De ongekwalificeerde uitstroom Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
G. Van Landeghem & J. Van Damme
Onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, in het kader van het programma ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek’
2005
LOA-rapport nr. 29
Voor meer informatie omtrent deze publicatie: Steunpunt LOA, Unit Onderwijsloopbanen Auteur(s): G. Van Landeghem & J. Van Damme Adres:
Dekenstraat 2, 3000 Leuven
Tel.:
+32 16 32 57 58 of +32 16 32 57 47
Fax.:
+32 16 32 58 59
E-mail:
[email protected]
Website: http://www.steunpuntloopbanen.be
Copyright (2005)
Steunpunt LOA p/a Parkstraat 47, 3000 Leuven
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder uitdrukkelijk te verwijzen naar de bron. No material may be made public without an explicit reference to the source.
Samenvatting Een analyse van gegevens—leerlingenaantallen en tellingen van uitgereikte diploma’s en getuigschriften—over het Vlaams onderwijs van 1992 tot 2003 toont dat het aantal schoolverlaters zonder kwalificatie niet vermindert. Vijf belangrijke soorten kwalificaties werden in kaart gebracht: het diploma van secundair onderwijs behaald via het ASO (kort: ‘ASO-diploma’) of via het KSO of TSO (‘KSO/TSO-diploma’), het BSO-getuigschrift van het zesde leerjaar, het DBSO-getuigschrift en het VIZOgetuigschrift (van de middenstandsopleiding). Sommige wegen naar een kwalificatie, zoals bepaalde onderdelen van het buitengewoon secundair onderwijs, bleven nog buiten beeld door een gebrek aan data. Niettemin vormen de vijf beschikbare soorten kwalificaties samen het meest complete kwalificatiecriterium dat tot nu toe is toegepast in een studie van de ongekwalificeerde uitstroom door middel van tellingsdata. De situatie op 22-jarige leeftijd geeft een goed zicht op het definitieve resultaat van de inspanningen van leeftijdsgenoten om een kwalificatie te verwerven. In de cohorte van de jongens geboren in 1981 is het aandeel van de KSO/TSO-diploma’s (29,6%) ongeveer even belangrijk als de bijdrage van de ASO-diploma’s (29,4%). Verder behaalt 19,0% van de jongenscohorte een BSO-getuigschrift, 3,7% een VIZOgetuigschrift en 2,7% een DBSO-getuigschrift. In totaal behaalt dus 84,4% van de jongens een kwalificatie. In de meisjescohorte van 1981 zijn er 40,6% 22-jarigen met een ASO-diploma (veel meer dan bij de jongens) en 26,9% met een KSO/TSOdiploma (minder dan de jongens), 19,5% met een BSO-getuigschrift (ongeveer evenveel als de jongens), 1,8% met een VIZO-getuigschrift (minder de helft van het aandeel bij de jongens) en 1,5% met een DBSO-getuigschrift (minder dan de jongens). In totaal behaalt dus 90,3% van de meisjes een kwalificatie. Een opvallende tendens over de geboortejaren heen, zowel voor jongens als voor meisjes, is de afname van het aandeel van de VIZO-getuigschriften. Een tweede voorbeeld van een duidelijke evolutie is de toename van het aantal op tijd behaalde KSO/TSO-diploma’s bij de jongens, van 10% van de jongenscohorte van geboortejaar 1974 (in 1992) naar 15% van de cohorte van 1985 (in 2003). Voor de BSO-getuigschriften, daarentegen, verandert er weinig, zowel bij de jongens als bij de meisjes.
De ongekwalificeerde uitstroom
In de geboortecohorte van 1981—het meest recente geboortejaar waarover volledige informatie beschikbaar is—blijft dus 15,6% van de jongens en 9,7% van de meisjes (globaal 12,7% van de cohorte) ongekwalificeerd. In een studie van de gegevens van geboortejaar tot geboortejaar—zie Tabel 1—wijst niets op een afname van de ongekwalificeerde uitstroom. Integendeel, het aandeel van de jongens zonder kwalificatie blijkt toe te nemen: het cijfer voor geboortejaar 1981 is het hoogste van de vijf beschikbare eindcijfers (vanaf geboortejaar 1977). Tabel 1. Ongekwalificeerde uitstroom in een reeks geboortecohorten Geboorte22-jarigen J M Samen jaar
1977 1978 1979 1980 1981
in …
13,5% 14,6% 15,1% 14,8% 15,6%
8,5% 10,4% 9,1% 9,0% 9,7%
11,0% 12,5% 12,2% 12,0% 12,7%
1999 2000 2001 2002 2003
Kwalificatiecriterium: ASO-diploma, KSO/TSO-diploma, BSO-getuigschrift, DBSO-getuigschrift of VIZO-getuigschrift.
Hetzelfde gegevensbestand kan op een tweede manier gebruikt worden. In de plaats van de leerlingen van een gegeven geboortejaar (leeftijdsgenoten) staan dan de leerlingen die het secundair onderwijs verlaten in een gegeven schooljaar centraal. De HIVA-indicator volgt die aanpak. Deze indicator, die de ongekwalificeerde uitstroom schat per schooljaar en volgens een strenger kwalificatiecriterium—enkel het ASOdiploma, het KSO/TSO-diploma en het BSO-getuigschrift worden erkend—is relatief stabiel sinds 1993. De meest recente waarde, voor 2002, bedraagt 19,7%. De indicator bereikt zo, na zes jaar met gunstiger scores, opnieuw het niveau van 1995. Er zijn echter redenen om aan te nemen dat de indicatorwaarden van 2000, 2001 en 2002 in toenemende mate overschat zijn door de invloed van het experiment met het modulair onderwijs op de gegevensverzameling.
2
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Inleiding Bijna alle jonge Vlamingen vervullen formeel hun twaalfjarige leerplicht. Maar hun schoolloopbanen en hun ervaringen onderweg zijn heel divers. Wat ze op het einde van de rit in handen hebben aan vaardigheden, kennis, getuigschriften, toekomstmogelijkheden, … blijkt heel verscheiden. Jongeren die weinig weten te halen uit wat de school kan bieden zijn geen grote uitzonderingen. Ze vormen een minderheid die voldoende omvangrijk is om een plaats te krijgen op de agenda van beleidsmakers. Zo duidt de Beleidsnota 2004–2009 van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming het feit dat sommige jongeren niet of laag gekwalificeerd op de arbeidsmarkt komen aan als een belangrijk probleem. De Beleidsnota kiest het verwezenlijken van een betere aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt als één van de vier doelstellingen waarop het onderwijsbeleid zal worden afgerekend1. De doelstelling van dit rapport is het schatten van de ongekwalificeerde uitstroom. Vertrekkend van gegevens—leerlingenaantallen en tellingen van uitgereikte diploma’s en getuigschriften—over het Vlaams onderwijs van 1992 tot 2003, beschrijven we in een eerste deel de kwalificaties en ongekwalificeerde uitstroom in een reeks geboortecohorten. In het tweede deel bekijken we de ongekwalificeerde uitstroom per schooljaar. Dit rapport behandelt een zo breed mogelijk spectrum van relevante kwalificaties. Vijf soorten kwalificaties komen aan bod: het ASO-diploma, het KSO/TSO-diploma, het BSO-getuigschrift, het DBSO-getuigschrift en het VIZO-getuigschrift. Ze worden exact gedefinieerd in Bijlage A. Daar wordt ook uitgelegd dat dit niet de enige maar wel de belangrijkste vormen van kwalificatie zijn die een rol spelen in het debat over ‘gekwalificeerdheid’ en ongekwalificeerd uitstromen. Enkele van de ontbrekende puzzelstukken worden er besproken. Daarmee sluit het rapport aan bij één van de doelstellingen van de Beleidsnota 2004–2009, namelijk het uitwerken van een “eenduidige en transparante kwalificatiestructuur” waarin “alle soorten kwalificaties,
1
Zie pp. 7-9 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming.
3
De ongekwalificeerde uitstroom
inclusief diploma’s, certificeringen en erkenningen van competenties” kunnen worden geplaatst2. De Beleidsnota ziet het “zichtbaar maken en erkennen van kwalificaties” via dit raamwerk op de eerste plaats als een manier om “de doorstroming door onderwijs en vorming en de toegang tot de arbeidsmarkt” te verbeteren3. Een eenduidig en volledig schema van kwalificaties kan daarnaast ook dienen als een basis voor een verfijning en vervollediging van de bestaande meertrapsdefinitie4 van criteria van gekwalificeerdheid. Zo kan een basis worden gelegd voor een bijdrage aan een andere doelstelling van de Beleidsnota, namelijk het construeren van “goede en betrouwbare indicatoren” van de effecten van onderwijs5. Het formuleren van een volledige kwalificatiestructuur en verfijnde meertrapsdefinitie volstaat daartoe echter niet. Een tweede nodige voorwaarde is de beschikbaarheid van betrouwbare tellingen van alle componenten van de kwalificatiestructuur. Grafieken vormen een essentieel ingrediënt van dit rapport. Bijlage B stelt een deel van de informatie uit de grafieken voor in tabelvorm. Bijlage C geeft een korte schets van de database waarop dit rapport gebaseerd is.
2
Zie pp. 79-80 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming. 3 Zie p. 8 en p. 79 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming. 4 Zie p. 14 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming. 5 Zie p. 22 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming.
4
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Deel 1. Hoe snel en volgens welk pad behalen leeftijdsgenoten een kwalificatie?— Kwalificaties en ongekwalificeerde uitstroom in een reeks geboortecohorten6 Inleiding We bestuderen hier hoe leeftijdsgenoten7 de verschillende soorten kwalificaties verwerven tijdens hun loopbaan in het Vlaams onderwijs. We tonen aan welk tempo ze kwalificaties behalen en hoe de balans tussen de verschillende soorten kwalificaties verschuift tijdens dit proces. Door hen lang genoeg te volgen—concreet: tot ze tweeëntwintig8 zijn—krijgen we uiteindelijk de definitieve kwalificatiestructuur van hun geboortecohorte te zien. Op dat moment is het ook duidelijk hoeveel leden van de cohorte geen kwalificatie hebben behaald. Zij vormen de ongekwalificeerde uitstroom voor het geboortejaar in kwestie9. We onderzoeken de cohorten van verschillende opeenvolgende geboortejaren. Zo ontstaat een beeld van hoe de kwalificatiestructuur en de ongekwalificeerde uitstroom van geboortecohorten verandert volgens het geboortejaar. Om zinvoller vergelijkingen te kunnen maken tussen verschillende geboortecohorten, worden aantallen steeds uitgedrukt als percentages, ten opzichte van de omvang van de geboortecohorte in kwestie.
6
Elke percentage dat in dit onderdeel van het rapport en in Bijlage B voorkomt, heeft betrekking op een aantal ‘studiebewijzen’ (diploma’s, getuigschriften, …) uitgereikt aan jongeren met hetzelfde geboortejaar. In het geval van studiebewijzen behaald door meisjes drukt het percentage uit over welk aantal het gaat in vergelijking met de omvang van de volledige meisjescohorte van hun geboortejaar. Aantallen studiebewijzen voor jongens worden vergeleken met de omvang van de jongenscohorte in kwestie. Als er geen onderscheid wordt gemaakt volgens sekse, dan wordt het percentage berekend ten opzichte van de volledige geboortecohorte. Een geboortecohorte van jongens of een geboortecohorte van meisjes bestaat uit enkele tienduizenden personen (zie Bijlage B)—bijvoorbeeld: ongeveer 35000 meisjes van geboortejaar 1980. Eén procent (1%) verwijst dus naar enkele honderden getuigschriften—350 in het geval van getuigschriften uitgereikt aan meisjes geboren in 1980. Eén tiende van een procent (0,1%) gaat dus over enkele tientallen personen—35 in het geval van de meisjescohorte van 1980. 7 Leeftijdsgenoten hebben hetzelfde geboortejaar en vormen een geboortecohorte. Meer uitleg over wat we precies bedoelen met de doorstroming van een geboortecohorte door het Vlaams onderwijssysteem, is te vinden op pp. 1–7 van het rapport Geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs: Evolutie van 1989–1990 tot 2001–2002 van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 16). 8 Een voorbeeld. De leden van de geboortecohorte van 1981 bereiken hun tweeëntwintigste verjaardag in kalenderjaar 2003. Als 22-jarigen verwerven ze studiebewijzen op het einde van het schooljaar 2002–2003. De regel voor leeftijdsaanduidingen in verband met het behalen van getuigschriften/diploma’s is dus dat de leeftijd gelijk is aan het kalenderjaar (waarin de studiebewijzen behaald worden) minus het geboortejaar. 9 Een eerste voorbeeld van deze manier om de ongekwalificeerde uitstroom in kaart te brengen, werd uitgewerkt—voor de geboortecohorte van 1979—in het rapport Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom. Een bijdrage tot de discussie en een aantal nieuwe schattingen van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 19).
5
De ongekwalificeerde uitstroom
Grafieken van de evolutie van de uitreiking van diploma’s of getuigschriften van geboortejaar tot geboortejaar In dit onderdeel gaan we na hoeveel kwalificaties van elk type op elke leeftijd worden uitgereikt. We besteden aandacht aan de betrouwbaarheid van de gegevens en aan de evolutie volgens het geboortejaar. De gegevens worden in kaart gebracht per sekse. ASO-diploma’s (Figuren 1a en 1b)10. Achttien is de gebruikelijke leeftijd om een ASO-diploma te behalen. Ongeveer een derde van een meisjescohorte behaalt een ASO-diploma op die leeftijd, dat wil zeggen: precies ‘op tijd’. Bij de jongens gaat het om (slechts) minder dan een kwart van de geboortecohorte. Een kleine 32% van de 18-jarige meisjes van geboortejaar 1974 kreeg een ASOdiploma. Voor geboortejaar 1979 was dit percentage toegenomen tot ongeveer 35%. Sindsdien—tot waar we op dit moment kunnen kijken, dat wil zeggen: tot geboortejaar 1985—is het stabiel. Ongeveer 22% van de jongens geboren in 1974 behaalde een ASO-diploma in het jaar van hun achttiende verjaardag. Voor geboortejaar 1979 lag dat cijfer een procent hoger, maar daarna is het geleidelijk weer gedaald tot ongeveer 22% voor 1985. Een belangrijke minderheid van ongeveer 5% van een geboortecohorte verwerft het ASO-diploma met precies één jaar vertraging. Bij de jongens is dat aandeel iets groter—5,7% voor geboortejaar 1973, dalend tot 4,3% voor 1984—dan bij de meisjes—5,1% voor de meisjescohorte van 1973, dalend naar 4,0% voor 1984. In een complete boekhouding van de ASO-kwalificaties moet ook rekening gehouden worden met de ASO-diploma’s die uitgereikt worden aan leerlingen met één jaar voorsprong (17-jarigen) of met twee en zelfs drie jaar vertraging (20-jarigen en 21jarigen). KSO/TSO-diploma’s (Figuren 2a en 2b)11. Zoals de ASO-diploma’s worden veel TSO- of KSO-diploma’s ‘op tijd’ uitgereikt, aan 18-jarigen. Er is echter ook een belangrijk aantal jongeren dat die kwalificatie als 19-jarige behaalt. 10
De percentages voor geboortejaar 1978 op de grafieken van de ASO-diploma’s behaald op 18-jarige leeftijd (dus in 1996) zijn opvallend hoog—vooral in het geval van de jongens. Dit wordt verder besproken in de voetnoot bij het onderdeel over de BSO-getuigschriften. 11 De fractie KSO/TSO-diploma’s voor 19-jarigen van geboortejaar 1977 is ongewoon hoog in vergelijking met de rest van de data. Bovendien lijkt het cijfer voor de 18-jarigen van geboortejaar 1978 nogal laag (vooral bij de meisjes). Het gaat telkens over gegevens van 1996. Dit wordt verder
6
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Bij de jongens van geboortejaar 1974 behaalde 10% een KSO/TSO-diploma precies op tijd. Een tweede, nauwelijks kleinere deelgroep van meer dan 8% van de jongenscohorte kreeg het diploma een jaar later. Een decennium verder is de situatie vrij grondig veranderd. De fractie KSO/TSOdiploma’s op 19 jaar is gestegen tot 10% van de jongenscohorte (bijvoorbeeld voor geboortejaar 1984). Voor de 18-jarigen zien we echter een veel sterkere toename. Tussen 1992 (cohorte van geboortejaar 1974) en 2003 (geboortejaar 1985) neemt de fractie op tijd uitgereikte diploma’s met de helft toe, van 10% naar 15%. Het aandeel meisjes met een KSO- of TSO-kwalificatie verandert minder sterk volgens het geboortejaar. Voor de 18-jarigen is er een toename van 14% (geboortejaar 1974) tot 17% (1985). Het aandeel met een jaar vertraging behaalde diploma’s (19jarigen) blijft min of meer stabiel op 7 à 8%. Daarnaast is er een stabiele fractie van ongeveer 4% van de jongens en 2% van de meisjes die een TSO- of KSO-diploma verwerft met 2 jaar vertraging (20-jarigen). Het beeld is pas volledig als ook rekening gehouden wordt met leerlingen die het diploma behalen met een jaar voorsprong (17-jarigen) of met drie of vier jaar vertraging (21-jarigen en 22-jarigen). BSO-getuigschriften (Figuren 3a en 3b)12. Figuur 3a toont dat het voor jongens ongeveer even gebruikelijk is een BSO-getuigschrift met één jaar vertraging te ontvangen (op 19-jarige leeftijd) als ‘op tijd’ (als 18-jarige). De meisjes (Figuur 3b) daarentegen volgen het patroon van de rest van het voltijds gewoon secundair besproken in de voetnoot bij het onderdeel over de BSO-getuigschriften. Nu bespreken we de curven alsof ze op die punten glad zouden doorlopen. 12 In de BSO-gegevens over de meisjes (Figuur 3b) lijken de gegevens voor 1996—dat wil zeggen: de getuigschriften uitgereikt op het einde van het schooljaar 1995–1996—af te wijken van de overige cijfers. De percentages voor de 18-jarigen geboren in 1978 en de 19-jarigen geboren in 1977 zijn laag, terwijl het cijfer voor de 20-jarigen van de meisjescohorte van 1976 opvallend hoog is. Bij de jongens (Figuur 3a) is er een gelijkaardig patroon voor de 18- en 20-jarigen (maar niet voor de 19-jarigen). In de bespreking van de ASO- en de KSO/TSO-diploma’s werd al genoteerd dat de grootste onregelmatigheden in de grafieken betrekking hebben op het jaar 1996. Het lijkt alsof er in dat jaar verschuivingen zijn gebeurd tussen leeftijdscategorieën en/of tussen onderwijsvormen. Het mechanisme achter deze afwijkingen is voorlopig niet duidelijk. We weten dus ook niet of het gaat over reële veranderingen in de getuigschriftenaantallen of telfouten. Merk op dat 1996 het tweede jaar is waarin de hier besproken ASO-, KSO/TSO- en BSO-kwalificaties, die betrekking hebben op het zesde leerjaar, werden uitgereikt binnen het (toen nieuwe) ‘eenheidstype’ van het secundair onderwijs. Het invoeren van het eenheidstype begon in schooljaar 1989–1990 in het eerste leerjaar. Daarna schoof de vernieuwing schooljaar na schooljaar een leerjaar hoger. In 1994– 1995 werd het zesde leerjaar (of: het tweede leerjaar van de derde graad) dus voor het eerst ingericht binnen het eenheidstype. In 1995–1996 werd het zevende leerjaar vernieuwd en werden vanuit het oude
7
De ongekwalificeerde uitstroom
onderwijs (ASO en KSO/TSO), waar achttien de meest gebruikelijke leeftijd is om de kwalificatie te behalen. Verder valt op dat de cijfers in de Figuren 3a en 3b vrij stabiel zijn over de geboortejaren heen. Ten opzichte van de volledige (jongens- of meisjes-) cohorte verandert het aantal jongeren dat op een gegeven leeftijd een BSO-getuigschrift behaalt niet veel. Bij de jongens behaalt 7 à 8% van de cohorte een BSO-getuigschrift op achttien. Een even grote fractie krijgt het getuigschrift een jaar later. Bij de meisjes gaat het over 9 à 10% 18-jarigen en 7% 19-jarigen. Een fractie van 3% van de jongenscohorte (2% van de meisjescohorte) ontvangt het getuigschrift met twee jaar vertraging. Verder zijn er ook nog leden van de cohorte die de kwalificatie met drie of vier jaar vertraging (21en 22-jarigen) in de wacht slepen. (Tenslotte is er ook een klein aantal jongeren, vooral van de vroegere geboortejaren, dat het getuigschrift behaalt met een jaar voorsprong, op 17-jarige leeftijd.) DBSO-getuigschriften (Figuren 4a en 4b)13. Volgens Figuur 4a behaalt ruwweg 1% van de jongens in een geboortecohorte een DBSO-getuigschrift op 18-jarige leeftijd. Die fractie is wat toegenomen in de loop van de vroegste geboortejaren waarvoor we over de nodige informatie beschikken: van 0,8% voor 1975 naar meer dan 1,1% voor 1979. Daarna is het verloop van de grafiek van de 18-jarige jongens nogal onregelmatig. Het meest recente cijfer (geboortejaar 1985) bedraagt nog steeds iets meer dan 1,1%. Verder toont Figuur 4a dat een belangrijk deel van de DBSO-getuigschriften vóór het einde van de leerplicht verworven wordt14. De fractie aan 17-jarigen uitgereikte
systeem enkel nog getuigschriften van het ASBO (‘aanvullend secundair onderwijs’) uitgereikt. In 1997 waren er voor het eerst uitsluitend diploma’s en getuigschriften volgens het eenheidstype. 13 “De gegevens met betrekking tot de studiebewijzen uitgereikt op het einde van het schooljaar 2001– 2002 in het deeltijds beroepssecundair onderwijs zijn niet opgenomen in dit jaarboek omwille van twijfel over de betrouwbaarheid van de verwerkte gegevens” ( Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs, schooljaar 2002–2003, p. 506). Daarom ontbreken de gegevens voor 2002—datapunt van geboortejaar 1986 in de grafiek van leeftijd 16, datapunt van geboortejaar 1985 in de grafiek van de 17jarigen, enzovoort—in deze figuren. Merk ook op dat de gegevens voor de 17- en 18-jarige jongens van geboortejaar 1982—dit gaat over getuigschriften uitgereikt in 1999 en 2000—uit de toon vallen. 14 Dat komt omdat we niet alleen rekening houden met de kwalificatiegetuigschriften die formeel toegewezen zijn aan de derde graad, maar ook met de kwalificatiegetuigschriften die geassocieerd worden met de tweede graad. Zie Bijlage A.
8
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
getuigschriften ligt wat hoger dan het aandeel van de 19-jarigen; het aandeel van de 16-jarigen ligt doorgaans hoger dan het aandeel van de 20-jarigen. Bij de meisjes (Figuur 4b) verlopen de grafieken analoog, maar zijn al de fracties wat kleiner dan bij de jongens. Zo krijgt iets meer dan 0,7% van de meisjes van geboortejaar 1985 een DBSO-getuigschrift in 2003 (als 18-jarige), tegenover ongeveer 1,1% bij de jongens. VIZO-getuigschriften (Figuren 5a en 5b)15. In tegenstelling met de situatie in het DBSO, beginnen jongeren met een leercontract pas in beduidende aantallen getuigschriften te verwerven vanaf achttien (het einde van de leerplicht). Er is ook een meer geleidelijke spreiding over de (latere) leeftijden, tot vijf jaar na het einde van de leerplicht (23-jarigen)16. Een belangrijk verschil met het DBSO is ook dat het aandeel van de in de leertijd verworven getuigschriften op alle relevante leeftijden daalt. In de jongenscohorte, bijvoorbeeld, dalen de curven van de 18- en 19-jarigen sinds geboortejaar 1976. Die afname is gedurende enkele jaren gecompenseerd door een toename van het aantal getuigschriften uitgereikt aan 20-jarigen, maar sinds 1978 daalt ook die bijdrage. Zoals in het DBSO, spelen de VIZO-getuigschriften een grotere rol in de jongenscohorte dan bij de meisjes. Een tweede duidelijk verschil tussen jongens en meisjes is dat jongens het getuigschrift het meest frequent behalen op 19-jarige leeftijd, terwijl bij de meisjes achttien de dominante leeftijd is.
15
De vroegste cijfers, die betrekking hebben op de VIZO-getuigschriften uitgereikt in 1992, vallen uit de toon. Bij de 18-jarigen (geboortejaar 1974), bijvoorbeeld, werd volgens deze gegevens een VIZOgetuigschrift uitgereikt aan iets meer dan 1,2 à 1,3% van de jongenscohorte en aan 1,4 à 1,5% van de meisjescohorte. De gegevens van na 1992, daarentegen, tonen telkens hogere cijfers bij de jongens dan bij de meisjes. 16 In de mannelijke geboortecohorte van 1976, bijvoorbeeld, zien we dat ongeveer 0,1% een VIZOgetuigschrift behaalt op 23-jarige leeftijd. Een fractie van 0,1% vertegenwoordigt enkele tientallen leerlingen. Er worden ook nog VIZO-getuigschriften uitgereikt aan nog oudere leerlingen, maar dan gaat het over nog kleinere aantallen.
9
De ongekwalificeerde uitstroom
Bij de meisjes valt op hoe sterk de fractie van de op 18-jarige leeftijd uitgereikte VIZO-getuigschriften daalt: van 1,5% voor geboortejaar 1975 naar nog slechts 0,6% een decennium later (geboortejaar 1985). Bij de jongens daalt de curve van de 18jarigen in die periode van 1,6% naar 1,0%.
10
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 1a. ASO-diploma's behaald door jongens, per leeftijd 40%
% van geboortecohorte jongens
35% 30% 25% 18
20% 15% 10% 5%
19
0%
22
20
17
1987
1986
1985
1984
1983
1982
12
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
21
16
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 1b. ASO-diploma's behaald door meisjes, per leeftijd 40%
% van geboortecohorte meisjes
35%
18
30% 25% 20% 15% 10% 5%
19
0%
22
21
17
20
16
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
13
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 2a. TSO- en KSO-diploma's behaald door jongens, per leeftijd
% van geboortecohorte jongens
20%
15%
18
10%
19
5% 20
22
0%
17
1987
1986
1985
1984
1983
1982
14
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
21 16
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 2b. TSO- en KSO-diploma's behaald door meisjes, per leeftijd 20%
% van geboortecohorte meisjes
18
15%
10% 19
5% 20
0%
22
21
17
16
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
15
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 3a. BSO-getuigschriften behaald door jongens, per leeftijd 11%
% van geboortecohorte jongens
10% 9% 19
8%
19 18
7%
19
6%
18 18
5% 4% 3%
20
2% 1%
21 22
0%
1987
1986
1985
1984
1983
1982
16
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
17
16
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 3b. BSO-getuigschriften behaald door meisjes, per leeftijd 11%
% van geboortecohorte meisjes
10% 18
9% 8% 19
7% 6% 5% 4% 3% 2%
20
1% 22
0%
21
17
16
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
17
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 4a. DBSO-getuigschriften behaald door jongens, per leeftijd
% van geboortecohorte jongens
2%
18
18
1% 18
17
19 19
17
17
19 16
0%
21
16
21
21
16
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
18
20
20
20
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 4b. DBSO-getuigschriften behaald door meisjes, per leeftijd
% van geboortecohorte meisjes
2%
1% 18
18
18 17
17 19 16
19
0%
21
20
21
20
21
17
19
20
16
16
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
19
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 5a. VIZO-getuigschriften behaald door jongens, per leeftijd
% van geboortecohorte jongens
2%
19
1%
18
20
21 23
0%
17
1987
1986
1985
1984
1983
1982
20
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
22
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 5b. VIZO-getuigschriften behaald door meisjes, per leeftijd
% van geboortecohorte meisjes
2%
1%
18 19
20
0%
23
22
21
17
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
21
De ongekwalificeerde uitstroom
Hoeveel jongeren hebben al een diploma/getuigschrift op 18-jarige, 19-jarige, … leeftijd? De grafieken van het vorige onderdeel toonden in detail hoeveel kwalificaties van elk type op elke leeftijd werden uitgereikt, en hoe die aantallen veranderden over de geboortejaren heen. Zo kregen we een eerste indruk van de betrouwbaarheid van de gegevens, van veranderingen met het opschuiven van het geboortejaar en van verschillen tussen jongens en meisjes. Nu bestuderen we de kwalificatieaantallen cumulatief, dat wil zeggen: op elke leeftijd noteren we hoeveel kwalificaties er tot dan al aan de geboortecohorte uitgereikt zijn. Op elke leeftijd bekijken we de vijf soorten kwalificaties apart. Zo toont Figuur 1a bijvoorbeeld hoeveel kwalificaties de 18-jarige jongens van elke geboortecohorte tot dan toe (op 16-, 17- en 18-jarige leeftijd) hebben verzameld. Er zijn vijf curven, één per kwalificatiesoort. 17 18 Binnen de categorie van de DBSO-getuigschriften wordt een belangrijk deel van de getuigschriften uitgereikt vóór het einde van de leerplicht, aan 16- of 17-jarigen (Figuren 4a en 4b). Ten opzichte van de geboortecohorte als geheel gaat het echter over een zeer kleine fractie. Vóór het einde van de leerplicht blijft een geboortecohorte zo goed als ongekwalificeerd. De grootste aantallen diploma’s en getuigschriften worden binnengehaald op het einde van de leerplicht, wanneer de leden van de cohorte achttien zijn. In de daarop volgende jaren worden nog belangrijke aantallen kwalificaties uitgereikt, maar de bijdrage vermindert jaar na jaar. Op 22-jarige leeftijd is de toestand van de geboortecohorte zo goed als stabiel geworden en hebben we een zicht op het definitieve aandeel van elk type kwalificatie en de fractie zonder kwalificatie. In dit onderdeel gaan we na hoe deze
17
Binnen een geboortecohorte en voor een gegeven soort kwalificatie worden dus de aantallen studiebewijzen van verschillende leeftijden bij elkaar opgeteld en vergeleken met de omvang van de cohorte. Dat is pas zinvol als elk lid van de cohorte hoogstens één kwalificatie van het type in kwestie behaalt. We onderstellen dus dat er geen leerlingen zijn die twee keer een ASO-diploma behalen; en dat er geen leerlingen zijn die twee keer een VIZO-getuigschrift verwerven; enzovoort. Die onderstelling is wellicht niet helemaal exact, maar is vermoedelijk toch een zeer goede benadering van de realiteit. 18 De cijfers voor het DBSO-getuigschrift ontbreken in 2002. Dat maakt het in principe onmogelijk om de volledige reeks cumulatieve percentages te bepalen in de geboortecohorten van 1982 tot en met 1986 (Figuren 4a en 4b). Om dit probleem op te vangen hebben we in de berekening van cumulatieve percentages benaderingen voor de percentages van 2002 gebruikt, door in elke grafiek van Figuur 4a en 4b te interpoleren tussen het punt van 2001 en het punt van 2003.
22
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
kwalificatiestructuur van een geboortecohorte geleidelijk aan in haar definitieve plooi valt vanaf het einde van de leerplicht (18-jarigen), over de toestand op 19-, 20- en 21jarige leeftijd tot en met de situatie van de 22-jarigen. We besteden vooral aandacht aan het relatief belang van het ASO-diploma, KSO-TSO-diploma, BSO-getuigschrift, DBSO-getuigschrift en VIZO-getuigschrift, en aan mogelijke veranderingen in de kwalificatiestructuur over de geboortejaren heen. Het totaal aantal kwalificaties over de verschillende soorten heen komt duidelijker aan bod in een volgend onderdeel. Daar bespreken we namelijk in detail het complement van dat totaal, dat wil zeggen: de fractie ongekwalificeerden. Stand van zaken op 18-jarige leeftijd (Figuren 6a en 6b). Zowel bij de jongens als bij de meisjes zijn de (op tijd of met voorsprong verworven) ASO-diploma’s het sterkst vertegenwoordigd. In volgorde van afnemend belang komen daarna: de KSO/TSOdiploma’s, de BSO-getuigschriften, de DBSO-getuigschriften en de VIZOgetuigschriften. In de jongenscohorte van geboortejaar 1980, bijvoorbeeld, heeft 23,5% op 18-jarige leeftijd een ASO-diploma, 14,8% een KSO/TSO-diploma, 7,2% een BSO-getuigschrift, 2,0% een DBSO-getuigschrift en 1,2% een VIZO-getuigschrift19. Een opvallend verschil tussen de jongens en de meisjes is het grotere aantal kwalificaties van het voltijds secundair onderwijs voor de meisjes, en vooral ASOdiploma’s. In de meisjescohorte van 1980 heeft 36,3% een ASO-diploma op 18-jarige leeftijd; verder zijn er 16,4% meisjes met een KSO/TSO-diploma, 10% met een BSOgetuigschrift, 1,2% met een DBSO-getuigschrift en 0,9% met een VIZO-getuigschrift. Over alle geboortejaren heen is de meest opvallende evolutie de toename van de fractie KSO/TSO-diploma’s bij de jongens: van iets meer dan 10% van de 18-jarigen van geboortejaar 1975 naar 15% van de 18-jarigen van geboortejaar 1985. Bij de meisjes is er een gelijkaardige maar minder sterke stijging, van 14% naar iets meer dan 17%. Tegelijk is er, voor de meisjes, een toename van de fractie ASO-diploma’s, van 33% naar 36%. Vanaf geboortejaar 1980 zijn de globale verschuivingen (tot geboortejaar 1985) vrij gering en verlopen de curven eerder glad (geen grote verschillen tussen direct opeenvolgende geboortejaren). De grootste verandering bij de jongens betreft het 19
Zie ook: Bijlage B.
23
De ongekwalificeerde uitstroom
ASO-diploma: een afname met meer dan een procent tussen 1980 en 1985. Bij de meisjes ligt het aandeel van de BSO-getuigschriften voor 1985 een procent lager dan voor geboortejaar 1980. Stand van zaken op 19- en op 20-jarige leeftijd (Figuren 7a, 7b, 8a en 8b). Van elk van de vijf soorten kwalificaties worden nog belangrijke aantallen uitgereikt aan 19jarigen. Daardoor liggen al de percentages in Figuur 7a (of 7b) een beduidend stuk hoger dan in Figuur 6a (of 6b). Het belangrijkste kwalitatieve verschil tussen de toestand op 19-jarige en de situatie op 18-jarige leeftijd is het relatief belang van de ASO-diploma’s en de KSO/TSO-diploma’s bij de jongens: het KSO/TSO is, althans voor de meest recente geboortejaren, bijna even belangrijk als het ASO. Een tweede verschil hangt daarmee samen: sinds geboortejaar 1979 is de fractie 19jarige jongens met een KSO/TSO-diploma hoger dan de overeenkomstige fractie meisjes. Een derde opvallend verschil is dat de VIZO-getuigschriften op 19-jarige leeftijd talrijker (in vroegere geboortejaren) of even talrijk zijn als de DBSOgetuigschriften. Op 20-jarige leeftijd komen deze kwalitatieve verschillen met de situatie op 18 nog sterker naar voor. In de jongenscohorte van geboortejaar 1983 is het aandeel van de KSO/TSO-diploma’s op 20-jarige leeftijd zelfs hoger dan de fractie ASO-diploma’s. Vanaf geboortejaar 1976 is het percentage jongens met een KSO/TSO-diploma hoger dan het overeenkomstige percentage meisjes. Tot en met het meest recente geboortejaar (1983) waarvoor gegevens over 20-jarige jongens voorhanden zijn ligt de fractie VIZO-getuigschriften hoger dan het DBSO-aandeel. Stand van zaken op 21- en op 22-jarige leeftijd (Figuren 9a, 9b, 10a en 10b). Er is niet veel verschil tussen de situatie van de geboortecohorten op 21-jarige leeftijd en hun toestand een jaar later. Op 22-jarige leeftijd hebben we dus een goed zicht op het definitieve resultaat van de inspanningen van leeftijdsgenoten om een ASO- of KSO/TSO-diploma, of een BSO-, DBSO- of VIZO-getuigschrift te behalen. In de jongenscohorte van 1980 is het aandeel van de KSO/TSO-diploma’s even belangrijk als de bijdrage van de ASO-diploma’s: respectievelijk 29,7 en 29,8%. Verder behaalt 19,2% van de jongenscohorte een BSO-getuigschrift, 4,1% een VIZOgetuigschrift en 2,5% een DBSO-getuigschrift.20 Deze beschrijving is representatief 20
Zie ook: tabellen van Bijlage B.
24
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
voor de geboortejaren 1979, 1980 en 1981 en waarschijnlijk ook—we kijken even terug naar de grafieken van de 21-jarigen en 20-jarigen—voor 1982 en 1983. In de meisjescohorte van 1980 zijn er 41,1% 22-jarigen met een ASO-diploma (veel meer dan bij de jongens), 25,7% met een KSO/TSO diploma (minder dan de jongens), 19,4% met een BSO-getuigschrift (ongeveer evenveel als de jongens), 1,8% met een VIZO-getuigschrift (minder dan de helft van het aandeel bij de jongens) en 1,6% met een DBSO-getuigschrift (minder dan de jongens). Deze beschrijving is representatief voor de geboortejaren 1979, 1980 en 1981. De grafieken van de 21- en 20-jarigen doen vermoeden dat het aandeel van VIZO en DBSO in recentere geboortejaren ongeveer even groot wordt. Een opvallende tendens over de geboortejaren heen is de afname van het aandeel van de VIZO-getuigschriften: bij de jongens van ongeveer 5% voor 1975 naar ongeveer 4% voor 1981; bij de meisjes van ongeveer 3% voor 1975 naar ongeveer 2% voor 1981. De situatie op jongere leeftijd (waarbij we beschikken over informatie voor recentere geboortejaren) suggereert dat deze tendens verdergaat. Bij de jongens is de meest opvallende evolutie sinds geboortejaar 1975 een toename van het aandeel van de KSO/TSO-diploma’s: voor 1975 lag het nog meer dan 4% lager dan het ASO-aandeel, voor 1985 was het even belangrijk. Bij de meisjes is zowel de fractie ASO-diploma’s als de fractie KSO/TSO-diploma’s toegenomen tussen geboortejaar 1975 en geboortejaar 1981: een toename van ongeveer 2% voor het ASO en meer dan 2,5% voor het KSO/TSO.
25
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 6a. Jongens die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 18-jarige leeftijd 40%
% van geboortecohorte jongens
35% 30% 25%
ASO
20% KSO/TSO
15% 10%
BSO
5%
DBSO
DBSO
0%
VIZO
VIZO
1985
1984
1983
1982
26
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 6b. Meisjes die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 18-jarige leeftijd 40% ASO
% van geboortecohorte meisjes
35% 30% 25% 20%
KSO/TSO
15% BSO
10% 5%
VIZO
DBSO
0%
1985
VIZO
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
DBSO
Geboortejaar
27
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 7a. Jongens die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 19-jarige leeftijd 45%
% van geboortecohorte jongens
40% 35% 30%
ASO
25%
KSO/TSO
20% BSO
15% 10% VIZO
5%
VIZO
0%
DBSO
DBSO
1985
1984
1983
1982
28
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 7b. Meisjes die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 19-jarige leeftijd 45% ASO
% van geboortecohorte meisjes
40% 35% 30% KSO/TSO
25% 20%
BSO
15% 10% 5%
VIZO
DBSO
0%
DBSO
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
VIZO
Geboortejaar
29
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 8a. Jongens die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 20-jarige leeftijd 45%
% van geboortecohorte jongens
40% 35% 30% 25%
ASO
KSO/TSO
KSO/TSO
ASO
BSO
20% 15% 10% VIZO
5%
VIZO
0%
DBSO
DBSO
1985
1984
1983
1982
30
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 8b. Meisjes die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 20-jarige leeftijd 45%
ASO
% van geboortecohorte meisjes
40% 35% 30%
KSO/TSO
25% BSO
20% 15% 10% 5%
VIZO
DBSO
0%
VIZO
DBSO
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
31
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 9a. Jongens die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 21-jarige leeftijd 45%
% van geboortecohorte jongens
40% 35% 30% 25%
ASO
KSO/TSO
KSO/TSO
ASO
BSO
20% 15% 10% VIZO
VIZO
5% 0%
DBSO
DBSO
1985
1984
1983
1982
32
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 9b. Meisjes die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 21-jarige leeftijd 45%
ASO
% van geboortecohorte meisjes
40% 35% 30%
KSO/TSO
25% BSO
20% 15% 10% 5%
VIZO
DBSO
0%
DBSO
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
33
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 10a. Jongens die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 22-jarige leeftijd 45%
% van geboortecohorte jongens
40% 35% ASO KSO/TSO
ASO
30%
KSO/TSO ASO
KSO/TSO
ASO
25% BSO
20% 15% 10% VIZO
5% 0%
DBSO
DBSO
1985
1984
1983
1982
34
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 10b. Meisjes die al een diploma/getuigschrift ASO, KSO/TSO, ... hebben behaald op 22-jarige leeftijd 45%
ASO
% van geboortecohorte meisjes
40% 35% 30%
KSO/TSO
25% BSO
20% 15% 10% VIZO
5%
DBSO
0%
DBSO
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
35
De ongekwalificeerde uitstroom
Hoeveel jongeren hebben nog geen kwalificatie op 18-jarige, 19-jarige, … leeftijd? Tot nu hebben we de bijdragen van de vijf soorten kwalificaties—ASO-diploma, KSO/TSO-diploma,
BSO-getuigschrift,
DBSO-getuigschrift
en
VIZO-getuig-
21
schrift —afzonderlijk bekeken. We hebben ze wel met elkaar vergeleken, maar we hebben de aantallen die betrekking hebben op verschillende kwalificaties niet bij elkaar opgeteld. In dit onderdeel doen we dat wel. In twee kwalificatiecriteria zijn we bijzonder geïnteresseerd. Het eerste criterium voegt de ASO-diploma’s, de KSO/TSOdiploma’s en de BSO-getuigschriften bij elkaar. De som duiden we aan als: ‘een kwalificatie van het voltijds gewoon secundair onderwijs’ (kort: ‘kwalificatie voltijds SO’). De tweede voegt de vijf soorten kwalificaties bij elkaar.22 De kwalificatie van het voltijds gewoon secundair onderwijs komt precies overeen met de eerste trap van de hiërarchische definitie van het HIVA van ‘gekwalificeerdheid’23. Het DBSO-getuigschrift en het VIZO-getuigschrift komen overeen met twee van de vier elementen uit de tweede trap van de hiërarchie. Samengenomen vormen de vijf soorten kwalificaties van dit rapport dus een extra trap in de hiërarchie, die de lat minder hoog legt dan trap 1, maar strenger is dan trap 2. In het vorige onderdeel bekeken we per soort kwalificatie hoe de fractie gekwalificeerde leden van een geboortecohorte aangroeit met de leeftijd. Nu bekijken we voor de twee meer globale kwalificatiecriteria hoe het aandeel ongekwalificeerden afneemt met de leeftijd.24 In tegenstelling met het vorige onderdeel tonen we nu de curven van de verschillende leeftijden binnen één figuur, per kwalificatiecriterium— in de plaats van curven van verschillende soorten kwalificaties binnen één figuur, per leeftijd. De curve van de 22-jarigen toont telkens de ongekwalificeerde uitstroom. Per
21
Zie Bijlage A. Wanneer we binnen een gegeven geboortecohorte op een gegeven leeftijd de aantallen van verschillende soorten kwalificaties bij elkaar optellen om de som te vergelijken met de omvang van de cohorte, dan onderstellen we dat niemand twee of meer verschillende kwalificaties behaalt in hetzelfde jaar. Deze onderstelling lijkt aannemelijk. 23 Zie Bijlage A. 24 Hier werken we opnieuw met cumulatieve sommen. Binnen een geboortecohorte worden dus aantallen van verschillende soorten kwalificaties uitgereikt op verschillende leeftijden bij elkaar opgeteld en vergeleken met de omvang van de cohorte. Dat is pas zinvol als ondersteld mag worden dat niemand meer dan één kwalificatie behaalt. Deze onderstelling is allicht niet exact. Het is best mogelijk dat een jongere een ASO-diploma behaalt op achttien en drie jaar later, als 21-jarige, een VIZOgetuigschrift ontvangt. De onderstelling is echter waarschijnlijk een goede benadering. In de mate dat er toch meervoudige kwalificaties voorkomen, wordt de ongekwalificeerde uitstroom enigszins onderschat. 22
36
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
kwalificatiecriterium brengen we de fractie ongekwalificeerden eerst in beeld voor de jongens en meisjes samen, daarna apart per sekse. Om een vergelijkingspunt te hebben met de indicator van de ongekwalificeerde uitstroom per schooljaar (Deel 2), hebben we tenslotte grafieken toegevoegd voor een derde criterium, dat de kwalificaties van het voltijds SO en het VIZO erkent, maar niet het DBSO-getuigschrift. Kwalificatiecriterium voltijds SO—ongekwalificeerde uitstroom (Figuren 11a, 11b en 11c). Volgens dit criterium bleef 17,7% van de geboortecohorte van 1981 ongekwalificeerd (curve van de 22-jarigen). Van geboortejaar 1976 tot geboortejaar 1981 schommelt het cijfer enigszins van jaar tot jaar, maar globaal blijft de eindsituatie op 22-jarige leeftijd in dat geboortejarenbereik quasi constant. Wat wel evolueert is de leeftijd waarop de kwalificaties behaald worden. In de geboortecohorte van 1981 ligt de fractie reeds verworven kwalificaties op 18-jarige leeftijd bijvoorbeeld hoger dan in 1976. Wanneer we vooruitkijken naar meer recente geboortejaren—dat wil zeggen: de geboortejaren na 1981, waarvoor we nog geen volledig zicht hebben op de kwalificaties tot en met 22 jaar—, dan zien we dat de cijfers weinig veranderen. Wat we al kunnen zien tot en met het geboortejaar 1985, kondigt geen opmerkelijke verandering aan in de omvang van de ongekwalificeerde uitstroom. Voor de jongenscohorte van 1981 bedraagt de ongekwalificeerde uitstroom 22,0%, voor de meisjescohorte 13,0%. Sinds geboortejaar 1979 zijn de curven eerder constant. Wat we al kunnen zien van de toestand op 18-jarige en 19-jarige leeftijd bij de jongens geboren sinds 1983 lijkt een toename van de ongekwalificeerde uitstroom aan te kondigen. Kwalificatiecriterium voltijds SO + DBSO + VIZO—ongekwalificeerde uitstroom (Figuren 12a, 12b en 12c). Dit is het meest waardevolle criterium waarover we op dit moment beschikken. Volgens dit criterium bleef 12,7% van de geboortecohorte van 1981 ongekwalificeerd (curve van de 22-jarigen). Voor de jongenscohorte van 1981 bedraagt de ongekwalificeerde uitstroom 15,6%, voor de meisjescohorte 9,7%. In wat deze grafieken ons vertellen over de ongekwalificeerde uitstroom—via de curve van de 22-jarigen van geboortejaar 1977 tot en met 1981 en via de gedeeltelijke informatie over de geboortejaren na 1981—wijst niets op een afname van de ongekwalificeerde uitstroom. Integendeel, in de jongenscohorten blijkt het aandeel van de ongekwalifi-
37
De ongekwalificeerde uitstroom
ceerden toe te nemen: het eindcijfer voor geboortejaar 1981 is het hoogste van de vijf beschikbare cijfers (voor 1977 tot en met 1981); de curven voor de jongere leeftijden vertonen vanaf 1981 een stijgende tendens. Kwalificatiecriterium voltijds SO + VIZO—ongekwalificeerde uitstroom (Figuren 13a, 13b en 13c). Volgens dit criterium bleef 14,9% van de geboortecohorte van 1981 ongekwalificeerd (curve van de 22-jarigen). Voor de jongenscohorte van 1981 bedraagt de ongekwalificeerde uitstroom 18,3%, voor de meisjescohorte 11,2%. Ook hier zien we—in het bijzonder bij de jongens—duidelijke aanwijzingen voor een toename van de ongekwalificeerde uitstroom.
38
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 11a. Leerlingen die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon secundair onderwijs hebben behaald op 18jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% 60%
% van geboortecohorte
55% 18
50% 45% 40% 35% 30%
19
25%
20 22
20%
21
15% 10% 5% 0% 1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
39
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 11b. Jongens die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon secundair onderwijs hebben behaald op 18jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% % van geboortecohorte jongens
60%
18
55% 50% 45% 40% 19
35% 30%
20 22
25%
21
20% 15% 10% 5% 0%
1985
1984
1983
1982
40
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 11c. Meisjes die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon secundair onderwijs hebben behaald op 18jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% % van geboortecohorte meisjes
60% 55% 50% 45%
18
40% 35% 30% 25%
19
20%
20 22
15%
21
10% 5% 0% 1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
41
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 12a. Leerlingen die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon SO, DBSO of leertijd hebben behaald op 18-jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% 60%
% van geboortecohorte
55% 50% 45%
18
40% 35% 30% 25%
19
20% 15%
20 22
10%
21
5% 0% 1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
43
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 12b. Jongens die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon SO, DBSO of leertijd hebben behaald op 18-jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% % van geboortecohorte jongens
60% 55%
18
50% 45% 40% 35% 30%
19
25% 20%
20
15%
21
22
10% 5% 0% 1985
1984
1983
1982
44
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 12c. Meisjes die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon SO, DBSO of leertijd hebben behaald op 18-jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% % van geboortecohorte meisjes
60% 55% 50% 45% 40%
18
35% 30% 25% 20%
19
15% 10%
21
20 22
5% 0% 1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
45
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 13a. Leerlingen die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon secundair onderwijs of leertijd hebben behaald op 18-jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% 60%
% van geboortecohorte
55% 50%
18
45% 40% 35% 30% 25%
19
20%
20 22
15%
21
10% 5% 0% 1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
47
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 13b. Jongens die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon secundair onderwijs of leertijd hebben behaald op 18-jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% % van geboortecohorte jongens
60%
18
55% 50% 45% 40% 35% 19
30% 25%
20
20%
22
21
15% 10% 5% 0% 1985
1984
1983
1982
48
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Fig. 13c. Meisjes die nog geen kwalificatie van voltijds gewoon secundair onderwijs of leertijd hebben behaald op 18-jarige, 19-jarige, ... leeftijd 65% % van geboortecohorte meisjes
60% 55% 50% 45% 18
40% 35% 30% 25% 20%
19
15%
20 22
21
10% 5% 0%
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
Geboortejaar
49
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Deel 2. De ongekwalificeerde uitstroom per schooljaar: schattingen voor 2002 Inleiding We bestuderen hier de omvang van de ongekwalificeerde uitstroom in 2002, dus op het einde van het schooljaar 2001–2002. Door met vroegere resultaten te vergelijken krijgen we bovendien een beeld van de evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom per schooljaar. Om zinvoller vergelijkingen te kunnen maken tussen de verschillende schooljaren, worden aantallen steeds uitgedrukt als percentages, ten opzichte van de totale uitstroom uit het secundair onderwijs op het einde van elk schooljaar.25 We benaderen het probleem dus anders dan in Deel 1, waar we nagingen hoe leeftijdsgenoten schooljaar na schooljaar kwalificaties verzamelen en hoeveel van hen uiteindelijk niets in handen hebben. Hier, in Deel 2, is de opdracht te schatten hoeveel leerlingen (over verschillende geboortejaren heen) op het einde van een gegeven schooljaar het secundair onderwijs verlaten en hoeveel jongeren in die uitstroom geen kwalificatie op zak hebben. Schattingen voor de ongekwalificeerde uitstroom per schooljaar in 200226 Twee kwalificatiecriteria komen hier aan bod. Het eerste criterium, aangeduid als ‘kwalificatie voltijds SO’, erkent de ASO-diploma’s, de KSO/TSO-diploma’s en de BSO-getuigschriften. Het tweede criterium erkent bovendien het VIZO-getuigschrift. Deze twee criteria (‘voltijds SO’ en ‘voltijds SO + VIZO’) werden ook toegepast in de bespreking van de ongekwalificeerde uitstroom per geboortejaar.
25
Dit is een losse omschrijving van de indicator. Er is meer dan één manier om voor een gegeven kwalificatiecriterium een indicator die aan deze beschrijving beantwoordt concreet te schatten. De details van de werkwijze die hier gevolgd wordt, zijn uitgelegd in het rapport De ongekwalificeerde uitstroom—Een geactualiseerde schatting van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 18). De methode werd ontwikkeld in Douterlungne, M., Van de Velde, V., Rubbrecht, I., Van Valckenborgh, K., Lauwereys, L., Nicaise, I., & Van Damme, J. (2001). Ongekwalificeerd: zonder paspoort? Een onderzoek naar de omvang, karakteristieken en aanpak van de ongekwalificeerde onderwijsverlaters. Leuven: HIVA. Eindrapport van OBPWO 98.01. Een kritische bespreking van de methode is te vinden in het rapport Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom. Een bijdrage tot de discussie en een aantal nieuwe schattingen van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 19). 26 Deze berekeningen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op gegevens uit de Statistische Jaarboeken van het Vlaams Onderwijs. Het Departement Onderwijs bezorgde de nodige gegevens over de instroom in het BuSO. Enkele gegevens zijn afkomstig uit publicaties van het Nationaal Instituut voor de Statistiek of zijn aangekocht bij het NIS. De getuigschriftenaantallen van de leertijd zijn bezorgd door Jan Wilmots van het VIZO.
51
De ongekwalificeerde uitstroom
Tabel 2. Ongekwalificeerde uitstroom in 2001 en 2002 Voltijds SO Voltijds SO + VIZO J M Samen J M Samen 2001 22,1% 14,1% 18,2% 18,7% 12,5% 15,7% 2002 23,4% 15,8% 19,7% 20,1% 14,3% 17,3% Kwalificatiecriterium ‘Voltijds SO’ = ASO-diploma + KSO/TSO-diploma + BSO-getuigschrift (zie Bijlage A).
Kwalificatiecriterium voltijds SO—ongekwalificeerde uitstroom (Tabel 2, linkerhelft). De indicatorwaarde voor de ongekwalificeerde uitstroom in 2002 volgens het criterium ‘voltijds SO’ bedraagt 19,7%. Apart voor de jongens bedraagt de score 23,4%, tegenover 15,8% voor de meisjes. Deze cijfers zijn hoger dan de overeenkomstige waarden voor 2001. Kwalificatiecriterium voltijds SO + VIZO—ongekwalificeerde uitstroom (Tabel 2, rechterhelft). Met de VIZO-getuigschriften erbij bedraagt de ongekwalificeerde uitstroom van 2002 globaal nog 17,3%, met een score van 20,1% voor de jongens en 14,3% voor de meisjes. Doordat het aantal VIZO-getuigschriften jaar na jaar daalt, is het verschil tussen 2001 en 2002 nog iets groter volgens dit criterium. Evolutie van de HIVA-indicator Het cijfer van 19,7% uit Tabel 2—dat slaat op het kwalificatiecriterium ‘voltijds SO’ voor jongens en meisjes samen—is de waarde voor 2002 van de HIVA-indicator27. Sinds 1993 is de ongekwalificeerde uitstroom volgens deze indicator min of meer constant.28 Na zes jaren met gunstiger waarden heeft de indicator opnieuw het niveau van 1995 (19,6%) bereikt—zie Figuur 14.
27
Die zo genoemd wordt omdat hij ontwikkeld en tot met met 1998 berekend werd door het HIVA. Zie Douterlungne, M., Van de Velde, V., Rubbrecht, I., Van Valckenborgh, K., Lauwereys, L., Nicaise, I., & Van Damme, J. (2001). Ongekwalificeerd: zonder paspoort? Een onderzoek naar de omvang, karakteristieken en aanpak van de ongekwalificeerde onderwijsverlaters. Leuven: HIVA. Eindrapport van OBPWO 98.01. 28 Rapport De ongekwalificeerde uitstroom—Een geactualiseerde schatting van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 18).
52
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Figuur 14. Evolutie van de uitstroom zonder ASO-diploma, KSO/TSO-diploma of BSO-getuigschrift—Percentage van de totale uitstroom, jaar na jaar 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2002
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
1982
1980
1978
Noot: berekening door het HIVA tot en met 1998; berekening vanaf 1999 door Steunpunt LOA, volgens de methode van het HIVA.
Vertekening door het modulair onderwijs Bij het begin van schooljaar 2000–2001 werd gestart met een experiment modulair onderwijs in het voltijds gewoon BSO.29 De schattingsmethode van de HIVAindicator (en van de verfijnde/verruimde indicatoren in Tabel 2) registreert de betrokken leerlingen als ongekwalificeerde uitstromers op het moment dat ze overschakelen van lineair onderwijs in één van de eerste zes leerjaren naar modulair onderwijs. In werkelijkheid gaat het om leerlingen die nog in het BSO blijven en pas (jaren) later het secundair onderwijs al dan niet met een kwalificatie verlaten. Daardoor wordt de ongekwalificeerde uitstroom overschat. De indicatorwaarden van 2000, 2001 en 2002 kunnen op deze manier vertekend zijn. De overschatting is groter naarmate meer leerlingen overgaan van één van de eerste zes leerjaren in het lineair onderwijs naar het modulair opleidingssysteem. De vertekening van de indicator zou uitgesteld kunnen worden—dat wil zeggen: verschoven naar de indicatorwaarden voor latere schooljaren—door de leerlingenaantallen van het voltijds gewoon modulair BSO in de schatter te betrekken: de vertekening treedt dan pas op naarmate leerlingen het secundair onderwijs verlaten
29
Bron: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004.
53
De ongekwalificeerde uitstroom
vanuit het modulair systeem30. In een volgende stap zou de vertekening bovendien vermeden kunnen worden, door de via het modulair systeem behaalde BSOgetuigschriften in rekening te brengen31. De leerlingenaantallen in het modulair BSO zijn relatief groot: het begon met 254 jongens en 621 meisjes in 2000–2001; in 2001–2002 waren er 765 jongens en 2128 meisjes en in 2002–2003 1340 jongens en 3639 meisjes in het modulair BSO32. Het gaat dus mogelijk om een belangrijke vertekening van de indicator. Een poging om deze leerlingenaantallen in de berekening van de indicator voor 2001 te betrekken gaf echter een onrealistisch resultaat, dat erop lijkt te wijzen dat er ook een belangrijk aantal neveninstromers is
33 34
. Een schatting van het belang van de vertekening—
bijvoorbeeld ten opzichte van de toename tussen 2001 en 2002 van de geschatte ongekwalificeerde uitstroom—en een correctie van de vertekening worden dus pas mogelijk zodra er meer informatie beschikbaar is over de herkomst van de nieuwe leerlingen van het gewoon voltijds modulair beroepsonderwijs. Het modulair gedeelte van het DBSO zorgt wellicht, op een kleinere schaal, voor een analoge (maar reeds uitgestelde) vertekening. Het DBSO-getuigschrift De HIVA-indicator is voor het eerst verruimd met het VIZO-getuigschrift bij de update voor 2001. Op dat moment was het nog niet duidelijk dat de DBSOgetuigschriften “graadloos” zijn. Daardoor leek het alsof er slechts getuigschriftenaantallen beschikbaar waren tot en met 2000 35. In de meest recente berekening, voor
30
Deze redenering wordt toegelicht op pp. 5-6 van het rapport Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom. Een bijdrage tot de discussie en een aantal nieuwe schattingen van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 19). 31 Voorlopig worden die echter nog niet gepubliceerd; zie Bijlage A. 32 Bron: Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs, schooljaren 2000–2001, 2001–2002 en 2002– 2003. 33 … die niet uit één van de eerste zes leerjaren van het voltijds gewoon secundair onderwijs komen. 34 Merk in dit verband ook op dat van er onder de 2128 (3639) meisjes in het modulair BSO in 2001– 2002 (2002–2003) 1144 (1565) meisjes van de geboortejaren 1987 (1988) tot en met 1982 (1983) zijn; de meisjes van dat laatste geboortejaar zitten al in hun tweede schooljaar na het einde van hun leerplicht; 984 (2074) meisjes zijn ouder. 35 Zie het rapport Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom, Een bijdrage tot de discussie en een aantal nieuwe schattingen van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 19). Zie ook: Bijlage A.
54
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
2002, was het niet mogelijk het DBSO-getuigschrift te betrekken omdat de aantallen niet beschikbaar zijn36. In een toekomstig rapport hopen we verslag uit te kunnen brengen van een uitbreiding van de resultaten van Tabel 2 naar vroegere jaren. Dat vereist een herbereking van de HIVA-indicator voor die jaren per sekse en met een verruiming tot de VIZO-getuigschriften. We hopen de indicator dan ook verder te verruimen met de DBSO-getuigschriften.37 Vergelijking met de indicator per geboortejaar De ongekwalificeerde uitstroom in een gegeven schooljaar bestaat uit leerlingen van verschillende geboortejaren. De leerlingen van een gegeven geboortecohorte die het onderwijs ongekwalificeerd verlaten doen dat in verschillende schooljaren. Daardoor kan een indicator per schooljaar niet omgerekend worden naar een indicator per geboortejaar of omgekeerd38. Als we een lange reeks schooljaren vergelijken met al de betrokken geboortejaren (of omgekeerd), dan verwachten we wel dat de gemiddelden van de twee indicatoren voor hetzelfde kwalificatiecriterium dicht bij elkaar liggen. We hopen een dergelijke bespreking te kunnen maken in een toekomstig rapport, na de uitbreiding van de berekeningen van de (verruimde) HIVA-indicator per sekse. Hier beperken we ons tot een eerste aanzet in de vorm van Tabel 3, die een overzicht geeft van de meest recente waarden van de twee soorten indicatoren. In Tabel 3 zijn de indicatorwaarden per schooljaar hoger dan de waarden per geboortejaar uit dezelfde kolom. Het is mogelijk dat dit verschil gedeeltelijk verklaard wordt door een verschillende invloed van het modulair onderwijs op de twee soorten indicatoren. Op de indicatoren per geboortejaar heeft het modulair onderwijs een in36
Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs, schooljaar 2002–2003, p. 506. Daarbij zal zich de volgende complicatie voordoen. Een belangrijk deel van de DBSOgetuigschriften wordt behaald vóór het einde van de leerplicht, door 16- en 17-jarigen (Figuur 4a en 4b). Het is op dit moment niet duidelijk of deze leerlingen daarna nog (eventueel pro forma) ingeschreven blijven in het DBSO of niet. De huidige berekeningswijze van de HIVA-indicator vereist strikt genomen dat de leerlingen het DBSO verlaten op het moment dat ze de kwalificatie behalen. Blijven ze toch geregistreerd in het DBSO, dan zorgt dat voor verschuivingen van componenten van de indicator tussen schooljaren: de kwalificaties worden geteld op het moment dat ze behaald worden; de leerlingen in kwestie verschijnen pas later, op het einde van hun leerplicht, in de uitstroom. Bij snelle veranderingen in het totale aantal getuigschriften of de leeftijdsverdeling van de getuigschriften kan dit voor een zekere vervorming van de indicator zorgen. 38 De twee soorten indicatoren zouden afgeleid kunnen worden uit indicatoren die elk betrekking hebben op een gegeven schooljaar én een gegeven geboortejaar. Zie pp. 20-22 in het rapport 37
55
De ongekwalificeerde uitstroom
vloed in de mate dat (niet geregistreerde) studiebewijzen behaald via het modulair onderwijs in de plaats komen van studiebewijzen verworven via lineair onderwijs. Het effect van het modulair onderwijs op de indicatoren per schooljaar komt vroeger, namelijk zodra leerlingen overstappen van het lineair naar het modulair systeem. Tabel 3. Ongekwalificeerde uitstroom—Vergelijking van de indicator per schooljaar met de indicator per geboortejaar Voltijds SO Voltijds SO + VIZO J M Samen J M Samen Per schooljaar 2001 22,1% 14,1% 18,2% 18,7% 12,5% 15,7% 2002 23,4% 15,8% 19,7% 20,1% 14,3% 17,3% Per geboortejaar 1980 21,3% 12,5% 17,0% 17,2% 10,6% 14,0% 1981 22,0% 13,0% 17,7% 18,3% 11,2% 14,9% Kwalificatiecriterium ‘Voltijds SO’ = ASO-diploma + KSO/TSO-diploma + BSO-getuigschrift (zie Bijlage A).
Het aantal schooljaren en geboortejaren in Tabel 3 is nog te gering voor een systematische vergelijking tussen de twee indicatorentypes. Er mag niet uit afgeleid worden dat de indicatoren per schooljaar over het algemeen overschat worden en/of dat de indicatoren per geboortejaar doorgaans onderschat worden. Dat wordt geïllustreerd door de cijfers in Tabel 4, die een ruwe vergelijking maken tussen de twee indicatorentypes over een langere periode. Tabel 4. Ongekwalificeerde uitstroom, criterium ‘voltijds SO’—Ruwe vergelijking van de indicator per schooljaar met de indicator per geboortejaar GeboorteIndicator HIVAjaar per indicator geboorteuitgemidjaar delda 1975 21,3% 18,8% 1976 18,4% 18,2% 1977 16,4% 17,6% 1978 18,0% 17,4% 1979 17,5% 17,8% 1980 17,0% 18,3% a
Ongewogen gemiddelde van de HIVA-indicator over de vijf schooljaren die de leden van de aangegeven geboortecohorte (eerste kolom) beëindigen op 18-, 19-, 20-, 21- en 22-jarige leeftijd.
Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom, Een bijdrage tot de discussie en een aantal nieuwe schattingen van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 19).
56
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Bijlagen Bijlage A. Vijf soorten kwalificaties: ASO, KSO/TSO, BSO, DBSO, VIZO Definitie van de kwalificaties. In dit rapport onderscheiden we vijf soorten kwalificaties, die we aanduiden als: ‘ASO-diploma’: diploma van secundair onderwijs behaald na het algemeen secundair onderwijs; ‘KSO/TSO-diploma’: diploma van secundair onderwijs behaald na het secundair kunstonderwijs of technisch onderwijs; ‘BSO-getuigschrift’: getuigschrift van voltijds beroepsonderwijs behaald in het tweede leerjaar van de derde graad; ‘DBSO-getuigschrift’: getuigschrift van deeltijds beroepsonderwijs; ‘VIZO-getuigschrift’: getuigschrift van leertijd.
Tabel 5 (opgenomen op het einde van Bijlage A) definieert het ‘ASO-diploma’, ‘KSO/TSO-diploma’, ‘BSO-getuigschrift’ en ‘DBSO-getuigschrift’ volgens de indelingen en terminologie van de Statistische Jaarboeken van het Vlaams onderwijs. In 1994—dat wil zeggen: op het einde van het schooljaar 1993–1994—, bijvoorbeeld, omvat de categorie van het KSO/TSO-diploma niet alleen het ‘Diploma van secundair onderwijs TSO of KSO’ maar ook de onderverdeling ‘Dipl. sec. ond. en kwal. getuigschr. 6de lj TSO/KSO’; deze ‘studiebewijzen’ werden uitgereikt op het einde van het zesde leerjaar van het technisch secundair onderwijs of secundair kunstonderwijs in het voormalige ‘type 1’ of ‘type 2’. Dit voorbeeldje toont meteen waarom we de KSO- en TSO-diploma’s niet gescheiden bekijken: de oudere gegevens maken dit onderscheid niet. Een aparte behandeling heeft als nadeel dat het bereik van de evolutiegrafieken beperkt wordt. Verband met de drietrapsdefinitie van het HIVA . In een studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA)39 werden drie definities van ‘gekwalificeerdheid’ gebruikt die hiërarchisch in elkaar passen40. De eerste definitie (‘trap 1’), die de lat het hoogst legt en dus ook de ruimste groep van ‘ongekwalificeerden’ impliceert, vereist 39
Douterlungne, M., Van de Velde, V., Rubbrecht, I., Van Valckenborgh, K., Lauwereys, L., Nicaise, I., & Van Damme, J. (2001). Ongekwalificeerd: zonder paspoort? Een onderzoek naar de omvang, karakteristieken en aanpak van de ongekwalificeerde onderwijsverlaters. Leuven: HIVA. Eindrapport van OBPWO 98.01. De drietrapsdefinitie staat op pp. 25, 45 en 69. 40 Zie ook p. 14 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming.
57
De ongekwalificeerde uitstroom
een diploma van ASO, KSO of TSO of een studiegetuigschrift van BSO, behaald in het tweede leerjaar van de derde graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs.
De tweede definitie (‘trap 2’) beschouwt daarnaast ook de jongeren met een getuigschrift van het derde leerjaar van de tweede graad BSO, een kwalificatiegetuigschrift van het DBSO, een getuigschrift van het vijfde jaar buitengewoon secundair onderwijs (BuSO) in opleidingsvorm 3 (OV-3), of een getuigschrift van de leertijd uitgereikt door het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen (VIZO)
als gekwalificeerd. De derde definitie (‘trap 3’) verruimt de verzameling van als voldoende waardevol beschouwde studiebewijzen nog verder met een getuigschrift van de tweede graad van het TSO of BSO.
De oorspronkelijke definitie uit de HIVA-studie41 neemt in de tweede trap een “kwalificatiegetuigschrift derde graad DBSO” op. Volgens vertegenwoordigers van het DBSO is dit echter weinig zinvol omdat de kwalificatiegetuigschriften “graadloos” zijn42. Daarom nemen we voortaan het “kwalificatiegetuigschrift DBSO” (zonder vermelding van een graad) op in de tweede trap van de definitie43. Dit heeft een beduidend gevolg voor de verwerking in dit rapport van de gegevens over het DBSO uit de Jaarboeken. Volgens de oorspronkelijke definitie zouden we tot en met 2000 enkel de (kleine) getuigschriftenaantallen toegewezen aan de derde graad in rekening hebben moeten brengen (met voor 2001 en 2003 dan als probleem dat het onderscheid tussen de graden niet meer gemaakt is) (zie Tabel 5). De (grotere) getuigschriftenaantallen geassocieerd met een tweede graad zouden dan achterwege gelaten zijn. Volgens de aangepaste definitie tellen we de aantallen van de tweede en de derde graad op. Het ASO-diploma, het KSO/TSO-diploma en het BSO-getuigschrift—zoals gedefinieerd in Tabel 5—komen, als ze samengenomen worden, precies overeen met de eerste trap van de definitie van het HIVA. Het DBSO-getuigschrift en het VIZOgetuigschrift (Tabel 5) komen overeen met twee van de vier elementen uit de tweede trap. Samengenomen vormen de vijf soorten kwalificaties van dit rapport dus een
41
Deze vorm van de definitie komt ook nog voor op p. 14 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming. 42 Bericht van het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs (VVKSO), 30 juni 2004. 43 Nota voorgelegd aan de Stuurgroep Steunpunt LOA van 11 oktober 2004.
58
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
extra trap in de hiërarchie, die de lat minder hoog legt dan trap 1, maar strenger is dan trap 2 (zoals door ons gewijzigd wat het DBSO betreft). De tweede trap van de definitie van het HIVA. Om volledig in kaart te kunnen brengen hoe leeftijdsgenoten kwalificaties verwerven of ongekwalificeerd uitstromen volgens de tweede trap van de HIVA-definitie, zouden we dus, naast de vijf soorten kwalificaties die in dit rapport aan bod komen, nog twee soorten kwalificaties in de beschrijving moeten betrekken. Eén van de twee heeft echter op dit moment waarschijnlijk geen belang meer. Het ‘getuigschrift van het derde leerjaar van de tweede graad BSO’44 werd volgens de Statistische Jaarboeken van het Vlaams onderwijs in 2000 nog uitgereikt aan (slechts) 36 jongens en 10 meisjes; in 2001 aan 14 jongens en 14 meisjes; in 2002 aan 10 jongens en 9 meisjes; in 2003 aan 2 jongens en 4 meisjes. Een correctie van de cijfers door rekening te houden met een kwalificatie in het derde leerjaar van de tweede graad BSO zou dus enkel nog een zeker historisch belang hebben—de schatting van de ongekwalificeerde uitstroom in vroegere geboortecohorten wordt er wellicht een beetje door verminderd45. In schooljaar 2002–2003 zaten 1264 jongens en 722 meisjes in het eerste leerjaar van BuSO opleidingsvorm 3
46 47
. Deze instroomcijfers zijn niet gering. We moeten dus
rekening houden met de mogelijkheid dat een beduidende fractie van een geboortecohorte een attest van het vijfde jaar behaalt in die opleidingsvorm. Tellingen van deze attesten zijn echter tot nu toe niet beschikbaar. Het resultaat van de eerste twee opvragingen, van de aantallen attesten uitgereikt in 2002 en 2003, bleek nog onvoldoende betrouwbaar48. Voorlopig is het dus niet mogelijk dit type kwalificatie in de beschrijving te betrekken. Op dit moment weten we enkel dat deze attesten in het
44
Dit is in de terminologie van de Statistisch Jaarboeken van het Vlaams onderwijs: het ‘studiegetuigschrift van de tweede graad’ in het ‘3de leerjaar van de 2de graad BSO’. 45 In principe moet dan wel nog rekening gehouden worden met de kans dat een leerling die een kwalificatie behaalt in het derde leerjaar van de tweede graad, daarna nog doorstroomt naar de derde graad en daar het BSO-getuigschrift haalt. 46 Gegevens bezorgd door het Departement Onderwijs, 15 september 2003. 47 Opleidingsvorm 3 ‘geeft een algemene sociale en beroepsvorming met het oog op integratie in een gewoon leef- en werkmilieu’ (Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs, schooljaar 2002–2003, p. 13). 48 Opvraging 2002: bericht van het Departement Onderwijs, 24 oktober 2003; opvraging 2003: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004.
59
De ongekwalificeerde uitstroom
verleden niet zijn meegeteld in een categorie van studiebewijzen die gerapporteerd wordt in de Statistische Jaarboeken49. De Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs. In 2002 behaalden 68 jongens en 44 meisjes een diploma in de tweede afdeling (ASO) van de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap; bovendien behaalden 180 jongens en 121 meisjes een getuigschrift/diploma in de derde afdeling (TSO/BSO/KSO)50. Men kan erover discussiëren of deze diploma’s en getuigschriften dan behaald zijn “in het tweede leerjaar van de derde graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs” maar ze hebben in elk geval dezelfde waarde als de kwalificaties van de eerste trap van de HIVA-definitie. Het is dan ook wenselijk om deze aantallen mee te rekenen in een schatting van de ongekwalificeerde uitstroom. Dat gebeurt reeds in de berekening van de ongekwalificeerde uitstroom per schooljaar waarvan de resultaten in dit rapport te vinden zijn. De betrokken aantallen diploma’s en getuigschriften worden in de Statistische Jaarboeken van het Vlaams Onderwijs gepubliceerd met een indeling volgens sekse, maar niet volgens het geboortejaar. Daarom zijn deze aantallen niet verwerkt in de cijfers van dit rapport over kwalificaties en de ongekwalificeerde uitstroom per geboortecohorte (zodat het aantal ongekwalificeerden enigszins overschat wordt). Een indeling van de vroegere cijfers volgens het geboortejaar is in principe mogelijk maar duur (het vereist handwerk); voor de meest recente en toekomstige data (mogelijk te beginnen met de diploma’s en getuigschriften van 2004) zal een indeling volgens sekse én geboortejaar wel beschikbaar zijn51. Voor 1997 en 2002 was het mogelijk de verdeling volgens het geboortejaar te reconstrueren52. Daaruit blijkt dat ruwweg een derde van de mannen en de helft van de vrouwen vijfentwintig of ouder was op het ogenblik dat de Examencommissie de kwalificatie uitreikte. Dat wijst erop dat de route via de Examencommissie toch een beetje minder belangrijk is voor de ongekwalificerde uitstroom dan de niet volgens de leeftijd ingedeelde cijfers in de Jaarboeken suggereren. De verwerking van die cijfers
49
Bron: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004. 50 Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs, schooljaar 2002–2003. 51 Bron: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004. 52 Gegevens bezorgd door het Departement onderwijs, 24 oktober 2003.
60
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
in de schatting van de ongekwalificeerde uitstroom per schooljaar is een te grote correctie (waardoor de ongekwalificeerde uitstroom onderschat wordt). Het onderwijs voor sociale promotie (OSP). Een deel van de studenten van het OSP volgt deze vorm van onderwijs om een diploma/getuigschrift van het secundair onderwijs te verwerven. Indien jongeren die het secundair onderwijs zonder kwalificatie verlaten hebben deze ‘tweede kans’ snel grijpen en met succes benutten, dan is het goed mogelijk dat ze het diploma behalen op hetzelfde moment als leeftijdsgenoten die het ‘eerstekansonderwijs’ met drie of vier jaar vertraging afronden. Dat is een argument om deze jongeren toch bij de ‘gekwalificeerde uitstroom’ te tellen. Vóór het schooljaar 2000–2001 moesten zij hun diploma behalen via de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs. Het probleem van het in rekening brengen van de kwalificaties van deze jongeren was dan begrepen in het probleem van het verrekenen van de gegevens over de Examencommissie (dat hierboven is behandeld)53. Sinds schooljaar 2000–2001 kunnen Centra voor Volwassenenonderwijs echter zelf diplomeren54. Tot nu toe zijn er geen gegevens beschikbaar over het aantal studenten—en de verdeling ervan volgens sekse en geboortejaar—dat van deze mogelijkheid gebruik maakt (en dus uit de gegevens over de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap verdwijnt). Zodra deze gegevens beschikbaar komen moeten ze mee verwerkt worden in de indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom. BuSO opleidingsvorm 4
55
. Deze leerlingen kunnen de kwalificaties van het voltijds
gewoon secundair onderwijs behalen. Op dit moment maken de aantallen ASOdiploma’s, KSO-TSO-diploma’s of BSO-getuigschriften die via die weg verworven worden, geen deel uit van de cijfers in de Statistische Jaarboeken en zijn ze ook nog niet apart beschikbaar56. In 2002–2003 waren 80 jongens en 28 meisjes ingeschreven 53
Het komt erop aan het gedeelte van de getuigschriften/diploma’s dat aan jongeren, bijvoorbeeld tot en met de leeftijd van 22 of 23, uitgereikt wordt af te zonderen. Die groep bestaat wellicht grotendeels uit studenten van het OSP. (Anderen kunnen op eigen houtje gestudeerd hebben.) 54 Persmededeling van de Vlaamse minister van onderwijs en vorming, 2 juli 2001. 55 Opleidingsvorm 4 ‘bereidt de leerling voor op een studie in het hoger onderwijs en op integratie in het actieve leven’. Opleidingsvorm 3: zie voetnoot 47. Daarnaast zijn er nog de opleidingsvormen 1 (‘een sociale vorming met het oog op de integratie in een beschermd leefmilieu’) en 2 (‘een algemene en sociale vorming met het oog op integratie in een beschermd leef- en arbeidsmilieu’). (Bron: Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs, schooljaar 2002–2003, p. 13.) 56 Bron: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004.
61
De ongekwalificeerde uitstroom
in het eerste leerjaar van opleidingsvorm 4 van het BuSO57. Het gaat dus over veel minder leerlingen dan in opleidingsvorm 3—één à twee tienden van een procent van een geboortecohorte. Het experiment modulair onderwijs58. Op dit moment gaan we ervan uit dat het modulair onderwijs als doelstelling heeft dat de leerlingen de bestaande studiebewijzen van het lineair onderwijs behalen59. In het modulair systeem krijgen leerlingen ook een deelcertificaat na het met succes afwerken van een module. Bepaalde combinaties van deelcertificaten leveren een certificaat op. Op dit moment wordt er nog geen rekening gehouden met dergelijke certificaten in de definitie van kwalificatiecriteria. In de toekomst zou dit kunnen veranderen60 bij een verdere uitwerking van de definitie van ‘gekwalificeerdheid’, onder meer afhankelijk van de evaluatie van het experiment met het modulair onderwijs. Tot nu toe zijn geen statistieken beschikbaar van de uitgereikte (deel)certificaten in het modulair onderwijs. Bovendien zijn de eventuele getuigschriften van het voltijds gewoon BSO of van het DBSO die verworven zijn via het modulair systeem tot en met schooljaar 2002–2003 niet meegeteld in de data van de Statistische Jaarboeken.61 (Het BuSO werd hoger besproken. Zoals gezegd zijn daarover geen getuigschriftenaantallen beschikbaar, ook niet als ze via het lineair systeem behaald zijn.) Centra voor deeltijdse vorming (CDV)62. Deze centra vallen pas sinds het schooljaar 2003–2004 onder de bevoegdheid van de Departement Onderwijs. Op dit moment krijgen deze leerlingen geen studiebewijs.63
57
Gegevens bezorgd door het Departement Onderwijs, 15 september 2003. “Vanaf 1 september 2000 werd gestart met een experiment modulair onderwijs in het voltijds gewoon en deeltijds beroepssecundair onderwijs, vanaf 1 september 2001 werd hiermee gestart in het buitengewoon beroepssecundair onderwijs (opleidingsvormen 3 en 4). Dit experiment zal 7 jaar in beslag nemen.” Bron: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004. 59 Nota voorgelegd aan de Stuurgroep Steunpunt LOA van 11 oktober 2004. 60 “Modularisering biedt perspectieven. Ook wie geen diploma haalt, kan toch met een aantal (deel)certificaten naar de arbeidsmarkt, als het (deel)certificaat alle competenties van een standaard omvat.” Bron: p. 80 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming. 61 Bron: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004. Die bron vermeldt ook dat deze getuigschriftenaantallen wel opgevraagd worden en dat het de bedoeling is ze in de toekomst ook te verwerken in de jaarboektabellen. 62 Het derde van de deeltijdse leersystemen, naast het DBSO en de leertijd georganiseerd door het VIZO. Zie p. 29 van de Beleidsnota 2004-2009, Onderwijs en Vorming van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming. 63 Bron: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004. 58
62
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Bijkomende getuigschriften voor leerlingen van het DBSO. Vanaf 2004–2005 kunnen leerlingen via het DBSO een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs of een ‘getuigschrift basiskennis bedrijfsbeheer’ behalen.64 Het eerste type getuigschrift speelt een rol in de derde trap van de drietrapsdefinitie van het HIVA (zie hoger). Het tweede studiebewijs heeft nog geen plaats in een definitie van een kwalificatiecriterium.
64
Bron: de reactie van 27 juli 2004 (kenmerk 130B/AVD/040727cl) op onze technische nota van 26 mei 2004.
63
De ongekwalificeerde uitstroom
Tabel 5. Definitie van vijf soorten kwalificaties, onder meer door middel van de terminologie uit de Statistische Jaarboeken van het Vlaams onderwijsa jaar Studiebewijs
ASO-diploma Zesde leerjaar ASO (Type 1 ‘Diploma van secundair of Type 2) onderwijs ASO’ Tweede leerjaar van de ‘Diploma van secundair derde graad ASO onderwijs ASO’ KSO/TSO-diploma Zesde leerjaar TSO (Type 1 ‘Diploma van secundair of Type 2) (kunstonderwijs onderwijs TSO of KSO’ inbegrepen) Zesde leerjaar TSO (Type 1 ‘Dipl. sec. ond. en kwal. of Type 2) (kunstonderwijs getuigschr. 6de lj TSO/KSO’ inbegrepen) Tweede leerjaar van de ‘Diploma van secundair derde graad TSO onderwijs TSO’ Tweede leerjaar van de ‘Diploma van secundair derde graad KSO onderwijs KSO’ BSO-getuigschrift Zesde leerjaar BSO (Type 1 ‘Studie- en kwalificatieof Type 2) getuigschrift 6de jaar beroeps’ Tweede leerjaar van de ‘Studiegetuigschrift 2de leerjaar derde graad BSO van de 3de graad BSO’ DBSO-getuigschrift Deeltijds beroepssecundair ‘Studiegetuigschrift 2de graad onderwijs, tweede graad deeltijds beroepssecundair onderwijs’b Deeltijds beroepssecundair ‘Studiegetuigschrift 3de graad onderwijs, derde graad deeltijds beroepssecundair onderwijs’b Deeltijds beroepssecundair ‘Studiebewijs 2de graad deeltijds onderwijs 15-18-jarigen, beroepssecundair onderwijs 15tweede graad 18-jarigen’c Deeltijds beroepssecundair ‘Studiebewijs 3de graad deeltijds onderwijs 15-18-jarigen, beroepssecundair onderwijs 15derde graad 18-jarigen’c Deeltijds beroepssecundair ‘Studiebewijs deeltijds onderwijs 15-18-jarigen beroepssecundair onderwijs 15(2de of 3de graad) 18-jarigen (2de of 3de graad)’c VIZO-getuigschrift Leertijd Getuigschrift na een met succes afgeronde leerovereenkomst, uitgereikt door het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen (VIZO)
64
2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992
Onderwijspositie
X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X
– X X X X X X X
–
– X X X X X X X
–
–
X
–
–
X
–
–
X – X
X X X X X X X X X X X X
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Noten bij Tabel 5: a
Via het symbool ‘X’ geeft de tabel voor elk jaar (kolommen) aan hoe elke soort kwalificatie is
samengesteld uit concrete ‘studiebewijzen’ behaald in bepaalde ‘onderwijsposities’ (rijen). Behalve in het geval van de leertijd verwijst de terminologie van de onderwijsposities en studiebewijzen naar de Statistische Jaarboeken van het Vlaams onderwijs. Het symbool ‘–‘ duidt aan dat er geen gegevens voorhanden zijn. b Het Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs van schooljaar 1999–2000, bijvoorbeeld, bevat een tabel met als titel ‘DEELTIJDS BEROEPSSECUNDAIR ONDERWIJS, Studiegetuigschriften uitgereikt op het einde van het schooljaar 1998–1999 (naar geboortejaar)’, die de getuigschriftenaantallen per graad geeft. De term ‘studiegetuigschrift’ die in dat Jaarboek en in vroegere Jaarboeken wordt gebruikt in tabellen over het deeltijds beroepsonderwijs, is echter niet correct. Tot voor kort werden zowel ‘kwalificatiegetuigschriften’ als ‘studiegetuigschriften’ uitgereikt aan DBSO-leerlingen. De ‘studiegetuigschriften’ zijn ondertussen afgeschaft, ze worden niet meer uitgereikt vanaf het schooljaar 2004–2005 (bron: reactie van 27 juli 2004 door het Departement onderwijs op onze technische nota van 26 mei 2004). De “studiegetuigschriften van de 2e en 3e graad van het DBSO werden nooit opgevraagd” door het Departement onderwijs (bron: reactie van 27 juli 2004 door het Departement onderwijs op onze technische nota van 26 mei 2004). “In de jaarboektabellen werden voor het DBSO enkel de kwalificatiegetuigschriften opgenomen” (bron: reactie van 27 juli 2004 door het Departement onderwijs op onze technische nota van 26 mei 2004). In een tabel over het DBSO in de Statistische Jaarboeken moet in de plaats van de term ‘studiegetuigschrift’ dus ‘kwalificatiegetuigschrift’ gelezen worden. c
De ‘studiebewijzen’ van het DBSO waarover de Jaarboeken van 2000–2001 en daarna spreken, zijn
de ‘kwalificatiegetuigschriften’ van het DBSO (bron: bericht van het Departement onderwijs, 22 september 2003).
65
De ongekwalificeerde uitstroom
Bijlage B. Tabellen per geboortecohorte, voor de geboortejaren 1977, 1978, 1979, 1980, 1981 Een deel van de in de grafieken voorgestelde percentages presenteren we hier in tabelvorm. De cohorten van de vijf geboortejaren 1977, 1978, 1979, 1980 en 1981 worden bekeken. Dit zijn de geboortecohorten waarvoor we beschikken over ‘volledige’ informatie, dat wil zeggen: van op 16-jarige leeftijd—de leeftijd waarop een eerste beduidende groep jongeren een DBSO-getuigschrift verwerft—tot en met 22-jarige leeftijd—waarop een niet te verwaarlozen aantal jongeren nog een KSO/TSO-diploma, BSO-getuigschrift of VIZO-getuigschrift behaalt65. Per geboortecohorte zijn er zes tabellen. Voor de jongenscohorte is er (links) een tabel met cijfers voor elk van de vijf soorten kwalificaties: het ASO-diploma, het KSO/TSO-diploma, het BSO-getuigschrift, het DBSO-getuigschrift en het VIZOgetuigschrift66. Een tweede tabel (rechts) bevat de sommen voor verschillende combinaties van de kwalificatiesoorten. Zo staan links in de tabel telkens de cijfers voor het voltijds gewoon secundair onderwijs (aangeduid als ‘Voltijds SO’). Dit zijn de sommen van de cijfers voor het ASO-diploma, het KSO/TSO-diploma en het BSOgetuigschrift. De aanduidingen van de overige combinaties (‘DBSO + VIZO’, ‘Voltijds SO + DBSO’ enzovoort) spreken voor zich. Verder zijn er twee analoge tabellen voor de meisjecohorte en voor de volledige geboortecohorte (jongens en meisjes samen). Voor elke kwalificatiesoort of combinatie in een tabel zijn er telkens twee kolommen met percentages: links (onder de hoofding ‘%’) staat hoeveel kwalificaties behaald worden op de aangeduide leeftijd; de rechterkolom (hoofding ‘tot’) is cumulatief en geeft weer hoeveel kwalificaties door de leden van de cohorte verzameld zijn tot en met de aangeduide leeftijd. Elk percentage in de tabellen verwijst naar een aantal ‘studiebewijzen’ (diploma’s, getuigschriften, …) behaald door personen met hetzelfde geboortejaar. De percentages drukken dat aantal studiebewijzen uit in verhouding tot de omvang van de 65
Strikt genomen moeten we toch ook nog rekening houden met een aantal jongeren die een VIZOgetuigschrift behalen op 23-jarige leeftijd. In die zin is de informatie over de geboortecohorte van 1981 nog niet helemaal volledig: een aantal leden van die cohorte heeft waarschijnlijk een VIZOgetuigschrift gekregen in 2004, een jaar waarvoor de gegevens nog niet beschikbaar waren voor dit rapport.
66
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
geboortecohorte (jongenscohorte, meisjescohorte of volledige geboortecohorte) in kwestie. Daardoor kan de situatie van opeenvolgende geboortecohorten vergeleken worden67. Als schatting voor de omvang van een geboortecohorte gebruiken we het gemiddelde van de omvang van de cohorte op 11-, 12- en 13-jarige leeftijd. De omvang van de geboortecohorte op 11-, 12- of 13-jarige leeftijd is bepaald als het aantal leden van de cohorte dat zich op de gegeven leeftijd in het onderwijssysteem van de Vlaamse Gemeenschap bevindt. Figuur 15 toont het resultaat van deze werkwijze, apart voor jongens en meisjes, voor de geboortejaren die relevant zijn voor dit rapport68.
66
Zie Bijlage A. Meer uitleg over deze manier van werken is te vinden op pp. 4–7 van het rapport Geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs: Evolutie van 1989–1990 tot 2001–2002 van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 16). 68 Opnieuw: zie LOA-rapport nr. 16 (pp. 4-7) voor meer uitleg bij het schatten van de omvang van een geboortecohorte. 67
67
De ongekwalificeerde uitstroom
Fig. 15. Omvang geboortecohorte 42000 41000 40000 39000
Aantal
38000 37000 36000 35000 34000 33000 32000 31000 30000
aantal jongens, gemiddelde over leeftijden 11, 12 en 13 aantal meisjes, gemiddelde over leeftijden 11, 12 en 13
68
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
Geboortejaar
De ongekwalificeerde uitstroom
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1977, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,7% 0,7% 0,1% 0,2% 0,0% 0,0% 0,4% 0,6% 0,0% 0,0% 18 23,7% 24,4% 12,6% 12,8% 6,4% 6,4% 0,9% 1,5% 1,4% 1,4% 19 4,7% 29,1% 11,3% 24,1% 7,3% 13,7% 0,4% 1,9% 1,6% 3,0% 20 1,4% 30,5% 4,6% 28,7% 3,6% 17,3% 0,1% 2,0% 1,0% 4,0% 21 0,2% 30,7% 1,2% 29,9% 1,1% 18,4% 0,0% 2,0% 0,5% 4,5% 22 0,0% 30,8% 0,3% 30,3% 0,3% 18,7% 0,0% 2,0% 0,2% 4,7% 23 0,0% 30,8% 0,0% 30,3% 0,0% 18,7% 0,0% 2,0% 0,0% 4,7% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte. tijd
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1977, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leeftijd
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,8% 0,9% 0,2% 0,2% 0,0% 0,1% 0,3% 0,4% 0,0% 0,0% 18 34,2% 35,2% 15,5% 15,7% 9,8% 9,9% 0,7% 1,0% 1,2% 1,2% 19 4,1% 39,2% 8,9% 24,7% 6,6% 16,5% 0,2% 1,2% 0,7% 1,9% 20 0,7% 40,0% 2,4% 27,0% 2,4% 18,8% 0,1% 1,3% 0,4% 2,3% 21 0,1% 40,1% 0,6% 27,6% 0,7% 19,5% 0,0% 1,3% 0,2% 2,5% 22 0,0% 40,1% 0,2% 27,8% 0,2% 19,8% 0,0% 1,3% 0,1% 2,6% 23 0,0% 40,1% 0,0% 27,8% 0,0% 19,8% 0,0% 1,3% 0,0% 2,6% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1977, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,7% 0,8% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 0,4% 0,5% 0,0% 0,0% 18 28,9% 29,7% 14,1% 14,2% 8,1% 8,1% 0,8% 1,3% 1,3% 1,3% 19 4,4% 34,1% 10,2% 24,4% 7,0% 15,1% 0,3% 1,6% 1,2% 2,4% 20 1,1% 35,2% 3,5% 27,9% 3,0% 18,1% 0,1% 1,7% 0,7% 3,2% 21 0,2% 35,3% 0,9% 28,8% 0,9% 18,9% 0,0% 1,7% 0,3% 3,5% 22 0,0% 35,3% 0,3% 29,1% 0,3% 19,2% 0,0% 1,7% 0,1% 3,6% 23 0,0% 35,3% 0,0% 29,1% 0,0% 19,2% 0,0% 1,7% 0,0% 3,7% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte. tijd
70
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1977, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,2% 0,2% 0,1% 0,1% 0,2% 0,2% 17 0,8% 0,9% 0,4% 0,6% 1,3% 1,5% 0,8% 0,9% 1,3% 1,5% 18 42,7% 43,6% 2,3% 2,8% 43,6% 45,1% 44,1% 45,0% 45,0% 46,5% 19 23,3% 67,0% 2,1% 4,9% 23,7% 68,9% 24,9% 69,9% 25,4% 71,9% 20 9,6% 76,6% 1,1% 6,0% 9,8% 78,6% 10,6% 80,6% 10,8% 82,6% 21 2,5% 79,0% 0,5% 6,5% 2,5% 81,1% 3,0% 83,5% 3,0% 85,6% 22 0,7% 79,8% 0,2% 6,7% 0,7% 81,8% 0,9% 84,4% 0,9% 86,5% 23 0,0% 79,8% 0,0% 6,8% 0,0% 81,8% 0,0% 84,5% 0,0% 86,5% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte.
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1977, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,3% 0,3% 0,1% 0,1% 0,3% 0,3% 17 1,0% 1,2% 0,3% 0,4% 1,3% 1,5% 1,0% 1,2% 1,3% 1,5% 18 59,6% 60,7% 1,8% 2,2% 60,2% 61,8% 60,7% 61,9% 61,4% 62,9% 19 19,6% 80,4% 0,9% 3,1% 19,8% 81,6% 20,4% 82,3% 20,6% 83,5% 20 5,5% 85,9% 0,5% 3,6% 5,5% 87,1% 5,9% 88,2% 6,0% 89,5% 21 1,3% 87,2% 0,2% 3,8% 1,3% 88,5% 1,5% 89,7% 1,5% 91,0% 22 0,5% 87,6% 0,1% 3,9% 0,5% 88,9% 0,5% 90,2% 0,5% 91,5% 23 0,0% 87,6% 0,0% 3,9% 0,0% 88,9% 0,0% 90,2% 0,0% 91,5% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1977, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,2% 0,2% 0,1% 0,1% 0,2% 0,2% 17 0,9% 1,0% 0,4% 0,5% 1,3% 1,5% 0,9% 1,0% 1,3% 1,5% 18 51,0% 52,0% 2,0% 2,5% 51,8% 53,3% 52,3% 53,3% 53,1% 54,6% 19 21,5% 73,6% 1,5% 4,0% 21,8% 75,1% 22,7% 76,0% 23,0% 77,6% 20 7,6% 81,1% 0,8% 4,9% 7,7% 82,8% 8,3% 84,3% 8,4% 86,0% 21 1,9% 83,0% 0,3% 5,2% 1,9% 84,7% 2,2% 86,5% 2,2% 88,2% 22 0,6% 83,6% 0,1% 5,3% 0,6% 85,3% 0,7% 87,3% 0,7% 89,0% 23 0,0% 83,6% 0,0% 5,4% 0,0% 85,3% 0,0% 87,3% 0,0% 89,0% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte.
71
De ongekwalificeerde uitstroom
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1978, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,3% 0,3% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,5% 0,7% 0,0% 0,0% 18 24,9% 25,2% 12,5% 12,5% 6,1% 6,1% 1,1% 1,8% 1,3% 1,3% 19 5,4% 30,6% 9,5% 22,0% 7,5% 13,7% 0,5% 2,3% 1,7% 3,0% 20 1,2% 31,8% 4,4% 26,4% 3,6% 17,2% 0,1% 2,4% 1,0% 4,0% 21 0,2% 32,0% 1,2% 27,6% 1,1% 18,3% 0,0% 2,4% 0,4% 4,5% 22 0,0% 32,0% 0,4% 27,9% 0,2% 18,5% 0,0% 2,4% 0,1% 4,6% 23 0,0% 32,0% 0,0% 27,9% 0,0% 18,5% 0,0% 2,4% 0,0% 4,6% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte. tijd
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1978, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leeftijd
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,5% 0,5% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,3% 0,4% 0,0% 0,0% 18 35,5% 36,1% 14,8% 14,9% 8,7% 8,8% 0,7% 1,1% 1,1% 1,1% 19 4,4% 40,5% 7,5% 22,4% 7,4% 16,2% 0,3% 1,4% 0,7% 1,9% 20 0,6% 41,1% 2,3% 24,8% 2,1% 18,3% 0,0% 1,4% 0,4% 2,2% 21 0,1% 41,2% 0,6% 25,4% 0,5% 18,8% 0,0% 1,4% 0,2% 2,4% 22 0,0% 41,2% 0,2% 25,5% 0,2% 19,1% 0,0% 1,4% 0,1% 2,5% 23 0,0% 41,2% 0,0% 25,5% 0,0% 19,1% 0,0% 1,4% 0,0% 2,5% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1978, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,4% 0,4% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,4% 0,5% 0,0% 0,0% 18 30,1% 30,5% 13,6% 13,7% 7,4% 7,4% 0,9% 1,5% 1,2% 1,2% 19 4,9% 35,4% 8,5% 22,2% 7,5% 14,9% 0,4% 1,8% 1,2% 2,4% 20 0,9% 36,3% 3,4% 25,6% 2,9% 17,7% 0,1% 1,9% 0,7% 3,1% 21 0,1% 36,5% 0,9% 26,5% 0,8% 18,5% 0,0% 1,9% 0,3% 3,4% 22 0,0% 36,5% 0,3% 26,8% 0,2% 18,8% 0,0% 1,9% 0,1% 3,5% 23 0,0% 36,5% 0,0% 26,8% 0,0% 18,8% 0,0% 1,9% 0,0% 3,6% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte. tijd
72
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1978, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 17 0,4% 0,4% 0,5% 0,7% 0,9% 1,0% 0,4% 0,4% 0,9% 1,0% 18 43,4% 43,8% 2,4% 3,1% 44,6% 45,6% 44,8% 45,1% 45,9% 46,9% 19 22,4% 66,2% 2,2% 5,3% 22,9% 68,5% 24,1% 69,2% 24,6% 71,5% 20 9,2% 75,4% 1,1% 6,4% 9,3% 77,8% 10,2% 79,4% 10,3% 81,8% 21 2,4% 77,8% 0,4% 6,8% 2,4% 80,2% 2,9% 82,3% 2,9% 84,6% 22 0,6% 78,4% 0,1% 7,0% 0,6% 80,8% 0,8% 83,0% 0,8% 85,4% 23 0,0% 78,4% 0,0% 7,0% 0,0% 80,8% 0,0% 83,0% 0,0% 85,4% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte.
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1978, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 17 0,7% 0,7% 0,3% 0,4% 1,0% 1,1% 0,7% 0,7% 1,0% 1,1% 18 59,1% 59,8% 1,8% 2,2% 59,8% 60,9% 60,2% 60,9% 60,9% 62,0% 19 19,3% 79,1% 1,0% 3,2% 19,6% 80,5% 20,0% 80,9% 20,3% 82,3% 20 5,1% 84,1% 0,4% 3,6% 5,1% 85,6% 5,4% 86,4% 5,5% 87,8% 21 1,2% 85,4% 0,2% 3,8% 1,2% 86,8% 1,4% 87,8% 1,4% 89,2% 22 0,4% 85,8% 0,1% 3,9% 0,4% 87,2% 0,4% 88,2% 0,4% 89,6% 23 0,0% 85,8% 0,0% 3,9% 0,0% 87,2% 0,0% 88,2% 0,0% 89,7% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1978, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 17 0,5% 0,5% 0,4% 0,5% 0,9% 1,1% 0,5% 0,5% 0,9% 1,1% 18 51,1% 51,6% 2,1% 2,7% 52,0% 53,1% 52,3% 52,8% 53,2% 54,3% 19 20,9% 72,5% 1,6% 4,3% 21,3% 74,3% 22,1% 74,9% 22,5% 76,8% 20 7,2% 79,7% 0,8% 5,0% 7,2% 81,6% 7,9% 82,8% 7,9% 84,7% 21 1,8% 81,5% 0,3% 5,4% 1,8% 83,4% 2,1% 85,0% 2,1% 86,9% 22 0,5% 82,0% 0,1% 5,5% 0,5% 83,9% 0,6% 85,6% 0,6% 87,5% 23 0,0% 82,0% 0,0% 5,5% 0,0% 83,9% 0,0% 85,6% 0,0% 87,5% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte.
73
De ongekwalificeerde uitstroom
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1979, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 17 0,3% 0,3% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,5% 0,7% 0,0% 0,0% 18 23,3% 23,6% 13,9% 13,9% 6,9% 6,9% 1,1% 1,9% 1,3% 1,3% 19 5,0% 28,5% 9,8% 23,7% 7,5% 14,5% 0,4% 2,2% 1,6% 2,9% 20 1,1% 29,6% 4,3% 28,1% 3,5% 18,0% 0,1% 2,3% 0,9% 3,8% 21 0,2% 29,8% 1,1% 29,2% 0,8% 18,8% 0,0% 2,3% 0,3% 4,2% 22 0,0% 29,8% 0,3% 29,5% 0,2% 19,1% 0,0% 2,3% 0,1% 4,3% 23 0,0% 29,8% 0,0% 29,5% 0,0% 19,1% 0,0% 2,3% 0,0% 4,3% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte. tijd
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1979, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leeftijd
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,5% 0,5% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,3% 0,4% 0,0% 0,0% 18 34,9% 35,4% 16,3% 16,4% 9,9% 9,9% 0,8% 1,2% 1,1% 1,1% 19 4,3% 39,8% 7,4% 23,8% 7,1% 17,0% 0,2% 1,5% 0,7% 1,8% 20 0,6% 40,4% 2,1% 25,9% 2,3% 19,3% 0,0% 1,5% 0,4% 2,2% 21 0,1% 40,5% 0,5% 26,4% 0,5% 19,8% 0,0% 1,5% 0,1% 2,3% 22 0,0% 40,5% 0,2% 26,6% 0,2% 20,0% 0,0% 1,5% 0,0% 2,3% 23 0,0% 40,5% 0,0% 26,6% 0,0% 20,0% 0,0% 1,5% 0,0% 2,3% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1979, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 17 0,4% 0,4% 0,0% 0,1% 0,0% 0,0% 0,4% 0,6% 0,0% 0,0% 18 28,9% 29,3% 15,1% 15,1% 8,4% 8,4% 1,0% 1,6% 1,2% 1,2% 19 4,7% 34,0% 8,7% 23,8% 7,3% 15,7% 0,3% 1,9% 1,2% 2,4% 20 0,9% 34,8% 3,2% 27,0% 2,9% 18,6% 0,1% 1,9% 0,7% 3,0% 21 0,1% 35,0% 0,8% 27,8% 0,7% 19,3% 0,0% 1,9% 0,2% 3,3% 22 0,0% 35,0% 0,2% 28,1% 0,2% 19,5% 0,0% 1,9% 0,1% 3,3% 23 0,0% 35,0% 0,0% 28,1% 0,0% 19,5% 0,0% 1,9% 0,0% 3,3% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte. tijd
74
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1979, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 17 0,3% 0,3% 0,5% 0,7% 0,9% 1,1% 0,3% 0,3% 0,9% 1,1% 18 44,1% 44,4% 2,4% 3,2% 45,2% 46,3% 45,4% 45,7% 46,5% 47,6% 19 22,4% 66,7% 2,0% 5,1% 22,7% 69,0% 23,9% 69,6% 24,3% 71,9% 20 8,9% 75,6% 1,0% 6,2% 9,0% 78,0% 9,8% 79,5% 9,9% 81,8% 21 2,2% 77,8% 0,3% 6,5% 2,2% 80,1% 2,5% 82,0% 2,5% 84,3% 22 0,6% 78,3% 0,1% 6,6% 0,6% 80,7% 0,6% 82,6% 0,6% 84,9% 23 0,0% 78,3% 0,0% 6,6% 0,0% 80,7% 0,0% 82,6% 0,0% 84,9% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte.
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1979, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 17 0,6% 0,6% 0,3% 0,4% 0,8% 1,0% 0,6% 0,6% 0,8% 1,0% 18 61,2% 61,8% 1,9% 2,3% 62,0% 63,0% 62,2% 62,8% 63,1% 64,1% 19 18,9% 80,6% 1,0% 3,3% 19,1% 82,1% 19,6% 82,4% 19,8% 83,9% 20 4,9% 85,6% 0,4% 3,7% 5,0% 87,1% 5,3% 87,8% 5,4% 89,3% 21 1,1% 86,7% 0,1% 3,8% 1,1% 88,2% 1,2% 88,9% 1,2% 90,4% 22 0,4% 87,0% 0,0% 3,8% 0,4% 88,5% 0,4% 89,4% 0,4% 90,9% 23 0,0% 87,0% 0,0% 3,8% 0,0% 88,5% 0,0% 89,4% 0,0% 90,9% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1979, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 17 0,4% 0,5% 0,4% 0,6% 0,9% 1,0% 0,4% 0,5% 0,9% 1,0% 18 52,3% 52,8% 2,2% 2,8% 53,3% 54,4% 53,5% 54,0% 54,5% 55,6% 19 20,7% 73,5% 1,5% 4,2% 21,0% 75,3% 21,9% 75,8% 22,1% 77,7% 20 7,0% 80,5% 0,7% 5,0% 7,0% 82,4% 7,6% 83,5% 7,7% 85,4% 21 1,6% 82,1% 0,2% 5,2% 1,6% 84,0% 1,9% 85,3% 1,9% 87,3% 22 0,5% 82,5% 0,1% 5,2% 0,5% 84,5% 0,5% 85,9% 0,5% 87,8% 23 0,0% 82,5% 0,0% 5,3% 0,0% 84,5% 0,0% 85,9% 0,0% 87,8% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte.
75
De ongekwalificeerde uitstroom
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1980, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 17 0,4% 0,4% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,7% 0,9% 0,0% 0,0% 18 23,1% 23,5% 14,8% 14,8% 7,2% 7,2% 1,2% 2,0% 1,2% 1,2% 19 5,1% 28,6% 9,6% 24,4% 7,8% 15,0% 0,4% 2,4% 1,6% 2,8% 20 1,1% 29,6% 3,8% 28,3% 3,3% 18,2% 0,1% 2,5% 0,9% 3,7% 21 0,2% 29,8% 1,1% 29,4% 0,8% 19,0% 0,0% 2,5% 0,3% 3,9% 22 0,0% 29,8% 0,3% 29,7% 0,2% 19,2% 0,0% 2,5% 0,1% 4,1% 23 0,0% 29,8% 0,0% 29,7% 0,0% 19,2% 0,0% 2,5% 0,0% 4,1% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte. tijd
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1980, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leeftijd
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,6% 0,6% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,4% 0,5% 0,0% 0,0% 18 35,7% 36,3% 16,4% 16,4% 10,0% 10,0% 0,7% 1,2% 0,9% 0,9% 19 4,1% 40,5% 7,0% 23,5% 7,3% 17,3% 0,3% 1,5% 0,6% 1,5% 20 0,6% 41,1% 2,3% 25,7% 2,1% 19,4% 0,1% 1,6% 0,3% 1,8% 21 0,1% 41,2% 0,5% 26,2% 0,5% 19,8% 0,0% 1,6% 0,1% 1,9% 22 0,0% 41,2% 0,1% 26,3% 0,1% 20,0% 0,0% 1,6% 0,0% 1,9% 23 0,0% 41,2% 0,0% 26,3% 0,0% 20,0% 0,0% 1,6% 0,0% 1,9% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1980, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,5% 0,5% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,6% 0,7% 0,0% 0,0% 18 29,3% 29,8% 15,6% 15,6% 8,5% 8,5% 0,9% 1,6% 1,1% 1,1% 19 4,6% 34,4% 8,3% 24,0% 7,6% 16,1% 0,3% 1,9% 1,1% 2,2% 20 0,8% 35,2% 3,1% 27,0% 2,7% 18,8% 0,1% 2,0% 0,6% 2,7% 21 0,1% 35,4% 0,8% 27,8% 0,6% 19,4% 0,0% 2,0% 0,2% 2,9% 22 0,0% 35,4% 0,2% 28,0% 0,2% 19,6% 0,0% 2,0% 0,1% 3,0% 23 0,0% 35,4% 0,0% 28,0% 0,0% 19,6% 0,0% 2,0% 0,0% 3,0% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte. tijd
76
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1980, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 17 0,4% 0,4% 0,7% 0,9% 1,1% 1,3% 0,4% 0,5% 1,1% 1,3% 18 45,0% 45,5% 2,4% 3,3% 46,2% 47,5% 46,2% 46,7% 47,4% 48,7% 19 22,5% 68,0% 1,9% 5,2% 22,9% 70,4% 24,1% 70,8% 24,5% 73,2% 20 8,2% 76,2% 0,9% 6,1% 8,3% 78,6% 9,0% 79,8% 9,1% 82,3% 21 2,1% 78,2% 0,3% 6,4% 2,1% 80,7% 2,3% 82,1% 2,3% 84,6% 22 0,5% 78,7% 0,1% 6,5% 0,5% 81,2% 0,6% 82,8% 0,6% 85,2% 23 0,0% 78,7% 0,0% 6,6% 0,0% 81,2% 0,0% 82,8% 0,0% 85,3% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte.
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1980, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 17 0,7% 0,7% 0,4% 0,5% 1,1% 1,2% 0,7% 0,7% 1,1% 1,3% 18 62,1% 62,8% 1,5% 2,1% 62,8% 64,0% 63,0% 63,7% 63,6% 64,9% 19 18,4% 81,2% 0,9% 3,0% 18,7% 82,7% 19,0% 82,7% 19,3% 84,2% 20 4,9% 86,2% 0,4% 3,4% 5,0% 87,7% 5,2% 87,9% 5,3% 89,5% 21 1,0% 87,2% 0,1% 3,5% 1,0% 88,8% 1,1% 89,1% 1,1% 90,7% 22 0,3% 87,5% 0,0% 3,5% 0,3% 89,0% 0,3% 89,4% 0,3% 91,0% 23 0,0% 87,5% 0,0% 3,5% 0,0% 89,0% 0,0% 89,4% 0,0% 91,0% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1980, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 17 0,6% 0,6% 0,6% 0,7% 1,1% 1,3% 0,6% 0,6% 1,1% 1,3% 18 53,4% 53,9% 2,0% 2,7% 54,3% 55,6% 54,4% 55,0% 55,3% 56,6% 19 20,5% 74,5% 1,4% 4,1% 20,8% 76,4% 21,6% 76,6% 21,9% 78,6% 20 6,6% 81,0% 0,7% 4,8% 6,7% 83,1% 7,2% 83,8% 7,3% 85,8% 21 1,6% 82,6% 0,2% 5,0% 1,6% 84,6% 1,7% 85,5% 1,7% 87,6% 22 0,4% 83,0% 0,1% 5,1% 0,4% 85,0% 0,5% 86,0% 0,5% 88,0% 23 0,0% 83,0% 0,0% 5,1% 0,0% 85,0% 0,0% 86,0% 0,0% 88,1% De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte.
77
De ongekwalificeerde uitstroom
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1981, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 17 0,4% 0,4% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,7% 0,9% 0,0% 0,0% 18 23,0% 23,4% 14,8% 14,8% 7,5% 7,6% 1,3% 2,2% 1,2% 1,2% 19 4,6% 28,0% 9,5% 24,3% 7,5% 15,1% 0,5% 2,7% 1,5% 2,7% 20 1,2% 29,2% 4,1% 28,4% 3,1% 18,2% 0,1% 2,7% 0,7% 3,4% 21 0,2% 29,4% 1,0% 29,4% 0,7% 18,8% 0,0% 2,7% 0,3% 3,7% 22 0,0% 29,4% 0,2% 29,6% 0,1% 19,0% 0,0% 2,7% 0,1% 3,7% 23 – – – – – – – – – – De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte. tijd
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1981, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leeftijd
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 17 0,6% 0,6% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,4% 0,5% 0,0% 0,0% 18 35,3% 36,0% 17,0% 17,1% 9,8% 9,8% 0,7% 1,3% 0,8% 0,8% 19 3,9% 39,9% 7,1% 24,2% 7,0% 16,9% 0,2% 1,4% 0,7% 1,4% 20 0,6% 40,5% 2,2% 26,4% 2,0% 18,9% 0,0% 1,5% 0,2% 1,7% 21 0,1% 40,5% 0,5% 26,8% 0,4% 19,3% 0,0% 1,5% 0,1% 1,8% 22 0,0% 40,6% 0,1% 26,9% 0,2% 19,5% 0,0% 1,5% 0,0% 1,8% 23 – – – – – – – – – – De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1981, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
ASO KSO/TSO BSO DBSO VIZO % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 17 0,5% 0,5% 0,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,5% 0,7% 0,0% 0,0% 18 29,0% 29,5% 15,9% 15,9% 8,6% 8,7% 1,0% 1,7% 1,0% 1,0% 19 4,3% 33,8% 8,3% 24,2% 7,3% 16,0% 0,3% 2,1% 1,1% 2,1% 20 0,9% 34,7% 3,2% 27,4% 2,5% 18,5% 0,1% 2,1% 0,5% 2,6% 21 0,1% 34,8% 0,7% 28,1% 0,6% 19,1% 0,0% 2,1% 0,2% 2,7% 22 0,0% 34,8% 0,2% 28,3% 0,2% 19,2% 0,0% 2,1% 0,1% 2,8% 23 – – – – – – – – – – De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte. tijd
78
Evolutie van de verschillende soorten kwalificaties per leeftijd tot en met 2003
Kwalificaties behaald door jongens geboren in 1981, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 17 0,5% 0,5% 0,7% 0,9% 1,2% 1,4% 0,5% 0,5% 1,2% 1,4% 18 45,3% 45,8% 2,5% 3,4% 46,6% 48,0% 46,5% 47,0% 47,8% 49,2% 19 21,6% 67,4% 2,0% 5,3% 22,0% 70,1% 23,1% 70,1% 23,5% 72,8% 20 8,4% 75,8% 0,8% 6,1% 8,4% 78,5% 9,0% 79,1% 9,1% 81,9% 21 1,8% 77,6% 0,3% 6,4% 1,8% 80,3% 2,1% 81,2% 2,1% 84,0% 22 0,4% 78,0% 0,1% 6,5% 0,4% 80,7% 0,4% 81,7% 0,4% 84,4% 23 – – – – – – – – – – De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de jongenscohorte.
Kwalificaties behaald door meisjes geboren in 1981, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,1% 0,1% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 17 0,7% 0,7% 0,4% 0,5% 1,1% 1,3% 0,7% 0,7% 1,1% 1,3% 18 62,2% 62,9% 1,5% 2,0% 62,9% 64,2% 63,0% 63,7% 63,7% 65,0% 19 18,1% 81,0% 0,8% 2,9% 18,2% 82,4% 18,7% 82,4% 18,9% 83,9% 20 4,7% 85,7% 0,3% 3,2% 4,8% 87,2% 5,0% 87,4% 5,0% 88,9% 21 1,0% 86,7% 0,1% 3,2% 1,0% 88,1% 1,0% 88,4% 1,0% 89,9% 22 0,3% 87,0% 0,0% 3,3% 0,3% 88,5% 0,4% 88,8% 0,4% 90,3% 23 – – – – – – – – – – De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de meisjescohorte.
Kwalificaties behaald door jongens en meisjes geboren in 1981, per soort kwalificatie en verdeeld volgens de leeftijd. Leef-
Voltijds SO
DBSO +VIZO
Voltijds SO +DBSO
Voltijds SO +VIZO
Voltijds SO +DBSO +VIZO tijd % tot % tot % tot % tot % tot 16 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 0,2% 0,2% 0,0% 0,0% 0,2% 0,2% 17 0,6% 0,6% 0,5% 0,7% 1,2% 1,3% 0,6% 0,6% 1,2% 1,3% 18 53,5% 54,1% 2,0% 2,7% 54,5% 55,8% 54,5% 55,1% 55,5% 56,8% 19 19,9% 74,0% 1,4% 4,1% 20,2% 76,0% 21,0% 76,1% 21,3% 78,1% 20 6,6% 80,6% 0,5% 4,7% 6,7% 82,7% 7,1% 83,1% 7,1% 85,3% 21 1,4% 82,0% 0,2% 4,9% 1,4% 84,1% 1,6% 84,7% 1,6% 86,8% 22 0,3% 82,3% 0,1% 4,9% 0,3% 84,5% 0,4% 85,1% 0,4% 87,3% 23 – – – – – – – – – – De aantallen kwalificaties zijn weergegeven in procenten van de omvang van de cohorte.
79
De ongekwalificeerde uitstroom
Bijlage C. Database van aantallen studiebewijzen Een korte beschrijving van de structuur van de database. Het Steunpunt LOA beschikt over een database van leerlingenaantallen. Een deel van de mogelijkheden van die database werd gedemonstreerd in een rapport over de evolutie van de doorstroming van geboortecohorten in de jaren negentig en daarna69. Het voorliggend rapport is gebaseerd op een analoge database van aantallen studiebewijzen. De structuur van de database en de hulpmiddelen voor het modelleren van de data, zijn vergelijkbaar met de database van de leerlingenaantallen. Voor een korte inleiding verwijzen we dan ook naar pp. 63-66 van LOA-rapport nr. 16. De kerntabel van de database bevat op dit moment ongeveer 3600 aantallen studiebewijzen. Voor elk studiebewijzenaantal is er één record met acht velden (één meer dan in de database van de leerlingenaantallen). Naast het aantal zelf geeft het record het geboortejaar, het geslacht, het schooljaar, de onderwijspositie en de naam van het studiebewijs waarop het aantal betrekking heeft. Het zevende veld geeft aan uit welke bron de informatie afkomstig is. Het achtste veld (de invoergeschiedenis) houdt bij wanneer en hoe het gegeven aan de database is toegevoegd. Gegevensbronnen. Op de gegevens over de leertijd na, zijn al de gegevens afkomstig uit de Statistische Jaarboeken van het Vlaams onderwijs, schooljaren 1992–1993 tot en met 2003–2004
70
. De aantallen getuigschriften na een succesvolle leerovereen-
komst, verdeeld volgens sekse en geboortejaar, zijn afkomstig van het VIZO71.
69
Het rapport Geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs: Evolutie van 1989–1990 tot 2001– 2002 van G. Van Landeghem en J. Van Damme (Steunpunt LOA, rapport nr. 16). 70 Het Jaarboek van 1992–1993 geeft de aantallen van de studiebewijzen behaald op het einde van schooljaar 1991–1992, enzovoort. De gegevens over de studiebewijzen behaald in 2003 werden ons door het Departement Onderwijs bezorgd vóór de publicatie van het Jaarboek van 2003–2004. 71 We bedanken Jan Wilmots van het VIZO voor het bezorgen van deze gegevens.
80