49 1,84* 1,35 – 2,52 1,40 0,88 - 2,23 Matig 18 3,07* 2,18 - 4,33 3,59* 2,24 - 5,76 Slecht 3 3,05* 1,63 - 5,71 2,84* 1,15 - 6,99 Aparte dimensies van werkvermogen Huidig werkvermogen (0-10) 0,85* 0,79 – 0,92 0,82* 0,75 – 0,92 Lichamelijke/geestelijke eisen werk (2-10) 0,78* 0,71 - 0,86 0,76* 0,66 - 0,87 Aandoeningen (1-7) 0,89* 0,83 - 0,95 0,90* 0,82 - 0,99 Beperkingen door aandoeningen (1-6) 0,77* 0,70 - 0,85 0,74* 0,65 - 0,84 Ziekteverzuim in laatste jaar (1-5) 0,78* 0,71 - 0,86 0,74* 0,64 - 0,84 Toekomstverwachting (1,4,7) 0,88* 0,82 - 0,94 0,84* 0,77 - 0,93 Mentale capaciteiten (1-4) 0,81* 0,71 - 0,93 0,74* 0,61 - 0,90 * statistisch significant (p<0,05), OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
38
De dimensies van het werkvermogen zijn alle statistisch significant geassocieerd met langerdurend verzuim en de bijbehorende odds ratios hebben een beperkte variatie. In tabel 17 is onderzocht wat de invloed is van het werkvermogen als voorspellende factor op het voorspellende vermogen van individuele kenmerken, leefstijlfactoren en arbeidsomstandigheden. Door de introductie van werkvermogen in het multivariate model wordt de invloed van fysieke belasting kleiner en is niet langer significant. De invloed van individuele kenmerken en leefstijlfactoren blijven nagenoeg onveranderd. De invloed van de onderscheiden categorieën van werkvermogen neemt af door de correctie voor leeftijd, leefstijlfactoren en gezondheidsproblemen. Dit is te verwachten omdat reeds eerder is aangegeven dat leeftijd, leefstijlfactoren en gezondheidsproblemen samenhangen met het werkvermogen. Tabel 17: De invloed van werkvermogen op de verbanden tussen werk, gezondheid en leefstijlfactoren met geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken in 2006 Factor
Model 1 OR 95% BI
Model 2 OR 95% BI
Model 3 OR 95% BI
Demografische factoren Leeftijd (jaar) 1,02* 1,00 - 1,03 1,01* 1,00 - 1,03 Kantoor / leidinggevenden 0,36* 0,24 - 0,54 0,38* 0,25 - 0,56 2 Overgewicht (25<=bmi<30 kg/m ) 1,14 0,88 - 1,48 1,12 0,86 - 1,46 2 Zwaarlijvigheid (bmi>=30 kg/m ) 1,45* 1,04 - 2,04 1,40* 1,00 - 1,97 Fysieke belasting werk Belastende houdingen voor rug 1,33* 1,04 - 2,04 1,19 0,93 - 1,54 Gezondheidsklachten Psychische klachten 1,51* 1,10 - 2,08 1,34 0,96 - 1,87 Restrictieve luchtwegproblemen 5,25* 1,41 - 19,60 4,66* 1,24 - 14,47 Middelmatig Framingham-score 1,35* 1,00 - 1,83 1,34 0,99 - 1,82 Werkvermogen Uitstekend 1,00 1,00 Goed 1,84* 1,35 - 2,52 1,51* 1,10 - 2,09 Matig 3,07* 2,18 - 4,33 1,96* 1,34 - 2,86 Slecht 3,05* 1,63 - 5,71 1,57 0,79 - 3,11 1 Door sterke samenhang belastende houdingen rug met statische belasting (r=0,47) en lichaamstrillingen met handarmtrillingen (r=0.66) en repeterende bewegingen met statische belasting (r=0,46) is gekozen voor de variabele met het sterkste effect. * statistisch significant (p<0,05) OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
39
De odds ratio‟s in tabel 17 laten zien dat werkvermogen belangrijk is voor langdurig verzuim. Dit betekent dat het interessant kan zijn om werknemers te identificeren met een matig en slecht werkvermogen om vervolgens op deze groep werknemers gerichte actie te gaan ondernemen. Zo‟n aanpak valt of staat met de voorspellende waarde van het werkvermogen als test voor langdurig verzuim. Op basis van bovenstaande tabel is de sensitiviteit en specificiteit van de verschillende categorieën van werkvermogen te schatten voor verschillende eindpunten van ziekteverzuim. De sensitiviteit (gevoeligheid) is in dit kader het vermogen van de test om personen die gaan verzuimen ook inderdaad te identificeren met een matig of slecht werkvermogen. De specificiteit is in dit kader het vermogen van de test om bij personen zonder langdurig verzuim ook inderdaad een negatieve testuitslag te geven. Voor een slecht werkvermogen is de specificiteit erg hoog (0,97), hetgeen betekent dat 97% van de personen met een negatieve testuitslag (d.w.z. een goed/uitstekend werkvermogen) niet langer dan 6 weken zal gaan verzuim. De sensitiviteit is erg laag (0,06), hetgeen betekent dat van alle personen die langer dan 6 weken verzuimen in 2006, slechts 6% in 2005 tijdens het PAGO een slecht werkvermogen had. Voor een matig werkvermogen is de sensitiviteit veel beter (0,33), maar dit gaat ten koste van de specificiteit (0,81). Bij stringentere afkappunten van langerdurend verzuim neemt bij matig werkvermogen de sensitiviteit toe. In alle situaties is de sensitiviteit echter onvoldoende hoog om op basis van de uitslag op de werkvermogenlijst direct een specifieke actie in te zetten. Tabel 18: Sensitiviteit en specificiteit van werkvermogen voor verzuim in het daarop volgende jaar Werkvermogen
Slecht Matig
Verzuim > 6 weken Sen Spec 0,06 0,97 0,33 0,81
Verzuim > 3 maanden Sen Spec 0,07 0,97 0,42 0,81
Verzuim > 6 maanden Sen Spec 0,07 0,97 0,47 0,81
Bovenstaande berekeningen zijn gebaseerd op bestaande afkappunten in het werkvermogen. Met behulp van een ROC-curve (receiver operator characteristic) kan het verband tussen de sensitiviteit en de specificiteit worden weergegeven voor alle mogelijke afkappunten van de werkvermogenindex. De oppervlakte onder de kromme (AUC; area under the curve) benadert bij een goede test de 1,0 (100%) en bij een slechte test de 0,0 (0%). Hierbij wordt als AUC genomen het gebied tussen de curve en de schuine lijn x=y. In figuur 3 staat als voorbeeld de ROC-curve voor de werkvermogenindex en verzuim langer dan 6 weken.
40
Figuur 3: De ROC-curve voor werkvermogenindex en verzuim langer dan 6 weken. 1 0.9 0.8
sensitiviteit
0.7 0.6 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0 0
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
0.7
0.8
0.9
1
1 - specificiteit
Tabel 19: Het discriminerend vermogen van de werkvermogenindex voor verzuimduur met verschillende definities Verzuimdefinitie Langer dan 6 weken Langer dan 3 maanden Langer dan 6 maanden Langer dan 12 maanden
Area under the curve (AUC) 0,62 0,65 0,66 0,72
Optimaal afkappunt van werkvermogenindex 19 - 21 19 - 20 20 20
Het onderscheidend vermogen van de index (zie tabel 19) stijgt naarmate een langere verzuimduur als afkappunt wordt genomen. Het meest optimale afkappunt ligt rond een werkvermogen score van 20, hetgeen in de categorie slecht valt. De geschatte AUCs zijn overigens betrekkelijk laag en wijzen erop dat de werkvermogenindex een beperkt vermogen heeft om het langerdurend verzuim in het daaropvolgende jaar te voorspellen.
41
Kort samengevat: het grootste deel van de personen met een slecht werkvermogen zal niet langdurig gaan verzuimen, en het grootste deel van de personen dat langdurig zal gaan verzuimen, zal niet worden opgespoord met de werkvermogenindex. Deze evaluatie van de „testeigenschappen‟ van de werkvermogenindex laten overduidelijk zien dat de uitslag van de index in termen van slecht tot uitstekend werkvermogen niet mag leiden tot een automatische beslissing om personen met een slecht werkvermogen over te plaatsen naar een andere baan of een bepaalde interventie op te dringen. Er zal altijd een nader diagnostisch proces moeten plaatsvinden om te achterhalen wat de oorzaken zijn van een verminderd werkvermogen bij een individu. Een tijdelijke vermindering kan vaak adequaat worden aangepakt op de korte termijn, een blijvende vermindering vraagt vaak drastischere maatregelen. 5.4 5.4.1
Voorspellend vermogen in verschillende deelgroepen Werknemers zonder verzuim tijdens het PAGO
De oorspronkelijke onderzoekspopulatie bestond uit 6.590 personen, waarvan in 2005 de gegevens beschikbaar waren uit het PAGO, het biometrisch onderzoek en de verzuimregistratie. Uit aanvullende analyses bleek dat er bij een aanzienlijk deel van de oorspronkelijke onderzoekspopulatie sprake was van verzuim tijdens het PAGO. Dit kan de prognose sterk beïnvloeden. Daarom zijn de analyses uit het rapport apart gedaan voor de bouwvakkers die tijdens het PAGO geen verzuim hadden (n=5922), verder aangeduid als deelgroep A. Het voorspellende vermogen van het werkvermogen in 2005 op het verzuim in 2006 staat in tabel 20. Hieruit blijkt overduidelijk dat in deelgroep A een toenemend lager werkvermogen een hoger risico op verzuim betekent (trend), terwijl deze trend in de gehele populatie veel minder sterk aanwezig was. Tabel 20: De invloed van werkvermogen en onderliggende dimensies op geregistreerd ziekteverzuim langer dan 6 weken en langer dan 3 maanden in 2006 in deelgroep A Factor
Langer dan 6 weken Geselecteerde groep OR 95% BI
Langer dan 3 maanden Geselecteerde groep OR 95% BI
Werkvermogen Uitstekend (jaar) 1,00 1,00 Goed 1,75* 1,25 - 2,45 1,53 0,89 - 2,63 Matig 2,84* 2,94 - 4,16 3,71* 2,10 - 6,56 Slecht 4,77* 2,46 - 9,25 6,93* 2,85 - 16,86 * statistisch significant (p<0,05), OR = odds ratio, BI = betrouwbaarheidsinterval
42
De resultaten van tabel 20 zijn in tabel 21 uitgedrukt in de bekende testeigenschappen sensitiviteit en specificiteit. In de geselecteerde groep blijft de sensitiviteit laag. Tabel 21: Sensitiviteit en specificiteit van werkvermogen voor verzuim in het daarop volgende jaar in totale populatie en deelgroep A Werkvermogen
Slecht Matig
Verzuim > 6 weken Gehele groep Sen Spec 0,06 0,97 0,33 0,81
Verzuim > 6 weken Deelgroep A Sen Spec 0,07 0,98 0,28 0,84
Het feit dat een bouwvakker verzuimt tijdens het PAGO heeft dus enige invloed op de determinanten van het werkvermogen en het voorspellende vermogen van het werkvermogen. Deze invloed is echter gering, waardoor er geen apart prognostisch model dient te worden gemaakt. 5.4.2
Werknemers zonder verzuim in de 12 maanden voorafgaande aan het PAGO
Deelgroep A kan verder worden aangescherpt door eveneens alle bouwvakkers te excluderen die in de 12 maanden voorafgaande aan het PAGO hebben verzuimd. In deze deelgroep B zitten dan nog maar 3080 bouwvakkers. Het voorspellende vermogen van het werkvermogen in 2005 op het verzuim in 2006 is voor de deelgroep B zeer goed vergelijkbaar met de resultaten van de analyses voor deelgroep A, zowel voor wat betreft de odds ratio‟s behorende bij de diverse niveaus van werkvermogen als de resultaten van de bekende testeigenschappen sensitiviteit en specificiteit. 5.4.3
Werknemers met partiële WAO tijdens het PAGO
Een andere interessante deelgroep voor aanvullende analyse zijn de bouwvakkers met een partiële WAO-uitkering ten tijde van het PAGO. Helaas kunnen deze analyses met de beschikbare bestanden niet worden uitgevoerd, omdat veel personen met een partiële WAO-uitkering ten tijde van het PAGO in 2005 voor het jaar 2006 geen ziekteverzuimgegevens bekend zijn. Dit is deels te verklaren doordat verzuimgegevens alleen beschikbaar zijn van de arbodienst Arboduo. Ook onder bouwvakkers met een partiële WAO-uitkering ten tijde van het PAGO 2005 bij de arbodienst Arboduo, is van betrekkelijk weinig personen het verzuim uit 2006 bekend, waardoor niet goed kan worden bepaald of deze bouwbakkers inderdaad niet hebben verzuimd of de bedrijfstak hebben verlaten en daardoor buiten de verzuimstatistiek zijn gevallen.
43
5.5
Conclusies
1. Leidinggevenden en kantoormedewerkers hebben een duidelijk lagere kans op langerdurend verzuim dan medewerkers met voornamelijk handarbeid. 2. Overgewicht en zwaarlijvigheid zijn duidelijke voorspellende factoren voor ziekteverzuim met odds ratio‟s variërend van 1,1 - 1,4. 3. Het werkvermogen heeft een voorspellend vermogen voor langdurig ziekteverzuim. Het voorspellend vermogen is echter beperkt en de testeigenschappen van de werkvermogenindex zijn onvoldoende krachtig om de inhoud van het vervolgtraject bij werknemers met een matig en slecht werkvermogen direct te bepalen op basis van de werkvermogenindex. 4. Bij personen met een matig en slecht werkvermogen direct is een aanvullend diagnostisch proces noodzakelijk om te achterhalen wat de oorzaken zijn van een verminderd werkvermogen bij een individu.
44
6
6.1
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Korte beantwoording van de onderzoeksvragen
1. Wat zijn de directe en indirecte invloeden van werk- en leefstijlfactoren en werkvermogen op langdurig ziekteverzuim? Werkgebonden factoren (tillen, werkdruk) en gezondheidsklachten hebben invloed op werkvermogen en ziekteverzuim. Overgewicht en zwaarlijvigheid zijn duidelijke risicofactoren voor werkvermogen en ziekteverzuim. Andere leefstijlfactoren hebben hooguit een (zeer) kleine invloed op werkvermogen en ziekteverzuim. Door de introductie van werkvermogen in het model voor verzuim is de invloed van fysieke belasting (tillen, duwen, trekken) en de verschillende gezondheidsklachten niet langer of veel minder significant. De invloed van leeftijd, hoofdarbeid, en overgewicht op het verzuim blijft nagenoeg onveranderd. 2. Wat zijn de invloeden van de biometrische bepalingen (met name longfunctie en cardiovasculair risicoprofiel) op het werkvermogen? Obstructieve luchtwegproblemen beïnvloeden het werkvermogen met maximaal 2,4 punten (zo‟n 5% van de maximale score). Er is geen additioneel effect van het risicoprofiel op cardiovasculaire aandoeningen. Het verzuim wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van gezondheidsklachten en niet door de objectief vastgestelde luchtwegaandoeningen of het cardiovasculaire risicoprofiel. 3. Wat is het geschikte prognostische model voor het voorspellen van langdurig ziekteverzuim? Het werkvermogen heeft een voorspellend vermogen voor langdurig ziekteverzuim. Het voorspellend vermogen is echter beperkt en de testeigenschappen van de werkvermogenindex zijn onvoldoende krachtig om de inhoud van het vervolgtraject bij werknemers met een matig en slecht werkvermogen direct te bepalen op basis van de werkvermogenindex. 4. Is het prognostisch model toepasbaar op zowel 6 weken als 3 maanden verzuim? Het voorspellende vermogen van de werkvermogenindex neemt enigszins toe bij langerdurend ziekteverzuim. De sensitiviteit, specificiteit en oppervlakte onder de ROC-curve nemen echter niet zodanig toe dat de werkvermogenindex bij lang verzuim, gedefinieerd als minimaal 3 of 6 maanden, een adequaat voorspellend vermogen heeft. 45
6.2
Aanbevelingen
1. Het in 2002 ontwikkelde instrument „WAO-indicator‟ is door de drastische wijzigingen in het WAO-stelsel volledig achterhaald. Gezien de huidige, beperkte prognostische waarde van de werkvermogenindex wordt sterk aanbevolen de „WAO-indicator‟ niet meer toe te passen voor indicatie van gewenst beleid bij bouwvakkers met een verlaagd werkvermogen. 2. Gegeven de beperkte prognostische waarde van de werkvermogenindex wordt aanbevolen bij bouwvakkers met een matig en slecht werkvermogen de bedrijfsarts een individuele beoordeling te laten maken over de specifieke oorzaken van het verlaagd werkvermogen.
46
REFERENTIES 1. Burdorf A, Frings-Dresen MHW. Ontwikkeling van de WAO-indicator. Amsterdam, Arbouw, 2002. 2. Burdorf A, Frings-Dresen MHW, Duivenbooden van JC, Elders LAM. Development of a decision model to identify workers at risk for long-term disability in the construction industry. Scand J Work Environ Health 2005;31, suppl 2:31 - 6. 3. Tuomi K, Illmarinen J, Martikainen R, et al. Aging, work, lifestyle and work ability among Finnish municipal workers in 1981 - 1992. Scand J Work Environ Health 1997;23(suppl 1):58 - 65. 4. Sjögren-Rönkä, Ojanen M, Leskinen EK, et al. Physical and psychosocial prerequisites of functioning in relation to work ability and general subjective wellbeing among office workers. Scand J Work Environ Health 2002;28:184 - 90. 5. Tuomi K, Ilmarinen J, Jahkola A et al. Work Ability Index. Helsinki: Finish Institute of Occupational Health, 1997. 6. Copeland JR, Beekman AT, Dewey ME, Hooijer C, Jordan A, Lawlor BA, et al (1999) Depression in Europe. Geographical distribution among older people. Br J Psychiatry 174:312 - 321. 7. Gezondheidsraad. Richtlijnen voor gezonde voeding. Den Haag: Gezondheidsraad, 2006, publicatie 2006/21 8. Pate R R, Pratt M, Blair SN, Haskell WL, Macera CA, Bouchard C, et al. Physical activity and public health. A recommendation from the Centers for Disease Control and Prevention and the American College of Sports Medicine. JAMA 1995;273(5): 402 - 7. 9. Executive Panel on detection, evaluation, and treatment of high cholesterol in adults. Executive summary of the third report of the National Cholesterol education Program (NCEP) Expert Panel on detection, evaluation, and treatment of high cholesterol in adults (Adult Treatment Panel III). JAMA 2001;285:2486 - 97. 10. Schisterman, E.F., Whitcomb, B.W. Coronary age as a risk factor in the modified Framingham risk score. BMC Medical Imaging 2004;4:(1)1. 11. Greenland, P., LaBree, L., Azen, S.P., Doherty, T.M., Detrano, R.C. Coronary artery calcium score combined with Framingham score for risk prediction in asymptomatic individuals. JAMA 2004;291(2):210 - 5. 12. Wilson PWF, D‟Agostino BB, Levy D, Belanger AM, Silbershatz H, Kannel WB. Prediction of coronary heart disease using risk factor categories. Circulation 1998;97:1837 - 47.
47
BIJLAGE 1, STEEKPROEF GROOTTE Tabel 1: Respons per onderdeel Selectie Onderdeel PAGO stap 1 Werkvermogenmonitor 2 Exclusie van personen in de ziektewet, WAO of VUT 3 Verzuim geregistreerd 4 Verzuim geregistreerd en biometrisch onderzoek aanwezig
N 36 741 34 635
Verlies aan Percentage onderzoeksgegevens verlies 2 106 6%
17 708 6590
16 927 11 118
48
49% 63%
BIJLAGE 2, CARDIOVASCULAIRE RISICOSCORE
Bron: Schisterman, E.F., Whitcomb, B.W. Coronary age as a risk factor in the modified Framingham risk score. BMC Medical Imaging 2004;4:(1)1. Gebaseerd op: Executive Panel on detection, evaluation, and treatment of high cholesterol in adults. Executive summary of the third report of the National Cholesterol education Program (NCEP) Expert Panel on detection, evaluation, and treatment of high cholesterol in adults (Adult Treatment Panel III). JAMA 2001;285:2486 - 97.
49
BIJLAGE 3, VERGELIJKING VAN OORSPRONKELIJKE SCORE EN DE AANGEPASTE SCORE IN HET FRAMINGHAM RISICOPROFIEL In onderstaande figuur staat de recente Framingham score (x-as) uitgezet tegen de oorspronkelijke score (y-as). Zoals verwacht is er een sterke correlatie tussen beide scores (Pearson correlatie coefficient 0,90). In een lineaire regressieanalyse bleek dat de oorspronkelijke Framingham score 81% van de variatie in de herziene score verklaard.
Framingham scores
Oude Framingham score
15
10
5
0 -15
-10
-5
0
5
10
15
20
25
-5
-10 nieuwe Framingham score
In dit rapport is de risicoscore ingedeeld in 3 categorieën met de volgende grenswaarden: 0 - 9 punten (10-jaars risico 0%-5%), 10 - 15 punten (10-jaars risico 6%-20%) en 16 punten (10-jaars risico groter dan 20%).[11] De oorspronkelijke en nieuwe score delen 83% van de personen in dezelfde categorie in en de overige 17% van de personen is het verschil hooguit 1 categorie. De conclusie is dat voor de gepresenteerde analyses in dit rapport het geen verschil zal uitmaken of de oorspronkelijke score of de aangepaste score wordt gebruikt.
50
BIJLAGE 4, SPIROMETRIE Tijdens de spirometrie test zijn de waarden FEVC (forced expiratory volume in 1 sec) en FEVC (forced vital capacity) gemeten. Teneinde een medisch oordeel te geven over aanwezigheid van afwijkingen aan de luchtwegen zijn deze waarden vergeleken met een referentie waarde. Voor de berekening van de referentiewaarden zijn de volgende formules gehanteerd: - refFEVC= 5.76*H-0.026*leeftijd - 4.34; - P5FEVC= refFEVC - (1.645*0.61); - refFEV1=4.30*H-0.029*leeftijd - 2.49; - P5FEV1 = refFEV1 - (1.645*0.51); - refTIFF= -0.18*leeftijd+87.21; - P5TIFF=refTIFF - (1.645*7.17); - TIFF=100*(FEV1/FEVC); - FEV1N=FEV1/100; - FEVCN=FEVC/100; - FEV1pp=(FEV1N/refFEV1)*100; - FEVCpp=(FEVCN/refFEVC)*100; Waarde spirometrie TIFF
=P5FEV1 FEVCN=P5FEVC FEV1N=0.65*refFEV1 FEVCN=P5FEVC 0.65*refFEV1>FEV1N>=0.50*refFEV1 FEVCN=P5FEVC FEV1N<0.5*refFEV1 FEVCN=P5FEVC
Medisch oordeel Grenswaarde obstructie en restrictie
Grenswaarde obstructie Milde obstructie en restrictie
Milde obstructie Matige obstructie en restrictie Matige obstructie Ernstige obstructie en restrictie Ernstige obstructie
51
Een analyse van de data geeft aan dat de onderzoekspopulatie zeer vergelijkbare resultaten behaalt als de gehanteerde referentiewaarde: - refFEVC= 5.76*lengte - 0.026*leeftijd - 4.34 - gemiddelde steekproef FEVC=6,5*lengte - 1,6*leeftijd - 5,94 De verklaarde variantie van FEVC door lengte en leeftijd is 36%. -
refFEV1= 4.30*lengte - 0.029*leeftijd-2.49 gemiddelde steekproef FEV1= 4,7 lengte - 2,1 leeftijd - 3,6
De verklaarde variantie van FEV1 door lengte en leeftijd is 32%.
52