nº
44ste jaargang / 26 oktober 2012
21 /
2012
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema duurzaamheid
DE ONSCHATBARE WAARDE VAN ERVARINGSKENNIS DRINKWATERBEDRIJVEN VERTALEN DUURZAAMHEID IN ACTIES PROBABILISTISCHE BENADERING VAN DE ZOETWATERVOORZIENING
Xylem TotalCare Van duurzaam ontwerp tot optimaal functioneren Het TotalCare programma van Xylem is een uitgebreid, geïntegreerd portfolio van diensten waarmee u verzekerd bent van een optimale bedrijfsvoering. Met de diensten van TotalCare zijn uw systemen vanaf de ontwerpfase tot na inbedrijfstelling in de ervaren handen van mensen met diepgaande kennis en specialistische vaardigheden op het gebied van water- en afvalwatertoepassingen. TotalCare ontzorgt, geeft u operationele veiligheid en meer tijd om u te concentreren op uw kernactiviteiten. Benieuwd naar wat Xylem voor u kan betekenen? Bel ons of bezoek onze website: Xylem Water Solutions Nederland B.V. +31 78 654 84 00 Xylem Water Solutions België bvba +32 2 720 90 10
www.xylemwatersolutions.com/nl
www.xylemwatersolutions.com/be
Duurzaam
D
e drinkwatersector is ruim vertegenwoordigd in dit themanummer over duurzaamheid. Veel drinkwaterbedrijven werken hard aan de verduurzaming van zo ongeveer alle onderdelen van het productie- en distributieproces. De waterschappen daarentegen komen veel minder aan bod. Zij zijn echter ook volop bezig. Maar de verduurzaming uit zich hier meer in de vorm van terugwinnen van allerlei grondstoffen uit het te zuiveren water, het benutten van de energie die vrijkomt in het zuiveringsproces én het terugbrengen van waterlopen in hun oorspronkelijke vorm. Soms grootschalige projecten die nog in de planfase zitten en wachten op uitvoering. Duurzaamheid speelt dus volop in de gehele sector, weliswaar soms enigszins gedwongen door regelgeving vanuit de Europese Unie.
Want ‘Brussel’ wordt steeds belangrijker voor de waterschappen en drinkwaterbedrijven. Afgelopen jaar reageerden verschillende trouwe lezers op onze oproep om bijdragen over duurzaam waterbeheer aan te leveren. Wat is duurzaam waterbeheer en hoe voer je het uit? Eén van de belangrijkste conclusies uit die bijdragen was dat niet iedereen zelf het wiel opnieuw moet uitvinden. Beter is het om van elkaar te leren en eventueel samen te werken aan duurzaamheid. Duurzaamheid is namelijk vooral ook zuiniger omgaan met de hulpstoffen die de aarde ons geeft. En gebruik maken van de lokale omstandigheden. Peter Bielars
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00
inhoud nº 21 / 2012 / *thema 4 / De onschatbare waarde van ervaring Ronald Acampo en Jack Jansen
6 / Een jaar artikelen over duurzaamheid* Bjartur Swart
8 / Grondwaterkwaliteit en beschermingsbeleid in Europa en Noord-Amerika Susanne Wuijts, Esther Wattel-Koekoek, Leo Bouwmans, Dico Fraters en Cors van den Brink
4
10
/ Helpt sensortechnologie bij duurzaam waterbeheer?* Martha Buitenkamp
13 / Mogelijkheden voor duurzaamheid* Rens Kolkhuis-Tanke, Kees de Vries en Vincent Rijsdijk
14 / Duurzaam op alle fronten*
6
Jelle Roorda, Hedwig van Berlo en Ria Doedel
16 / Duurzaamheid in de praktijk* 18 / ‘Bewust bekwaam’ in duurzaamheid* 20 / Waternet wint IWA-duurzaamheidsprijs* Jan Peter van der Hoek
Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail
[email protected] fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
22 / De drie P’s in de waterketen*
20
Bert Palsma en Bjartur Swart
28
/ Maatregelen tegen wateroverlast vragen om meer lokaal inzicht Michiel Nieuwenhuis en Doeke Kampman
37
/ Duurzaam ontwerp van de aan- en afvoer van drinkwater* Ilse Pieterse-Quirijns, Will Scheffer, Claudia AgudeloVera en Mirjam Blokker
40
/ Probabilistische benadering van de zoetwatervoorziening Mart Zethof, Nadine Slootjes en Vincent Beijk
44
/ Nieuwe probabilistische methode om overstromingsrisico’s te schatten Saskia van Pelt, Philip Ward, Jeroen Aerts en Jules Beersma
47 / Agenda 48 / Handel & Industrie*
Bij de omslagfoto: Tappunten waar iedereen zijn eigen flesje kan vullen met drinkwater, verschijnen in steeds meer gemeenten. Dit tappunt kwam er met steun van PWN (zie pagina 18).
De onschatbare waarde van ervaringskennis Wie kent ze niet, collega’s die op basis van hun enorme ervaring ‘wandelende encyclopedieën’ zijn? En die door collega’s gebruikt worden om het verhaal achter het verhaal te achterhalen. Maar wat als deze mensen er straks of binnenkort niet meer zijn? Net als veel overheidsorganisaties kent Waterschap Brabantse Delta een relatief oud personeelsbestand. Een kwart van de medewerkers is 55 jaar of ouder. Op korte termijn gaan veel medewerkers met pensioen of FPU. Veel van deze mensen zijn al lang in dienst en hebben in die tijd veel ervaring opgedaan. Als deze medewerkers uitstromen, stroomt die ervaring mee uit. Daarnaast zit veel kennis soms sterk geconcentreerd bij slechts één medewerker of - in het beste geval - bij een klein groepje medewerkers. Dit kan grote kwaliteits- en continuïteitsrisico’s voor de organisatie gaan opleveren. Dit besef vormde voor het managementteam van Brabantse Delta de aanleiding het project ‘ervaringskennis’ te beginnen. en groep waterschappers ging in eerste instantie op een klassieke projectmatige wijze aan de slag. Om van strategische doelen naar concrete acties te werken kwam er een gedetailleerd plan van aanpak, een stappenplan en oog voor draagvlak bij het management. Deze benadering bleek echter niet voldoende aan te sluiten op de behoefte van het managementteam. Die wilde een meer uitvoeringsgerichte aanpak: concrete oplossingen en voorstellen om praktijkervaring en kennis te borgen en over te dragen. Daarom werd gekozen voor een afbakening gericht op het ‘beheren’ van kennis en ervaring van zowel zittende als uitstromende medewerkers.
Model voor ervaringskennis
Praktijkvoorbeelden
De resultaten en ervaringen van de projectgroep zijn verwerkt in een model voor ervaringskennis (zie afbeelding 1). Het kent twee assen: die van ‘belang’ en die van de ‘urgentie’. De eerste stap is om te na te gaan of bepaalde ervaringskennis belangrijk of niet belangrijk is. Bij belangrijke ervaringskennis is het zaak om onderscheid te maken tussen urgent (verwachting dat de ervaringskennis snel uitstroomt, binnen een jaar) en niet urgent (na een jaar). In het eerste geval dient de ervaringskennis snel ‘afgetapt’ te worden. In het tweede geval is er meer tijd om de ervaringskennis te laten stromen.
De vorming van een tweede ring
De planmatige klassieke benadering maakte plaats voor een meer experimentele. Niet langer stonden de maakbaarheid en planbaarheid centraal, maar het ‘open leren’. Het leren vanuit verwondering en gericht op het actief delen van kennis en ervaring. In deze werkwijze wordt niet zozeer op het inhoudelijk deel van het leren gestuurd (het cognitieve deel) maar juist op de context. Je stuurt op condities om (ervarings)kennis te laten stromen.
Beide situaties vragen om aparte methodes om de ervaringskennis te laten stromen. Alle methodes zijn gebaseerd op de principes van de leerstijlen van Kolb (actief experimenteren, concrete ervaringen opdoen, theoretische verkenning en observatie / reflectie). De keuze voor een bepaalde methode hangt met name af van de beschikbare tijd, het budget, de aard van de ervaringskennis en de kwaliteiten van de overdrager.
E
Afb. 1.
4
H2O / 21 - 2012
Tien jaar geleden sloot Waterschap Brabantse Delta een contract af met een grote klant in het beheergebied over effluentwater. Dit contract loopt nu af en de medewerkers die destijds het contract afsloten, zijn op één na allemaal vertrokken. Het makkelijkst zou zijn om deze medewerker in te zetten bij de vernieuwing van dit contract. Maar daardoor wordt de ervaringskennis heel erg geconcentreerd. Besloten is om een compleet nieuw team in te zetten en de ervaren medewerker in een ‘tweede ring’ te laten opereren. Het nieuwe team gaat geheel zelfstandig met de klus aan de slag en gebruikt de tweede ring op momenten dat historisch besef of ander advies noodzakelijk is. Op deze manier doen de medewerkers de ervaring zelf op, maar hebben wel de mogelijkheid om terug te vallen op de reeds aanwezige ervaringskennis als dat noodzakelijk is. Dakpanconstructie
De preventiemedewerker gaat met pensioen. Het betreft een solofunctie met zeer geconcentreerde kennis van procedures,
actualiteit netwerken en een aantal lang lopende dossiers. Daarom is de werving van een nieuwe preventiemedewerker een half jaar van tevoren gestart. Hierdoor heeft de nieuwe medewerker drie maanden gebruik kunnen maken van de kennis die de vertrekkende medewerker jarenlang door ervaring heeft opgedaan. In eerste instantie betreft het meelopen met, maar gedurende de ‘dakpanperiode‘ schuift de nieuwe medewerker steeds verder naar voren en trekt de vertrekkende medewerker zich steeds verder terug. Op deze wijze heeft de nieuwe medewerker het netwerk overgenomen, zich de systemen eigen gemaakt en is bekend met de lopende dossiers. Calamiteitenoefening
De ervaringskennis over dijkversterking zat te zeer geconcentreerd bij slechts enkele medewerkers. Daarom is een grootscheepse calamiteitenoefening opgezet, waarbij gesimuleerd werd dat een dijk op doorbreken stond. Op deze wijze kon de ervaring overgedragen worden aan een grote groep medewerkers, doordat zij in de praktijk ervaren waar je tegenaan loopt. Belangrijk is dat er bij de opzet goed nagedacht wordt over wat men wil overdragen en daar de oefening op afstemt. En dat observatoren aanwezig zijn die goed geïnstrueerd zijn om op deze aspecten te letten. Vaak zie je bij een dergelijke oefening dat de ervaren medewerkers op de spannende momenten vanzelf als leiders naar voren schuiven, waardoor ze een voorbeeldfunctie krijgen voor meer onervaren medewerkers.
Actief sturen Het model is een hulpmiddel om grip te krijgen op het sturen van de overdracht van ervaringskennis. Maar belangrijker dan het model is het besef als management actief te moeten sturen op de overdracht van kennis en ervaring. Die zijn immers één van de belangrijkste pijlers onder de kwaliteit van de organisatie.
Voorwaarden De aanwezigheid en beschikbaarheid van belangrijke kennis is voor veel managers een vanzelfsprekendheid. Het vormt daarmee echter ook een blinde vlek. Hierdoor ontstaan risico’s op het vlak van imago, kosten en kwaliteit. Zodra de manager zich bewust is van de aanwezigheid van de belangrijke kennis, zal hij de waarde daarvan beter taxeren en eerder en gerichter tot actie komen. Gelet op de genoemde risco’s en de zwaarte van de organisatiebelangen vraagt het sturen op de overdracht van kritieke ervaringskennis een organisatiebrede aanpak met de ondersteuning van een centrale aanjager. De sturing moet vooral gericht zijn op condities in plaats van inhoud, zodat ervaringskennis de kans krijgt om te stromen. De kennisdrager doorloopt in de overdracht van zijn ervaringskennis als het ware een rolwisseling. De aandacht zal gaandeweg minder op productie en meer op kennisoverdracht gericht zijn. Door deze rolwisseling actief en planmatig te ondersteunen en te faciliteren, versnelt de organisatie de weg naar een leervriendelijke cultuur.
Tips om te versnellen De overdracht van ervaringskennis kan op twee manieren versneld worden: door het stimuleren van een leervriendelijke cultuur en de voorbeeldrol van de managers en vakmensen en door het openstaan voor nieuwe, experimentele, werk- en leervormen. In een leervriendelijke cultuur is sprake van actief voorbeeldgedrag en mogen mensen fouten maken. Het delen van (ervarings-) kennis wordt actief gestimuleerd. Manager en vakman hebben zo een gedeelde verantwoordelijkheid. De manager moet het delen stimuleren, organiseren, faciliteren en belonen. De vakman moet energie stoppen in het overdragen en vooral ook willen en durven loslaten. Actief experimenteren met nieuwe werk- en leervormen helpt om ervaringskennis te delen. De acht methoden uit het model laten
dat zien. Belangrijk is dat de gekozen vormen passen bij de organisatie en het type ervaringskennis dat gedeeld moet worden. Ronald Acampo (Waterschap Brabantse Delta) Jack Jansen (ORG-ID organisatie- en beleidsontwikkeling) NOTEN 1) Kolb D. (1984). Experiental learning, experience as the source of learning and development. 2) Cath A., G. Geldof, G. van der Heijden en R. Valkman (2010). Van weten naar kunnen. H2O nr. 25/26. 3) Koerselman W. en J. Jansen (2012). Leren is meer dan kennis delen. H2O nr. 4.
Rotterdam traint steden in duurzaam omgaan met klimaatverandering Rotterdam is door de Europese Commissie aangewezen als internationale voorbeeldstad voor klimaatadaptatie, vanwege haar ambities en resultaten op het gebied van milieu, klimaat, energie en water. Via trainingsprogramma’s laat Rotterdam een aantal steden kennismaken met duurzame methoden en oplossingen om met klimaatverandering te kunnen omgaan. Volgens het Directoraat-Generaal voor Klimaatactie, een onderdeel van de Commissie, loopt Rotterdam voorop.
D
e aanwijzing tot voorbeeldstad betekent dat Rotterdam een leidende rol krijgt in het trainingsprogramma van de Europese Commissie, die werkt aan een kader voor een Europese adaptatieaanpak. De trainingen hebben tot doel steden bewust te maken van de noodzaak van klimaatbestendigheid en te ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering van een adaptatiestrategie. In totaal 15 steden, ingedeeld in drie groepen, nemen deel aan het programma. Rotterdam begeleidt samen met Ancona vijf steden: Almada (Portugal), Barcelona (Spanje), Burgas (Bulgarije), Gibraltar (Verenigd Koninkrijk) en Zadar (Kroatië). Rotterdam deelt zijn kennis al langer actief met acht andere deltasteden in de wereld via het netwerk Connecting Delta Cities (CDC).
Van onderaf Volgens de gemeente Rotterdam beseft de Europese Unie dat een succesvolle overgang naar klimaatbestendige steden begint bij die steden zelf. “Daarom is nu van onderaf een traject opgezet om ze daarin te faciliteren. Rotterdam en Acona gaan als peer cities de vijf te trainen steden in hun groep adviseren over hoe zij een adaptatiestrategie kunnen opzetten, waarbij onder meer aan de orde komt wat belangrijke succesfactoren en noodzakelijke inhoudelijke stappen zijn”, aldus een woordvoerster. Onderdelen van het trainingstraject zijn een beoordeling, twee seminars, bezoeken van
begeleiders, peer review-sessies en een conferentie. “Voorbeeldsteden als Rotterdam plukken uiteraard ook de vruchten van de uitwisseling en samenwerking. Doel is dat de te trainen steden aan het eind van het traject over een conceptopzet voor hun stad beschikken.” Het trainingstraject begon eind augustus met een beoordeling (hoe ver zijn de steden?). De eerste werkbijeenkomst van de ‘Rotterdamse groep’ vond de afgelopen dagen plaats (24, 25 en 26 oktober).
Praktisch ICLEI, een internationaal samenwerkingsverband van gemeenten en geassocieerde instellingen die werken aan duurzame ontwikkeling, heeft Rotterdam uit praktische overwegingen ingedeeld in een groep met mediterrane steden. “Er waren al te veel steden in Noord-Europa die als peer city konden optreden en qua aanpak kan Rotterdam ook een goed voorbeeld zijn voor Zuid-Europese steden. Van hun aanpak van hittegerelateerde problemen kan Rotterdam wellicht wat opsteken. Met onze inzet versterken we naast onze wereldwijde contacten via CDC, ook ons netwerk op gebied van klimaatadaptatie in Europa. Dit kan leiden tot meer Europese aandacht voor Rotterdam en daarmee ook voor Rotterdamse en Nederlandse bedrijven die op dit vlak actief zijn. Wellicht treedt het ‘Ho Chi Min-stad-effect’ hier ook op: dat een Europese stad aan Rotterdam vraagt haar verder te helpen met klimaatadaptatie.
H2O / 21 - 2012
5
Een jaar artikelen over duurzaam waterbeheer Het afgelopen jaar stonden, mede naar aanleiding van onze oproep om bijdragen op persoonlijke titel aan te leveren, op de opiniepagina’s in H2O regelmatig artikelen over duurzaam waterbeheer. Deze geven een waardevol inzicht in de wijze waarop de watersector momenteel over duurzaamheid denkt. In dit themanummer over duurzaam waterbeheer kijken we daarom even terug.
O
ver duurzaamheid is in het verleden natuurlijk ook al het nodige geschreven. Eilard Jacobs greep in zijn bijdrage terug op de definities van duurzaamheid die Brundtland (1987) en Elkington (1997) formuleerden. Jacobs constateert dat je als waterbeheerder goed met de drie door Elkington gepresenteerde P’s (people, planet, profit) en de zeven drijvende krachten uit de voeten moet kunnen. De andere auteurs zijn het daar blijkbaar mee eens. Zij geven aan dat duurzaamheid vooral een wijze van denken is en dat een nadere definitie niet nodig is. Maar ze stellen tevens dat duurzaamheid ook wel weer een vaag en soms vluchtig begrip is. Wat we vandaag duurzaam vinden, is dat morgen wellicht niet meer. Ieder heeft daarin zijn eigen kaders. De term duurzaamheid is een gemakkelijk etiket waarover we het gemakkelijk eens kunnen zijn. Toch verwacht geen van de auteurs dat het zinvol is om tijd te steken in het zoeken naar een goede en eenduidige definitie. Wel is er herhaaldelijk de vraag om duidelijke doelen te formuleren.
Maar wat zijn dan die doelen? Het formuleren van duidelijke doelen die horen bij een duurzaam waterbeheer, blijkt nog niet eenvoudig. Op het hoogste abstractieniveau kom je al snel uit bij zaken als een veilige en leefbare woonomgeving (Johan Blom) of het produceren van grondstoffen of het veiligstellen van de voedselvoorziening (Govert Geldof ), om er een paar te noemen. Daar kun je het snel over eens zijn, maar de vraag is of het concreet genoeg om de waterbeheerder houvast te geven. Meer concreet zouden de doelen in het waterbeheer ook het vergroten van de biodiversiteit (Henk van der Honing), het bereiken van de KRW-doelen of het verminderen van de kooldioxide-uitstoot en het beperken van de energiebehoefte kunnen zijn. Heel concreet zijn ten aanzien van energie de meerjarenafspraken gemaakt. Het geeft blijkbaar veel houvast, want juist op dat vlak zijn grote stappen gezet. Maar Ragna Zeiss en Erik Aarden geven aan dat de nadruk wel erg sterk op energie is komen te liggen. Daarmee lijkt de waterwereld
duurzaamheid te associëren met de energieproblematiek. Het zou een oproep kunnen zijn om ook voor andere duurzaamheidsaspecten meerjarenafspraken te maken.
Of is de manier van denken belangrijker dan doelen en normen? Gerrit de Zoeten betoogt dat duurzaamheid een vluchtig begrip is; daar moet je dan ook naar durven handelen. Dat handelen zou gebaseerd moeten worden op de basisprincipes zoals verwoord door Govert Geldof of de drijfveren benoemd door Eilard Jacobs. Juist omdat we beseffen dat we over tien jaar wel eens heel anders tegen een problematiek aan zouden kunnen kijken, is flexibiliteit in de uitvoering belangrijk. Dat zou volgens Anne Helbich kunnen leiden tot vooral kleinschalige en decentrale maatregelen die zich gemakkelijk aan nieuwe ontwikkelingen aanpassen. Ook Peter Salverda ziet een duidelijke verband tussen decentrale voorzieningen en duurzaamheid. Het waterbeheer is nog een wereld van techneuten die bepaald wordt
Proef met zuivering van afvalwater door middel van kroos op de rwzi Eelde van Waterschap Noorderzijlvest (foto: Bjartur Swart).
6
H2O / 21 - 2012
*thema
opinie
Schoon water in de Weerribben (foto: Bjartur Swart).
door normen. Stel een norm en wij zorgen dat daaraan wordt voldaan. Juist dat normgericht denken is volgens Govert Geldof contraproductief. Werkend vanuit een visie, gebaseerd op een aantal basisprincipes, zou juist, als je naar duurzaamheid streeft, voor iedere situatie de ‘eigen’ oplossing moeten worden gezocht. Eenvoudige en praktische oplossingen mogen best. Duurzaam adviseren is wellicht gewoon een kwestie van wijsheid of, om met Kees van de Ven en Hans de Vries te praten: Duurzaamheid is sjoege hebben van veranderingen. Daar zou ik aan toe willen voegen: “en van de situatie waarin je je bevindt.”
Met de kennis van nu “Met de kennis van nu...” is een bekende aanhef als we terug kijken op pijnlijk uitgepakte besluiten uit het verleden. We zijn ons er met terugwerkende kracht altijd van bewust dat we toen niet alles wisten. We beseffen niet altijd dat dat ook voor de toekomst geldt. Gerrit de Zoeten kaart dat aan, maar betoogt ook dat we ons daardoor niet moeten laten weerhouden. Geen van de auteurs is van mening dat er wellicht te weinig kennis is om het thema duurzaamheid goed op te pakken. Wel betogen Ragna Zeiss en Erik Aarden in hun bijdrage over de duurzame waterzuivering dat hoewel de kennisuitwisseling in Nederland beter is dan in vergelijkbare landen, die uitwisseling beter kan. Zij introduceren het begrip kennismakelaardij
als instrument om de kennisuitwisseling verder te optimaliseren.
Samenwerking belangrijk Duurzaam waterbeheer is geen thema dat zich geheel en alleen binnen de waterwereld afspeelt. Michelle Talsma en Sonja Kooyman wijzen op de belangrijke rol die de bodem (en daarmee de landbouw) speelt bij een duurzaam watersysteembeheer. Ook Dick Vat wijst, ten aanzien van een duurzame waterketen, op het loskomen van de versnipperde structuur en het normgericht denken daarin als voorwaarde voor een duurzame ontwikkeling. Die samenwerking kan plaatsvinden met allerlei maatschappelijke partijen. Die samenwerking hebben we nodig om onze doelen te kunnen bereiken maar ook om van elkaar te leren. Want op het gebied van duurzaamheid lopen we in de waterwereld zeker niet voorop. Hoe we daarin een aantal goede stappen kunnen zetten, is beschreven door Eilard Jacobs.
Conclusie Duurzaamheid vormt een belangrijk onderwerp in het waterbeheer. Vanuit verschillende invalshoeken zijn waardevolle bijdragen geleverd. Vrijwel alle auteurs geven aan dat een transitie naar een duurzaam waterbeheer niet vanzelf gaat. We zullen ons bewust moeten zijn van onze eigen positie, onze eigen werkwijze en de veranderingen die nodig zijn om die transitie mogelijk te maken. Maar we zullen ook vooral naar anderen moeten kijken om te leren hoe zij
met duurzaamheid omgaan en we zullen vooral samen moeten werken met andere partijen. Duurzaamheid vergt flexibiliteit en maatwerk. Daarvoor is kennis nodig. Die kennis is er wel maar niet altijd op de juiste plek; kennisverbreiding is noodzakelijk. We zullen ons steeds minder kunnen bedienen van standaardoplossingen, we zullen ons moeten richten op locatiespecifieke doelen en minder op generieke maatregelen. We zullen steeds vaker eigen keuzes moeten maken en minder kunnen varen op de automatische piloot. Dat sommige keuzes, terugkijkend, niet altijd de meest optimale zijn geweest, moeten we accepteren, wetende dat we door het inbrengen van meer flexibiliteit ook in staat zijn op de korte termijn weer bij te sturen. Water is de belangrijkste levensvoorwaarde. Te veel, te weinig of een slechte kwaliteit bedreigt onze samenleving. Duurzaam waterbeheer is geen luxe maar een noodzaak. De waterbeheerder zou een veel grotere rol kunnen - en moeten - nemen in het verduurzamen van de samenleving. Hij of zij zouden een voorbeeldfunctie moeten vervullen in plaats van achterop te lopen. Daarmee houden we Nederland niet alleen leefbaar maar kunnen we er ook de Nederlandse watersector verder mee versterken. met dank aan Bjartur Swart (MWH-Global)
H2O / 21 - 2012
7
Grondwaterkwaliteit en beschermingsbeleid in Europa en Noord-Amerika Het belang van langjarige meetreeksen voor het evalueren van beleidsmaatregelen en hoe om te gaan met de tijdschaal van geohydrologische processen in bestuurlijke en besluitvormingsprocessen rond bijvoorbeeld klimaatwijziging, opslag van nucleair afval en bescherming van drinkwaterbronnen. Dat zijn belangrijke zaken voor de International Association of Hydrogeologists (IAH). Van 16 tot en met 21 september vond in Niagara Falls (Canada) het 39ste congres van deze organisatie plaats, met ruim 900 deelnemers uit 40 landen deel.
E
én van de thema’s met een belangrijke Nederlandse inbreng betrof grondwaterkwaliteit en het effect van beschermingsbeleid. De serie lezingen binnen dit thema was georganiseerd door Esther Wattel van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en haar Canadese collega Jana Levison (University of Guelph). Het doel was een vergelijking te maken tussen de Europese en Noord-Amerikaanse aanpak van emissies en de bescherming van grondwater. In totaal 22 sprekers gingen hier op in. De nadruk lag daarbij op de effecten van het nitraatbeleid op nationaal niveau en het beschermingsbeleid dat wordt gehanteerd bij grondwaterwinningen voor drinkwaterproductie.
Grondwaterbescherming Rob Ward (British Geological Survey) schetste het Europese kader dat de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn bieden voor de bescherming van oppervlakte- en grondwater. De richtlijnen beogen een duurzame veiligstelling van waterbronnen voor toekomstige generaties. Als reactie daarop beschreef Gwyn Graham (Ministry of Environment, Canada) het Noord-Amerikaanse beschermingsbeleid als patchwork; er is namelijk geen landelijk beleid geformuleerd. Toch bestaan er, ondanks de diversiteit tussen staten in Noord-Amerika en de provincies in Canada, overeenkomsten met de Europese situatie. In veel staten zijn beschermingszones aangewezen voor drinkwaterwinningen, waarin ruimtelijke beperkingen gelden. Wel zijn deze gebieden vaak kleiner (zones met verblijftijden van zes weken tot respectievelijk twee en tien jaar) dan in Nederland (60 dagen, 25 en 100 jaar). De tragedie in het stadje Walkerton in Ontario in 2000, waarbij acht mensen overleden door microbiologisch besmet drinkwater, resulteerde in Canada in het opstellen van een nationaal toetsingkader. Binnen dit kader worden de toestand en trend van de kwaliteit van het onttrokken grondwater bepaald. De beoordelingen worden opgesteld door de provinciale overheden. Richard Vantfoort (Ontario Ministry of the Environment) liet de eerste resultaten van deze beoordelingen zien. De volgende te nemen stap is om deze beoordelingen te vertalen naar maatregelen. Deze aanpak is vergelijkbaar met het opstellen van gebiedsdossiers zoals dat nu in Nederland plaatsvindt (Susanne Wuijts, RIVM). Een belangrijk onderscheid is echter dat partijen die betrokken zijn bij de
8
H2O / 21 - 2012
bescherming, meewerken aan het opstellen van het gebiedsdossier. De werkwijze die in de meeste Nederlandse provincies wordt gevolgd, waarbij de dossiers formeel worden vastgesteld en dienen als basis voor het opstellen van maatregelenprogramma’s (Cors van den Brink, Royal HaskoningDHV), kent men niet in Noord-Amerika, maar werd door de aanwezigen beschouwd als effectief. De doorwerking van beschermingsbeleid in het ruimtelijk beleid blijkt zowel in Europa als in Noord-Amerika vaak moeilijk te realiseren (Jessie Pelchat, Université du Quebec à Trois Rivières). Branka Bracic Zeleznik (Public Water Utility Ljubljana, Slovenië) liet het voorbeeld zien van een stedelijke grondwaterwinning, waarbij de stad ‘over de winning heen’ is gegroeid met de daarbij behorende risico’s voor de grondwaterkwaliteit. Het beleid in Slovenië is inmiddels geharmoniseerd met de Europese regelgeving, maar een probleem vormt de implementatie in de praktijk, met name de handhaving en het treffen van adequate maatregelen. Opvallend was de directe respons van het grondwater op emissies van bestrijdingsmiddelen en andere stoffen. Vaak is deze relatie veel minder duidelijk te onderscheiden, vooral bij dieper gelegen onttrekkingsputten in een zandige ondergrond. De kenmerken van het geohydrologisch systeem (bijvoorbeeld zandige grondwaterreservoirs versus reservoirs in kalksteen en/of harde gesteenten) bepalen sterk de wijze waarop en hoe snel effecten van beleidsmaatregelen zichtbaar zijn in de kwaliteit van het grondwater.
Nitraat Lærke Thorling (Geological Survey of Denmark and Greenland) beschreef de Deense aanpak van de nitraatproblematiek. Deze leidde tot een nitraatreductie van ongeveer 40 procent. Voorwaarde daarvoor was een nauwkeurige registratie en handhaving van de Deense veestapel en mestemissies. Deze werkwijze werd door de navolgende spreker in Noord-Amerika niet haalbaar geacht (Hugh Simpson, Ontario Ministry of Agriculture, Food and Rural Affairs). Wel bestaat in Canada een registratiesysteem, maar dat is veel beperkter van opzet en de deelname hieraan door boeren is vrijwillig.
Monitoren Dico Fraters (RIVM) en Gwyn Graham (Ministry of Environment, Canada) gingen in op de rol van monitoring bij het bepalen van het effect van het nitraatbeleid. In Europa is een vergelijking uitgevoerd van de aanpak
van monitoring in een aantal landen in Noord- en Midden-Europa met vergelijkbare nitraatproblemen. Twee dominante methoden van snelle responsmonitoring (meten van uitspoeling uit de wortelzone) kwamen daarbij naar voren: opschaling en interpolatie. De casus van Graham over langjarige nitraatmonitoring onderstreept de moeilijkheid om meetresultaten van gangbare grondwatermeetnetten direct te relateren aan belastingen aan maaiveld. In Canada wordt daarom ook gebruik gemaakt van isotopen om de herkomst van het grondwater vast te stellen. Nicholas Howden (Bristol University’s Queen’s School of Engineering, Verenigd Koninkrijk) onderstreepte het belang van het kritisch vaststellen van de herkomst van het grondwater. Hij liet nitraatmeetreeksen van oppervlaktewater van ruim 140 jaar zien voor zijn studiegebied: het stroomgebied van de rivier de Theems in Engeland. Hieruit bleek dat ongeveer de helft van nitraat direct via runoff in de rivier terechtkomt en de andere helft enkele decennia later via het grondwater de rivier bereikt. Het grondwatersysteem is nu al zodanig ‘opgeladen’ door nitraat uit het verleden dat emissiebeperkingen aan maaiveld maar zeer beperkt effect zouden kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater in de winputten voor drinkwater. Leo Boumans (RIVM )liet zien wat het effect is van beleidsmaatregelen om atmosferische emissie te beperken op de kwaliteit van het regenwater, het bovenste grondwater en het diepere grondwater. Uit data die verzameld zijn over een periode van ruim 30 jaar, kon duidelijk worden vastgesteld dat het effect van het beleid zichtbaar is in de kwaliteit van vooral het bovenste maar ook in het diepere grondwater. Catarina Silva (Centro de Geologica Universiadae de Lisboa, Portugal) beschreef hoe de kwetsbaarheid van het grondwatersysteem kan worden gekarakteriseerd. De resultaten zijn vergeleken met data. De zogeheten DRASTIC-methode is gebruikt voor de karakterisering van het grondwater in Mexico (Antonio Hernández-Espriú, Universidad Nacional Autónoma de México). Als gevolg van overonttrekking heeft Mexico Stad te maken met grootschalige verzakkingen. De karakterisering ondersteunt beleidsmakers bij de bewustwording van de oorzaak en het zoeken naar maatregelen. Susanne Wuijts, Esther Wattel-Koekkoek, Leo Boumans en Dico Fraters (RIVM) Cors van den Brink (Royal HaskoningDHV)
verslag Modellering waterchemie in drinkwater Samen met Vitens werkt TU Delft aan de ontwikkeling van PHREEQC voor de modellering van waterchemie in drinkwater (zie H2O nr. 3, pag. 34-36). Op een symposium werden onlangs diverse onderdelen ervan gepresenteerd. In totaal 58 deelnemers en 16 sprekers kwamen hiervoor naar Delft.
Dag van het riool Zaterdag 6 oktober was het de Dag van het Riool. Zo’n 1400 belangstellenden bezochten toen de rioolwaterzuiveringsinstallaties van Waterschap Reest en Wieden in Beilen, Echten, Steenwijk en Meppel.
M
ede-ontwikkelaar van PHREEQC Tony Appelo presenteerde daar versie 3, die binnenkort beschikbaar komt. Peter de Moel (TU Delft) gaf een demonstratie van de nieuwe online- en excelversie, beide een wereldprimeur. Martin de Jonge (Vitens/Vrije Universiteit) presenteerde daar zijn bevindingen uit zijn recent begonnen promotieproject, waarin hij een beeld probeert te krijgen van de herkomst van hardheid in het grondwater. Hierin volgt hij de weg van een regendruppel naar de ontrekkingsput van grondwater. Langs die weg spelen allerlei chemische processen in de bodem een rol. De waargenomen trends probeert hij met behulp van PHREEQC te ontrafelen.
Praktische voorbeelden
De rioolwaterzuiveringsinstallatie Beilen is pas verbouwd en werd op 6 oktober officieel geopend. Schaatster Linda de Vries uit de gemeente Midden-Drenthe verzorgde de openingshandeling. Zij skeelerde de vernieuwde installatie samen met een groep basisschoolkinderen uit Beilen open. In Echten reikte het waterschap prijzen uit aan bewoners uit Ruinen. Zij waren een aantal jaar geleden betrokken bij het afkoppelproject van de rwzi in Ruinen. Dit water wordt nu gezuiverd op de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Echten. In Meppel presenteerde Waterschap Reest en Wieden onder meer het project MeppelEnergie. Een belangrijk onderdeel hiervan is de energievoorziening voor de nieuwbouwwijk Nieuwveense Landen, die met behulp van de effluentstroom van deze rwzi wordt opgewekt. De Dag van het Riool is een initiatief van de gemeenten Midden-Drenthe, Westerveld, Hoogeveen, De Wolden, Meppel, Steenwijkerland en het waterschap Reest en Wieden.
In elf korte voordrachten zijn praktische voorbeelden getoond van waterchemie in drinkwater met PHREEQC. Kim van Schagen (Royal Haskoning DHV) liet zien hoe het model toegepast wordt binnen de procescontrole van pompstation Oldeholtpade van Vitens. Hierin rekent PHREEQC permanent een aantal waterkwaliteitsparameters uit, waaronder pH, geleidbaarheid en redoxpotentiaal, op basis van de actuele productie van elk van de 17 winputten en hun bekende kwaliteit. Deze berekende waarden worden in de procesbewaking vergeleken met de inline metingen van de SLIMM-boxen. Hiermee is tevens een veel directere procesregeling mogelijk. Frank Schoonenberg Kegel (Vitens) toonde hoe PHREEQC gebruikt is voor de modellering van de ontijzering op pompstation Holk (Vitens). De verwijdering van ijzer blijkt in de praktijkfilters beter te verlopen als de verblijftijd tussen beluchting en filtratie veel kleiner wordt gemaakt, door verlaging van de bovenwaterstand. Met modellering in PHREEQC wordt gekeken in hoeverre dit is te verklaren voor de oxydatiesnelheid van ijzer. Dirk Vries (KWR Watercycle Research Institute) sloot hierbij aan, waarin hij een aantal problemen dat nog niet goed is opgelost in de huidige modellering van deze ontijzeringsfilters aanwees. Ruud Kolpa (Oasen) toonde hoe PHREEQC gebruikt is voor de modellering van de ontharding in de korrelreactoren van pompstation Rodenhuis. Hierin bleek een aanzienlijk hogere dosering van zowel natronloog als zwavelzuur nodig te zijn, als de voorgeschakelde beluchting en voorfiltratie werd overgeslagen. Proefonderzoek en modellberekeningen geven aan dat fosfaat hierin de meest waarschijnlijke storingsbron is geweest.
Do Phi Bang (TU Delft) presenteerde zijn afstudeeronderzoek, waarin hij met PHREEQC een model ontwikkelde voor de kinetiek van kalksteen/marmerfiltratie. Hij concludeert dat een opwaartse doorstroming hiervoor efficiënter is dan de gebruikelijke neerwaartse doorstroming. Amir Haidari (TU Delft) gebruikte PHREEQC voor de voorspelling van scaling in membraanfiltratie. Zijn lopende promotieonderzoek kijkt naar de oorzaken van scaling en vervuiling bij membraanfiltratie. Paul Keizer (Vitens) paste PHREEQC toe voor de analyse van de uitloging van AC-buizen en kalkneerslag in warmwatertoestellen op de Veluwe, een gebied dat juist bekend staat om zijn zachte water. Peter de Moel (TU Delft) presenteerde de koperenbuizenproeven van de pompstations van Brabant Water in vergelijking tot empirische modellen, zoals formules van Kiwa en Taylor en toetsing aan de waterchemische modellering van PHREEQC. Met de laatste wordt een aanzienlijk betere correlatie verkregen. Marco Dignum (Waternet) verrichtte onderzoek naar metaalafgifte van de watermeteropstelling. Met behulp van modellering in PHREEQC werd gekeken welke corrosieproducten kunnen ontstaan in relatie tot de kwaliteit van het drinkwater. Tim van Dijk (Brabant Water) presenteerde de kookproef als een zeer praktisch bruikbare meetmethode voor zowel technologische optimalisatie als voor voorspelling van de kalkafzetting bij klanten. Met behulp van PHREEQC onderzoekt hij of de gemeten kalkneerslag overeenkomt met de theoretisch berekende kalkneerslag en in hoeverre verschillen daarin zijn te verklaren door gehalten aan organische stof, fosfaat, en/of kleine deeltjes. Marlies van Rijn (Vitens) heeft gekeken naar de berekeningswijzes voor SI. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat ionpaarbinding een niet altijd te verwaarlozen invloedsfactor is in het kalk-koolzuurevenwicht. Dit is vooral te zien in de ontwikkeling van de Duitse DIN-normen. Voor drinkwater met lage gehalten aan opgeloste stoffen zijn de berekende verschillen marginaal. In de huidige Nederlandse normen voor de berekeningen is ionpaarbinding minimaal verdisconteerd, maar is niet duidelijk binnen welk gebied de berekeningswijze toepasbaar is. In PHREEQC worden zeer veel ionparen in de berekening betrokken. Walter van de Meer (TU Delft/Oasen) Johan Driessen (Vitens) Peter de Moel (TU Delft)
H2O / 21 - 2012
9
Helpt sensortechnologie bij duurzaam waterbeheer? In de afgelopen vier jaar vond in het veenkoloniale landbouwgebied van Oost-Drenthe een groot onderzoek plaats naar de inzet van sensortechnologie in het waterbeheer: WaterSense. Het idee was dat sensoren kunnen helpen efficiënter met het beschikbare water om te gaan en bij de verbetering van de waterkwaliteit. Wat zijn nu de lessen van dit project in het licht van duurzaam waterbeheer?
H
et voordeel van sensoren ten opzichte van gangbare methoden is dat zij continu dingen kunnen meten en registreren. In WaterSense werd gebruik gemaakt van bodemvochtsensoren (zie foto’s). Met de informatie van deze sensoren kunnen boeren bepalen of ze wel of niet moeten beregenen. Uit eerdere onderzoeken bleek dat ze met deze informatie betere beslissingen nemen in relatie tot de opbrengst, niet per se minder waterverbruik, wel effectiever. De bodemvochtsensor wordt ook in drogere delen van de wereld ingezet. Daar leidt het tot een reductie van het waterverbruik tussen de 30 en 50 procent. Boeren zien veel beter wat het effect is van hun handelen en snappen wat ze het beste kunnen doen om een goede opbrengst te halen met maximale benutting van het beschikbare water. De waarde van sensordata neemt flink toe als ze worden gebruikt in beslissingsondersteunende modellen. In WaterSense is zo’n model gemaakt dat waterschappen, waterbedrijven en grondgebruikers nauwkeurige informatie geeft over de te verwachten ontwikkeling De bodemvochtsensor tussen de gewassen.
10
H2O / 21 - 2012
van de waterpeilen in het gebied. Zij kunnen daardoor beter sturen en efficiënter met het beschikbare water omgaan. Ook naar de waterkwaliteit is gekeken. Nog maar weinig sensoren kunnen de waterkwaliteit in de bovenste bodemlaag goed registreren. De winst van een waterkwaliteitssensor is dat hiermee het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen veel beter afgestemd kan worden op de werkelijke behoefte. Door te meten hoe deze stoffen zich in de omgeving van de plant gedragen, ontstaat meer inzicht in wat een adequate bewerking is, gericht op een goede opbrengst en een minimum aan milieubelasting. In WaterSense wordt nu hard gewerkt aan een nitraatsensor die waarschijnlijk in 2014 op de markt komt. Sensoren die ziektes registreren, blijken in belangrijk mate het preventief spuiten te kunnen reduceren, doordat de risico’s veel beter in beeld kunnen worden gebracht. Ook dit is voor de waterkwaliteit een belangrijke stap.
Technologie en duurzaamheid Wat kunnen we nu verwachten van dit soort technische snufjes als het gaat om duurzaamheid? Toepassing van sensortechnologie in het waterbeheer draagt op verschillende manieren bij aan een duurzamer waterbeheer. Op dit moment is dat vooral het verbeteren van de gangbare praktijk. En daar is nog veel winst te behalen. Wat zijn de verwachtingen voor de langere termijn? De grootste winst van sensortechnologie is dat actuele metingen inzicht geven in processen. Deze processen begrijpen we nu door het extrapoleren van puntmetingen, maar dat heeft zijn beperkingen. Sensortechnologie maakt het mogelijk om relatief makkelijk en goedkoop een enorme dataset te genereren. De analyse hiervan biedt veel meer inzicht in de chemische en hydrologische processen die zich afspelen in water en bodem. En daarin ligt de potentiele bijdrage van dit soort technologie aan duurzaamheid.
actualiteit Toenadering industrie en waterschap *thema
“Industrie en waterschappen hebben elkaar nodig.” Dat concludeerde bioloog John Koop, adviseur watermanagement bij KWA Bedrijfsadviseurs en spreker namens de Vereniging Industriewater (VIW) op 11 oktober tijdens de Onderwegnaar-huis-bijeenkomst van de Stichting Kennisuitwisseling Industriële watertechnologie (SKIW) in Nieuwegein. Hij reageerde op de resultaten van een onderzoek van de waterschappen en de industrie in Noord-Brabant naar de kostenstructuur van zuiveringsinstallaties van communaal en privaat afvalwater. Bedrijven die zelf zuiveren zijn per vervuilingseenheid goedkoper uit, maar de waterschappen, die minder heffingen betalen, zouden hun (hogere) tarieven wel eens aan kunnen passen in de nabije toekomst. Zeker in Noord-Brabant is namelijk sprake van toenadering tussen beide de waterschappen en de industrie.
H
De inhoud van de bodemvochtsensor.
Een voorbeeld: door de troebelheid in het water continu te meten op verschillende plaatsen in een haven werd ontdekt dat van de vele schepen die de haven dagelijks verlieten, specifiek één type schip in de ochtend de oorzaak was van de ongewenst hoge troebelheid. Door dit type schip te weren, kon de waterkwaliteit in korte tijd met sprongen vooruit gaan, omdat in troebel water het waterleven zich niet zo goed kan ontwikkelen. Een tweede voorbeeld: om er voor te zorgen dat leidingnetten niet teveel last hebben van stilstaand water, wordt het drinkwater onder hoge druk het net ingepompt. Met behulp van een sensornetwerk in het leiding kan beter begrepen worden hoe het water zich verplaatst. Daarmee kan mogelijk bespaard worden op pompenergie. Ook kan het de basis vormen voor slimmere leidingnetontwerpen. De ontwikkeling van sensortechnologie is goed te vergelijken met die van de mobiele telefoon. Eerst hadden we kasten nodig om mobiel te kunnen bellen, nu gebruiken we de technologie onder andere om te kijken of we droog zullen overkomen. Wat betreft sensortechnologie zitten we nog een beetje in het stadium van de kleine mobieltjes: veel meer dan bellen doen we nog niet.
et onderzoek werd in 2007/2008 uitgevoerd. Dit jaar is onder de noemer ‘Biobased Brabant’ een intentieverklaring getekend over samenwerking tussen de waterschappen en de industrie in de afvalwaterketen. “De waterschappen zijn nu innovatiever dan toen. Daarnaast zijn ze gedwongen te veranderen door de Kaderrichtlijn Water, het concept van de Energiefabriek en een nieuwe aanbestedingsprocedure (prestatie-inkoop),” aldus Koop. De vraag is volgens hem hoe zich dat vertaalt in de tarieven die waterschappen vragen voor het zuiveren van industrieel afvalwater. Ze moeten immers voorkomen dat meer bedrijven op grote schaal zelf gaan zuiveren, omdat dit de efficiëntie van hun rwzi’s aantast, waardoor de kosten stijgen. “Waterschappen moeten modulair bouwen met een minder starre infrastructuur, aanbesteden op basis van functionele specificaties en projectoverstijgende raamovereenkomsten sluiten. Daarnaast moeten ze innovatie bevorderen door het gericht zuiveren van industrieel afvalwater en het koppelen van projecten aan energiebesparingen, wat een positief effect heeft op het tarief per vervuilingseenheid”, aldus Koop. Hij toonde vergelijkingen aan de ongeveer 50 deelnemers aan de bijeenkomst, waarbij de industrie een zo kort mogelijke afschrijvingstermijn voor zuiveringen hanteert, inspeelt op marktontwikkelingen, drie tot zes jaar vooruit kijkt en modulair en prefab bouwt. Ze maakt daarbij gebruik van huisaannemers. De waterschappen daarentegen hebben lage jaarlijkse lasten, een lange afschrijvingstermijn (civiel 30 tot 40 jaar en werktuigbouwkundig 10 tot 15 jaar), beoordelen technologieën met lage vaste kosten, kijken 15 tot 20 jaar vooruit en voldoen aan internationale aanbestedingsregelingen, waardoor ze - in tegenstelling tot de industrie - moeten werken met wisselende opdrachtnemers. Volgens Koop komen de kosten echter steeds dichter bij elkaar te liggen. “Om de vergelijking van de zuiveringsprestaties eerlijker te maken, is een nieuwe term geïntroduceerd: de kostenveroorzakende eenheid (kve), waardoor meer spreiding in het onderzoeksbereik ontstaat. Nu is gekeken naar vaste en variabele kosten, zowel directe als indirecte. Dan blijkt dat geen der respondenten consequent het duurst of goedkoopst is.”
Tot slot: sensortechnologie kan en zal zeker bijdragen aan een duurzaam waterbeheer. We hebben nog lang niet alle toepassingsmogelijkheden in beeld en ook de technologie zelf zal zich nog ontwikkelen. Daar zullen we de komende jaren aan werken. De vooruitzichten zijn veelbelovend.
Ketendenken
Martha Buitenkamp (adviesbureau Anantis)
Ook dagvoorzitter Johan Raap (Royal Cosun), lector biogebaseerde energie aan Avans
Hogeschool, pleitte voor meer samenwerking in de zuivering. “Jongeren moeten op een andere manier naar dingen kijken, van vervuilingspreventie naar bronherstel. Je kunt chemisch zuurstofverbruik biogebaseerd verwijderen en nutriënten hergebruiken. Ik wil in zo’n gecombineerde benadering samenwerken in de biogebaseerde economie.” Over ketendenken zegt Raap: “Het is soms goed in één schakel een dubbeltje meer uit te geven om in de waterketen voordeliger en duurzamer uit te zijn. Dat is een uitdagende operatie, want iemand moet wel dat dubbeltje willen uitgeven.” Tijdens de bijeenkomst ging Jack Jonk, manager afvalwatertechnologie bij Waterschap Brabantse Delta, uitgebreid in op de resultaten van de bedrijfsvergelijking zuiveringsbeheer uit 2009. Deze gaf een succesvolle impuls aan de kwaliteitsverbetering en kostenbesparing in het zuiveringsbeheer door de waterschappen. “Wanneer waterschappen zich afvragen waarom zij in de vergelijking niet bovenaan staan en andere wel, heeft dat een positief effect”, aldus Jonk. “Sinds het Bestuursakkoord Water uit 2011 blijkt dat bij de overheid een cultuuromslag in het normatief denken nodig is. We moeten nu nadenken over het effect van zuiveringen en de toegevoegde waarde van nieuwe investeringen”. Volgens Jonk resulteren de dit jaar door waterschappen ingevulde vragenlijsten in een boekwerk met uitgebreide rapportages per waterschap, waardoor ze goed met elkaar te vergelijken zijn.
Duurzaam Waterspecialist Jos Bouwman (Royal HaskoningDHV) legde uit, naar aanleiding van de water- en energiescan bedrijfswaterzuivering, die Agentschap NL in opdracht van SKIW uitvoerde, dat helder zicht op het waterverbruik en de daaraan gekoppelde energie en kosten belangrijke peilers zijn van industrieel waterbeheer. Op het noordelijk halfrond is volgens hem genoeg zoet water, maar zetten wetgeving en (strengere) vergunning toch aan tot besparingen. Besparen op water krikt bovendien het imago van bedrijven op die willen laten zien hoe duurzaam ze zijn. Daarbij zijn drie indicatoren voor de watervoetafdruk (uitstoot van kooldioxide, sociaal en ecologisch) en hergebruik van grondstoffen belangrijk: “Een watervoetafdruk gaat niet om gebruikt maar om verbruikt water”, benadrukt hij. “Bovendien spreken we van een groene, blauwe en grijze watervoetafdruk, die samen de virtuele waterketen vormen.”
H2O / 21 - 2012
11
Creating Value In Water Innovation The essence of our business = An engineering soul + The ultimate application knowledge. Expert, inventive, creative, somehow someho ow different, agile, ingenuity, enterprisi enterprising ing thinking spirit, speed, innovative, thinki ing bringing differently - Ovivo, bringi ing water to llife ife
Sustainability Ovivo sees the future looking very different. How we keep up to date with the most modern technologies and processes with sustainable practices; how we use resources; how we learn through investing in people, contribute to how we create value in water.
Leading Thinkers There is nowhere else where the talent pool, the sheer weight of experience and voracious appetite for fo or new thinking is so prevalent as it is at Ovivo - we aim to reduce, reuse and recycle valuable resources like water
E ENVIRONMENTAL NV VIRONM I RO N M MENTAL EN E NTAL SE SERVICES, S E RV VICE S, BRACKETT GREEN, CAIRD & RAYNER CLARK, C T WATER WAT TECHNOLOGY, WA H NOLOGY, AQUA AQUA ENGINEERING, EN NG N G IN INE N E ER GOEMA, KENNICOTT, UT&S, E T TECHNOLOGIES, EC CH H O , ENVIROQUIP, NVIR ROQU IP, JJONES+ATTWOOD, ON ES S+AT T WOOD, TOMKINSON, AQUATOR, E ENVIRONMENTAL NVIR VR N S SERVICES, E RVIC CE S, BR BRACKETT R ACKE ETT G GREEN, REEN, CA CAIRD AIRD & RA RAYNER CLARK, C S ST T WATER WA Eyears TECHNOLOGY, AQUA QUA AE ENGINEERING, NGIN N EER RIN NG, UT UT&S, T&S, KEN KENNICOTT, N N ICOT UT&S, EI of OLOGY, A RT TECHNOLOGIES, EC Heritage G EC GOEMA, OEMA, JJONES+ATTWOOD, ON N ES+A ATTW WOOD, TO TOMKINSON, OM KINSO O N, A AQUATOR, QUATO TE B BRACKETT R ACK GREEN, C CHRIST H RIST W WATER AT TER T TECHNOLOGY, EC CH NOLOGY Y, C COPA, OPA, C CHRIST H R IS ST WATER WATE R AJM AJ M NM NMENTAL M E N AL ME L SERV SERVICES, ES, S, BRACKETT B R ACK ET T GREEN, G R E E N, COPA, COPA, CHRIST CHR R IST WATER WA ATE R TECHNOLOG TECH NOLOG EE EERING, ER RIN IN N ,G GOEM GOEMA, E , KEN KENNICOTT, K E N N IC COTT T, U UT&S, T& &S, E EIMCO IM MCO W WATER ATE R TECHN TECHNOLOGIES, NOLOG IE E S, ENVIRO E NVIR RO ES ES+ATTWOOD, S+A ATT T O D, TOMKINSON, M K IN I N SO ON, AQUATOR, AQUA ATOR R, TEPRO, TEPRO O, AJM AJ M ENVIRONMENTAL E NVI RON M E NTAL SERV S E RV KETT KE ET T GREEN, G R EE E E N, CAIRD CAI R RD D & RAYNER R AY YN ER R CLARK, CLA AR K,, COPA, CHRIST CHRII ST WATER WA ATE R TECHNOLOGY, TECH NOLOGY, Ovivo Holland EE EERING, E R ING G, GO GOEMA, O EM MA, KENNICOTT, KEN N N IC COTT T, U UT&S, T& &S, E EIMCO IM MCO W WATER ATER RT TECHNOLOGIES, ECH H NOLO OG I E S, ENVIRO E NVIR RO Operation and maintenance Call toA find outR how reduceO, AJM ES ES+ATTWOOD, S+ATTW WOO OD, TOMKINSON, TOMKIN N SO ON, AQUATOR, A QusUA TOR , TEPRO, TtoEPRO M ENVIRONMENTAL E NV VIR RONM M E NTAL SERV S E RV Energieweg 5
200
2382 NA Zoeterwoude Netherlands Tel : +31 71 5899218 www.ovivowater.nl
operating costs by improving the performance of your water treatment plant
www.ovivowater.com © Copyright 2012 GLV. All rights reserved
*thema
achtergrond
Mogelijkheden voor duurzaamheid De Nederlandse watersector biedt een grote potentie voor duurzaamheid. De afgelopen jaren zijn bij de waterschappen grote stappen gezet in het verzilveren van die mogelijkheden. Enkele van de vele voorbeelden zijn visvriendelijke en energiezuinige gemalen, een duurzame watercampus in Twente en duurzaam waterbeheer op een nieuw bedrijventerrein bij Schiphol. Drie projecten die duurzaamheid integreren in de dagelijkse praktijk.
N
a heftige regenval in juli 2007 streefde Waterschap Rivierenland naar een verbetering van de afwatering in het beheergebied Lek en Linge. De uitdaging was om hydrologische en werktuigbouwkundige scenario’s te combineren met innovatieve oplossingen voor vismigratie. ARCADIS voerde een variantenstudie uit en werkte twee varianten verder uit. Eén daarvan was de ontwikkeling van een energiezuinige oplossing voor vispassage bij poldergemalen: de Van-Assema-bypass-vissluis. Poldergemalen creëren weliswaar een lokstroom voor vis, maar het gemaal zelf is in het geheel niet passeerbaar. Reguliere vispassages volstaan in deze situatie niet, doordat deze gericht zijn op éénrichtingsverkeer voor vis. In het geval van een polder-boezemsysteem met gemaal moet vis zowel van laag naar hoog als van hoog naar laag - afhankelijk van het seizoen - door een passage. Een oplossing bestaat uit een hevelpassage met vissluis die als bypass naast een poldergemaal kan worden aangelegd. Vissen kunnen de Van-Assema-bypass-vissluis in beide richtingen passeren, afhankelijk van het seizoen. De passage is ontwikkeld voor plantenminnende vissen zoals zeelt, snoek, voorn en kleine modderkruiper.
Duurzame watercampus De Universiteit Twente en Waterschap Regge & Dinkel wilden de haalbaarheid van een duurzame watercampus laten onderzoeken. De aanleiding vormde het hoge energiegebruik van het afvalwatertransport van de campus. Het haalbaarheidsonderzoek richtte zich op de mogelijkheden om tot een energie-efficiënte en duurzame waterhuishouding voor de universiteit te komen. Zowel de technische als de sociaaleconomische kant waren daarbij van belang. Qua techniek werd ingezet op het verminderen van drinkwatergebruik, het sluiten van de waterkringloop en het benutten van het afvalwater. Een vermindering van drinkwatergebruik met 45 procent ligt binnen bereik door gebruik van waterbesparende toiletten, douchekoppen en kranen in de studentenwoningen en universiteitsgebouwen. Hiermee wordt ook nog eens 17.500 kWh per jaar aan elektriciteit bespaard. Sluiting van de (lokale) waterkringloop kan door het hemelwater af te koppelen van het riool. Hierdoor wordt minder water naar de afvalwaterzuivering verpompt. De verwachte besparing aan pompenergie bedraagt 17.500 kWh per jaar.
Impressie van de Van-Assema-bypass-vissluis (illustratie: Wilfried Jansen Of Lorkeers, ARCADIS).
De laatste mogelijkheid betreft decentrale zuivering van afvalwater van 4.000 bewoners, waarbij energie wordt teruggewonnen uit het afvalwater. Dit kan in potentie leiden tot een opbrengst van 120.000 kWh elektrische en 250.000 kWh thermische energie. Naast techniek zijn ook de belanghebbenden nodig om het systeem te realiseren. Het betreft de opdrachtgevers (waterschap en facilitair bedrijf van de universiteit), de gemeente Enschede, Kennispark Twente, Twence, STOWA en Norit. Uiteindelijk hebben zij een gefaseerd plan van aanpak opgesteld voor de ontwikkeling van een duurzame watercampus met de intentie hiermee aan de slag te gaan.
Duurzaam waterbeheer bedrijventerrein A4 Op lange termijn is extra overslagcapaciteit bij Schiphol nodig. De Haarlemmermeer en Schiphol willen een toekomstig logistiek bedrijventerrein zo duurzaam mogelijk inrichten. ARCADIS ontwerpt het watersysteem voor dit bedrijventerrein: de A4-zone West. In de toekomst wil het Hoogheemraadschap van Rijnland het waterbeheer in de hele polder duurzamer maken. Het waterbeheer van het bedrijventerrein helpt bij het invullen daarvan. Daarnaast wil het hoogheemraadschap het eigen water zo lang mogelijk schoon houden. Het toekomstig watersysteem heeft geen vast polderpeil meer. Het gemiddelde waterpeil komt hoger te liggen en flexibel peilbeheer wordt ingevoerd. Hierdoor houdt de polder meer water vast. Ook neemt de
Omvorming van agrarisch gebied in de Haarlemmermeer tot een duurzaam bedrijventerrein kan bijdragen aan het behalen van een duurzaam watersysteem in de polder (foto: Kees de Vries, ARCADIS).
zoute kwel af en is minder inlaatwater vanuit de boezem nodig. De ligging vlakbij Schiphol belemmert de aanleg van veel open water. Daarom is gekozen voor groene bergingen, die zorg dragen voor bergingscapaciteit bij extreme neerslag. Het hemelwater van het bedrijventerrein blijft schoon door conservering in het gebied en door zuivering via een bodempassage. Deze ontvangt het water van de parkeerterreinen en de wegen. De rioolwaterzuivering wordt hierdoor minder belast, terwijl het afstromend water lokaal gezuiverd wordt. Zo kan de ontwikkeling van een bedrijventerrein wezenlijk bijdragen aan de doelen op lange termijn om het waterbeheer in de polder te verduurzamen. Rens Kolkhuis-Tanke, Kees de Vries en Vincent Rijsdijk (ARCADIS)
H2O / 21 - 2012
13
Duurzaam op alle fronten Waterleiding Maatschappij Limburg (WML) probeert het begrip duurzaamheid te vertalen in beleid en concrete acties. Dit geldt zowel voor beleid met betrekking tot de interne bedrijfsvoering als de wijze waarop en de mate waarin haar producten en diensten, samenwerkingsverbanden en projecten een bijdrage leveren aan duurzaamheid. WML is op een aantal fronten al aan de slag en heeft de ambitie om verder te verduurzamen. In de afgelopen periode is met een ‘duurzaamheidsbril’ op gekeken naar de bedrijfsvoering en gezocht naar methoden om duurzaamheid te kwantificeren. Tenslotte is een traject voor de nabije toekomst uitgezet.
H
et denken over duurzaamheid en duurzame ontwikkeling kent een lange geschiedenis. In de jaren ‘60 stond de zorg om de aantasting van het milieu door toegenomen economische activiteiten centraal. Het rapport ‘Our Common Future’ uit 1987 van de Commissie Brundlandt legde een verband tussen economische ontwikkeling, uitputting van natuurlijke voorraden en aantasting van het milieu en armoede. Hierop volgde het gedachtegoed van duurzame ontwikkeling met de wereldberoemde ‘triple P’- benadering van John Elkington. Waarbij een duurzame onderneming naast het streven naar winst (profit) rekening houdt met de gevolgen van haar activiteiten op het milieu (planet) en de mensen binnen en buiten het bedrijf (people). Deze benadering gaat uit van winst op de lange termijn voor ondernemers én de maatschappij. Voor WML betekent duurzaam ondernemen dat de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen in ogenschouw wordt genomen. Voor het drinkwaterbedrijf is duurzaam ondernemen geen luxe, maar een noodzaak. Daarbij voegt WML aan de drie P’s nog twee P’s toe, namelijk pleasure en pride. Enthousiasme voor duurzaamheid wordt namelijk nog vergroot door het met plezier te doen en door initiatieven te stimuleren die medewerkers met trots vervuld.
Duurzaamheid meten Om te weten waar je als organisatie met een duurzame ambitie staat, is het meetbaar maken van duurzaamheid een goed hulpmiddel. Maar hoe doe je dat? In dit kader zijn twee soorten duurzaamheidsscans uitgevoerd. De eerste scan is gebaseerd op de richtlijn ISO 26000 ‘Guidance on Social Responsibility’ en uitgewerkt in het Global Reporting Initiative (GRI). Deze aanpak omvat richtlijnen voor een duurzaamheidsverslaglegging waarin de duurzaamheidsprestaties van een organisatie zijn omschreven op het gebied van milieu, sociaal, maatschappelijk en economisch gebied. De missie van het Global Reporting Initiative is om duurzaamheidsverslaggeving een standaard onderdeel te maken van de bedrijfsvoering van organisaties. Het verslaggevingsraamwerk omschrijft de beginselen en de indicatoren die organisaties kunnen gebruiken om hun
14
H2O / 21 - 2012
prestaties te meten en te rapporteren op sociaal, economisch en ecologisch gebied. Op basis van de GRI-benadering kan voor een organisatie een nulsituatie op het gebied van duurzaamheid worden vastgelegd. Hiermee kan vervolgens de voortgang en effectiviteit van duurzaamheidsmaatregelen in de tijd worden gevolgd. Ook kan met deze internationale standaard een vergelijking worden gemaakt tussen bedrijven onderling. Het dient als prikkel om duurzaamheid verder te ontwikkelen. Dat blijkt overigens niet eenvoudig: zo is het energieverbruik van WML vergeleken met dat van andere drinkwaterbedrijven en dan blijkt het energieverbruik per kubieke meter van WML relatief hoog te zijn en daarmee een onduurzaamheidsaspect in te houden. In een detailanalyse blijkt echter dat de transportafstanden, de hoogteverschillen en het gebruik van deels oppervlaktewater in plaats van grondwater zo onderscheidend te zijn dat op basis van slechts een ‘eenvoudige’ vergelijking gemakkelijk een verkeerde interpretatie van de verschillen wordt gemaakt. Bij de uitwerking van de GRI-verslaglegging bleek een groot deel van de benodigde informatie binnen WML beschikbaar. De ontbrekende informatie op milieu-, sociaal, maatschappelijk en economisch gebied is in kaart gebracht. Op basis hiervan is
geadviseerd een zogeheten duurzaamheidsdashboard op te stellen, zodat de voortgang structureel aandacht kan krijgen. De tweede duurzaamheidsscan is ontwikkeld samen met KWR Watercycle Research Institute en waterketenpartijen. Daarbij is een duurzaamheidsscan voor de waterketens in Maastricht en Venlo uitgewerkt. In deze scan wordt middels bijna 25 indicatoren de waterketen doorgelicht: waterzekerheid, waterkwaliteit, drinkwatervoorziening, zuivering, infrastructuur, klimaatrobuustheid van de bebouwde omgeving, biodiversiteit en aantrekkelijkheid van de woonomgeving en bestuurlijke aspecten. Een voorbeeld van de uitkomst is weergegeven in afbeelding 1. Het grootste voordeel van de scan op dit moment is vooral de rol in een proces van overleg. Doordat deze scan opgesteld werd en veel informatie nodig was, is intensief contact geweest tussen de waterpartijen onderling. Daaruit zijn vruchtbare en duurzame relaties met voor WML belangrijke aandeelhouders ontstaan. Het onderscheidend vermogen van deze scan voor de waterketen in Maastricht en Venlo bleek beperkt. Aanvullend kan deze scan wel gebruikt worden om maatregelen in de waterketen op hun duurzaamheidsprofiel te beoordelen. Een nadeel is dat economische aspecten (hoeveel euro kost een maatregel?) nauwelijks kunnen worden meegenomen.
Afb. 1. De duurzaamheid van de waterketen van Venlo aan de hand van 24 indicatoren. De scores lopen van 0 (middelpunt van de cirkel) tot 10 (omtrek). Scores van 5 en lager vergen speciale aandacht.
*thema
achtergrond
Een deel van de zonneweide op het terrein van waterproductiebedrijf Heel.
Duurzaam doen
Op het gebied van energie is aandacht voor reductie van energie en verduurzaming van de energiebronnen. WML heeft sinds 2006 doelstellingen voor het terugdringen van de CO2-uitstoot, onder andere door het terugbrengen van het elektriciteitsgebruik. In 2011 eindigde een periode van vijf jaar met een resultaat van vijf procent CO2-reductie. Voor de komende vijf jaar is een vergelijkbare reductiedoelstelling vastgelegd.
Mogelijkheden voor hergebruik en opwaardering van reststromen krijgen veel aandacht. Bij ontharding wordt traditioneel zand als entmateriaal gebruikt, waardoor de kalkkorrels niet uit pure kalk bestaan. WML heeft de toepassing van een entmateriaal op basis van calciet (kalk) onderzocht. Dit resulteerde in een kalkkorrel die volledig uit kalk bestaat en daarmee van een zeer hoogwaardige kwaliteit is. Daarmee is de waarde als grondstof voor andere industrieën vele malen vergroot. Ook bij andere reststromen wordt gezocht naar duurzame bestemmingen. Binnen de terreinen van WML wordt de realisatie van duurzame energie onderzocht. Op de locatie Heel is de grootste zonneweide van Limburg gerealiseerd, namelijk 85.000 kWh (zie foto).
Hiervoor zijn verschillende trajecten bewandeld. Binnen het primaire proces worden in brainstormsessies potentiële energiebesparingen in het productie- en distributieproces verkend. Uitgangspunt is daarbij dat de eventuele investering moet worden terugverdiend binnen de afschrijftermijn van de investering. Hierdoor komen ook projecten met een langere terugverdientijd (van meer dan vijf jaar) in aanmerking voor uitvoering. Gerealiseerde projecten zijn: drukverlaging in de ring, aanpassing sturing pompen en plaatsing van turbines in leidingen (bij een hoogteverschil). In de periode 2006-2011 leidde dit tot een reductie van elf gram kooldioxide per kubieke meter drinkwater. Voor de komende vijf jaar is de doelstelling om een vergelijkbare reductie te realiseren.
De jaarlijkse elektriciteitsbehoefte is volledig afkomstig van duurzame energiebronnen en opgewekt zonder uitstoot van schadelijke stoffen in het milieu. Dit is ook gecertificeerd middels een certificaat Duurzame Energie (100% groene stroom) van Eneco. WML ondersteunt ook maatschappelijke innitiatieven, bijvoorbeeld het drinken van kraanwater, dat een kleinere ecologische voetafdruk heeft dan flessenwater. WML geeft hierover voorlichting aan scholen en levert gratis drinkwater aan bezoekers van evenementen in Limburg. Vanuit hetzelfde maatschappelijke belang levert WML ook expertise voor het verbeteren van drinkwatervoorzieningen in ontwikkelingslanden. Ook op andere vlakken valt direct duurzaamheidswinst te behalen, bijvoorbeeld bij vervoersmanagement (energielabel bedrijfswagens en gebruik openbaar
Om inzicht te krijgen in wat WML op dit moment doet op het gebied van duurzaamheid, is een inventarisatie uitgevoerd. Het resultaat was positief: WML mag zich een duurzame organisatie noemen. Duurzaamheid kan in alle onderdelen van de bedrijfsvoering een rol spelen.
vervoer), maar ook facilitair management (aandacht voor middelen met duurzame keurmerken, dubbelzijdig printen, etc.).
Duurzaamheid na 2012 Ook in de toekomst blijft duurzaamheid van belang. Duurzaamheid en denken in mogelijkheden om te verduurzamen is geen trend, het is voor de zekerstelling van schone bronnen voor de drinkwatervoorziening van het grootste belang. Duurzaamheid is onlosmakelijk verbonden met drinkwater. Hoewel tijdens een recessie ecologische belangen het soms zwaar te verduren hebben, zal de zoektocht naar een duurzamere levensstijl ook in de komende jaren één van de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen blijven. Consumenten willen weten waar producten vandaan komen, wat er in zit en vinden het heel normaal dat bedrijven verantwoord ondernemen. Een voorbeeld daarvan is de aandacht voor het drinken van kraanwater in plaats van flessenwater. Daarom zet WML actief in op openbare tappunten voor bedrijven en gemeenten. Voor de nabije toekomst wil WML meer laten zien wat ze doet. De ingezette trajecten rond CO2-reductie en andere bestaande duurzame initiatieven worden voortgezet. In 2013 wil ze een stap verder zetten in het domein van terreinbeheer en het inkoopproces. Jelle Roorda, Hedwig van Berlo en Ria Doedel (Waterleidingmaatschappij Limburg)
H2O / 21 - 2012
15
Duurzaamheid in de praktijk Drinkwaterbedrijf Vitens is druk bezig duurzaamheid in de praktijk te brengen. Zo heeft het nog te bouwen productiebedrijf Vechterweerd (Dalfsen) een BREEAM-certificaat voor het ontwerp gekregen. Op productielocatie Spannenburg gaat Vitens methaan uit het opgepompte grondwater winnen. Ten slotte gaat het bedrijf de mogelijkheden na om humuszuur, dat overblijft na ontkleuring, te gebruiken.
H
et nieuwe productiebedrijf Vechterweerd bij Dalfsen kan bij volledige capaciteit aan tien procent van de drinkwaterbehoefte in Overijssel voldoen. In eerste instantie zal het productiebedrijf 1,7 miljoen kubieke meter water per jaar produceren. Bij normaal gebruik zullen zo'n 37.500 consumenten gebruik maken van dit water. De ontwikkeling van het gebouw en de inrichting van de omgeving vonden plaats in nauwe samenwerking met omwonenden en het ingenieursen architectenbureau IA Groep. Bij het ontwerp stond duurzaamheid centraal. Met resultaat: voor het voorstel van het nieuwe productiebedrijf behaalde Vitens de duurzame certificering BREAAM. Vechterweerd is het eerste drinkwaterproductiebedrijf van Nederland met deze certificering. De BREEAM-methode is een manier waarmee duurzaamheid van gebouwen meetbaar kan worden gemaakt. Op basis van negen categorieën wordt een ontwerp beoordeeld. Daardoor komt het aspect duurzaamheid niet alleen tot uiting in de gekozen bouwmaterialen maar ook in andere aspecten van de ontwikkeling zoals het ontwerp, de locatie, de flexibiliteit, de bouwmethode en het klimaatconcept. De nieuwe locatie Vechterweerd scoort vooral hoog op de aspecten energie, water, landgebruik en ecologie. Het ontwerp valt op door de inpassing in de landelijke omgeving. Vitens verwacht in januari
V.l.n.r. projectmanager bij Vitens Eric van der Kooij, manager duurzaamheid bij Vitens Birgitta Kramer en Mark van Westerlaak, projectmanager IA Groep, die het BREEAM-certificaat overhandigt.
Afb. 1: Processchema van de productielocatie Spannenburg.
16
H2O / 21 - 2012
*thema aanstaande met de bouw te kunnen beginnen.
meter aardgas oftewel het verbruik van circa 1.250 huishoudens.
Methaanwinning
Om deze uitstoot te verlagen, besloot het drinkwaterbedrijf tot het bouwen van de vacuümontgassing. Hierbij wordt een onderdruk van circa 0,8 bar (0,2 bar absoluut) gecreëerd, waardoor het in het grondwater opgeloste methaan vrijkomt en door het vacuüm wordt getransporteerd naar de gasopslag. Om de verwijdering zo goed mogelijk te laten verlopen, is een dik pakket ringen in de ontgassingsketel aanwezig. Met de installatie is het, volgens Vitens, mogelijk om meer dan 90 procent van het aanwezige methaan te onttrekken en op te vangen. Dit methaan wordt vervolgens gebruikt om elektriciteit op te wekken, waarbij gerekend wordt op circa 40 procent van de totale elektriciteitsbehoefte van de locatie.
Op de productielocatie Spannenburg gaat Vitens methaan uit het opgepompte grondwater winnen. Begin september begon de bouw van een installatie voor vacuümontgassing, die zorgt voor een forse reductie van de uitstoot van methaan naar het milieu. Het afgevangen methaan wordt in eerste instantie gebruikt voor energievoorziening op de locatie, maar er wordt ook gekeken naar mogelijke levering aan het gasnet of inzet als brandstof voor voertuigen. De planning is dat de installatie na de zomer van 2013 operationeel is. Het voor de drinkwaterbereiding opgepompte grondwater van Spannenburg bevat door de aanwezige veenlagen in de ondergrond een hoeveelheid methaan van ongeveer 40 mg/l. Nu wordt dit methaan verwijderd door plaatbeluchters, waarbij het vrijkomt in het milieu. Vitens berekende dat jaarlijks ongeveer 1.000 ton methaan in de atmosfeer komt, wat ongeveer gelijk is aan de uitstoot van circa 23.000 ton kooldioxide. In een jaar kan een hoeveelheid methaan worden afgevangen die overeenkomt met 1,8 miljoen kubieke
Bijkomende winst is dat de plaatbeluchters efficiënter werken.
achtergrond
humuszuren. Ze staan bekend om hun waardevolle eigenschappen ter verbetering van de bodemstructuur, waardoor water en nutriënten worden vastgehouden. Voor het ontkleuren van drinkwater gebruikt Vitens ionenwisseling, waarmee ook moeilijk te zuiveren grondwater perfect drinkwater wordt. Hierbij ontstaat een reststroom van humuszuur. Vitens onderzoekt momenteel de mogelijke toepassingen van deze stof. Eén van de mogelijkheden is om humuszuur binnen de agrarische sector in te zetten als bodemverbeteraar. Deze toepassing zou het gebruik van kunstmest en fosfaat kunnen reduceren en zorgt voor verminderde uitspoeling van meststoffen naar het grondwater. De humuszuren worden lokaal gewonnen en kunnen gebruikt worden door agrariërs, die daardoor kunnen besparen op inkoop, transport en klimaatimpact. Foto en illustraties: Vitens
Humuszuur Vitens heeft op een aantal productielocaties ontkleuringsinstallaties om het water zo helder mogelijk te leveren. De kleur wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van organische stoffen in het grondwater:
H2O / 21 - 2012
17
‘Bewust bekwaam’ in duurzaamheid Wat is de overeenkomst tussen keramische membranen en een kudde wisenten? Ze spelen een belangrijke rol in de ambitie van PWN om een duurzame onderneming te zijn. Als drinkwaterbedrijf én natuurbeheerder. Voor het leveren van voldoende en betrouwbaar drinkwater is PWN namelijk afhankelijk van een schoon milieu. De duinen vormen voor haar een onmisbare schakel in de drinkwatervoorziening. Daarom beheert ze deze zorgvuldig. En ontwikkelt PWN geavanceerde zuiveringstechnologieën, waarmee het tegen zo laag mogelijke kosten zuiver drinkwater kan blijven leveren, ook als de vervuiling van oppervlaktewater toeneemt. “Deze duurzame gedachte is iets fundamenteels en altijd al verweven geweest in onze kwaliteitsfilosofie”, aldus directeur Martien den Blanken.
K
lanten verwachten meer van PWN dan alleen schoon en betrouwbaar drinkwater. Ze vinden het niet meer dan logisch dat een drinkwaterbedrijf ook voorlichting geeft over waterbesparing, blijkt uit imago-onderzoek van PWN. Martien den Blanken: “Onze klanten voorlichten over bewust omgaan met water zien wij als onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. We adviseren over duurzaam omgaan met water, onder andere door het plaatsen van openbare watertappunten en het promoten van drinkwater uit de kraan in plaats van flessenwater. Overigens is de milieubelasting van het leveren van een kuub water zeer laag. Wat we er aan warmte aan toevoegen, heeft een veel grotere impact. Vooral daar is winst te halen op het gebied van duurzaamheid. We zijn nog aan het kijken of we ons in de toekomst, al dan niet in samenwerking met andere partijen, willen bezighouden met voorlichting over warmwaterbesparing.”
Blauw en groen Omdat het drinkwaterbedrijf oppervlaktewater uit het IJsselmeer infiltreert in de duinen om het na minimaal 21 dagen weer op te pompen en er drinkwater van te maken, investeert het veel in het behouden en verzorgen van dit natuurgebied. “PWN berekende - als eerste drinkwaterbedrijf in Europa - per ‘winput’ wat de effecten van
Nederlanders kopen dagelijks zo'n 500.000 plastic flesjes, terwijl het kraanwater in Nederland tot het beste van Europa behoort. Om het drinken van kraanwater te stimuleren, wil PWN samen met zo veel mogelijk gemeenten openbare watertappunten creëren. Op 23 mei is het eerste watertappunt geplaatst: op de Paardenmarkt in Alkmaar. Het tappunt is een initiatief van de gemeente, ondersteund door PWN. “We willen de inwoners van Noord-Holland laten ervaren dat het lekkerste en zuiverste water uit de kraan komt. Daarnaast stimuleren wij met zo’n watertappunt het navullen van bidons of flesjes, waarmee we een bijdrage leveren aan het verminderen van de plastic afvalberg.”
18
H2O / 21 - 2012
Waarom laten we het water precies elf minuten koken voor de tagliatelle al dente is, zoals de verpakking voorschrijft? Zonde van de energie als je weet dat pasta prima nagaart in water dat langzaam afkoelt. Stel dat iedereen voortaan drie minuten eerder het gas uitdraait? Hoeveel kuub zouden we daarmee op jaarbasis besparen? Dit idee is niet van PWN, maar van Nudge. Nudge is een consumentenplatform dat mensen en initiatieven met elkaar verbindt om een duurzame samenleving te versterken en te versnellen. PWN werkt samen met Nudge, onder meer om het drinken van kraanwater te stimuleren. “Samen met Nudge inspireren we PWN’ers om zowel thuis als op het werk meer met duurzaamheid bezig te zijn”, aldus senior adviseur marketing & communicatie Jojanneke van Mourik. “We roepen PWN’ers op om hun duurzame ideeën te delen met de wereld op het platform van Nudge. De ideeën werken als ‘speldenprikjes’ (nudges in het Engels). Hiermee wordt duurzaamheid hopelijk zo’n laagdrempelig gespreksonderwerp dat medewerkers en hun leidinggevenden sneller met elkaar in gesprek gaan over hoe zij samen vanuit hun functie aan duurzaamheid kunnen bijdragen.”
waterwinning en infiltratie zijn op de natuurlijke vegetatie. Hier passen we onze bedrijfsvoering op aan, zodat we niet alleen een hogere capaciteit van onze winning en infiltratie hebben maar tegelijkertijd ook een hogere natuurwaarde. Slimme, geavanceerde techniek is één. Maar vooral de samenwerking tussen de sectoren drinkwater en natuurbeheer (‘blauw’ en ‘groen’) is hierbij cruciaal,” aldus Den Blanken. Momenteel wordt aan de infiltratiegebieden in de duinen bij Castricum en Wijk aan Zee
groot onderhoud gepleegd. Dit moet ervoor zorgen dat de duinen ook in de toekomst hun zuiverende werking behouden. Maar niet ten koste van de kenmerkende bloemen- en plantensoorten die er leven. De natuur zou er juist van moeten profiteren. Door het onderhoud aan de infiltratiegebieden zijn enkele stukken drassige duingebied verloren gegaan. Om dit verlies te compenseren, gebruikt PWN voor het ophogen van het terrein zand dat vrijkomt uit andere natuurbeheerprojecten. Het terrein wordt vervolgens ingericht met
*thema
vlakke oevers, baaien en eilandjes, zodat planten en dieren toch zo veel mogelijk profiteren van de kunstmatige voorzieningen in het duin. Om het duingebied dat PWN beheert, ‘open’ te houden, laat PWN er 15 wisenten grazen. Begrazing is een beproefde manier om het dichtgroeien van duinen tegen te gaan. Hiervoor zet het een diersoort in die in het begin van de 20e eeuw was uitgestorven in Europa. Daarvoor bestaat veel belangstelling van natuurbeheerders uit binnen- en buitenland.
CO2-neutraal in 2015 PWN beheert 7.300 hectare natuurgebied. Maar duurzaam ondernemen is meer dan dat. Het is ook doordacht en actief rekening houden met de omgeving waarin het bedrijf opereert, duurzaam innoveren en streven naar een CO2-neutrale bedrijfsvoering in 2015.
“De prioriteiten liggen bij het terugdringen van onze CO2-uitstoot, het realiseren van energiebesparing op onze pompinstallaties en duurzaam inkopen”, zegt Den Blanken. “We kiezen daarbij voor zowel de directe als indirecte emissies, bij onszelf en in de keten, onder andere bij klanten en leveranciers. Indirecte emissie zit met name in het chemicaliëngebruik. Vooral de geavanceerde zuiveringstechniek die we gaan gebruiken in onze voorzuiveringsinstallatie in Andijk, zal dit fors terugdringen.”
Andijk III: effectiever, milieuvriendelijker en duurzamer In Andijk bouwt PWN een nieuwe voorzuiveringsinstallatie voor de productie van drinkwater. Andijk III is gebaseerd op een ingenieus proces dat door PWN zelf is ontwikkeld. De nieuwe voorzuivering, op basis van ionenwisseling en keramische membranen, resulteert niet alleen in een hogere waterkwaliteit maar ook in een lager
PWN past ISO 26000 toe, de internationale richtlijn voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties. Daarvoor heeft PWN de ISO 26000-zelfverklaring opgesteld. Hierin maakt PWN inzichtelijk wat het concreet doet om een duurzame, maatschappelijk betrokken organisatie te zijn. PWN is daarmee het eerste drinkwaterbedrijf in Nederland dat een zelfverklaring heeft, zegt directeur Martien den Blanken. “Met de verklaring kunnen we onze klanten en aandeelhouders tonen wat we doen om inhoud te geven aan duurzaamheid. Ook intern heeft de zelfverklaring een functie. Ze stelt PWN in staat beter te monitoren en te sturen op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het maakt medewerkers bewust van wat we doen aan duurzaamheid. Het geeft ook aan dat aan alle initiatieven één filosofie ten grondslag ligt. Dit bewustzijn stimuleert medewerkers om met ideeën te blijven komen.” ISO 26000 is niet certificeerbaar, zoals NEN-ISO-normen dat wél zijn. Verificatie van de MVO-prestaties zal plaatsvinden door de aandeelhouders van PWN. Zij bepalen welke invloed de duurzame bijdragen van PWN hebben voor de mens, het milieu, de economie en de maatschappij in haar geheel.
achtergrond
energieverbruik en een lagere milieubelasting. In de bouw van de installatie, die eind 2013 in gebruik wordt genomen, investeert PWN enkele tientallen miljoenen euro’s. Den Blanken: “Andijk is ons paradepaard als het gaat om duurzame vernieuwingskracht. We steken onze nek uit om zuiveringstechnologieën te ontwikkelen waarmee we ook vervuiling aankunnen die we nu nog niet kunnen meten. Genees- of bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater? Wij kunnen onze klanten vertellen dat wij hierop al zijn voorbereid. Zij hoeven zich geen zorgen te maken over de kwaliteit van hun drinkwater.”
Duurzaam zaken doen PWN verwacht ook van haar toeleveranciers een duurzame bedrijfsvoering. Daarom hanteert het waterbedrijf een duurzaam inkoopbeleid. Hiervoor adopteert PWN de doelstellingen die de provincies zichzelf hebben opgelegd. Dit betekent dat in minimaal de helft van de aanbestedingen en offerteaanvragen van producten en diensten waarvoor duurzaamheidscriteria beschikbaar zijn, deze criteria worden toegepast. Dat gaat om bouwmaterialen, machines, het wagenpark en andere grote investeringen tot de biologische broodjes die worden geserveerd in het bezoekerscentrum in Castricum. De activiteiten met betrekking tot duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen vonden tot voor kort niet gestructureerd plaats. ISO 26000 bracht hierin verandering. Deze richtlijn vormt voortaan de kapstok voor de activiteiten. Den Blanken: “PWN was ‘onbewust bekwaam’. Nu zetten we de stap naar ‘bewust bekwaam’.”
H2O / 21 - 2012
19
Waternet wint IWAduurzaamheidsprijs 2012 Op het tweejaarlijkse IWA-wereldcongres in Busan (Zuid-Korea) op 18 september won Waternet de IWA Sustainability Award 2012 (zie H2O nr. 19 van 28 september). De prijs wordt uitgereikt voor onderzoek en praktische realisatie op het gebied van duurzaam stedelijk watermanagement. Waternet won de prijs voor onderzoek naar energiewinning uit de watercyclus. Jan Peter van der Hoek kreeg de prijs uitgereikt voor zijn artikel ‘Climate change mitigation by recovery of energy from the water cycle: a new challenge for water management’1). Hierin beschrijft hij hoe Waternet werkt aan een duurzame watercyclus door energie uit water te benutten. Daardoor kan het waterbedrijf in principe in 2020 klimaatneutaal opereren en een bijdrage leveren van vijf procent aan de doelstellingen van Amsterdam om in 2025 de broeikasgasemissie met 40 procent te reduceren in 2025.
V
oor Waternet ligt de nadruk op het verduurzamen van de bedrijfsvoering. Die richt zich sterk op het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen. De ambitie van Waternet was om in 2010 een reductie van 50 procent in de uitstoot van broeikasgassen gerealiseerd te hebben (referentiejaar 1990) en in 2020 een klimaatneutrale bedrijfsvoering. Het eerste doel is bereikt, vooral door introductie van energieefficiënte maatregelen en optimalisaties in de procesvoering (type grondstoffen en hoeveelheid grondstoffen). Om in 2020 klimaatneutraal te zijn, zijn compensatiemaatregelen nodig om de uitstoot van kooldioxide te compenseren. Welke mogelijkheden biedt energiewinning uit de waterketen?
Naar een klimaatneutrale Amsterdamse waterketen De Amsterdamse waterketen veroorzaakt uitstoot van broeikasgassen (zie afbeelding 1). Als de keten in 2020 klimaatneutraal moet zijn, dan is een totale compensatie nodig van 69.000 ton CO2-eq, uitgaande van een inkoop van duurzame energie van 45.000 ton CO2-eq. Die compensatie kan deels gerealiseerd worden door verdere energiebesparende maatregelen (15.900 ton CO2-eq, te bereiken door twee procent energiebesparing per jaar). Door productie van duurzame energie kan de resterende compensatie van 53.100 ton CO2-eq gerealiseerd worden1). Onder duurzame energie wordt dan wind- of zonne-energie verstaan. Voor een watercyclusbedrijf lijken er echter vele mogelijkheden te liggen in de watercyclus voor productie van duurzame energie: energie uit oppervlaktewater, uit afvalwater, uit grondwater en uit drinkwater.
Energie uit water Energie uit oppervlaktewater
Energie uit oppervlaktewater betreft thermische energie. Dat kan warmte zijn door oppervlaktewater te gebruiken als zonnecollector, maar ook koude door oppervlaktewater te gebruiken als ‘koelinstallatie’. Gebruik van koude uit diepere plassen is daar een voorbeeld van. Chemische energie uit afvalwater
De winning van biogas bij het zuiveren van
20
H2O / 21 - 2012
Uitreiking van de IWA Sustainability Award 2012.
afvalwater is niet nieuw. Het gewonnen biogas wordt veelal gebruikt voor het gecombineerd opwekken van elektriciteit en warmte. Dit gebeurt met een warmtekrachtkoppelingsinstallatie. Deze vorm van gebruik van biogas kent echter bezwaren. De elektriciteit kan worden benut, maar dat geldt veelal niet voor de warmte, vooral in de zomer. Daarnaast is de bedrijfszekerheid lager dan gewenst. Een alternatief is het opwerken van biogas naar groen gas. Groen gas heeft een vergelijkbare samenstelling als het bekende aardgas. Groen gas biedt daardoor grote mogelijkheden als duurzaam alternatief voor aardgas. Het bestaande aardgasnet kan dit
distribueren en leveren bij huishoudens voor gebruik. Verder kunnen ook auto’s dit gas gebruiken als brandstof. Tot voor kort was opwerken van biogas naar groen gas alleen mogelijk op grote schaal en niet rendabel voor de kleine hoeveelheid biogas die op verspreide locaties gewonnen wordt, maar daar is recent verandering in gekomen. Thermische energie uit afvalwater
Drinkwater komt koel de huishoudens binnen maar verlaat de woning veelal met een verhoogde temperatuur: bad- en douchewater 38-40°C, kraanwater 10-55°C, vaatwasser en wasmachine 40°C. Ongeveer
*thema
achtergrond
En nu de juiste keuze!
Afb. 1: Broeikasgasemissie uit de Amsterdamse waterketen.
De opgave waar Waternet voor staat om de Amsterdamse waterketen klimaatneutraal te maken is duidelijk: een reductie in uitstoot van broeikasgassen van 53.100 ton CO2-eq/ jaar. Die reductie moet gerealiseerd worden door compensatiemaatregelen. De winning van energie uit de watercyclus biedt daar mogelijkheden toe. Een schatting maken welke reductie in broeikasgasemissie hiermee uiteindelijk is te bereiken, is moeilijk: over kosten, haalbaarheid, toerekening van emissiereductie, etc. hebben we het immers nog niet gehad. Toch is een eerste berekening gemaakt, met de nodige aannames en veronderstellingen, met een minimum- en een maximumvariant. In de maximumvariant is ervan uitgegaan dat alle projecten worden gerealiseerd en dat de CO2-winst geheel aan Waternet wordt toegekend. In de minimumvariant is ervan uitgegaan dat slechts een deel van de projecten wordt gerealiseerd en dat een slechts een deel van de CO2-winst aan Waternet wordt toegekend, afhankelijk van type project en betrokken spelers. Afbeelding 2 toont het resultaat2). Daaruit blijkt dat de energie uit watercyclus zeker mogelijkheden biedt om de vereiste reductie van 53.100 ton CO2-eq te realiseren. Nu moeten robuuste combinaties gevonden worden die ten alle tijden de gevraagde energie kunnen leveren waarmee een onafhankelijkheid van fossiele brandstof wordt gecreëerd en uitstoot van broeikasgassen wordt voorkomen. Jan Peter van der Hoek (Waternet/TU Delft)
Afb. 2: Energieterugwinning uit de watercyclus, uitgedrukt in vermeden broeikasgasemissies.
54 procent van het drinkwater wordt verwarmd en verlaat de woning met een gemiddelde temperatuur van 27°C. Terugwinnen van deze energie, al is het maar deels, kan een grote bijdrage leveren aan de compensatie voor de Amsterdamse waterketen. De vraag is natuurlijk wel waar en hoe die thermische energie terug-gewonnen kan worden. Op woningniveau, bijvoorbeeld een warmtewisselaar in de douche, op wijkniveau, bijvoorbeeld door warmtewisselaars in het riool, of op de rioolwaterzuivering. Energie uit grondwater
Ook grondwater kan gebruikt worden voor energiewinning en energie-opslag. Vooral koude-warmteopslag (KWO) is een breed toepasbare duurzame techniek met grote kansen. Het betreft een open systeem met een gemeenschappelijke warmtepomp met aquifersysteem. KWO kan zowel zelfstandig als in combinatie met andere technieken, zoals stadswarmte met restwarmtebenutting, worden ingezet.
Daarnaast heeft het als belangrijk voordeel dat het kan fungeren als opslagmedium voor energie uit zonnecollectoren, oppervlaktewater of riolering.
NOTEN 1) Van der Hoek J.P. (2012). Climate change mitigation by recovery of energy from the water cycle: a new challenge for water management. Water Science & Technology nr. 1, pag. 135-141. 2) Van der Hoek J.P., P. Hartog en E. Jacobs (2012). Coping with climate change in Amsterdam - a watercycle perspective. Proceedings of the IWA World Congress on Water, Climate and Energy, Dublin, 13-18 May 2012.
Energie uit drinkwater
Door klimaatverandering treedt een stijging van de temperatuur van het oppervlaktewater op. Oppervlaktewater is een belangrijke bron voor de drinkwaterbereiding. Met het stijgen van de temperatuur van het oppervlaktewater stijgt dus ook de temperatuur van het drinkwater in het distributienet. Een optie is om die warmte uit het distributienet te onttrekken en bijvoorbeeld te gebruiken om KWO-systemen te voeden en in thermische balans te houden. Een bijkomend voordeel is dat hierdoor in de zomer koeler drinkwater geleverd kan worden, hetgeen weer een positief effect kan hebben op de hygiënische kwaliteit van het drinkwater: een drinkwatertemperatuur boven 25°C betekent immers een verhoogde kans op nagroei van bacteriën.
H2O / 21 - 2012
21
De drie P’s in de waterketen Investeringen in de waterketen deden we, en doen we nog steeds, voor de lange termijn. Afschrijvingsperioden van 30 tot 40 jaar zijn niet ongewoon. Juist aan de inrichting van ons afvalwatersysteem mogen dan ook, vanwege de lange duur dat de systemen moeten functioneren, hoge eisen worden gesteld. Het gaat om duurzaamheid in de meest letterlijke zin van het woord. De systemen die we nu aanleggen, zullen dus ook over 30 jaar maatschappelijk geaccepteerd moeten zijn, voldoen aan de dan geldende milieudoelstellingen en kosteneffectief moeten zijn. Daarom is een discussie over duurzaamheid en de drie P’s (People, Planet en Profit) juist voor de waterketen zeer relevant. De relatie tussen het streven naar winst, de effecten op het milieu en de maatschappij kan echter in tijd en plaats variëren. Flexibiliteit en maatwerk zijn belangrijk. Met de introductie van duurzaamheid als randvoorwaarde in de waterketen maken we het ons zelf niet gemakkelijker. Maar we maken ons werk wel leuker.
D
e discussie over duurzaamheid heeft nadrukkelijk invloed gehad op hoe we nu naar de waterketen kijken. Het duurzamer omgaan met energie en grondstoffen stond tien jaar geleden aan de basis van wat we nu ‘nieuwe sanitatie’ noemen. Daarnaast zijn tal van projecten opgepakt waarin energie en grondstoffen werden teruggewonnen. Met initiatieven als Pharmafilter, de energie- en grondstoffenfabriek en de ontwikkeling van riothermie heeft ook de waterwereld een duidelijke weg ingeslagen. De nu uitgevoerde pilots en de in gang gezette projecten laten zien dat het allemaal wel duurzamer kan. En daarmee lijken nieuwe doelen voor de waterketen gesteld te kunnen worden.
Doelen en randvoorwaarden Die nieuwe doelen zouden bijvoorbeeld het produceren van energie of het terugwinnen van fosfaat kunnen zijn. Maar hebben we dan Helofytenfilter bij een boerderij (foto: Bert Duker).
22
H2O / 21 - 2012
in alle gevallen wel een goede afweging gemaakt tussen de drie P’s? Moet het terugwinnen van energie een doel op zich worden? Ook als de prijs van de teruggewonnen energie veel hoger is dan van andere vormen van duurzame energie? Het laat zien dat in dit doel een zekere keuzevrijheid zit. We streven het alleen na als het economisch kan en maatschappelijk geaccepteerd wordt. Het brengt ons bij de vraag wat de echte doelen van de waterketen zijn. Nog steeds is het op een veilige wijze verwerken van ons afvalwater het belangrijkste doel. Dat dient ook zo te blijven. Dit betekend enerzijds dat we er niet ziek van mogen worden en geen wateroverlast mogen ondervinden en anderzijds dat het geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Gezondheid, waterbeheersing en een schoon milieu staan terecht nog steeds bovenaan.
De discussie over duurzaamheid heeft wellicht vooral invloed op de vraag over de wijze waarop we ons van onze taak kwijten. Duurzaamheid is daarmee meer een randvoorwaarde dan een zelfstandig doel. Randvoorwaarden kennen we al langer in het waterbeheer. Lange tijd waren de belangrijkste randvoorwaarden dat de burger zoveel mogelijk ontzorgd moest worden en de kosten beperkt moesten blijven. Daar komen nu dus nieuwe randvoorwaarden bij. We willen - als dat mogelijk is - graag energie en grondstoffen terugwinnen. Dat hoeft niet alleen meer grootschalig maar mag ook best - als dat praktisch en handig is - met gescheiden stromen of decentrale voorzieningen. Samenwerking met andere partijen om zo een meerwaarde te creëren of kosten te beperken kan ook handig zijn. Kortom, we hebben in ons hoofd een beeld, een filosofie, binnen welke kaders we onze doelen willen bereiken.
*thema Dat onderscheid tussen doelen en randvoorwaarden is belangrijk. Op de primaire doelen gezondheid, waterbeheersing en een schoon milieu zullen we altijd worden afgerekend. Binnen het kader van de randvoorwaarden hebben we keuzemogelijkheden. Die keuzevrijheid kunnen we benutten door de drie P’s voor iedere situatie steeds tegen elkaar af te wegen. Is het op locatie X wel effectief en efficiënt om energie te winnen? Of kiezen we hier liever voor een systeem dat meer energie vergt maar wel goedkoper is en op meer maatschappelijk draagvlak kan rekenen?
Standaardmaatregelen of maatwerk? In de waterketen kunnen maatregelen snel tot doel worden verheven. Dat geldt bijvoorbeeld voor de investeringen die in het verleden in de drukriolering en IBA’s in het buitengebied zijn gedaan. Door een maatregel te nemen zonder de context te beschouwen, zijn tal van situaties ontstaan waar we, als we er op terugkijken, moeten constateren dat de kosten hoog waren en het milieurendement beperkt is gebleven. Zouden we van deze ervaringen kunnen leren? Zijn we in staat om in het kader van
duurzaamheid nu wel lokaal de juiste beslissingen te nemen, de juiste keuzes te maken in het spanningsveld tussen de drie P’s? De tijd lijkt er wel rijp voor, aangezien ook het bestuursakkoord over de waterketen nadrukkelijk van ons vergt dat de samenwerkende partijen in de waterketen juist de vrijheid krijgen om (binnen de wettelijke kaders) de waterketen meer “naar de eisen en wensen van de burgers, bedrijven en de fysieke leefomgeving vorm te geven”. Het zal naar ons idee moeten leiden tot maatwerk. De komende jaren zal onder andere in het buitengebied opnieuw fors in de riolering geïnvesteerd moeten worden. De relatie tussen de drie P’s is veranderd. Dat betekent dat we daar waar we ooit standaard voor een oplossing kozen, nu wellicht bewust andere keuzes zouden maken. Het ligt dan ook voor de hand te veronderstellen dat bij nieuwe investeringen ook in bestaande systemen nieuwe afwegingen worden gemaakt. Dat vergt een andere manier van denken. Geen standaardoplossingen maar maatwerk.
opinie
Maar een zoveelste definitie toevoegen leidt volgens ons niet tot meer duidelijkheid. Een goede balans tussen de drie P’s is essentieel. Lokaal maatwerk is belangrijk. En wellicht ook de nodige flexibiliteit in het systeem om ook te kunnen anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen. Duurzaamheid bereiken we vooral als ieder vanuit zijn eigen optiek op het juiste moment, voor die specifieke situatie, de juiste keuzes maakt. Bjartur Swart (secretaris Koepelgroep Nieuwe Sanitatie STOWA) Bert Palsma (programmacoördinator waterketen STOWA)
Tot slot, wat is dan duurzaamheid? Duurzaamheid kent vele definities en keurmerken. Het beperkt zich niet tot energie en grondstoffen, dat is wel duidelijk.
advertenties
Dít is de toekomst van watertechnologie
Watercampus Leeuwarden Zuiver water binnen handbereik. Het lijkt zo vanzelf sprekend, maar het is dé uitdaging voor de toekomst. De beschikbaarheid van zoet water staat wereldwijd onder druk terwijl de waterbehoefte explosief groeit. Dit vraagt in de hele watersector om innovatieve oplossingen en nieuwe technieken. De Watercampus Leeuwarden neemt hierin het voor touw. Wetenschappers uit alle delen
kijk dat is ’t mooie van
leeuwarden
van de wereld doen op de Watercampus onderzoek naar oplossingen op het gebied van o.a. drinkwaterproductie en afvalwaterzuivering. De Watercampus biedt bedrijven, kennisinstituten en onderwijsinstellingen alle voorwaarden om kennis te bundelen en innovatie mogelijk te maken. Hiermee is Leeuwarden hard op weg om de Europese hoofdstad van watertechnologie te worden.
Meer informatie? Kijk op www.wetsus.nl of www.wateralliance.nl
H2O / 21 - 2012
23
achtergrond Noord-Nederlandse waterbedrijven en waterschappen werken samen aan duurzaamheid *thema
In Noord-Nederland werken waterschappen en waterbedrijven steeds intensiever samen, onder meer op het gebied van watertechnologisch onderzoek. De samenwerking tussen de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s en de waterbedrijven WMD en Waterbedrijf Groningen begon in 2009 en wordt gecoördineerd en ondersteund door WLN. Sinds 2011 zijn deze partijen, samen met Wetterskip Fryslân, ook verenigd in een ‘waterketenvereniging’ die deelneemt in verschillende onderzoeksthema’s bij Wetsus. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een nieuw onderzoeksprogramma met vooral aandacht voor schoner oppervlaktewater en hergebruik van grondstoffen.
A
lle partijen zijn er van overtuigd dat, voor een efficiënt en duurzaam waterbeheer, waterkwaliteit vanuit een breed en integraal perspectief beschouwd en beoordeeld moet worden. Een duurzame waterketen vraagt om een visie op de lange termijn voor de hele waterketen. Volgens de noordelijke waterbedrijven en waterschappen vereist dit, naast een alerte houding ten opzichte van technologische ontwikkelingen en innovatie, een daadwerkelijke inhoudelijk technologische samenwerking. Om dit concreet vorm te geven zijn de afgelopen vier jaar vier oriënterende onderzoeken uitgevoerd naar onderwerpen waar de verschillende organisaties elkaar raken: waterzuivering met natuur (mogelijkheden voor industriewaterleveringen), energie in de waterketen, duurzaamheid in de waterketen en waterbalansen (schatting van rioolvreemd water met drinkwaterdata) Natuurlijke waterzuivering
Waterzuivering met natuurlijke systemen of principes is mogelijk een duurzaam
alternatief voor high-rate zuiveringstechnologie. De basisprocessen zijn hetzelfde, alleen gaan ze minder snel. Ten opzichte van advanced technologie hebben de processen dus meer tijd en dus meer ruimte nodig. Minder intensief, maar ook een minimale energieconsumptie en afvalproductie. In beginsel een duurzaam alternatief, dat past bij Noord-Nederland: juist hier is relatief veel ruimte beschikbaar. In dit project zijn de potentie en mogelijkheden van (semi-) natuurlijke systemen voor waterzuivering in Noord-Nederland in kaart gebracht: voor de nazuivering van rwzi-effluent, als voorzuivering bij industriewaterproductie en als schakel tussen rwzi-effluent en industriewaterproductie. Energie
De mogelijkheden voor reductie van het energiegebruik en de broeikasgasemissie zijn onderzocht. Daarnaast is nagegaan waar de noordelijke waterbedrijven en waterschappen op in kunnen zetten om de beoogde energie- en CO2-uitstoot te verminderen.
Waterzuivering met natuur: de potentie van (semi-)natuurlijke systemen als schakel tussen rwzi-effluent en industriewaterproductie is voor Noord-Nederland in kaart gebracht.
In het project Duurzaamheid in de waterketen is het begrip ‘duurzaamheid’ concreet gemaakt met het oog op het waterbeheer in de regio Groningen/Drenthe. Wat vinden de waterbeheerders belangrijk en hoe breed is het werkveld? Vervolgens zijn de praktische consequenties daarvan voor het lokale waterbeheer in beeld gebracht.
Rioolvreemd water
Rioolvreemd water is water dat ongewenst in de riolering terechtkomt en vervolgens wordt afgevoerd naar rwzi’s. Rioolvreemd water bestaat voornamelijk uit geïnfiltreerd grondwater, bronneringen, drainagewater en instromend oppervlaktewater. Inzicht in de hoeveelheid rioolvreemd water in een zuiveringskring is wenselijk om knelpunten inzichtelijk te maken en op te lossen. Dit draagt bij aan het beter functioneren van rwzi’s en het tegengaan van vuilemissies door riooloverstorten en daarmee tot vermindering van de vuilbelasting van oppervlaktewater. In dit licht zijn zes zuiveringen geanalyseerd op de hoeveelheid rioolvreemd water. De rioolwaterhoeveelheden werden vergeleken met de geleverde hoeveelheden drinkwater per postcodegebied.
Waterketenvereniging Inmiddels leidde de samenwerking van de waterschappen en drinkwaterbedrijven in Noord-Nederland ook tot het gezamenlijk participeren in toegepast wetenschappelijk onderzoek bij Wetsus. In december 2011 is de samenwerkingsovereenkomst ondertekend door de waterschappen Noorderzijlvest, Hunze en Aa’s en Wetterskip Fryslân en de drinkwaterbedrijven Waterbedrijf Groningen en WMD. De partijen bundelen sindsdien via een vereniging hun krachten om efficiënter en tegen lagere kosten te kunnen investeren in onderzoek. In Wetsus neemt de vereniging deel aan drie programmaonderdelen: scheiden aan de bron, bio-energie en geavanceerde afvalwaterbehandeling. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Hilde Prummel: (050) 402 21 21.
24
H2O / 21 - 2012
Waternetwerkdag 26 oktober 2012 ´Informatie verbindt´
Veilig in de Delta Deltares is een onafhankelijk toegepast kennisinstituut op het gebied van water, ondergrond en infrastructuur. Wereldwijd werken we aan slimme innovaties, oplossingen en toepassingen voor mens, milieu en maatschappij. We richten ons voornamelijk op delta’s, kustregio’s en riviergebieden. Omdat het beheer van deze dichtbevolkte en kwetsbare gebieden complex is, werken we nauw samen met overheden, ondernemingen, kennisinstellingen en universiteiten in binnen- en buitenland. Deltares stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de kennis en de adviezen. Bij Deltares is kennis de kern. Deltares heeft ruim 800 medewerkers en is gevestigd in Delft en Utrecht.
2iNSPECT Dè tool voor Inspectie en Assetmanagment Assetmanagment speelt een steeds belangrijkere rol voor beheerders. Registratie van de actuele status van uw assets is daarbij van groot belang. 2iNSPECT is dè inspectietool waarmee op eenvoudige wijze een duidelijk en overzichtelijk beeld wordt gegeven betreffende de conditie van infrastructurele objecten. Deze inspectietool is gekoppeld aan de NEN 2767-4 database (het digitale gebrekenboek van de NEN) waardoor de informatie betreffende decompositie en gebreken te allen tijden up-to date is. Met deze inspectietool kan op efficiënte en effectieve wijze geïnspecteerd worden conform de NEN 2767-4 voor infrastructuur alsmede Deel 1&2 vastgoed. Wat kan 2iNSPECT voor u doen! £Het leveren van NEN 2767-4 Inspectie modules. £Het leveren van klant specifieke inspectie modules (NEN 3140) £Het leveren van de mobiele 2iNSPECT schouwmodule gekoppeld aan (Arcgis, Geoweb). £2iNSPECT kan uw helpen bij het vernennen en inrichten van uw assets. £Het leveren van adviseurs voor implementatie van de NEN 2767-4. £2iNSPECT verzorgt opleidingen NEN 2767-4 in combinatie met gebruik van de inspectietool. £Het koppelen van 2iNSPECT aan uw beheersmanagmentsysteem (Ultimo, Maximo, Iris, Atrium) £Het leveren van de benodigde hardware. Voor meer informatie bezoek onze website www.2iNSPECT.nl of neem contact op via mail
[email protected]
Deltares Postbus 177 2600 MH Delft
[email protected] www.deltares.nl
PROFIELK ATERN
Waternetwerkdag 26 oktober 2012 ´Informatie verbindt´
Uw E-dienstverlening naar een hoger niveau!
Leveren uw BOS of FEWS systemen ook (te) veel waardevolle informatie? En wilt u die graag combineren met andere informatie zoals nieuws, weer, actualiteiten en besluiten? Gebruik dan het Dashboard Waterveiligheid. Het Dashboard geeft iedereen toegang tot dezelfde cruciale informatie op één scherm, waardoor u discussieert over de duiding in plaats van over de feiten. Het Dashboard laat naast metingen ook externe gegevens zien zodat u in crisissituaties snel een compleet beeld heeft. Het Dashboard is flexibel; u kunt het scherm zelf inrichten naar eigen informatiebehoefte en de databronnen ook tijdens calamiteiten aanpassen. Naast de desktopversie van het dashboard ontwikkelt HKV LIJN IN WATER een mobiele app voor smartphone en tablet. Zo beschikt u overal over de juiste informatie op het juiste moment. Voor meer informatie over het Dashboard Waterveiligheid raadpleegt u de website www.dashboardwaterveiligheid.nl.
Betere dienstverlening en eenvoudigere regels voor burgers en bedrijven die bij waterschappen aankloppen. Dat is het doel van het convenant dat minister Spies van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voorzitter Glas van de Unie van Waterschappen ondertekenden. Het convenant bevat concrete afspraken die u besparingen in tijd en geld opleveren. Digitale dienstverlening Op het moment dat uw burger of bedrijf een dienst wil aanvragen, kan dit middels een aanvraagformulier. Door hier een eFormulier van te maken wordt met prefill van bekende gegevens het invullen vereenvoudigd en direct gecontroleerd, zodat de burger of bedrijf deze aanvraag gemakkelijk in kan dienen. Ook de verwerking en afhandeling kan door de digitale aanlevering eenvoudiger en efficiënter uitgevoerd worden, vanuit een zaaksysteem of achterliggende applicatie door de medewerkers van de organisatie. SIMgroep in de waterschapswereld In de afgelopen periode heeft SIMgroep haar diensten geïmplementeerd in de waterschapswereld, waar dit nu succesvol draait. Hierbij moet gedacht worden aan: zienswijze indienen Legger Oppervlaktewater, Melding aan watergangen, Melding Muskusrat, Melding overlast, etc. Hierbij maken we gebruik van gestandaardiseerde processen en technieken die al bij meer dan 250 overheidsdiensten draaien. SIMgroep neemt u tijdens een presentatie (workshop ronde 1: 12:10u – 13:00u) op de Waterinfo Dag mee in deze ontwikkelingen en wat dit betekent in de communicatie naar uw website bezoekers, maar tevens ook naar de technische infrastructuur met uw ketenpartners.
HKV LIJN IN WATER is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau op het gebied van water en veiligheid in binnenen buitenland.
HKV LIJN IN WATER BV Botter 11-29 – 8232 JN Lelystad T 0320 – 294242 E
[email protected] I www.hkv.nl
Ontmoet SIMgroep op de Waterinfo dag op 7 november in Lelystad bij stand 11 of kijk op www.SIMgroep.nl voor meer informatie.
SIMgroep Innsbruckweg 180 3047 AH Rotterdam T: 010-2175333 E:
[email protected] I: www.SIMgroep.nl Twitter: #SIMgroep
PROFIELK ATERN 26
H2O / 21 - 2012
a cttualiteit Waternetwerkdag 26 oktober 2012 ´Informatie actualiteit verbindt´
ArcGIS voor Water Mobiel De Waterinfodag 2012 heeft een primeur met de productlancering van ArcGIS voor Water Mobiel. Dit is de nieuwe mobiele productlijn, in de cloud voor al uw mobiele toepassingen. ArcGIS voor Water Mobiel is de mobiele productlijn van Geodan en Esri Nederland voor de waterschappen. ArcGIS voor Water Mobiel is gebaseerd op ArcGIS Online en sluit daarmee naadloos aan op de bestaande geo-infrastructuur van het waterschap. Zo ontsluit u uw gegevens op een veilige manier van en naar uw mobiele toepassingen. Ongeacht waar u of uw collega’s zich bevinden. Daarnaast neemt het een groot deel van uw beheer rondom mobiel werken uit handen. De ArcGIS voor Water Mobiel productlijn biedt gestandaardiseerde oplossingen voor ieder werkproces zoals: £Raadplegen £Mutatiemeldingen £Handhaving £Keringeninspectie Nieuwsgierig geworden naar hoe Geodan en Esri Nederland hier invulling aan geven? Ontmoet ons op de Waterinfodag op 7 november in stand #14 en 19. Productlancering ArcGIS voor Water Mobiel Benieuwd naar wat ArcGIS voor Water Mobiel voor uw organisatie kan betekenen? U bent van harte welkom tijdens de marktpresentatie. Deze start op 7 november om 12.10 uur. Kijk voor meer informatie op http://waterinfodag.nl
Geodan President Kennedylaan 1 1079 MB Amsterdam
[email protected] www.geodan.nl
Esri Nederland Weena 695 (B2.036) 3013 AM Rotterdam www.esri.nl
[email protected]
Bereik de waterbranche met vakblad H2O. Vakblad H2O is dé informatiebron voor professionals in de waterbranche en biedt elke veertien dagen het laatste nieuws, ontwikkelingen en achtergronden op het gebied van watervoorziening en waterbeheer. Een aantal keer per jaar verschijnt H2O als themanummer. Deze thema’s bieden u als adverteerder extra mogelijkheden aansluiting te vinden bij de doelgroep. Biedt uw bedrijf producten en/of diensten aan die aansluiten bij deze thema’s? Dan is dit voor u dé mogelijkheid om de beslissers in de waterbranche optimaal te bereiken. H2O gelezen door top Nederlandse Watersector. De lezers van H2O zijn politici, bestuurders, directies, managers, technici, adviseurs en wetenschappers binnen de watersector. Zij zijn o.a. werkzaam bij waterleidingbedrijven, waterschappen, hoogheemraadschappen, ministeries, Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten, advies- en ingenieursbureaus, het onderwijs, aanbieders van producten en diensten voor de watersector en bedrijven die hun eigen water zuiveren. De oplage van H2O telt ca. 4.000 exemplaren. Als officieel orgaan van de verenigingen en instituten die de watervoorziening en afvalwaterbehandeling in Nederland verzorgen en/of adviseren (Vewin, Waternetwerk en KWR Water B.V.) wordt H2O gelezen door alle leden van deze organisaties. H2O online De website www.vakbladh2o.nl brengt dagelijks nieuwe branche-informatie. Deze nieuwsberichten worden ook doorgeplaatst op twitter. Op de website zijn vacatures in de waterbranche te vinden en bovendien fungeert de site als kennisbank, waar reeds gepubliceerde artikelen terug te vinden zijn. Een betrouwbare bron, die regelmatig door de H2O -lezer wordt bezocht.
Nijgh Periodieken B.V. Postbus 122 3100 AC Schiedam Tel.: 010-4274100
[email protected] www.nijgh.nl
PROFIELK ATERN H2O / 21 - 2012
27
Maatregelen tegen wateroverlast vragen om meer lokaal inzicht Wateroverlast als gevolg van hevige neerslag is vaak heel lokaal van aard, zoals in de zomers van 2010 en 2011 en in mindere mate afgelopen zomer. Om deze wateroverlast op een effectieve manier te bestrijden, is betrouwbare en gedetailleerde informatie nodig over de werking van het watersysteem. Met de huidige modellen is het tijdrovend en complex om dit scherpe beeld te genereren en presenteren. Binnen het project 3Di Waterbeheer is een rekenmodel ontwikkeld dat beter aansluit bij de enorme hoeveelheid data die tegenwoordig beschikbaar is. In een casus is nu aangetoond dat het nieuwe rekenmodel geschikt is voor het berekenen van wateroverlast bij hevige neerslag met een heel hoog ruimtelijk detailniveau.
I
n het stroomgebied van de Barneveldse Beek werkt Waterschap Vallei & Eem samen met de gemeente Barneveld aan de toetsing van de watersystemen in de stedelijke kernen. In aanloop naar de nieuwe NBW-toetsronde voerde het waterschap samen met het 3Di-consortium een casus uit waarin het watersysteem met twee modelconcepten is geanalyseerd en getoetst. Deze casus maakt deel uit van het project 3Di Waterbeheer, waarbinnen (ICT-) producten worden ontwikkeld voor waterbeheerders, ruimtelijke ontwikkelaars en calamiteitenorganisaties die het mogelijk maken wateroverlast nauwkeuriger en sneller te voorspellen.
Barneveld Het watersysteem rond Barneveld is eerst geanalyseerd en getoetst met het reeds bestaande referentiemodel (een Sobek RR-CF-model). Met dezelfde basisgegevens en toetsmethode is vervolgens een vergelijkbare analyse uitgevoerd met het 3Di-rekenmodel. De eerste resultaten bevestigden de meerwaarde van een beter model. Dit was vooral merkbaar in het detailniveau en de presentatie van de wateroverlast, waardoor oorzaken en benodigde maatregelen veel nauwkeuriger bepaald konden worden (zie afbeelding 1). Beschikbare detailinformatie hoeft niet langer geaggregeerd te worden naar een grof niveau om ermee te kunnen rekenen.
Afb. 1: 3Di-rekenmodel voor Barneveld inclusief doorsnede waarin grond- en oppervlaktewaterstanden worden weergegeven.
Afb. 2: Met het nieuwe rekenmodel is geen aggregatie en geen interpolatie van data meer nodig.
Door de hoge resolutie te behouden, is het belangrijkste proces bij wateroverlast sterk verbeterd: de interactie tussen het oppervlaktewater, het grondwater en het maaiveldverloop. Het verloop van het maaiveld is bij hevige neerslag voor een groot gedeelte verantwoordelijk voor de manier waarop water van het maaiveld naar het oppervlaktewater stroomt en eventueel andersom (inundatie).
instroom van het water uit het bakjesmodel in het strengenmodel sterk afhankelijk van de gekozen inlooppunten. In werkelijkheid zal de instroom veel meer diffuus plaatsvinden. In het 3Di-rekenmodel zijn alle neerslag-afvoerprocessen uit de huidige bakjesmodellen in elke rekencel van het nieuwe ‘rastermodel’ beschreven en is direct gerekend met de best beschikbare hoogteen bodemgegevens.
Modellering onverhard gebied
Modellering verhard gebied
Het onverharde gebied rond Barneveld is hellend en met name de variatie in maaiveldhoogte leidt tot een lastig voorspelbare neerslag-afvoerrelatie in een ‘bakjesmodel’. Lokale depressies of hoogtes zijn net als de vorm van een afwateringsgebied niet verwerkt, terwijl deze aspecten bepalend zijn voor het afvoergedrag. Bovendien is de
Voor de afwatering van de aanzienlijke hoeveelheid verhard oppervlak in Barneveld is net als in onverhard gebied de oppervlakkige afstroming en toestroom naar de riolering cruciaal. Het verhard oppervlak is zelfs nog gevoeliger voor lokale hoogteverschillen, zoals stoepranden en drempels. Die bepalen in grote mate of en hoe snel water
Afb. 3: Links inundatie volgens de huidige werkwijze (eens per 100 jaar) en rechts water op straat en land volgens het 3Di-rekenmodel (eens per 100 jaar).
28
H2O / 21 - 2012
achtergrond oppervlakkig afstroomt of de riolering instroomt. Dit kwam naar voren in de casus, toen de riolering beperkend bleek bij extreme neerslag en het water op straat geborgen werd. Vertaling modelresultaten naar wateroverlast
Het vertalen van waterstanden naar inundatiebeelden gebeurt binnen veel modelstudies en zo ook in de referentiesituatie in de casus met behulp van GIS-bewerkingen met een hoogtekaart. Hier spelen allerlei vragen met betrekking tot de interactie tussen het oppervlaktewater en het maaiveld: tot waar kan het water uit de watergang komen, zijn de barrières goed meegenomen en blijft de volumebalans kloppend? Bovendien bestaat geen inzicht in de inundatiebeeld over de tijd. Met het 3Di-rekenmodel was het niet nodig om nabewerkingen op de resultaten uit te voeren; inundatie wordt direct op een hoog detailniveau berekend (zie afbeelding 2).
NBW-knelpunt en zijn verder totaal andere maatregelen nodig om het knelpunt op te lossen dan eerder werd gedacht.
Conclusie Het nieuwe 3Di-rekenmodel biedt een scherpere analyse van wateroverlast in de nieuwe NBW-toetsronde en bij het ontwerpen van effectieve maatregelen. Naast nauwkeurige basisgegevens en een goede methode is ook het modelconcept van cruciaal belang voor een goed inzicht in het watersysteem.
Resultaat casus
Deze drie elementen zijn alle drie noodzakelijk en dienen in verhouding te staan met elkaar. Zoals eerder gesteld vormen de beschikbare basisgegevens op dit moment zeker niet de zwakste schakel. De waterschappen steken veel energie in het verbeteren van de kwaliteit en uniformiteit van die gegevens. Bovendien is de nieuwe toetsingsronde een aanscherping van de toetsing die ruim vijf jaar geleden door de waterschappen is uitgevoerd. Grote eenduidige knelpunten met een relatief eenvoudige oplossing zijn al aangepakt.
Het concrete resultaat van de casus was de aanscherping van een mogelijk NBW-knelpunt tot een situatie met water op straat in stedelijk gebied (zie afbeelding 3). Hiermee is allereerst geen sprake van een
De lokale en meer complexe knelpunten blijven vaak nog achter, waardoor in de nieuwe toetsingsronde daar de aandacht op komt te liggen. Met een nieuw rekenmodel,
een modelconcept dat tenminste 100 keer sneller en nauwkeuriger rekent dan de huidige modelstandaarden, wordt de ‘achterstand’ die de bestaande instrumenten hebben ten opzichte van de basisgegevens en de methodiek ingehaald. Hierdoor krijgen we een veel nauwkeuriger beeld van de werkelijke knelpunten en hoe deze op een doelmatige manier aangepakt kunnen worden. Michiel Nieuwenhuis (Waterschap Vallei en Veluwe) Doeke Kampman (Nelen & Schuurmans)
advertenties
: - 7 - 3 2 3 2 7 9 7 8% - 2 % & - 0 - 8 = £;EXIV ;EWXI;EXIV8IGLRSPSKMIW£6IG]GPMRK£;EWXIXS)RIVK] 'SQTPIXIXYVROI]STPSWWMRKIR`1SRXEKISTWXEVXIREJXIVWEPIW`3RX[IVTIRKMRIIVMRKIRTVSHYGXMI`:SPPIHMKITVSGIWKEVERXMIW`;IVIPH[MNHQIIVHERVIJIVIRXMIW 2MNLYMW;EXIV8IGLRSPSK]`[[[RMNLYMW[EXIVGSQ`(MR\TIVPS,5'EMVS'LMGEKS,EQFYVK,SRK/SRK.EOEVXE/IRHEP9/1SWGS[;EVWE[
B e nt u: B e z i g m e t k w a l i t a t i e f e n k w a n t i t at i e f g r o n d w at e r b e h e e r i n e e n g e m e e n t e o f g e b i e d? B e t r o k ke n b ij a l l e r l e i a c t i v i t e i t e n w a a r b ij g r o n d w at e r w o r d t g e b r u i k t? Va n p l a n o m h e t b e h e e r v a n g r o n d w ate r m e e r g e b i e d s g e r i cht i n te v u ll e n? En w i l t u d a a r ove r e r v a r i n g e n e n i d e e ë n u i t w iss e l e n m e t a n d e r e w ate r p r o f e ssi o n a ls e n n i e u we a a n p a k ke n e n co n c r e te to o ls o nt w i k ke l e n?
B e z o e k d a n d e we b s i t e w w w. g r o n d w a t e r c o l l e c t i e f. n l
H2O / 21 - 2012
29
waternetwerken WATERCOLUMN
Het tij keren naar een winstsituatie
D
e steden groeien niet alleen door de aanwas van de bevolking: ook de individualisering, de geldlust en de totale desinteresse voor milieumaatregelen spelen ons parten. Uit cijfers van de Wereldbank is bekend dat alleen al in Vietnam 20 miljoen mensen geen fatsoenlijke toiletten bezitten, met alle gevolgen van dien. Hoe keren we het tij? Door vanaf nu enorm vervuilde rivieren te reinigen en het sterk vervuilde afvalwater van de industrie te behandelen tot redelijke lozingskwaliteit en dit ook te behouden? Het gaat niet alleen om investeringen in zuiveringsinstallaties of het voorkomen dat afvalwater wordt gedumpt in de bodem of via waterbergingsvijvers terecht komt in een rivier of rechtstreeks naar een rivier via ondergrondse pijpleidingen. Nee, er is vooral een volledige omslag nodig in mentaliteit en denkpatronen op politiek en diplomatiek niveau. Als rivieren te sterk vervuild raken, dan wordt het een uitdaging om hiervan nog drinkbaar water te produceren. Om deze win-winsituatie te bereiken, moeten we flexibeler en vindingrijker zijn. Terwijl op het platteland met moeite een bak rijst vergaard wordt, rijden in de grote steden overheidsinstanties rond in luxe wagens met motorescorte. Wij moeten de investeringen, bankleningen, subsidies voor de bouw van drinkwater- en afvalwaterinstallaties ‘delen’ met deze overheidorganen voor het welzijn van de plattelandsbevolking. Niet om het systeem in stand te houden, maar om alle kinderen en kleinkinderen een schoner milieu, schonere rivieren, betere sanitaire voorzieningen en bovenal hygiënisch betrouwbaar water te kunnen bieden. Lukt dit niet, lees dan nog eens wat Theo Schmitz (Vewin) schreef in nummer 17 van dit vaktijdschrift (31 augustus jl., pag. 22). Dan belanden we in een verliessituatie in plaats van een winstsituatie voor de lokale bevolking en het nageslacht te creëren. Martinus Hoeksema (MartinsWater-Vietnam)
Assetmanagement: durf samen te werken Op 8 november houdt de themagroep Assetmanagement het KNW-assetmanagementsymposium 2012 met als titel ‘De winst zit in de keten!’. Het ketendenken staat dan centraal: hoe zorgen we ervoor dat onze inspanningen passen in een groter geheel en hoe tillen we het assetmanagement naar een hoger niveau? Deze insteek is een belangrijke reden voor hoogleraar Paulien Herder (TU Delft), die ook programmaleider strategisch assetmanagement is bij NGInfra, om als dagvoorzitter te fungeren.
Paulien Herder (TU Delft): “Het ketendenken heeft geen onbereikbare, abstracte doelen.”
“De watersector neemt de transitie naar professioneel assetmanagement zeer serieus en durft in ketens te denken”, zegt Herder. “Het is daarom belangrijk dat de sector gebruik maakt van de (wetenschappelijke) kennis die er is op het gebied van onder andere ketensamenwerking. Vanuit mijn eigen achtergrond vind ik de koppeling tussen enerzijds de techniek en anderzijds de organisatie, de mensen en de economie cruciaal. Ook dat wordt hier serieus opgepakt.”
Strategische blik Volgens Herder biedt het symposium zowel de bezoekers als de sector een groot potentieel: “Het gaat om het vergaren van essentiële kennis, maar ook om inspiratie op te doen dat samenwerken - in een keten - mogelijk is en heel wat kan opleveren. En men zal hopelijk ook zien dat de waterwereld kan leren van andere sectoren en gebieden: het zal mensen verbazen te ontdekken dat sectoren soms heel verschillend lijken maar vaak minder ‘vreemd’ zijn dan men denkt. Dat geldt zeker als het gaat om de keten- en netwerksamenwerking en de uitdagingen die daarin liggen. Ik zie dat in meerdere sectoren terugkomen.” In het ochtendprogramma draait het vooral om de strategische blik. Na de opening door Herder en mede-dagvoorzitter Rian Kloosterman (programmamanager Strategisch Assetmanagement bij Vitens) vertelt Nico van Dooren (projectleider Port Compass/Havenvisie 2030) over nut en noodzaak van ketendenken in het Havenbedrijf Rotterdam. Daarna geeft Andreas Ligtvoet (onderzoeker naar samenwerking in complexe energienetwerken, TBM, TU Delft) voorbeelden van strategische samenwerkingsverbanden en de doorwerking hiervan naar assetmanagement: hoe kom je van een visie en strategie tot bedrijfswaarden om risicoafwegingen mee te doen? Tot slot vertelt Wouter van Vuren (teamleider centraal onderhoud Waterschap Rivierenland) over de ontwikkelingen rond de routekaart voor assetmanagement in de waterketen. De dagvoorzitters sluiten de ochtend af met een plenaire discussie.
‘Veel te winnen’ ‘s Middags draait het om concrete praktijkvoorbeelden bij de waterschappen De Dommel en Roer en Overmaas en de drinkwaterbedrijven Vitens en Evides. Ook dit deel sluit af met een plenaire discussie. “Ik zou het mooi vinden als mensen naar huis gaan met het gevoel dat er nog veel te winnen is”, zegt Herder. “Ik wil dat mensen zien dat het ketendenken geen onbereikbare, abstracte doelen heeft. Het zou mooi zijn als ze, gesterkt door voorbeelden uit de praktijk en inspirerende lezingen, de uitdaging tot ketendenken in assetmanagement aan durven gaan.” Het assetmanagementsymposium met als titel ‘De winst zit in de keten!’ vindt plaats op de productielocatie Berenplaat van Evides in Spijkenisse. Het programma begint om 9.30 uur en eindigt om 15.30 uur. Voor aanmelding: www.waternetwerk.nl/agenda/evenement/160.
30
H2O / 21 - 2012
waternetwerken Sparren op het raakvlak van drie disciplines Op 11 oktober hielden de KNW-themagroepen Afvalwaterbehandeling, Bestuurlijkjuridische aspecten en Waterkwaliteit het symposium ‘Hoe zuiver is lozen nog?’ Het was een bundeling van krachten om de problematiek van lozen en zuiveren vanuit drie invalshoeken te bekijken: waterkwaliteit, waterzuivering en watervergunning. En dat was hard nodig, zo meenden de organisatoren: al vragen deze drie werkvelden elk hun specifieke expertise, er zijn ook veel raakvlakken. Maar helaas bestaat weinig interactie tussen die disciplines, met als gevolg onbegrip, discussie en niet altijd het optimale resultaat. Door op het kruispunt van de werkvelden te gaan zitten, wilde de organisatie de interdisciplinaire discussie op gang brengen, wederzijds begrip kweken en de onderlinge samenhang verbeteren.
Rwzi Horstermeer is de eerste in Nederland die van deze aanpak gebruik gaat maken. Jarno de Jonge (Waterschap De Dommel) kijkt binnen STOWA naar de optimalisatie van nutriëntenemissie in relatie tot het ontvangende oppervlaktewater.
Europese Unie geen mengzones wil, hebben we toch een principe ontwikkeld waarbij op de korte afstand geen acute toxische effecten mogen voorkomen, terwijl op de langere afstand geen chronische toxische effecten meetbaar mogen zijn. Uiteindelijk moet het altijd voldoen aan de milieukwaliteitseisen.”
Na de lunch waren er parallelsessies waarin de drie basisthema’s waterkwaliteit, waterzuivering en wet- en regelgeving nader werden uitgediept. Dat leidde direct tot discussies en vragen. Hoe voldoe je aan gestelde eisen tegen de laagste maatschappelijke kosten? Moet je in rwzi’s investeren als bijvoorbeeld landbouw daarin achterblijft? Hoe ga je in vergunningen om met piek-lozingen bij rwzi’s? En wat is het effect van de verplaatsing van je lozingspunt op je normering? In kleine groepjes gingen de deelnemers met de vraagstellers in De 70 deelnemers keken eerst discussie. Het interessante was niet naar het praktijkvoorbeeld van alleen dat dit vaak leidde tot de rwzi Horstermeer, die wordt oplossingen voor de vraagsteller Dagvoorzitter Bert Palsma (STOWA) voor een zaal met 70 belangstellenden. uitgebreid om te voldoen aan en soms de meedenker in zo’n nieuwe en toekomstige milieu-eisen. “Uit groep, maar ook regelmatig tot de conclusie “De Nederlandse situatie is erg complex: we onze systeemanalyse volgt een nadruk op de dat dit een verdere discussie waard was missen echte natuurgebieden en de zuivering van de grootste bronnen,” vertelde met de intentie die discussie ook daadprocessen in oppervlaktewater zijn moeilijk Bart Specken (Waternet): “Dit is kosteneffecwerkelijk in te zetten. En misschien is dat te beheersen. We werken binnen STOWA tiever dan álle vervuilingsbronnen aan te nog wel de grootste winst van dit aan het opbouwen van kennis en het pakken.” symposium. Want het ging er uiteindelijk verminderen van de complexiteit. Daarnaast “Dat heeft geleid tot een opwaardering van om de interdisciplinaire discussie op gang te bezien we afvalwater nu als bron van de huidige installatie om vaste lage waarden brengen. Wat dat betreft eindigde dit (economische) waarde.” te garanderen”, zei Manon Bechger symposium met heel veel goede Peter Vermij (RWS Waterdienst) schonk, in het (Waternet), “met een nabehandeling van een voornemens. De onderlinge samenhang kader van vergunningverlening, bijzondere zogeheten 1-stepfilter om aan de nieuwe tussen waterkwaliteit, waterzuivering en aandacht aan mengzones. “Hoewel we vanuit eisen te kunnen voldoen.” watervergunningen is een stap dichterbij. de Kaderrichtlijn Water blijven toetsen en de
De beste fitters op de TU Delft
Secties op pad
Jaarlijks vinden fitterijwedstrijden plaats, maar voor de eerste keer werd gestreden door studenten. Dit gebeurde in het kader van de 170ste verjaardag van de TU Delft met een toepasselijk bedrag van 170 euro voor de snelste fitter. De aftrap werd gegeven door een team van Waternet, meervoudig kampioen op nationaal en internationaal niveau. Het team bestond uit Arie van Bladeren, Marco Borhem en Bei Harmens, onder leiding van Hans Slieger en Jan van Breugel. “De internationale wedstrijden draaien om het aanboren en fitten op de Amerikaanse, Britse en Nederlandse wijze”, zegt Van Bladeren. “Die methodieken worden al niet meer gebruikt, ze maken het voor de wedstrijd moeilijker dan in de praktijk nodig is.” Acht jaar trainde Van Bladeren om tot het (wereld)kampioenschap te komen, hij behaalde met zijn team de top in Nederland, maar ook in Chicago en Dallas. Volgend jaar doet hij in Birmingham voor de laatste keer mee. Wat is het geheim van perfect fitten? “We hebben veel ervaring, dat geeft rust en
Op 6 november houdt de sectie NoordNederland een middaglezing bij Waterschap Noorderzijlvest over het voorspellen in de waterketen. Zo wordt ingaan op de nationale regenradar en bijbehorende neerslagvoorspelling, en hoe de gemeente Groningen gebruik maakt van deze voorspellingen in zijn rioolbeheer. De middag wordt afgesloten door een borrel en een stamppotmaaltijd.
zelfvertrouwen. Wij blijven ook onder druk rustig.” Tijdens het studentenkampioenschap gaven zij een demonstratie, daarna was het aan de studententeams. Geen van de studenten had ooit deelgenomen aan een fitterijwedstrijd, dus die demonstratie was wel nodig. Het fitten was een spannende strijd tegen de klok, de tijd van fitten en bij het kraantje drukken vormden samen de totaaltijd. Aan het eind van de middag werd de eerste prijs uitgereikt aan team Wouter & Wouter. De positieve reacties op de dag zullen naar verwachting leiden tot een vervolg in 2013.
Op 8 november brengt de sectie Gelderland ‘s middags een bezoek aan het watersysteem van de Bedriegertjes op landgoed Rosendael bij Velp. Rond 15.30 uur volgt een bezoek aan Pasman Motoren en Aggregaten CV in Baak in verband met motorenrivisie. Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl/waternetwerk-secties.
H2O / 21 - 2012
31
waternetwerken Cursusaanbod
WATERCOLUMN
ver.nieuws_column kop
V
er.nieuws_column plat initiaal
ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur
t t t t t t t t t t t t t t t t
MFHJPOFMMBQSFWFOUJFJOMFJEJOHXBUFSJOTUBMMBUJFT CFUFS[VJWFSFOEPPSLPTUFOCFIFFSTJOH JOSJDIUJOH CFIFFSFOPOEFSIPVEJOTUFEFMJKLHFCJFE NPOTUFSOFNFSBGWBMXBUFS[VJWFSJOH WFSHVOOJOHWFSMFOJOHHSPOEXBUFS BDUVBMJUFJU/&/ WBLCFLXBBNQFSTPPO/&/ WFSWPMH LFUFMXBUFSCFIBOEFMJOH XFSLFOJOCFTMPUFOSVJNUFO CBTJT WFJMJHXFSLFOBBOEFXFH BMUFSOBUJFWFUFDIOJFLFOMFHJPOFMMBQSFWFOUJF TDIPOFSF÷VFOU HSPOEXBUFSPWFSMBTUJOCFCPVXEHFCJFE XFSLFOJOCFTMPUFOSVJNUFO WFSWPMH WFJMJHIFJESFHJPOBMFXBUFSLFSJOHFO SFJOJHJOHFOEFTJOGFDUJFWBOMFJEJOHXBUFSJOTUBMMBUJFT
OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS OPWFNCFS EFDFNCFS
Voor meer informatie: (030) 606 94 00 of www.wateropleidingen.nl.
Uitwisselen van kennis en ervaring steeds belangrijker Het delen van kennis en ervaring is essentieel en wordt, mede door vergrijzing van de sector en de noodzaak tot intensieve samenwerking, steeds belangrijker. Ter inspiratie wordt maandelijks op deze plaats in H2O een praktijkvoorbeeld gepresenteerd, waarin daadwerkelijk kennis en ervaring worden gedeeld. Deze keer vier vragen aan Ronald Wielinga, initiator van de Waterkennisbank, hét digitale kennisnetwerk in de Nederlandse watersector. De Waterkennisbank bestaat nu een jaar. Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? “Op 1 oktober 2011 hebben we de website www.waterkennisbank.nl gelanceerd, na enkele maanden waarin we aan organisaties in de watersector onze ideeën hebben voorgelegd. Uit deze gesprekken kwam steeds naar voren dat de Nederlandse watersector over veel kennis en ervaring beschikt, maar dat deze niet altijd op de juiste plek beschikbaar is. Hier zit dan ook de toegevoegde waarde van de waterkennisbank. Wij helpen bij het vinden van collega’s die je nog niet kent, maar die je graag ondersteunen. Dit leidt tot kennisdeling tussen organisaties, het gebruik maken van de ervaringen van een expert, de uitwisseling van kennis tussen jonge talenten en seniors en online kennisuitwisseling.” Wie doen er mee met de Waterkennisbank? “De kern wordt natuurlijk gevormd door mensen uit de watersector: meer dan 500 collega’s maakten afgelopen jaar een profiel aan en kunnen zo collega’s vinden via het zoeksysteem. Ze vertegenwoordigen een groot aantal organisaties in de watersector. Zo zijn alle waterschappen en drinkwaterbedrijven vertegenwoordigd, maar ook het Rijk, een groot aantal gemeenten, provincies, bedrijven, kennisinstellingen, adviesbureaus en technologieleveranciers. Vergeet ook niet de grote groep zelfstandigen, die heel specifieke kennis in huis hebben. Verder hebben we inmiddels 20 partijen die
32
H2O / 21 - 2012
meewerken. Zij vertegenwoordigen, alhoewel de waterschappen hierin voorop lopen, een grote diversiteit aan organisaties. En we hebben vier ambassadeurs: Chris Kuijpers (DG Ruimte en Water van het ministerie van Infrastructuur en Milieu), Marga Kool (dijkgraaf Waterschap Reest en Wieden), Martien den Blanken (directeur PWN) en Ina Adema (burgemeester Veghel).” Wat vond jij het mooiste moment van afgelopen jaar? “Het moment dat ik met mede-initiatiefnemer Astrid Ventevogel concludeerde dat de Waterkennisbank werkt. Het is niet alleen een leuk initiatief, maar we maken organisaties en medewerkers ook beter. Door de samenwerking met het Platform WOW konden we afgelopen jaar bijdragen aan de totstandkoming van 20 personele uitwisselingen. Onlangs nog ging een collega van de Provincie Zuid-Holland voor ruim een jaar fulltime aan de slag bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Niet eerder was een uitwisseling qua periode en aantal uren per week zo intensief. Dit sluit helemaal aan bij
onze visie dat we veel meer in het belang van de watersector moeten denken en minder in het belang van een organisatie. Mooi dat wij hier een steentje aan kunnen bijdragen.” Waarop ligt de nadruk het komende jaar? “Allereerst moet het aantal geregistreerde professionals groeien: doelstelling is het komende jaar te verdubbelen naar duizend profielen. Daarnaast wordt via de Waterkennisbank nu vooral impliciete kennis toegankelijk gemaakt. Er is echter ook veel expliciete kennis (rapporten, artikelen, presentaties) beschikbaar die niet goed wordt ontsloten. Daaraan gaan wij komend jaar proberen invulling te geven. Daartoe hebben we meer partijen nodig. Zij krijgen hiervoor een vermelding op internet en ondersteuning bij hun zoekvragen.” Voor registratie van uw profiel: www.waterkennisbank.nl.
waternetwerken DRIJFVEER
WATERCOLUMN
ver.nieuws_column kop “Leren en verbeteren maken een organisatie sterk”
V
Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Johan Loois (59), adviseur beleid en proces evaluatie bij Waternet. “Ik houd me bezig met bedrijfsvoering, organisatieontwikkeling en werkprocessen op het gebied van watersystemen voor twee opdrachtgevers: waterschap Amstel, Gooi en Vecht en gemeente Amsterdam. Van oorsprong ben ik milieudeskundige. Ik begon als Wvo-vergunningverlener bij een zuiveringschap. Daarna heb ik in diverse managementfuncties (bijna) alle waterschapsaspecten meegemaakt, van planvorming tot handhaving, van dijkenbeheer tot waterinrichting. Lag het accent in eerste instantie op technische en juridische zaken, later verschoof dat naar organisatorische aspecten, vanwege de fusies en reorganisaties waaruit Waternet is ontstaan. Door mijn ervaringen is mijn voorkeur voor de bedrijfskundige kant van de watertaken gegroeid. Mijn taak is om te adviseren op welke wijze productie, werkprocessen en interne organisatie verder kunnen worden geoptimaliseerd. Door het bestuderen van cijfers, prestaties en scores probeer ik het management en de medewerkers in een permanente staat van leren en verbeteren te krijgen. Duurzaamheid, coöperatieve samenwerking en ketendenken vormen daarbij de belangrijkste beginselen.” “Ik heb altijd ‘iets’ gehad met water. Geboren
er.nieuws_column plat initiaal
ver.nieuws_column plat ver.nieuws_column auteur
Johan Loois
in de Kop van Overijssel werd ik er mee besmet en het heeft mij nooit meer losgelaten. Water is onlosmakelijk verbonden met het leven en met mensen. Je hebt te maken met natuur en klimaat, twee onvoorspelbare factoren. We proberen water in Nederland zo goed mogelijk te beteugelen, maar dat kent zijn grenzen. Risico’s horen daar ook bij, hoe goed we ook zijn in het reduceren ervan. Dat maakt het een enorm fascinerend vakgebied, je bent nooit klaar.” “Als je met water werkt, werk je ook met mensen. Het maatschappelijk aspect ervan is enorm: drinkwater, waterveiligheid, maar ook bijvoorbeeld het recreatief gebruik ervan. Als enthousiast amateurzeiler is ook dat voor mij van belang. Daarom ben ik me ervan bewust dat het afstemmen van beleid met de omgeving essentieel is. Dit geldt voor een waterschap naar buiten toe, maar ook intern in organisaties: goede afstemming is
noodzakelijk om een proces te kunnen optimaliseren, juist omdat er zoveel afdelingen met elkaar moeten samenwerken.” “Je kunt hierbij veel van anderen uit de sector leren. Door kennis uit te wisselen kun je op de hoogte blijven van ontwikkelingen in het vakgebied. Hoe speel je bijvoorbeeld beleidsmatig in op politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma of de Kaderrichtlijn Water? Hoe ga je dit doorvoeren in de organisatie, in de processen, maar ook op de werkvloer? Hoe kun je maatregelen zo optimaal mogelijk integreren? Door kennis uit te wisselen tijdens de themadagen van KNW en door de artikelen in H2O blijf ik op de hoogte van wat speelt en hoe anderen in het werkveld hiermee omgaan. Door open te staan voor nieuwe invalshoeken kunnen we steeds verder optimaliseren. Daar heeft de gehele sector uiteindelijk baat bij.”
Agenda Op 2 november houdt Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) samen met het Koninklijk Nederlands Waternetwerk en KWR Watercycle Research Institute het symposium ‘Nieuw licht op oude technologie’. Dit gebeurt in Dalen, waar WMD het eerste productiestation in Nederland liet bouwen dat speciaal is ontworpen voor biologisch adsorptieve ontijzering. De bijeenkomst op het productiestation begint om 09.30 uur. Na afloop zal burgemeester Bouwmeester van Coevorden het station officieel openen. Van 4 t/m 6 november houdt KNW, in samenwerking met de Instrumental Control and Automation-groep van de International Water Association, de conferentie ‘New developments in IT & Water’: een internationaal congres dat relevante IT-oplossingen voor de watersector zowel in de breedte als in de diepte behandelt. Op 8 november vindt in Spijkenisse het assetmanagementsymposium 2012 plaats, met dit jaar als titel ‘De winst zit in de keten!’
Ook op 8 november houdt themagroep Afvalwaterbehandeling het symposium ‘Wordt de rwzi van de toekomst een grondstoffenfabriek?’. De organisatie wil de watersector informeren en inspireren met beelden en ontwikkelingen die zijn gevormd in de Routekaart Afvalwaterketen. Op 9 november ‘s avonds vindt ter voorbereiding op het jongerenprogramma van de International Water Week 2013 een tweede bijeenkomst plaats: de 350+ dagen countdown. In juli werd tijdens de 500-dagen countdown-borrel gekeken naar de invulling van de komende editie en de thema’s die dan centraal staan. Op 9 november wordt verder invulling gegeven aan het programma en worden deelnemers gekoppeld aan een activiteit die ze willen helpen organiseren. Op 30 november staan het najaarscongres en de algemene ledenvergadering van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk op het programma. De locatie is Het Groene Paviljoen in Baarn. De titel luidt ‘Van vicieus naar virtueus: water in een circulaire economie’.
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail:
[email protected]
H2O / 21 - 2012
33
Sandtastic! The right grain, at the right place, at the right time.
Filcom levert voor elke toepassing het perfecte zand. En juist voor drinkwaterbereiding, waar het filterzand moet voldoen aan strikte eisen, levert Filcom de juiste kwaliteit in de juiste hoeveelheid, waar en wanneer u het wenst. Kijk voor meer informatie op
www.filcom.nl
JURQGZDWHUVWDQGHQ RYHUVWRUWJHJHYHQV JURQGZDWHUVWDQGHQHQRYHUVWRUWJHJHYHQVSHUHPDLOWRWXZEHVFKLNNLQJ WRWVHQVRUHQSHUPRGHP OXFKWGUXNJHFRPSHQVHHUGGXVJHHQH[WUDEDURVHQVRUHQQRGLJ EDWWHULMOHYHQVGXXUMDDU#PHWLQJXXUHQHPDLOGDJ RSDIVWDQGKHUSURJUDPPHHUEDDU GDWDRSVODJLQXZHLJHQEHKHHURSEDVLVYDQ64/GDWDEDVH FRQYHUVLHQDDUVWLMJKRRJWH1$3 YRODXWRPDWLVFKHRIKDQGPDWLJHH[SRUWQDDU'HOIW)(:6+\GUDV&69HWF
.(//(5 *60PRGHPORJJHUOLIHFDQEHVRVLPSOH .(//(50HHWWHFKQLHN%9 3RVWEXV $%5((8:,-.
:::.(//(5+2//$1'1/
7HO )D[ (VDOHV#NHOOHUKROODQGQO
Uw proces verdient…
HHQ9HUGHUÀH['XUD Kijk voor ons compleet fitnessprogramma op ZZZZLMNERHUPDQOof bel 050 549 59 00
Grondboorbedrijf Haitjema B.V. www.haitjema.nl Grondboorbedrijf Haitjema is als zelfstandige onderneming gespecialiseerd in het engineeren, bouwen en meerjarig onderhouden van complete grondwaterinstallaties. Wij staan dag en nacht voor u klaar!
Wisseling 10
Postbus 109
7700 AC Dedemsvaart
T: 0523 - 6120 61
F: 0523 - 615950
Email:
[email protected]
Daadwerkelijk duurzaam? Dat kan! Het HACH LANGE wateranalysesysteem én verwerking in ons milieucentrum.
C
C C
C C C
C
C C C
C
C
C C
C
C
C C
C
Gift Toxig Tosique Vergsico Tox iftig ic Ätze Cor nd Corrosi Bijterosif Cor nd vo rosi ve
B CS D COO DC 14 5 K C
C C
C
T
C C
C
LC
Voor meer informatie bel: Tel 0344-631130 www.hach-lange.nl
Installeer vandaag de technologie van morgen
Betrouwbaarheid of energiebesparing? Kiezen hoeft niet meer met onze efficiënte schroefblowers
Download een QR-reader, scan de code en ga naar onze website.
Vervang uw oude blowers en installeer vandaag de technologie van morgen. Want Atlas Copco presenteert de nieuwe ZS-blowers, die gemiddeld qua energieverbruik 30% efficiënter zijn. Een aanzienlijke besparing die te danken is aan de superieure en zeer betrouwbare schroeftechnologie. Met deze energiezuinige schroefblowers bespaart u veel kosten en voldoet u aan de huidige eisen van een duurzame en CO2-arme economie. Reden genoeg om vandaag nog deze technologie van morgen te installeren! Wilt u weten hoe u energiezuiniger en milieubewuster kunt werken? Bereken uw besparing op www.efficiencyblowers.com of neem contact op voor een persoonlijk advies via telefoonnummer: (078) 6230 367.
*thema
platform
Ilse Pieterse-Quirijns, KWR Watercycle Research Institute Will Scheffer Claudia Agudelo-Vera, Wageningen Universiteit Mirjam Blokker, KWR Watercycle Research Institute
Duurzaam ontwerp van de aan- en afvoer van drinkwater Het simulatiemodel SIMDEUM geeft een betrouwbare voorspelling van koud- en warmwaterverbruik in woningen, gebouwen en utiliteitsbouw en kan daardoor een cruciale rol spelen bij het bevorderen van duurzaamheid in de waterketen. Zo leiden op het model gebaseerde rekenregels tot energieefficiënte ontwerpen van leidingwaterinstallaties. Ook maakt het model het mogelijk grijs- en hemelwatersystemen goed te dimensioneren en geeft het inzicht in de kwantiteit en kwaliteit van het afvalwater, zoals temperatuur en concentratie aan nutriënten. Deze informatie is nodig in processen waarin energie of nutriënten uit afvalwater teruggewonnen worden.
S
tijgende energiekosten en klimaatveranderingen maken het voor de (Nederlandse) waterketen steeds urgenter om te streven naar duurzaamheid en klimaatneutraal opereren. Belangrijke duurzaamheidaspecten zijn besparingen op energie, op water en materiaal voor levering van drinkwater, hergebruik van grijs of hemelwater en het terugwinnen van energie en nutriënten uit afvalwater. Om die besparingen of terugwinning te bereiken, is kennis nodig over de hoeveelheden koud en warm water die op elk tappunt in een gebouw worden gebruikt en over de eigenschappen van het afvalwater. Om duurzame en energieefficiënte leidingwaterinstallaties te ontwerpen, zijn realistische patronen van de koud- en warmwatervraag nodig. Voor het ontwerp van een grijswatersysteem is deze informatie nodig over elk tappunt. Voor het terugwinnen van warmte uit het riool, hergebruik van afvalwater en het terugwinnen van nutriënten uit afvalwater is kennis vereist over de hoeveelheid en kwaliteit van afvalwater. SIMDEUM kan deze informatie leveren en is inmiddels succesvol toegepast bij de ontwikkeling van nieuwe rekenregels, die een realis-
De op SIMDEUM gebaseerde nieuwe rekenregels voor hygiënische en energetisch efficiëntere leidingwaterinstallaties staan centraal op een landelijk congres op 6 november in de Jaarbeurs in Utrecht.
tische voorspelling geven van het koud- en warmwaterverbruik in gebouwen. Ze maken het bovendien mogelijk leidingwaterinstallaties te ontwerpen en warmwaterbereiders te dimensioneren.
Apparaten en gedrag Het model simuleert patronen van waterverbruik voor woningen, gebouwen en utiliteitsbouw. SIMDEUM (SIMulation of water Demand, an End-Use Model)1),2) modelleert het gedrag van mensen met betrekking tot hun waterverbruik, rekening houdend met de verschillen in installatie en waterverbruikende apparaten. Dit betekent dat in elk gebouw, hotel of zorginstelling (utiliteitsbouw), wordt gekeken naar de eigenschappen van de aanwezige waterverbruikende apparaten en tappunten en het waterverbruikend gedrag van de aanwezige personen. Van iedereen wordt op basis van statistische gegevens bepaald wanneer hij aanwezig is en wanneer hij water verbruikt. Van elk tappunt worden de eigenschappen gedefinieerd, zoals de volumestroom, de tijdsduur, de frequentie van verbruik en de gewenste temperatuur. De tijdsduur en frequentie van gebruik zijn afhankelijk van de gebruikers: een tiener doucht bijvoorbeeld vaker en langer dan een 65-plusser. In een zakelijk hotel staat iemand korter onder de douche dan in een toeristisch hotel. Daarnaast kunnen de tijdsduur, frequentie en gewenste temperatuur afhankelijk zijn van het type apparaat, bijvoorbeeld een bepaald type wasmachine (energiezuinig of
een ouder type) of van de toepassing. Een keukenkraan is bijvoorbeeld te gebruiken voor het vullen van een glas met koud water (15 seconden, 0,083 liter per seconde, 10°C), voor de afwas, waarbij warm water wordt gebruikt (45 seconden, 0,167 liter per seconde, 55°C) of voor handen wassen (13 seconden, 0,083 liter per seconde, 10°C). SIMDEUM berekent op welk tijdstip het tappunt wordt gebruikt, door wat voor persoon (tiener, bejaarde of personeel) en om welke reden. Zo is het afnamepatroon van koud en warm water per tappunt te berekenen. Door het optellen van al deze afnamepatronen wordt het afnamepatroon bepaald voor een hele woning of gebouw. SIMDEUM is getoetst door het berekend waterverbruik te vergelijken met het kouden warmwaterverbruik dat elke seconde is gemeten in woontorens en in enkele gebouwen in de utiliteitsbouw3). Afbeelding 1 toont de gemeten patronen voor een woontoren en een zorginstelling. Het simulatiemodel blijkt zowel het koud- als het warmwaterverbruik in die gebouwen goed te voorspellen, zowel het piekverbruik als het patroon over de dag.
Installaties dimensioneren Voor het dimensioneren van leidingwaterinstallaties is informatie nodig over het te verwachten koud- en warmwaterverbruik in een woongebouw of utiliteitsgebouw. In ISSO 30 en ISSO 55 zijn hiervoor ontwerprichtlijnen opgenomen. Deze voorspellen de te verwachten maximum moment
H2O / 21 - 2012
37
Afb. 1: Het gemeten en gesimuleerde waterverbruik van de bewoners van een woontoren met 59 appartementen voor koud water (a.1) en warm water (a.2) en van een zorginstelling voor koud water (b.1) en warm water (b.2).
volumestroom (MMV in l/s), die bepaalt welke leidingdiameter voor de leidingwaterinstallatie wordt gekozen. Voor woningen zijn deze richtlijnen gebaseerd op de q/n-methode, afkomstig uit 1954. Voor de hoofdverdeelleidingen in de utiliteitsbouw zijn ze gebaseerd op metingen uit de jaren ‘80 en vervolgens ook op de q/n-methode. De MMV’s die met deze ontwerpregels worden berekend, zijn aan de ruime kant; dit kan leiden tot overdimensionering en zo tot slechtere waterkwaliteit en hogere materiaalkosten.
Nieuwe rekenregels Om de leidingwaterinstallaties op een economische en hygiënische manier te ontwerpen, zijn daarom nieuwe rekenregels nodig, die de oude regels voor het waterverbruik vervangen en die het warmwaterverbruik kunnen voorspellen. Omdat SIMDEUM een realistische voorspelling geeft van de hoeveelheid koud en warm water dat in de loop van een dag gebruikt wordt in liters per seconde, vormt het een goede basis voor nieuwe kentallen voor koud- en warmwaterverbruik. Uit een reeks van met het model berekende afnamepatronen zijn alle voor dimensionering benodigde parameters te bepalen: MMV voor koud en warm water voor de dimensionering van leidingwaterinstallaties door de maxima van de koude (totale) en warme volumestroom te bepalen in liters per seconde én in verschillende tijdsperioden voor de dimensionering
38
H2O / 21 - 2012
van de warmwaterbereider door in 10, 60 en 120 minuten of in één dag de maximale hoeveelheid warm water die gebruikt is te bepalen in liters. Op basis van de gesimuleerde afnamepatronen met SIMDEUM zijn rekenregels ontwikkeld voor woontorens4) en voor drie categorieën binnen de utiliteitsbouw, namelijk kantoren, hotels en zorginstellingen5). Voor woontorens zijn zes woningtypes vastgesteld, die verschillen in bewonersklasse (gezinssamenstelling en mate van arbeidsparticipatie) en in de leidingwaterinstallatie (aantal wc’s, aanwezigheid van een bad, afwasmachine, etc.): studio, luxueus tweekamerappartement met tweeverdieners, standaard driekamerappartement met jong gezin, luxueus driekamerappartement, luxueus vierkamerappartement met gezin met tieners én een seniorenappartement. Met het simulatiemodel is een groot aantal simulaties uitgevoerd die het waterverbruik voorspellen tot maximaal 250 appartementen. Op basis daarvan zijn rekenregels opgesteld die de kentallen voor koud en warm water berekenen voor woontorens die bestaan uit een willekeurig aantal appartementen van verschillende woningtypes, bijvoorbeeld voor een woontoren met 45 studio’s, 20 seniorenwoningen en tien luxueuze vierkamerappartementen.
Voor de utiliteitsbouw zijn standaardtypes gedefinieerd voor drie categorieën: kantoren, hotels en zorginstellingen. Binnen deze categorieën kunnen de gebouwen variëren in grootte, in luxe van sanitaire voorzieningen en installaties en in type gebruikers: er zijn kantoren met en zonder urinoirs, zakelijke en toeristische hotels met variërende douchetypes, verpleeghuizen met verschillend aantal personen op een kamer en woonzorgcombinaties. Die gebouwtypes zijn zodanig gestandaardiseerd dat op basis van de dominante variabele (aantal kantoormedewerkers, aantal hotelkamers en aantal bedden in zorginstellingen) zowel de inrichting van het gebouw als het aantal verbruikers worden berekend. Vervolgens worden de waterverbruiken voorspeld. Door een groot aantal simulaties uit te voeren bij verschillende waarden van de dominante variabele, zijn rekenregels voor koud en warm water afgeleid.
Toetsing rekenregels De rekenregels voor de woontorens en de utiliteitsbouw zijn getoetst door elke seconde metingen van het koud- en warmwaterverbruik uit te voeren binnen twee gebouwen van een bepaalde categorie: twee woontorens met verschillend karakter en de mogelijkheid een verschillend aantal appartementen te bemeten, twee kantoren, twee zakelijke hotels en twee verpleeghuizen. Alle validaties vertonen hetzelfde beeld: de gemeten afnamepatronen van
*thema koud- en warmwater worden goed voorspeld (zie afbeelding 1). Daarnaast liggen de uitkomsten van de nieuwe rekenregels voor koud water veel dichter bij het gemeten waterverbruik dan de uitkomsten van bestaande (q/n-)richtlijnen. Ook wordt het warmwaterverbruik door de rekenregels goed voorspeld (zowel het piekverbruik, als het verbruik tijdens verschillende perioden). Hiervoor bestonden nog geen richtlijnen.
Effect op ontwerpen Doordat de uitkomsten van de rekenregels voor zowel koud als warm water dichtbij de metingen liggen, zullen de ontwerpen die daarop gebaseerd zijn, beter passen bij het daadwerkelijk waterverbruik. De huidige richtlijnen voor zowel woningen als utiliteitsbouw geven een overschatting van een factor 1,2 tot 2,4 ten opzichte van SIMDEUM voor MMVkoud. Daarnaast is het nu voor het eerst mogelijk het warmwaterverbruik in woningen en utiliteitsbouw goed te berekenen. Toepassing van de nieuwe rekenregels leidt tot kleinere leidingdiameters en warmwaterinstallaties en - in combinatie met een juiste leidingconfiguratie - tot hygiënisch en energetisch efficiëntere leidingwaterinstallaties. Voor de warmwaterbereiders kunnen de nieuwe rekenregels leiden tot twee en soms vier maal kleinere voorraadvaten vergeleken met de huidige praktijk.
Grijs- en hemelwater Grijs water, afkomstig van de douche en het bad, en hemelwater kunnen worden (her) gebruikt als huishoudelijk water, bijvoorbeeld voor toiletspoeling of wasmachine. Dit leidt tot minder laagwaardig gebruik van drinkwater, hergebruik van afvalwater, minder afvalwater dat moet worden gereinigd en nuttig gebruik van hemelwater. Dit bevordert de duurzaamheid in de waterketen. Afbeelding 2 geeft een voorbeeld van een grijswater- en hemelwatersysteem6). Het ontwerp van deze systemen is gecompliceerd, omdat veel dagelijkse variaties optreden in het aanbod, de regenval seizoensafhankelijk is en er dynamische verschillen zijn in gebruik van douche en bad, afhankelijk van de gezinssamenstelling en de leidingwaterinstallatie. Ook zijn er dagelijkse variaties in gebruik en watervraag van toilet en wasmachine. Het aanbod van grijs water en hemelwater komt vaak in tijd niet overeen met de vraag: daardoor zijn opslagvaten nodig
om het aanbod op de de vraag te kunnen afstemmen. In de huidige ontwerprichtlijnen ISSO 70.1 en 70.3 worden algemene kentallen gebruikt voor regenval en waterverbruik en wordt geen rekening gehouden met de genoemde variaties.
Opslag dimensioneren Omdat SIMDEUM het afnamepatroon op elk tappunt berekent, kan het model het aanbod van grijs water en de bijbehorende variatie over de dag voorspellen. Ook kan het de watervraag door het toiletgebruik en het gebruik van de wasmachine voorspellen. Hierdoor speelt het model een cruciale rol bij het ontwerp van grijswater- en hemelwatersystemen. Door een dynamische, continue simulatie van het vullen en leeglopen van de opslagvaten van grijswater en hemelwater gedurende een jaar, op basis van gegevens van regenval en gesimuleerde afnamepatronen, zijn de opslagvaten te dimensioneren. In casussen, zoals in een vrijstaande woning met een gezin, een appartementengebouw en een woonwijk, is het model ingezet om opslagvaten te dimensioneren en de mogelijkheden tot water(her)gebruik te onderzoeken6). In landen waar waterschaarste heerst of wordt verwacht als gevolg van klimaatveranderingen én in België - waar gebruik van hemelwater wordt nagestreefd - zijn deze systemen essentieel. In Nederland zal de impact op het milieu in zijn geheel onderzocht moeten worden, waarin de belasting door extra materiaal- en energiegebruik, de terugverdientijd en ook mogelijke gezondheidrisico’s van belang zijn.
Terugwinnen Afvalwater van woningen en gebouwen bevat veel energie en nutriënten, die teruggewonnen kunnen worden. Om dat efficiënt te doen, is kennis nodig over de eigenschappen van het afvalwater dat op het riool wordt geloosd, zoals hoeveelheid, temperatuur en concentratie opgeloste stoffen. Het simulatiemodel is zo opgezet dat het inzicht geeft in de reden van watergebruik op elk tappunt en de benodigde temperatuur. Hierdoor is voor elk tappunt het tijdstip van gebruik bekend, de gebruikte hoeveelheid en de benodigde temperatuur. Dit geeft ook informatie over het afvalwater: het gevraagde water wordt immers per tappunt ook weer geloosd. De eigenschappen van
platform
het afvalwater dat een gebouw verlaat, zijn dan ook bekend: hoeveelheid, temperatuur en kwaliteit, bijvoorbeeld douchewater van 35°C met zeep, closetwater van 15°C met medicijnen, hormonen en nitraat. Wanneer het mogelijk is om met SIMDEUM een dagelijks vraagpatroon te berekenen van het waterverbruik op secondebasis, is het dus ook mogelijk een gedetailleerd afvoerpatroon te berekenen. Momenteel is KWR daarom bezig om op basis van SIMDEUM, een model te ontwikkelen dat berekent hoeveel water per seconde in het riool terechtkomt en met welke temperatuur: SIMSEM (SIMulation of SEwerage production Model). Met bestaande kentallen is dan ook de vaste last en de concentratie aan geneesmiddelen en nutriënten in de afvalstroom te berekenen. De patronen van geloosd afvalwater en de bijbehorende karakteristieken van temperatuur en concentraties stoffen zijn essentieel voor het ontwerpen van processen rond het terugwinnen van warmte uit afvalwater of de terugwinning van nutriënten. Daarnaast kunnen de afvalwaterpatronen een rol spelen in nauwkeuriger ontwerp van grijswatersystemen en in het ontwerp van standleidingen van het riool in hoogbouw. LITERATUUR 1) Blokker M. (2010). Stochastic water demand modelling for a better understanding of hydraulics in water distribution networks. TU Delft. PhD thesis. 2) Pieterse-Quirijns E. en M. Blokker (2010). Waterverbruikspatronen voor woningen en utiliteitsbouw. TVVL Magazine nr. 2, pag. 28-33. 3) Pieterse-Quirijns E., H. Beverloo en M. Blokker (2011). Warmwaterverbruik utiliteitsbouw getoetst met metingen. TVVL Magazine nr. 9, pag. 14-19. 4) Pieterse-Quirijns E. en M. Blokker (2009). Rekenregels waterverbruik woontorens voor betere dimensionering installaties. Intech pag. 48-51. 5) Pieterse-Quirijns E. en M. Blokker (2010). Rekenregels voor waterverbruik in utiliteitsbouw. Hotels als voorbeeld. TVVL Magazine nr. 10, pag. 14-19. 6) Agudelo-Vera C. (2012). Dynamic water resource management for achieving self-sufficiency of cities of tomorrow. Wageningen Universiteit. PhD thesis. 7) Pieterse-Quirijns E., C. Agudelo-Vera en M. Blokker (2012). Modelling sustainability in water supply and drainage with SIMDEUM. CIB W062 38th International Symposium on Water Supply and Drainage for Buildings, Edinburgh.
Afb. 2: Schematische weergave van een grijswatersysteem, waarbij grijswater van de douche en hemelwater gebruikt worden voor de spoeling van het toilet en de wasmachine.
H2O / 21 - 2012
39
Marit Zethof, TU Delft / HKV Lijn in water Nadine Slootjes, HKV Lijn in water Vincent Beijk, Rijkswaterstaat Zuid-Holland
Probabilistische benadering van de zoetwatervoorziening Het voorjaar van 2011 was erg droog. Het neerslagtekort was tot half juni zelfs groter dan in het recordjaar 1976. Diverse maatregelen zijn genomen om de schade zoveel mogelijk te beperken. Hoewel watertekorten vooral optreden in de bodem, spreken we in dit artikel uitsluitend over tekorten in relatie tot het oppervlaktewater. Daarnaast richt onderstaand onderzoek zich op laag Nederland, waar externe verzilting een rol speelt: verzilting van het oppervlaktewater door de indringing van zout water. De vraag is of de investeringskosten van een maatregel opwegen tegen de opbrengsten ofwel de vermeden schade. In het huidige beleid worden deze kosten-batenafwegingen nog niet altijd expliciet gemaakt. In het Deltadeelprogramma Zoetwater zal deze afweging wel worden gemaakt. HKV Lijn in water en TU Delft onderzochten1) of en hoe een probabilistische benadering voor de zoetwatervoorziening van toegevoegde waarde is voor zo’n kosten-batenafweging ten opzichte van de huidige tijdreeksenbenadering (karakteristieke jaren). De haalbaarheid van de implementatie van een probabilistische benadering is getoetst voor de Rijn-Maasmonding.
I
n het verleden en deels ook voor de probleemverkenning van de zoetwatervoorziening in het kader van het Deltaprogramma wordt de aard, ernst en omvang van de watertekorten bepaald op basis van modelanalyses met karakteristieke droogtejaren. Een karakteristiek jaar indiceert een zekere mate van droogte op basis van het neerslagtekort, van een gemiddeld jaar tot een extreem droog jaar. Het voordeel van deze methode is dat de historisch gemeten hydrologische condities exact de fysische relaties van droogte beschrijven. Daarentegen is het nadelig dat een karakteristiek jaar als één maatgevend ontwerpscenario wordt beschouwd, waarbij de conditionele kans op schadebepalende variabelen zoals het moment van droogte in het jaar en de duur (beide afhankelijk van het type watersysteem en de aanwezige watergebruiker) niet wordt meegenomen. Met andere woorden: een methode met karakteristieke jaren doet geen recht aan de veelvoud van factoren die de schade (het economisch risico) bepalen. Ook kan de frequentie van (gelijktijdig) voorkomen van hydrologische combinaties van watervraag (neerslagtekort) en wateraanbod (lage afvoeren en externe verzilting) variërend over de tijd niet worden bepaald. De probabilistische benadering biedt uitkomst voor de beperkingen van de huidige tijdreeksen-
40
H2O / 21 - 2012
benadering ofwel karakteristieke droogte- en zoutjaren. Het belangrijkste voordeel van de probabilistische benadering is dat de ontwerpcondities ten aanzien van economische investeringcriteria nauwkeuriger kunnen worden vastgesteld. Een investering is kosteneffectief als de baten de kosten overstijgen, waarbij de maatregel die de grootste baten tegen de laagste kosten opbrengt als het economisch investeringsoptimum wordt gezien (zie afbeelding 1). De kosten zijn gelijk aan de som van de investeringskosten van Afb. 1: Afweging investeringskosten versus baten.
een maatregel en de risicokosten (schade na implementatie maatregel). De baten zijn gelijk aan de gereduceerde risicokosten (verschil schade voor en na implementatie maatregel). De probabilistische benadering is gebaseerd op het volgende: het ‘risico’ voor een gegeven scenario is gelijk aan de ‘kans van voorkomen’ op dit scenario vermenigvuldigd met de ‘gevolgen’ in geval van optreden van dit scenario. Hierbij is een scenario een combinatie van een hydrologisch scenario en
platform een sociaal-economisch scenario voor een variabele inlaatnorm (kritieke gebeurtenis). Beleidsvoerders stellen de criteria voor het accepteerbare risico vast, bijvoobeeld een bepaald schadeniveau X dat eens in de Y jaar voor mag komen. Als de risico’s voor de huidige condities als onacceptabel worden bestempeld, is het streven om het risico te reduceren door maatregelen te treffen (zie afbeelding 2). In dit onderzoek is een risicomodel opgesteld gericht op het zoetwatertekort door verzilting van het oppervlaktewater. Het risicomodel gaat uit van een probabilistische benadering, dat de basis vormt voor een economisch afwegingsinstrument. Een probabilistisch model kan de frequentie van (gelijktijdig) voorkomen van hydrologische combinaties (neerslagtekort, rivierafvoer en zeewaterstand via wind en getij) variërend over de tijd bepalen. In dit onderzoek is het probabilistische model ontwikkeld voor de bepaling van het risico van overschrijden van een chlorideconcentratie, op basis van de stochasten rivierafvoer en zeewaterstand (via wind en getij) (zie afbeelding 3). Dit concept sluit aan bij het bepalen van de overschrijdingskans van waterstanden voor het hoogwaterveiligheidsbeleid. De probabilistische benadering maakt het mogelijk de ontwerpcondities economisch Afb. 2: Concept-risicomodel zoetwatervoorziening.
Afb. 3: Het stochasten probabilistisch model voor de zoetwatervoorziening.
te optimaliseren. Deze benadering kan meer nauwkeurigheid bieden door de tijdsafhankelijkheid van de schadebepalende variabelen mee te nemen. Allereerst zijn de periode en de duur van de hydrologische condities tijdens het zomerhalfjaar bepalend voor het samenvallen van watervraag en -aanbod. In het geval van land- en tuinbouwschade is het groeiseizoen van gewassen bepalend voor de regionale watervraag (1 april tot 1 oktober). Wanneer de stremming van een zoetwaterinnamepunt buiten het groeiseizoen plaatsvindt, zal dit beperkte tot geen reductie van de gewasverdamping opleveren en dus niet tot verminderde gewasopbrengsten leiden2). Dit in tegenstelling tot de drinkwatersector en industrie die het hele jaar dezelfde eisen
stellen aan de zoetwaterkwaliteit (continue vraag. Daarnaast is ook de duur van een overschrijding van belang voor de hoogte van de schade. Bij een overschrijdingsduur van enkele dagen heeft het regionale systeem voldoende reserves om die dagen geen water in te laten. Pas bij langdurige periodes van droogte zal daadwerkelijk schade ontstaan.
Casus: externe verzilting in de RijnMaasmonding De casus toetst de haalbaarheid van een probabilistische benadering voor de zoetwatervoorziening voor de RijnMaasmonding, in het bijzonder het inlaatpunt bij Gouda op de Hollandse IJssel (zie afbeelding 4). In deze studie lag de nadruk op het modelleren van de kans van overschrijden van een chlorideconcentratie. Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen opgenomen die nodig zijn voor de risicobepaling. Het onderdeel van de studie naar de risicoreducerende effecten van maatregelen is in dit artikel niet opgenomen1). Systeemanalyse
Allereerst zijn de karakteristieken van het systeem onderzocht, in dit geval de indringing van zout water in het hoofdwatersysteem. De mate van zoutindringing is een functie van de rivierafvoer en het instromende zoute zeewater door wind en getij. Met een fysisch simulatiemodel zijn de relaties en de gevoeligheden tussen de chlorideconcentratie en de rivierafvoer, zeewaterstand en wind onderzocht. Regionale onttrekkingen en lozingen zijn ook van invloed op de chlorideconcentratie. Deze zijn in dit onderzoek echter buiten beschouwing gelaten. Uit de simulaties blijkt dat de RijnMaasmonding qua karakteristieke overschrijdingsduur van een bepaalde chlorideconcentratie in drie gebieden kan worden ingedeeld: t locaties die gedomineerd worden door de invloed van de zee. Getij en windconditie (stormduur) bepalen de overschrijdingsduur. Deze is relatief kort (uren); t locaties die gedomineerd worden door de invloed van de rivier. Deze bepaalt de overschrijdingsduur, die lang is (dagen); t locaties in het overgangsgebied tussen zee en rivier. Zowel de rivierafvoer als getij en windcondities bepalen de overschrijdingsduur.
H2O / 21 - 2012
41
Zoet-zoutproblematiek waterverdeling in de RijnMaasmonding – Rijnland
De contourplotlijnen in afbeelding 5 laten het onderscheid zien tussen een locatie waar de rivierinvloed de overschrijdingsduur bepaalt (rechterfiguur, bijvoorbeeld Gouda) en waar zowel de rivierafvoer als het getij en de windcondities de overschrijdingsduur bepalen (linkerfiguur, bijvoorbeeld Krimpen aan den IJssel). In geval van verzilting van de Hollandse IJssel verloopt het ontzilten van de Hollandse IJssel fysiek traag in de tijd, omdat de Hollandse IJssel een bovenstrooms afgesloten riviertak is. Vaststellen kans van voorkomen
De driedeling van het gebied qua karakteristieken voor de overschrijding van de chlorideconcentratie betekent dat er ook drie probabilistische modellen zouden moeten worden ontwikkeld. In dit onderzoek is een probabilistisch model ontwikkeld voor het rivier- en zeegedomineerde gebied. Het probabilistische model geeft informatie over de overschrijdingsfrequentie en duur van een bepaalde vooraf opgegeven chlorideconcentratie. De statistiek van de afvoer en zeewaterstand is in deze studie voor het zomerhalfjaar afgeleid en dient als invoer voor het probabilistische model. Voor Gouda (riviergedomineerd) geldt een inlaatnorm van 250 mg/l voor de landbouw.
Afb. 4: Voorzieningsgebieden zoetwatervoorziening West-Nederland (bron: Planbureau voor de Leefomgeving).
Het probabilistische model voorspelt een overschrijdingsfrequentie van deze inlaatnorm (gedurende circa twee weken) van eens per 17 jaar in 2015. Uitgaande van het KNMI-W+-klimaatscenario met een zeespiegelstijging van 35 cm en een daling van 35 procent van de laagste afvoeren in augustus en september3) neemt dit toe tot circa eens per jaar in 2050 (zie afbeelding 6). In kaart brengen gevolgen
Een ideaal afwegingsinstrument bevat een schademodel die de gevolgen van droogte voor alle sectoren zal meenemen: landbouw, scheepvaart, drinkwaterbedrijven en industrie. Dit onderzoek heeft de gevolgen op globaal niveau bepaald aan de hand van een sterk vereenvoudigde schadefunctie voor de landbouw voor Rijnland opgesteld. De schade wordt beschreven als functie van de watervraag (neerslagtekort) en de externe verzilting op de Hollandse IJssel (via de overschrijdingsduur inlaatnorm chlorideconcentratie). Er wordt verder onderzoek aanbevolen naar de correlatie van de variabelen die de watervraag (neerslagtekort) en wateraanbod (riverafvoer en zeewaterstand) bepalen. De statistiek van het jaarlijks maximum neerslagtekort en afvoertekort (maat voor
Afb. 5: Contourplot overschrijding chlorideconcentratie bij Krimpen aan den IJssel (links) en Gouda (rechts).
42
H2O / 21 - 2012
verzilting) laat zien dat tijdens een periode van externe verzilting niet altijd sprake van een neerslagtekort is4),5). Daarnaast hebben lage afvoeren de grootste kans van voorkomen tijdens augustus en september, terwijl het maximale neerslagtekort de grootste kans heeft in juni en juli. Een gedetailleerdere studie naar de probabilistische benadering kan deze tijdsafhankelijke relatie nauwkeurig afleiden, hetgeen een beperking is van de tijdreeksenbenadering. Risicocalculatie, evaluatie en reductie
Het risico kan vervolgens worden geëvalueerd via een jaarlijks verwachte schade in euro per jaar. Risicoreductie kan bewerkstelligd worden door maatregelen te implementeren die ingrijpen aan de zijde van het wateraanbod of de watervraag. Zodoende kunnen respectievelijk de kansen of gevolgen worden gereduceerd. De alternatieve aanvoerroute tussen de Lek en de Hollandse IJssel via de Krimpenerwaardpolder kan bijvoorbeeld het risico op te weinig aanbod van water met voldoende kwaliteit bij Gouda flink reduceren.
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek Deze verkenning toont aan dat een probabilistische benadering voor de zoetwater-
platform voorziening, gericht op verzilting van innamepunten, mogelijk is. Deze benadering heeft als toegevoegde waarde dat de ontwerpcondities economische geoptimaliseerd kunnen worden, in tegenstelling tot de tijdreeksenbenadering waarbij een karakteristiek jaar als één maatgevend ontwerpscenario wordt beschouwd. De probabilistische benadering kan de tijdsafhankelijkheid van de schadebepalende factoren nauwkeurig vaststellen, zoals het moment in het jaar en de duur van de droogte. Daarnaast kan de frequentie van (gelijktijdig) voorkomen van hydrologische combinaties van watervraag (neerslagtekort) en wateraanbod (afvoertekort en externe verzilting) variërend over de tijd worden bepaald, hetgeen een beperking is van de tijdreeksenbenadering. HKV Lijn in water wil het concept verder ontwikkelen om het probabilistische model voor zoetwatervoorziening aan te laten sluiten bij het hoogwaterveiligheidsbeleid: t Het verloop van de afvoer in de tijd is bepalend voor de overschrijdingsduur van de inlaatnorm. In deze verkenning is het afvoerverloop via een vaste vorm van de karakteristieke afvoergolf aangenomen. Aanbevolen wordt om onderzoek te doen naar de vorm van deze afvoergolf; t Deze verkenning veronderstelt dat het windklimaat en daarmee de kans van voorkomen evenredig is over het zomerhalfjaar. Om de zee-invloed fysiek beter in kaart te brengen, wordt verder statistisch onderzoek aanbevolen naar de duur van windopzet voor bijvoorbeeld tweemaandelijkse perioden; t Een voorwaarde voor het optreden van schade is het samenvallen in tijd van een watervraag (neerslagtekort) en een wateraanbodtekort (externe verzilting), waarbij ook de in tijdvoorgaande hydrologische condities van belang zijn. Hierbij spelen drie aspecten een rol: de duur van het wateraanbodtekort (verzilting door variatie afvoergolf en zeewaterstand), de periode
Afb. 6: Overschrijdingsfrequentielijn chlorideconcentratie bij Gouda in 2015 en 2050.
t
van voorkomen tijdens het zomerhalfjaar en de hydrologische condities voorafgaand aan het groeiseizoen. Voor de ontwikkeling van een schademodel wordt geadviseerd om de correlatie tussen droogte (via neerslagtekort) en externe verzilting (via afvoer) te analyseren voor bijvoorbeeld tweemaandelijkse perioden tijdens het zomerhalfjaar, omdat de effecten van een wateraanbodtekort het grootst zijn tijdens de kiemperiode en de groeifase. Hierbij dient te worden opgemerkt dat - indien de stabiliteit van de regionale keringen in gevaar komt - in de verdringingsreeks is vastgelegd dat dan toch zout water in het regionale systeem wordt ingelaten; In deze verkenning zijn de onttrekkingen bij het inlaatpunt Gouda niet meegenomen. Het effect van onttrekkingen heeft vermoedelijk wel effect op de overschrijdingsduur. Er wordt aanbevolen hiernaar verder onderzoek te verrichten.
LITERATUUR 1) Zethof M. (2011). Risk based control of the salt water intrusion for the Rhine-Meuse Estuary. Master of Science Thesis. TU Delft. 2) Klijn F. et al. (2011). Zoetwatervoorziening in Nederland; landelijke analyse knelpunten in de 21e eeuw. Deltares. 3) Bruggeman W. et al. (2011). Deltascenario’s; verkenning van mogelijke fysieke en sociaaleconomische ontwikkelingen in de 21ste eeuw op basis van KNMI’06 en WLO-scenario’s, voor gebruik in het Deltaprogramma 2011-2012. Rapport 1204151.002. Deltares. 4) Beersma J., T. Buishand en H. Buiteveld (2004). Droog, droger, droogst. KNMI/RIZA-bijdrage aan de tweede fase van de Droogtestudie Nederland. KNMI-publicatie 199-II. 5) Beersma J., T. Buishand, S. de Goederen en P. Jacobs (2005). Zout, zouter, zoutst. Statistiek van de externe verzilting in Midden-West Nederland. KNMI-publicatie 199-III.
Telefoon: 0187-605200 . www.schmidt.nl
SCHMIDT WATERTECHNIEK B.V.
advertentie
EWE-watermeterput al meer dan 20 jaar succesvol in gebruik
…tot in het detail!
. . . . . . . .
Kunststof (PE) compacte watermeterput 100% vorstvrij en waterdicht Ideaal voor tappunten, woonboten, parken, bijzondere aansluitingen etc. Voor watermeters QN 1,5/ 2,5 / 3,5 / 6 Binnenwerk uitneembaar door flexibele siliconenslangen Afsluitbaar gietijzeren deksel, verkeersklasse A Optioneel gietijzeren putrand, verkeersklasse B Meer dan 100.000 stuks in EU geplaatst
H2O / 21 - 2012
43
Saskia van Pelt, Wageningen Universiteit Philip Ward, Instituut voor Milieuvraagstukken Vrije Universiteit Amsterdam Jeroen Aerts, Instituut voor Milieuvraagstukken Vrije Universiteit Amsterdam Jules Beersma, KNMI
Nieuwe probabilistische methode om overstromingsrisico’s te schatten Bij onderzoek naar toekomstige overstromingsrisico’s worden vaak de resultaten op basis van klimaatsimulaties gepresenteerd en met elkaar vergeleken zonder dat iets gezegd wordt over de kans op veranderingen in het overstromingsrisico. Om zulke kansen te berekenen, is een probabilistische aanpak nodig. In 2010 en 2011 voerden de Vrije Universiteit Amsterdam, het KNMI, Wageningen Universiteit en Deltares het onderzoek ‘Aandacht voor Veiligheid 2’ uit, dat een demonstratie omvatte van een methode om probabilistische schattingen voor toekomstige overstromingsrisico’s te maken. Die methode toont dat het mogelijk is de kans te schatten dat het toekomstige overstromingsrisico groter is dan het huidige overstromingsrisico.
D
e verwachting is dat de opwarming van de aarde zal gaan zorgen voor meer hoog water in het Rijnstroomgebied. Daarnaast laten recente studies zien dat door verandering in landgebruik en sociaal-economische omstandigheden ook de gevolgen van overstromingen, zoals economische schade, zullen toenemen. Het is daarom belangrijk dat waterbeheerders niet alleen aandacht schenken aan (toename van) de kans op overstromingen, maar tevens kijken naar mogelijkheden tot het reduceren van de potentiële schade die kan optreden. Overstromingsrisico wordt vaak gedefinieerd als de kans op een overstroming vermenigvuldigd met de potentiële gevolgen. In termen van economische schade kan het overstromingsrisico bijvoorbeeld worden uitgedrukt als de verwachte jaarlijkse financiële schade. Tot op heden richtte onderzoek naar toekomstig overstromingsrisico zich vooral op het vergelijken van resultaten op basis van scenario’s. Nieuw onderzoek, onder andere gerapporteerd door de Deltacommissie, beveelt het gebruik van een probabilistische methode aan. Het resultaat van het project ‘Aandacht voor Veiligheid 2’ is een demonstratie van een methode om probabilistische schattingen te maken voor overstromingsrisico’s. Hiermee wordt het mogelijk om kansuitspraken te
44
H2O / 21 - 2012
doen over de grootte van veranderingen van het overstromingsrisico in de toekomst. De Rijntrajecten Bonn-Duisburg en MainzKoblenz worden als studiegebied gebruikt.
Klimaatdata nu en in de toekomst Om probabilistische schattingen te kunnen maken voor overstromingsrisico’s, zijn vele klimaatsimulaties nodig. In de praktijk is de aanpak vaak pragmatisch, omdat meestal maar een beperkt aantal onafhankelijke klimaatsimulaties beschikbaar zijn. Voor het project ‘Aandacht voor Veiligheid 2’ gebruikten we vijf hydrologische projecties, vanuit het project Rheinblick20501). Deze zijn gebaseerd op neerslag- en temperatuursimulaties uit regionale klimaatmodellen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat klimaatonzekerheid voor toekomstige rivierafvoeren voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door de keuze van het mondiale klimaatmodel dat de randvoorwaarden bepaalt. Zelfs bij gelijke concentraties broeikasgas kunnen de toekomstsimulaties van de mondiale klimaatmodellen aanzienlijk verschillen. Daarom is in ‘Aandacht voor veiligheid 2’ ervoor gekozen om deze groep van vijf regionale klimaat-modellen aan te vullen met twaalf mondiale klimaatmodellen. Van de simulaties van de mondiale klimaatmodellen worden de veranderingen in neerslag en temperatuur gebruikt om
historische tijdreeksen te transformeren en hiermee een neerslag-afvoermodel van de Rijn (HBV-96) aan te drijven. Alle veranderingen in neerslag en temperatuur in deze studie zijn gebaseerd op het A1B-emissiescenario van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Dit emissiescenario kan beschouwd worden als een ‘middenscenario’ en geeft een mondiale temperatuurstijging van ongeveer drie graden Celsius voor het einde van deze eeuw. Voor de noodzakelijke koppeling tussen de mondiale klimaatmodellen en het hydrologische model is gekozen om gebruik te maken van de Deltamethode. Deze hanteert de verschillen (in neerslag en temperatuur) tussen een controle- (1961-1995) en een toekomstige (2081-2100) periode uit de simulatie van het mondiale klimaatmodel als het ‘klimaatveranderingssignaal’. Met dit signaal, dat wil zeggen met de veranderingen in neerslag en temperatuur of kortweg de delta’s, worden de geobserveerde (1961-1995) reeksen van neerslag en temperatuur aangepast. Op deze manier ontstaat een getransformeerde observatiereeks die representatief is voor het toekomstig klimaat volgens een bepaald mondiaal klimaatmodel. Een voordeel van, en daarmee vaak de motivatie voor, de Deltamethode is dat de (getransformeerde) toekomstige reeksen dezelfde temporele en
platform vooral ook ruimtelijke resolutie hebben als de originele observatiereeksen en daardoor direct geschikt zijn als invoer voor het hydrologische model. Hierbij moet in gedachten worden gehouden dat de delta’s worden bepaald met dezelfde grove resolutie als die van het mondiale klimaatmodel, en dat die (grove) delta’s worden toegepast op reeksen met een fijnere resolutie. Hierdoor is de methode niet direct te vergelijken met andere downscaling-technieken. De Deltamethode is relatief goedkoop vergeleken met het gebruik van een regionaal klimaatmodel om tot een fijnere (gewenste) resolutie te komen. De Deltamethode die in deze studie ontwikkeld en toegepast is, neemt zowel de veranderingen in het gemiddelde als de veranderingen in de extremen van temperatuur en neerslag mee in het klimaatsignaal. Het is belangrijk om de verandering in de extremen (de variabiliteit) expliciet te beschouwen, omdat we geïnteresseerd zijn in zeer hoge afvoeren, dat wil zeggen afvoeren die in potentie tot overstromingen zullen leiden. Vanwege die extreme afvoeren worden de originele 35-jarige reeksen met een zogeheten tijdreeksresamplingmethode verlengd tot 3.000 jaar. Dit is nodig om kwantitatieve uitspraken te kunnen doen over veranderingen in extreme afvoeren met terugkeer tijden tot 3.000 jaar.
Simulatie van overstromingsdiepte, -schade en -risico Om van extreme rivierafvoeren tot overstromingsschade en -risico te komen, werd een eenvoudig inundatiemodel (Floodscanner) ontwikkeld. Dit werd vervolgens gekoppeld aan een overstromingsschademodel (Damagescanner). Floodscanner is een GIS-rastermodel met een resolutie van 50x50 meter. Voor het model worden eerst (empirische) relaties bepaald tussen afvoer en waterhoogte in de rivier (op basis van observaties of uit hydrologische modellen). Het model gebruikt deze relaties dan om, voor verschillende afvoeren waarbij overstroming zou optreden, het waterniveau te schatten per rastercel. De geografische hoogte van elke rastercel wordt vervolgens afgetrokken van het waterniveau en op deze manier kan de inundatiediepte per rastercel berekend worden. Het Damagescannermodel wordt gebruikt om de potentiële economische schade te
Afb. 1: Kansverdelingen voor het jaarlijks risico voor Bonn-Duisburg (links) en Mainz-Koblenz (rechts). De verticale zwarte doorgetrokken lijn representeert het jaarlijks risico gebaseerd op de huidige klimaat condities (1961-1995). De verticale zwarte onderbroken lijn representeert een verdubbeling van het jaarlijks risico gebaseerd op de huidige klimaat condities. De blauwe curve correspondeert met de kansverdeling gebaseerd op het cluster regionale klimaatmodellen, de rode curve met de kansverdeling gebaseerd op het cluster globale klimaatmodellen en de zwarte curve met de kansverdeling gebaseerd op zowel de regionale- als de globale klimaatmodellen. De curves zijn gebaseerd op de toekomstige klimaatcondities (2081-2100). De zwarte horizontale lijn onderaan de figuur geeft de spreiding tussen het 5%- en 95%-kwantiel.
berekenen; het model schat de economische schade per cel aan de hand van relaties tussen waterdiepte en schade voor de landgebruikstypes. De eerste invoer voor het model is een landgebruikskaart. Voor elk landgebruikstype is een potentiële maximum economische schade toegekend. De tweede invoer is een inundatiekaart, met de inundatiediepte per cel (uit Floodscanner). De derde invoer is een tabel met economische schades per landgebruikstype voor verschillende inundatiediepten. Hierbij wordt uitgegaan van een percentage van de maximale schade. Floodscanner combineert deze gegevens om de schade per rastercel te berekenen.
Probabilistische schattingen voor overstromingsrisico De probabilistische schattingen van overstromingsrisico maken we op basis van alle klimaatsimulaties, dus zowel voor de hydrologische reeksen gebaseerd op de regionale klimaatmodellen als die voor de hydrologische reeksen gebaseerd op de globale klimaatmodellen. We hebben gekeken naar schades die optreden bij afvoeren die eens in de 200 tot eens in de 3000 jaar voorkomen. De ondergrens van 200 jaar correspondeert met het minimale veiligheidsniveau van de dijken in de Rijntrajecten Bonn-Duisburg en Mainz-Koblenz. Bij kortere herhalingstijden vinden dus geen overstromingen plaats. Een samenvatting van de resultaten (in termen van minimale
en maximale risico’s) voor de twee studiegebieden is te vinden in de tabel. In de tabel staat het jaarlijkse risico, gemiddeld over alle landgebruikstypes. Om het risico per hoofd van de bevolking te berekenen, delen we het verwachte risico door het aantal inwoners. Deze informatie kan nuttig zijn om bijvoorbeeld de verzekeringspremie voor een huishouden te berekenen. De tabel laat zien dat het totale jaarlijkse risico voor de sectie Bonn-Duisburg hoger is dan het risico voor Mainz-Koblenz, maar dat het risico per hoofd van de bevolking lager is voor de inwoners van Bonn-Duisburg. Kansverdelingen voor het toekomstig overstromingsrisico zijn geconstrueerd op basis van het overstromingsrisico voor elk van de klimaatsimulaties waarbij geen gewichten zijn toegekend aan individuele modelresultaten (bijvoorbeeld op basis van de prestaties van de klimaatmodellen). Dit betekent dat elk individueel modelresultaat een gelijke waarschijnlijkheid heeft. Voor elk van de drie clusters (mondiale klimaatmodellen, regionale klimaatmodellen en alle klimaatmodellen samen) is een twee-parameter gammaverdeling door de individuele modelresultaten gefit. Dit type kansverdeling is gebruikt, omdat de linkerkant van deze verdeling begrensd is door nul, zodat geen negatief risico kan
Referentie jaarlijks risico en jaarlijks risico per hoofd van de bevolking voor de twee studiegebieden en de minimale en maximale risico’s op basis van zowel de regionale als de mondiale klimaatmodellen.
Bonn-Duisburg klimaatsimulatie
jaarlijks risico (miljoen euro)
Mainz-Koblenz
jaarlijks risico per hoofd (euro)
jaarlijks risico (miljoen euro)
jaarlijks risico per hoofd (euro)
referentie (1961-1995)
60,3
24
5,1
44
minimum regionale modellen
42,6
16
5,1
44
maximum regionale modellen
145,9
61
9,0
79
minimum mondiale modellen
54,2
21
5,0
44
maximum mondiale modellen
170,4
73
9,7
85
H2O / 21 - 2012
45
ontstaan. De resulterende kansverdelingen, met andere woorden de probabilistische scenario’s, zijn weergegeven in afbeelding 1. Ze laten zien dat het toevoegen van de resultaten van het cluster van twaalf mondiale klimaatmodellen aan de resultaten van het cluster van vijf regionale een toename van de onzekerheid tot gevolg heeft, dit is te zien doordat de spreiding groter wordt. Daarnaast geeft het cluster mondiale klimaatmodellen een hogere gemiddelde schatting van het toekomstig overstromingsrisico dan het cluster regionale klimaatmodellen. Het is belangrijk om op te merken dat we met deze studie vooral de methode willen demonstreren. De methode moet nog verder verfijnd worden. Zo is bijvoorbeeld slechts van één emissiescenario gebruik gemaakt. De methode maakt het echter zeer goed mogelijk om de kans te schatten dat het overstromingsrisico in de toekomst zal toenemen met een bepaalde factor. Bijvoorbeeld: volgens de kansverdelingen is de kans dat het toekomstig overstromingsrisico voor de sectie Bonn-Duisburg groter is dan het
huidig risico 92 procent, en voor de sectie Mainz-Moezel 96 procent. De kans dat het toekomstige risico twee keer zo groot is als het huidige risico, bedraagt 34 procent voor Bonn-Duisburg en maar zes procent voor Mainz-Moezel. De methode stelt ons dus in staat schattingen te maken van risico’s onder toekomstig extreme condities. Deze studie is een eerste demonstratie van een methode om probabilistische schattingen te geven voor overstromingsrisico’s. De kansverdelingen zoals in afbeelding 1 kunnen dus gebruikt worden om de kans te schatten dat het toekomstig overstromingsrisico groter (of kleiner) is dan het huidige risico. Zulke informatie is niet alleen van belang voor waterbeheerders, om meer inzicht te krijgen in de risico’s die verbonden zijn aan hoog water nu en in de toekomst, maar ook voor bijvoorbeeld verzekeringsmaatschappijen. De getoonde methode kan in belangrijke mate bijdragen aan het berekenen van verzekeringspremies die nodig zijn om de schadeclaims bij overstromingen te dekken.
Op dit moment is het in Nederland niet mogelijk je te verzekeren tegen overstromingsschade. De overheid, verzekeraars en onderzoekers zijn bezig om de mogelijkheden hiervoor te inventariseren. Naast klimaatverandering is het ook belangrijk om andere factoren mee te nemen bij het maken van (probabilistische) schattingen van veranderingen in het overstromingsrisico. Sociaal-economische factoren, zoals veranderingen in landgebruik, kunnen een grote impact hebben op de potentiële schade en dus op het overstromingsrisico en de daaraan gerelateerde schade. LITERATUUR 1) Görgen K., J. Beersma, G. Brahmer, H. Buiteveld, M. Carambia, O. de Keizer, P. Krahe, E. Nilson, R. Lammersen, C. Perrin en D. Volken (2010). Assessment of climate change impacts on discharge in the Rhine river basin: results of the RheinBlick2050 project. International Commission for the Hydrology of the Rhine basin.
Dit project is uitgevoerd in het kader van het onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte.
advertentie
Pompen Afsluiters Systemen Q
Q
Een heldere kijk op duurzaamheid.
120484
Volgens KSB is er altijd verbetering mogelijk - verbetering die leidt tot nog meer duurzaamheid. Water is de motor van onze samenleving en KSB de drijvende kracht in water- en afvalwaterprocessen. KSB is zich bewust van zijn wereldwijde verantwoordelijkheid en ontwikkelt daarom oplossingen die duurzaamheid combineren met maximale efficiëntie. Meer dan 140 jaar aan kennis en ervaring met processen voor water- en afvalwaterpompen, -afsluiters en -systemen maken duidelijk dat een duurzame samenleving meer is dan een toekomstdroom. KSB heeft het UN Global Compact ondertekend, ondersteunt het Kyoto Protocol voor milieubescherming en heeft maatschappelijke verantwoordelijkheid en een speciaal energiemanagementsysteem in alle delen van het bedrijf ingevoerd. KSB stelt daarmee wereldwijd standaarden voor milieuduurzaamheid en levert op dat gebied het beste!
46
H2O / 21 - 2012
KSB Nederland B.V. - www.ksb.nl -
[email protected]
agenda 30 oktober, Leusden Beek- en rivierherstel derde bijeenkomst, deze keer over de samenkomst van beken en rivieren. Met informatie over de praktijk van herinrichting van beekmondingen, vismigratie, waterberging en alle mogelijkheden (of beperkingen) bij het herstel van deze locaties. Organisatie: STOWA. Informatie: www.stowa.nl.
30 oktober, Wageningen Experimenteerdak opening van een bijzondere onderzoeksfaciliteit: een groen dak voor water-, energieen biodiversiteitsexperimenten. De faciliteit is het resultaat van een samenwerking tussen NIOO-KNAW, STOWA, gemeente Rotterdam, Stichting RIONED, Consolidated, Wageningen Universiteit, BESEKK, Plant-e, ZinCo en Waterschap Vallei en Eem. Organisatie: NIOO-KNAW. Informatie:
[email protected].
1 november, Capelle aan den IJssel Industrial automation segment water bijeenkomst over de rol van informatie- en communicatietechnolgie bij het samenwerken binnen de waterketen. Wat zijn de succesfactoren, hoe werk je duurzaam en doelmatig met elkaar samen en wat kunnen we van elkaar leren? Organisatie: ICT Automatisering. Informatie: www.ict.eu/nl.
4-6 november, Amsterdam Nieuwe ontwikkelingen in IT en water internationale conferentie die ingaat op het belang van de informatie- en communicatietechnologie in de watercyclus. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en International Water Association. Informatie: www.iwcconferences.com.
6 november, Utrecht Winst door zuinig ontwerp van leidingwaterinstallaties bijeenkomst over een nieuwe manier van ontwerpen en dimensioneren van waterleidingen in gebouwen. Organisatie: ISSO, Uneto-VNI, TVVL, OTIB en KWR Watercycle Research Institute. Informatie: www.isso.nl.
7 november, Lelystad Waterinfodag bijeenkomst (voorheen Waternetwerkdag) over de ontwikkelingen rond de informatievoorziening en innovaties in de watersector, in combinatie met een beurs met stands van het bedrijfsleven en projecten uit de watersector. Tegelijkertijd vindt de opening plaats van het Watermanagementcentrum dat de dagelijkse berichtgeving verzorgt over waterstanden, overstromingsgevaar en (zwem)waterkwaliteit. Organisatie: Rijkswaterstaat, Het Waterschapshuis, het Informatiehuis Water en STOWA. Informatie: www.waterinfodag.nl.
8 november, Rotterdam Een tijd van verandering jaarlijkse Waterbouwdag met aandacht voor de plannen voor de zuidwestelijke delta, hoogwaterdreiging en mogelijke maatregelen hiertegen, verouderde kunstwerken, verslapping van de aandacht voor de primaire waterkering en de Waterbouwprijs. Organisatie: Curnet. Informatie: www.waterbouwdag.nl.
12 november, Tiel Preventieve maatregelen tegen graverij symposium in het teken van het voorkomen van schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten. Organisatie: STOWA, Unie van Waterschappen, Waterschap Rivierenland en de Partij voor de Dieren. Informatie:
[email protected].
12 november, Delft Sanitaire techniek officiële verdediging en lekenpraatje proefschrift ‘Integration of drinkwater treatment plant process models and emulated process automation software’ van Ignaz Worm. Organisatie: Sectie Sanitaire Techniek TU Delft. Informatie: www.sanitaryengineering.tudelft.nl
13-15 november, Hardenberg Aqua Nederland Vakbeurs Noord-Oost regionale editie voor Drenthe, Flevoland, Overijssel, Friesland, Groningen en een deel van Gelderland, met stands van bedrijven die zich richten op waterbehandeling, waterbeheer, pompen, meet- en regeltechniek, filters, leidingsystemen, membraanbioreactoren en waterbouw. Organisatie: Evenementenhal Hardenberg. Informatie: www.evenementenhal.nl
14 november, Delft Sanitaire techniek officiële verdediging en lekenpraatje proefschrift ‘Advanced oxidation and managed aquifer recharge: a synergistic hybrid for organic micropollutant removal’ van Karin Teunissen-Lekkerkerker. Organisatie: sectie Sanitaire Techniek TU Delft. Info: www.sanitaryengineering.tudelft.nl.
15 november, Delft Sanitaire Techniek officiële verdediging en lekenpraatje van de proefschriften ‘Characterising natural organic matter in drinking water processes and trains’ van Saeed Bagoth (IHE) en ‘Adsorption of organic micropollutants onto activated carbon and zeolites’ van David de Ridder. Organisatie: sectie Sanitaire Techniek TU Delft. Info: www.sanitaryengineering.tudelft.nl.
19 november, Rotterdam Een nieuwe benadering van overstromingsrisicobeheer internationale wetenschappelijke conferentie in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier, met lezingen, een paneldiscussie en een wetenschappelijke evaluatie van geleerde lessen en ervaringen. Organisatie: programmabureau Ruimte voor de Rivier. Informatie: www.roomfortheriver.nl.
20 november, Amstelveen Baggeren Ringvaart Haarlemmermeer; samen sta je sterk! themadag van Baggernet over het baggeren van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder. Dit omvangrijke baggerwerk is in meerdere opzichten interessant, maar vooral door de uitgebreide samenwerking met partijen die ook belang hebben bij een uitgebaggerde ringvaart. Die samenwerking maakt namelijk veel meer mogelijk. Organisatie: Baggernet. Informatie:
[email protected].
20-22 november, Rotterdam Flood Risk: science and policy, closing the gap internationaal congres over het programma Flood Risk Assessment en Flood Event Management, waarop wetenschap, beleid en praktijk op het gebied van overstromingsrisico’s samen moeten komen. Organisatie: Deltares, HR Wallingford en Samui. Informatie: www.floodrisk2012.net.
27 november, Maarssen Waterproof 2012: Internationaal kansen verzilveren conferentie over hoe de Nederlandse watersector de toegevoegde waarde in de periode tot 2020 kan verdubbelen. Hiervoor is een nieuwe aanpak nodig die zich richt op Nederlandse betrokkenheid bij de uitvoering van grote waterprojecten. Dit alles met als doel om door samenwerking tussen de vierhoek (overheid, bedrijven, kennisinstellingen en ngo’s) grote projecten internationaal te verzilveren en zo bij te dragen aan het oplossen van wereldwaterproblemen. Organisatie: ministeries van Infrastructuur & Milieu, Economie, Landbouw & Innovatie en Buitenlandse Zaken, Programmabureau Partners voor Water en NWP. Informatie: www.waterproof-evenement.nl.
27-28 november, Lunteren Bodem breed 24e symposium met dit jaar extra aandacht voor de (verdere) integratie van de werkvelden water en bodem, ook zichtbaar in het congres Bodem en water (één systeem - verschillende werelden). Organisatie: Bodem Breed. Informatie: www.symposiumbodembreed.nl.
H2O / 21 - 2012
47
handel & industrie *thema Mogelijkheden voor Nederlandse watersector in Zuid-Afrika De Nederlandse bedrijven Aqua-Terra Nova, Soil & More International en For Elements hebben de handen ineengeslagen om samen met Living Lands uit Zuid-Afrika duurzaam hergebruik van afvalstromen (water en organisch afval) mogelijk te maken ten gunste van de tuinbouw aldaar. Onder de titel ‘Metropolitan food cluster; Blue Drop, GreenCrop’ is een wateropslag-, zuiverings- en composteringsprocedé ontwikkeld om de omstandigheden voor de tuinbouw in Zuid-Afrika te verbeteren. Niet langer moet deze sector afhankelijk zijn van schaarse vruchtbare gronden of natuurlijke waterbronnen. De tuinbouw kan straks weer vertrouwen op gegarandeerde waterlevering en de beschikbaarheid van vruchtbare grond (compost). De synergetische aanpak moet ook leiden tot uitstraling naar andere bedrijvigheid. Om aan de steeds grotere vraag naar (veilig) voedsel te kunnen voldoen, moet de tuinbouw op een hoger plan worden gebracht. De ontwikkeling en groei van deze sector in Zuid-Afrika ondervindt beperkingen door de te geringe hoeveelheid beschikbaar zoet water. Enerzijds komt dit voort uit klimaatsoorzaken, anderzijds vormen het stroomgebiedbeheer, landdegradatie en bescherming van waterreserves en de waterverdeling in Zuid-Afrika obstakels voor de groei van de sector. Door de voortschrijdende verstedelijking zal in de toekomst een grotere vraag ontstaan naar voedsel en banen dichtbij de steden. Middels een waterzuivering met lage investering- en exploitatiekosten en
Xylem behaalt notering Dow Jones duurzaamheidsindex Xylem, een wereldwijd opererend watertechnologiebedrijf dat zich richt op het aanpakken van uitdagende watervraagstukken, heeft in het eerste jaar als zelfstandige onderneming een notering behaald op de Dow Jones Sustainability World Index en de Dow Jones Sustainability North America Index. Deze duurzaamheidsindexen selecteren bedrijven die het beste presteren in hun sector. SAM, onderdeel van Robeco, heeft uitsluitend duurzame beleggingsfondsen in portefeuille. Ze nodigt de 2.500 grootste beursgenoteerde bedrijven ter wereld uit jaarlijks over hun duurzaamheidsprestaties te rapporteren. Het resultaat van de
48
H2O / 21 - 2012
Een glastuinbouwproject bij Durban, waarbij Nederland betrokken is.
compostering voor nuttig hergebruik van rioolslib en organische afvalstromen hebben de genoemde partijen een procedé ontwikkeld dat groei van de tuinbouwsector stimuleert en voorsorteert op de problemen van de toekomst. Het procedé leidt tot optimalisatie van wateropslag en efficiënt en nuttig hergebruik van schaarse waterstromen en dure meststoffen in Zuid-Afrika. Dit door het koppelen van een watergrootverbruiker aan de meest duurzame bron, het afvalwater, en het structureel verbeteren van de bodemstructuur voor de tuinbouw. De afvalstromen die de bron van het procedé vormen, komen
continu beschikbaar en parasiteren niet op de natuurlijke omgeving en bronnen. Uiteindelijk moet het CO2-neutrale plan zorgen voor een aanzienlijke reductie van de watervoetafdruk van tuinbouwproducten.
beoordeling geeft inzicht in de economische, ecologische en sociale criteria van het getoetste bedrijf, zoals de samenstelling van het bestuur, watergerelateerde risico’s en relaties met belanghebbenden, met nadruk op industriespecifieke risico’s én mogelijkheden.
magnetische materialen. Dit bespaart kostbare grond- en hulpstoffen en voorkomt milieubelasting in landen waar die stoffen worden gedolven.
Het project en de marktbenadering in Zuid-Afrika worden ondersteund door de Nederlandse ambassade, het Netherlands Water Partnership en geco-financierd door Agentschap NL (ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie).
KSB wint procesinnovatieprijs
De nieuwe motor vereist geen storingsgevoelige positie-indicatoren van de rotor, waardoor de motor dezelfde robuustheid en betrouwbaarheid heeft als een geregelde asynchrone motor. Door de lage verliezen in de rotor is de levensduur van de lagers zelfs enigszins verhoogd. De aandrijving is uitgerust met een vierpolige rotor. Deze bestaat alleen uit een blikpakket en heeft geen kortsluitanker. Voor de geleiding van de veldlijnen is aan de rotorplaten in het blikpakket een bijzondere vorm gegeven.
KSB Nederland heeft de Proces Innovatie Prijs (publieksprijs) van de vakbeurs Industrial Processing in de wacht gesleept voor de SuPremE-motor. Vanwege de innovatieve aandrijving van deze pompen kan flink op het energieverbruik worden bespaard.
Met de synchroon-reluctantiemotoren komt een nieuwe technologie beschikbaar, waarmee aan alle toekomstige eisen voor energiezuinige aandrijving van pompen en andere roterende apparatuur kan worden voldaan. De motoren bereiken nu reeds het toekomstige efficiëntieniveau IE4 van de IEC/CD 60034-30 Ed. 2.
De motor bevat - in tegenstelling tot conventionele synchroonmotoren - geen
Voor meer informatie: www.ksb.nl.
Voor meer informatie: www.xylemwatersolutions.com/nl.
handel & industrie Heineken Music Kunststof oeverbescherming Hall: watervrije urinoirs *thema
Provincie Fryslân gebruikte dit voorjaar voor de vervanging van de beschoeiing aan de Helomavaart, een drukke toeristische vaarweg tegen de grens met Overijssel, Prolock: een duurzame waterkering op basis van gerecycled pvc.
De Heineken Music Hall in Amsterdam is als eerste Nederlandse concertzaal overgestapt op Urimat watervrije urinoirs, waarvan BioCompact Environmental Technology in Rotterdam importeur is. Door deze urinoirs bespaart de concertzaal per jaar minstens 2,6 miljoen liter drinkwater (vijf liter per bezoek), wat bovendien een CO2-reductie oplevert van 410 kg. Bob Klijnee, manager facilitaire operaties bij Heineken Music Hall: “Na een succesvolle proef is gekozen voor een volledige overstap naar watervrije urinoirs. Ze zijn niet alleen duurzaam, maar verminderen ook de schoonmaak- en onderhoudskosten. Daarnaast is het urinoir van kunststof en vandalismebestendig. De urinoirs zijn voorzien van een beeldscherm, dat te gebruiken is voor promotionele doeleinden en reclame-inkomsten oplevert.”
De oude houten beschoeiing en de nieuwe pvc-beschoeiing.
Friesland is, uit milieu-overwegingen en vanwege de lange levensduur, daarmee de eerste provincie die in deze oplossing investeert. Anton van den Broek, projectleider bij Provincie Fryslân: “We hebben voor de vervanging van de beschoeiing drie ontwerpen vergeleken op basis van de
kostprijs, milieubelasting en uitstraling. De oplossing van Profextru kwam daarbij als beste uit de bus. Deze oplossing van gerecycled pvc is duurzamer dan hout en het eindresultaat ziet er netjes en verzorgd uit.” Voor meer informatie: Carola Rijnbeek (035) 582 27 30.
Voor meer informatie: www.biocompact.nl.
advertenties
tanks en silo’s type: toepassing: afmeting: situering: bouwtijd: ervaring:
Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Drinkwater, afvalwater, slib, enz. Diameter en hoogte tot 40 m. Bovengronds of ingegraven; ook in grondwater Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd
Monostore® b.v. Carlsonstraat 17 (NL) 8263 CA Kampen Tel.: +31(0)38 - 33 707 00
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT
Monostore® n.v. Schaliënstraat 5 bus 3 (B) 2000 Antwerpen Tel.: +32(0)3 - 232 73 21
WWW.MONOSTORE.COM
OPSLAG
MILIEUZEKER
Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180 Tankbouw in beton en staal
H2O / 21 - 2012
49
Duurzame toekomst met water Eventueel met daaronder een ondertitel
Nederland is van oudsher nauw verweven met water. Veilig leven in de Nederlandse delta door een duurzaam en flexibel watersysteem te ontwikkelen en te onderhouden: daar ligt de grote uitdaging voor overheden en bedrijven. Wij dragen graag bij aan die duurzame toekomst met water. Wij werken aan oplossingen waar ook natuur, landschap, woon- en werkgebieden, milieu en klimaat van profiteren. Voor alle overheden, havenbedrijven, aannemers en industrie zijn dagelijks vierhonderd gedreven adviseurs en specialisten bezig met watervraagstukken in Nederland en daarbuiten. Dit doen we op een oplossingsgerichte, creatieve en betrokken manier. Op het brede werkgebied van watermanagement en watertechnologie beheersen we alle specialismen en zijn we in staat om de hele keten van beleidsontwikkeling tot en met uitvoering te overzien. Wij geven adviezen, verzorgen het projectmanagement en bieden directievoering met kennis van de nieuwste wetgeving en contracten, van kade tot kustlijn. Werkvelden: Waterbeheer en Groene Ruimte, Kust en Rivieren, Havens, Offshore en Waterbouw, Waterketen www.arcadis.nl
Imagine the result
F_\``XfbYgjTeXibbefcX_g^bhW XajTe`jTgXeiXeUeh\^
Uw waterverbruik is geen geheim voor ons
JE`T^Xa UXgebhjUTeXXaeXT_\fg\fV[XibbefcX__\aZXa`bZX_\]^ iTa[Xg^bhW XajTe`jTgXeiXeUeh\^!7XeXfh_gXeXaWX [lZ\a\fV[XXaXaXeZ\X XYíV\agXbagjXecXaiTa _X\W\aZjTgXe\afgT__Tg\XfXajTe`jTgXeUXeX\WXeff_h\gXa WTTeWbbeUXgXeTTabcWXjXe^X_\]^[X\W!7\gUXfcTTeg XaXeZ\Xa^bfgXaXa[Xg\fWhhemT`Xe! Op 6 november tijdens het ISSO-congres ‘J\afgWbbe mh\a\ZbagjXeciTa_X\W\aZjTgXe\afgT__Tg\Xf’ presenteren Ilse Pieterse-Quirijns en Mirjam Blokker van KWR een
nieuwe manier voor het berekenen van het koud- en warmwaterverbruik in verschillende type gebouwen, zoals appartementsgebouwen, kantoren, zorginstellingen en hotels. Daarbij staan de op SIMDEUM® gebaseerde nieuwe rekenregels centraal. Het congres is een co-productie van ISSO, OTIB, TVVL, Uneto-VNI en KWR. Wilt u meer weten over het simulatiemodel SIMDEUM®, lees dan het artikel in dit nummer van H2O, of neem rechtstreeks contact op met Ilse Pieterse-Quirijns bij KWR, telefoon 030-6069672 of email [email protected]. Kijk op www.waterware.nl voor meer slimme softwarepakketten van KWR.
jjj!^jejTgXe!a_ Watercycle Research Institute
3>JERJTgXe 3