De ontwikkeling van een sporttalent
Sandra Ligeon
De ontwikkeling van een sporttalent
Auteur: Sandra Ligeon Studierichting: Vrijetijdsmanagement Onderwerp: Talentontwikkeling in de sport Docent: Dhr. T. Hutten Opdrachtgever: Dhr. E. Leurs Datum: 06 december 2006
De ontwikkeling van een sporttalent Bijlagen
De ontwikkeling van een sporttalent
Inhoudsopgave Samenvatting
3
De inleiding
5
Hoofdstuk 1: Achtergrond en aanleiding van het onderzoek
6
1.1 Probleemanalyse
6
1.2 Probleemstelling & doelstelling
7
1.3 Onderzoeksvragen
7
1.4 Methode van onderzoek
7
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader
9
2.1 Inleiding
9
2.2 De sociaal emotionele ontwikkeling bij kinderen
9
2.2.1 Van kleuter tot schoolgaand kind 2.3 Ontwikkelingsschets per groep
9 9
2.3.1 Ontwikkelingsschets groep 3-4
9
2.3.2 Ontwikkelingsschets groep 5-6
10
2.3.3 Ontwikkelingsschets groep 7-8
10
2.4 Competenties
11
2.4.1 Wat zijn competenties?
11
2.4.2 Competenties: hoe te sturen?
13
2.5 Conclusie
15
Hoofdstuk 3: Trends en ontwikkelingen
18
3.1 Inleiding
18
3.2 Trends
18
3.2.1 Sportdeelname
18
3.2.2 Sportaanbod
20
3.2.3 Sportverband
21
3.2.4 Sportbeoefening
22
3.2.5 Het sportieve kapitaal van ouders
23
3.3 Bestaande activiteiten
25
3.3.1 Het Sportstimuleringsbureau
25
3.3.2 BOS-impuls
25
3.3.3 BOS-impuls in Dordrecht
25
3.3.4 BOS-impuls in andere steden
27
3.3.5 Conclusie
33
3.4 Ontwikkelingen 3.4.1 Opleidingskwalificaties
33 33
3.4.1.1 Opleidingskwalificaties ALO
33
3.4.1.2 Opleidingskwalificatie LOBOS
35
3.4.2 Profiel sportbuurtwerker
38
1
De ontwikkeling van een sporttalent 3.4.3 Conclusie Hoofdstuk 4: rol van de scholen
42 43
4.1 Inleiding
43
4.2 de conclusies
43
4.2.1 Binnenstad
43
4.2.2 Crabbehof
43
4.2.3 Dubbeldam
44
4.2.4 Krispijn
44
4.2.5 Reeland
46
4.2.6 Stadspolders
46
4.2.7 Sterrenburg
47
4.2.8 Wielwijk
48
4.3 Algemene conclusies
49
4.3.1 Bijscholing
49
4.3.2 Sportmateriaal
50
4.3.3 Interesse in een sportcentrum
50
4.3.4 Rol van de ouders
51
Hoofdstuk 5: Sportdeelname leerlingen 8-12 jaar
52
5.1 Inleiding
52
5.2 Jij en sport
52
5.3 Jij en je gymles
52
5.4 Jij en je buurt
53
5.5 Jij en je sportvereniging
54
5.6 Anders in de sport
54
Hoofdstuk 6: De aanbevelingen
55
6.1 Inleiding
55
6.2 Scholen
55
6.2.1 De bijscholing
55
6.2.2 Het sportmateriaal
55
6.3 Sportverenigingen
56
6.4 Sportstimuleringsbureau
56
6.5 Ouders
56
6.6 Overige aanbevelingen
56
Literatuurlijst
58
Bijlagen
2
De ontwikkeling van een sporttalent
Samenvatting Er komt nieuwe sportboulevard waarin breedtesport en topsport centraal staan. Daartussen zit het traject van talentontwikkeling, maar ook lekker sporten op het niveau dat de sporter aankan. De projectgroep Sportboulevard heeft behoefte aan inzichten en advies hoe ze deze combinatie gestalte kan geven. Talent ontwikkeling en breedte sport hebben dezelfde basis, namelijk iemand moet met sport in aanraking komen en ermee beginnen.Helaas zorgen allerlei moderne verleidingen (televisie, computer, mobiele telefoon) er voor dat kinderen thuis steeds minder actief spelen en bewegen.Daarom is het van groot belang voor de gemeente en voor de ontwikkeling van sportverenigingen en individuele burgers dat bewegen, actief vrije tijd doorbrengen, gezond blijven en talentontwikkeling worden gekoppeld. Uit de gegeven trends kan geconcludeerd worden dat meisjes minder aan sport doen. Daarnaast speelt leeftijd ook een rol; naarmate ze ouder worden stopt men sneller. Verder is er een grote groep allochtone kinderen die minder aan sport doet dan de autochtone kinderen. Verder blijkt uit landelijk onderzoek dat de traditionele sporten niet meer ‘in’ zijn bij de jongeren. De populaire sporten zijn hedendaags de straatsporten. De vraag is nu hoe dat in Dordrecht werkt aan de basis van de sport. Maken kinderen wel kennis met sport en met welke sport dan en hoe kan een Sportboulevard daarop inspelen? Daarom is de volgende probleemstelling voor dit onderzoek opgesteld: Waaraan moet de Sportboulevard voldoen zodat kinderen hun sporttalenten optimaal kunnen ontwikkelen en welke eisen stelt dat aan de samenwerking van de partijen binnen de Sportboulevard? Uit de probleemstelling vloeit de doelstelling. Voor dit onderzoek geldt de volgende: Inzicht verkrijgen in wat talentontwikkeling bij kinderen bevordert en hoe talentontwikkeling bij kinderen in Dordrecht kan worden vormgegeven m.b.v. het talentontwikkelingsmodel. Dit leidt tot aanbevelingen t.a.v. de eisen die dit stelt aan de samenwerking tussen de mogelijke partijen binnen de Sportboulevard en de organisatie van de Sportboulevard. Leren bewegen is bij uitstek een groepsactiviteit. Leerlingen verkennen en ontwikkelen naast hun mogelijkheden in de rol van beweger ook die in de rol van ondersteuner en organisator. Er wordt veelvuldig een beroep gedaan op verschillende sociale en regelvaardigheden. In tal van situaties wordt van leerlingen verwacht dat ze elkaar helpen, onderling rollen en taken verdelen, op veiligheid letten, respectvol met elkaar omgaan, zorgzaam zijn voor elkaar, met elkaar regels afspreken, samenwerken en samen spelen. Leerlingen leren eenvoudige regeltaken vervullen, zoals elkaar hulp verlenen, aanwijzingen geven en coachen, organiseren en rollen als scheidsrechter of jury vervullen. Deze sociale en regeltaken maken het niet alleen mogelijk samen te bewegen, maar bieden leerlingen de mogelijkheid te leren hoe ze die activiteiten met elkaar veilig op gang kunnen brengen en op gang
3
De ontwikkeling van een sporttalent kunnen houden. Ze leren verantwoordelijkheid dragen voor het eigen bewegen en dat van anderen, ook als de onderlinge verschillen groot zijn. Over leerlingen kan gezegd worden dat ze een sterke behoefte hebben om verder te komen, maar ze kunnen dat nog niet (helemaal) onder eigen verantwoordelijkheid. Daar hebben ze mensen voor nodig die heb opvoeden, dat geldt voor elke tak van onderwijs. De leerkrachten zijn er voor, om hen hierbij te ondersteunen. Nationaal zijn er een tal competenties opgesteld, voor docenten op het gebied van lichamelijke opvoeding. Uit de interviews is gebleken, dat de leerkrachten niet alle competenties kunnen behalen. Er zijn een aantal factoren dat hier voor zorgt, waaronder bijscholing en sportmateriaal. En dan voornamelijk de afwezigheid hiervan. De leerkrachten moeten op technisch niveau meer inzicht krijgen in de sporten. Bijscholing zou een vereiste moeten worden. Daarnaast zou door de vernieuwing van materialen, vakleerkrachten ook hun taken beter kunnen uitvoeren en komt hun vakkundigheid beter tot zijn recht. Er zijn op dit moment vele (BOS)activiteiten gaande. Echter in Dordrecht zijn er weinig activiteiten met als uitgangspunt, gezondheid, sport, school en kinderen met elkaar te combineren. Ondanks de samenwerking, die veel scholen met het Sportstimuleringsbureau hebben, doen toch weinig kinderen hieraan mee. De voornaamste reden hiervoor is dat de kinderen het bestaan ervan niet weten. Dit geldt overigens niet alleen voor de activiteiten op school, maar ook voor de activiteiten in de buurt. Bij het Sportstimuleringsbureau kunnen kinderen een sportpas maken, zodat ze kunnen sporten op een sportcomplex. Uit de interviews met de kinderen blijkt echter dat kinderen wel sportmateriaal willen lenen, maar niet weten waar dit kan. Er is dus blijkbaar wel een behoefte aan de kant van de kinderen. Geconcludeerd kan worden dat de sportpas niet goed/voldoende wordt aangeboden. De sportpas zou meer gepromoot moeten worden, zodat kinderen weten dat de gelegenheid er zeer zeker is om sportmaterialen te kunnen lenen. Daarnaast moeten de sportverengingen naar de wijken komen iets te organiseren. De verengingen moeten niet teveel afwachten, maar zelf actie ondernemen. Doel is de kinderen zo enthousiast te krijgen, dat ze zich opgeven voor vervolgtrainingen na schooltijd. Er zouden miniwedstrijden georganiseerd kunnen worden, zodat kinderen geïnteresseerd raken in de desbetreffende sport.
4
De ontwikkeling van een sporttalent
De inleiding “Als je niet kunt uitblinken door talent, moet je door inspanning triomferen.” Voor u ligt het onderzoeksverslag van het onderzoek naar talentontwikkeling bij kinderen betreft sport. Het onderzoek is gericht op de breedtesport en topsport, waarbij de Sportboulevard een rol zou kunnen spelen. De projectgroep Sportboulevard heeft behoefte aan inzichten en advies hoe ze deze combinatie gestalte kan geven Diverse talentontwikkelingsmodellen en competentiemodellen, ontworpen door de NHTV, zijn aanleiding geweest voor dit onderzoek. Voor het onderzoek is er met de betrokken partijen contact gelegd. Namelijk met de projectgroep Sportboulevard, het Sportstimuleringsbureau, Dordtse scholen en Dordtse leerlingen. Tijdens deze contacten zijn alle onderdelen voor het onderzoek aan de orde gekomen. Dit met als achterliggende gedachte, inzicht te verkrijgen in hoe de huidige situatie bij de partijen is en of er aan alle behoeften en verwachtingspatronen wordt voldaan. Dit is gedaan, middels enquêtes en interviews. Bij de af te nemen en afgenomen enquêtes en interviews zijn er enige beperkingen opgetreden. Hierbij moet gedacht worden aan weinig medewerking van de scholen. De enquêtes voor de scholen en leerlingen waren meegegeven aan de leerkrachten. Er was zeer weinig respons, ondanks een bijgeleverde brief van de gemeente. Na dit resultaat is er gekozen voor een andere werkwijze, namelijk face to face interviewen . De enquêtes zijn persoonlijk afgenomen, zodat er meer resultaat is ontstaan. Voor de interviews met de leerkrachten heb ik de enquêtes gebruikt. Voor de leerlingen heb ik de enquêtes gebruikt als itemlijst. De resultaten van de contacten zijn hierna verwerkt in een analyse. Uiteindelijk kon er zo een conclusie worden getrokken, waarna er aanbevelingen gedaan konden worden.
5
De ontwikkeling van een sporttalent
Hoofdstuk 1: Achtergrond en aanleiding van het onderzoek In dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek besproken. Bovendien wordt er uitleg gegeven over de werkwijze en de methoden voor het onderzoek. §1.1. Probleemanalyse (bron: Sandra van Lohuizen & http://www.school-en-sport.nl/sbs/)
Er komt nieuwe sportboulevard waarin breedtesport en topsport centraal staan. Daartussen zit het traject van talentontwikkeling, maar ook lekker sporten op het niveau dat de sporter aankan. De projectgroep Sportboulevard heeft behoefte aan inzichten en advies hoe ze deze combinatie gestalte kan geven. Talent ontwikkeling en breedte sport hebben dezelfde basis, namelijk iemand moet met sport in aanraking komen en ermee beginnen. Vervolgens komt de herkenning van talent, talentontwikkeling, etc. Er is behoefte aan een concept, waarbinnen dit kan worden gerealiseerd. Wat valt te leren van bestaande multifunctionele accommodaties? Er zitten geheel verschillende partijen aan tafel, die elk hun eigen belangen en posities behartigen. Partijen die alleen iets brengen als er ook iets valt te halen of gezamenlijk valt te winnen. Op het gebied van infrastructuur, gebouwen en exploitatie is het gezamenlijke belang duidelijk en liggen de voordelen voor het oprapen. Er zal iets nieuws moeten worden ontwikkeld, dat bovendien aansluit bij alle betrokken partijen en de laatste maatschappelijke ontwikkelingen. Dat is een kans, omdat er zich nieuwe ontwikkelingen voor doen in het beleid en in het denken over bewegen, gezondheid, sport en vrije tijd. Het Voedingscentrum wijst erop dat het belangrijk is kinderen al op jonge leeftijd bij te brengen dat er een nauwe relatie is tussen calorie-inname en calorieverbruik. Door hen kennis en vaardigheden bij te brengen, kunnen zij weerbaarder worden gemaakt tegen alle verleidingen van de huidige samenleving. Dat is hard nodig, want naar schatting van de Gezondheidsraad wordt zestig tot zeventig procent van het eetgedrag bepaald door gewoonten. Slechts over dertig tot veertig procent van het eetgedrag wordt bewust nagedacht. Allerlei moderne verleidingen (televisie, computer, mobiele telefoon) zorgen er voor dat kinderen thuis steeds minder actief spelen en bewegen.
6
De ontwikkeling van een sporttalent Daarom is het van groot belang voor de gemeente en voor de ontwikkeling van sportverenigingen en individuele burgers dat bewegen, actief vrije tijd doorbrengen, gezond blijven en talentontwikkeling worden gekoppeld. De vraag is nu hoe dat in Dordrecht werkt aan de basis van de sport. Maken kinderen wel kennis met sport en met welke sport dan en hoe kan een Sportboulevard daarop inspelen?
§1.2 Probleemstelling & doelstelling De probleemstelling luidt dan ook als volgt; Waaraan moet de Sportboulevard voldoen zodat kinderen hun sporttalenten optimaal kunnen ontwikkelen en welke eisen stelt dat aan de samenwerking van de partijen binnen de Sportboulevard? De daarop volgende doelstelling luidt dan ook; Inzicht verkrijgen in wat talentontwikkeling bij kinderen bevordert en hoe talentontwikkeling bij kinderen in Dordrecht kan worden vormgegeven m.b.v. het talentontwikkelingsmodel. Dit leidt tot aanbevelingen t.a.v. de eisen die dit stelt aan de samenwerking tussen de mogelijke partijen binnen de Sportboulevard en de organisatie van de Sportboulevard. §1.3 Onderzoeksvragen Naar aanleiding van de probleemstelling kunnen er een aantal onderzoeksvragen worden opgesteld. 1. Welke trends en ontwikkelingen op macro-, meso- en microniveau op het gebied van sport & bewegen, zijn van invloed op de Sportboulevard? (intern) 2. Wat valt er te leren van bestaande talentontwikkelings-programma’s bij verschillende sporten in diverse steden? (extern) 3. Wat is de rol van verschillende scholen? (extern) 4. Welke factoren spelen een rol om te stoppen met sporten? Waar liggen de ambities van de kinderen tussen de 6 en 12 jaar?(extern) 5. Hoe kunnen de ingrediënten, voor het nieuwe concept, optimaal gecommuniceerd worden? (intern & extern) Deze onderzoeksvragen zullen per hoofdstuk behandeld worden.
§1.4 Methode van onderzoek •
Ad 1 & 2. Hier zal deskresearch voor gedaan worden. Uit al bestaande gegevens zal de relevante informatie worden gehaald. Door middel van bestaande gegevens, die komen uit databases vanuit de gemeente, bibliotheken en scholen, kan deze onderzoeksvraag beantwoord worden.
7
De ontwikkeling van een sporttalent Voor het contact met het Sportstimuleringsbureau zal er telefonisch contact zijn. Gezien de omvang van het aantal vragen, kan dit telefonisch gedaan worden. •
Ad 3. Dit zal onderzocht worden dmv desk- & fieldresearch. Middels enquêtes en interviews met leerkrachten. Het aantal interviews zal tussen de 15-25 liggen, afhankelijk van de medewerking van de leerkrachten.
•
Ad 4. Dit zal onderzocht worden dmv desk- & fieldresearch. Middels enquêtes en interviews met leerlingen.
•
Ad 5. Deze vraag kan beantwoord worden, nadat de bovenstaande vragen beantwoord zijn. Hieruit kunnen conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan.
8
De ontwikkeling van een sporttalent
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader §2.1 Inleiding Het doel van dit hoofdstuk is om kennis en inzicht te verkrijgen in de algemene ontwikkeling bij kinderen en het werk- en beleidsveld dat van toepassing is bij talentontwikkeling. Voor het verdere verloop van het onderzoek is de juiste theorie zeer van belang. Allereerst wordt de algemene ontwikkeling bij kinderen behandeld. Daarna wordt er stilgestaan bij het werk- en beleidsveld. §2.2 De sociaal emotionele ontwikkeling bij kinderen (Bron: Onderwijzen is opvoeden, W. ter Horst, Kok, 2002, ISBN 90 435 0556 0)
§2.2.1. Van kleuter naar schoolgaand kind Het eerste wat opvalt, zijn de lichamelijke ontwikkelingen. Het kind verandert qua bouw. Armen en benen worden langer, de borstomvang groter en het kraakbeen wordt steviger. Met zijn nieuwe mogelijkheden komt zo’n kind anders in het leven te staan. Kinderen beginnen eigen keuzes in het leven te maken, omdat ze zich ‘groot’voelen. Dat is tekenend voor de nieuwe opvoedingssituatie. §2.3. Ontwikkelingsschets per groep §2.3.1. Ontwikkelschets groep 3-4 (Bron: http://www.sociaalemotioneel.nl)
Door het toenemende ik-besef en het besef bij een bepaalde groep te horen, gaan de kinderen in deze periode steeds nadrukkelijker reflecteren op zichzelf: mogelijkheden, beperkingen, (uiterlijke) kenmerken, wensen, gevoelens en eigenschappen. Nieuw daarbij is dat ze zichzelf ook steeds nadrukkelijker gaan vergelijken met anderen. Deze nadere kennismaking vraagt veel ondersteuning, gericht op de ontwikkeling van een realistisch en positief zelfbeeld. Bij allochtone kinderen spreken we ook wel van een positieve etnische identiteit. Aanvankelijk zijn stemmingswisselingen nog heel gewoon. Langzaam maar zeker worden de kinderen evenwichtiger. In het begin kennen ze vaak nog veel angsten die voor een deel samenhangen met de veranderende schoolsituatie: andere en tegenstrijdige eisen, meer pressie thuis om toch vooral maar goed je best te doen. Kinderen in deze leeftijdsgroep identificeren zich nog heel sterk met hun ouders of verzorgers en ook met oudere kinderen (imiteren van gedrag). Daarnaast gaan ze zich meer richten op en identificeren met leeftijd- en seksegenootjes.
9
De ontwikkeling van een sporttalent Door de voortgaande sociale ontwikkeling kan in deze leeftijdsperiode belangrijke vooruitgang worden geboekt in het leren omgaan met conflicten, afspraken en regels. Deze vooruitgang is mogelijk omdat de kinderen in toenemende mate in staat zijn zich te verplaatsen in de gevoelens, wensen, opvattingen en de situatie van anderen. De voortgang is mede afhankelijk van de inzet van volwassenen die oog hebben voor de culturele verschillen tussen gezin en omgeving. Ze worden wat onafhankelijker en gaan eigen gedrag en dat van anderen meer vanuit ethisch oogpunt beoordelen. Aanvankelijk worden spelregels en normen nog zeer star toegepast. In toenemende mate wordt gedrag echter beoordeeld op de bedoeling die er achter ligt. §2.3.2.Ontwikkelschets groep 5-6 Kinderen vertonen in deze periode over het algemeen een toenemende mate van emotionele stabiliteit en een redelijke dosis zelfvertrouwen. Ze worden zich ervan bewust dat eigenschappen en vaardigheden niet vastliggen, maar zich ontwikkelen onder invloed van leeftijd, oefening en sociale omgeving. Ze richten zich in het algemeen steeds sterker op leeftijd- en seksegenoten (identificatie) en zijn ook steeds beter in staat zich in te leven in de ander en daarmee rekening te houden. Het verwerven van een plaats en van status binnen de groep geeft nogal eens nabootsing van gedrag van de meest actieve of dominante groepsleden te zien. Soms ontstaat de neiging stoer te doen of indruk te maken (verhoogd veiligheidsrisico). Ze vertonen een toenemende mate van onafhankelijkheid, laten steeds meer een eigen mening horen en claimen meer eigen verantwoordelijkheid. Dit gaat vaak gepaard met een grotere gevoeligheid voor ethische consequenties van gedrag en een grotere interesse voor achterliggende bedoelingen en opvattingen (veel waarom-vragen). Daarnaast laten ze in toenemende mate zien wat in de eigen etnische groep waardevol/nastrevenswaardig gevonden wordt. Door de confrontatie met de ‘eisen’ van de Nederlandse samenleving kan de situatie optreden van niet goed kunnen kiezen tussen twee culturen. Onder invloed van ouders, leerkrachten, vrienden en media nemen in deze periode ook de vooroordelen toe. Dit is vaak sterker bij kinderen met een autoritaire persoonlijkheid en met een etnische identiteit waarin de eigen groep als dominant wordt beschouwd. §2.3.3. Ontwikkelschets groep 7-8 In het algemeen zien we in deze periode de behoefte aan zelfstandigheid, privacy, een eigen mening en eigen verantwoordelijkheid sterk toenemen. Kinderen worden vaak als oudsten aangesproken: medeverantwoordelijkheid voor jongere kinderen, corveewerkzaamheden.
10
De ontwikkeling van een sporttalent De toegenomen zelfstandigheid uit zich vaak in een kritische houding tegenover voorschriften en gedragingen van opvoeders en andere volwassenen. Daarnaast is er een toenemende behoefte aan conformering aan leeftijdgenoten. Normen en gewoonten van de leeftijdsgroep worden hierdoor belangrijker. Voor allochtone kinderen geldt daarnaast een sterker wordend bewustzijn van de etnische elementen in de eigen identiteit. Verder doet ook de puberteit langzamerhand zijn intrede. Doordat sommige kinderen enkele jaren eerder of later de puberteit binnenstappen, bestaan er grote onderlinge verschillen. De heroriëntatie op andere waarden en normen, wijzigingen in de omgang met leeftijdgenoten, toegenomen verantwoordelijkheid en veranderingen op het hormonale vlak zorgen vaak tijdelijk voor een zekere emotionele instabiliteit en verminderd zelfvertrouwen. Hierdoor is extra aandacht gewenst voor het zelfbeeld en het omgaan met gevoelens die voortkomen uit: lichamelijke veranderingen (beugel, borstontwikkeling, menstruatie), de relatie met leeftijdgenoten (voor paal staan, erbij willen horen, stoer gedrag, rolpatronen) en de toenemende druk van ouders en de confrontatie met eigen mogelijkheden en beperkingen (Cito-toets, schoolkeuze).
§2.4 Competenties §2.4.1 Wat zijn competenties? (bron: Theo Hutten)
Competenties bestaan uit kennis, houding en gedrag, die nodig zijn om een functie te vervullen. Competenties verwoorden gedragseisen die nodig zijn om goed te kunnen functioneren. •
Kennis:
Kennis is nodig, maar niet voldoende. Je kunt de hoogste diploma’s hebben behaald of allerlei boeken hebben gelezen, maar dat wil nog niet zeggen dat men in staat is om succesvol te zijn. Ervaring is ook een vereiste. •
Houding en gedrag:
Naast kennis zijn ook houding en gedrag belangrijk. Wil je het ook, wat is het ambitieniveau en ben je bereid offers te brengen? En ben je in staat om deze houding vol te houden, zodat het je gedrag op langere termijn wordt. Gedrag kan worden veroorzaakt door persoonlijke eigenschappen, de dingen die je belangrijk vindt in het leven en die van jouw omgeving.
11
De ontwikkeling van een sporttalent
Het VTM- model
Doen A
Denken
Opvattingen Houding Zelfbeeld Persoonlijke eigenschappen Normen en waarden Motieven
•
B Willen
Persoonlijke eigenschappen; hieronder kan worden verstaan; doorzettingsvermogen, assertiviteit, sportief e.d.
•
Normen en waarden; dit kan afhankelijk zijn van cultuur, geloof e.d.
•
Motieven
Dit niveau is heel fundamenteel en krijg je van nature mee( persoonlijke eigenschappen, fysieke gestel, maar ook geloof en levensovertuiging(niets, moslim of gereformeerde) en normen en waarden.) Een kind dat niet gestimuleerd wordt, geen respons krijgt zal zich niet kunnen ontwikkelen zoals hij of zij dat zou kunnen. Talent zal dan moeilijk tot uiting kunnen komen. Kinderen worden op jonge leeftijd, op dit gebied, ontwikkeld. Op dit niveau kunnen talenten al worden ontwikkeld. Echter het moment van de ontdekking van de talenten, is een vaag gebied. Uit enquêtes zal moeten blijken, wat hier de reden van zou kunnen zijn. •
Opvattingen
•
Houding
•
Zelfbeeld
Naarmate kinderen ouder worden, worden ze blootgesteld aan meerdere invloeden. Het onderste niveau kan versterkt worden of juist verzwakt worden. Of in het extreemste geval totaal veranderd worden. Bijvoorbeeld, de competentie houding kan veranderen. Een kind kan op vroegere leeftijd een grote interesse hebben voor een bepaalde sport. Door vrienden kan hij beïnvloedt worden. Hij kan besluiten om te stoppen met de sport, omdat zijn vrienden de sport niet leuk vinden. Of hij kan juist besluiten om zich bij een vereniging aan te sluiten, omdat zijn vrienden ook bij die vereniging aangesloten zijn.
12
De ontwikkeling van een sporttalent Maar ook opvattingen van scholen, (kinderen worden er te moe van, het is bij ons geen speerpunt, taak van de ouders, etc.) zijn van belang. •
Gedrag
Indien het kind besluit om een sport te gaan beoefenen, is het gedrag zeer belangrijk. Zoals al werd uitgelegd bij de competentie gedrag, in hoeverre zet je je in voor de sport? Wat zijn de ambities? Techniek en inzicht kunnen worden aangeleerd, maar het belangrijkste is, is wat een kind met deze vaardigheden doet of wil doen. Het zegt heel vaak ook niets over wat iemand werkelijk kan of wil. Als er geen geld is voor sport, kan je wel talent hebben, maar je kunt dan al niet met een sport kennis maken. Dit niveau kan ook worden toegepast bij leerkrachten. In hoeverre zet een leerkracht/ trainer/ buurtwerker zich in, om een kind iets te leren. Ook hier zijn de aspecten techniek en inzicht belangrijk, maar ervaring en motivatie spelen hierin ook een belangrijke rol. (zie bijlage 1 voor NHTV- competentiemodel) Zoals in het model te zien is, zijn er verschillende factoren die meespelen voor het gedrag van de sporter. Directe factoren zijn de persoonlijke eigenschappen, het leervermogen en de lichamelijke ontwikkeling. Deze factoren kunnen veranderen naarmate het kind ouder wordt. Na beschrijven van de competenties, komt de vraag aan de orde waardoor iemand wordt gestuurd of kan worden gestuurd/beïnvloed. Daarom het de volgende paragraaf het volgende model:
§2.4.2 Competenties: hoe te sturen? (Bron: Visie op leren, boek in ontwikkeling door Theo Hutten en Sandra van Lohuizen, 2007).
13
De ontwikkeling van een sporttalent
Beroepscompetentie 1 Context
Middelen, resources Bedrijf Sector maatschappij
Taken
Handelingen
Medewerker met competenties
Product of resultaat van handelen
Gedrag Houding Werkmodellen Vakkundigheid Sectorkennis Normen Waarden Zelfbeeld Pers. eigenschappen
De gemeenschappelijke noemer: leren = competenties ontwikkelen
Zoals gezegd is een gemeenschappelijke noemer nodig voor wat er is geleerd en op welk niveau. Een noemer waarin leerlingen, medewerkers en beroepsbeoefenaren wederzijds hun behoefte aan menselijk potentieel kunnen beschrijven op een praktische, concrete en toetsbare manier. De klassieke, sterk cognitieve benadering van onderwijs is hiervoor niet geschikt. Begin- en eindtermen van onderwijsmodules zijn vastgelegd in begrippen die uitgaan van inhoud (kennis, inzichten, theorieën, modellen). Het optellen van bij elkaar passende eindtermen op basis van inhoud leidt echter niet tot iets dat in het werkveld wordt herkend in termen van ‘dat doen wij hier’. Inmiddels is het onderwijs een stuk verder en hebben competenties overal hun intrede gedaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen domeincompetenties en persoonlijke en management competenties.
14
De ontwikkeling van een sporttalent
Competenties weerspiegelen datgene wat in de werksituatie tot succes leidt. Ze kunnen alleen gericht worden ontwikkeld, gevolgd en beoordeeld als ze een relevante inhoud hebben en concreet en meetbaar worden vormgegeven. Competenties worden onderscheiden in beroepsspecifieke competenties en persoonlijke en management competenties. Beroepscompetenties kunnen worden vertaald in taken (die als onderdeel van een functie geregeld worden uitgevoerd of in meer specifieke opdrachten, die aan een persoon of groep personen wordt verstrekt als projectopdracht). Bij elke taak horen handelingen en die handelingen leiden tot een resultaat. Resultaat en de handeling kunnen worden beoordeeld en dat is wat in een bedrijf of een organisatie ook gebeurt. Om een handeling met succes uit te voeren, is een competente medewerker nodig. Een medewerker die daarbij zijn bagage inzet om zijn taak of opdracht te realiseren. Dat is echter niet voldoende ( zie figuur ). Medewerkers moeten middels budgetten, resources, procedures, structuren, etc. , ook de gelegenheid geboden worden om succesvol te zijn. Ook de situatie van dat moment, de cultuur in de organisatie en de context van de branche en de maatschappelijke ontwikkelingen zijn van grote invloed op het resultaat. Het beoordelen van competenties geschiedt dus altijd vanuit de context, waarin wordt gehandeld. Om beroepsspecifieke competenties te leren, hoeven we het binnen het onderwijs niet zo complex te maken. Veel beroepscompetenties kunnen uitstekend worden geleerd via authentieke opdrachten in beroeps- en sectorspecifieke cases, waarin afhankelijk van het niveau de complexiteit is gedefinieerd en wordt gehandhaafd. Op deze wijze is een student in staat zijn eigen werkmodellen te ontwikkelen: zijn werkwijze om met een bepaalde beroepssituatie om te gaan. Naast deze beroepscompetenties zet de medewerker ook zijn persoonlijke en management competenties in. Dit model is ontwikkeld voor competenties verwerven in het bedrijfsleven. Wat hieruit geleerd kan worden, is dat competenties van iemand niet alleen afhangen van de eerste driehoek met 3 niveaus, maar worden gestuurd door de context waarin de competentie wordt gebruikt. Het resultaat is daarvan afhankelijk. De sturing geschiedt zoals dat in het krachtenveld model voor beginnende sporters staat. §2.5. Conclusie Modellen Als er gekeken wordt naar het VTM- model en het competentiemodel, kan geconcludeerd worden dat er een samenhang is tussen de eerste 2 modellen. De houding, gedrag en kennis (VTM- model) van een school en/of trainer kan het gedrag van een sporter beïnvloeden (NHTV- competentiemodel). Daarnaast komen de kenmerken persoonlijke eigenschappen, motivatie en ambitie ( houding) terug in het competentiemodel.
15
De ontwikkeling van een sporttalent Kortom: zowel extern als intern wordt het gedrag van een sporter beïnvloed. De leeftijd van 6 tot 14 jaar is een turbulente periode, met een vele verandering in lichamelijke kenmerken. Tegelijkertijd betekent de overgang naar een (andere) school een ingrijpende verandering in de sociale omgeving. De leerlingen moeten op zoek naar een nieuwe plek en identiteit in dat geheel. Dat vergt oriëntatie en aanpassing. In deze periode worden leerlingen zich ook meer bewust van hun eigen mogelijkheden en onmogelijkheden en die van anderen. Prestaties in dit leergebied zijn voor iedereen zichtbaar. Dat maakt leerlingen kwetsbaar. Het is daarom in deze leeftijdsfase belangrijk dat ze kansen krijgen hun mogelijkheden in een veilige omgeving te verkennen en leren hun zelfvertrouwen op het gebied van hun bewegingsmogelijkheden verder te ontwikkelen en te benutten. Respectvol omgaan met verschillen in belangstelling, begaafdheid en tempo vraagt voortdurend om flexibiliteit en om uitdagende en aansprekende bewegingssituaties. Aansluiten bij de bewegingservaring uit de basisschoolperiode is daarbij essentieel. Leren bewegen is bij uitstek een groepsactiviteit. Leerlingen verkennen en ontwikkelen naast hun mogelijkheden in de rol van beweger ook die in de rol van ondersteuner en organisator. Er wordt veelvuldig een beroep gedaan op verschillende sociale en regelvaardigheden. In tal van situaties wordt van leerlingen verwacht dat ze elkaar helpen, onderling rollen en taken verdelen, op veiligheid letten, respectvol met elkaar omgaan, zorgzaam zijn voor elkaar, met elkaar regels afspreken, samenwerken en samen spelen. Leerlingen leren eenvoudige regeltaken vervullen, zoals elkaar hulp verlenen, aanwijzingen geven en coachen, organiseren en rollen als scheidsrechter of jury vervullen. Deze sociale en regeltaken maken het niet alleen mogelijk samen te bewegen, maar bieden leerlingen de mogelijkheid te leren hoe ze die activiteiten met elkaar veilig op gang kunnen brengen en op gang kunnen houden. Ze leren verantwoordelijkheid dragen voor het eigen bewegen en dat van anderen, ook als de onderlinge verschillen groot zijn.
1
Opvoedbaarheid Over leerlingen kan gezegd worden dat ze een sterke behoefte hebben om verder te komen, maar ze kunnen dat nog niet (helemaal) onder eigen verantwoordelijkheid. Daar hebben ze mensen voor nodig die heb opvoeden, dat geldt voor elke tak van onderwijs. De leerkrachten zijn er voor, om hen hierbij te ondersteunen. Echter kunnen ze het niet, als ze er nog niet ‘rijp’voor zijn, er nog niet aan toe zijn. Logischerwijs wordt dit herkend en zal de leerling extra gestimuleerd worden en onder druk worden gezet. Dit is noodzakelijk bij gemakzuchtige leerlingen, maar het absoluut verwerpelijk als het gebeurt 2
bij een leerling die er nog niet aan toe is . De onrijpheid wordt aangezien voor een gebrek aan begaafdheid/talent.
1
2
Bron: http://www.kvlo.nl/onderwijs/vo/conceptprogramma/conceptkerndoelenbewegenensport.htm Bron: Onderwijzen is opvoeden, W. ter Horst, Kok, 2002, ISBN 90 435 0556 0
16
De ontwikkeling van een sporttalent Gezien de onderzoeksvragen en de conclusie uit het theoretisch kader, ga ik mij verdiepen in; •
de startende sporter (hoofdstuk 3 trends & ontwikkelingen en hoofdstuk 5 sportdeelname kinderen)
•
de rol van scholen bij het ontdekken dat een kind ergens talent voor heeft (hoofdstuk 4 rol van de scholen)
•
talent herkenning ( hoofdstuk 3 trends & ontwikkelingen en hoofdstuk 4 rol van de scholen)
17
De ontwikkeling van een sporttalent
Hoofdstuk 3: Trends en ontwikkelingen §3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zullen de trends en ontwikkelingen worden besproken die betrekking hebben op de betrokken partijen van de Sportboulevard. Naast de algemene trends en ontwikkelingen worden er een aantal trends en ontwikkelingen genoemd, die zijn betrekking hebben op de gemeente Dordrecht. Op de onderstaande onderzoeksvragen zullen hierdoor beantwoord kunnen worden; •
Onderzoeksvraag 1; Welke trends en ontwikkelingen op macro-, meso- en microniveau op het gebied van sport & bewegen, zijn van invloed op de Sportboulevard?
•
Onderzoeksvraag 2; Wat valt er te leren van bestaande talentontwikkelings-programma’s bij verschillende sporten?
§3.2 Trends §3.2.1 Sportdeelname (Bron: http://www.nisb.nl/documenten/CijfersinBewegingcompleet.pdf) (Bron: http://www.scp.nl/publicaties/boeken/903770252x/Rapportage_Sport_2006.pdf)
Ongeveer 70 tot 80 % van de Nederlandse jeugd doet aan sport. Van deze groep doen de 6 – 14 jarigen het meest aan sport en doet dit ook het vaakst (meer dan de helft sport 3x of meer per week). De jeugd sport ook zeer frequent. Jongens zijn iets fanatieker dan meisjes, dat wil zeggen zij sporten vaker in de week dan meisjes. Sportbeoefening hangt samen met leeftijd: hoe ouder men wordt, hoe minder men aan sport doet. De Dordtse situatie (Bron: http://www.digitalealmanakken.nl/jongerenmonitor) Aandeel jongeren dat 1 keer per maand of mindere sport (in %) 1999
2001
2003
12-17 jaar
.
.
5
18-22 jaar
.
.
7
jongens
.
.
4
meisjes
.
.
7
Binnenstad
11
7
7
Noordflank
8
7
7
Oud-Krispijn
8
8
8
11
9
6
7
9
4
Nieuw-Krispijn Reeland
18
De ontwikkeling van een sporttalent Staart
9
10
7
Wielwijk
5
8
5
Crabbehof/Zuidhoven
9
10
7
Sterrenburg
6
5
4
Dubbeldam
7
5
4
Stadspolders
8
9
7
Dordrecht totaal
8
7
6
Sportdeelname naar geslacht De sportbeoefening van jongens en meisjes is volgens de cijfers ongeveer gelijk; op latere leeftijd sporten meisjes zelfs iets meer. Volgens het TBO echter, doen (in alle meetjaren) meer jongens van 12 – 19 jaar aan sport dan meisjes van die leeftijd. Sportdeelname naar etniciteit Uit zowel landelijk als aanvullend lokaal onderzoek blijkt dat Turkse en Marokkaanse jongeren beduidend minder vaak sporten dan hun leeftijdsgenoten uit andere etnische groepen. Het lage percentage wordt voornamelijk veroorzaakt door de lage sportdeelname van de Turkse en Marokkaanse meisjes. De sportbeoefening en het lidmaatschap van sportverenigingen liggen bij Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen lager dan bij autochtonen. De verschillen zijn het grootst bij de Turken en Marokkanen, en dan vooral bij vrouwen en ouderen. Onder tweedegeneratie-allochtonen ligt de sportdeelname hoger dan onder de eerste generatie. Desondanks doen zich ook onder de tweedegeneratie-allochtonen verschillen voor met vergelijkbare groepen autochtonen in de sportdeelname en het lidmaatschap van sportverenigingen.
19
De ontwikkeling van een sporttalent
Conclusie Uit de gegeven trends kan geconcludeerd worden dat meisjes minder aan sport doen. Daarnaast speelt leeftijd ook een rol; naarmate ze ouder worden stopt men sneller. Verder is er een grote groep allochtone kinderen die minder aan sport doet dan de autochtone kinderen. Uit de enquête die, bij de kinderen uit Dordrecht, zal worden gedaan, zal blijken of dat ook in Dordrecht het geval is. En wat hier eventueel de oorzaak van kan zijn.
§3.2.2. Sportaanbod Het sportaanbod is in de loop der jaren flink uitgebreid. Naast de traditionele teamsporten zijn varianten daarop zoals streetsoccer, beachvolleybal en pleintjesbasketbal opgekomen. Streetsporten en funsporten (inline-skaten, snowboarden bv.) zijn volledig ‘ingeburgerd’ in de huidige bewegingscultuur. Het lijkt er op dat individuele en ongeorganiseerde sporten de meer traditionele teamsporten aan het verdringen zijn Populariteit sporten De keuze voor een bepaalde tak van sport hangt voor een groot deel samen met de smaak van de vriendenkring en het gezin van herkomst. Wanneer kinderen opgroeien tot jongeren blijven hun naaste vrienden belangrijk in de keuze van verdere sportieve activiteiten. Voor meisjes geldt dit nog sterker dan voor jongens; zij doen vrijwel alleen datgene dat zij met vriendinnen samen kunnen doen. Ouders drukken eveneens een stempel op de keuzes van hun kinderen. Hooggeschoolde ouders bemoeien zich meer met de sportactiviteiten van hun kinderen dan laaggeschoolde ouders.
20
De ontwikkeling van een sporttalent De verschillende leeftijdsgroepen overziend kun je zeggen dat zwemmen bij iedere leeftijdsgroep het populairst is. Gymnastiek is vooral aantrekkelijk voor de jonge jeugd, fitness en aerobics juist bij de oudere jeugd. Opvallend is dat de interesse van de leeftijdsgroep 12 – 17 jaar (en later) in vergelijking met de jongere jeugd voor zowel jongens als meisjes verdeeld is over meer sporten (meer diversiteit). Tussen jongens en meisjes bestaan verschillen met betrekking tot de beoefende sporten. Voetbal is zeer populair bij de jongens en veel minder bij meisjes, paardrijden echter is weer een ‘meisjessport’ . Skaten, een andere ‘ongeorganiseerde sport’, is vooral de laatste jaren erg populair geworden. Verschil individuele en teamsporten (georganiseerd) Over het algemeen is er een stabilisatie of lichte daling waarneembaar voor wat betreft veel teamsporten waaronder handbal, voetbal, hockey, korfbal en basketbal. De deelname aan de meer individuele sporten laten een stijgende deelname zien. Atletiek, fitness en aerobics, vechtsporten, tafeltennis en paardrijden illustreren die stijgende lijn in deelname. Conclusie Uit landelijk onderzoek blijkt dat de traditionele sporten niet meer ‘in’ zijn bij de jongeren. De populaire sporten zijn hedendaags de straatsporten. De vraag die hierop kan volgen is; moet de Sportboulevard zich enkel richten op de traditionele sporten of ook de straatsporten hierbij gaan betrekken? Na verder onderzoek en resultaten, zal hier op terug worden gekomen in de aanbevelingen. §3.2.3 Sportverband Het ‘sporten bij een sportvereniging’ en ‘ongeorganiseerd sporten met anderen’ laat verschillen zien bij de volgende groepen: ‘Lid van een sportvereniging’: • zijn vooral de jongste kinderen van 12 t/m 14 jaar (72 %), • is men vooral in het zuiden van het land (77 %). ‘Ongeorganiseerd sporten met anderen’ wordt vooral gedaan: • door jongens (44 %) in vergelijking met meisjes (28 %), • door jongeren die tennissen (59 %) en voetballen (48 %), • in de drie grote steden (57 %). Naar leeftijd De groep 6 – 11 -jarigen is iets minder vaak lid van een sportvereniging dan 12 – 17 -jarigen, maar vaker dan de groep 18 – 24 -jarigen. Dit is in alle meetjaren te zien. In de loop der jaren is de groei in aantal leden bescheiden geweest. Naar geslacht Jongens zijn vaker lid van een sportvereniging dan meisjes, behalve in de oudste leeftijdsgroep.
21
De ontwikkeling van een sporttalent Bovendien blijkt dat beduidend minder meisjes in competitie- of trainingsverband sporten. Dit duidt erop dat meisjes waarschijnlijk meer in recreatief verband sporten in vergelijking met jongens. De Dordtse situatie (Bron http://www.digitalealmanakken.nl/jongerenmonitor)
Aandeel jongeren dat lid is van een sportvereniging (in %) 1999
2001
2003
12-17 jaar
.
.
7
18-22 jaar
.
.
5
jongens
.
.
7
meisjes
.
.
5
Binnenstad
6
8
5
Noordflank
9
7
6
Oud-Krispijn
6
6
4
Nieuw-Krispijn
6
8
5
Reeland
9
8
7
Staart
8
6
5
Wielwijk
6
6
4
Crabbehof/Zuidhoven
7
6
4
Sterrenburg
10
10
8
Dubbeldam
11
13
9
Stadspolders
10
9
6
8
8
6
Dordrecht totaal §3.2.4 Sportbeoefening (Bron: http://www.scp.nl/publicaties/boeken/903770252x/Rapportage_Sport_2006.pdf)
Drempels in de sport Ook anno 2005 doen zich nog verschillen in de sportdeelname voor. In het Nationaal sportonderzoek uit 2005 zijn enige vragen gesteld over wat mensen ervan weerhoudt om te sporten. •
De helft van de bevolking is van mening dat sporten veel tijd kost,
•
41% geeft aan de puf niet meer te hebben om te sporten, een derde zegt niet aan sporten toe te komen
•
Een op de drie vindt zichzelf niet zo sportief, vrouwen wat meer dan mannen.
•
Een kwart vindt dat te veel inspanning niet goed is.
22
De ontwikkeling van een sporttalent •
Vrouwen geven vaker dan mannen aan dat ze in hun eentje sporten niets vinden (resp. 41% en 32%) of dat ze niemand hebben om mee te sporten (29% versus 24%).
•
Twee derde (64%) van de ondervraagden vindt sport best een dure hobby; voor vrouwen en ouderen geldt dat wat meer dan voor mannen en jongeren .
Ten aanzien van het aanbod lijkt men niet van mening te zijn dat daarin nu de voornaamste struikelblokken liggen. •
22% is van mening dat de gemeente te weinig informatie biedt over het sporten,
•
14% dat er onvoldoende aansprekende verenigingen zijn,
•
6% dat men niet goed weet waar men kan sporten.
Jongeren betonen zich kritischer over het sportaanbod dan ouderen; bij vele andere van de besproken motieven is die relatie andersom. Drempels ten aanzien van de sportvereniging Evenals bij de sportdeelname zijn er in het Nationaal sportonderzoek ten aanzien van het lidmaatschap van sportverenigingen stellingen voorgelegd aan de sportende en de niet-sportende respondenten. Wat weerhoudt mensen ervan om lid te worden van sportverenigingen? •
men vindt sportverenigingen te prestatie gericht (31% van de bevolking),
•
dat men er als individu tegenop ziet om lid te worden van een collectief als een sportclub (29%),
•
dat men terugschrikt van de veelal afgelegen ligging van sportverenigingen .
Beide laatstgenoemde bezwaren worden door vrouwen vaker geuit dan door mannen. •
Een bijna even groot deel van de bevolking (26%) hikt aan tegen de regels en verplichtingen die er in een club gelden.
•
Openingstijden (15%) en bereikbaarheid vormen minder een thema.
Voor alle genoemde bezwaren tegen sportverenigingen geldt dat die door ouderen meer worden gevoeld dan door jongeren . §3.2.5. Het sportieve kapitaal van ouders (Bron: http://www.scp.nl/publicaties/boeken/903770252x/Rapportage_Sport_2006.pdf)
In de meeste onderzoeken naar sportdeelname wordt geen aandacht besteed aan de invloed van ouderlijke voorkeuren en gedragingen. Het aandeel kinderen met een of meer ouders die lid zijn van sportverenigingen of die deelnemen aan competities en trainingen, is tussen 1983 en 2003 nauwelijks gestegen. In 2003 hebben beduidend meer kinderen ouders die solosporten beoefenen; echter ligt het aandeel kinderen, met ouders die aan team- of duosporten doen, niet heel veel hoger dan in 1983. Echter, als ook de sportdeelname van beide ouders in de analyse worden betrokken, vervalt in 1983 de invloed van het opleidingsniveau van de ouders en wordt die aanzienlijk geringer in 2003. Naarmate het sportieve kapitaal van ouders toeneemt, stijgt ook het aandeel kinderen dat lid is van
23
De ontwikkeling van een sporttalent sportverenigingen of dat betrokken is bij competities en trainingen. Voor het grootste effect is het goed als beide ouders betrokken zijn bij sportverenigingen en/of sportcompetities. Het effect van sportief kapitaal laat zich echter ook gelden als ouders wel sporten maar geen lid zijn van sportverenigingen en/of deelnemen aan competities.
Het deelnemen door een of meer ouders aan een sport vergroot de kans dat een kind die sport ook beoefent aanzienlijk. Voor voetbal en tennis is die relatie in 2003 nog wat sterker dan in 1983, voor schaatsen en voor turnen wat minder sterk. Bij tennis is de relatie met het opleidingsniveau van beide ouders het sterkst. Anno 2003 is echter ook de deelname van kinderen aan schaatsen vrij sterk gerelateerd aan het opleidingsniveau van de ouders. Voetbal en turnen variëren minder met het opleidingsniveau van beide ouders.
24
De ontwikkeling van een sporttalent §3.3. Bestaande activiteiten §3.3.1 Het Sportstimuleringsbureau (Bron: Patrick van der Zouwen; medewerker van het Sportstimuleringsbureau)
De algemene doelstelling van het Sportstimuleringsbureau is Dordtenaren stimuleren om deel te nemen aan sport- en bewegingsactiviteiten. Dit houdt in dat ze mensen proberen aan te sporen te gaan sporten, indien ze dit nog niet doen. En indien ze al wel sporten, voorkomen dat ze hiermee stoppen. De doelstelling voor schoolsport is leerlingen binnen en buiten schooltijd kennis te laten maken met verschillende sporten. De verwachting is, dat kinderen hierdoor makkelijker en beter een keuze kunnen maken uit het sportaanbod. Kinderen van 6 t/m 12 jaar kunnen onder begeleiding van een sportwerker, op vertoon van de Sportpas, op sportcomplex Patersweg sporten. De Sportpas kan opgehaald worden bij Bureau Sportstimulering tegen betaling van € 5,00 (één jaar geldig). §3.3.2 BOS-impuls Stimulans voor samenwerking buurt, onderwijs en sport Vanaf 2005 kunnen gemeenten een financiële bijdrage van het Rijk ontvangen voor projecten die in arrangementen sportieve of bewegingsactiviteiten voor jongeren aanbieden in een samenwerking tussen buurt-, onderwijs-, en sportorganisaties. Daarvoor heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de BOSimpuls opgezet. Het doel van dit initiatief is kwetsbare jongeren gezond(er) te laten leven en daarmee problematisch gedrag terug te dringen. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage, moeten projecten door VWS aangemerkt worden als BOS-project. In een brochure wordt beschreven hoe een BOS-project eruit hoort te zien en gaat in op de manier waarop een project bijdraagt aan het uiteindelijke doel van de BOS-impuls. §3.3.3 BOS-impuls in Dordrecht (Bron: Patrick van der Zouwen; medewerker van het Sportstimuleringsbureau)
1. Gezond opgroeien in Crabbehof Op 17 januari is het project “Gezond opgroeien in Crabbehof” officieel van start gegaan. Het project is een initiatief van Bureau Sportstimulering van de gemeente Dordrecht ter bevordering van gezond leefgedrag van kinderen van 4-12 jaar in Crabbehof. De omvang is ongeveer 800 kinderen. Bureau Sportstimulering organiseert samen met de GGD Zuid-Holland Zuid en de Dordtse Welzijnsorganisatie (DWO) diverse activiteiten om sporten, spelen en gezond eten te stimuleren. Verder werkt Bureau Sportstimulering samen met lokale sportverenigingen zoals de Dordtse Zaalvoetbal Stichting (DZS), Atletiekvereniging Parthenon en badmintonvereniging NOSVRI. Ook nationale sportbonden, zoals de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie en de Nederlandse Badmintonbond zijn erbij betrokken.
25
De ontwikkeling van een sporttalent
Het BOS-project start in Crabbehof. Uit de registratie van de jeugdgezondheidszorg (schooljaar 20032004) blijkt dat in de wijk Crabbehof, van kinderen uit groep zeven (primair onderwijs): •
34% niet sport buiten schooltijd;
•
12% geen drie maaltijden per dag nuttigt;
•
20% niet dagelijks groente eet;
•
28% niet dagelijks fruit eet;
•
27% lijdt aan overgewicht.
Looptijd project Het project in Crabbehof loopt van september 2005 tot september 2007. Vanaf januari 2007 wordt dit project ook opgestart in de wijken Wielwijk, Staart, Noordflank en Krispijn. In die vier wijken loopt het project tot 2011. Drie pijlers Het project “Gezond opgroeien in Crabbehof” heeft drie pijlers •
Sport mee
Bureau Sportstimulering organiseert diverse sportactiviteiten tijdens en na schooltijd. Kinderen krijgen meer mogelijkheden om te sporten en kunnen kennismaken met diverse sporten en lokale verenigingen. Bureau Sportstimulering zorgt voor de invulling, samen met lokale sportverenigingen en nationale sportbonden. •
Speel mee
We stimuleren het spelen op straat. Het gaat om individueel spelen, maar natuurlijk ook het samenspel met vrienden en vriendinnen. De kinderen verkennen de speelmogelijkheden in de wijk. De Dordtse Welzijnsorganisatie neemt het initiatief bij de activiteiten. •
Eet gezond mee
De GGD Zuid-Holland Zuid organiseert diverse activiteiten met aandacht voor gezonde voeding op scholen en in de wijk. Deze pijler richt zich zowel op de kinderen als de ouders. 2. Champions League Kinderen uit de groepen 7 en 8 van de basisscholen in Crabbehof kunnen vanaf 21 maart 2006 deelnemen aan een georganiseerde Crabbehof Champions League voetbalactiviteit. De Champions League is een initiatief van Bureau Sportstimulering in het kader van het Buurt Onderwijs Sport (BOS)project “Gezond opgroeien in Crabbehof” dat in januari 2006 startte. De Crabbehof Champions League wordt georganiseerd op verzoek van de kinderen. De kinderen hebben namelijk aangegeven graag een naschoolse voetbalactiviteit te willen hebben in hun wijk.
26
De ontwikkeling van een sporttalent Het organiseren van een voetbaltoernooi is niets nieuws voor onze organisatie, maar in dit geval willen ze het meer in de belevingswereld van de kinderen trekken. De aankleding van de activiteit is daarom zeer belangrijk. Het doel is een echt Champions League sfeer creëren. De activiteit vindt plaats op 9 woensdagmiddagen( inclusief de loting) in de Deetoshal in Crabbehof. De laatste 2 woensdagmiddag staat in het teken van de finales. Er wordt gekeken of een bekende voetballer op een van de dagen aanwezig kan zijn. Daarnaast wordt een bekende Dordtse voetbalscheidsrechter gevraagd om een rol van betekenis te spelen. Fair play en respect is een van de belangrijke thema’s in deze activiteit. Er zal op een bijzondere manier aandacht zijn voor fair play en respect. Zeker in de vorm van belonen van goed gedrag en bestraffen van onsportief gedrag zal er speciale aandacht zijn. §3.3.4. BOS-impuls in andere steden (Bron: http://www.flash123.nl/thema/kids/kids/download/bos_impuls.pdfBOS-impuls)
Verschillende organisaties en gemeenten hebben de afgelopen jaren projecten opgezet die bewegingsactiviteiten aanbieden in samenwerking met onderwijs en/of de buurt. De zogenoemde Brede school was daarbij vaak een inspiratiebron, maar de projecten zijn uiteenlopend. Het spectrum aan deelnemende organisaties is ook breed. Naast sportverenigingen zijn loopgroepen betrokken en commerciële aanbieders als fitnesscentra en squashhallen. Op buurtniveau zijn dat onder andere jongerencentra, welzijnswerkinstellingen, wijkverenigingen, jeugdorganisaties, kinderopvangorganisaties (voor-, na- en buitenschoolse opvang), (jeugd)gezondheidsbevorderende instellingen en informele burgerinitiatieven. Ter illustratie volgen hier enkele voorbeelden. 1. Groningen (Brede school) De Vensterschool in de Groningse wijk Selwerd ontstond toen een sporthal en een zwembad werden geïntegreerd met twee basisscholen, een thuiszorgorganisatie, een welzijnsorganisatie en een bibliotheek. Deze organisaties stemmen hun individuele activiteiten optimaal op elkaar af door zorgvuldig te overleggen. Zo kunnen kinderen na schooltijd direct door naar de buitenschoolse opvang óf voor de verlengde schooldag naar de sporthal om een partijtje te basketballen. 2. Twello (Sportieve opvang) De omnisportvereniging Vlugheid & Kracht in Twello doet mee aan het project Sport en Kinderopvang, waarin ze samenwerkt met een kinderopvangorganisatie in de gemeente. Twee dagen in de week kunnen kinderen na schooltijd bij de vereniging sporten, waarbij de uitvoering in handen is van een sportleider en de verenigingsmanager. Oudere kinderen van V&K helpen bij de begeleiding en organisatie, de sportleider van V&K zorgt voor de sporttechnische begeleiding en de groepsleidster
27
De ontwikkeling van een sporttalent van de kinderopvang voor de pedagogische inbreng. Het naschoolse programma wijkt af van het reguliere sportprogramma van V&K: niet de sport, maar het plezier staat voorop. 3. Roosendaal (GoForSport ) (Bron: http://www.sportbureauroosendaal.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=21&Itemid=47)
Het project GoForSport van Sportbureau Roosendaal is gericht op het organiseren en stimuleren van sport en spel in verschillende wijken. Met een methodische opbouw in het activiteitenaanbod en gefundeerd op een pedagogische visie wordt sport toegepast als doel, middel en bindmiddel. De basisvoorzieningen die het GoForSport-programma biedt in iedere wijk zijn: •
Steunlocatie Alle activiteiten worden vanuit een centrale locatie georganiseerd, namelijk het buurt- en/of wijkhuis.
•
Schoolsport Vakleerkrachten van GoForSport geven lessen lichamelijke opvoeding aan de groepen 5 t/m 8 van 2 basisscholen in de wijk
•
Sportintro In samenwerking met Roosendaalse sportverenigingen worden per jaar 8 activiteitenseries van 4 weken georganiseerd. Bij elke serie staat een andere sport centraal, de serie wordt afgesloten met een uitstapje naar de betreffende vereniging.
•
Sportplein Deze buitensportaccommodatie is een kwalitatieve sportvoorziening in de wijk en biedt plaats aan georganiseerde, ongeorganiseerde en structurele sportactiviteiten.
•
Sport & Gezondheid Middels campagnes, informatieoverdracht en fittesten worden wijkbewoners geïnformeerd over sport & gezondheid.
•
Deskundigheid in de wijk Sportbureau Roosendaal hecht veel waarde aan goed opgeleide sportmedewerkers. Middels het onderdeel deskundigheid in de wijk biedt Sportbureau Roosendaal ook deelnemers aan activiteiten een bepaald perspectief middels het aanreiken van opleidingsmogelijkheden.
4. Nijmegen Dukenburg-Zuid (Bulls eye in de wijk) (Bron:http://www.bredeschoolnizw.nl/smartsite.dws?id=3418)
De gemeente Nijmegen werkt vanaf eind jaren 90 met Open Wijk Scholen (OWS) Vanuit deze scholen worden voor leerlingen en hun ouders activiteiten ontwikkeld. Deze OWS hebben de afgelopen jaren een wijkgebonden functie verworven. Er is meer samenwerking tussen welzijnsorganisatie Tandem, Sportservice Nijmegen, de GGD, buurt- en wijkorganisaties en sportorganisaties. Hiermee wordt de BOS-driehoek in het project Bulls eye in de wijk dan ook zichtbaar. De wijk Dukenburg- Zuid heeft een Open Wijk School. Op wijkniveau is er een BOS-wijkteam dat de regie uitvoert. Dit team bestaat uit contactpersonen uit de wijk die bij de doelgroep jongeren bekend zijn. De BOS-manager is een vakleerkracht bewegingsonderwijs van de Open Wijk School. Hij heeft een dubbelrol.
28
De ontwikkeling van een sporttalent
Het uitgangspunt voor de activiteiten van Bull' s eye in de wijk is een dagarrangement. De structuur hiervoor is binnen de Open wijk school al gerealiseerd. Het NSA (Breed Na Schools Activiteitenaanbod) speelt een belangrijke rol. Het dagarrangement ziet er volgt uit: 09.00-15.00 uur: lessen bewegingsonderwijs binnen de school voor leerlingen van 4-12 jaar 15.00-18.00 uur: verlengde schooldag voor 6-12 jarigen binnen en buiten de school (pleinen) 18.00-20.00 uur: ' avond' -aanbod voor de jongeren 12-18 jarigen (sportaccommodatie en pleinen) Met het dagarrangement wil het project Bulls eye in de wijk het volgende bereiken: - Een structurele toename aan sport- en bewegingsactiviteiten - Vermindering van overgewicht binnen de doelgroep 4-12 jarigen - Afname van het aantal geregistreerde overlastincidenten waarbij jongeren zijn betrokken. Resultaten Te verwachten kwalitatieve resultaten: - Verbetering kwaliteit bewegingsonderwijs - Toename deskundigheid leerkrachten PO - Duurzame samenwerking tussen gemeente, onderwijsorganisaties, sport- en buurtverenigingen, GGD en welzijnsorganisatie Tandem - Een structureel en integraal aanbod op wijkniveau t.a.v. bewegen, gezondheid en voeding - Toename van vraaggericht werken binnen sportverenigingen - Samenwerking breedte- en topsportorganisaties Diverse kwantitatieve resultaten bij de doelgroep 4-12 jarigen worden verwacht in het bewegingsonderwijs op de school en op het naschoolse aanbod. En voor 12-18 jarigen worden diverse kwantitatieve resultaten verwacht in het avondaanbod via sportaccommodatie en activiteiten op pleinen in de zomer- en winterperiode. Maatschappelijke effecten op wijkniveau: - Toename van 10% aan sport- en beweegactiviteiten in de wijk - Vermindering van overgewicht: van 1 op de 7 naar 1 op de 9 jongeren binnen de doelgroep 4-12jarigen - Afname van aantal geregistreerde overlast incidenten waarbij jongeren betrokken zijn; verbetering van de sfeer in de wijk en toename leefbaarheid - Jeugd, jongere ouderen verhouden zich beter tot elkaar - Minimaal 5 samenwerkingverbanden op wijkniveau
29
De ontwikkeling van een sporttalent Leerervaringen Er zal jaarlijks een voortgangsrapportage als monitor komen en 1 keer per jaar een schooljaarverslag. Op basis van deze jaarlijkse evaluatie vindt besluitvorming plaats over bredere implementatie van het BOS-concept in de gemeente Nijmegen.
5. Kies voor hart en sport (Bron: http://www.kiesvoorhartensport.nl/)
"Kies voor hart en sport" richt zich op kinderen van groep 6 tot en met 8 van de basisschool. Op school worden modules gezondheidsvoorlichting en sportvoorlichting behandeld en tijdens de lessen bewegingsonderwijs kunnen zij vrijblijvend kennis maken met diverse sport- en bewegingsactiviteiten (sportoriëntatie). Na schooltijd kunnen de kinderen kiezen voor een sportkennismakingscursus bij een sportaanbieder in de buurt. De kinderen leren hierdoor meer bewust te kiezen voor de sport die het beste bij hem/haar past Hieronder volgt een voorbeeld. (Bron: http://www.gemeentewestland.nl/smartsite23370.htm)
Kies voor hart en sport Westland Samenwerkingsverband •
Gemeente Westland/Welzijn/Breedtesport
•
GGD-ZH
•
Sportaanbieder
•
Basisscholen
Scholen Het lesmateriaal van Kies voor hart en sport bestaat uit 7 lessen. Module 1 en 2 zijn bedoeld voor het klaslokaal. Module 3 speelt zich af in het gymnastieklokaal. De modules hebben de volgende thema’s: •
Module 1: Hart, sport en gezondheid
•
Module 2: Sportvoorlichting en sportoriëntatie
•
Module 3: Sportintroductie
Voor de leerlingen in de groepen 8, die als in groep 7 hebben meegedaan, is een verdiepingsmodule beschikbaar. Hiermee kan in extra lessen dieper ingegaan worden op de onderwerpen. Sportverenigingen Sportverenigingen en andere sportaanbieders organiseren een sportkenninsmakingsaanbod van 5 lessen. De cursus wordt speciaal opgezet voor het Kies voor hart en sport project. De kennismakingslessen, die op het terrein van de vereniging plaatsvinden, geven een brede oriëntatie
30
De ontwikkeling van een sporttalent op de sport en op de vereniging. Het kader is gewend om met jeugd te werken. De lessen zijn uitdagend en het accent ligt op de succesbeleving in plaats van techniek. Uiteraard is er aandacht voor het sociale aspect dat sport met zich meebrengt. Tijdens de sportieve afsluiting van de cursus ontvangen de kinderen een certificaat. Extra activiteiten De Junior Hartdag, georganiseerd door de Nederlandse Hartstichting. Een speciale dag die op de basisscholen uitgevoerd wordt door de eigen leerkracht. Zij ontvangen hiervoor een speciaal lespakket, met daarin: Informatieboekjes •
Poster
•
Video van het hart
•
Puzzels
•
Groepskwartet
•
springtouw
De basisscholen in het Westland, die meedoen aan Kies voor hart en sport krijgen die pakket aangeboden van de gemeente. Rik en Tik De sportieve jongen en zijn hond zijn de mascotte van het project. Op de lesmap, werkbladen, het sportkeuze boekje en de uitnodigingen voor de deelnemende kinderen is steeds voorzien van dit tweetal. Bij de kick-off van het project komt dit tweetal in de klassen van de groepen 7. Rik inspireert en stimuleert de leerlingen om interactief mee te doen. Wat eten jullie en sporten jullie wel? e
Na deze flitsende start kunnen de leerkrachten starten met de 1 module in de klas. Gezond ontbijt Voor de leerlingen uit de groepen 8 staat een gezond ontbijt op het programma. De GGD is de grote drijfveer achter dit gezonde initiatief. De GGD vindt het belangrijk dat kinderen gaan inzien waarom gezonde voeding en regelmatig eten ( 3 maaltijden per dag) zo belangrijk zijn. Welke relatie heeft voeding ten opzichte van bewegen. Bij voldoende kennis over deze 2 zaken en de relatie daartussen, kunnen kinderen zelf verbanden gaan leggen en zichzelf verantwoordelijk gaan voelen. Van belang is om ze mee te geven dat ze zelf ook verantwoordelijk zijn voor wat ze eten en hoeveel ze bewegen. Tijdens de ontbijtlessen ontdekken de kinderen dat samen ontbijten leuk, gezellig en lekker kan zijn. Door middel van een quiz krijgen ze inzicht in waarom ontbijten zo belangrijk is. Je lichaam heeft energie nodig om de dag door te komen. Wie niet ontbijt presteert minder en kan zich minder concentreren. Westlandse deelname
31
De ontwikkeling van een sporttalent In het Westland doen 40 scholen mee met het project. Iedere school kan zelf bepalen of de groepen 6, 7 en 8 meedoen. In dit jaar bereikt het Westland 2800 leerlingen. Alle sportverenigingen in het Westland zijn aangeschreven. Voor alle deelnemende verenigingen is er ruimte in het sportkeuze boekje om hun sport te omschrijven en te promoten. Vijftig sportverenigingen en particuliere sportaanbieders hebben zich enthousiast aangemeld. Sommige verenigingen verzorgen zelfs dubbele cursussen om alle kinderen de gelegenheid te geven om aan hun sport mee te doen.
6. Scoren voor gezondheid (Eindhoven) (bron: http://www.minvws.nl/dossiers/sport/nieuwsberichten/ouders-en-kinderen-werken-samen-aan-gezondheid.asp)
Op de Herdgang, het trainingscomplex van PSV, gaf Hoogervorst gisteren met een welgemikt schot op doel het startsein voor het programma Scoren voor Gezondheid. In dat programma werken kinderen gedurende twintig weken actief aan hun gezondheid. Uit onderzoek blijkt dat 14 procent van de kinderen in Nederland te maken heeft met overgewicht. Dat percentage is de laatste jaren alleen maar toegenomen. Daarom hebben het ministerie van VWS, de Eredivisie, de Sponsor Loterij, het Nationaal Gezondheidsinstituut (NIGZ) en de stichting Meer dan Voetbal de handen ineen geslagen. Met Scoren voor Gezondheid zetten zij kinderen tussen 9 en 12 jaar en hun ouders aan tot een gezonde leefstijl. Gezonde voeding, voldoende beweging en je fit voelen staan daarbij centraal. Voetballers van negen eredivisieclubs fungeren als rolmodel in Scoren voor Gezondheid. Zij geven het goede voorbeeld op het gebied van bewegen en gezonde voeding. De kinderen leggen bij de start van het programma een fit- en gezondheidstest af. Door een contract te ondertekenen met een voetballer beloven zij actief aan een gezonde leefstijl te werken. Twintig weken later sluiten de kinderen het programma af met een tweede test en ontvangen ze een diploma. Philip Cocu was gisteren de eerste voetballer die de contracten met de kinderen ondertekende. 7. Elke dag bewegen (Rotterdam) In het voorjaar van 2005 is proefgedraaid op twee Rotterdamse basisscholen. De succesvolle pilot heeft in september 2005 op vijftien scholen een vervolg gekregen. In januari 2006 hebben zich weer vijftien scholen aangesloten. Uiteindelijk zullen er negentig scholen meedoen. Voor Elke Dag Bewegen is onder meer een lespakket gemaakt over voeding en beweging –in drie ' leeftijdsvarianten' - voor de groepen één tot en met acht. In september 2005 is dat op alle basisscholen verspreid. Daarnaast is er uiteraard het daadwerkelijke bewegen: deelnemende scholen krijgen een vakdocent die de kinderen van de groepen drie tot en met acht fysiek aan het werk zet.
32
De ontwikkeling van een sporttalent Met extra gym, maar ook met dans, acrobatiek en andere gevarieerde lichamelijke bezigheden, tijdens en na school. Op de scholen die meedoen aan Elke Dag Bewegen wordt ook een voorlichtingsavond voor ouders georganiseerd om hen erbij te betrekken. Daarnaast krijgen leerlingen een werkboekje mee naar huis. §3.3.5 Conclusie Er zijn op dit moment vele (BOS)activiteiten gaande. Echter in Dordrecht zijn er weinig activiteiten met als uitgangspunt, gezondheid, sport, school en kinderen met elkaar te combineren. Uit de enquêtes met de scholen moet blijken of de scholen hiervoor open staan. En of een samenwerking met de Sportboulevard mogelijk is. §3.4 Ontwikkelingen §3.4.1. Opleidingskwalificaties §3.4.1.1 opleidingskwalificaties ALO (Bron: Hilde Bax, Opleidingsmanager ALO Amsterdam)
Hieronder volgen de competenties zoals die binnen de ALO Amsterdam zijn geformuleerd. Daarbij heeft ALO zich indertijd nauw aangesloten bij het beroepsprofiel en de gemeenschappelijke opleidingskwalificaties van 1999. Eindtermen Docenten Opleiding De eindtermen van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam zijn afgeleid van de landelijke opleidingskwalificaties en geformuleerd in 10 competenties. A
De vakmatige context (microniveau).
Competentie 1 De beginnende beroepsbeoefenaar kan (enkele) lessen(reeks) ontwerpen en het ontwerp helder beschrijven.En het ontwerp algemeen- en vakdidactisch verantwoorden. Deze verantwoording gebeurt mede op grond van inzicht in zijn bewegingsvaardigheid en dat van mede collega’s. Competentie 2 De beginnende beroepsbeoefenaar kan adequaat lessen uitvoeren. Competentie 3 De beginnende beroepsbeoefenaar kan gegeven onderwijs adequaat evalueren
33
De ontwikkeling van een sporttalent
Metacompetentie vakmatige context De beginnende beroepsbeoefenaar kan eigen beroepsmatig handelen waaronder ook zijn eigen bewegingsvaardigheid en producten adequaat evalueren met het oog op een constante, persoonlijke professionalisering. B
De beroepsmatige context (mesoniveau)
Competentie 4 De beginnende beroepsbeoefenaar kan adequaat functioneren als lid van een team binnen de schoolorganisatie, i.c. als vaksectielid, als lid van een mentorteam en als projectteamlid. Competentie 5 De beginnende beroepsbeoefenaar kan een eigen werkconcept hanteren voor de uitoefening van het beroep in vakmatige, beroepsmatige en maatschappelijke context. C
De maatschappelijke context (macroniveau)
Competentie 7 De beginnende beroepsbeoefenaar kan regelgeving en beleidsvoornemens van overheden en organisaties op het gebied van onderwijs, bewegen en sport adequaat hanteren en beoordelen. Competentie 8 De beginnende beroepsbeoefenaar kan problemen van praktische aard en met beleidsimplicaties adequaat aanpakken. Competentie 9 De beginnende beroepsbeoefenaar kan in samenwerking met andere deskundigen adequate bijdragen leveren aan het ontwikkelen of verbeteren, uitvoeren en evalueren van beleid op het gebied van onderwijs, bewegen en sport. Metacompetentie maatschappelijke context De beginnende beroepsbeoefenaar kan eigen beroepsmatig handelen en producten in maatschappelijke context adequaat evalueren met het oog op een constante, persoonlijke professionalisering. D
Profileren
Competentie 10 De beginnende beroepsbeoefenaar erkent zijn eigen specifieke kwaliteiten en ontwikkelt deze om zich nader te profileren tot een "meester" in zijn vak binnen de drie contexten
34
De ontwikkeling van een sporttalent De beginnende beroepsbeoefenaar is in staat de reeds bereikte competenties te verdiepen binnen een gekozen differentiatie van sport en management, sport en vrije tijd, sport en gezondheid of bewegingsagogiek (speciaal onderwijs). Metacompetentie differentiatie De beginnende beroepsbeoefenaar kan eigen handelen en producten in maatschappelijke context adequaat evalueren met het oog op een constante, persoonlijke professionalisering en kan daarbij zijn specifieke kwaliteiten profileren. De ALO Amsterdam vindt dat een leeromgeving waarbij (beroeps) competenties het uitgangspunt vormen, het meeste recht doet aan het beroepsprofiel en haar visie op leren. De competenties vragen immers om een integrale benadering. Een competentie is de bekwaamheid om in beroepssituaties adequaat te handelen, inclusief de daarvoor nodige kennis, vaardigheden en attitudes. Dat betekent dat men effectief kan omgaan met de kernproblemen van het beroep. Dat zijn die problemen waar een beroepsbeoefenaar regelmatig mee in aanraking komt, die kenmerkend zijn voor het beroep en waarbij van de beroepsbeoefenaar een oplossing en een aanpak wordt gevraagd. Kernproblemen benadrukken een integrale benadering van het beroep. Er wordt uitgegaan van ‘volledige’ handelingen (voorbereiding, organisatie, uitvoering, controle), maar ook van de noodzaak de context en achterliggende opvattingen en theorieën te leren begrijpen en te kunnen hanteren. Reflectie over ervaringen en betekenisvolle incidenten speelt daarbij een essentiële rol. 3
§3.4.1.2 Opleidingskwalificatie LOBOS (CIOS) (Bron: Ed Urlings, Stafdocent onderwijs, CIOS Goes / ROC Zeeland )
Omgeving De werkzaamheden van de lerarenondersteuner bewegingsonderwijs en sport, kortweg LOBOS genoemd, liggen op het gebied van bewegingsonderwijs en worden uitgevoerd binnen of vanuit de basisschool. Het bewegingsonderwijs binnen de basisschool kan zowel door daarvoor bevoegde groepsleraren als door (een team van) vakleraren en eventueel (vak)ondersteunend personeel verzorgd worden. De LOBOS geeft lessen bewegingsonderwijs aan 6 tot en met 12 -jarigen onder verantwoordelijkheid van een voor bewegingsonderwijs bevoegd (vak)leraar. Hij voert daarnaast lesvoorbereidende en ondersteunende taken uit. De LOBOS levert een actieve bijdrage aan de organisatie en uitvoering van (buiten)schoolse sportactiviteiten. Een belangrijk aspect daarbij is het vanuit de school opzetten en onderhouden van structurele samenwerkingsrelaties binnen de driehoek van buurt-onderwijs-sport (BOS-driehoek).
3
Deze functiebeschrijving is gebaseerd op de functiebeschrijving van de lerarenondersteuner basisonderwijs, opgesteld door het ministerie van OCW. Deze functiebeschrijving is aangepast aan de functie van LOBOS.
35
De ontwikkeling van een sporttalent De LOBOS levert tenslotte een bijdrage aan de schoolorganisatie en stelt zich actief op in het ontwikkelen van zijn competenties. Werkzaamheden 1. Voert zelfstandig, onder verantwoordelijkheid van een voor bewegingsonderwijs bevoegde (vak)leraar, les- en leerlingbegeleidende taken uit binnen het bewegingsonderwijs: •
het uitvoeren van lessen binnen een programma zoals door de bevoegd (vak)leraar is vastgesteld en met de LOBOS besproken.
•
het opstarten van beweegsituaties, het begeleiden van groepen en individuele leerlingen en het
afsluiten van beweegsituaties; •
het zorgdragen voor een pedagogisch klimaat waarin alle leerlingen zich veilig en gewaardeerd
voelen; •
het stimuleren van gezond bewegingsgedrag bij leerlingen;
•
het zorgdragen voor optimale fysieke veiligheid en hygiëne van leerlingen;
•
het toepassen van eerste hulp bij sportongevallen (EHBSO) indien nodig;
•
het stimuleren en begeleiden van brede sociale en motorische vaardigheden van leerlingen;
•
het mede structureren, organiseren en plannen van de bewegingsactiviteiten van leerlingen in
homogene en heterogene groepen, inclusief subgroepen; •
het zich op de hoogte houden van de ontwikkelingen op terreinen als bewegingscultuur, trends in
sport en bewegen en bewegingsonderwijs en er in de les op inspelen; •
het signaleren van psychomotorische en pedagogische problemen bij leerlingen en het doorgeven ervan;
•
het begeleiden van leerlingen op basis van handelingsplannen en zoals voorzien in het zorgplan;
•
het bijhouden van de voortgang van motorische ontwikkeling van leerlingen en het bespreken
ervan met de (vak)leraar; •
het leveren van een bijdrage aan gesprekken van de leerkrachten met ouders tijdens ouderavonden.
2. Ondersteunt de voorbereiding van bewegingsonderwijs door: •
het mede voorbereiden van de lessen bewegingsonderwijs;
•
het in overleg met de bevoegd (vak)leraar kiezen en hanteren van verschillende didactische werkvormen en leeractiviteiten voor de lessen bewegingsonderwijs, aansluitend op de leerdoelen;
•
het meedenken en adviseren over maatregelen om de sociale en fysieke veiligheid en de gezondheid van leerlingen te bevorderen;
•
het controleren van sport- en bewegingsmaterialen en accommodatie op veiligheid;
36
De ontwikkeling van een sporttalent •
het zich op de hoogte houden van de ontwikkelingen op terreinen als bewegingscultuur, trends in sport en bewegen en bewegingsonderwijs en het meedenken over de vertaling daarvan in werkvormen en leeractiviteiten;
•
het leveren van een bijdrage aan het inrichten en in stand houden van accommodatie en de aanschaf van leermiddelen ten behoeve van het deelschoolwerkplan bewegingsonderwijs.
3. Speelt een rol in de BOS-driehoek door: •
het leggen en onderhouden van contacten met andere organisaties in de lokale en regionale sportinfrastructuur (BOS-driehoek: Buurt-Onderwijs-Sport.);
•
het nemen van initiatieven tot het organiseren van een aansprekend sport- en bewegingsklimaat buiten de lessen bewegingsonderwijs;
•
het (mede) organiseren en uitvoeren van (buiten)schoolde sport- en bewegingsactiviteiten;
4. Levert bijdragen aan de schoolorganisatie door: •
het surveilleren op het schoolplein;
•
het deelnemen aan interdisciplinair overleg;
•
het deelnemen aan teamvergaderingen.
5. Stelt zich actief op in het ontwikkelen van competenties door: •
het eigen functioneren bespreekbaar te maken;
•
zich actief op te stellen in het creëren van leermogelijkheden;
•
het deelnemen aan professionaliseringsactiviteiten (van het team);
•
het deelnemen aan her- en bijscholing en collegiale consultatie;
•
het bestuderen van relevante vakliteratuur.
Rol/verantwoordelijkheid • De LOBOS functioneert altijd onder verantwoordelijkheid van een voor bewegingsonderwijs bevoegd (vak)leraar. Een LOBOS heeft geen onderwijsbevoegdheid. Verzekeraars hebben aangegeven geen probleem te hebben met een LOBOS die zelfstandig lessen bewegingsonderwijs draait zonder de fysieke aanwezigheid van de verantwoordelijk bevoegd leraar. Iedere werknemer valt onder de verzekeringspolis. Hoe zelfstandig hij kan functioneren is afhankelijk van het bevoegde gezag van de onderwijsinstelling en kan beschreven worden in een opdracht- of taakomschrijving. • De LOBOS voert zelfstandig of in teamverband activiteiten of projecten uit op het gebied van bewegingsstimulering, -activering of verbetering. Hij heeft daarbij een coördinerende, stimulerende en begeleidende rol. Contacten •
Bestuur/directie basisschool
37
De ontwikkeling van een sporttalent •
Leraren
•
Leerlingen
•
Onderwijsondersteunend personeel
•
Ouders
•
Vertegenwoordigers andere organisaties in de BOS-driehoek
•
Locale, provinciale of landelijke overheden
§3.4.2. Profiel sportbuurtwerker (Bron: http://www.nisb.nl/documenten/nisb_bos_2004-08-11_profielsportbuurtwerker.pdf)
Taken, kernopgaven en competenties Sportbuurtwerker (niveau B) Kerntaken sportbuurtwerker •
Activeert deelname aan en begeleidt deelnemers van sport- en bewegingsactiviteiten in de buurt/wijk
Bij deze taak gaat het om het activeren van deelnemers aan een sport- en bewegingsactiviteit en hen te begeleiden tijdens de activiteit. Het doel hiervan is mensen te laten sporten en sporttechnische en/of sociale vaardigheden aan te leren. De sportbuurtwerker zoekt aansluiting met de doelgroepen in de buurt. Hij zorgt ervoor dat hij de doelgroepen kent en dat zij hem kennen. Hij activeert en stimuleert hen om deel te nemen aan sporten bewegingsactiviteiten. Hij begeleidt en coacht de deelnemers tijdens de activiteit. Hij zorgt voor veilige sportsituaties, in fysiek en mentaal opzicht. Hij ziet er op toe dat regels nageleefd worden. Hij geeft de groep of individuele deelnemer inzicht in zijn/haar eigen gedrag en biedt zonodig gedragsalternatieven. Hij geeft sporttechnische en tactische aanwijzingen aan de deelnemers. Hij let op correct materiaal- en accommodatiegebruik en past indien nodig EHBO toe. Hij leidt deelnemers toe naar ' reguliere'vormen van sport (sportverenigingen). De sportbuurtwerker evalueert de sport- en bewegingsactiviteiten op inhoudelijk en sporttechnisch gebied en past deze waar nodig aan. Hij doet dit tijdens de activiteit en erna. •
Vertaalt doelstellingen van sportbuurtwerk en maakt daarbij een programma voor sport- en bewegingsactiviteiten
Bij het plannen en bedenken van sport- en bewegingsactiviteiten houdt de sportbuurtwerker rekeningen met doelstellingen (uit het beleid) van sportbuurtwerk. Hij signaleert trends en ontwikkelingen in de sport. Hij maakt analyses van groepen en verhoudingen binnen groepen in de buurt/ wijk. Hij betrekt de doelgroepen bij het kiezen van de sport- en bewegingsactiviteiten. Ook houdt hij er rekening mee dat de planning van sport- en bewegingsactiviteiten aansluit op andere activiteiten in de buurt. Hij heeft hierover contact met vertegenwoordigers van de gemeente, scholen, sportverenigingen of welzijnsinstellingen. •
Coördineert sport- en bewegingsactiviteiten
38
De ontwikkeling van een sporttalent Deze taak heeft betrekking op het organiseren van een sport- en bewegingsactiviteit waarbij rekening wordt gehouden met de duidelijk aanwezige, maar ook de niet duidelijk aanwezige vraag van de doelgroep. De sportbuurtwerker brengt beschikbare materialen, toegankelijke accommodaties, financiële middelen, menskracht en tijd in kaart. Hij brengt de duidelijk aanwezige en/of niet duidelijk aanwezige behoeften van buurtbewoners in kaart. Hij bedenkt en ontwerpt de inhoud van de sport- en bewegingsactiviteiten. Hij werft vrijwilligers, medewerkers en/of sportprofessionals. Hij zorgt ervoor dat materialen op de juiste plek komen, regelt de accommodatie en de financiële middelen. Hij heeft overleg over wie welke taken uitvoert tijdens de activiteit. Hij evalueert de activiteit, rapporteert de evaluatiegegevens schriftelijk en bespreekt dit met deelnemers, collega' s, team, leidinggevende. Op basis van de evaluatie verandert hij een volgende aanpak van een activiteit. •
Bevordert kwaliteit van aanbod van sportbuurtwerkactiviteiten
Deze taak heeft betrekking op het zorgen dat de kwaliteit van activiteiten op sporttechnisch gebied, op inhoud en op het nastreven van doelstellingen (van beleid) hoog is en blijft. De sportbuurtwerker houdt in de gaten waar de kwaliteit van het aanbod van sport- en bewegingsactiviteiten voor sportbuurtwerk verbeterd kan worden en wat de mogelijkheden hiervoor zijn. Als dit nodig is zorgt hij voor verbetering. •
Initieert en onderhoudt contacten met relevante partijen en werkt hiermee samen
Voor het goed uitvoeren van sportbuurtwerk is het van belang om een goed netwerk op te zetten en goed samen te werken met relevante partijen. De sportbuurtwerker inventariseert en analyseert de mogelijkheden voor relevante samenwerkingsmogelijkheden (en communicatie) tussen gemeente, sportinstellingen, onderwijs, welzijnsinstellingen en commerciële instellingen. Hij zet een structuur op binnen deze partijen om tot goede samenwerking te komen en communiceert met hen over de doelen van sport- en bewegingsactiviteiten. Hij onderhoudt relevante (externe) contacten. •
Levert een bijdrage aan de ontwikkeling van beleid van sportbuurtwerk
Deze taak heeft betrekking op de bijdrage die een sportbuurtwerker levert aan het ontwikkelen van beleid voor sportbuurtwerk. De sportbuurtwerker signaleert maatschappelijke trends en ontwikkelingen in de buurt/ omgeving. Hij stelt behoeften, problemen en mogelijkheden vast op het gebied van welzijn en gezondheid in de buurt/wijk, waar sport en bewegingsactiviteiten een positieve bijdrage aan kunnen leveren. De sportbuurtwerker denkt mee over het beleid voor sportbuurtwerk in een bepaalde buurt/buurten en hij geeft aan als veranderingen in beleid van belang zijn. Kernopgaven sportbuurtwerker •
Vertrouwen winnen versus professionele afstand houden
39
De ontwikkeling van een sporttalent De sportbuurtwerker staat voor de opgave vertrouwen te winnen bij de doelgroep/ buurtbewoners, door contact met ze te onderhouden en zich goed in te leven in hun leefwereld, maar ook voldoende afstand te houden, door duidelijke regels te stellen en deze te bewaken, waardoor de sportbuurtwerker respect krijgt. •
Tegengestelde belangen en verwachtingen van verschillende partijen op elkaar afstemmen
De sportbuurtwerker staat vaak voor de opgave om, om te gaan met tegengestelde belangen en verwachtingen van verschillende partijen. De sportbuurtwerker weet hier mee om te gaan, door steeds uit te gaan van wat het beste is voor de doelgroep. •
Omgaan met beperkt beschikbare middelen
De sportbuurtwerker staat vaak voor de opgave om doelen voor sportbuurtwerk te realiseren met beperkt beschikbare middelen. Het aantal beschikbare medewerkers en vrijwilligers voor sport- en bewegingsactiviteiten en de kwaliteit hiervan kan hierbij een rol spelen. Ook kan het gaan om financiële middelen en beschikbare en toegankelijke accommodatie(s) en andere sportfaciliteiten. De sportbuurtwerker zal met behulp van de beschikbare middelen op een creatieve en flexibele manier een weg moeten zoeken om de doelen van sportbuurtwerk te realiseren. •
Schakelen tussen verschillende partijen
De sportbuurtwerker staat voor de opgave om te kunnen schakelen tussen verschillende soorten partijen waar je als sportbuurtwerker mee te maken hebt. De sportbuurtwerker heeft dan weer contact met de gemeente en dan weer met een doelgroep van jongeren. Ook binnen partijen of groepen heeft hij met verschillende typen mensen te maken. Hij moet zijn gedrag en zijn manier van communiceren steeds aanpassen aan degene(n) waar hij contact mee heeft. •
Afweging maken tussen enthousiasme van deelnemers en de (fysieke en emotionele) veiligheid tijdens een activiteit
De sportbuurtwerker staat voor de opgave om in te kunnen schatten wanneer een sport- en bewegingsactiviteit goed verloopt en wanneer de veiligheid in gevaar komt, doordat sommige deelnemers te enthousiast worden. Hij doet dit door steeds de fysieke en emotionele veiligheid van de individuele deelnemers in de gaten te houden. Competenties sportbuurtwerker •
Contact leggen en samenwerken
1. De sportbuurtwerker is in staat om op initiatiefnemende wijze contact te leggen en te onderhouden met relevante organisaties en personen, zodat er een goed netwerk in de buurt is 2. De sportbuurtwerker is in staat om op actieve en sportieve wijze contact te leggen en te houden met de mensen in de buurt/wijk, zodat zij de sportbuurtwerker weten te vinden
40
De ontwikkeling van een sporttalent 3. De sportbuurtwerker is in staat om op opbouwende wijze met voor sportbuurtwerk relevante partners samen te werken, zodat zij eensgezind sportbuurtwerk inzetten 4. De sportbuurtwerker is in staat om op adequate wijze contacten te leggen en af te stemmen met personen bij andere organisaties, zodat er voldoende randvoorwaarden zijn (als accommodatie, materiaal, deelnemers) voor de sport- en bewegingsactiviteiten •
Behoeften doelgroep helder krijgen
De sportbuurtwerker is in staat om op inlevende en ’verder kijkende’ wijze de werkelijke behoeften van de buurtbewoners helder te krijgen, zodat sportbuurtwerkactiviteiten aansluiten bij hun werkelijke behoeften •
Organiseren en realiseren van sport- en bewegingsactiviteiten
1. De sportbuurtwerker is in staat om, op basis van inzicht en een open houding naar de doelgroep, sport- en bewegingsactiviteiten aan te bieden, zodat deze aansluiten bij de behoeften van de doelgroep. 2. De sportbuurtwerker is in staat om op gestructureerde en creatieve wijze sport- en bewegingsactiviteiten te organiseren, zodat de activiteiten efficiënt verlopen en aantrekkelijk zijn voor de deelnemers. 3. De sportbuurtwerker is in staat om op adequate wijze te werken volgens een plan van aanpak voor sport- en bewegingsactiviteiten, zodat dit plan gerealiseerd wordt. 4. De sportbuurtwerker is in staat om op sporttechnische en enthousiaste wijze sport- en bewegingsactiviteiten te begeleiden, zodat buurtbewoners kunnen sporten en bewegen. •
Omgaan met en stimuleren van groepen
1. De sportbuurtwerker is in staat om op adequate wijze groepen uit de buurt te stimuleren, zodat zij deelnemen aan sport- en bewegingsactiviteiten . 2. De sportbuurtwerker is in staat om op adequate wijze om te gaan met verschillende doelgroepen, zodat de doelgroepen zich begrepen voelen. 3. De sportbuurtwerker is in staat om op activerende wijze doelgroepen in de buurt te stimuleren, zodat zij sport- en bewegingsactiviteiten organiseren. 4. De sportbuurtwerker is in staat om in zijn omgang met buurtbewoners op professionele wijze een balans te leggen tussen betrokkenheid en afstand, zodat de hij zo objectief mogelijk blijft in zijn werk. •
Werken binnen kaders en richtlijnen en het verantwoorden van het werk
1. De sportbuurtwerker is in staat om op adequate wijze te werken volgens (beleids)afspraken en richtlijnen, zodat zij op een doelgerichte manier werken. 2. De sportbuurtwerker is in staat om op openstaande en meedenkende wijze te werken in een team van sportbuurtwerkers en met leidinggevenden, zodat zij op een lijn samenwerken.
41
De ontwikkeling van een sporttalent 3. De sportbuurtwerker is in staat om zich op adequate wijze voor zijn inzet en resultaten te registreren, zodat een verantwoording voor werkzaamheden goed onderbouwd kan worden •
Signaleren en doorverwijzen
De sportbuurtwerker is in staat om op adequate wijze te signaleren of individuen uit de buurt doorverwezen kunnen worden naar andere instanties of organisaties, zodat zij de hulp- of dienstverlening krijgen die zij nodig hebben. •
Omgaan met crisissituaties
De sportbuurtwerker is in staat om op adequate wijze op crisis- of onrustsituaties te reageren, zodat escalatie hiervan zoveel mogelijk voorkomen wordt. •
Deskundigheid bevorderen
De sportbuurtwerker is in staat om op adequate wijze zijn eigen deskundigheid te onderhouden, zodat hij zijn deskundigheid behoudt en bevordert. §3.4.3 Conclusie Of de leerkrachten daadwerkelijk aan de opleidingskwalificaties doen, zal moeten blijken uit de interviews die met de leerkrachten gehouden zullen worden. Daarom in het volgende hoofdstuk de rol van de scholen.
42
De ontwikkeling van een sporttalent
Hoofdstuk 4: rol van de scholen §4.1 Inleiding Om inzicht te verkrijgen in de rol van de scholen, is er een enquête opgesteld en gehouden met de leerkrachten van de Dordtse basisscholen. De conclusies die behandeld worden in dit hoofdstuk, zijn gebaseerd op de interviews, die zijn gehouden met de leerkrachten van de Dordtse basisscholen. De vragenlijst en de interviews zijn terug te vinden in de bijlagen 2 & 3. De achterliggende gedachte van de vragen in de enquête is antwoord geven op de onderzoeksvraag (Onderzoeksvraag 3: Wat is de rol van verschillende scholen?). §4.2 de conclusies §4.2.1 Binnenstad •
Mariaschool
De kinderen zijn voornamelijk van allochtonen afkomst. Ze hebben vaak een taalachterstand en de ouders zijn weinig betrokken. De ouders zien de noodzaak van sporten niet in. Verder zitten ze met de kosten en vervoer. Niet alleen de ouders, maar ook de school is weinig met sport bezig. De reden, die de school hiervoor geeft, is tijd/geld gebrek. De school zou het wel leuk vinden als er bijvoorbeeld meer proeflessen zouden worden gegeven tussen de lessen door. Tijdens het gesprek wordt al aangegeven, dat ze het sporten wel graag na schooltijd zouden willen. •
Bavinckschool
Allochtonen:
- Antillianen sporten weinig
-
Meisjes sporten bijna niet. Ze worden ingezet voor huishoudelijke taken.
-
Voetbal is populair.
Autochtonen:
-Alle sporten zijn populair -Ouders zijn meer betrokken bij hun kinderen betreft sport.
Er wordt niet aan sportoriëntatie gedaan. Er is zelfs nog nooit over nagedacht op school. Er wordt weinig aan sport gedaan tijdens de schooluren. Er wordt geoefend voor de schooltoernooien die het Sportstimuleringsbureau organiseert. Vanuit de school zelf wordt er weinig georganiseerd. §4.2.2 Crabbehof •
John F. Kennedy
Deze school werkt veel samen met het Sportstimuleringsbureau. Er wordt veel gedaan voor de kinderen. Er is alleen weinig animo voor.
43
De ontwikkeling van een sporttalent Er zijn wel een aantal kinderen, dat bij een vereniging zit. Er wordt ook advies gegeven aan ouders als een kind talent blijkt te hebben voor een bepaalde sport. De ouders doen er alleen vrij weinig mee. Geld en vervoer schijnen een probleem te zijn bij de ouders. •
Don Bosco
De leerkracht, met wie gesproken is, is er pas een jaar. Er bestaat een nieuwe regeling waarbij leerkrachten geen bewegingsonderwijs meer mogen geven. Dit doen de andere (oudere) leerkrachten. Deze school werkt veel samen met het Sportstimuleringsbureau. Tijdens schooluren wordt er weinig aandacht besteed aan sport, na schooluren wel. Dit gebeurt door het bureau. De school zou graag een vakleerkracht willen hebben, maar hier is geen geld voor. De school is meer bezig met de huidige situatie dan met de toekomst. De leerkracht heeft maar 2 autochtonen kinderen in de klas. Echter het verschil tussen allochtonen en autochtonen is nihil. De oorzaak dat kinderen niet sporten, is waarschijnlijk het geldgebrek bij ouders, denkt de leerkracht. §4.2.3 Dubbeldam •
Dubbeldam
Dubbeldam is een wijk met veel hoogopgeleiden. Er is weinig verschil te zien tussen de autochtonen en (handjevol) allochtonen. De ouders zijn erg betrokken bij hun kinderen. Na school doen veel kinderen dan ook aan sport. Er zijn er veel aangesloten bij een vereniging. Op school daarentegen sporten de kinderen weinig. Er wordt ook weinig gedaan aan sport. Dit wegens tijd/geld gebrek. Ze worden wel gemotiveerd om na schooluren te sporten. Er zijn contacten met sportverenigingen. Kinderen kunnen zich op school aanmelden voor open dagen. §4.2.4 Krispijn •
IBS IKRA
Deze school bestaat pas 3 jaar. Ze zijn nog bezig met de opstarting. Opvallend is dat ze wel graag connecties willen hebben en dat er ideeën zijn, betreft sport. Echter de kennis/geld/materiaal zijn nog te gering hiervoor. Daarom is er dus ook nog geen vakleerkracht op het gebied van bewegingsonderwijs. Indien een kind talent heeft wordt dit gemeld bij de ouders. Een aantal ouders hebben dat advies opgevolgd. Hun kinderen zijn op een voetbal-/ karatevereniging gezet.
44
De ontwikkeling van een sporttalent
Ze beseffen dat sport & gezondheid zeer belangrijk zijn, alleen de middelen zijn er nog niet volledig voor. •
Mondriaan
Opvallend is dat deze school 2 vakleerkrachten bewegingsonderwijs hebben. Er wordt geregeld bijscholing gevolgd. Deze school houdt zich redelijk veel bezig met sport. Er zijn verschillende dagen per jaar dat er extra aandacht wordt besteed aan sport. Groep 8 gaat zelfs op sportkamp. Tijdens de schooluren doen de kinderen dus vrij veel aan sport, echter na schooltijd is dat niet het geval. Vrij weinig kinderen doen aan sport. De reden die ouders blijken op te geven, is het probleem van geld en vervoer. De ouders zijn verder weinig betrokken bij school. De school probeert de ouders wel bij sportactiviteiten te betrekken, maar veel ouders hebben problemen met de Nederlandse taal of zijn simpelweg niet geïnteresseerd. •
Pius X
Op deze school wordt weinig gedaan aan sport. Er wordt enkel een sportdag georganiseerd. Verder komt het Sportstimuleringsbureau langs voor demonstratielessen. Er is weinig animo voor de proeflessen. De interesse van de kinderen schijnt zeer eenzijdig te zijn. De kinderen schijnen niet echt gemotiveerd te zijn. Echter de school motiveert de kinderen niet echt om te sporten. Er staan enkel een aantal banken op het schoolplein. De reden die hiervoor wordt gegeven is geldgebrek. Echter de kinderen mogen ook niet sporten/spelen op het schoolplein na schooltijd, omdat er geen toezicht aanwezig is. Daarnaast is er geen vakleerkracht op de school en worden de leermethoden voor bewegingsonderwijs nauwelijks gevolgd. •
Noorderlicht
Dit een school met speciaal onderwijs. De kinderen hebben psychische problemen, zoals gedragsproblemen. De leerkracht is van mening dat het vaak aan de ouders ligt dat de kinderen zo weinig sporten. Ze durven de poging niet meer te wagen met hun kind. Ze hebben het idee van “het zal toch wel weer fout gaan met mijn kind”. Allochtonen sporten minder. Ze hebben vaak nog geen zwemles gehad. Bij de ouders heerst het idee dat de kinderen dit toch wel op school zullen krijgen.
45
De ontwikkeling van een sporttalent Ouders zijn minder betrokken dan autochtonen. De leerkracht denkt dat dit door de cultuurverschillen komt. De kinderen van deze school doen weinig aan sport. Dit ligt niet volledig aan de school. Er wordt wel degelijk aandacht besteedt aan sport & bewegen. •
Prinses Juliana
Er wordt niet veel aandacht besteed aan sport, bewegen en gezondheid. Tijdens bepaalde lessen wordt er wel aandacht besteed aan gezondheid. Hierbij gaat het over voeding en sport. Voor de rest wordt er niets extra’s gedaan betreft sport. Er wordt meegedaan aan de schooltoernooien en er wordt een sportdag gehouden. De reden dat er niet bijzonder veel aan sport wordt gedaan is het tijdgebrek. Buiten school doen er een aantal kinderen wel aan sport. Dit doen zij ook bij een vereniging. Er wordt wel een advies gegeven aan ouders om kinderen bij een sportvereniging aan te melden. De ouders doen hier vrij weinig mee. Dit zijn voornamelijk de allochtonen ouders. De ouders zijn weinig betrokken bij hun kinderen. §4.2.5 Reeland •
Regenboog
Er wordt weinig aandacht besteed aan sport. Er zitten kinderen op school met speciale problemen, zoals gedragsproblemen en dyslexie. Dit neemt veel tijd in beslag. Er blijft dus weinig tijd over voor sport, wordt er gezegd. Daarnaast heeft de school andere prioriteiten. Het beschikbare geld is voor andere doeleinden. De leerkracht zou graag geld beschikbaar willen hebben voor materiaal. Het huidige materiaal is goedkoop en slecht van kwaliteit. Het gaat snel kapot. De school geeft wel advies aan de ouders om hun kinderen op een sport te zetten, indien dit goed lijkt voor het kind zelf (niet vanwege het talent). De kinderen met een talent zijn meestal al bij een sportvereniging aangesloten. Ouders blijken niet veel met het advies te doen. Het vergt teveel inspanning, schijnen de ouders te vinden. Ook vervoer schijnt een probleem te zijn. Betreft gezondheid & sporten is er weinig verschil te zien tussen allochtonen en autochtonen. §4.2.6 Stadspolders •
Geert Groote
46
De ontwikkeling van een sporttalent De school wil wel extra aandacht besteden aan sport, maar hier is geen geld voor. Het heeft op dit moment geen prioriteit, omdat er andere veranderingen plaatsvinden. Er is geen geld voor omdat er veel onderwijsvernieuwingen zijn. Ze zouden kinderen wel met meer sporten kennis willen laten maken, maar hier is het geld, tijd en materiaal niet voor aanwezig. Buiten de schooluren doen er wel veel kinderen aan sport. Deze kinderen zijn dan ook aangesloten bij een sportvereniging. De ouders zien het belang van sporten in. •
De Bever
Ook bij deze school geldt dat ze wel meer aandacht aan sport willen besteden, maar de tijd en het geld is er niet voor aanwezig. De school heeft op dit moment andere prioriteiten, wat veel geld en tijd in beslag neemt. Ook op het schoolplein is er weinig aanwezig, wat kinderen kan motiveren om te sporten. Er is een klimrek en een schommel. De leerkrachten zouden graag meer willen, maar hier is geen geld voor beschikbaar. De school vindt het haar taak niet om kinderen met een talent door te verwijzen naar een sportvereniging. Er wordt dan ook geen advies gegeven aan de ouders. •
Buitenschool
Deze school is een bijzondere school. Kinderen met een ziekte of aandoening zitten op deze school. Omdat de kinderen een ziekte hebben, is het onmogelijk om intensief te sporten. Voor sommige kinderen is sport wel belangrijk, maar dit gaat niet van de school uit. Gym wordt dan ook alleen gegeven door een vakleerkracht en verplegers, omdat de kinderen een speciale behandeling nodig hebben. §4.2.7 Sterrenburg •
Polyanderschool
Sport staat niet centraal binnen de school. Waarschijnlijk door het gereformeerde geloof. Binnen de school wordt er weinig gesproken over sport. De directie vindt sport niet zo belangrijk. Er zijn nu 2 boeken waarin het gaat om turnen & spel. Dit moet verplicht 1 keer per week worden gegeven. De andere les mag zelf ingevuld worden door leerkracht. Er komt binnenkort een nieuwe methode betreft gymlessen. Buiten school sporten er wel een aantal kinderen en zitten ook bij een vereniging. Ook na schooltijd zijn de kinderen veel in beweging. Er wordt op het schoolplein veel aan voetbal en tafeltennis gedaan.
47
De ontwikkeling van een sporttalent
•
Keerkring
Duidelijk is dat sportlessen veel tijd in beslag nemen. Voor het bewegingsonderwijs staat 45 minuten, echter voor een zwemles neemt alles 1,5 uur in beslag (inclusief vervoer en omkleden). Als dit dus in andere groepen zou gebeuren betreft andere sporten, dan zou dat op school moeten plaatsvinden. Er werd verteld dat er kinderen op school zitten, die niet in een achterstandswijk wonen. De ouders van deze kinderen zijn meer met hun kind bezig. De meeste kinderen hebben hun zwemdiploma dan ook al. Sommigen zitten ook op een sportvereniging. Echter de school geeft geen advies uit aan de ouders, indien een kind een talent in een sport lijkt te zijn. Hier is de school tegen, omdat het ten koste van de lessen gaat. De kinderen zijn moe na het trainen en kunnen zich moeilijk concentreren tijdens de reguliere lessen. •
Meridiaan
Op deze school heerst een tijd/geldgebrek. De school zou wel meer sporten willen doen, maar hier is geen geld/tijd voor. Verder kampt de school met een materiaalgebrek. Er wordt wel geleend van het Sportstimuleringsbureau, maar dat moet na 4 weken geretourneerd worden. Er worden op school wel sportactiviteiten georganiseerd, maar dit gebeurt door het Sportstimuleringsbureau. Allochtonen kinderen nemen meer initiatief betreft sport tijdens schooluren. Na school is hier geen zicht op, dus hier wist de leerkracht niets over te melden. •
Boss
Tijdens het gesprek kwam naar voren dat het Sportstimuleringsbureau kijkt naar de buurtsamenstelling. In een buurt met veel allochtonen worden meer activiteiten georganiseerd dan in een buurt met weinig allochtonen. Het bureau gaat er in zekere zin van uit dat een buurt met veel autochtonen ook veel zullen sporten. Uit het gesprek blijkt dit helemaal niet zo te zijn. De kinderen van deze school sporten niet veel, ook niet buiten schooluren. §4.2.8 Wielwijk •
Het Kompas
Dit is een school met speciaal onderwijs. De kinderen hebben ouders met een lichamelijke/ psychische aandoening. Het is voor de ouders soms moeilijk om constant met hun kinderen bezig te zijn. Stimuleren is vaak moeilijk. De reistijd tussen school en thuis is vrij groot, waardoor er voor de kinderen weinig tijd overblijft voor sport. De meesten zijn ook moe na zo’n lange schooldag.
48
De ontwikkeling van een sporttalent Op school worden de kinderen wel gemotiveerd om te sporten. Er zijn veel activiteiten waar de kinderen aan mee kunnen doen. De school is zich bewust van het belang van sport & bewegen. De kinderen worden ook geadviseerd om te sporten buiten schooluren. De ouders motiveren hun kinderen alleen niet om dat ook daadwerkelijk te doen. §4.3 Algemene conclusies In de maatschappelijke context competentie 7 staat beschreven (§3.4.1.1) dat de docent beleidsvoornemens adequaat kan hanteren en beoordelen. En in competentie 9; moet een docent in staat zijn om een bijdrage kunnen leveren aan het ontwikkelen of verbeteren, uitvoeren en evalueren van beleid op het gebied van onderwijs, bewegen en sport. Als er gekeken wordt naar de beleidsvoornemens en naar de conclusie uit de enquête, kan hier zeer zeker over gediscussieerd worden. De overheid en de gemeente Dordrecht is de laatste jaren actief bezig met sport & bewegen betreft kinderen. Echter de leerkrachten van Dordtse basisscholen, zo blijkt uit de interviews, zijn hier niet zo actief mee bezig. Ik ben zelf van mening dat dit niet volledig aan de scholen ligt. Er zijn ook andere factoren die er voor zorgen dat leerkrachten hun taken niet voldoende kunnen uitvoeren. De factoren die een rol spelen, staan in de volgende paragrafen beschreven. Hoe deze verbeterd kunnen worden, kunt u vinden in Hoofdstuk 6 de aanbevelingen. §4.3.1 Bijscholing In de eindtermen docenten opleiding: vakmatige context competentie 3 (§3.4.1.1) staat gegeven dat een docent lichamelijke opvoeding zijn bewegingsvaardigheden en producten moet evalueren met het oog op constante, persoonlijke professionalisering. Na de interviews met de leerkrachten, kan geconcludeerd worden dat het hier nog wel eens aan schort. De leerkrachten volgen namelijk nauwelijks bijscholing. De meeste leerkrachten volgen geen bijscholing. Sommige leerkrachten weten niet of de vakleerkracht dit volgt (30%). Een reden voor het niet volgen van bijscholing, is dat de school andere prioriteiten heeft (35%). Het geld dat aanwezig is, wordt voor andere doeleinden gebruikt. Kortom er is een geldgebrek. Door dit geldgebrek en de andere prioriteiten is er weinig interesse in het volgen van bijscholing op het gebied van bewegingsonderwijs. Een positief punt is, is dat veel scholen wel gebruik maken van de mogelijkheid om stagiaires van ALO/ CIOS aan te stellen (65%). Een aantal scholen hebben jaarlijks een nieuwe stagiair. Hierdoor blijven de leerkrachten in zekere zin toch op de hoogte van de nieuwe ontwikkelingen van het bewegingsonderwijs. De leerkrachten vinden het leerzaam. De stagiaires komen met nieuwe ideeën, die ook nuttig zijn voor de leerkrachten. De kinderen zijn ook enthousiast, ze vinden de lessen interessanter worden. Op de scholen waar geen stagiaires aanwezig zijn, geven de leerkrachten redenen als geldgebrek, geen begeleiding aanwezig en/of geen aanbod van stagiaires.
49
De ontwikkeling van een sporttalent
§4.3.2 Sportmateriaal Niet iedereen is tevreden over het materiaal. Ontevreden zijn veel scholen over de afwezigheid ervan. Er blijkt weinig materiaal beschikbaar te zijn, waarmee kinderen kunnen sporten/ spelen. Dit geldt niet alleen voor tijdens de gymlessen, maar ook voor het schoolplein. In de gymlokalen is het materiaal ook vaak verdwenen. Veel gymlokalen worden ook voor andere, externe doeleinden gebruikt, zoals sportverenigingen. Op sommige scholen is er ook slecht materiaal aanwezig. Het materiaal is snel versleten en er is niet altijd geld om nieuw materiaal aan te schaffen. Het materiaal dat aanwezig is, bepaalt veelal de indeling van de lessen. Geconcludeerd kan worden dat er dus weinig variatie in de lessen zit, indien er weinig materiaal aanwezig is. De lessen bestaan meestal uit de traditionele balsporten en turntoestellen. De scholen kunnen dan wel gebruik maken van vakleerkrachten en/of stagiaires, maar afgevraagd kan worden of zij hun functie naar behoren kunnen uitvoeren, zoals beschreven in §3.4.1 de opleidingskwalificaties. §4.3.3 Interesse in een sportcentrum 16 14 12 10 8
Ja Nee
6 4 2 0
ja/nee
1
2
3
Legenda 1= interesse in partnerschap met sportcentrum 2= interesse in sportcentrum met gecoördineerde sport 3= interesse in buitenschoolse opvang middels sport ja/nee= geen mening of interesse is afhankelijk van tijd en geld
Uit de interviews bleek dat een partnerschap een moeilijk begrip is voor de scholen. Of ze hier interesse in zouden hebben, is zeer afhankelijk van tijd, geld en de inspanning die de school hiervoor moet geven. Aangegeven wordt dat er weinig tijd is op school, om nog meer aandacht aan sport te besteden. Op de vraag of de school interesse zou hebben in een sportcentrum met gecoördineerde sport, geven veel scholen het antwoord ja, mits het op school gegeven kan worden.
50
De ontwikkeling van een sporttalent §4.3.4 Rol van de ouders De scholen verwijzen talentvolle kinderen niet door naar sportverengingen, maar geven een advies aan de ouders. Echter 3 van de ondervraagde scholen geeft geen advies. Zij vinden dit niet de taak van de school. Één school is hier zelfs zwaar tegen, omdat het lijdt tot concentratieverlies bij de sportende kinderen. Door de vermoeidheid van de trainingen kunnen de kinderen de lessen niet goed volgen. De overige scholen geven wel advies. Er zijn alleen weinig ouders die iets met dit advies doen. Sommige ouders zijn wel betrokken bij hun kinderen, maar hebben geen geld en/of vervoer om de kinderen op een sportvereniging te zetten. Dit geldt zowel voor autochtonen als voor allochtonen Er zijn ook ouders die zich weinig betrokken voelen. Ze hebben er geen tijd voor of zijn van mening dat de school “voor alles zorgt”. Ook dit geldt voor autochtonen en allochtonen ouders.
51
De ontwikkeling van een sporttalent
Hoofdstuk 5: Sportdeelname leerlingen 8-12 jaar §5.1 Inleiding De conclusies betreffende dit onderzoek zijn gebaseerd op de interviews, die zijn gehouden met de leerlingen van de Dordtse basisscholen. Zoals eerder vermeld in Hoofdstuk 0 De inleiding, zijn de enquêtes niet gegaan, zoals verwacht. Daarom zijn de van te voren opgestelde enquêtes, gebruikt als itemlijst. De interviews zijn niet één op één gedaan, maar in groepsverband. De itemlijst/interviews zijn terug te vinden in de bijlagen 4 & 5. De itemlijst is verdeeld in verschillende onderdelen, daarom ook de conclusies per onderdeel. Door dit onderzoek kan er antwoord gegeven worden op de onderstaande onderzoeksvraag; Onderzoeksvraag 4: Welke factoren spelen een rol om te stoppen met sporten? Waar liggen de ambities van de kinderen tussen de 6 en 12 jaar? §5.2 Jij en sport Ondanks dat 77% sport, is er toch 23% die niet sport. Redenen die worden aangegeven zijn zeer verschillend. De voornaamste redenen zijn: •
Sport is duur
•
Geen tijd hebben
•
Thuis moeten helpen
•
Niet goed zijn in sport
De eerste 3 redenen zouden zeker geen moeten zijn om niet te sporten. Een kind moet altijd de gelegenheid kunnen hebben om te sporten. §5.3 Jij en je gymles De meerderheid vindt de gymlessen leuk. De lessen vinden ze afwisselend en leuk omdat ze simpelweg aan het sporten zijn. Op de vraag of ze nog suggesties hebben voor de gymlessen of extra sport op school hebben de meesten wel een antwoord. De top 5 is: •
(paaltjes)Voetbal
•
Volleybal
•
Turnen
•
Diverse tikspelletjes
•
Verdedigingssporten, zoals boksen, karate en schermen
Ondanks de samenwerking, die veel scholen met het Sportstimuleringsbureau hebben, doen toch weinig kinderen hieraan mee. Op de vraag of ze wel eens meedoen aan sport op school, antwoordt 72% nee. De reden die wordt gegeven is, omdat er niets te doen is. De tweede reden die wordt gegeven is geen tijd en/of zin hebben, om er aan mee te doen.
52
De ontwikkeling van een sporttalent
De kinderen die er wel aan mee doen, vinden het leuk, hoewel er veel vinden dat het niet vaak georganiseerd wordt. §5.4 Jij en je buurt Over de tevredenheid van de buurtpleintjes zijn de meningen verdeeld. De helft (53%) zegt niets te missen in de buurt betreft sport. De overige kinderen (47%) zegt wel iets te missen. Bij de meisjes wordt er behoorlijk wat gemist in de speeltuin. Hier gaat het om het missen van schommels, glijbanen en klimrekken. Een grotere speeltuin wordt ook gemist. Bij de jongens gaat het meer om andere zaken. Voetbal is populair. Maar de faciliteiten worden er veelal voor gemist. De dingen die worden genoemd zijn voetbalveld/kooi en voetbaldoelen. Andere zaken die kinderen noemen zijn; •
Basketbalveld
•
Skatebaan
•
Skeelerbaan
•
tafeltennis
De afwezigheid van faciliteiten zijn niet gebonden aan de locatie van de buurt. De kinderen die zijn geïnterviewd, komen uit verschillende wijken. De ontevredenheid komt vrijwel in elke wijk voor. De meerderheid (75%) zegt niet mee te doen aan de sport activiteiten in hun buurt. Van die meerderheid zegt 76% dat er niets te doen is in de buurt. Dit wordt door kinderen uit verschillende wijken gezegd. Kortom de kinderen weten niet wat er in de buurt wordt georganiseerd. Sommige kinderen die wel hebben meegedaan, zijn er mee gestopt, omdat ze de activiteiten niet leuk vonden. De minderheid van 15% doet regelmatig mee aan de activiteiten en vindt dit ook leuk. Ze doen voornamelijk mee aan voetbal, basketbal en tafeltennis. Suggesties hebben de kinderen wel degelijk voor de sportactiviteiten in de buurt. Hoog op de wenslijst staan het basketbal en voetbal. De kinderen zouden in ieder geval graag een veld voor deze sporten hebben en meer wedstrijden. Andere zaken die genoemd worden zijn; •
Skateboarden
•
Skeeleren
•
Dansen
•
Leukere toestellen voor onze leeftijd
•
Klimtoestellen
•
Fietsen
53
De ontwikkeling van een sporttalent •
Rennen
•
Schaatsen
§5.5 Jij en je sportvereniging Slechts 39% van de ondervraagden is lid van een sportvereniging. De 2 populairste sporten zijn voetbal en karate. Verder zitten er kinderen op; •
Tennis
•
Kunstschaatsen
•
gymnastiek
•
Atletiek
De meeste kinderen vinden de trainingen leuk en leerzaam. Toch zien ze een aantal dingen graag anders. De zaken waarvan zij vinden dat het moet veranderen bij de vereniging zijn; •
Niet altijd hetzelfde doen (27%)
•
Meer nieuwe dingen leren (27%)
•
Meer wedstrijden (27%)
•
Leukere trainers (19%)
De feesten en uitstapjes die erop de sportvereniging worden georganiseerd, vinden de kinderen allen leuk. Bij 19% van de kinderen wordt er niets bij hun vereniging georganiseerd. Indien er wel iets wordt georganiseerd is dit voornamelijk tijdens feestdagen, zoals Sinterklaas en Kerst. Er worden geen suggesties gedaan over andere uitstapjes of feesten, door de kinderen. §5.6 Anders in de sport Over wat er anders kan of wat er gemist wordt in de sport, zijn de meningen verdeeld. •
Ruim 35% is tevreden en vindt dat hij/zij altijd kan sporten wanneer hij/zij dat wilt.
•
Dat er een sportpleintje/veldje moet komen daar is 17% het over eens.
•
Ook 17% van de kinderen zou graag ergens sportspullen willen lenen om zo zelf te kunnen sporten.
Andere zaken die worden genoemd zijn; •
Een klimvereniging
•
Een sportkantine
•
Sport moet goedkoper
54
De ontwikkeling van een sporttalent
Hoofdstuk 6: De aanbevelingen §6.1 Inleiding Na intensief onderzoek zullen er aan de hand van de conclusies uit hoofdstuk 4 en 5, in dit hoofdstuk aanbevelingen worden gegeven. Deze aanbevelingen vormen een advies die een toegevoegde waarde kunnen zijn voor de Sportboulevard Onderzoeksvraag 5: Hoe kunnen de ingrediënten, voor het nieuwe concept, optimaal gecommuniceerd worden? §6.2 Scholen Scholen zijn afhoudend tegenover sport. De scholen krijgen het steeds drukker. Steeds meer taken rusten op de schouders van de scholen. Hierdoor komt sport onder druk te staan en op de laatste plaats. Bovendien moet sport concurreren met andere (na)schoolse activiteiten en is er binnen de scholen te weinig expertise. Leerkrachten vinden het vaak niet leuk of zijn te ondeskundig om een goede sportles te geven (weinig vakleerkrachten). Het wordt hen makkelijker gemaakt met het bureau en zijn ze niet meer aangewezen op een vakdocent. Deze kost bovendien geld. De leerkrachten hoeven niet urenlang een les voor te bereiden. Ondanks de samenwerking met het Sportstimuleringsbureau ben ik van mening dat er toch een aantal zaken moeten veranderen op de scholen, namelijk; •
Bijscholing
•
Sportmateriaal
§6.2.1 De bijscholing De leerkrachten moeten op technisch niveau meer inzicht krijgen in de sporten. Zelfs een voetbal- of basketballes hoeft niet standaard te zijn en kan op een andere manier gegeven worden, zodat er voor iedereen iets vernieuwend in zit. De bijscholing zal zeker een andere aanpak moeten krijgen, aangezien er geen leerkrachten komen, wanneer er op de oude manier gewerkt blijft worden. De leerkrachten hebben eenmaal weinig tijd en dus moet er een nuttige en bondige bijscholing komen. Voor ieder moet er een nieuw element in zitten. Er kan gekozen worden voor verschillende opzetten. Ten eerste dat er per sport een bijscholing komt en ten tweede 1 middag voor alle sporten. Er zal in ieder geval een nieuwe kijk op de sporten gegeven moeten worden. De basiselementen en beginselen kennen de meesten wel. Bij voorkeur zou de bijscholing verplicht gegeven moeten worden. §6.2.2 Het sportmateriaal Het beste zou zijn als er meer materialen zouden komen, zodat er meer scholen mee kunnen doen. Door de vernieuwing van materialen kunnen ook vakleerkrachten hun taken beter uitvoeren en komt hun vakkundigheid beter tot zijn recht.
55
De ontwikkeling van een sporttalent Dit is echter een dure aangelegenheid. Er kan gekozen worden voor een uitbreiding van 1 materialenpakket per jaar. Daarnaast is het sportmateriaal op enkele scholen van slechte kwaliteit en dus snel versleten. Reden die de leerkrachten noemden, is het geldgebrek op scholen. Mijn advies is sportmaterialen laten sponsoren door sportmerken of laten financieren door de gemeente. §6.3 Sportverenigingen Sportverenigingen hebben een verouderd jeugdbeleid. Een van de redenen dat de jeugd niet meer zo snel lid wordt van een sportvereniging is het verouderde jeugdbeleid. De behoeftes en de belevingswereld van de jeugd zijn veranderd, maar het beleid is hier niet op aangepast. Hierdoor vindt de jeugd het minder leuk bij hun sportvereniging. De sportverenigingen moeten zichzelf aantrekkelijk maken voor de jeugd, zodat deze wel naar de kennismakingslessen wil gaan en vervolgens ook lid wil worden. Daarnaast moeten de sportverengingen naar de wijken komen iets te organiseren. De verengingen moeten niet teveel afwachten, maar zelf actie ondernemen. Doel is de kinderen zo enthousiast te krijgen, dat ze zich opgeven voor vervolgtrainingen na schooltijd. Er zouden miniwedstrijden georganiseerd kunnen worden, zodat kinderen geïnteresseerd raken in de desbetreffende sport. §6.4 Sportstimuleringsbureau Bij het bureau kunnen kinderen een sportpas maken, zodat ze kunnen sporten op een sportcomplex. Uit de interviews met de kinderen blijkt echter dat kinderen wel sportmateriaal willen lenen, maar niet weten waar dit kan. Er is dus blijkbaar wel een behoefte aan de kant van de kinderen. Geconcludeerd kan worden dat de sportpas niet goed/voldoende wordt aangeboden. De sportpas zou meer gepromoot moeten worden, zodat kinderen weten dat de gelegenheid er zeer zeker is om sportmaterialen te kunnen lenen. §6.5 Ouders Uit hoofdstuk 3 trends & ontwikkelingen (§3.2.5 Het sportieve kapitaal van ouders) blijkt dat het deelnemen door een of meer ouders aan een sport de kans dat een kind die sport ook beoefent aanzienlijk vergroot. Kortom zowel sportverengingen als het Sportstimuleringsbureau moeten ook ouders motiveren om te sporten. Een optie zou kunnen zijn om kind-ouder activiteiten te organiseren. Gedacht moet worden aan activiteiten waaraan zowel kind als ouder aan mee moeten doen. §6.6 Overige aanbevelingen Deze aanbevelingen zijn gericht op samenwerkingsverbanden tussen de 4 belangrijkste factoren; scholen, sportverenigingen, Sportstimuleringsbureau en/of ouders. 1. Het project “Elke dag bewegen” in Rotterdam (zie hoofdstuk 3 trends & ontwikkelingen §3.3.4) zou, gezien de uitkomsten van de interviews, goed toegepast kunnen worden in Dordrecht.
56
De ontwikkeling van een sporttalent Het volgende zou een optie kunnen zijn. Drie lessen tijdens schooltijd (Kennismaken), drie lessen na schooltijd in de buurt van de school (Verdiepen) en drie lessen bij de vereniging (Doorstromen). De vakleerkracht van de school, die nauw betrokken is bij alle sportactiviteiten van de kinderen, moedigt de kinderen vervolgens aan om hen (vrijwillig) te laten deelnemen aan de verdiepingslessen. Deze lessen vinden kort na schooltijd plaats op of vlakbij de school en worden gegeven door een sportvereniging. Ook nu enthousiasmeert de vakleerkracht de kinderen om na deze drie lessen deel te nemen aan de volgende serie lessen: de doorstromingslessen. Deze lessen worden door dezelfde sportvereniging gegeven als bij de verdiepingslessen, maar vinden nu plaats op de accommodatie van de vereniging. Na de laatste doorstromingsles kunnen verenigingen de kinderen een aanbod doen om lid te worden. Uit hoofdstuk 4 de rol van de scholen, blijkt dat er bij ouders een geld- en/of vervoerprobleem is. Ouders schrijven hun kinderen, om die reden, minder snel in bij een sportvereniging. Er moet contributie worden betaald, er moet vervoer zijn voor de wedstrijden, e.d. Dit moet grotendeels worden geregeld door de ouders. Het zijn enkele drempels waarmee ouders zitten. 2. De school en de deelnemende verenigingen spelen een belangrijke rol in dit bewustwordingsproces. Om ouders bewust te maken van wat het lid zijn van een vereniging allemaal met zich meebrengt, moeten er door de school en de deelnemende vereniging(en) ouderbijeenkomsten georganiseerd worden. 3. De sportvereniging kan één of meerdere uren in de week training op een locatie in de wijk gaan verzorgen. Alleen voor het spelen van wedstrijden hoeven de kinderen dan nog naar de hoofdlocatie van de club 4. Uit de interviews met de kinderen is geconcludeerd, dat een aantal sporten populair zijn bij de kinderen. Namelijk voetbal, verdedigingssporten, volleybal, dansen en turnen. Er kunnen schoolsportteams opgericht worden betreft die sporten. Teams zouden door de gemeente gefinancierd kunnen worden. Dit zodat ouders met weinig geld, niets zelf hoeven te betalen. Er komt dan een soort sportbeurs voor de kinderen en de ouders. Vanuit het Sportstimuleringsbureau kunnen kinderen met buitenschoolse opvang naar de Sportboulevard om zich te oriënteren op de sporten voor de teams. Van een deskundige trainer, eventueel van de sportvereniging, krijgen zij extra lessen in hun tak van sport.
57
De ontwikkeling van een sporttalent
Literatuurlijst Boeken •
Onderwijzen is opvoeden, W. ter Horst, Kok, 2002, ISBN 90 435 0556 0
•
Prikkelen, Presteren, Profileren; eindrapport van de commissie Accreditatie Hoger Onderwijs
•
Visie op leren, boek in ontwikkeling door Theo Hutten en Sandra van Lohuizen, 2007
Internetsites •
www.bredeschoolnizw.nl/smartsite.dws?id=3418
•
www.digitalealmanakken.nl/jongerenmonitor
•
www.flash123.nl/thema/kids/kids/download/bos_impuls.pdfBOS-impuls
•
www.gemeentewestland.nl/smartsite23370.htm
•
www.kiesvoorhartensport.nl/
•
www.kvlo.nl/onderwijs/vo/conceptprogramma/conceptkerndoelenbewegenensport.htm
•
www.minvws.nl/dossiers/sport/nieuwsberichten/ouders-en-kinderen-werken-samen-aangezondheid.asp
•
www.nisb.nl/documenten/CijfersinBewegingcompleet.pdf
•
www.nisb.nl/documenten/nisb_bos_2004-08-11_profielsportbuurtwerker.pdf
•
www.school-en-sport.nl/sbs/
•
www.scp.nl/publicaties/boeken/903770252x/Rapportage_Sport_2006.pdf
•
www.sociaalemotioneel.nl
•
www.sportbureauroosendaal.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=21&Itemid=47
Personen •
Hilde Bax, Opleidingsmanager ALO Amsterdam
•
Theo Hutten
•
Sandra van Lohuizen
•
Ed Urlings, Stafdocent onderwijs, CIOS Goes / ROC Zeeland
•
Patrick van der Zouwen; medewerker van het Sportstimuleringsbureau
58
De ontwikkeling van een sporttalent
Bijlagen
De ontwikkeling van een sporttalent
Bijlagen 1. NHTV competentiemodel 2. vragenlijst rol van de basisscholen 3. interviews leerkrachten 4. vragenlijst sportdeelname leerlingen 8-12 jaar 5. interviews leerlingen
De ontwikkeling van een sporttalent
Bijlagen 1
NHTV Competentie Model
De ontwikkeling van een sporttalent
Bijlagen 2
Vragenlijst rol van de basisscholen
De ontwikkeling van een sporttalent Sport en bewegen op de basisschool Algemeen a. Naam basisschool
…………………………………………………………..
b. Locatie (indien van toepassing)
……………………………………………………….….
c. Naam en functie invuller(s)
…………………………………………………………..
d. Aantal leerlingen
………
e. percentage van allochtoonse afkomst en welke groepen f. Aantal groepsleerkrachten
………
g. Aantal vakleerkrachten
………
bewegingsonderwijs h. Accommodaties gebruikt & beschikbaarheid van de acommodaties( in de buurt/ reizen) voor bewegingsonderwijs
…………………………………………………………..
(binnen, buiten, zwembad, etc.)..………………………………………………………….. ………………………………………………………………. Bewegingsonderwijs 1. a. Gebruikt de school één of meerdere leer/ tactische methoden voor het bewegingsonderwijs? ja (en wat is het doel hiervan) nee b. Zo ja, welke methode(n) wordt (worden) gebruikt en hoe functioneert deze in de praktijk? (Opbouw, afstemming, door iedereen gebruikt). Zo nee, waarom niet? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… 2. a. Wordt door de school een vakdocent bewegingsonderwijs ingezet? ja nee b. Zo ja, hoeveel uur per groep?
De ontwikkeling van een sporttalent
Aantal uur bewegingsonderwijs
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
3. a. Hebben de groepsleerkrachten die bewegingsonderwijs geven de laatste 3 jaar na- of bijscholing op dit gebied gevolgd? ja nee b. Zo ja, welke na- of bijscholing en voor hoeveel leerkrachten? Zo nee, waarom niet? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………….. 4. a. Maakt de school gebruik van de mogelijkheid een stagiair van de ALO aan te stellen? ja nee b. Zo ja, hoe wordt deze gebruikt door vak- en/of groepsleerkrachten? Zo nee, waarom niet? …………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………….. 5. Zijn er samenwerkingsverbanden met sportverenigingen? ja (op welke manier?) ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………… nee (reden) ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
De ontwikkeling van een sporttalent Andere sport- en bewegingsactiviteiten 6. Maakt de school gebruik van de modules, zoals "Kies voor Hart en Sport" voor groep 6 t/m 8, waarin gezondheidsvoorlichting en sportoriëntatie centraal staan? ja nee 7. Worden door de school schoolsportactiviteiten georganiseerd? ja nee b. Zo ja, welke activiteiten en door wie? Zo nee, waarom niet ……………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. 8. Aan welke sporten wordt de meeste aandacht besteedt & wat is hier de reden van? ………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………… 9. Zou u meer sporten op school willen doen? ja (welke?)……………………………………………………………………………….. nee (waarom niet?)………………………………………………………………………. 10. Mogen kinderen voor en na schooltijd op het schoolplein sporten? ja nee b. Zo ja, doen zij dit ook en wat doen ze dan? Zo nee, waarom niet? …………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………….. 11. Bent u bekend met de sporten die de kinderen buiten school doen? ja nee 12. a. Worden ouders ingezet bij (na-)schoolse sportactiviteiten? ja nee b. Zo ja, voor welk sportactiviteiten gebeurt dit? Zo nee, waarom niet? …………………………………………………………………………………………….
De ontwikkeling van een sporttalent ……………………………………………………………………………………………. 13. a. Is er contact met externen op het gebied van sport en bewegen? (bijv. een sportvereniging, andere scholen)? ja nee b. Zo ja, wat houden deze contacten precies in? Zo nee, waarom niet? ……………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. 14. a. Welke projecten of activiteiten zijn o.a. in het verleden georganiseerd? ……………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. b. Wat waren de positieve en negatieve ervaring met deze projecten of activiteiten? ……………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. 15. Zijn de sport- en speelvoorzieningen op de speelplaats naar wens? Waarom wel of waarom niet? ……………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………….. 16. Welke wensen heeft de school op het gebied sport en bewegen (bijvoorbeeld voldoet de accommodatie, is samenwerking met andere scholen of organisaties gewenst, aan welke informatie is behoefte, is er voldoende materiaal of ondersteuning, is er voldoende draagvlak bij bestuur en of directie)? ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. 17. Worden talenten doorverwezen naar sportvereningen? ja nee 18. Zou u een partner willen zijn in een sportcentrum, die betrokken is bij de ontwikkeling van sport bij kinderen? ja nee 19. Zou u interesse hebben in een sportcentrum waarbij de sport is gecoordineerd
De ontwikkeling van een sporttalent ja nee 20. Zou u interesse hebben in buitenschoolse opvangen middels sport? ja nee
De ontwikkeling van een sporttalent
Bijlagen 3 Interviews Leerkrachten
De ontwikkeling van een sporttalent
Interview 1 a. Mariaschool b. Binnenstad c.
N.v.t. , leerkracht
d. 190 e. 90-100% f.
30
g. 0 h. gymzaal, speellokaal en zwembad 1.a nee b. Hier is geen geld voor 2.a nee b. Aantal uur bewegingsonderwijs groep 1
0.5u pd
groep 2
,,
groep 3
1u pw
groep 4
,,
groep 5
,,
groep 6
,,
groep 7
,,
groep 8
,,
3.a nee b. Hier is geen geld voor. Er is 1 persoon die een cursus volgt. Deze stof wordt weer doorgegeven aan andere leerkrachten. 4.a nee b. Geen aanmeldingen, we staan er wel open voor. 5. ja, met het sportstimuleringsbureau. 6. nee, zulke modules zijn op school verwaarloost. Er zijn verschillende thema’s op school waarin gezondheid soms wordt behandeld. 7a ja b. sportdag 8. van alles, voornamelijk balspelletjes en atletiek onderdelen. 9 ja. Er is alleen geen geld en tijd voor. Eventueel wel graag na schooltijd. 10a ja b Bijna iedereen voetbalt. Ook de meisjes. 11 De kinderen doen bijna niet aan sport. Ouders zitten met kosten/ vervoer/ geen noodzaak. 12a ja
De ontwikkeling van een sporttalent b begeleiden en catering tijdens de sportdag. 13a ja b met sportstimuleringsbureau 14a hockey, voetbal. Dit waren proeflessen. b iedereen was enthousiast. De begeleider van het bureau had soms moeite met de kinderen. ( kinderen hebben een taalachterstand) 15 Nee!! Op dit moment staat er alleen een duikelrek. Er komt wel een nieuw schoolplein. 16 Meer geld beschikbaar. Er is wel geld, maar dit is voor andere doeleinden. Als er een aparte sport was voor sport en bewegen, zou het aan materiaal worden uitgegeven. 17 nee, hier is te weinig zicht op 18 ja 19 ja 20 ja
Interview 2 a. Bavinckschool b. Binnenstad c.
Mw Oudenaarden, intern begeleider
d. 230 e. 20% f.
20
g. 0 h. gymzaal, speellokaal, schoolplein en zwembad 1a ja b weet niet welke 2a nee b groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs 1u pd ,, ,, ,, ,, 2x pw 0.45min ,, ,,
3a ja b 1 leerkracht krijgt bijscholing. Weet niet welke. Nieuwe leerkrachten hebben geen diploma voor bewegingsonderwijs, dus die krijgen geen bijscholing. 4a ja b Tijdens de lessen werkt de stagiair zelfstandig. De leerkracht is aanwezig als verantwoordelijke. 5 ja, na schooltijd met sportbureau. O.a. skatelessen, proeflessen en scholtoernooien.
De ontwikkeling van een sporttalent 6 nee. Er wordt wel iets over gezondheid verteld. Verder is er nooit over nagedacht. 7a nee b alleen sportdag en eventueel de schooltoernooien, maar die worden niet door de school georganiseerd. 8 Voetbal, basketbal, korfbal, volleybal en tafeltennis. Reden hiervoor is dat hiervoor geoefend moet worden voor de toernooien. 9 nee, tijdgebrek. Niet in te plannen in het rooster. 10a ja b Voetbal is zeer populair, door jongens en meisjes. 11 ja, voetbal, honkbal, tennis, kunstschaatsen en ballet. 12 a ja b voor schooltoernooien. Ze begeleiden. 13a ja b sportbureau 14a o.a. balspellen, badminton en touwspellen. b goed!! 15 ja, het is pas vernieuwd. 16 er komt een gymzaal met nieuw materiaal 17 advies aan ouders. Ouders doen er meestal wel wat mee. 18 geen idee, school is hier totaal niet mee bezig 19 ja 20 ja Korte samenvatting na het gesprek Allochtonen: Autochtonen:
- Antillianen sporten weinig Meisjes sporten bijna niet. Ze worden ingezet voor huishoudelijke taken. Voetbal is populair. -Alle sporten zijn populair -Ouders zijn meer betrokken bij hun kinderen betreft sport.
Interview 3 a JF Kennedy (1) & Boss (2) b Crabbehof (1) & Sterrenburg (2) c Jenny & Anneke d 131 & 180 e 50-75% f 60 (totaal van beide scholen) g 3 ( ,, ) h gymlokaal en sportveld Deetos 1a nee b Er zijn vakleerkrachten, dus niet nodig.
De ontwikkeling van een sporttalent 2a ja b
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 2x 0.45 min pw ,, ,, 1.5u pw ,, ,, 2x 0.45min pw ,,
3a ja b er zijn regelmatig cursussen. 4a ja b dit is jaarlijks en soms ook meerdere. Ze geven zelfstandig les en ondersteunen de vakleerkracht. 5 (1) ja met sportbureau en het buurthuis (2) nee, alleen schooltoernooien. 6 nee, wel nationaal schoolontbijt en lespakketten. 7a ja b sportdag en schooltoernooien. 8 voetbal, korfbal en atletiek. Dit bereidt het sportbureau voor. 9 nee. Te weinig animo. Er is veel, maar weinig aanmeldingen. Ligt ook aan de ouders. 10a nee b Zonder leerkracht mag het niet. Er mag niet gevoetbald worden, want er zijn teveel kinderen op het plein. Het is niet echt sporten wat ze doen, maar meer buitenspelen. Wel als het sportbureau iets organiseert. 11 ja, voetbal, korfbal, tennis, zwemmen, turnen en streetdance. 12a ja b begeleiden, coachen en voorbereiden 13 geen idee. 14a schooltoernooien. Soms organiseert door GGD en sportbureau samen. b leerkrachten vonden het leuk, maar wel zwaar. Kinderen waren enthousiast. 15 ja, er mist alleen een grasveld, maar dit komt door ruimtegebrek. 16 geen idee. 17 ja. Advies aan ouders. Er wordt alleen weinig mee gedaan. Niet echt gemotiveerd in de buurt. 18 nee, het sportbureau is wel genoeg 19 afhankelijk van de tijd, waar nu dus een gebrek aan is. 20 ja, liever sport dan alleen knutselen. Korte samenvatting na het gesprek
De ontwikkeling van een sporttalent Tijdens het gesprek kwam naar voren dat het sportsimuleringsbureau kijkt naar de buurtsamenstelling. Een buurt met veel allochtonen heeft veel activiteiten, georganiseerd door het bureau en andere buurten dus niet, aldus de leerkrachten. Crabbehof schijnt “hot” te zijn voor zulke activiteiten.
Interview 4 a Don Bosco b Crabbehof c Marloes, leerkracht d ?? e 80% f 20 g0 h sporthal, gymzaal en zwembad 1a ja b weet niet welke 2a ja, groep 1 t/m 3 b Aantal uur bewegingsonderwijs groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
1u pw ,, ,, 2u pw ,, ,, ,, ,,
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 1u pw ,, ,,
3 geen idee 4a nee b waarschijnlijk geen geld voor 5 ja, met sportbureau 6 ja, via GGD. Springtouwen en voorlichting over gezond eten en sporten. 7a ja b sportdag. Er wordt niet echt aandacht besteed aan sport tijdens school. 8 in groep 4 zwemmen en in de bovenbouw gym. Verder de sponsorloop. 9 nee, geen geld voor 10a ja, alleen na schooltijd b basketbal en tafeltennis 11 ja, voetbal, korfbal en zwemmen. 12a ja, zoveel mogeliijk b sportdag begeleiden
De ontwikkeling van een sporttalent 13a nee b geen idee 14a groep 3 en 4
klimmen en klauteren. En de sportdag
b positief, enthousiast 15 Misschien wek meer, maar geen geld voor. Eventueel speeltoestellen
meer uitdagend.
16 een vakleerkracht. Op school wordt er meer gesproken over de huidige situatie, niet over de toekomst. 17 ja, ouders worden geadviseerd. Ze doen er niet veel mee. Geld is een reden. 18 ja 19 ja 20 nee, sportbureau is al aanwezig.
Interview 5 a Dubbeldam b Dubbeldam c M. Mulder, stagiair d 200-250 e 5% f 13 g1 h gymzaal, speellokaal en schoolplein 1a ja b geen idee, dit weet de vakleerkracht 2a ja b
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 1.5u pw ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
3 geen idee 4a ja b begeleiden 5 ja. Er is een lijst waarop kinderen zich kunnen inschrijven voor open dagen. 6 nee, niet belangrijk 7a ja
De ontwikkeling van een sporttalent b voetbaltoernooien 8 voetbal. En tijdens de lessen balspellen en touwklimmen 9 nee, tijdgebrek 10a ja b voetbal en klimmen. Er is veel materiaal
hockeysticks, frisbees en touwen
11 ja, voetbal, dans, turnen, atletiek, paardrijden en zwemmen 12a ja b bij toernooien en sportdag
begeleiden. Sommige ouders zitten ook in de organisatie.
13a ja b met sportverenigingen. Kinderen kunnen zich inschrijven voor open dagen. 14a toernooien en sportdag b iedereen was enthousiast 15 ja!! 16 geen idee 17 ja, door vakleerkracht wordt er advies gegeven. Ouders doen er niet altijd iets mee. 18 geen idee 19 ja, sport is wel belangrijk 20 ja, dit is zelfs beter, tijdens de lessen is er geen tijd.
Interview 6 a IBS IKRA b Krispijn c N. Ördek d 170 e 100% f9 g0 h zwembad, gymzaal en sportveld 1a nee b School bestaat pas 3 jaar. Opstartfase is nog bezig. 2a nee, dit is wel een wens b groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs 1u pw ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
De ontwikkeling van een sporttalent
3a nee b ze zijn nog bezig met cursussen om goede gymlessen te geven. Aangezien ze nog in de opstartfase zitten. 4a nee b zelfde verhaal over de opstartfase. Ze willen het in de toekomst wel. Om zo ook iets van hen te leren. 5 ja, sportbureau. Volleybal, basketbal, zaklopen, springkussen en skilopen. Dit was vorig jaar voor het eerst. Dit gebeurde tijdens de sportdag 6 nee, nog niet. Ze zijn wel geïnteresseerd in zulke modules. Ze weten hoe belangrijk gezondheid i.c.m. sport is. 7a ja b sportdag
door sportbureau
8 zie vraag 5. Keuze is gebaseerd op leeftijd en is het is de keuze van het sportbureau i.s.m. de leerkrachten. Verder is de aanwezigheid van materiaal van belang. 9 ja, maar zover is de school nog niet. Ouders worden wel ingelicht over sporten. 10a nee b geen toezicht, dus vrij chaotisch 11 ja, karate 12a ja b sportdag en schooltoernooien 13a heel weinig b wegens opstart 14a zie vraag 12b b weinig opkomst, maar kinderen die er waren, waren enthousiast. Verder was er weinig materiaal 15 nee, dit is een tijdelijk gebouw 16 leermethoden, vakleerkracht, meer connecties, meer externe activiteiten 17 ja, advies aan ouders 18ja 19 ja 20 ja
Interview 7 a Mondriaan b Krispijn c M. Schat & Y. Aars, leerkracht en vakleerkracht d 250 e 90-100% f 23
De ontwikkeling van een sporttalent g2 h gymzaal, zwembad, atletiekbaan en sportveld (niet goed bereikbaar) 1a ja, om alle bewegingsvaardigheden aan bod te laten komen. b er zijn verschillende methoden. Er zijn 2 boeken voor bewegingsvaardigheden en vanuit studiedagen 2a ja b Aantal uur bewegingsonderwijs groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
1.5u pw ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 1u pw ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
3a ja b door 2 vakleerkrachten. Landelijke studiedag KVLO, project cursus en dans 4a ja b 3 leerlingen zijn 6 weken ingezet met een opdracht vanuit de opleiding. Dit was een inbreuk op de lessen. Het was was leerzaam 5 ja, demonstratielessen
nieuwe ideeën opgedaan.
basketbal, judo en boksen. En schooltoernooien. Dit wordt gedaan door
sportbureau, maar gebeurt onder toezicht, want het moet aansluiten op de lessen. 6 ja, ½ uur per dag veel beweging. Elke dag ontbijt
advies vanuit de school.
7a ja b Sportdag, klimdag, triatlon, sportkamp (groep 8) en zwemdag aan het eind van het jaar. 8 Softbal, fietsen, zwemmen en voetbal. Reden
beschikbaarheid van materiaal en accommodatie.
9 ja, maar kan niet. Tijdgebrek, het is al vrij veel. Andere vakken zijn ook belangrijk 10a ja b voetballen, touwtjespringen en klimmen 11 ja, voetbal. Niet veel lid van een sportvereniging. Vervoer/ geld is een probleem. 12a ja, soms. Het wordt vaak geprobeerd, maar veel ouders hebben problemen met de Nederlandse taal en/of zijn niet betrokken. b sportdag begeleiden 13a weinig b sportbureau geeft proeflessen 14 kinderen waren enthousiast. Kinderen willen graag presteren, maar dat is niet belangrijk voor ons 15 nee. Het is een tijdelijke locatie, maar ook op de nieuwe locatie is er niet veel mogelijk. 16 Alle uren naar de vakleerkracht, voldoende materiaal en een gymzaal alleen voor gym ( die wordt nu ook gebruikt door sportvereniging).
De ontwikkeling van een sporttalent 17 ja, maar ouders doen er niet veel mee 18 ja, maar tijd/kosten zijn van belang. Wel projectmatig, niet wekelijks 19 nee 20 ja, mits goede organisatie, ook naar de ouders toe.
Interview 8 a Pius X b Kripsijn c R. Verkooijen, leerkracht d 195 e 65-70% f 17 g0 h gymzaal en zwembad 1a ja b methode wordt niet structureel gebruikt. Soms ingekeken ter inspiratie 2a nee
b groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs 2u pw ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
3a nee b reden niet bekend 4a nee b er is geen vakleerkracht om die te begeleiden 5 ja, sportbureau. Soms zijn er proeflessen, maar kinderen zijn niet echt gemotiveerd. 6 nee, alleen schoolontbijt 7a ja b 1 keer per jaar. Onderbouw
speldag. Bovenbouw
8 balspellen en vormen van atletiek 9 ja, maar ruimte/tijdgebrek 10a nee
sportdag
De ontwikkeling van een sporttalent b geen toezicht mogelijk 11 ja, karate en voetbal 12a ja b sportdagen begeleiden 13 geen idee, sportbureau weet dit 14a sport en speldag b enthousiast 15 nee!! Er staan alleen 4 banken. De leerkrachten willen graag meer, maar er is geen geld voor. 16 materiaal, maar dit afhankelijk van de gemeente. 17nee, de wijk is bewegingsarm. Ouders houden hun kinderen liever binnen. Interesse van de kinderen is eenzijdig, ondanks de proeflessen. 18 geen idee 19 geen idee. Volgens de leerkracht zijn de middelen en contacten hier niet voor aanwezig. 20 ja, maar op dit moment weinig animo. Kinderen komen vaak niet opdagen tijdens proeflessen.
Interview 9 a Noorderlicht b Krispijn c M. Versteeg d 180 e 30-40% f 18 g1 h gymzaal, speellokaal en schoolplein 1 geen idee, de vakleerkracht is hier voor 2a ja b
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 1.5 u pw ,, ,, ,, ,, 2x pw 0.45 min ,, ,,
3a nee b er zijn andere prioriteiten. Misschien dat de vakleerkracht het wel doet. 4a ja
De ontwikkeling van een sporttalent b dit is elk jaar. De stagiair ondersteunt de vakleerkracht. 5 ja. Voor de bovenbouw worden er fitnesslessen gegeven. Verder zijn er judo en tennislessen. 6 nee. Maar er zijn wel regels betreft het meenemen van voedsel. Verder is er soms het schoolontbijt 7a ja b sportdag (estafette & balspellen), sponsorloop en voetbal/korfbaltoernooi 8 1x per week wordt er aandacht besteed aan balspellen en 1x per week aan toestellen. Reden voor lichamelijke ontwikkeling en ontwikkeling van teamgeest. 9 ja, wel willen, maar er is een tijd/ruimte gebrek. Zeker in de onderbouw te weinig sporten behandeld. 10a ja b voetbal (jongens), springtouw (meisjes) en skeeleren. 11 er zitten weinig kinderen bij een vereniging. Ouders hebben hier geen zin in. 12a ja b begeleiden van de sportdag 13a ja b met sportbureau. Soms naar vereniging toe om lessen te volgen en soms komt de vereniging naar school toe om proeflessen te geven. 14a alleen sportdag. Reden
kinderen komen met bussen naar school. Na schooltijd gaat dus niet.
Tijdens schooltijd is hier geen tijd voor. b kinderen zijn enthousiast. Soms is het wel moeilijk i.v.m. speciaal onderwijs. ( speciaal onderwijs psychische problemen, zoals gedrag) 15 het plein is vrij klein 16 op dit moment niets. Iedereen is tevreden. 17 ja, advies aan ouders. Ouders doen er niet veel mee
geen zin/geld/tijd.
18 het hebben van tijd is een belangrijke factor. 19 ja leuk!! 20 ja. Sportbureau is perfect, na school is nog raar en vaag idee.
Interview 10 a Prinses Juliana b Krispijn c mw S. Visser d 320 e 30-35% f 20 g1 h gymzaal, schoolplein en zwembad 1a ja b methode wordt soms bijgesteld op basis van het niveau 2a ja b
De ontwikkeling van een sporttalent Aantal uur bewegingsonderwijs groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
1.5u pw ,,
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 2u pw ,, ,, 1 ¼ u pw ,, ,,
3a ja b de vakleerkracht is bezig met een gymopleiding 4a nee b geen idee, er is tot nu toe een aanbod geweest. Alleen studenten van de PABO melden zich aan. 5 nee, geen idee 6 nee, tijdens biologielessen gaat het soms over gezondheid
over voeding en bewegen.
7a ja b schoolvoetbal, sportdag, spelletjesdag 8 hockey, voetbal en tennis toestellen
om samen te kunnen werken
lichamelijke aspecten
9 ja, misschien wel, maar waarschijnlijk qua tijd niet 10a ja, maar niet voor schooltijd, dan is het te druk b voornamelijk voetbal en skeeleren 11 ja, zwemmen, voetbal, judo, hockey en gymnastiek 12a ja b begeleiden en toezicht houden bij sportdag en spelletjesdag 13a nee b geen idee, alles gebeurt intern 14a voetbaltoernooien b (dit heeft de leerkracht niet meegemaakt) Waarschijnlijk positief 15 het is wel naar wens, maar er komt een nieuw schoolplein. 16 op dit moment niets. Sinds dit jaar is er een vakleerkracht. 17 ja, maar er wordt niet veel mee gedaan met het advies. De ouders zijn niet echt betrokken Allochtonen ouders zijn over het algemeen minder betrokken/ op de hoogte van hun kinderen en wat ze doen. 18 nee 19 dit is afhankelijk van tijd/ inspanning 20 ja
Interview 11 a Regenboog
De ontwikkeling van een sporttalent b Vogelbuurt (Reeland) c mr van de Hoek d 120 e 60% f 10 g0 h gymzaal, zwembad en schoolplein (+ kleins grasveld) 1a ja b is wel aanwezig, maar deze wordt niet structureel gebruikt. Reden
leraren hebben andere eigen
ideeën. Er worden geen vaste richtlijnen gebruikt. 2a nee, hier is geen geld voor b Aantal uur bewegingsonderwijs 2u pw ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8 3a nee
b de school heeft andere prioriteiten. Het geld dat er is heeft andere doeleinden. 4a ja b dit jaar is de eerste keer. De stagiair geeft zelfstandig les o.t.v. de leerkracht 5 nee, geen idee wat de reden is 6 nee, soms is er wel voorlichting over voeding en gedrag, via de GGD. 7a ja b sportdag en schooltoernooien 8 tijdens de sportdag
balspellen en atletiek (binnen en buiten)
tijdens de toernooien
voetbal en korfbal
9 ja, we willen er een vakleerkracht bij, zodat deze meer verschillende sporten aan bod zou kunnen laten komen. 10a ja b 15 minuten na schooltijd mogen de kinderen weer op het schoolplein. Activiteiten springtouwen en klimmen. 11 ja, zwemmen, korfbal, voetbal, dansen en verdedigingssporten (judo en karate) 12a ja b het begeleiden van de activiteiten 13a nee
voetballen,
De ontwikkeling van een sporttalent b Vanwege de drukte
het zijn een ander soort kinderen
veelal met gedragsproblemen en
dyslexie. Daarom heeft dit geen prioriteit. Het is te intensief. 14a sportdag b ouders willen altijd graag helpen. Kinderen zijn enthousiast. 15 De school zou wel meer willen, maar dit is een geldkwestie. De wens is klimrekken, een korf en voetbaldoelen. Het materiaal is vaak kwijt of kapot. 16 Materiaal is zeer goedkoop/ slecht. En dus snel kapot. Goed materiaal is zeer gewenst. 17 ja, maar de kinderen die er goed in zijn, zitten meestal al bij een vereniging. Kinderen die slecht bewegen, krijgen daarentegen wel een advies om extra te sporten. Ouders vinden dit wel moeilijk qua vervoer. 18 ja, afhankelijk van de kosten/tijd/inspanning. Het zou wel een idee zijn om op school les te geven. 19 ja, zie reden vraag 18 20 ja
Interview 12 a Geert Groote b Stadspolders c A. Timmers, leerkracht d 590 e 5% f 42 g1 h gymzaal en sportveld 1a ja, om alle bewegingsvormen aan bod te laten komen. B spellessen en tactieklessen
speciale boeken.
2a a, liever mee dan 1, maar geen geld voor. b
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 1 ¾ u pw ,, ,, ,, 1.5 u pw ,, ,, ,,
3a nee b dit heeft geen prioriteit. Er zijn andere veranderingen belangrijker op dit moment. Er is weinig geld voor, er zijn teveel onderwijsvernieuwingen. 4a ja
De ontwikkeling van een sporttalent b zo vaak mogelijk, dit is voor de leerkrachten ook leerzaam. En ook voor de kinderen leuk. Het zijn uitdagende lessen voor ze. 5 nee. Nooit bij stilgestaan. Wel snuffeldagen. Vorig jaar een judodemonstratie. 6 nee 7a ja b Voetbal, tafeltennis. Afhankelijk wat de gemeente aanbiedt. 8 Voetbal (vinden de kinderen leuk), hockey, trefbal, basketbal en balsporten (buiten) Reden hiervan is materiaal beschikbaar 9 ja. Zo kunnen kinderen kennis maken met andere sporten. School wil wel maar geld/ tijd/materiaal zijn een probleem. 10a ja b Voetbal is zeer populair. Tennis en frisbee zijn ook populair geweest. 11 ja, judo, karate, voetbal, korfbal, hockey en zwemmen. Ouders zijn zich bewust van het belang van sport. 12a ja b Sportdag begeleiden 13a nee b geen idee 14a snuffeldagen, sportdagen. Over voeding en gezondheid wordt gepraat, maar niet i.c.m sport. B veel positief. Goed georganiseerd. 15 Nog niet
na nieuwbouw komt er een nieuwe schoolplein.
16 meer vakleerkrachten. Nieuwe leerkrachten die van de PABO komen hebben een diploma waarbij bewegingsonderwijs niet bij inbegrepen zit. 17 nee 18 ja 19 ja 20 ja!!
Interview 13 a De Bever b Stadspolders/ Oudelandshoek c mw A. v/d Net d 550 e zeer weinig 2-3% f 45 g 1 (vanaf groep 3) h zwembad, gymzaal en schoolplein 1 geen idee, hier weet de vakleerkracht meer vanaf 2a ja
De ontwikkeling van een sporttalent b Aantal uur bewegingsonderwijs groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
2u pw ,,
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 2u pw ,, ,, ,, ,, ,,
3a nee b Dit heeft geen prioriteit. De school wordt een Deltaschool. Dit is belangrijker. 4a ja b Begeleiden van de lessen 5 ja, schooltoernooien 6 nee, taak van de ouders. 7a ja b in groep 3 t/m 6
sportdag. In groep 7 & 8
triatlon.
8 Atletiek (sponsorloop, estafette, kogelstoten. Verspringen) en balspellen. Reden
de locatie is een
atletiekbaan. 9 nee, tijdgebrek. Als er genoeg tijd was, dan wel. 10a nee b het schoolplein wordt gebruikt voor buitenschoolse opvang. 11 ja, voetbal, korfbal en zwemmen. 12a ja b begeleiden van groepjes 13a ja b Schooltoernooien 14a sportdag en triatlon. B Iedereen vindt het leuk en was enthousiast. 15 we willen wel meer, maar er is een geldgebrek. 16 er is alleen 1 klimrek en schommels. De leerkrachten vinden het te weinig, maar er is geen geld voor. 17 nee, dit is niet de taak van de ouders 18 weet niet of de school dat zou willen 19 ja 20 ja
Interview 14 a Buitenschool (SO) b Stadspolders
De ontwikkeling van een sporttalent c mw van Kraats, leerkracht d 44 e 6 kinderen f 5 en extra verplegers g1 h gymzaal en het park in de buurt 1a ja b geen idee, dit weet de vakleerkracht 2a ja b
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 2u pw ,, ,, 2.5 u pw 2u pw ,, ,, ,,
3a nee b geen idee, misschien wel, maar ook dit is alleen bekend bij de vakleerkracht. 4a ja b elk jaar een nieuwe stagiair. Begeleidt de vakleerkracht 5 nee. Doordat de kinderen een ziekte hebben, is het onmogelijk om intensief te sporten. 6 nee, door ziekte is er alleen een 1 op 1 behandeling. 7a ja b schoolvoetbal, korfbal en sportdag ( atletiek, dansen, judo, fietsen en paardrijden) 8 bij sportdagen worden er zoveel mogelijk sporten behandeld die normaal gesproken niet worden gegeven 9 nee, het is voldoende. 10a nee b Kinderen gaan direct naar huis per busjes. 11ja, ligt aan de ziekte, maar kinderen sporten niet intensief 12a weinig b ouders komen van ver
dus weinig contact
13 geen idee, bekend bij de vakleerkracht 14a alleen sportdagen b leuk 15 ja er zijn klimrekken, schommels, zandbank, voetbalveld, fietsen en steppen. 16 geen wensen
De ontwikkeling van een sporttalent 17 nee, onmogelijk 18 nee. Dit gebeurt individueel. Kinderen met ziekte moeten soms extra sporten. 19 nee 20 nee
Interview 15 a Polyanderschool b Sterrenburg c mw A. Teunissen d 230 e 0% f 20 g0 h gymzaal, speellokaal, zwembad en park (in de zomer) 1a ja b Er is 1 verplichte les vanuit methoden
turnen & spel. En 1 les vanuit eigen initiatief van de
leekracht 2a nee, tot nu toe is iedereen bevoegd b Aantal uur bewegingsonderwijs 2u pw ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8 3a ja b weet niet welke 4a nee b geen idee
5 nee, maar het zou wel goed zijn voor extra beweging 6 nee, wordt heel weinig aan gedaan. Gelovigen sporten sowieso niet op zondag. Sporten is meer voor de lol. 7a ja b schooltoernooien 8 balsporten 9 ja
korfbal, voetbal en volleybal. Groepstoernooien
voetbal en trefbal.
teamgeest is belangrijk
leerkracht wil wel, maar school niet. Er niet veel over sport gesproken op school.
10a ja b vooral voetbal. Na schooltijd blijven kinderen lang hangen.
De ontwikkeling van een sporttalent 11 ja, veel kinderen sporten. Turnen, zwemmen en judo 12a ja b Alleen met koninginnedag
maar hierbij zit geen sport.
13a nee b geen idee 14a zie vraag 7b. Soms spreken kinderen onderling af om te gaan voetballen. B vaak positief. Soms kunnen kinderen niet tegen hun verlies. 15 Ja. Tafeltennis en doelen worden veel gebruikt. Kinderen vragen ook niets extra’s. 16 In de gymzaal is net al het materiaal aanwezig. De zaal wordt namelijk ook gebruikt door anderen. 17 ja, alleen advies aan ouders. 18 nee. Dit wil de directie niet
sport is een ondergeschoven kindje.
19 nee 20 nee
Interview 16 a Keerkring b Sterrenburg c mw Bellaart d 270 e 5% f 25 g1 h gymzaal, schoolplein. Voor de kleuters een speellokaal en kleuterplein 1a ja b Geen idee, dit doet de vakleerkracht. Er zijn in ieder geval 2 methoden 2a ja b
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht ¾ u pd ,, 2x ¾ pd ,, ,, ,, ,, ,,
3 niet bekend. (vakleerkracht) 4a ja b Elk jaar is er een nieuwe stagiair. Er wordt samengewerkt tussen vakleerkracht en stagiair. 5 ja, met sportbureau. Er worden soms proeflessen gegeven.
De ontwikkeling van een sporttalent 6 Nee, er wordt wel een les “gezond gedrag” gegeven
hierin staat lichamelijk en psychisch gezond
leven centraal. 7a ja b met sportbureau
verschillende toernooien
8 diverse sporten. Er is een heel breed aanbod. Van voetbal tot dammen. 9 nee, maar liever wel meer vakleerkrachten 10a ja b Basketbal, voetbal en korfbal worden veel gespeeld 11 ja. Tennis, voetbal, judo en schaatsen. 12a ja b Bij activiteiten van sportbureau en bij sportdag. Ze begeleiden de activiteiten. 13a ja b met sportbureau 14a veel balspellen b de organisatie is goed, zeer serieus. Kinderen waren enthousiast. 15 het kan altijd beter, maar het is wel naar wens 16 doordat de sportzalen ook door sportverenigingen worden gebruikt zijn ze niet altijd schoon.. Verder is er vaak materiaal verdwenen. 17 nee. Hier zijn we tegen. Kinderen zijn vaak moe na wedstrijden/ trainingen/ Dit leidt tot weinig concentratie tijdens de lessen. Het valt op dat allochtonen kinderen meestal geen zwemdiploma hebben. 18 nee. Dit kost teveel tijd. Er zijn teveel plannen, maar er wordt weinig uitgevoerd. 19 nee Lessen zouden op school gegeven moeten worden. 20 ja!! Vooral tijdens pauzes.
Interview 17 a Meridiaan b Sterrenburg c mw V. Straten d 250 e 10% f 20 g1 h zwembad, gymzaal en aerobiczaal (voor de kleuters wegens ruimtegebrek & afstand) 1a ja b Bij kleuters is er een aparte map over bewegingslessen. Boven bouw is door een vakleerkracht. 2a ja b Aantal uur bewegingsonderwijs groep 1
0.45 min pd
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht
De ontwikkeling van een sporttalent groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
,, ,, ,, ,,
2u pw ,, ,,
3 geen idee 4a ja b samen met de vakleerkracht. De stagiair heeft eigen inbreng 5 ja met sportbureau 6 nee, alleen in groep 4 het nationaal schoolontbijt. 7a ja b sportdag 8 voetbal en trefbal. Er is een materiaalgebrek 9 ja, maar daar is materiaal voor nodig. 10a ja b fietsen, duikelrek en voetballen 11 ja, ritmisch gym en voetbal. 12a ja b sportdag begeleiden 13a ja b sportbureau 14a sponsorloop, schooltoernooien en straatspeeldag (stormbaan en springkussen) b positief, goede organisatie. Wel graag meer activiteiten, maar geld/tijd is van belang. 15 liever meer, zoals voetbaldoelen. Er is een geldgebrek dus dit lukt niet. 16 Extra materiaal. We hebben nu alleen ballen en hockeysticks. Hetgeen we van sportbureau krijgen, moet steeds weer worden teruggegeven. 17 ja, kinderen gaan naar open dagen. Als kinderen graag willen, geven we advies aan ouders. 18 Tijd is een belangrijke factor. Hoeveel tijd gaat hierin in zitten ?? 19 ja!! 20 ja
Interview 18 a Kompas b Wielwijk c mw V. Idema, leerkracht d 175 e 30% f 25
De ontwikkeling van een sporttalent g1 h 2 gymlokalen en 2 schoolpleinen 1 geen idee, de vakleerkracht houdt zich hiermee bezig. 2a ja b
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8
Aantal uur bewegingsonderwijs door vakleerkracht 1.5u pw ,, ,, ,, ,, 1u pw ,, ,,
3 Door de leerkrachten niet, er is weinig interesse voor, omdat de vakleerkracht het geeft. Geen idee of de vakleerkracht dit wel volgt. 4a ja b Stagiair bereidt de lessen voor onder toezicht van vakleerkracht. De lessen zijn wel leerzaam
ze
zijn vernieuwend, vergeleken bij vroeger. 5 ja Tussen de middag worden er proeflessen gegeven. O.a. judo en hockey. Voornamelijk sporten waar kinderen niet zo snel aan toe komen. 6 ja, voedingslessen worden heel soms gegeven. Voor de rest wordt er niet veel aandacht besteed. 7a ja b sportdag (voornamelijk balspellen) en schoolvoetbal. 8 Er wordt veel voetbal gespeeld. Kinderen willen dat graag. Er is onlangs een veldje bijgekomen. 9 nee. Er is geen ruimte voor, echter de directeur wil het wel graag. 10a ja b Voetbal, basketbal, tafeltennis en touwtjespringen. N.a.v. de gymlessen doen ze het ook vaak na schooltijd. Er zijn onderling ook veel wedstrijdjes. 11ja. In deze groep zitten er 2 bij een vereniging. Voetbal en klimsport. 12a ja b Tijdens sportdag begeleiden en cateren 13a ja b Met sportverenigingen die tussen de middag proeflessen geven. 14a sportdagen, judolessen en schoolvoetbal b Kinderen doen niet zo snel mee (afstand huis-school is groot) De kinderen die meedoen zijn wel enthousiast. Na de proeflessen gaan ze ook niet zo snel op die sport. De drempel voor de ouders ligt hoog 15 er kan nog wel wat meer bij. Bijvoorbeeld een hinkelbaan. Nu is er een klimrek, schommels, tafeltennis, doelen en een basketbalpaal.
De ontwikkeling van een sporttalent 16 Tussen de middag zouden er meer activiteiten mogen zijn. De groepen moeten meestal klein blijven, maar dan kan niet iedereen mee doen. Verder een extra voetbalveld. 17 ja, maar ze doen er niet mee. Ouders geven ze niet op. Advies wordt wel gegeven. Sommige ouders zijn niet echt positief. Kinderen willen wel, maar worden niet gestimuleerd. 18 ja, maar het is wel lastig. Tijdens school is er weinig tijd. Tijd en vervoer zijn drempels. 19 ja, maar vervoer is belangrijk. De organisatie is ook van belang. 20 ja, absoluut!. Werkt stimulerend voor de kinderen.
De ontwikkeling van een sporttalent
Bijlagen 4 vragenlijst sportdeelname leerlingen 8-12 jaar
De ontwikkeling van een sporttalent Vragenlijst sportdeelname leerlingen 8 tot 12 jaar Doel Deze vragenlijst ' meet'wat jongeren vinden van sport. Het is een vragenlijst om te bepalen: •
of jongeren aan sport doen en waarom (niet);
•
welke wensen en ideeën leerlingen hebben ten aanzien van het sportaanbod op school;
•
hoe jongeren denken over sportpleintjes en sportactiviteiten in hun buurt of wijk;
•
wat jeugdleden vinden van de sportvereniging waar zij lid van zijn, en wat volgens hun beter kan.
Resultaten Wanneer de vragenlijsten zijn verwerkt, geeft dit een goed beeld van de sportwensen en ideeën van de jongeren over hun school, buurt of sportvereniging. De vragen gaan over sport op school, sport in de buurt en bij de sportvereniging. TIP bij het invullen: Lees eerst alle antwoorden door en zet dan pas een kruisje. Soms mag je meer kruisjes zetten, maar dan staat het er bij .
Wat is je leeftijd?
……. jaar
Ben je een jongen of een meisje?
O jongen O meisje
In welke straat woon je?
…………………………………
hoe heet je school?
…………………………………
In welke groep zit je?
O groep 5 O groep 6 O groep 7 O groep 8
In welk land ben je geboren?
…………………………………..
In welk land is je moeder geboren?
…………………………………..
In welk land is je vader geboren?
…………………………………..
Jij en sport
De ontwikkeling van een sporttalent
Doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O ja, ik ben lid van een sportvereniging O ik ben ook nog lid van een andere sportvereniging O ja, ik sport vaak op straat of in de buurt (denk aan voetbal op straat, skaten of iets anders dat je buiten doet ) O nee ik sport niet
sla vraag 2 en 3 over en ga door met vraag 4 invullen
Waarom doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O het is leuk O ik ben er heel goed in O mijn vriendjes doen ook mee O mijn ouders willen graag dat ik sport O …………………………………………. (mag je zelf invullen) Wat vind je vervelend aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O niets, alles is leuk O ik doe me vaak pijn O trainen is niet leuk, want ………………………………………………………… O een wedstrijd is niet leuk, want ………………………………………………… O ik ben niet zo goed in sport O Anders, ……………………………………………………..(mag je zelf invullen) je bent nu klaar met dit deel van de vragenlijst, sla vraag 4 over Waarom doe je niet (meer) aan sport? O ik ben niet zo goed in sport O sport is duur O Ik heb er geen tijd (meer) voor O de sport die ik leuk vind, kan je hier niet doen O ik word gepest als ik sport O Anders,……….……………………………………………(mag je zelf invullen) Jij en je gymles Wat vind je van gymles op school? O heel erg leuk, want…………………………………………………………………. O leuk, want …………………………………………………………………………… O niet zo leuk, want ………………………………………………………………….. O helemaal niet leuk, want …………………………………………………………..
De ontwikkeling van een sporttalent Doe je wel eens mee aan extra sport op school (een cursus, een toernooi, etc.)? O ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan: …………………………
………………………………
……………………………
…………………………
………………………………
……………………………
O nee, want …………………………………………………………………………… Wat vind je van de extra sport uit de vorige vraag? O weet ik niet, want ik weet niet wat er wordt gedaan O ik vind ze stom O leuk! O leuk, maar dat is er niet vaak O Anders, ……………………………………………………(mag je zelf invullen) Heb je nog een leuk idee voor de gymles of extra sport op jou school? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Jij en sport in je buurt Vind je dat er bij jou in de buurt genoeg plekken zijn om buiten te sporten? (een trapveldje, basketbal-pleintje, skatebaan, enz.) O Ja, ik mis niets O Nee, ik mis een …………………………… en een ……………………………. Wat vind je leuke sportpleintjes of grasveldjes bij jou in de buurt? Waarom zijn deze plekken leuk om te sporten? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Een leuke plek is ……………………… omdat………………………………….. ...………………………………….....……………………………………………... O Een andere leuke plek is ………………………omdat …………………………. ...………………………………….....……………………………………………... O Er zijn geen leuke plekken Waarom zijn sommige sportpleintjes en veldjes minder leuk? Welke plekken zijn dat? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Ze moeten snel opgeknapt worden, vooral ………………………………………. O Er ligt altijd hondenpoep, vooral op ……………………………………………… O De plek is slecht gekozen, want …………………………………………………. OIk word er weggepest door anderen OAnders,…………………………………………………………………………….. …………………….. ……………………………………………………………….
De ontwikkeling van een sporttalent ……………………………………………………………….(mag je zelf invullen)
Doe je wel eens mee aan sport-activiteiten bij jou in de buurt? O Ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan: …………………………… ……………………………… ……………………………. …………………………… ……………………………… ……………………………. O Nee, want ……………………………………………………………………………. Wat vind je van deze sport-activiteiten? O Weet ik niet, want ik doe er niet aan mee O Ik vind de sport-activiteiten niet leuk O Leuk! O Leuk, maar dat is er niet vaak O anders, ………………………………………………….…. ………………………… …………………………………………………………………………………… (mag je zelf invullen) Heb je een leuk idee voor sport in de buurt? O Nee O Ja, namelijk ………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………. Jij en je sportvereniging Als je geen lid bent van een sportvereniging, mag je beginnen bij vraag 12. Van welke sportvereniging(en) ben je lid? 1.………………………………………………………………………………………… 2 ………………………………………………………………………………………… 3…………………………………………………………………………………………. Als je lid bent van meer dan 1 sportvereniging, zet dan een kruisje bij de sport die je het meest doet, en vul voor die sport de volgende vragen in. Hoeveel uur besteed je aan de training per week? ………………. Uur per week Hoe lang ben je op de sportvereniging? …………… uur per keer Zijn er leeftijdsgenoten bij jouw vereniging? O Nee O ja (hoeveel?)……………………
De ontwikkeling van een sporttalent Heb je vrienden die je hebt leren kennen via de sportvereniging? O Nee O ja (hoeveel?)…………………… Wat vind je van de trainingen bij jouw sportvereniging? O Heel erg leuk, want …………………………………………………………………. O Leuk, want …………………………………………………………………………. O Niet zo leuk, want…………………………………………………………………. O Helemaal niet leuk, want ………………………………………………………… O Ik heb geen trainingen Hoe kunnen trainingen volgens jou (nog) leuker worden? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Ander soort oefeningen, namelijk ………………………………………………… O Niet altijd hetzelfde doen O Leukere trainers O Meer nieuwe dingen leren O Meer wedstrijdjes O Anders, ………………………………………………………(mag je zelf invullen) Wat vind je van de wedstrijden waaraan je meedoet? O Heel erg leuk, want ………………………………………………………………. O Leuk, want …………………………………………………………………………. O Niet zo leuk, want…………………………………………………………………. O Helemaal niet leuk, want ………………………………………………………… O Ik doe niet mee aan wedstrijden Wat vind je van de feestjes en uitstapjes bij jouw vereniging? O Leuk, vooral ………………………………………………………………………… O Niet zo leuk, want ………………………………………………………………… O Dat is niet bij mijn vereniging Heb je ideeën voor (andere) leuke feestjes en uitstapjes? …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Wat vind je van het clubhuis of de kantine van jouw sportvereniging? O Er is geen clubhuis of kantine……………………………………………………… O Ik kom er graag, want………………………………………………………………. O Ik kom er niet graag, want…………………………………………………………. O Anders, ………………………………………………………(mag je zelf invullen)
De ontwikkeling van een sporttalent
Wat mis je of wat moet anders in de sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Niets, ik kan altijd leuk sporten als ik wil O Ik mis een ………………………. vereniging O Ik mis een sportpleintje of sportveldje, waar je kan ………………………….. O Ik wil graag ergens sportspullen lenen O Ik wil graag de ene keer de ene sport doen en dan weer een andere sport O Anders, ………………………………………………………(mag je zelf invullen) Bedankt voor het invullen van de vragenlijst!!!
De ontwikkeling van een sporttalent
Bijlagen 5 Interviews leerlingen
De ontwikkeling van een sporttalent
Mondriaan Wat is je leeftijd?
9-10 jaar
Ben je een jongen of een meisje?
O jongen O meisje
hoe heet je school?
Mondriaan
In welke groep zit je?
O groep 6
In welk land ben je geboren?
NL
In welk land is je moeder geboren?
NL, Turkije
In welk land is je vader geboren?
NL, Turkije
Jij en sport Doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O ja, ik ben lid van een sportvereniging (1) O ja, ik sport vaak op straat of in de buurt (4) Waarom doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O het is leuk (3) O ik ben er heel goed in (1) O mijn vriendjes doen ook mee 91) O gezondheid (1) Wat vind je vervelend aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O niets, alles is leuk (2) O Anders, baketbal (1), voetbal (1) n.v.t. Jij en je gymles Wat vind je van gymles op school? O heel erg leuk O leuk, want leuke dingen doen (1), verschillende dingen doen (1), rennen en springen is goed voor mijn lichaam (1) , leuke oefeningen (1) Doe je wel eens mee aan extra sport op school (een cursus, een toernooi, etc.)? O ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan hardlopen (1) O nee, want geen zin (2) Wat vind je van de extra sport uit de vorige vraag? O leuk! (1) O leuk, maar dat is er niet vaak (1) Heb je nog een leuk idee voor de gymles of extra sport op jou school? Trefbal en voetbal Jij en sport in je buurt
De ontwikkeling van een sporttalent Vind je dat er bij jou in de buurt genoeg plekken zijn om buiten te sporten? (een trapveldje, basketbal-pleintje, skatebaan, enz.) O Ja, ik mis niets (4) Wat vind je leuke sportpleintjes of grasveldjes bij jou in de buurt? Waarom zijn deze plekken leuk om te sporten? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Een leuke plek is park (1), voetbalveld (1), speelplein (2) Waarom zijn sommige sportpleintjes en veldjes minder leuk? Welke plekken zijn dat? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) OAnders, veldjes zijn klein en er zijn soms junkies (1) Doe je wel eens mee aan sport-activiteiten bij jou in de buurt? O Ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan: rennen, voetbal en trefbal O Nee, want het is er niet (1) Wat vind je van deze sport-activiteiten? O Leuk! (1) O Leuk, maar dat is er niet vaak (1) Heb je een leuk idee voor sport in de buurt? O Ja, namelijk dansen en rennen Jij en je sportvereniging Van welke sportvereniging(en) ben je lid? 1 voetbal 2 judo 3 karate 4 hardloop Hoeveel uur besteed je aan de training per week? 1,5 -2,5 Uur per week Hoe lang ben je op de sportvereniging? 0,5- 1 uur per keer Zijn er leeftijdsgenoten bij jouw vereniging? O ja (hoeveel?) 3-5 Heb je vrienden die je hebt leren kennen via de sportvereniging? O ja (hoeveel?) 2-5 Wat vind je van de trainingen bij jouw sportvereniging? O Heel erg leuk, want veel leuke dingen doen we Hoe kunnen trainingen volgens jou (nog) leuker worden? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Leukere trainers Wat vind je van de wedstrijden waaraan je meedoet? O Leuk, want ik win vaak Wat vind je van de feestjes en uitstapjes bij jouw vereniging? O Leuk, vooral leuke dingen doen
De ontwikkeling van een sporttalent Heb je ideeën voor (andere) leuke feestjes en uitstapjes? n.v.t. Wat vind je van het clubhuis of de kantine van jouw sportvereniging? O Er is geen clubhuis of kantine Wat mis je of wat moet anders in de sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Anders, sportkantine
De ontwikkeling van een sporttalent
Bavinckschool Wat is je leeftijd?
7-8 jaar
Ben je een jongen of een meisje?
O jongen O meisje
hoe heet je school?
Bavinckschool
In welke groep zit je?
O groep 4
In welk land ben je geboren?
NL
In welk land is je moeder geboren?
NL
In welk land is je vader geboren?
NL
Jij en sport Doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O ja, ik ben lid van een sportvereniging O nee ik sport nog niet Waarom doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O het is leuk O ik ga op zwemmen Wat vind je vervelend aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O niets, alles is leuk O ik doe me vaak pijn, vaak kramp bij schaatsen Waarom doe je niet (meer) aan sport? O Anders, ik ga er nog op Jij en je gymles Wat vind je van gymles op school? O leuk, want leuke dingen doen (1), afwisselend (1) Doe je wel eens mee aan extra sport op school (een cursus, een toernooi, etc.)? O ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan: atletiek, voetbal en zwemmen Wat vind je van de extra sport uit de vorige vraag? O leuk! Heb je nog een leuk idee voor de gymles of extra sport op jou school? schaatsen Jij en sport in je buurt Vind je dat er bij jou in de buurt genoeg plekken zijn om buiten te sporten? (een trapveldje, basketbal-pleintje, skatebaan, enz.) O Nee, ik mis een veldje en een speeltuin
De ontwikkeling van een sporttalent Wat vind je leuke sportpleintjes of grasveldjes bij jou in de buurt? Waarom zijn deze plekken leuk om te sporten? O Een leuke plek is pleintje omdat er veel vriendinnetjes zijn, dus veel spelletjes Waarom zijn sommige sportpleintjes en veldjes minder leuk? Welke plekken zijn dat? OAnders, ik woon aan een drukke weg, zonder sportveldjes Doe je wel eens mee aan sport-activiteiten bij jou in de buurt? O Nee, want is er niet (2) Wat vind je van deze sport-activiteiten? O anders, als er iets zou zijn, zou ik wel meedoen. Heb je een leuk idee voor sport in de buurt? O Ja, namelijk voetbal en schaatsen Jij en je sportvereniging Van welke sportvereniging(en) ben je lid? schaatsvereniging Hoeveel uur besteed je aan de training per week? 1Uur per week Hoe lang ben je op de sportvereniging? 1,5uur per keer Zijn er leeftijdsgenoten bij jouw vereniging? O ja (hoeveel?)een paar Heb je vrienden die je hebt leren kennen via de sportvereniging? O Nee Wat vind je van de trainingen bij jouw sportvereniging? O Heel erg leuk, want ik leer heel veel Hoe kunnen trainingen volgens jou (nog) leuker worden? O Niet altijd hetzelfde doen Wat vind je van de wedstrijden waaraan je meedoet? O Ik doe niet mee aan wedstrijden Wat vind je van de feestjes en uitstapjes bij jouw vereniging? O Dat is niet bij mijn vereniging Heb je ideeën voor (andere) leuke feestjes en uitstapjes? n.v.t. Wat vind je van het clubhuis of de kantine van jouw sportvereniging? O Ik kom er graag, want je kunt er veel lekkere dingen kopen. Wat mis je of wat moet anders in de sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Ik mis een sportpleintje of sportveldje, waar je kan voetballen en schaatsen O Ik wil graag ergens sportspullen lenen
De ontwikkeling van een sporttalent
Weizigtschool Wat is je leeftijd?
7-8 jaar
Ben je een jongen of een meisje?
O jongen O meisje
hoe heet je school?
Weizigtschool
In welke groep zit je?
O groep 4
In welk land ben je geboren?
NL
In welk land is je moeder geboren?
NL, Turkije, Marokko
In welk land is je vader geboren?
NL, Turkije, Marokko
Jij en sport Doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O ja, ik ben lid van een sportvereniging (4) O ja, ik sport vaak op straat of in de buurt (3) O nee ik sport niet (1) Waarom doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O het is leuk (4) O ik ben er heel goed in (2) O om mezelf te kunnen verdedigen Wat vind je vervelend aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O niets, alles is leuk Waarom doe je niet (meer) aan sport? O ik ben niet zo goed in sport Jij en je gymles Wat vind je van gymles op school? O heel erg leuk, want we doen leuke dingen, we spelen veel Doe je wel eens mee aan extra sport op school (een cursus, een toernooi, etc.)? O ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan: Basketbal en korfbal O nee (2) Wat vind je van de extra sport uit de vorige vraag? O weet ik niet, want ik weet niet wat er wordt gedaan (1) O leuk!(1) O leuk, maar dat is er niet vaak (2) Heb je nog een leuk idee voor de gymles of extra sport op jou school? Meer sport op school Spelletjes zoald tikkertje, verstoppertje en apekooien.
De ontwikkeling van een sporttalent Jij en sport in je buurt Vind je dat er bij jou in de buurt genoeg plekken zijn om buiten te sporten? (een trapveldje, basketbal-pleintje, skatebaan, enz.) O Nee, ik mis een voetbalkooi, voetbalveld, leuke speeltuin. Wat vind je leuke sportpleintjes of grasveldjes bij jou in de buurt? Waarom zijn deze plekken leuk om te sporten? O Een leuke plek is het park, omdat daar een leuke speeltuin is met een kabelbaan. O Een andere leuke plek is voetbalveld, alleen dit is niet in de buurt O Er zijn geen leuke plekken (3) Waarom zijn sommige sportpleintjes en veldjes minder leuk? Welke plekken zijn dat? O Ze moeten snel opgeknapt worden, vooral speelplein O Er ligt altijd hondenpoep, vooral op het grasveld (2) O De plek is slecht gekozen, want we mogen er niet voetballen OIk word er weggepest door anderen OAnders, we hebben geen sportpleintjes. / er staan alleen toestellen voor kleine kinderen en een andere speeltuin is soms gesloten. Doe je wel eens mee aan sport-activiteiten bij jou in de buurt? O Nee, want er zijn geen activiteiten (4). / ik zit al op een sport (1)/ ik moet nog beginnen (1) Wat vind je van deze sport-activiteiten? O Weet ik niet, want ik doe er niet aan mee O anders, ik zou wel graag meedoen, maar er is niets te doen. Heb je een leuk idee voor sport in de buurt? O Ja, namelijk een voetbalveld. / meer toestellen voor grote kinderen Jij en je sportvereniging Van welke sportvereniging(en) ben je lid? 1 voetbal 2 gymnastiek 3 judo Hoeveel uur besteed je aan de training per week? 1-2 Uur per week Hoe lang ben je op de sportvereniging? 1-1,5 uur per keer Zijn er leeftijdsgenoten bij jouw vereniging? O Nee O ja (hoeveel?)4-10 Heb je vrienden die je hebt leren kennen via de sportvereniging? O Nee O ja (hoeveel?) 1-3 Wat vind je van de trainingen bij jouw sportvereniging? O Heel erg leuk, want ik voetbal graag/ ik gym graag/ we doen veel spelletjes en ik leer mezelf te verdedigen.
De ontwikkeling van een sporttalent Hoe kunnen trainingen volgens jou (nog) leuker worden? O Meer wedstrijdjes (1) Wat vind je van de wedstrijden waaraan je meedoet? O Heel erg leuk, want we voetballen steeds tegen anderen. O Ik doe niet mee aan wedstrijden. Wat vind je van de feestjes en uitstapjes bij jouw vereniging? O Leuk, vooral Sinterklaar, Pasen, zomerkamp en Blijdorp. Heb je ideeën voor (andere) leuke feestjes en uitstapjes? n.v.t. Wat vind je van het clubhuis of de kantine van jouw sportvereniging? O Er is geen clubhuis of kantine Wat mis je of wat moet anders in de sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Niets, ik kan altijd leuk sporten als ik wil (2) O Ik mis een sportpleintje of sportveldje, waar je meer kan doen. O Ik wil graag ergens sportspullen lenen O Ik wil graag de ene keer de ene sport doen en dan weer een andere sport
De ontwikkeling van een sporttalent
IBS IKRA Wat is je leeftijd?
8-9 jaar
Ben je een jongen of een meisje?
O jongen O meisje
hoe heet je school?
IBS IKRA
In welke groep zit je?
O groep 5 O groep 6
In welk land ben je geboren?
NL, Marokko, Somalië
In welk land is je moeder geboren?
NL, Marokko, Somalië
In welk land is je vader geboren?
NL, Marokko, Somalië
Jij en sport Doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O ja, ik ben lid van een sportvereniging (4) O ja, ik sport vaak op straat of in de buurt (4) O nee ik sport niet (1) Waarom doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O het is leuk (5) O ik ben er heel goed in (1) O mijn ouders willen graag dat ik sport (2) O Afvallen (1) Wat vind je vervelend aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O niets, alles is leuk (5) O ik ben niet zo goed in sport (1) O Anders, rennen/ we doen vaak hetzelfde/ fietsen. Waarom doe je niet (meer) aan sport? O sport is duur (1) O de sport die ik leuk vind, kan je hier niet doen (1) Jij en je gymles Wat vind je van gymles op school? O leuk, want we doen leuke spelletjes/ voetbal en basketbal is leuk Doe je wel eens mee aan extra sport op school (een cursus, een toernooi, etc.)? O ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan sportdag O nee, want dat is niet bij ons op school/ ik hou niet van sporten/ ik kan bijna nooit, want ik moet vaak trainen Wat vind je van de extra sport uit de vorige vraag? O weet ik niet, want ik weet niet wat er wordt gedaan (3)
De ontwikkeling van een sporttalent O ik vind ze stom (1) O leuk! Heb je nog een leuk idee voor de gymles of extra sport op jou school? karate, fietsen, turnen, schermen, boksen/ extra gymles of langer gymles Jij en sport in je buurt Vind je dat er bij jou in de buurt genoeg plekken zijn om buiten te sporten? (een trapveldje, basketbal-pleintje, skatebaan, enz.) O Ja, ik mis niets (1) O Nee, ik mis een basketbalveld, voetbalveld, glijbaan, schommels en skatebaan. Wat vind je leuke sportpleintjes of grasveldjes bij jou in de buurt? Waarom zijn deze plekken leuk om te sporten? O Een leuke plek is het park omdat je daar veel spelletjes hebt. O Een andere leuke plek is de het voetbalplein, omdat je daar veel ruimte hebt. O Er zijn geen leuke plekken (2) Waarom zijn sommige sportpleintjes en veldjes minder leuk? Welke plekken zijn dat? O Ze moeten snel opgeknapt worden. O Ik word er weggepest door anderen OAnders, er niets op de pleintjes te doen is./ er veel steentjes liggen./ het is saai Doe je wel eens mee aan sport-activiteiten bij jou in de buurt? O Ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan straatvoetbal met vriendjes/ basketbal en tafeltennis O Nee, want mijn vader weet niet waar het is/ er is niets (3) Wat vind je van deze sport-activiteiten? O Weet ik niet, want ik doe er niet aan mee (5) O Leuk! (2) O Leuk, maar dat is er niet vaak Heb je een leuk idee voor sport in de buurt? O Ja, namelijk skateboarden, skeeleren, basketbalveld en voetbalveld. Jij en je sportvereniging Van welke sportvereniging(en) ben je lid? 1 karate (2) 2 voetbal Hoeveel uur besteed je aan de training per week? 1-6 Uur per week Hoe lang ben je op de sportvereniging? 1 uur per keer Zijn er leeftijdsgenoten bij jouw vereniging? O ja Heb je vrienden die je hebt leren kennen via de sportvereniging? O ja 5- heel veel
De ontwikkeling van een sporttalent Wat vind je van de trainingen bij jouw sportvereniging? O Leuk, want alles is leuk Hoe kunnen trainingen volgens jou (nog) leuker worden? O Meer nieuwe dingen leren O Meer wedstrijdjes O Anders, ik wil sneller de zwarte band Wat vind je van de wedstrijden waaraan je meedoet? O Leuk, want ik win vaak Wat vind je van de feestjes en uitstapjes bij jouw vereniging? O Dat is niet bij mijn vereniging Heb je ideeën voor (andere) leuke feestjes en uitstapjes? n.v.t. Wat vind je van het clubhuis of de kantine van jouw sportvereniging? O Er is geen clubhuis of kantine Wat mis je of wat moet anders in de sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Niets, ik kan altijd leuk sporten als ik wil (4) O Ik wil graag ergens sportspullen lenen O Anders, ik wil graag op sport, maar het is te duur
De ontwikkeling van een sporttalent
Pius X Wat is je leeftijd?
8 jaar
Ben je een jongen of een meisje?
O meisje
hoe heet je school?
Pius X
In welke groep zit je?
O groep 4
In welk land ben je geboren?
NL
In welk land is je moeder geboren?
NL/ Somalië
In welk land is je vader geboren?
NL/ Somalië
Jij en sport Doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O ja, ik ben lid van een sportvereniging O ja, ik sport vaak op straat of in de buurt Waarom doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O het is leuk Wat vind je vervelend aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O niets, alles is leuk Waarom doe je niet (meer) aan sport? n.v.t. Jij en je gymles Wat vind je van gymles op school? O heel erg leuk, want het is afwisselend/ want ik sport. Doe je wel eens mee aan extra sport op school (een cursus, een toernooi, etc.)? O ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan zwemmen, voetbal en volleybal. Wat vind je van de extra sport uit de vorige vraag? O leuk! Heb je nog een leuk idee voor de gymles of extra sport op jou school? volleybal en tikkertje Jij en sport in je buurt Vind je dat er bij jou in de buurt genoeg plekken zijn om buiten te sporten? (een trapveldje, basketbal-pleintje, skatebaan, enz.) O Ja, ik mis niets Wat vind je leuke sportpleintjes of grasveldjes bij jou in de buurt? Waarom zijn deze plekken leuk om te sporten? O Een leuke plek is het pleintje, omdat we daar leuke spelletjes doen. Waarom zijn sommige sportpleintjes en veldjes minder leuk? Welke plekken zijn dat?
De ontwikkeling van een sporttalent n.v.t. Doe je wel eens mee aan sport-activiteiten bij jou in de buurt? O Ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan basketbal. Wat vind je van deze sport-activiteiten? O Leuk! Heb je een leuk idee voor sport in de buurt? O Nee Jij en je sportvereniging Van welke sportvereniging(en) ben je lid? 1 hockey Hoeveel uur besteed je aan de training per week? 2 Uur per week Hoe lang ben je op de sportvereniging? 2 uur per keer Zijn er leeftijdsgenoten bij jouw vereniging? O ja (hoeveel?) 7 Heb je vrienden die je hebt leren kennen via de sportvereniging? O Nee Wat vind je van de trainingen bij jouw sportvereniging? O Leuk Hoe kunnen trainingen volgens jou (nog) leuker worden? n.v.t. Wat vind je van de wedstrijden waaraan je meedoet? O Heel erg leuk, want we winnen vaak Wat vind je van de feestjes en uitstapjes bij jouw vereniging? O Dat is niet bij mijn vereniging Heb je ideeën voor (andere) leuke feestjes en uitstapjes? n.v.t. Wat vind je van het clubhuis of de kantine van jouw sportvereniging? O Ik kom er graag, want het is gezellig Wat mis je of wat moet anders in de sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Niets, ik kan altijd leuk sporten als ik wil
De ontwikkeling van een sporttalent
Don Bosco Wat is je leeftijd?
8 jaar
Ben je een jongen of een meisje?
O jongen
hoe heet je school?
Don Bosco
In welke groep zit je?
O groep 4
In welk land ben je geboren?
NL
In welk land is je moeder geboren?
NL/ Curaçao
In welk land is je vader geboren?
Curaçao
Jij en sport Doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O ja, ik sport vaak op straat of in de buurt (denk aan voetbal op straat, skaten of iets anders dat je buiten doet ) O nee ik sport niet Waarom doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O het is leuk Wat vind je vervelend aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O niets, alles is leuk O Anders, ik wil wel Waarom doe je niet (meer) aan sport? O Anders, som kan het niet. Jij en je gymles Wat vind je van gymles op school? O leuk, want we doen leuke dingen/ lekker sportief Doe je wel eens mee aan extra sport op school (een cursus, een toernooi, etc.)? O nee, want het is er niet/ kan niet mee doen. Wat vind je van de extra sport uit de vorige vraag? n.v.t. Heb je nog een leuk idee voor de gymles of extra sport op jou school? toestellen om in te klimmen, voetballen, skateboarden. Jij en sport in je buurt Vind je dat er bij jou in de buurt genoeg plekken zijn om buiten te sporten? (een trapveldje, basketbal-pleintje, skatebaan, enz.) O Ja, ik mis niets O Nee, ik mis dingen zodat je kan sporten.
De ontwikkeling van een sporttalent Wat vind je leuke sportpleintjes of grasveldjes bij jou in de buurt? Waarom zijn deze plekken leuk om te sporten? O Een leuke plek is veldje, omdat er doelen staan. O Er zijn geen leuke plekken Waarom zijn sommige sportpleintjes en veldjes minder leuk? Welke plekken zijn dat? OAnders, niet genoeg spullen Doe je wel eens mee aan sport-activiteiten bij jou in de buurt? O Nee, want het is er niet. Wat vind je van deze sport-activiteiten? O Weet ik niet Heb je een leuk idee voor sport in de buurt? O Ja, namelijk klimrekken Jij en je sportvereniging Als je geen lid bent van een sportvereniging, mag je beginnen bij vraag 12 12. Wat mis je of wat moet anders in de sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O Ik mis een klim/basketbal vereniging O Ik wil graag ergens sportspullen lenen O Anders, ik wil graag klimmen, maar dat kan nergens.
De ontwikkeling van een sporttalent
JF Kennedy Wat is je leeftijd?
9 jaar
Ben je een jongen of een meisje?
O jongen O meisje
hoe heet je school?
JF Kennedy
In welke groep zit je?
O groep 5 O groep 6
In welk land ben je geboren?
NL
In welk land is je moeder geboren?
NL/Marokko
In welk land is je vader geboren?
Suriname/ Marokko
Jij en sport Doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O ja, ik ben lid van een sportvereniging O nee ik sport niet Waarom doe je aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O het is leuk O ik ben er heel goed in Wat vind je vervelend aan sport? (kruis het hokje of de hokjes aan die bij jou passen) O trainen is niet leuk, want we moeten soms veel rennen. Waarom doe je niet (meer) aan sport? O Anders, ik moet thuis helpen Jij en je gymles Wat vind je van gymles op school? O heel erg leuk, want we voetballen vaak/ we doen leuke dingen zoals turnen en touwklimmen. Doe je wel eens mee aan extra sport op school (een cursus, een toernooi, etc.)? O ja, het afgelopen jaar heb ik meegedaan aan voetbaltoernooi. O nee, want na schooltijd kan ik niet Wat vind je van de extra sport uit de vorige vraag? O leuk! Heb je nog een leuk idee voor de gymles of extra sport op jou school? skeeleren en meer paaltjesvoetbal Jij en sport in je buurt Vind je dat er bij jou in de buurt genoeg plekken zijn om buiten te sporten? O Nee, ik mis een basketbalveld, voetbaldoelen, skeelerbaan en tafeltennis.
De ontwikkeling van een sporttalent Wat vind je leuke sportpleintjes of grasveldjes bij jou in de buurt? Waarom zijn deze plekken leuk om te sporten? O Een leuke plek is het pleintje, omdat er doelen staan, maar dan moet ik ver lopen. O Er zijn geen leuke plekken Waarom zijn sommige sportpleintjes en veldjes minder leuk? Welke plekken zijn dat? OAnders, er is niet veel te doen Doe je wel eens mee aan sport-activiteiten bij jou in de buurt? O Nee, want er is niet veel/ ik mag niet. Wat vind je van deze sport-activiteiten? O Weet ik niet, want ik doe er niet aan mee Heb je een leuk idee voor sport in de buurt? O Ja, namelijk meer voetbalwedstrijdjes Jij en je sportvereniging Van welke sportvereniging(en) ben je lid? 1 voetbal Hoeveel uur besteed je aan de training per week? 4 Uur per week Hoe lang ben je op de sportvereniging? 0.5 uur per keer Zijn er leeftijdsgenoten bij jouw vereniging? O ja (hoeveel?) heel mijn team Heb je vrienden die je hebt leren kennen via de sportvereniging? O ja (hoeveel?) mijn team Wat vind je van de trainingen bij jouw sportvereniging? O Leuk, maar soms veel rennen. Hoe kunnen trainingen volgens jou (nog) leuker worden? O Niet altijd hetzelfde doen O Meer nieuwe dingen leren Wat vind je van de wedstrijden waaraan je meedoet? O Leuk, want ik win vaak Wat vind je van de feestjes en uitstapjes bij jouw vereniging? O Leuk, vooral Sinterklaas en kerst! Heb je ideeën voor (andere) leuke feestjes en uitstapjes? n.v.t. Wat vind je van het clubhuis of de kantine van jouw sportvereniging? O Ik kom er graag, want je kunt er lekker dingen eten en het is gezellig Wat mis je of wat moet anders in de sport? O Ik mis een sportpleintje of sportveldje, met echte voetbaldoelen O Ik wil graag ergens sportspullen lenen
De ontwikkeling van een sporttalent
sponsor financiering kennis activiteiten
school
trainings sport omstandigheden faciliteiten
team
ouders
Training Lichamelijke ontwikkeling
Persoonlijke eigenschappen
Faciliteiten Taken in team
Gemeten sport Competentie s
Gedrag sporter
Bestaande competentie niveaus
Gemeten specifieke sport Competentie s
reeds verworven competenties elders verworven competenties
motivatie
ambitie
sturing
School
Gerealiseerd e doelen in deze fase ontwikkeling
opdrachten
Trainer
Coach
sportbegeleiding
maatschappelijke begeleiding
faciliteiten
fysiologisch
team
wetenschappelijk
materialen
begeleiding
Sporters Perspectief
innovatie
maatschappelijk
Meerjaren beleidsplan voor talent ontwikkeling binnen de bond
Persoonlijke Ontwikkeling splannen Persoonlijke actieplannen School
Sponsor-wins
periode programma jaar X Meerjarenplanning talent ontwikkeling
Reeds verworven competenties
Medisch
Resultaat uit leren van trainingen en activiteiten Resultaat uit taken en rollen
Rollen in team
Middelen
vrienden
Resultaat opdrachten training
leervermogen
Opdrachten Middelen
week
maatschappelijke inbedding
Wedstrijd resultaten
training
Sponsor Product